21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 641 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2012

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 24 en 25 september plaatsvond in Brussel.

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gesproken over het plattelandsbeleid en het markt- en prijsbeleid en in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

Daarnaast heeft de Raad een veelheid aan diversenpunten behandeld. Ik heb zelf de Raad geïnformeerd over de situatie met betrekking tot de Aziatische boktor en over de uitkomsten van de Second Global Conference on Agriculture, Food Security and Climate Change. Verder is stilgestaan bij droogte (op verzoek van onder meer de Hongaarse delegatie), stijgende productieprijzen in de veehouderij (op verzoek van de Griekse delegatie), de situatie op de zuivelmarkt (op verzoek van de Spaanse en Portugese delegaties), Ractopamine (informatie van het voorzitterschap), methanolvergiftigingen (op verzoek van de Tsjechische delegatie), ESBL in pluimveevlees (op verzoek van de Deense delegatie), de makreelvisserij (informatie van de Commissie) en het visserijprotocol tussen de EU en Mauritanië (informatie van de Spaanse delegatie).

Ten slotte doe ik verslag van mijn gesprek met de Commissaris voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling, Dacian Cioloş.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 – plattelandsbeleid

(Oriënterend debat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het GLB via een tafelronde een oriënterend debat gevoerd over het plattelandsbeleid (2e pijler van het GLB), met name de gebieden met natuurlijke beperkingen (LFA – Less Favoured Areas).

Het EU-beleid voor LFA is er op gericht om boeren die worden geconfronteerd met moeilijke natuurlijke (en daaruit volgende sociaal-economische) omstandigheden daarvoor te compenseren. Dit met het oog op de instandhouding van de landbouw in deze gebieden, leefbaarheid van het platteland, biodiversiteit en milieu. Er zijn drie categorieën LFA: 1) berggebieden, 2) intermediate areas en 3) gebieden met specifieke handicaps (zoals in Nederland: veenweide, uiterwaarden, hellingen). Nederland maakt alleen gebruik van de definities die onder 3) «gebieden met specifieke handicaps» vallen. De algemene kaders en de definitie van LFA-gebieden worden op EU-niveau vastgesteld.

Het debat in de Raad had betrekking op LFA-gebieden die onder categorie 2) intermediate areas vallen. Nederland maakt hier geen gebruik van. De definitie van deze categorie LFA’s staat al lange tijd ter discussie omdat de nieuwe definitie zoals voorgesteld door de Europese Commissie binnen diverse lidstaten tot aanzienlijke verschuivingen van LFA-middelen kan leiden tussen boeren. Inmiddels zijn de lidstaten en de Europese Commissie het nagenoeg eens over de definitie, maar blijft het punt over mate van vrijheid die lidstaten hebben bij de aanwijzing van gebieden, open staan. Daarnaast is ook het tijdstip van inwerkingtreding een punt van discussie.

Ik heb aangegeven voorstander te zijn van flexibiliteit voor de lidstaten binnen het EU-kader. Dit komt tegemoet aan de grote verschillen die kunnen optreden binnen de EU en binnen lidstaten. Verder heb ik aangegeven begrip te hebben voor lidstaten die meer tijd nodig hebben om tot nadere definitie en nationale uitwerking te komen.

Vrijwel alle lidstaten hebben aangegeven voorstander te zijn van flexibiliteit bij de nadere invulling van de LFA-gebieden binnen de lidstaten (zogenaamde fine tuning). Dit geeft de lidstaten de mogelijkheid om rekening te houden met regionale en lokale omstandigheden. Wat betreft de inwerkingtreding en overgangstermijn heeft een groot aantal lidstaten gepleit voor uitstel van de inwerkingtreding van 2014 naar 2016, om voldoende tijd te geven voor aanpassing aan de nieuwe systematiek.

