Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2017
Met deze brief informeer ik u over het laatste advies van de deskundigengroep dierziekten,
over de vogelgriepsituatie in Europa en in Nederland en over de aanpassing van enkele
landelijke maatregelen voor vogelgriep.
De deskundigengroep dierziekten heeft mij 7 april jongstleden geadviseerd over het
vogelgrieprisico. Het verslag van deze bijeenkomst zal zo spoedig mogelijk op de website
van de deskundigengroep worden gepubliceerd1.
De deskundigen oordelen dat het insleeprisico vanuit wilde vogels naar pluimveebedrijven
in Nederland nog enigszins verhoogd is ten opzichte van januari 2015. Het insleeprisico
is daarmee nog niet vergelijkbaar met de situatie voor aanvang van deze crisis.
Sinds de vorige beoordeling van de deskundigengroep (bijlage bij Kamerstuk 28 807, nr. 210) zijn er in Nederland geen nieuwe besmettingen aan het licht gekomen. De gegevens
uit het ADNS (Animal Disease Notification System) geven een licht dalende trend aan
wat betreft het aantal besmettingen in de Europese Unie. Er zijn sinds de vorige bijeenkomst
van de deskundigengroep in Europa echter nog veel vogelgriepuitbraken bijgekomen.
In totaal zijn in de periode van 27 maart 2017 tot 7 april 2017 nog 39 pluimveebedrijven
besmet geraakt, voornamelijk in Frankrijk, Duitsland, Italië, Bulgarije en Roemenië.
Duitsland, Denemarken, Slovenië en Roemenië melden nog besmette wilde vogels.
Het nog verhoogde insleeprisico vanuit wilde vogels geeft een reëel risico op een
nieuwe vogelgriepbesmetting. De gevolgen van een nieuwe vogelgriepbesmetting zijn:
ziek pluimvee, het ruimen van pluimvee op het besmette bedrijf en eventuele risicobedrijven
en een aanzienlijke exportschade door de sluiting van grenzen van derde landen gedurende
drie maanden na de laatste reiniging en ontsmetting van besmette bedrijven. Gezien
de beoordeling van de deskundigen en de genoemde consequenties van een nieuwe uitbraak
is er nog geen aanleiding om de huidige ophok- en afschermplicht voor gehouden gevogelte
te wijzigen.
De deskundigengroep dierziekten beoordeelt tevens het risico op de insleep van vogelgriep
uit andere pluimveebedrijven in Nederland en de overige EU-lidstaten. In de successievelijke
risicobeoordelingen is te zien dat dit risico tussen bedrijven al gedurende langere
tijd verminderd is. Ik vind het daarom verantwoord om enkele landelijke maatregelen,
die betrekking hebben op het voorkomen van verspreiding tussen bedrijven, aan te passen.
Deze wijzigingen heb ik afgestemd met betrokken sectorpartijen.
Het bezoekverbod en de bezoekersregeling worden beperkt tot commercieel gehouden gevogelte.
Deze verplichtingen gelden dus niet langer voor andere houders, zoals hobbyhouders,
kinderboerderijen en dierentuinen. Voor het bezoek aan commerciële pluimveebedrijven blijft een «nee, tenzij»
principe gelden: bezoekers van stallen met commercieel gehouden gevogelte mogen de
stal niet in, tenzij ze zich houden aan een streng hygiëneprotocol. Ook voor bezoekers
van het erf van een commercieel pluimveebedrijf blijft een hygiëneprotocol van kracht.
De tweede voorwaarde die tot nu toe gold voor stalbezoek van commercieel gehouden
gevogelte, namelijk dat het bezoek noodzakelijk is in het kader van diergezondheid,
dierenwelzijn of gezondheid van de in de stal aanwezige personen, komt te vervallen.
Een tweede aanpassing betreft het verplichte klinische onderzoek voor het vervoer
van pluimvee naar een pluimveebedrijf en het vervoer van eenden en kalkoenen naar
een slachthuis. Dit verplichte klinische onderzoek komt te vervallen. De overige landelijke maatregelen, zoals het verbod op tentoonstellingen
met vogels en het verplichte één-op-één vervoer van of naar eenden- en kalkoenenbedrijven,
blijven nog wel in stand.
Ik zal de deskundigengroep dierziekten in de loop van de volgende week opnieuw consulteren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
M.H.P. van Dam