21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 347 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 maart 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 13 maart 2015 over de aanbieding van de geannoteerde Agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 26 en 27 maart 2015 in Riga, Letland (Kamerstuk 21 501-30, nr. 343) en over de brief van 17 maart 2015 over de aanbieding van het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 2 en 3 maart 2015 te Brussel (Kamerstuk 21 501-30, nr.344.

De vragen en opmerkingen zijn op 19 maart 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 maart 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Inhoudsopgave

 
     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen in Riga in Letland. Zij zijn verheugd dat het Letse voorzitterschap de digitale interne markt als één van de pijlers van haar voorzitterschap heeft aangemerkt en dit thema op deze informele Raad wil bespreken. Wat betreft deze leden is dit namelijk ook een belangrijk onderwerp, waarbij verstandig beleid vanuit Europa kan bijdragen aan extra groei en banen. Zij zien daarom graag ambitieuze maatregelen in de strategie voor een digitale interne markt die de Europese Commissie momenteel uitwerkt. Het uitgangspunt van de leden van de VVD-fractie is dat regelgeving concurrentie en innovatie ruim baan moet geven en zo min mogelijk belemmeringen moet opwerpen. Graag horen zij van de Minister wat er bovenaan zijn concrete wensenlijstje staat, want dat krijgen zij niet duidelijk uit de geannoteerde agenda. Hoe is de Minister achter de schermen bezig om deze punten voor het Brusselse voetlicht te brengen? Welke lidstaten steunen Nederland en welke niet? Deze leden merken dat er door veel lidstaten in algemene zin geregeld lovende woorden worden gesproken over het belang van de interne digitale markt. Maar, als het puntje bij paaltje komt en er concrete voorstellen op tafel liggen, zijn er veel lidstaten die opeens hun woorden niet in daden omzetten. Deze leden hebben het dan in het bijzonder over de discussie inzake netneutraliteit en roamingtarieven. Dit zijn nou juist twee grote onderwerpen binnen de digitale interne markt, waarop onwillige lidstaten de werking van de digitale interne markt belemmeren. Is de Minister bereid op deze informele Raad alle lidstaten die mooie woorden spreken over de digitale interne markt, zonder de Nederlandse lijn te steunen, te confronteren met hun inconsistentie?

Wat betreft het voorstel waar de Commissie aan werkt zijn inmiddels al wat details naar buiten gekomen. Zo benoemt de Commissie belangrijke obstakels voor de digitale markt. Hieronder vallen de versnippering van regelgeving die verhindert dat bedrijven hun goederen en diensten aanbieden buiten de nationale grenzen, verschillende en omslachtige belastingprocedures en het te duur zijn van het online aanbod van goederen en diensten en de ontbrekende interoperabiliteit tussen de verschillende operatoren. Kan de Minister nader ingaan op de plannen die de Commissie heeft ten aanzien van deze obstakels? In hoeverre onderscheidt de Commissie dezelfde obstakels als de Minister? Wat is zijn inzet in Brussel ten aanzien van concrete punten?

In de Raad voor het Concurrentievermogen van 2 en 3 maart 2015 te Brussel riep de Europees commissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf de Raad op om de landenspecifieke aanbevelingen op het terrein van de interne markt op te pakken. Deze leden zijn benieuwd hoe de Minister vervolg geeft aan dit advies. Onder andere nationale «koppen» op Europese wetgeving kunnen een barrière vormen voor de versterking van de interne markt, zo zien zij bevestigd worden in het verslag van de vorige Raad. Geldt dat ook voor de Nederlandse wetgeving en zo ja, om welke «koppen» gaat het?

Eén van de agendapunten van de informele Raad is de digitale transformatie van de industrie. Dit onderwerp sluit nauw aan bij de Nederlandse inzet op «smart industry». In de Kamerbrief over «smart industry» lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister «smart industry» hoog op de Europese industrieagenda wil krijgen en het Nederlandse voorzitterschap wil benutten om Nederland «smart industry» in de internationale spotlights te zetten. Wat is concreet de inzet van de Minister in de Concurrentieraad en wat is de Minister voornemens om bij de informele Raad in te brengen bij dit agendapunt? Welk bedrag stelt Nederland beschikbaar aan de (co)financiering van «smart industry»?