Commissaris Cioloş heeft aangegeven weinig te voelen voor verder uitstel van de inwerkingtreding van de nieuwe definitie van LFA-gebieden. Wat hem betreft is het LFA-beleid onderdeel van het GLB en moet dit in samenhang worden gezien met de inwerkingtreding van het hele GLB voor 2014–2020.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 – markt- en prijsbeleid

(Oriënterend debat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het GLB met een tafelronde een oriënterend debat gevoerd over het markt- en prijsbeleid, met name over de werking van marktmaatregelen zoals referentieprijzen en interventie.

In het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening inzake de nieuwe integrale Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) wordt het huidige systeem van interventie en interventieprijzen voortgezet, maar op het niveau van een veiligheidsnet voor crisissituaties. Binnen het veiligheidsnet zijn een viertal maatregelen die kunnen worden genomen in het geval van crises: publieke interventie, particuliere opslag, exportrestituties en buitengewone maatregelen. In het plattelandsbeleid van het GLB zijn instrumenten opgenomen zoals risicomanagement en verzekeringen.

Ik heb aangegeven de voorstellen van de Europese Commissie te steunen en deze evenwichtig te vinden. De voorstellen zorgen er voor dat de markt zijn werk doet en tegelijkertijd een bodem gelegd wordt in het geval van ernstige crisis. Het mag niet aantrekkelijk worden om voor interventie te produceren. Met een veiligheidsnet op voldoende laag niveau wordt vermeden dat structurele productie in stand gehouden wordt waarvoor geen commerciële afzet op de markt is. Verder heb ik aangegeven geen voorstander te zijn van aanpassing van de referentieprijzen. Dit zou leiden tot eerder ingrijpen in de markt en verhoogt de effectiviteit van het veiligheidsnet niet. Ten slotte heb ik aangegeven voorstander te zijn van het verbeteren van de marktmacht van primaire producenten door middel van producentenorganisaties. Daarbij is het vervolgens belangrijk dat in de gemeenschappelijke marktordening ruimte wordt gegeven om faire prijsvorming en duurzaamheidsinitiatieven in de prijs te verdisconteren.

Een meerderheid van lidstaten heeft aangegeven dat de huidige referentieprijzen die bepalend zijn voor interventie op de markt gedateerd zijn en nodig moeten worden geactualiseerd. Deze actualisering moet periodiek plaatsvinden op basis van objectieve criteria. Enkele van deze lidstaten hebben gepleit voor het instellen van exportrestituties. Een andere groep lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangeven tegenstander van aanpassing van de referentieprijzen te zijn omdat dit leidt tot eerder ingrijpen op de markt en ondermijning van het veiligheidsnet. Dit wordt diverse lidstaten gezien als een stap achteruit, een verkeerd signaal in het licht van de WTO en zou ongewenste budgettaire consequenties kunnen hebben. Deze groep lidstaten gaf aan de voorstellen van de Commissie op dit gebied evenwichtig te vinden.

Commissaris Cioloş gaf aan interventie op de markt alleen als onderdeel van een veiligheidsnet gezien moet worden. Het aanpassen van de referentieprijs past hier niet in. Overigens zijn de directe betalingen volgens de Commissaris al een vorm van ondersteuning en biedt ook de tweede pijler complementaire maatregelen. Referentieprijzen mogen volgens Commissaris Cioloş de beslissingen die boeren nemen niet beïnvloeden. Verder heeft Commissaris Cioloş gewaarschuwd voor budgettaire consequenties en WTO-conformiteit van interventie op de markt.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

(Oriënterend debat)

De Raad heeft in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) gesproken over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor de periode 2014–2020. Het voorzitterschap had de Raad verzocht zich uit te spreken over twee zaken. Het eerste betrof de wenselijkheid om als lidstaat de EMFZV-middelen in gedeeld beheer (met nationale cofinanciering) flexibel te kunnen aanwenden voor de verschillende doelcategorieën (datacollectie, controle, marktordening en de uitvoering van het GVB). Het tweede was de vraag of er in aanvulling op het voorstel van de Europese Commissie nog andere instrumenten zijn die met steun vanuit het EFMZV ingezet zouden moeten worden voor de verduurzaming van de visserij.

