21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1033 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2017

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 7 juni 2017 overleg gevoerd over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 juni 2017 met de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 12 juni 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1028);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 15 mei 2017 met het verslag Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1022);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 mei 2017 met het verslag informele Landbouwraad van 21 tot 23 mei 2017 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1027);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Geurts, gedaan tijdens – de regeling van werkzaamheden van 23 maart 2017, over EU-import van bedorven voedsel uit Brazilië (Kamerstuk 26 991, nr. 484);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 mei 2017 met de reactie op het verzoek van de commissie over de stand van zaken met betrekking tot het proefproject met e-CMR (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1016);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 13 april 2017 met de stand van zaken vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 211);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 19 april 2017 met de stand van zaken Vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 212);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 16 mei 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Ouwehand, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 4 april 2017, over het bericht dat het vlees van zieke, gewonde, uitgeputte en kreupele paarden uit Argentinië wordt verwerkt tot snacks die in Nederland verkrijgbaar zijn (Kamerstukken 26 991 en 28 286, nr. 485).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Ziengs

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Nava

Voorzitter: Ziengs

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Futselaar, Geurts, Grashoff, Ouwehand, Visser en Ziengs.

Aanvang 14.35 uur.

De voorzitter:

Hartelijk welkom iedereen bij dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 juni 2017. Voor dit algemeen overleg is drie uur uitgetrokken, conform de afspraak die we onlangs hebben gemaakt in de procedurevergadering. De spreektijd per fractie is vijf minuten. Verder geldt dat er op elkaar twee interrupties zijn toegestaan en twee interrupties per spreker op de Staatssecretaris. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin mijn bijdrage met een klein zijstapje naar de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. We krijgen er ook nog een SO, een schriftelijk overleg, over, maar tegelijkertijd is er een belangrijke link in deze richting. Op Europees niveau is het bij de Milieuraad belegd, maar hier is het belegd bij EZ. De Staatssecretaris heeft een aantal brieven gestuurd over de versterking van het natuurbeleid en met name de versterking van de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Europese Commissie gaat hiervoor een «action plan implementeren en op dat plan is toch wel de nodige kritiek te geven. Het is eerlijk gezegd namelijk nogal vaag. De Staatssecretaris heeft er eerder al op gereageerd in een fiche. Hij geeft aan dat er op dit punt nog maar beperkte mogelijkheden zijn. Tegelijkertijd deelt hij gedeeltelijk de kritiek die door groene organisaties op dat actieplan wordt gegeven. Wellicht zou de Staatssecretaris kort kunnen aangeven hoe hij daarmee om zou willen gaan in de richting van de Milieuraad. Voor zover dat niet mogelijk is, zullen we het uiteraard in het SO verder aanscherpen. Wij vinden het onderwerp in ieder geval te belangrijk om het hier helemaal te laten liggen.

Mijn fractie heeft een aantal vragen over de marktsituatie rond de melkproductie. Enerzijds zijn we hier bezig met een ambitieus plan voor het beperken van de melkproductie en de fosfaatproductie en anderzijds zien we dat in Europa die melkproductie sneller daalt dan in Nederland, wat enige verbazing wekt. Zou de Staatssecretaris kunnen uitleggen hoe dat zit? Aan de ene kant zijn er zeer forse inspanningen die geleverd worden in het kader van het fosfaatreductieplan en aan de andere kant zien we dat de melkproductie sneller daalt. Dat is een voor ons wat onbegrijpelijke combinatie van feiten.

Ten aanzien van suiker zegt de Staatssecretaris dat hij het eigenlijk wel mooi vindt om een liberaal systeem voor een geliberaliseerde markt voor suiker te krijgen. Krijgen we hier een herhaling van zetten? Dit was namelijk ook de opvatting van hem en zijn voorgangers over de melkquota. In dit geval gaan we suikerquota afschaffen en mogen we de komende jaren er ook de nodige ellende van verwachten. Al zou het gaan om een beperkt deel van de ellende die we hebben gehad met het afschaffen van het melkquotum, dan nog zouden we ons dat in de ogen van GroenLinks moeten besparen.

Wat betreft de uitkomst van de informele Landbouw- en Visserijraad lezen we het nodige over de klimaatadaptie van de landbouw in Europa maar we lezen niets over hoe het zit met de bijdrage van landbouw aan het klimaatprobleem en over de acties op dat punt. Dat is toch vreemd. Het lijkt alleen maar over klimaatadaptie te gaan en dus niet ook over mitigatie. Hoe zit dat en wat zijn de ontwikkelingen op dit punt? Ook landbouw kan namelijk niet buiten schot blijven als het gaat om het tegengaan van klimaatverandering.

Ten aanzien van de Verordening diergeneesmiddelen zegt de Staatssecretaris graag een gelijk speelveld te willen. Ik kan mij echter niet voorstellen dat dit zou betekenen dat we onze ambitie ten aanzien van het dalen van het antibioticagebruik in Nederland plotseling naar beneden gaan bijstellen. Klopt het dat we ondanks redelijke resultaten, onze eigen doelstellingen op dit terrein niet halen? Is de Staatssecretaris voornemens om aan die doelstellingen vast te houden of wil hij in het kader van een gelijk speelveld terugschakelen naar een lager ambitieniveau?

Mijn laatste punt gaat over de biologische landbouw ten aanzien waarvan in 2014 een impasse is ontstaan. Zou de Staatssecretaris iets dieper kunnen ingaan op de stand van zaken rond dit dossier. De derde triloog kon niet doorgaan. Er is een hoop gedoe. Hoe komen we hier uit? Ik vrees dat dit een negatieve impact gaat hebben op de biologische landbouw in de EU en dus ook in Nederland.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Geurts die zal spreken namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik zal een aantal punten mede namens de SGP-fractie inbrengen.

Ik wil beginnen met het uitdelen van complimenten. Vorig jaar zijn onze boeren en boerinnen er in geslaagd om het antibioticagebruik in de veehouderij nog verder te laten afnemen. Dat is absoluut een prestatie van formaat, waar het CDA veel waardering voor heeft. Wat doet de Staatssecretaris met deze prestatie richting zijn Europese collega's?

Het CDA is het eens met de Staatssecretaris dat informatie»-uitwisseling over diergezondheid tussen lidstaten nodig is en dat ook de Europese Commissie hierbij een rol kan spelen. Gaat de Staatssecretaris dit ook bij de komende Raad agenderen? Ik heb eerder met hem gesproken over de acceptatie van vlees van gevaccineerde dieren. Destijds gaf de Staatssecretaris aan dat hierover gesprekken worden gevoerd met de lidstaten. Ik vraag mij nu af hoe die gesprekken verlopen en of het niet beter is om dit Europees te agenderen, nu gesproken gaat worden over diergezondheid. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

We lezen dat de onderhandelingen over de verordening voor biologische landbouw heel moeizaam verlopen. Waarom is dat moeilijk? Als zelfs de Partij voor de Dieren en het CDA het op dit punt eens zijn, dan moet dat in Europa toch ook niet zo moeilijk zijn? Kan de Staatssecretaris een laatste stand van zaken geven ten aanzien van deze onderhandelingen? Wat zijn zijn verwachtingen voor de nabije toekomst? De hervormingen zullen er toch moeten komen. Dus hoe komen we dan tot een goede besluitvorming? Tegen welke onderdelen van deze verordening verzetten de lidstaten zich met name? Is het mogelijk om voor alle onderwerpen waarover politieke consensus bestaat wel een akkoord te sluiten en om voor de overige punten nieuwe onderhandelingen te starten onder begeleiding van een goede mediator?

Dan kom ik op het Plattelandsontwikkelingsprogramma. We lezen dat een derde van de beschikbaar gestelde middelen is gedeclareerd en dat van de bijna 300 miljoen zo'n 106 miljoen is gedeclareerd en uitgegeven. Het betekent dus ook dat veel geld blijft liggen. Hoe komt dit? Ik lees dat de Staatssecretaris de uitvoeringskosten wil verlagen, wat op onze ondersteuning kan rekenen, maar onze vraag is dan wel hoe dit gaat gebeuren. Hoe gaan de uitvoeringskosten verlaagd worden? Het CDA wil niet alleen dat de uitvoeringskosten worden verlaagd maar wil ook dat de regelingen praktischer worden. Komt het ministerie, de Staatssecretaris met een verbetertraject?

Mijn volgende punt betreft de verlenging van de Natuurbeschermingswetvergunnning onder de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als uitvoering van het Europees natuurbeleid. Momenteel ligt de vergunningverlening stil om een aantal aanpassingen door te voeren. Het CDA wil dat deze situatie niet onnodig lang aanhoudt. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? Om welke aanpassingen gaat het overigens en welke gevolgen zullen die hebben? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de juridische grondslag is voor deze opschorting? Wanneer zullen de wijzigingen zijn doorgevoerd en wanneer wordt de opschorting opgeheven? Kan de Staatssecretaris op dit punt een doorkijkje geven? Ik zou graag meer snelheid willen. Is de Staatssecretaris bereid om meer snelheid te betrachten op dit punt?

Hoe verloopt de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en ZuivelNL van de fosfaatreductieregeling? Ik blijf veel klachten krijgen, met name over het feit dat er bezwaar op bezwaar moet worden gemaakt. Als je registratie, de basis van het geheel, niet goed is, is het vervolg voorspelbaar. Ik ben van mening dat onnodig bezwaar en onzekerheden moeten worden voorkomen. Is de Staatssecretaris dit met mij eens en wat heeft hij ondernomen of gaat hij ondernemen op dit punt?

Ik heb vanuit de praktijk vernomen dat diverse boeren aanlopen tegen het probleem dat landbouwgronden in provinciale plannen het stempel natuur hebben gekregen en dat de RVO dan toeslagrechten intrekt, terwijl die gronden vaak nog gewoon landbouwkundig gebruikt mogen en kunnen worden. Herkent de Staatssecretaris dit probleem en, zo ja, wat kan hij eraan doen?

Gisteren mocht ik een catwalk van zeldzame huisdieren aanschouwen op het Plein. Ik heb begrepen van de desbetreffende organisatie dat er Europees geld voor levend erfgoed zou zijn. Zou de staatsecretaris ons via een brief kunnen informeren over welke inspanningen het kabinet pleegt om zeldzame rassen te behouden?

De voorzitter:

Volgens mij stond u ook met een zeldzaam ras op de foto, zo zag ik in de krant. Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Via de ondersteuning die de Kamer heeft in de vorm van de EU-adviseur hebben we, zoals altijd, voorafgaand aan het AO een verslag gekregen van hoe het met lopende zaken staat. Ik heb echter begrepen dat de mevrouw die dat altijd zo goed voor ons doet, misschien nu wel haar laatste AO bijwoont omdat ze een andere baan heeft. Ik feliciteer haar daarmee van harte hoewel het ontzettend jammer voor ons is dat ze weggaat. Dank je wel, Julie, voor al je goede diensten. Dankzij Julie kunnen we bijvoorbeeld lezen dat over de voorstellen inzake de biologische landbouw sprake is van een zeldzame eensgezindheid in deze Kamer – zelfs het CDA en de Partij voor de Dieren zijn het eens, dus dan weet je dat de rest het ook eens is – en in het kabinet. Dus we hebben eigenlijk geen discussie, behalve over wat nu de beste strategie is om ervoor te zorgen dat die voorstellen daadwerkelijk de biologische sector niet in de weg gaan zitten. We hebben gezien dat er is gestemd over de voorstellen en dat Nederland tegen de compromistekst was. Ik ben heel benieuwd wat dat dan precies inhield. Ik heb er alle vertrouwen in dat het kabinet de oproep van de Kamer zo goed mogelijk uitvoert. Wel heb ik de vraag hoe het nu precies zit. Kunnen we met elkaar van gedachten wisselen over wat op dit moment de beste strategie is? De Partij voor de Dieren heeft er eerder voor gepleit om die hele tekst van tafel te vegen en opnieuw te beginnen. Het kabinet vond dat toen niet zo verstandig. Daar er nu tegen de tekst is gestemd, ben ik benieuwd hoe die tekst precies luidde en hoe we nu verder moeten, uitgaande van de lijn dat we de biologische sector zo goed mogelijk willen ondersteunen met deze nieuwe maatregelen. Ik krijg dus graag een reactie op dat punt.