Ik heb aangegeven voorstander te zijn van de genoemde flexibiliteit, omdat dat ruimte biedt om gewenste accenten te leggen op bijvoorbeeld duurzame visserij, innovatie, controle en datacollectie,. Ik heb daarbij wel de voorwaarde gesteld dat vastgelegde middelen voor controle en datacollectie niet onder een bepaald minimum mogen uitkomen. Ten aanzien van de vanuit het EFMZV te steunen instrumenten heb ik aangegeven dat ik in Nederland heel gericht een duurzame visserij wil realiseren via innovatie, het uitbannen van discards, certificering en samenwerkingsverbanden tussen wetenschappers en vissers. Ik heb benadrukt dat ik niet kan accepteren dat instrumenten als sanering (sloop), tijdelijke stillegging of vervanging van motoren – alle niet opgenomen in de Commissievoorstellen – geherintroduceerd worden in het EFMZV, omdat ze ons niet helpen op onze weg naar een duurzame visserij in de EU. Ik heb de Raad eraan herinnerd dat deze instrumenten de afgelopen jaren intensief ingezet zijn tegen hoge kosten, maar onvoldoende hebben bijgedragen aan de noodzakelijke verduurzaming van de visserij. We hebben nu de kans het anders te doen.

Vrijwel alle lidstaten waren het met mij eens waar het het gaat om de flexibiliteit in de aanwending van de middelen onder gedeeld beheer, met een minimumniveau voor aanwending voor datacollectie en controle daarbij. In het geval van de in te zetten instrumenten voor verduurzaming liepen de meningen juist sterk uiteen. Veel lidstaten hebben – met als argumenten een bijdrage aan energie-efficiëntie, een beter milieu, verbetering van veiligheid aan boord en vergroting van de selectiviteit van de visserij – opnieuw een pleidooi gehouden voor het inzetten van klassieke instrumenten als sanering, modernisering/renovatie van schepen en tijdelijke stillegging van (delen van) de vloot, al dan niet met de randvoorwaarde dat de vlootcapaciteit niet mag toenemen. Andere lidstaten hebben daarentegen mijn lijn gekozen en onderstreept dat dergelijke instrumenten niet passen bij de prioriteiten van het EFMZV, zoals hervorming van het GVB, verduurzaming, een grotere selectiviteit en betere datacollectie.

Commissaris Damanaki heeft geconcludeerd dat in de Raad brede steun bestaat voor de hierboven beschreven flexibiliteit in de inzet van middelen, maar met een vast percentage voor datacollectie en controle (respectievelijk 8 en 6 procent in de huidige Commissievoorstellen). Over de pleidooien voor het alsnog mogelijk maken van instrumenten als sanering heeft zij zich zeer kritisch getoond. De Commissaris heeft het voorzitterschap gevraagd bij de lidstaten na te gaan of er echt EU-financiering voor modernisering nodig is. Ze heeft erop gewezen dat zaken als selectiviteit en veiligheid al in de Commissievoorstellen zijn opgenomen en dat het bij modernisering dus om nieuwe schepen en motoren zou gaan. Dat zou volgens sommige lidstaten beter zijn voor het milieu, maar deze nieuwe schepen of motoren leiden naast een lager brandstofverbruik ook tot meer visserij, aldus de Commissaris. Verder heeft Commissaris Damanaki aangegeven dat tijdelijke stillegging geen blijvend instrument kan worden; als er behoefte aan is om meer structureel tijdelijke stillegging te financieren, wijst dat erop dat er iets mis is met het beleid zelf. Wel heeft ze het voorzitterschap verzocht de optie te onderzoeken van tijdelijke stillegging als tijdelijk instrument gedurende een aanpassingsperiode richting het nieuwe GVB. Tot slot heeft de Commissaris het voorzitterschap opgeroepen in de aanloop naar de Landbouw- en Visserijraad van oktober meer duidelijkheid te scheppen over welke standpunten in de Raad op een gekwalificeerde meerderheid kunnen rekenen.

Diversen

Droogte, gestegen productieprijzen en de zuivelmarkt

(Informatie en verzoeken van de Hongaarse, Griekse en Spaanse delegaties)

Deze drie diversenpunten zijn in de Raad als één diversenpunt behandeld. Achtereenvolgens hebben Hongarije, Griekenland en Spanje de gevolgen van droogte, gestegen productieprijzen en de situatie op de zuivelmarkt toegelicht. Deze lidstaten hebben opgeroepen om maatregelen te nemen tegen de gevolgen in verschillende agrarische sectoren. Genoemde maatregelen zijn het aanpassen van referentieprijzen ten behoeve van interventie op de markt, exportrestituties, het eerder in werking laten treden van crisismaatregelen, vervroegde uitbetaling van de directe betalingen en eenvoudiger toegang tot het EU-solidariteitsfonds. Ten slotte hebben enkele lidstaten gepleit voor de mogelijkheid om staatsteun te verlenen. Diverse lidstaten hebben Hongarije, Griekenland en Spanje gesteund in hun pleidooi om in te grijpen op de markt.

Commissaris Cioloş gaf aan de situatie voor productieprijzen en zuivel nauwlettend te volgen, maar er niet van overtuigd te zijn dat de zuivelmarkt in een crisis verkeert. De prijzen liggen nog altijd ruim boven het niveau van de zuivelcrisis in 2009 en de laatste prijstrend laat een stijgende lijn zien. Daarnaast zijn volgens Cioloş tijdelijke marktmaatregelen geen oplossing voor structurele problemen in de diverse sectoren van de lidstaten. Commissaris Cioloş gaf daarom aan niet over te gaan tot interventiemaatregelen. Waar het gaat om de productiekosten, voor met name vlees, gaf de Commissaris aan dat tegenover hogere productiekosten het voordeel van een hogere prijs voor het product staat en dat de export in goede staat verkeert. De Europese Commissie heeft in juli reeds groen licht gegeven voor vervroegde uitbetaling van de directe betalingen.

Uitkomsten Second Global Conference on Agriculture, Food Security and Climate Change

(Informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb de Raad geïnformeerd over de uitkomsten van de door Vietnam en Nederland (co-voorzitters) samen met de Wereldbank en de FAO (de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN) georganiseerde tweede internationale conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering: de Second Global Conference on Agriculture, Food Security and Climate Change: «Hunger for Action» (Hanoi, 3–7 september jl.). Deze conferentie werd bezocht door meer dan 500 deelnemers vanuit overheid, bedrijfsleven, ngo’s/maatschappelijk middenveld en wetenschap. Meer dan 50 (vice-)ministers namen deel aan een High Level Ministerial Round Table meeting. Commissaris Cioloş heeft in een korte reactie aangegeven dat de conclusies van de conferentie aansluiten op de prioriteiten in de hervorming van het GLB. Op korte termijn ontvangt uw Kamer conform mijn eerdere toezegging een uitgebreid verslag van de conferentie.

Aziatische boktor

(Informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb in de Raad aandacht gevraagd voor het toenemende aantal uitbraken van de Aziatische boktor. De boktorren zijn afkomstig van hout dat wordt ingevoerd uit Azië, met name uit China. Het hout blijkt niet of niet deugdelijk behandeld volgens de voorgeschreven wijze. Het is duidelijk dat China zich niet houdt aan de gemaakte afspraken en de controle door de Chinese autoriteiten is onvoldoende. Introductie en verdere verspreiding van de Aziatische boktor op het EU-grondgebied heeft grote gevolgen voor de tuinbouwsector. Bestrijding van de torren kost bedrijfsleven en overheid vele miljoenen. Dat is onaanvaardbaar.