Waar het minder goed mee gaat, zijn de hormoonverstorende stoffen waarvoor deze Kamer en in elk geval de Partij voor de Dieren een bovengemiddelde belangstelling hebben waar het gaat om de afhandeling hiervan. De Europese Commissie had in 2013 al criteria moeten hebben voor de toelating van hormoonverstorende stoffen en om de gevaarlijke stoffen uit het milieu te kunnen houden. Dat gebeurt maar niet. Deze Kamer heeft duidelijk gezegd dat er goede criteria moeten komen zodat we aan de slag kunnen met het milieu en we de volksgezondheid beter kunnen beschermen. Er zou gestemd worden in het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF), de ambtelijke werkgroep, over een gewijzigd voorstel. Dankzij de Fransen is die stemming uitgesteld, maar volgens de geluiden die ons bereiken zou Nederland wel hebben ingestemd met dat conceptvoorstel. Ik verneem graag gedetailleerd wat de stand van zaken is. De Kamer heeft namelijk een behandelvoorbehoud gemaakt op dit punt. Met andere woorden: we willen er echt heel nauw bij betrokken blijven.

Dan kom ik op de brief die de Staatssecretaris heeft gestuurd over de beelden van ernstig mishandelde paarden, waarvan het vlees op de Nederlandse markt terechtkomt. Hij heeft uitgezocht hoe het zit en zegt eigenlijk dat de toezichthouder andere situaties heeft aangetroffen dan die welke de beelden laten zien. Hij gaat ermee naar de Europese Commissie, waarvoor dank. Als je steekproefsgewijs toezicht houdt en je dan concludeert dat er niets aan de hand is, terwijl een dierenwelzijnsorganisatie gruwelijke misstanden aantreft, dan is óf het toezicht niet op orde óf is er iets anders aan de hand, maar we kunnen het er in ieder geval niet bij laten. Dank dus aan de Staatssecretaris voor het feit dat hij hiermee naar de Europese Commissie gaat, maar de vraag is natuurlijk wel wat we in de tussentijd kunnen doen om ervoor te zorgen dat die producten niet op onze markt terechtkomen. Dit haakt ook wel een beetje aan bij het debat dat we de vorige week hadden over de vrijhandelsverdragen. De Staatssecretaris schrijft dat op basis van volksgezondheidsnormen en dierenwelzijnsnormen eventueel producten geweerd kunnen worden. Die dierenwelzijnsnormen zijn echter verschrikkelijk slap waar het gaat om het kunnen stopzetten van die import. Wat zijn de stappen die hij wil zetten op dat gebied? Hoe ziet hij de voortgaande onderhandelingen over vrijhandelsverdragen voor zich? Ik vraag dit ook omdat hierbij de vrijhandel vooropstaat en het niet per se gemakkelijker wordt om de dierenwelzijnsstandaarden verder omhoog te trekken. Wil de Staatssecretaris ons bovendien op de hoogte houden van de gesprekken in de Europese Commissie?

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zeker.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over het besluit dat jonge kalveren weer op lang transport mogen. Ik kan melden dat heel veel mensen in Nederland zich over dat besluit hebben verbaasd. Ik heb de volgende vraag aan de Staatssecretaris. Ligt het, gelet ook op de ontwikkelingen in de melkveehouderij, niet voor de hand om toe te werken naar een situatie waarin jonge dieren niet vroeg bij hun moeder worden weggehaald en ver weg in een ander landen worden vetgemest? Of het nou gaat om kalfjes uit Litouwen die in een Nederlandse kalvermesterij terechtkomen of Nederlandse kalfjes die in een Spaanse kalvermesterij terechtkomen, ergens moet er toch een moreel oordeel of een morele positie over in te nemen zijn om vandaaruit toe te werken naar de gewenste positie. Kan de Staatssecretaris zeggen of hij dit gewenst vindt vanuit de natuurlijke behoefte van het dier, het welzijn van het dier en zijn eigen ambities om daar meer werk van te maken de komende jaren?

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Voordat ik op de inhoud inga, wil ik eerst een procedurele opmerking maken namens de VVD-fractie. Bij deze geannoteerde agenda is bij bijna geen enkel stuk een achtergronddocument beschikbaar. Dat maakt het voor de Staatssecretaris, maar ook voor de Kamer, bijzonder lastig om een standpunt in te nemen. Dat maakt ook dat we nu een soort stand-van-zaken-AO hebben waarbij we de Staatssecretaris vooral vragen wat er voorligt, wat de inzet wordt en wat die betekent. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel. Ik weet niet wat daaraan gedaan kan worden, maar ik denk dat het voor de voorbereiding van de Kamer goed zou zijn als we de stukken eerder krijgen. Wellicht kan de Staatssecretaris ingaan op wat de reden daarvoor is. Ik vraag hem te bekijken wat hij daaraan zou kunnen doen of wat de Kamer zelf zou kunnen doen.

Ik heb een aantal punten, maar zoals ik al zei zijn dat vooral vragen naar de stand van zaken en naar wat de Staatssecretaris ervan vindt. Ik ben blij dat er aandacht is voor de crisisparaatheid voor plant- en diergezondheid, ook gezien de recente uitbraak van de vogelgriep. Het is goed dat ervaringen worden gedeeld. In dit verband zouden wij aan de Staatssecretaris willen vragen of hij de afzet van vrije-uitloopeieren bij een langdurige ophokplicht inmiddels geagendeerd heeft. De volgende vogeltrek staat voor dit najaar gepland, dus ik ben benieuwd naar de stand van zaken. Is het geagendeerd en wat waren de reacties daarop?

Ik kom op de verordening voor diergeneesmiddelen. Zoals ik net al zei, is de geannoteerde agenda vrij summier op dit punt. Er wordt gesteld dat er over een omvangrijk technisch voorstel wordt gesproken, dat op tal van elementen betrekking heeft. De vraag is heel concreet: wat wordt er nu precies voorgesteld? Hoe staat Nederland daarin? Wat is onze positie in dezen? Ik steun de maatregelen die gericht zijn op het verminderen van het risico op antibioticaresistente als gevolg van antibioticagebruik bij dieren. De vraag is echter wel wat er concreet voorligt en wat onze inzet is.

Naar aanleiding van de vorige Raad en de motie van de heer Geurts inzake het scheurverbod voor blijvend grasland wil ik vragen wanneer de studie is afgerond en wanneer de Kamer die kan inzien. Het probleem is namelijk nog niet opgelost en vanuit de regio is grote druk ontstaan om dit probleem aan te kunnen pakken.

Ik kom op de vergroeningsmaatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Wij zijn blij dat de Commissie Landbouw en plattelandsontwikkeling (AGRI) scherp heeft gereageerd op het verbod inzake het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de ecologische aandachtsgebieden. Met een verbod vervalt namelijk de mogelijkheid om in deze gebieden een gewas te telen om de aardappelaaltjes te bestrijden. Zo'n verbod klinkt misschien wel sympathiek, maar als hiermee het biologisch bestrijden van het aardappelaaltje op de tocht komt te staan, moet je daarin andere keuzes gaan maken. Mijn fractie wacht dan ook met belangstelling de stemming af, waarbij het wat ons betreft jammer zou zijn als de resolutie wordt aangenomen, waardoor de versimpeling van tafel is. Het is kiezen tussen twee kwaden in dezen.

Ik kom op de Meststoffenverordening. Wij zijn blij met de inzet van de heer Jan Huitema als het gaat om het behaalde resultaat met het gebruik van het overschot aan dierlijke mest als grondstof voor kunstmest. De plenaire stemming hierover is voorzien voor september. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris zich ook voor het voorstel van de heer Huitema zal inzetten, niet alleen rond de stemmingen in de Raad, maar ook nu al in de voorbereiding. Het is namelijk ontzettend belangrijk. Graag krijg ik hiervan een bevestiging.

Een van mijn laatste punten is innovatie. Vorige keer hebben we het nadrukkelijk gehad over de pulskor binnen de visserij. Mijn collega Lodders heeft het wat betreft innovatie al vaker gehad over regelgeving en de Koeientuin als stalsysteem. Wij hebben daarnaar gevraagd in de schriftelijke inbreng. Wij betreuren het antwoord van de Staatssecretaris een beetje, want er staat: ik zet mij in. Op zich is het altijd hartstikke goed dat hij zich inzet, maar de vraag is concreet wat de Staatssecretaris nodig heeft om ervoor te zorgen dat deze innovaties daadwerkelijk van de grond kunnen komen. Hij zegt dat hij zich inzet, maar hoe uit zich dat? Wellicht heeft hij daar wat hulp van de Kamer bij nodig, al dan niet via het Europees Parlement. Het is namelijk doodzonde dat Nederland als innovatieland op tal van terreinen, bijvoorbeeld visserij en landbouw, een aantal zaken niet voor elkaar krijgt.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Visser (VVD):

Wat ons betreft mag de Koeientuin niet door regelgeving worden belemmerd. Wij roepen de Staatssecretaris op om creatief te zijn. Wij willen die creativiteit met alle middelen ondersteunen als dat nodig is.

Er is al naar hormoonverstorende stoffen gevraagd. Graag hoor ik wat daaromtrent de laatste stand van zaken is. Wij weten nu namelijk niet wat er voorligt en wat de stand van zaken is.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Ik begin met de verordening voor de productie en etikettering van biologische producten. Die situatie begint wat gênant te worden. We begrijpen dat de laatste triloog, de achttiende, een dag van tevoren is afgezegd door het voorzitterschap vanwege de verdeeldheid onder lidstaten. Dat laat zien dat er verdeeldheid is, maar dat roept ook vragen op over de mate van regie van het voorzitterschap. Wij vragen ons af of de Staatssecretaris verwacht dat onder het Estse voorzitterschap daar misschien verandering in aangebracht kan worden. Of is het echt gewoon een kwestie van lidstaten die elkaar de tent uit vechten? Eerder is al gevraagd wat nu de grote verdeelpunten zijn. Wat zijn de kampen? Je leest wel dat Oost-Europa dit wil en Zuid-Europa dat, maar wat was voor Nederland de aanleiding om tegen te stemmen? Moeten we zo langzamerhand niet tot de conclusie komen dat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie ondeugdelijk was? Moeten we inderdaad opnieuw beginnen?

Ik kom op het onderwerp suiker. De Staatssecretaris is erg optimistisch over de toekomst na de afschaffing van het suikerquotum. Hij verwacht geen parallel met de zuivelmarkt. Wij zijn minder optimistisch. Marktinschattingen wijzen op een toename van 30% op Europees niveau. Dat zal dan ook een navenante prijsdaling tot gevolg hebben. Dat betekent dat boeren niet noodzakelijkerwijs voordeel zullen hebben van een liberalisering. De enigen die handenwrijvend zitten te wachten op deze liberalisering zijn de voedselindustrie en vooral de confectionery-industrie, die dan waarschijnlijk goedkopere suiker kunnen halen. We moeten echter wel de maatschappelijke vraag stellen hoe wenselijk het is dat suiker goedkoper wordt in Europa, met alle gezondheidsproblemen van dien. Ik weet dat deze Staatssecretaris niet over Volksgezondheid gaat, maar ik vind het toch de moeite waard om dit hier te noemen.

Wat betreft de crisisparaatheid voor plant- en diergezondheid schrijft de Staatssecretaris dat het voorzitterschap vooral erg inzet op bewustwording. Misschien lees ik daar te veel in, maar ik krijg de indruk dat hij zelf iets meer praktische inzet op het gebied van communicatie en crisisparaatheid zou willen. Klopt mijn idee dat de Staatssecretaris iets meer inzet zou willen zien dan het voorzitterschap toont? Is de Staatssecretaris qua communicatie en bewustwording ook bereid om niet alleen de positieve voorbeelden uit Nederland te noemen, maar ook de negatieve, bijvoorbeeld de Q-koorts? Hij zou bijvoorbeeld het rapport van de Ombudsman kunnen verspreiden. De beste manier om plant- en dierziekten te voorkomen, is het tegengaan van monocultuur. Gisteren kregen wij een brandbrief aangereikt door de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Een van de signalen die zij wil afgeven, is dat Nederland een pover figuur binnen Europa slaat als het gaat om het behoud en gebruik van bijzondere genetische bronnen in de landbouw. Zij koppelt dat aan het feit dat dit geen doelstelling is binnen POP3 (het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma), de Nederlandse invulling van de tweedepijlermiddelen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat Nederland slecht scoort als het gaat om het behouden van planten en diersoorten in het kader van de biodiversiteit? Ziet hij een koppeling met de manier waarop Nederland POP3 invult? Ziet de Staatssecretaris dit als een mogelijk onderwerp om mee te nemen in de onderhandelingen over de toekomst van het GLB?