Ik heb onderstreept dat het nodig is om op korte termijn maatregelen te treffen om binnenkomst in de EU van de boktor te voorkomen. De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de importeisen van de EU, ook voor verpakkingshout, ligt in de eerste plaats in het land van verzending. Dat betekent dat de Chinese autoriteiten ervoor moeten zorgen dat verpakkingshout de vereiste behandeling heeft ondergaan en vrij is van schadelijke organismen. Voorts heb ik de Europese Commissie opgeroepen om met klem aan te dringen op betere garanties vanuit China en verbetering van de situatie op de kortst mogelijk termijn. Indien niet op zeer korte termijn verbetering van de situatie optreedt, wil ik bezien of tijdelijk nationale maatregelen noodzakelijk zijn. Een vijftal lidstaten heeft mijn pleidooi gesteund.

Commissaris Dalli heeft aangegeven in juni jl. diverse brieven te hebben gestuurd aan China. Ook heeft er recentelijk een ambtelijk gesprek plaatsgevonden waarin China is gewezen op de problematiek. Ten slotte geeft Commissaris Dalli aan dat in 2013 een inspectiebezoek van de Food and Veterinary Office (FVO) van de EU aan China gepland staat.

Ractopamine

(Informatie van het voorzitterschap)

Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de besluitvorming over de groeibevorderaar Ractopamine tijdens de 35e sessie van de Codex Alimentarius Commission (Codex) in juli jl.

Ractopamine is een in de VS geproduceerd geneesmiddel dat wordt gebruikt als groeibevorderaar, vooral bij varkens. In een aantal landen (waaronder de VS) is het gebruik van Ractopamine toegestaan. In de EU (en in totaal in meer dan 150 landen) is het gebruik en de invoer van producten waarin Ractopamine gebruikt is, verboden. In de vergadering van de Codex is met een zeer kleine meerderheid een voorstel aangenomen dat het gebruik van Ractopamine tot op een bepaald niveau toelaatbaar zou moeten maken. Deze stemming was niet zonder controverse aangezien besluitvorming door middel van stemmen in de Codex ongebruikelijk is en doorgaans op basis van consensus verloopt.

Het voorzitterschap heeft aangegeven de komende tijd te bekijken of aanvullende maatregelen nodig zijn en in Codex-verband een strategie te ontwikkelen om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen. Het voorzitterschap wil in de volgende Landbouw- en Visserijraad (22 en 23 oktober) uitgebreider terugkomen op de situatie. Commissaris Dalli heeft aangegeven teleurgesteld te zijn over de besluitvorming in de Codex-vergadering en heeft het besluit en de wijze waarop dat tot stand is gekomen veroordeeld. Negen lidstaten hebben in de Raad steun uitgesproken voor de lijn van het voorzitterschap en de Europese Commissie.

Methanolvergiftiging

(Informatie van de Tsjechische delegatie)

Tsjechië heeft de Raad geïnformeerd over de gevallen van methanolvergiftiging als gevolg van consumptie van illegale alcohol die methanol bevat. Er zijn inmiddels meer dan 20 dodelijke slachtoffers. Belangrijkste maatregel die Tsjechië heeft genomen is een tijdelijk verbod op invoer en verkoop van alle dranken met meer dan 20 procent alcohol. De Europese Commissie heeft haar medeleven uitgesproken naar de families van de slachtoffers. Verder houden de Europese Commissie en Tsjechië intensief contact over deze kwestie. Polen en Slowakije hebben aangegeven alert te zijn op de situatie in eigen land.

ESBL in pluimveevlees

(Informatie van de Deense delegatie)

Denemarken heeft de Raad geïnformeerd over de toename van ESBL (Extended Spectrum Bèta-Lactamase) in pluimveevlees. ESBL is een groep enzymen die door bacteriën gemaakt worden en antibioticaresistentie kan veroorzaken. Denemarken heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over deze toename en heeft de Europese Commissie opgeroepen aandacht te blijven geven aan de problematiek rondom antibiotica resistentie. In een korte reactie gaf Commissaris Dalli aan dat antibioticaresistentie een blijvend punt van aandacht is. Verder wees Commissaris Dalli op het EU-actieplan voor antibiotica resistentie dat in november 2011 is gepresenteerd.

Makreelvisserij

(Informatie van de Commissie)

Commissaris Damanaki heeft de Raad geïnformeerd over de uitkomsten van een bijeenkomst op hoog niveau over de makreelvisserij (Londen, 3 september jl.) en over de inspanningen van de Europese Commissie om te voorkomen dat IJsland en Faeroër in 2013 opnieuw unilateraal onevenredig hoge vangsthoeveelheden aan zichzelf toewijzen.

De Commissaris heeft aangegeven buitengewoon teleurgesteld te zijn over de negatieve reacties van IJsland en Faeröer op de voorstellen die de EU en Noorwegen hebben gedaan. IJsland en Faeröer hebben herhaald dat zij een groot aandeel willen en daarbij meer toegang tot de wateren van de EU en Noorwegen. De Commissaris heeft alvast vooruitgeblikt naar het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) voor 2013, dat eind deze maand verschijnt. De voorlopige indicaties zijn negatief: de Total Allowable Catches (TAC) zullen waarschijnlijk sterk gereduceerd moeten worden. Het makreelbestand dreigt in 2014 zelfs onder de kritische biologische grens te zakken. De Commissaris heeft verklaard bereid te zijn alle mogelijke oplossingen te verkennen die tot een akkoord met IJsland en Faeröer kunnen leiden, waaronder een akkoord met slechts één van beiden. Ze is ook ingegaan op het inzetten van de verordening die de Europese Commissie in staat stelt maatregelen te nemen tegen landen die niet-duurzame visserij toestaan (ook wel «sanctieverordening»). Deze is tijdens de Raad als A-punt goedgekeurd, nadat op 12 september jl. het Europees Parlement zich positief had uitgesproken. De verordening treedt in oktober in werking. De Commissaris heeft benadrukt dat ze er voor zal zorgen dat de verordening klaar voor gebruik is zodra dat nodig is, maar dat daarvoor eerst aan drie voorwaarden moet zijn voldaan. Er moet eerst opnieuw geprobeerd zijn om via onderhandelingen (in oktober) tot een akkoord te komen, de EU en Noorwegen moeten onderling een vangstverdeling vastleggen die overeenstemt het wetenschappelijk advies en IJsland en Faeroër moeten opnieuw onevenredig hoge vangstmogelijkheden vastleggen die dus niét overeenstemmen met het wetenschappelijk advies.

Ik heb aangegeven dat ik me ernstig zorgen maak over het makreelbestand, dat ik het daarom wenselijk vindt zo snel mogelijk maatregelen te treffen tegen IJsland en Faeroër en dat we daar bij de herstart van de onderhandelingen duidelijk over moeten zijn richting beide landen. Ik heb steun uitgesproken voor de daadkrachtige aanpak van de Europese Commissie en herhaald dat we dit najaar moeten proberen alsnog een akkoord te bereiken, maar niet tegen elke prijs.

Bij de onderhandelingen betrokken lidstaten hebben dezelfde zorgen geuit en hebben veelal opgeroepen tot het zo snel mogelijk inzetten van het nieuwe sanctieinstrumentarium. Verzoeken aan de Commissaris om nauw te blijven samenwerken met Noorwegen en om een overlegvergadering met de lidstaten te beleggen vóór de volgende onderhandelingen, zijn door haar ter harte genomen.