Ik heb begrepen dat Europese inspecteurs serieuze problemen hebben gevonden in Braziliaanse slachterijen en dat de Commissie overweegt om het vlees van sommige paardenslachterijen de toegang tot de gehele Europese markt te ontzeggen. Klopt dat? Hoe staat de Staatssecretaris daarin?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, door een wonderlijke samenloop van omstandigheden ben ik één paragraafje van mijn oorspronkelijke spreektijd vergeten. Ik heb net voorzichtig bij de griffier geïnformeerd en ik begreep dat ik nog een half minuutje spreektijd heb. Mag ik dat punt alsnog inbrengen?

De voorzitter:

Dat lijkt me geen enkel probleem. Ik stel voor dat u die paragraaf nu meteen even afwerkt.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zal het in verkorte vorm doen, want meerdere sprekers hebben er intussen aandacht aan besteed, voorzitter. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen luidt de noodklok. Klopt de berichtgeving dat Nederland het niet zo best doet op het gebied van de bescherming van biodiversiteit? Klopt het dat er geld in Europa op de plank blijft liggen? Zijn we wellicht iets doorgeschoten in de bezuiniging op de Stichting Zeldzame Huisdierrassen, waardoor dit doel in de knel komt?

De voorzitter:

Dank u wel. We schorsen dit AO ongeveer tien minuten, zodat de Staatssecretaris even de tijd heeft om zich voor te bereiden op zijn beantwoording.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 15.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik hervat het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 juni 2017. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor de beantwoording.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter, dank u wel. Het wordt geen 12 en 13 juni, maar alleen 12 juni, want de agenda beperkt zich tot één dag. De Raad vindt plaats in Luxemburg en moet dus sowieso doorgaan, ongeacht hoe vol de agenda is.

Ik zal eerst de vragen beantwoorden over de zaken die op de agenda staan. In elk geval wordt de ruimte op de agenda die er nog was, wat verder opgevuld komende maandag, doordat Frankrijk aandacht zal vragen voor de handelsbesprekingen tussen de EU en Mercosur, Duitsland en Hongarije informatie zullen geven over de Donau Soja-verklaring, Polen aandacht zal vragen voor de onderhandelingen in de WTO (World Trade Organization, Wereldhandelsorganisatie) op het gebied van landbouw, en de Europese Commissie informatie zal geven over de uitkomsten van de recente audits in Brazilië. Van al deze diversenpunten zijn nog geen achtergronddocumenten verschenen, zeg ik tegen mevrouw Visser. Dat is voor ons net zo lastig als voor haar, want het zou prettig zijn als wij, wanneer wij met elkaar in debat treden, exact weten wat er ter tafel ligt aanstaande maandag. Maar het heeft in dit geval ook te maken een aantal actuele ontwikkelingen.

Zoals bij het eerste punt waar veel vragen over zijn gesteld: hoe zit het nu met de biologische landbouw? Daar wordt al lang over onderhandeld, sinds november 2015. De Maltezen hebben begin dit jaar een herstart gemaakt, nadat het eerder onder Slovaaks voorzitterschap vastgelopen was. U weet allen misschien nog dat onder ons voorzitterschap er behoorlijk veel stappen voorwaarts zijn gezet. Wij hadden toen het beeld dat het afgerond zou kunnen worden onder het Slovaakse voorzitterschap. Dat is niet gelukt. De Maltezen hebben een soort bezinningsmoment ingebouwd en zijn daarna weer vol goede moed begonnen. Maar ook zij zijn stukgelopen. Het voorzitterschap heeft op 29 mei in het CSA (Comité Speciale Agriculture), het Speciaal Comité Landbouw een nieuw mandaat voorgelegd, maar daar is niet over gestemd. Mevrouw Ouwehand vroeg waarom Nederland heeft tegengestemd, maar er is niet gestemd. Maar het mandaat is door ons niet gesteund. Wij waren daarin niet alleen. Er waren maar een paar lidstaten die het wel steunden. Het overgrote deel van de lidstaten steunde het niet. Dat komt omdat er op verschillende onderdelen nadrukkelijk verschillen van opvatting zijn.

Eentje die allang terugkeert, ook in de onderhandelingen met de Europese Commissie, is de aanwezigheid van residuen van niet-toegelaten stoffen op producten. De Europese Commissie heeft zich lang op het standpunt gesteld dat er sprake moet zijn van een nultolerantie, wat in de praktijk voor biologische landbouwers eigenlijk nauwelijks haalbaar is, omdat ze, helaas, te maken hebben met residuen die komen overwaaien van belendende percelen. Daar heeft de Raad zich steeds tegen verzet en wij ook. De Europese Commissie heeft dat nog steeds niet geheel laten varen. Dus daarover gaan de gesprekken nog steeds voort. Er zijn disputen over de termijn waarbinnen het gebruik van niet-biologisch uitgangsmateriaal en niet-biologische dieren moeten worden beëindigd. Het gaat over de uitzonderingen op de horizontale Europese zaaizaadverordening ten behoeve van biologisch heterogeen materiaal en biologische variëteiten. Een belangrijk punt van discussie is ook de vraag of bijvoorbeeld tuinbouwteelt moet plaatsvinden in volle grond of dat er sprake mag zijn van wat in het Engels heet «demarcated beds», dus bijvoorbeeld bakken waarin met grond of met substraat of met bepaalde rotsgrond mag worden gewerkt. Daar zitten natuurlijk ook allerlei belangen achter waardoor de verschillen van opvatting zich niet strikt beperken tot de vraag wat wel en niet natuurlijk is, maar vooral gaan over de vraag wanneer je wel en niet overgaat tot iets kwalificeren als «biologisch». Als je daar ruimer in bent, kunnen er meer dingen onder «biologisch» vallen. Het is voor sommige landen, sommige takken van sport, wel aantrekkelijk als je dat certificaat zou kunnen verkrijgen. De discussie gaat ook over het al of niet stellen van een maximum aan de omvang van de pluimveestapel. Als je meer dan 3.000 dieren hebt, kun je dan nog wel biologisch zijn? Nederland heeft voorbeelden van biologische bedrijven die groter zijn. Wij hebben ons dus steeds verzet tegen het stellen van dat soort limieten. Al die dingen kwamen weer terug.

Hoe moet het nu verder, vroegen meerderen van u. De heer Futselaar vroeg of ik verwacht dat Estland meer succes zal boeken. Ik denk dat Malta in een situatie die redelijk ingewikkeld was, met veel inzet heeft gewerkt en ook echt wel stappen voorwaarts heeft gezet, maar ook gewoon stukloopt op de verschillen in opvatting tussen de verschillende lidstaten, het parlement en de Commissie. Het is dus een moeilijk onderhandelingstraject. Dat blijkt ook uit de grote hoeveelheid trilogen die gehouden zijn – 17 inmiddels, en de 18e stond op het punt om plaats te vinden – en het feit dat er nog steeds geen overeenstemming is. Dus Malta heeft er veel aan gedaan, maar we moeten concluderen dat het niet slaagt. Het ligt voor de hand dat de Esten opnieuw zullen proberen om dit proces los te trekken. Een andere optie is, hoewel niet waarschijnlijk, dat de Commissie het voorstel intrekt. Maar de Commissie heeft eigenlijk steeds gezegd dat ze wil dat dit een succes wordt en gaat lukken, dus daarom verwacht ik dat niet. Het Estse voorzitterschap kan ook beslissen om er niet mee verder te gaan, omdat het geen openingen ziet. De Raad kan ook besluiten nemen, maar aangezien er ook in de Raad op dit moment geen eensgezindheid is, ligt dat ook niet voor de hand. Dus je zou bijna zeggen: het lijkt de Nederlandse formatie wel. Ook hiervoor geldt dat iedereen wil dat dit tot een goed einde komt, maar er moet beweging komen van verschillende kanten om te zorgen dat het ook daadwerkelijk lukt. We gaan even bezien hoe maandag de besprekingen hierover gaan en of er perspectief is voor het Estse voorzitterschap om dit weer op te pakken. Ik hoop van wel, want er wordt door de biologische sector al lang op duidelijkheid gewacht. Het helpt de biologische sector als die duidelijkheid daadwerkelijk in zicht komt. Het feit dat dit nu al een hele tijd boven de markt hangt en maar niet tot landing komt, draagt niet bij tot investeringszekerheid voor de biologische sector. Het is dus niet wenselijk dat dit zo nog lang doorgaat.

Ik kom bij de andere punten die op de agenda staan van de Raad. Er gaat gesproken worden over de marktsituatie. Dat ontlokte de heer Futselaar en de heer Grashoff een opmerking over het suikerquotum. Is het nu eigenlijk wel verstandig dat dit eraf gaat? Ik heb altijd de neiging om daartegenover te zetten: we hebben ook geen aardappelquotum, geen sperzieboontjesquotum en geen wortelquotum. Het systeem van een centrale regie van de overheid op wat er geproduceerd wordt, is soms wel eens ergens in de wereld geprobeerd, maar heeft nooit tot een heel groot succes geleid. De heer Grashoff en de heer Futselaar spreken beiden zorgen uit. De heer Grashoff maakte de vergelijking met de melkveesector. Het probleem daarvan is dat een te grote productie leidt tot milieuproblematiek. Daar weten wij alles van hier in Nederland. Daarvoor is een productiequotum niet per se het geëigende middel. Maar je ziet dat we ook in Nederland niet ontkomen aan een beperking van de productie om die milieuproblematiek tegen te gaan. Bij suiker speelt een dergelijk probleem niet. Wat kan gebeuren – de heer Futselaar heeft daar gelijk in – is dat er fors meer geproduceerd gaat worden, waardoor de prijs omlaag gaat. Dat is de werking van de markt, zoals die voor heel veel landbouwproducten bestaat en waar, mijns inziens, niets mis mee is. Het voordeel van de akkerbouwsector is dat hij zich elk jaar aan kan passen op de markt, en dat is in de veehouderij toch iets ingewikkelder. Als er te veel aanbod is, kun je ervoor kiezen om het volgende jaar over te schakelen op andere gewassen. Op die manier gaat het aanbod weer naar beneden. Goed, het zal even duren voor de markt een nieuw evenwicht bereikt. Op dit moment wordt er door de Europese Unie suiker geïmporteerd.

Vind ik het wenselijk dat suiker veel goedkoper wordt, ook vanuit gezondheidsoptiek? Kijk, dat is een heel ander soort discussie. De heer Futselaar zei terecht dat hij daarvoor niet helemaal aan het goede adres is, hoewel ik, zoals hij weet, niet alleen over gezond eten maar ook over het produceren van gezond eten zeer enthousiast ben. Maar op de vraag of je dat moet stimuleren via een prijsbeleid, volgt echt een debat dat hier niet thuishoort. Dat moet inderdaad in de commissie voor VWS gevoerd worden. Ik geloof dat het CDA in zijn oorspronkelijke programma het plan had om een suikertaks in te voeren, maar dat het congres van het CDA daarover anders heeft besloten. Dat is echt een heel ander soort debat. Ik denk niet dat een productiequotum de manier is waarop je moet sturen in dat soort vraagstukken.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Toch verbaast deze redenering van de zijde van de Staatssecretaris mij een beetje; zeker van deze Staatssecretaris gezien zijn politieke achtergrond. De regulering van de suikermarkt was er niet voor niets. Die heeft te maken met het feit dat ook daar problemen ontstaan die we altijd aanduiden met de varkenscyclus. Dit probleem treedt in de melkveehouderij ook op en dat is nou precies het punt waarom het altijd zo lastig is. Voor sommige producten, met name in de landbouwsector, werkt het marktmechanisme vaak slecht. Daarom is daar instrumentarium voor ontwikkeld. Daar is ook veel variatie in geweest in de afgelopen decennia. Nu is er een soort politiek dogma ontstaan dat de vrije markt het beter doet. Ik begrijp niet zo goed waarom deze Staatssecretaris van het dogma van de vrije markt is. Het suikerquotum was er niet voor niks. Volgens mij zitten wij er wel op te wachten dat het suikerquotum zodanig wordt bijgesteld dat Europa geen suiker hoeft te importeren. Daar zijn we het volgens mij over eens, maar dat kun je veel eenvoudiger bewerkstelligen door het quotum wat op te hogen dan door het af te schaffen.

Staatssecretaris Van Dam:

Die redenering van de heer Grashoff leidt tot het volledig reguleren van de hele akkerbouwmarkt, want dezelfde redenering kun je ook gebruiken voor een aantal andere gewassen. Soms is het heel aantrekkelijk om die massaal te produceren, maar toch hebben wij met elkaar in Europa besloten om deze markt niet op die manier te reguleren. Wij willen niet van bovenaf een soort totale regie zetten op de hele productie. Ik vind dat een verstandige koers. Ik denk dat de markt hierin echt zijn werk wel doet en dat dit ruimte biedt voor ondernemers om daar zelf keuzes in te maken. Ik denk dat er meer dan genoeg keuzes zijn in de akkerbouw om aantrekkelijker gewassen te produceren die, ook qua opbrengst, een goed alternatief zijn voor de suikerbiet. Ik zie dus niet de noodzaak voor overheidsregulering.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Volgens mij was die noodzaak er wel en is juist historisch gebleken dat die er is. Daarom was die er. Dat quotum is er niet zomaar gekomen, omdat iemand achter een bureau een hobby had en bedacht: ik ga eens een suikerquotum bedenken. Dat had precies die reden. Ik begrijp dus niet waarom er plotseling iets fundamenteels veranderd zou zijn waarom die reden nu is weggevallen. Ik vind het bijzonder als de Staatssecretaris mij verwijt dat dit een plotseling pleidooi zou zijn om alles van voor tot achteren in de landbouw maar te reguleren. Ik ben blij dat er een hoop producten zijn waarvoor dit niet nodig is.

Staatssecretaris Van Dam:

Het hele stelsel van quota – dit is niet het eerste quotum dat vervalt – had alles te maken met de Europese landbouwmarkt van voorheen. Die werd eerst gestimuleerd en daarna gereguleerd. Na de oorlog is de productie van allerlei verschillende producten fors gestimuleerd en fors gesubsidieerd met productiegebonden steun. Om te voorkomen dat er daarbij te eenzijdige productie of overproductie ontstond, zijn er ook quota gehanteerd om te sturen. De Europese Unie is van die koers afgestapt en geeft geen productiegebonden steun meer. De EU heeft de steun vervangen door hectaregebonden steun, de quota afgeschaft en heeft gekozen voor meer marktoriëntatie, zoals dat heet. Dat is veel meer een vrij ondernemerschap waarbij de markt sturend is in plaats van de overheid. Deze stap, het loslaten van het suikerquotum, kan niet los gezien worden van het loslaten van de andere quota en de andere bewegingen in het Europese landbouwbeleid. Het is dus een logische beweging naar een meer marktgeoriënteerde landbouwsector. Die zullen we uiteindelijk veel meer moeten gaan richten op de vraag van de consument. Zoals ik hier weleens eerder heb aangegeven, betekent dat ook dat je je meer rekenschap moet geven van wat de consument verwacht van de landbouwsector. De vraag naar gezonde producten, naar meer dierenwelzijn en duurzaamheid neemt toe. In de productie moet daar dus meer rekening mee gehouden worden. Je meer richten op de vraag is dus niet per se negatief, zo zeg ik tegen de heer Grashoff.

De heer Futselaar (SP):

De Staatssecretaris heeft natuurlijk gelijk als hij stelt – zoals hij aan het begin deed – dat de quotering van de landbouwproducten in het verleden door twijfelachtige regimes is gebruikt, specifiek door de Europese Unie zelf en wel vrij uitgebreid en befaamd. Dit is niet vergelijkbaar met de melksector. Daar wil ik best in meegaan. Maar nadenken over de consequenties van het afschaffen van een quotum breder dan alleen «die regel is weg», zou ik wel heel verstandig vinden. Ik viel hierover, omdat er werd gezegd: dat quotum gaat ook weg en dat ook. Dat heeft wel gevolgen. Suiker is toch iets anders dan wortelen of aardappelen als het gaat om de handel op de wereldmarkt en de rol die Europa daar misschien in de toekomst in heeft. Gewoon zeggen dat dit het zoveelste akkerbouwproduct is, vind ik dat wat gemakkelijk. Maar het is wel zo dat we een oude wens van Napoleon zouden vervullen als Europa zelfvoorzienend was in suiker, want hij is daar volgens mij destijds mee begonnen.

Staatssecretaris Van Dam:

Ook in dit geval worden er voorspellingen gedaan. De heer Futselaar refereerde daar al aan. Wij hebben in andere sectoren gezien dat die voorspellingen er ook weleens naast kunnen zitten, maar het zijn wel inschattingen over hoe de markt zich beweegt en ontwikkelt. Bij het loslaten van een dergelijk quotum zul je altijd zien dat de markt in eerste instantie wat overreageert, omdat er eigenlijk een nieuw evenwicht gevonden moet worden. Daar hoort ongetwijfeld ook een nieuw prijsniveau bij. Dat zal allemaal gaan gebeuren. Bij de zuivelsector zagen we net zo goed dat de verwachting was dat de wereldvraag naar zuivel zou gaan toenemen en dat er, toen het melkquotum verviel, vrij fors werd uitgebreid. Dat leidde tot markteffecten die allesbehalve positief waren. Er kwam te veel aanbod en dus een te lage prijs. Je ziet nu dat de markt zich, weliswaar op een lastige en soms pijnlijke manier, opnieuw begint te settelen. De verdere ontwikkeling van de zuivelmarkt staat ook ter bespreking op de agenda van maandag.

In Nederland liepen we tegen een andere grens aan, namelijk de milieugrens. Dat zei ik net al. Dat is een ander soort vraagstuk dan alleen maar het reguleren van de productie. Dus, zoals ik net al zei, het afschaffen van het suikerquotum is uiteindelijk onderdeel van een veel bredere beweging binnen het Europese landbouwbeleid om af te stappen van productiesturing en veel meer naar een vraaggerichte, marktgerichte landbouwsector te gaan. Daar hoort bij dat je niet meer met quota stuurt, maar de markt meer zijn werk laat doen. Als dat leidt tot ongewenste effecten, zoals we gezien hebben bij de zuivelmarkt, zijn er binnen het Europese landbouwbeleid mechanismen waarmee je eventueel zou kunnen bijsturen. Maar ik verwacht niet dat dat hier nodig zal zijn. Ik wijs er ook op dat suikerbieten overigens voor meer gebruikt worden dan alleen maar de productie van suiker. Ze bieden bijvoorbeeld ook mogelijkheden voor de productie van bioplastic; ik noem maar wat. Er zijn dus ook meer mogelijkheden in de markt die benut kunnen worden doordat het quotum vervalt.

De voorzitter:

Is dat helder, mijnheer Futselaar? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat de Staatssecretaris doorgaat met de beantwoording van de vragen.

Staatssecretaris Van Dam:

Verder staat diergezondheid op de agenda. Die is geagendeerd door het voorzitterschap met als doel om samen te werken aan een crisisparaatheid bij dierziekten. Het is heel goed dat het voorzitterschap dat doet. Nederland heeft, zoals u allemaal weet, zelf goede draaiboeken opgesteld. Het Nederlandse earlywarningsysteem wordt binnen de EU zeer gewaardeerd. De EU heeft een leidende rol bij het verder ontwikkelen van de samenwerking. Het is dus goed dat het voorzitterschap dat agendeert, maar het is met name als informatie vanuit het voorzitterschap op de agenda geplaatst.

Brazilië noemde ik al. Op 11 april heeft de Kamer informatie ontvangen van Staatssecretaris Van Rijn van VWS. De maatregelen die de Europese Commissie in Nederland heeft genomen, stonden in die brief. Het kabinet vindt het van het grootste belang dat de Braziliaanse overheid de corruptiepraktijk tot de bodem uitzoekt om de voedselveiligheid te garanderen. Dat is ook nodig voor het consumentenvertrouwen. Nederland is een grote importeur. De NVWA heeft geen aanwijzingen dat partijen bedorven vlees Nederland zijn binnengekomen, maar voert wel extra controles en onderzoeken uit. Staatssecretaris Van Rijn heeft toen aangegeven dat de Kamer wordt geïnformeerd als zich nieuwe ontwikkelingen voordoen. Dat is op dit moment niet het geval.

De heer Futselaar vroeg of de Europese Commissie de import nu wil verbieden. Daar is op dit moment nog geen sprake van. Het wordt ook door de Europese Commissie zeer nauwlettend en kritisch in de gaten gehouden.

Mevrouw Visser vroeg naar de Verordening diergeneesmiddelen. Die staat geagendeerd als een «stand van zaken». De behandeling van die verordening vordert gestaag. Het is een heel omvangrijk en technisch voorstel. Malta heeft daar veel werk in verzet als voorzitter. De technischinhoudelijke behandeling is daardoor nu heel ver gevorderd. Het is nu aan het Estse voorzitterschap om tot een onderhandelingsmandaat van de Raad te komen voor de onderhandeling met het Europees Parlement. Ik verwacht dat Malta zal aangeven hoe ver het gekomen is en daarmee het stokje zal overdragen aan Estland. Het voorstel dat er ligt, is in lijn met de Nederlandse visie op de interne markt voor diergeneesmiddelen en kan bijdragen aan het tegengaan van antibioticaresistentie. Ik heb daar steeds op aangedrongen. De onderdelen van de voorstellen zijn tot nu toe positief. Wij hebben wel steeds gezegd dat de maatregelen om bij te dragen aan antibioticaresistentie concreter in de verordening zouden moeten worden opgenomen. Daar blijven wij op inzetten totdat het onderhandelingsmandaat ter tafel ligt, maar dat gebeurt dus niet komende maandag, maar waarschijnlijk ergens in een Raad in de tweede helft van dit jaar.

Daarmee heb ik alle punten die op de agenda van de Raad staan gehad. Nu kom ik bij de overige vragen.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik heb een vraag naar aanleiding van de beantwoording van de Staatssecretaris net. Als wij de geannoteerde agenda lezen, zien wij vooral dat er nog veel onenigheid is. Het zit hem vooral op het punt van bevoegdheden. Kan de Staatssecretaris een inschatting maken van wat Nederland kan binnenhalen en wat niet? Hoe zal de discussie verlopen? Het streven van de Staatssecretaris is duidelijk, namelijk een gelijk speelveld, maar wij zien ook dat andere lidstaten hun bevoegdheden graag willen blijven gebruiken. Wat is de inschatting van de Staatssecretaris? Komen wij hier uit of komen wij uiteindelijk in een krachtenveld waarin Nederland niet datgene binnenhaalt wat het wil?

Staatssecretaris Van Dam:

We halen vanzelfsprekend zelden alles binnen wat wij graag willen, maar dat geldt voor alle lidstaten. Tot nu toe zijn wij zeer positief over wat er ligt op het gebied van diergeneesmiddelen. Het vergt heel veel technische uitwerking. Dat gebeurt allemaal op het niveau van de experts van de verschillende lidstaten. Het is nu voor het eerst onder het Maltees voorzitterschap dat het weer terugkomt op het niveau van de Raad. Waarschijnlijk is het een soort standvanzakenbriefing, als ik het zo mag noemen, waarbij wordt toe gewerkt naar het onderhandelingsmandaat. Het belangrijkste voor ons is dat die maatregelen bijdragen aan het tegengaan van antibioticaresistentie. Daarvoor zit een aantal goede aanknopingspunten in die verordening. Wij zitten er nog steeds in om een stapje verder te gaan dan wat er nu op tafel ligt. Of ons dat uiteindelijk gaat lukken, durf ik in dit stadium nog niet te zeggen. Dat zal de komende maanden moeten blijken.

Zoals de heer Geurts ook al zei, wij zijn een van de meest actieve lidstaten als het gaat om het terugdringen van antibioticaresistentie. Wij moesten ook van ver komen, maar wij hebben behoorlijke resultaten geboekt. In de laatste rapportage van de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa), die ik recent heb toegestuurd, zie je dat wij toch weer een vrij forse stap voorwaarts hebben gezet, terwijl de verwachting vorig jaar was dat wij met de maatregelen tot nu toe het maximale resultaat hadden geboekt en dat het zaak was om te komen tot nieuwe, veel specifiekere maatregelen gericht op verschillende sectoren en specifieke bedrijven. De voortgang van Nederland is vrij bijzonder. Tegen de heer Geurts zeg ik: dat brengen wij altijd graag onder de aandacht van andere lidstaten om te laten zien dat je daadwerkelijk antibioticagebruik kunt terugdringen als je er gericht beleid op voert. Dat zit bij de meeste lidstaten wel tussen de oren, maar het kan soms met iets meer urgentie. Wij lopen wat dat betreft voorop in de Europese Unie.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Staatssecretaris doorgaat met de beantwoording.

Staatssecretaris Van Dam:

Ja. De Vogel- en Habitatrichtlijn is inderdaad een onderwerp van de Milieuraad. Het actieplan van de Commissie staat daarvoor geagendeerd. Er wordt nu nog onderhandeld over de tekst. Ik heb recent het BNC-fiche naar de Kamer gestuurd. Afgelopen vrijdag en vandaag nog heb ik een korte, aanvullende brief gestuurd naar aanleiding van de vragen die hier de vorige keer waren gesteld over de reactie van de groene organisaties. Ik kan de Raadsconclusies in hun huidige vorm onderschrijven, waarbij het actieplan wordt ondersteund, maar het plan biedt ook nog ruimte en handvatten om in overleg met de Europese Commissie tot een op Nederland gericht werkplan te komen. Er zit dus ruimte in om maatwerk te kunnen leveren. Verder voeren wij daar nog een schriftelijk overleg over richting de Milieuraad. Het lijkt mij goed om dan met elkaar op de precieze punten te kunnen ingaan.