Visserijprotocol EU-Mauritanië

(Informatie van de Spaanse delegatie)

Op initiatief van Spanje heeft de Raad stilgestaan bij het akkoord dat de Europese Commissie eind juli namens de EU heeft bereikt met Mauritanië over een nieuw visserijprotocol tussen beide partijen. Voor meer informatie over de inhoud van dit protocol verwijs ik u naar mijn beantwoording van vragen van het voormalig lid Koppejan hierover, alsmede naar mijn meest recente kwartaalrapportage over de hervorming van het GVB en mijn beantwoording van vragen van diverse leden van uw Kamer in het kader van het Verslag van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 24–25 september 2012.

Spanje en enkele andere lidstaten hebben aangegeven ontevreden te zijn met het onderhandelingsresultaat. Volgens hen maken de technische voorwaarden van het protocol het onaantrekkelijk voor vissers uit de EU om opnieuw activiteiten uit te gaan voeren in de betreffende wateren, met banenverlies aan de zijde van zowel de EU als Mauritanië tot gevolg. Sommige lidstaten hebben Commissaris Damanaki verzocht te heronderhandelen over het protocol.

Ik heb mijn waardering uitgesproken voor de inspanningen van de Europese Commissie en aangegeven dat op het gebied van duurzaamheid stappen vooruit zijn gezet, conform de Raadsconclusies over het externe visserijbeleid. Ik heb dat geïllustreerd met het feit dat de EU-vloot ten opzichte van andere landen voorrang krijgt bij de verdeling van het surplus binnen de vangstmogelijkheden (dat deel dat het partnerland niet wenst te benutten). Ik heb met mijn collega van het Verenigd Koninkrijk ook gewezen op de positieve ontwikkeling dat de deelnemende Europese vissers nu een groter deel van de kosten dragen. Ik heb erkend dat de technische voorwaarden een moeilijk punt zijn, omdat daardoor het gebruik van het protocol dreigt achter te blijven. Ik heb de Commissaris gevraagd hoe zij de situatie beoordeelt en of zij meer duidelijkheid kan scheppen over de financiële risico’s van dit protocol voor de EU. Ik heb daarbij aangegeven dat ik vind dat het zonder grote financiële risico’s moet kunnen om het protocol op te zeggen en dat we niet moeten schromen dat te doen als er daadwerkelijk sprake is van forse, structurele onderbenutting.

Commissaris Damanaki heeft in haar reactie benadrukt dat zij het best mogelijke resultaat bereikt heeft. Ze heeft erop gewezen dat het protocol aansluit bij de duurzaamheidsprincipes van de EU en bij de inzet om het aandeel van de reders in de kosten te vergroten ten gunste van de belastingbetalers. De Commissaris heeft drie specifieke punten genoemd op basis waarvan zij het protocol zeer acceptabel acht. Ten eerste betaalt de EU-vloot een in haar ogen niet onredelijke 8 tot 11 procent van de aanlandingsprijs, ten tweede is er een opt out-clausule waardoor het protocol kan worden opgezegd bij onderbenutting (wederom positief voor de belastingbetaler) en ten derde respecteren de vangstmogelijkheden het wetenschappelijk advies. De Commissaris heeft de Raad er tot slot aan herinnerd dat de Raad het volste recht heeft om het protocol te verwerpen.

Het protocol wordt tijdens een volgende Landbouw- en Visserijraad geagendeerd voor aanname. Op dit moment is het slechts op voorlopige basis in werking getreden. Ik beraad mij nog en zal u tijdig informeren over mijn voorgenomen positie.