De heer Grashoff had het over klimaat. Hij zei: het lijkt wel alleen over adaptatie te gaan en niet over mitigatie. Tijdens de informele Raad in Malta lag het accent wel op adaptatie, maar dat betekent niet dat het alleen daarover gaat. Sterker nog, ik heb daar zelf zeer nadrukkelijk beide benadrukt. Ik heb ook aangegeven dat de landbouw forse stappen moet zetten, zodat de bijdrage van de landbouw aan klimaatverandering fors naar beneden gaat. Ook bij de meeste andere lidstaten is dat besef er. Ook de Europese Commissie maakte tijdens die informele Raad duidelijk daar zeer ambitieus in te zijn en te vinden dat het toekomstige GLB daarin van grote betekenis moet gaan zijn. Het toekomstige GLB moet daadwerkelijk gaan bijdragen aan het reduceren van de klimaatbelasting door de landbouw. Ik kon daar alleen maar mee instemmen; dat zult u begrijpen.

De heer Grashoff vroeg hoe het kan dat de melkproductie in de EU gemiddeld sneller daalt dan in Nederland. Het beeld dat wij hebben is dat dat per land heel verschillend is. Dat is niet goed vergelijkbaar doordat er sprake is van verschillende typen melkveesectoren en verschillende nationale invullingen van de steunpakketten. In het algemeen gaat de productie in grotere zuivellanden naar beneden en in landen met een kleinere veestapel juist wat omhoog. Ik kan daar dus niet zo op reageren als de heer Grashoff het hier naar voren bracht.

De heer Geurts vroeg wat ik doe op het gebied van de acceptatie van gevaccineerde dieren. Ik probeer de bestaande beperkingen voor vaccinatie en handel in vlees en zuivel van gevaccineerde dieren te versoepelen of weg te nemen. Dat is de inzet bij de regelgeving die de komende twee jaar wordt uitgewerkt. Daarnaast voeren wij actief overleg met Duitsland, omdat Duitsland de voornaamste bestemming is voor zowel dieren als vlees uit Nederland. Dat is een belangrijke markt voor die acceptatie. In de contacten die wij hebben met onze oosterburen over de vleesmarkt en de veehouderij, komt dat eigenlijk altijd wel aan de orde.

De heer Geurts vroeg naar POP3. Zijn beeld was dat er veel geld blijft liggen. Dat is niet mijn beeld, zoals ik ook heb aangegeven in mijn beantwoording van schriftelijke vragen. Ik heb daarover gesproken met de provincies. Dat betekent niet dat alles al is weggezet. Wij hebben met de provincies besproken dat zij alles op alles zetten om alles tijdig weg te zetten en te declareren. Zij hebben aangegeven zich er vol voor in te zetten om al het geld daadwerkelijk te besteden, maar er is voor alle middelen een bestemming gepland. En samen met de provincies kijk ik altijd naar mogelijkheden om de uitvoeringskosten te verlagen.

De heer Geurts vroeg ook nog naar de PAS naar aanleiding van de prejudiciële vragen die de Raad van State heeft gesteld aan het Europees Hof. Hij vroeg naar de juridische grondslag. Ben ik bevoegd om vergunningen te verlenen en dus ook om tijdelijk geen vergunningen te verlenen? De vergunningverlening is opgeschort in afwachting van de AERIUS Monitor M16. Er worden een aantal leefgebieden toegevoegd. Tijdens de wijziging van de monitor kan er geen gebruik worden gemaakt van AERIUS. Die wijziging is per 1 augustus afgerond. Dan hebben we precies in beeld waar nog ruimte is, zodat we kunnen toedelen. De opschorting staat echter los van de prejudiciële vragen die aan het Europese Hof van Justitie zijn gesteld. Dat heb ik ook recentelijk aangegeven in een brief aan de Kamer, waarin zij is geïnformeerd over de procedure.

De heer Geurts vroeg naar de uitvoering van de fosfaatreductieregeling. Hoe verloopt die? En ben ik het ermee eens dat onzekerheid moet worden voorkomen? Daar ben ik het mee eens, maar ik heb al eerder aangegeven dat het een majeure operatie is, die in zeer korte tijd moet worden uitgevoerd. Niet alles kan gaan zoals wij dat het liefste zouden zien. Er wordt keihard gewerkt door RVO en ZuivelNL om de uitvoering zo vlekkeloos mogelijk te laten verlopen. Zoals u weet, zijn beide partijen daarbij betrokken. RVO levert gegevens aan, maar ZuivelNL is degene die de heffingen moet uitvoeren. Het is nog niet gelukt om aan alle veehouders de gewenste duidelijkheid te bieden. Ik zal op korte termijn de schriftelijke vragen die mevrouw Lodders daarover heeft gesteld, beantwoorden, waarbij ik iets meer details kan geven over de vraag waar we staan, waar het nog niet is gelukt en hoe daarmee wordt omgegaan. Maar zoals ik al zei: ik ben het ermee eens dat onnodige bezwaren en onzekerheid zo veel mogelijk moeten worden voorkomen. Het is en blijft een complexe uitvoeringsopgave, zeker ook gelet op de wijzigingen die we, voor een deel op verzoek van de sector dan wel de buitenwacht, hebben moeten aanbrengen.

Verschillende leden stelden vragen over zeldzame huisdierrassen. U hebt die gisteren op het Plein kunnen bewonderen. U hebt met eigen ogen kunnen zien dat het gaat om een aantal bijzondere rassen dat tot het levend culturele erfgoed van Nederland behoort. Het is zeer de moeite waard om die te behouden. We doen daaraan ook het een en ander; daarnaar werd gevraagd. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen krijgt een jaarlijkse bijdrage van € 80.000. Daarmee kan de foktechnische expertise behouden blijven. Er is vorig jaar een eenmalige, aanvullende subsidie van € 40.000 beschikbaar gesteld om meer focus aan te brengen in de werkzaamheden van de stichting en om de samenwerking aan te gaan met andere partijen. Ook heb ik recentelijk met de Stichting Zeldzame Huisdierrassen afgesproken dat zij zich in het kader van de uitzondering op de fosfaatreductieregeling zal inzetten om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk van deze dieren daadwerkelijk worden gemerkt in de registratiesystemen, de i&r (identificatie en registratie). Ik heb toegezegd om de stichting eenmalig financieel te ondersteunen voor haar inzet op dit punt. Dat is wat we nu al doen.

Een andere vraag was of er geld blijft liggen vanuit POP3. In overleg met de provincies zijn voor de jaren 2014 tot 2020 bestedingsdoelen gedefinieerd, waarbij prioriteit is gegeven aan andere doelen, die ook allemaal bijdragen aan verdere verduurzaming en innovatie van de agrarische sector en aan verbetering van de biodiversiteit. Ik acht mij gebonden aan de afspraken binnen POP3. Een eventuele aanpassing daarvan kan alleen met instemming van de provincies en met goedkeuring van de Europese Commissie plaatsvinden. Mocht de Kamer dan wel de provincies wensen dat de afspraken worden aangepast, zal ik dat verder met de provincies moeten bespreken.

De heer Futselaar (SP):

De Staatssecretaris leek naar een volgend blokje over te gaan. Ik had er specifiek om gevraagd, omdat deze organisaties in hun communicatie verwijzen naar een rapport waaruit zou blijken dat Nederland het relatief slecht doet op deze dossiers. Zij koppelen dat aan de keuze die wij in het verleden hebben gemaakt om POP3 niet te gebruiken, in tegenstelling tot andere Europese landen die daarvoor wel financieringsregels hebben gemaakt. Dat zou de oorzaak zijn van het feit dat wij het op dit gebied relatief slecht doen. Ik heb eigenlijk twee vragen. Doen wij het volgens de Staatssecretaris relatief slecht op dit gebied in vergelijking met buurlanden? En is dat niet eigenlijk de consequentie van onze eigen keuzes met betrekking tot de invulling van POP3?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik vind het altijd moeilijk om dit soort vergelijkingen te maken met andere landen. Wij leveren onze inzet, maar het is natuurlijk ook een kwestie van heel veel liefhebbers die er zelf voor zorgen. Je hebt mensen nodig om ervoor te zorgen dat deze soorten in stand blijven. Dat doen veel mensen vaak meer als hobby dan dat ze daarvan bedrijfsmatig heel veel wijzer worden. Je bent dus ook afhankelijk van de hoeveelheid mensen die bereid is om zich daarvoor in te zetten. We hebben daar gisteren, dankzij de actie van de SZH, prachtige voorbeelden van kunnen zien. Mensen vertelden enthousiast op televisie over de manier waarop zij zich inzetten om ervoor te zorgen dat dit soort zeldzame soorten in Nederland in leven blijven. Het is fantastisch dat mensen dat doen. Ik wil benadrukken dat het niet primair om geld gaat. Geld is behulpzaam, daarom ondersteunen we de stichting ook. Het gaat bijvoorbeeld om middelen waarmee men de foktechnische expertise binnen de stichting kan behouden. Dat helpt om deze soorten overeind te houden.

Een andere vraag is of je er meer geld voor zou kunnen uittrekken. Dat had gekund binnen POP3, maar er is destijds een andere keuze gemaakt. Het kabinet, zeker het huidige kabinet, is gebonden aan de lopende afspraken. Als de Kamer mij vraagt om met de provincies om tafel te zitten om de afspraken te herzien, dan kan ik dat met de provincies bespreken. Dat kan echter niet eenzijdig. Dat vergt overeenstemming met de provincies en goedkeuring van de Europese Commissie. Er is in het verleden anders besloten, maar als de Kamer zegt dat ik dat moet herzien, dan hoor ik het wel.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit raakt natuurlijk ook aan de omvang van bedragen. Als wij het goed hebben begrepen, is de subsidie voor de stichting teruggebracht van twee ton naar € 80.000. Dat is een zeer forse beperking. Ziet de Staatssecretaris ruimte om daarin op een andere manier voor een deel tegemoet te komen? De stichting besteedt dat geld niet aan haar eigen hobby of bestuursleden, maar aan projecten. Ik heb daarnaast begrepen dat er op Europees niveau specifieke fondsen zijn voor het subsidiëren van projecten. Als er onvoldoende organisatiekracht is, kan ik mij voorstellen dat die fondsen niet worden benut omdat daarvoor simpelweg geen aanvragen komen. Klopt dat? Of zit ik verkeerd?

Staatssecretaris Van Dam:

Het eerste klopt natuurlijk. De subsidies zijn in de voorbije jaren op tal van terreinen naar beneden bijgesteld. De stichting krijgt nu nog € 80.000 om de foktechnische expertise binnen de stichting te kunnen behouden. Daarnaast is er sprake geweest van een eenmalige ondersteuning. Ik heb recentelijk afspraken gemaakt over een nieuwe eenmalige ondersteuning voor specifieke activiteiten. In het laatste geval ging het om de inzet van de stichting ten aanzien van zeldzame runderen in het kader van het fosfaatreductieplan.

De heer Grashoff vroeg of ik ruimte zie om meer geld uit te trekken voor de stichting, maar ik zit vast aan de begroting zoals ze er nu ligt en daar zit dat geld niet in. Wat betreft de vraag hoe dat in de nabije toekomst zal gaan en welke keuzes er zullen worden gemaakt bij toekomstige begrotingen: daar zal ik niet bij zijn. Dat is aan de formerende partijen.

De tweede vraag van de heer Grashoff ging over Europese subsidiepotten waarmee projecten zouden kunnen worden gefinancierd, maar die zijn bij ons niet bekend. Wat betreft de omvang van de bedragen die de heer Grashoff net noemde: ik snap dat je met meer geld meer dingen kunt doen, maar ik denk niet dat we het beeld moeten hebben dat je voor dat soort bedragen alle zeldzame huisdierrassen in Nederland kunt behouden. Je bent echt afhankelijk van de mensen die zich daarvoor willen inzetten, los van het feit of zij daarbij iets meer of iets minder worden ondersteund door de stichting die zich daarvoor vol inzet. Ik begrijp heel goed dat meer inzet altijd prettig is, maar we doen al het een en ander. Als de Kamer daar op wat voor manier dan ook meer geld voor wil vrijmaken, dan hoor ik dat wel. Dan past het mij om vervolgens met de Kamer mee te kijken naar een manier om dat voor elkaar te krijgen. Maar ik denk dat wij, gelet op de beschikbare middelen, al vrij veel doen om deze stichting te ondersteunen.

De voorzitter:

De beantwoording was naar behoren. Ik stel voor dat de Staatssecretaris doorgaat met het beantwoorden van de overige vragen.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts vroeg naar het intrekken van toeslagrechten bij de bestempeling van grond als «natuur». Bij de start van het GLB in 2015 zijn bepaalde natuurgronden uitgesloten van de directe betalingen. De uitsluiting van die gronden is in 2014 met de provincies en met LTO afgestemd. Er is besloten om als basis voor uitsluiting de natuurbeheertypekaarten van de provincie te gebruiken. Niet alle landbouwers hebben die uitsluiting ook geaccepteerd. Daarom lopen er momenteel nog beroepszaken bij het college van beroep. Ik wacht dus gewoon de uitspraken van het college daarover af.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Klopt het dat de provincie, daar waar er sprake is van omzetting van functie van landbouwgrond naar natuurgrond, de waardedaling heeft gecompenseerd aan de ondernemers?

Staatssecretaris Van Dam:

Dat hebben wij gedaan.

De heer Geurts (CDA):

Hier spelen natuurlijk wel wat meer dingen. Bij sommige natuurbeheerplannen is het ook mogelijk om die natuur te beheren door middel van. Dan is het wel bijzonder dat dat uitgesloten wordt. Ik had ook begrepen dat het ministerie dit samen met de provincies al wel aan het oppakken was, maar dat er nogal wat gedaan moest worden door de Staatssecretaris. Is het de Staatssecretaris ook bekend dat hij hier met de provincies nog eens even over moet spreken? Het is namelijk niet zo een-op-een. Een aantal boeren weten ook helemaal niet dat dit hun zou kunnen overkomen. Als RVO hun de toeslagrechten ontneemt, dan heeft dat wel veel grotere gevolgen dan in eerste instantie bedoeld was, want die natuur moet gewoon beheerd worden.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts zei het wat cryptisch. Hij vroeg mij of ik wist waar het over ging. Dat is niet direct het geval. Ik zei net al dat er een aantal zaken voorliggen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Daar kan ik sowieso niet op ingaan; daarvan moet ik de uitspraak afwachten. Als er bij de provincies behoefte aan is om met mij over bepaalde dingen te spreken die in het verleden zijn afgesproken, in dat geval niet met mij maar met mijn voorganger, en waarvan men nu in de praktijk vindt dat die anders uitpakken dan men toen had voorzien, dan zullen ze dat zelf wel agenderen. We voeren zo vaak overleg met elkaar dat de provincies goed in staat zijn om dat te doen. Dat zal dus ongetwijfeld gaan gebeuren bij ons eerstvolgende overleg. Als ik mijn agenda uit mijn hoofd ken, dan is dat zeer binnenkort.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal de Staatssecretaris via de geëigende kanalen onderhand eens wat documentatie toesturen, zodat die cryptische zin van de heer Geurts wat beter geduid kan worden.

Staatssecretaris Van Dam:

Ja, dat zou heel prettig zijn.

De heer Geurts (CDA):

Dan verwacht ik daar wel een oplossing voor.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Volgens mij komt dat prima in orde.

Staatssecretaris Van Dam:

Nou, dat weet ik niet, maar we gaan er in elk geval naar kijken, voorzitter.

De voorzitter:

Ik bedoelde daarmee te zeggen dat de informatie in ieder geval tot u gaat komen. Dat gaat in orde komen.

Staatssecretaris Van Dam:

Ja, dat zal wel goed komen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Nu wordt het voor mij heel erg cryptisch, voorzitter. Nu begint er iets over ons aller hoofd heen en weer te schieten. Ik wil de Staatssecretaris vragen om nog schriftelijk in te gaan op de vragen van de heer Geurts en mij in combinatie. Wat is nou precies de functiewijziging van agrarische grond naar natuurgrond? Wanneer heeft die plaatsgevonden? Vindt die nog steeds plaats? Ik vind dit punt bijvoorbeeld ook terug in de provinciale rapportage over het Natuurpact. Daar wordt het ook in vermeld. Ik ben benieuwd wat er gebeurd is rond de waardedaling en de vergoeding daarvan. De heer Geurts is geïnteresseerd in de vraag hoe het zich verhoudt tot landbouwsubsidies. Ik denk dat dat voor ons allen nuttige informatie is.

De voorzitter:

Dat is ongetwijfeld zo. U bent overigens door uw interrupties heen. Ik stel voor dat u, als u straks nog iets wilt zeggen, dat in de tweede ronde doet.

Staatssecretaris Van Dam:

Als de Kamer om informatie vraagt, is het sowieso altijd aan ons om ervoor te zorgen dat ze die krijgt. Laten we met de achtergrondinformatie van de heer Geurts in de hand even bekijken of we wat de Kamer heeft bereikt kunnen matchen met wat wij weten, en of we dan ook een informatief briefje naar de Kamer toe kunnen sturen. Dat lijkt me handig.

De voorzitter:

U doet dus de toezegging dat er een informatief briefje komt naar aanleiding van de vraagstelling. We noteren dit in ieder geval als toezegging. Ik stel voor dat u doorgaat met de beantwoording.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik was nu bij de hormoonverstorende stoffen. Alles komt langs vandaag. Mevrouw Ouwehand had de indruk dat wij hebben ingestemd met een conceptvoorstel. Daarbij verwijst zij naar het SCoPAFF, dat in mei heeft beraadslaagd en waar de Europese Commissie het nieuwe voorstel dat ze in februari had gedaan, geagendeerd heeft. Maar er is noch op 18/19 mei, noch op 30 mei een stemming geweest; die stemming is niet doorgegaan, omdat de Europese Commissie geen ruime gekwalificeerde meerderheid zag voor haar voorstel. Volgens mij hebben wij de afgelopen maanden al een paar keer eerder met elkaar gesproken over de manier waarop die voorstellen gewijzigd waren en over mijn beoordeling daarvan. Er is sindsdien niks veranderd.

Ik kom op het transport van jonge kalveren. Ik zal eerst even ingaan op wat er feitelijk aan de hand is. In december 2015 is er vanuit de kalversector een aanvraag gedaan voor export. De NVWA heeft besloten om daar geen toestemming voor te verlenen en geen exportcertificaten af te geven voor de export van kalveren voor lang transport, transport van meer dan acht uur, omdat er niet kon worden voldaan aan de Europese Transportverordening. Er waren geen of onvoldoende mogelijkheden om te drinken tijdens de lange reis. De kalversector heeft daarop besloten om te gaan werken aan systemen die wel voldoen aan die verordening. De afgelopen periode hebben medewerkers van de NVWA en het ministerie verschillende malen gecontroleerd of en hoe deze systemen werken. Uiteindelijk is geconcludeerd dat de nu aangeboden systemen werken. Op basis daarvan verleent de NVWA bij gebruik van geschikte vervoermiddelen weer exportcertificaten. Ik benadruk dat de NVWA daarbij gewoon toetst aan de Europese regels die er zijn. Zoals mevrouw Ouwehand ook weet, vind ik principieel dat het beter is voor het welzijn van dieren, en zeker voor dat van jonge dieren, als ze niet over een dergelijke lange afstand worden vervoerd. Dat vergt wijziging van de regelgeving in Europa, omdat dit allemaal Europees bepaald wordt. Ik probeer dat op de agenda te krijgen en te houden, samen met gelijkgestemde lidstaten, maar dat zijn er weinig. Dat vindt tot nu toe dus weinig weerklank.

Mevrouw Ouwehand had ook een bredere vraag: is een dergelijk model eigenlijk überhaupt gewenst? In het model dat we nu kennen, worden kalfjes door heel Europa, soms vanuit verre lidstaten, naar Nederland getransporteerd om hier verder gemest te worden, of worden ze juist vanuit Nederland naar de andere kant van Europa gebracht om daar verder gemest te worden of bij bedrijven terecht te komen. Ik vind dat geen gewenst model. Ik geloof niet in een bedrijfsmodel waar het zo ver transporteren van dieren onlosmakelijk mee verbonden is. Ik vind dat het niet zo zou moeten werken. Maar dat vereist wel aanpassingen die in de sector zelf moeten plaatsvinden. Het gaat dus niet alleen om regelgeving, maar ook om het bedrijfsmodel dat erachter zit. Je kunt als overheid niet alles makkelijk afdwingen met regelgeving. Dat je het in Nederland verandert, betekent immers nog niet dat je het daarmee ten principale verandert. Dit zijn echt zaken die op Europees niveau moeten worden aangepakt. Ik heb me daar met overtuiging voor ingezet. Ik hoop dat dat ook gaat gebeuren in de komende vier jaar, ongeveer. Maar er moet veel werk verzet worden om ervoor te zorgen dat de steun in Europa breder wordt. Voor dierenwelzijn in de breedte geldt dat Nederland echt vooroploopt, maar vaak ook wat voor de troepen uit loopt. Het is soms frustrerend om te zien hoe weinig animo er in veel andere Europese landen is om verbeteringen aan te brengen op dit punt. Ik vrees dus dat we nog langer met deze modellen zullen moeten doen dan ons allen lief is. Dat betekent nog steeds dat we ook vanuit Nederland moeten bekijken hoe we er samen met de verantwoordelijke bedrijven voor kunnen zorgen dat dit soort praktijken verminderd worden en minder standaard verbonden zijn aan de bedrijfsvoering zoals die hier plaatsvindt. Ik hoop dat dit in elk geval een antwoord is op de vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand vroeg ook hoe wij ervoor kunnen zorgen dat producten van mishandelde paarden uit Zuid-Amerika niet op onze markt komen. Vlees dat uit niet-EU-landen wordt geëxporteerd naar Europa, moet aan Europese wettelijke eisen aan voedselveiligheid en dierenwelzijn bij de slacht voldoen. De Europese Commissie kan pas maatregelen treffen op basis van bevindingen van de HFAA, de Health and Foods Audits and Analysis. Dat staat ook in de brief van 16 mei die de Kamer gekregen heeft. Een vrijhandelsakkoord zal daar niet veel aan veranderen. De mogelijkheden tot het nemen van maatregelen blijven hetzelfde als in die brief beschreven is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dank de Staatssecretaris nogmaals dat hij bij de HFAA en de Europese Commissie aan de bel trekt, maar als ik zijn brief goed lees, is er alleen maar ruimte om de import stop te zetten als uit de audits blijkt dat de standaarden niet gehaald worden. In 2011 is een audit gedaan bij alle vijf de erkende paardenslachthuizen in Argentinië. De Staatssecretaris schrijft dat in een recentere audit, in september 2014, twee paardenslachthuizen zijn bezocht. Begrijp ik het goed dat er drie jaar overheen kan gaan zonder dat er gecontroleerd wordt, dat er bij een nieuwe controle vervolgens maar bij twee van de vijf paardenslachthuizen gecontroleerd wordt, en dat dat de basis is voor het al dan niet kunnen treffen van maatregelen? Iedereen wil wel zo'n niveau van controle, want dan hoef je je bijna nergens aan te houden. In Nederland houden we veel hogere toezichtstandaarden aan. Het is niet meer dan fair om de standaarden ook voor onze buitengrenzen op dat niveau te willen hebben.

Staatssecretaris Van Dam:

Als mevrouw Ouwehand zegt dat het goed zou zijn als er meer audits zouden plaatsvinden, onderschrijf ik dat. Ik zal zowel bij de Europese Commissie als bij de Europese collegaministers aandacht vragen voor de situatie in Argentinië, om draagvlak te krijgen voor onze wens dat de Europese Commissie actie onderneemt richting Argentinië. Die actie kan de vorm van aanvullende audits aannemen, om de boel scherper te krijgen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nogmaals, op zich dank voor de inzet, maar dit is ook het punt dat ik vorige week probeerde te maken tijdens het debat over de vrijhandelsverdragen. Dit is een concrete casus. Europa kan bij een vrijhandelsverdrag met Zuid-Amerikaanse landen wel de inzet hebben dat standaarden op bijvoorbeeld het gebied van dierenwelzijn gelijk zijn, maar je ziet een enorm gat tussen hoe ze het in Zuid-Amerika doen en hoe we dat in Nederland en Europa doen. Dat blijkt alleen al uit de mate van toezicht. Als de standaarden gelijk moeten zijn, zegt de Staatssecretaris dan ook dat paardenvlees uit Argentinië onder dezelfde mate van toezicht en controle moet staan als vlees van Nederlandse slachterijen? Dan komt zo'n vrijhandelsverdrag er niet, want dan moet daar zo'n enorme inhaalslag plaatsvinden! Ik leg deze concrete casus bij de Staatssecretaris neer om te proeven hoe hij dit ziet in het licht van dit op handen zijnde vrijhandelsverdrag en andere vrijhandelsverdragen.