Overige

Bilateraal overleg met Commissaris Cioloş

En marge van de Raad had ik een succesvolle bilaterale ontmoeting met Commissaris Ciolos over de wijze waarop vergroening van directe betalingen in het nieuwe GLB vorm zal krijgen. Ik heb aangegeven de inzet van de Commissie voluit te steunen om 30% van het budget voor directe betalingen te koppelen aan vergroeningsmaatregelen. Tegelijkertijd heb ik aangegeven dat Nederland de drie door de Commissie voorstelde maatregelen (gewasdiversificatie, 7% ecologisch focusgebied op akkerland, behoud van permanent grasland) net als veel andere lidstaten onvoldoende effectief vindt. Door beter in te spelen op lokale omstandigheden kan meer effect worden gesorteerd op het gebied van biodiversiteit, milieu, bodem- en waterkwaliteit. Ik heb daarom bij de Commissaris gepleit voor de erkenning van gecertificeerde vergroeningsmaatregelen en agrarisch natuurbeheer als volwaardig alternatief voor de drie door hem voorgestelde vergroeningsmaatregelen. Commissaris Ciolos toonde zich erg positief over dergelijke alternatieve vergroeningsmaatregelen. Van belang is daarbij, zo constateerden wij beiden, dat de gelijkwaardigheid van dergelijke gecertificeerde alternatieven met een gemeenschappelijk beoordelingskader wordt geborgd om te voorkomen dat zij leiden tot verwatering van het niveau van vergroening. Die vormt immers naar mijn overtuiging het hart van de aanstaande GLB-hervorming. Om de door mij en andere lidstaten aangedragen alternatieve vergroeningsmaatregelen te toetsen op gelijkwaardigheid om zeker te stellen dat zij tenminste hetzelfde effect sorteren als de drie door de Commissie voorgestelde vergroeningsmaatregelen, bespraken wij de mogelijkheid van de instelling van een toetsingscommissie van externe experts. Commissaris Ciolos toonde zich voorts erg enthousiast over de Nederlandse voorstellen om vergroening (deels) te laten plaatsvinden via boerencollectieven in agrarische natuurverenigingen. Hij erkende de grote waarde van dergelijke boerencollectieven in de vergroening van de eerste pijler (directe betalingen) en opperde zelf ook de mogelijkheid om een deel van de individuele vergroeningsverplichting op regionaal niveau over te dragen aan een boerencollectief.

Ik beschouw het als een belangrijke doorbraak dat de Commissaris alternatieve vergroeningsmaatregelen nu duidelijk omarmt als gelijkwaardig alternatief voor zijn eigen voorstellen. Daarmee is een grote stap gezet op weg naar een nieuw GLB dat niet alleen sterk vergroent, maar daarbij ook inspeelt op lokale omstandigheden en daardoor veel effectiever zal blijken te zijn. Om te zorgen dat ook de uitwerking van deze aanpak in gedetailleerde regelgeving soepel verloopt, sprak ik verder met de Commissaris af dat onze medewerkers intensief contact zullen onderhouden over de exacte invulling van de rol van collectieven, evenals over de wijze waarop de gelijkwaardigheid van de alternatieve vergroeningsmaatregelen wordt vastgesteld.

Tenslotte heb ik de Commissaris kort aandacht gevraagd voor de noodzaak om de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor groenten en fruit te vereenvoudigen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Bijlage: lijst van A-punten

Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen over een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Republiek Ivoorkust; aanneming van een besluit van de Raad

Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 28.6.2012 ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de grensoverschrijdende samenwerking en de contractuele onderhandelingen van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten betreft; voornemen om geen bezwaar te maken tegen een gedelegeerde handeling

Speciaal verslag nr. 8/2012 van de Europese Rekenkamer: «Steunverlening richten op de modernisering van landbouwbedrijven»; aanneming van conclusies van de Raad

Besluit van de Raad betreffende het standpunt dat de Europese Unie dient in te nemen in het bij artikel 11 van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen ingestelde Gemengd Comité, wat betreft de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde maatregelen die met het oog op de instandhouding van de visbestanden worden genomen ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten [eerste lezing]; vaststelling van de wetgevingshandeling.

Naar boven