Staatssecretaris Van Dam:

Het gaat niet om de vraag of ze het toezicht daar op precies dezelfde manier als wij organiseren. Het zou ook geen logische en terechte eis zijn. Als landen waarmee wij een handelsverdrag sluiten, zouden eisen dat wij onze hele toezichtspraktijk aanpassen aan hoe zij dat graag zien, zouden we dat ook niet acceptabel vinden. Het gaat erom dat je afspraken maakt over het resultaat. Die gaan ook over het borgen van dierenwelzijn, ook in de slachterij. Het is aan de Argentijnse overheid, in dit geval, om daarop toe te zien. Europa inspecteert via audits of dat daadwerkelijk tot het afgesproken resultaat leidt. Als Europese inspecties tekortkomingen constateren dan wel aanleiding zien om meer inspecties te doen, dan kan dat. Dat is onderdeel van de afspraken. Gelet op de beelden zoals we die nu kennen, is er dus alle reden om meer inspecties te doen en om het betreffende bedrijf verder te controleren. Daarom zei ik ook dat ik bereid ben om de Europese Commissie te vragen om actie te ondernemen zodat er meer inspecties en aanvullende audits plaatsvinden, om goed in beeld te krijgen of de afspraken over bijvoorbeeld dierenwelzijn wel voldoende geborgd zijn. De Europese Commissie moet dat doen; zo is dat Europees bepaald. Op zich is het maken van dat soort afspraken, inclusief de afspraak dat je daarop zo veel kunt toezien als je zelf nodig acht om zeker te weten dat aan de afspraken voldaan wordt, in mijn ogen goed genoeg om zeker te kunnen stellen wat je zeker wilt stellen. Als je signalen hebt van misstanden aan de andere kant, betekent dat dat je scherper moet gaan kijken. Die mogelijkheid is er, maar die moet dan wel gebruikt worden.

De voorzitter:

Volgens mij bent u zo'n beetje aan het einde van de beantwoording gekomen.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik denk dat mevrouw Visser het daar niet mee eens is.

De voorzitter:

Er staan dus nog een paar vragen open? Dan stel ik voor dat u doorgaat met de beantwoording van de vragen van mevrouw Visser en eventuele overige vragen.

Staatssecretaris Van Dam:

Mevrouw Visser vroeg of ik de declassificatie – zo noem ik het maar even – van vrije-uitloopeieren al geagendeerd had en wat de reacties daarop waren. Er zijn inmiddels drie expertbijeenkomsten geweest in Europa, op verzoek van Nederland, maar met steun van een groot aantal lidstaten. De Europese Commissie heeft na de expertmeeting in mei een denkrichting naar de lidstaten gestuurd en gevraagd om een reactie. Daarin worden twee opties voorgelegd. De eerste optie is een relatief korte verlenging van de twaalfwekentermijn die gepaard gaat met uitbouw van overdekte uitloop aan stallen als compenserende maatregel. Ik heb daarop gereageerd dat ik geen voorstander ben van een optie waarbij van bedrijven allerlei aanvullende investeringen worden gevraagd voor die aanvullende overdekte uitloop. De andere optie is het overdekken van de uitlopen met netten. Die suggestie van de Europese Commissie biedt in mijn ogen uiteindelijk geen soelaas en geen betere bescherming. We hebben aangegeven dat we als Nederland de normen voor het systeem dat nu wordt gehanteerd door de meeste Nederlandse bedrijven – naast vrije uitloop is er vaak sprake van een zogeheten winter garden – niet verder gaan opschroeven. We willen geen aanvullende eis om te kunnen komen tot een verlenging van de status van vrije-uitloopei.

Ik hoop dat het lukt om een oplossing te realiseren voor de komende herfst. In een situatie van veterinaire noodzaak, als er echt sprake is van vogelgriepdreiging, kan er een langere ophokperiode gelden. Het gaat erom dat eieren dan, zonder dat het consumentenvertrouwen geschaad wordt, toch onder een soortgelijke status verkocht kunnen worden, met bijbehorend prijsniveau. Dat is ook van groot belang voor de investeringen die pluimveehouders doen om vrije-uitloopeieren te kunnen produceren. We blijven hier dus over doorpraten. Maar om in te gaan op de concrete vraag van mevrouw Visser: we hebben het dus niet alleen geagendeerd, maar er wordt ook al uitvoerig over gesproken.

Mevrouw Visser vroeg verder naar de studie over het scheurverbod voor blijvend grasland. Die zal voor de zomer klaar zijn.

Zij vroeg ook hoe het zit met de Koeientuin. Zoals zij ook kon lezen, is het vervelende dat wij daarvoor de handen niet op elkaar krijgen op basis van de huidige regelgeving. Ik zie binnen de huidige regelgeving ook geen mogelijkheden om het toch voor elkaar te krijgen. Dat is buitengewoon teleurstellend, zoals ik de Kamer ook geschreven heb, maar in de nieuwe voorstellen voor de biologische landbouw wordt wel de mogelijkheid besproken dat rekening wordt gehouden met nieuwe technische ontwikkelingen. Dat is mogelijk een opening. Maar goed, dan moeten die voorstellen er uiteindelijk wel komen.

Mevrouw Visser vroeg ook naar de meststoffenverordening. Ze verwees naar de inzet van haar partijgenoot in het Europees Parlement, de heer Huitema. Ik zal hierover op korte termijn contact met hem hebben. Wij zetten ons natuurlijk in voor het gebruik van hoogwaardige meststoffen, vervaardigd uit dierlijke mest. We willen dat dit mogelijk wordt binnen de kaders van de Meststoffenverordening en de Nitraatrichtlijn. Daarover vindt overleg plaats in de Raadswerkgroep die gaat over de herziening van de Meststoffenverordening. Zoals gezegd zal ik contact hebben met de heer Huitema om te bespreken hoe wij onze inzetten op elkaar kunnen afstemmen, zodat we hopelijk resultaat bereiken.

Daarmee ben ik volgens mij gekomen aan het eind van de beantwoording, want ik meen alle vragen van de Kamer beantwoord te hebben.

De voorzitter:

We hebben nog tijd voor een tweede ronde. Ik stel een spreektijd van anderhalve minuut voor. Ik geef allereerst het woord aan de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Op de zorg voor zeldzame rassen zal ik in een later stadium wellicht nog terugkomen. Voor dit moment kan ik met het antwoord uit de voeten. Ik snap dat de Staatssecretaris de bal een beetje terugspeelt.

Ik heb nog een opmerking over de inzet van de Nederlandse regering inzake de regelgeving voor de biologische sector. Mag ik ervan uitgaan dat de Staatssecretaris, in samenspraak met de Nederlandse biologische sector, zijn uiterste best doet om in elk geval van onze kant maximaal bij te dragen aan het doorbreken van de impasse? Zal hij zich richten op het vinden van overeenstemming, zonder daarbij de cruciale dingen die door de Nederlandse biologische sector belangrijk worden gevonden, op voorhand op te geven?

We krijgen nog een schriftelijk overleg over het actieplan. De inbrengdatum is aanstaande maandag 12 juni. Kan de Staatssecretaris mij toezeggen dat daarop heel snel wordt gereageerd, bij voorkeur 's ochtends 14 juni? Het is mogelijk dat ik hierover een VSO (verslag van een schriftelijk overleg) aanvraag en dat zou ik heel graag voor de Milieuraad van 19 juni willen laten plaatsvinden. De termijnen zijn heel krap. Als de Staatssecretaris dat kan toezeggen, zou ik hem zeer erkentelijk zijn. Daar laat ik het bij.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de beantwoording. Ik kom nog even terug op de biologische landbouw. De Kamer is daarover in de afgelopen periode heel kritisch geweest. Het BNC-fiche vanuit het kabinet was indertijd ook kritisch te noemen. Ik heb daarover met de voorgangster van de huidige Staatssecretaris regelmatig een discussie gehad. Ik heb toen al voorgesteld om de Commissie te vragen het voorstel in te trekken. Ik heb daaraan vanmiddag nog wat toegevoegd, namelijk de vraag of het mogelijk is om een akkoord te sluiten op de onderdelen waarover wel politieke consensus is en de rest op een ander moment te doen. Op dat detail is de Staatssecretaris nog niet ingegaan. Ik vraag hem om in te gaan op de vraag hoe hij daartegen aankijkt. Hoe moet het nu verder? We moeten het niet alleen maar overlaten aan de lidstaat die toevallig voorzitter is.

Ik ga mij nog verder verdiepen in de zeldzame rassen.

Ik heb nog een ander punt voor de Staatssecretaris; daar kwam ik in de eerste termijn niet aan toe. Ik las dat in Duitsland afgelopen vrijdag een nieuwe meststoffenwet is ingegaan. Dat betekent dat deelstaten daaraan hun invulling gaan geven. Mijn concrete vraag is of de Staatssecretaris of het ministerie al in contact is met de deelstaten om de Nederlandse belangen op dat punt te dienen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording en voor de positie die hij inneemt, namelijk dat hij het niet wenselijk vindt om in het bedrijfsmodel standaard op te nemen dat jonge dieren op langeafstandtransporten worden gezet. Als het specifiek gaat over de leeftijd van dieren, zouden volgens hem de Europese regels moeten worden veranderd. Heeft hij het daarover? Of heeft hij het überhaupt over de duur van transporten? Nederland wil dat die maximaal acht uur duren, in plaats van de 24 uur die Europa wil. Ik vroeg mij af of we nog iets kunnen doen ten aanzien van de leeftijd van getransporteerde dieren.

We blijven daarnaast graag op de hoogte van het vervolg van de stappen die de Staatssecretaris zet inzake het Argentijnse paardenvlees.

Ik kom tot slot op de hormoonverstorende stoffen. De Staatssecretaris zegt dat er niet zo veel is gebeurd. Het is inderdaad niet op een stemming aangekomen, maar als ik AGRA FACTS lees, lijkt het toch alsof er nog over het voorstel wordt gediscussieerd en er sprake is van aanpassingen. Kan de Staatssecretaris, gelet op het behandelvoorbehoud dat de Kamer heeft gemaakt, de stand van zaken sturen met betrekking tot het voorstel dat er nu ligt en de positie van Nederland? Na ontvangst van de brief wil ik de mogelijkheid voor een VAO (verslag van een algemeen overleg) openhouden. Dat hoeft niet voor de komende Landbouwraad plaats te vinden, maar wel voor het zomerreces. De eerstvolgende mogelijke stemming over hormoonverstorende stoffen zou dan net op 12 of 13 juli kunnen plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris de stand van zaken sturen? Na ontvangst van de brief volgt er mogelijk een VAO.

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording, ondanks het feit dat alle achtergronddocumenten niet beschikbaar zijn of wellicht wat later komen. Naar aanleiding van zijn beantwoording wil ik nog even terugkomen op de afzet van vrije-uitloopeieren bij een langdurige ophokplicht. Het is goed om te horen dat er een aantal expertmeetings is geweest en dat er aan voorstellen wordt gewerkt. De Staatssecretaris gaf aan dat er wordt doorgepraat naar aanleiding van een aantal voorstellen dat is gedaan. Nederland is niet voor een verhoging van de norm. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hierover duidelijkheid komt? Ik gaf niet voor niets aan dat de herfst eraan komt. Daarmee staat de volgende vogeltrek weer voor de deur. Kan de Staatssecretaris ingaan op de vraag wanneer het doorpraten tot een resultaat zou kunnen leiden?

We gaan in het verslag meer lezen over de Verordening diergeneesmiddelen. De Staatssecretaris noemde technische maatregelen, maar mijn ervaring met technische werkgroepen is de volgende. Als dit de eerste keer is dat het op bestuurlijk niveau ter tafel ligt, kan het tot verschillen leiden. Ik ben vooral benieuwd naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad.

De heer Jan Huitema en de Staatssecretaris gaan met elkaar in gesprek. Dat is alleen maar goed om te horen. Ik hoop dat ze elkaar weten te vinden wat betreft de inzet.

Ik kom op mijn laatste vraag. Die heeft te maken met de teleurstelling die ik uitsprak over het toestaan van innovaties en de vraag hoe we onze inzet op dat punt kunnen verbeteren. De Staatssecretaris gaf duidelijk aan dat het niet zit in de huidige wet- en regelgeving, maar dat hij mogelijkheden ziet in de nieuwe voorstellen. Wat kunnen wij doen om de Staatssecretaris daarin te ondersteunen, zodat we de laatste push weten te geven om de innovaties daadwerkelijk te kunnen doorvoeren?

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Ik heb alleen nog een vraag over de zeldzame huisdierrassen. Is er voor de provincies ruimte om hiermee nog iets te doen in de invulling van POP3? Moeten zij daarmee eerst terug naar Den Haag, waarna de Staatssecretaris weer naar de Europese Commissie moet voordat er iets mogelijk is? Of hebben zij die ruimte nog wel?

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Is er nog een korte schorsing nodig? Ik begrijp dat de Staatssecretaris direct wil overgaan tot de beantwoording. Ik geef hem daartoe het woord.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. De heer Grashoff vroeg weer naar de biologische landbouw. Hij wil weten of ik in samenspraak met de biologische sector kan bekijken hoe we de impasse zouden kunnen doorbreken. Ik overleg daarover vanzelfsprekend met de sector en het ministerie. We houden de belangen van de Nederlandse biologische sector daarbij zeer goed in het oog. Er werd een aantal aanpassingen voorgesteld die misschien wel in het belang waren van bepaalde sectoren, niet alleen biologische, maar ook toekomstige biologische sectoren in andere lidstaten, maar niet in die van ons. Dat laat zien dat ik ook het belang van de Nederlandse biologische sector meeweeg.

De heer Geurts vroeg ook of we de impasse kunnen doorbreken. Hij vroeg wat ik zou doen. Ik kijk tegenwoordig thuis op de televisie naar de beelden van de formatie. Het is soms even wennen om het alleen maar vanaf die kant te kunnen bekijken. Ik denk dan ook vaak: ik had het al drie keer opgelost. Maar zo werkt het nu eenmaal niet altijd. Hetzelfde geldt hiervoor. Als wij het alleen voor het zeggen hadden, dan hadden we het al opgelost.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het verwijt dat de Staatssecretaris het al drie keer had kunnen oplossen, heb ik niet gemaakt.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik gebruik die vergelijking om aan te geven dat als meerdere partijen bij elkaar zitten, je als buitenstaander vaak denkt te weten hoe het moet worden opgelost. Wij dachten na ons voorzitterschap dat overeenstemming binnen handbereik kon zijn. Desondanks liep het stuk op de verschillen van mening tussen de Commissie en het Europees Parlement. Het ging bijvoorbeeld over de vraag hoeveel zeggenschap het parlement uiteindelijk zou moeten hebben dan wel hoeveel er gedelegeerd zou kunnen worden. De Commissie heeft zich tot nu toe nogal stevig opgesteld ten aanzien van de kwestie van decertificering op basis van residuen. Maar nul tolerantie ten aanzien van residuen betekent in de praktijk dat je heel veel biologische landbouw in feite onmogelijk maakt, omdat er altijd sprake is van residuen die zijn overgewaaid van andere percelen. Ik begrijp niet zo goed waarom de Commissie zo lang en zo stevig op dit punt is blijven zitten, maar zo lang ze dat doet, komt er geen beweging in. Ik denk dat ze daar vanaf zal moeten. Sommige lidstaten hebben verzoeken neergelegd die uiteindelijk niet bijdragen aan het bereiken van overeenstemming. Dus voordat ik iets zou kunnen doen om die impasse te doorbreken, moeten er eerst een aantal posities van tafel. Dat geldt voor meer plekken. Dat moet dan echter wel gebeuren. Ik hoop dat het Estland lukt om een doorbraak te bereiken. We zijn hier al heel lang mee bezig, maar het is in ieders belang dat er snel duidelijkheid komt en dat het proces wordt afgerond. Dat vergt echter van alle kanten beweging. Als er van ons beweging wordt gevraagd, zullen wij, als er iets op tafel ligt wat redelijk is, niet een blokkerende factor zijn. Als er echter dingen op tafel komen die ook in mijn ogen niet in het belang zijn van de geloofwaardigheid van de biologische sector – dat gebeurde ook al – dan houdt het ook voor mij een keer op om mee te bewegen.

De heer Grashoff vroeg naar het schriftelijk overleg over het actieplan Vogel- en Habitatrichtlijn. Als u maandag de vragen indient, zullen we zorgen dat u woensdag de antwoorden hebt. We zullen proberen die woensdagochtend bij de Kamer te hebben, zodat u kunt beoordelen of het nog nodig is om een VSO in te plannen. Ik hoop natuurlijk van niet en dat u zeer tevreden zult zijn met de antwoorden, maar dat zullen we dan wel zien.

Ik kom zo nog terug op de vraag van de heer Geurts over de meststoffenregeling in Duitsland.

Mevrouw Ouwehand vroeg nog een keer naar het langeafstandstransport. We zijn het erover eens dat we daar vanaf zouden moeten. Zij vroeg of het daarbij gaat om de duur van het transport of om de leeftijd van de dieren. Het gaat om beide. Het gaat om de leeftijd die de dieren moeten hebben voordat ze op transport gaan en om de lengte van het transport. Ik ben er sowieso tegen dat een transport langer dan acht uur zou duren. Dat is al vrij lang voor jonge dieren. Langer vind ik eigenlijk niet verantwoord, maar het mag wel binnen de Europese regels. Ik zei al hoe moeilijk het is om daar beweging in te krijgen. We moeten het echter wel blijven proberen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het kan zijn dat ik het niet scherp heb. De inzet van Nederland voor het beperken van de duur van een transport is me al jaren duidelijk, dat is acht uur, maar wat is de concrete inzet wat betreft de leeftijd? Welke landen steunen die wel en welke niet? Kan de Staatssecretaris ons daarover informeren, zodat wij ook vanuit onze netwerken kunnen kijken hoe we andere landen in beweging kunnen krijgen om Nederland wat meer te steunen?

Staatssecretaris Van Dam:

Zullen we afspreken dat we dat soort dingen meenemen in de volgende brief over dierenwelzijn? Dat wordt dan wel het najaar, want de Kamer heeft net een brief gehad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou denken de volgende keer als we over de Landbouw- en Visserijraad spreken. Zou dat kunnen? Even kort?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik kan wel kort in de brief meenemen waar we op inzetten en wat de punten zijn waar we verbetering in willen. Dat zal echter niet in juli op de agenda staan. Het kost ons al genoeg moeite om dit soort issues op de agenda te krijgen van het platform dat moet spreken over dierenwelzijn.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat mevrouw Ouwehand daar tevreden mee is.

Staatssecretaris Van Dam:

Dat dacht ik ook te zien en dat zie ik altijd graag.

Dan de hormoonverstorende stoffen. Mevrouw Ouwehand noemde het behandelvoorbehoud. De Commissie heeft op een drietal punten haar voorstel gewijzigd. Die wijzingen betreffen in alle gevallen een verduidelijking of een verbetering en zijn dus in lijn met het Nederlandse standpunt. We hebben hier een aantal keren gediscussieerd over mijn oordeel over hetgeen ter tafel ligt. Ik denk dat het een verbetering is en dat het meer zekerheid biedt dan de huidige regelgeving. Mevrouw Ouwehand bekijkt het van een andere kant en vindt dat het nog steeds te veel ruimte laat. Ik denk dat het een stap in de goede richting is, maar het is nu aan de Commissie, aangezien ze het wel ter stemming wilde brengen, maar dat uiteindelijk niet heeft gedaan, om aan te geven hoe ze hiermee verder wil. Zodra de Commissie daarmee komt, zal ik de Kamer informeren en heeft de Kamer de kans om dit te behandelen, schriftelijk of mondeling.

Mevrouw Ouwehand vroeg ook om op de hoogte gehouden te worden van de vervolgstappen voor Argentijns paardenvlees. Dat zal ik vanzelfsprekend doen.

Mevrouw Visser vroeg wanneer er duidelijkheid komt over de kwestie van de vrije-uitloopeieren. Volgens haar was de herfst al weer in zicht. Dat is mij wat al te somber. Ik was er net aan gewend dat het zomer begon te worden. Laten we daar eerst even van genieten. Er zit wel vaart in, want iedereen wil een oplossing voor het volgende seizoen waarin er weer een risico zou kunnen zijn op vogelgriep. De verwachting is dat de Commissie op de tweede dag van niet de meteorologische, maar de officiële zomer, 22 juni, een voorstel zal doen. Dat moeten we even afwachten, want er is nu nog geen zicht op of dat zal gebeuren en hoe dat eruit zal zien.

Mevrouw Visser vroeg wat de Tweede Kamer kan doen om de discussie over de Koeientuin te steunen. Dat is onderwerp van discussie in de triloog, althans de ruimte voor innovatie is onderwerp van discussie in de triloog. Daar heeft behalve de Commissie en de Raad ook het Europees Parlement een rol in. Ik meen dat u allemaal partijgenoten hebt in het Europees Parlement, dus u zou partijgenoten erop kunnen wijzen dat dit een belangrijk onderdeel is van de toekomstige regelgeving.

De heer Futselaar vroeg of er ruimte is voor de provincies om iets te doen via POP3. Het POP3 is vastgesteld door het Rijk en de provincies. Een aanpassing daarvan moet opnieuw worden voorgelegd aan de Commissie, maar als er vanuit de provincies behoefte is om het aan te passen, zal ik daar niet voor gaan liggen. Als die vraag er ligt, ben ik vanzelfsprekend bereid om daaraan mee te werken.

De heer Geurts heeft nog gevraagd of het mogelijk is om wat betreft de biologische landbouw een akkoord te sluiten op de onderdelen waar wel consensus over is. Nee, er is pas een akkoord als er over alle onderdelen een akkoord is bereikt. Ik snap de achtergrond van de vraag, maar het opdelen in partjes brengt ook risico met zich. Ik denk dat de meeste betrokkenen er zo tegen aankijken, want er hangt veel met elkaar samen.

Dan was er nog de vraag van de heer Geurts over de Duitse mestregelgeving. Mevrouw Lodders heeft daar ook vragen over ingediend. Ik zal die zo snel mogelijk beantwoorden. Dat lijkt mij de beste weg. Als u daar kennis van neemt, ziet u op papier precies hoe wij daartegen aankijken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik aarzel een beetje over die hormoonverstorende stoffen. Als er een stemming op dat punt is aangekondigd, probeer ik altijd zo snel mogelijk – de Kamer weet dat van mij – daarover een Kameruitspraak te krijgen. Dat is de vorige keer niet gelukt. Ik wil voorkomen dat dat bij de eerstvolgende stemming weer niet zal lukken. Ik weet niet of er nog een Landbouw- en Visserijraad is voor het reces. Ik zie dat dat niet zo is. Ik wil toch mijn verzoek om een VAO handhaven. De Staatssecretaris zou mij verder een groot plezier doen als hij een brief zou sturen waarin staat wat de drie technische wijzigingen van de Europese Commissie zijn waar Nederland mee kan instemmen. Anders moet ik terugzoeken in de geannoteerde agenda's. We kunnen dan op basis van de informatie in die brief bekijken of de Kamer de inzet mogelijk nog zou willen wijzigen voordat het zomer is.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u allereerst om een brief vraagt. Aan de hand van die brief wilt u het VAO laten inplannen, maar wel voor het zomerreces.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja.

De voorzitter:

Dan heb ik het goed begrepen. Er komt een brief, hoor ik nu. Dat krijgt u ook mee. Dan stellen we in ieder geval vast dat u aan de hand van die brief aangeeft of er een VAO moet komen. Dat komt dan voor het zomerreces.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is dat.

De voorzitter:

Dan heb ik dat herhaald. Dat is goed. Er zijn ook toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt een brief over de vragen van de leden Geurts en Grashoff over de functiewijziging van landbouwgronden, de consequenties voor ondernemers en de vergoeding van de waardedaling.

  • De Kamer ontvangt voor de zomer de studie naar aanleiding van de motie-Geurts over het versoepelen van het scheurverbod voor grasland.

  • De Kamer ontvangt de beantwoording van het schriftelijk overleg over de Vogel- en Habitatrichtlijn – inbreng 12 juni aanstaande – op 14 juni in de ochtend, met het oog op de mogelijkheid om een VSO te kunnen houden voorafgaand aan de Milieuraad.

  • In de geannoteerde agenda ten behoeve van volgende Landbouwraad zal de Kamer worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet aangaande de langeafstandstransporten van jongvee en over de inzet van de andere lidstaten.

Ik sluit dit algemeen overleg en wens u een zeer plezierig restant van de middag en avond toe.

Sluiting 16.38 uur.

Naar boven