De Europees commissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf heeft het belang van industrie onderstreept met drie prioriteiten, met name wat betreft betere regelgeving. Welke regels op het gebied van waardeketens, slimme en schone productie en het ondernemersklimaat herkent de Minister op Europees niveau die kansrijk of belemmerend zijn voor de Nederlandse Industrie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele RvC. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Wat is de exacte rolverdeling tussen het Letse voorzitterschap en de Europese Commissie met betrekking tot het voorstel dat in mei gedaan zal worden voor de digitale interne markt?

Hoe gaat de Minister de Kamer op de hoogte houden van het pakket voor de digitale interne markt en belangrijke ontwikkelingen hierin en de onderhandelingen hierover?

Is er een budget verbonden aan de digitale interne markt? Zo ja, hoe hoog is dit budget en hoe wordt het verdeeld?

Hoe is berekend dat het ontbreken van een digitale interne markt ervoor zorgt dat het BBP 250 miljard euro lager uitvalt en dat er 1,5 miljoen minder banen zullen zijn?

Hoe is de taakverdeling tussen de eurocommissarissen Digitale Eengemaakte Markt, Digitale economie en samenleving en Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf ten aanzien van digitalisering en telecommunicatie? Heeft de Minister nog een rol in het faciliteren en oproepen van belanghebbenden om te reageren op de plannen van de Europese Commissie via de speciale website Digital4EU-website?

Is de overleggroep die de Retailagenda heeft opgesteld op de hoogte van deze consultatieronde? Is het waar dat de Retailagenda ook raakvlakken heeft met de digitale interne markt? Kan de Minister de Retailagenda ook doorsturen naar de Europese Commissie in het kader van deze consultatie? Zijn de NBTC en de Shopping Alliance op de hoogte van de consultatieronde? Kan de Minister hen vragen om een reactie te sturen? Op welke manier worden de Learning Circles betrokken? Waarom heeft de Europese Commissie geen aandacht voor een betere integratie van online en offline detailhandel?

Kan de Minister nader ingaan op het negende obstakel dat genoemd wordt, namelijk de fragmentatie van de markt voor telecommunicatie? Is dit opnieuw een poging om radiofrequenties te gaan coördineren door de Europese Commissie, of gaat het hier om iets anders? Hoe is de Europese Commissie tot de conclusie gekomen dat 70% van de werknemers in de EU onvoldoende digitale vaardigheden zouden hebben? Hoe is de Europese Commissie tot de conclusie gekomen dat het wegnemen van deze deficiëntie tot 900.000 extra banen zou leiden? Liggen hier berekeningen aan ten grondslag of is dit slechts een slag in de lucht?

Kan de regering ingaan op de betekenis van fields labs voor de actieagenda «smart industry»? Hoe ziet een field lab er fysiek uit? Zijn field labs ook te financieren vanuit het European Fund for Strategic Investments (EFSI)? Kunnen field labs bijdragen aan een digitale interne markt? Welke problemen zijn er op dit moment met de interoperabiliteit?

Kan de regering een reactie geven op de kritische reactie van het Europese Rekenhof van de EU op EFSI (FD, 18/3/2015, blz. 7)? Heeft EFSI te weinig focus op resultaat en impact? Gaat EFSI inderdaad ten koste van TENT en Horizon 2020 en de begrotingsdiscipline van de lidstaten (SCP)? Is het waar dat EFSI ondoorzichtig is en dat het Rekenhof geen toegang heeft tot de informatie over de bestedingen? Waarom wordt hier voor gekozen?

Hoe is de besluitvorming gegaan ten aanzien van het afwegingskader voor genetisch gemodificeerde gewassen? Is dit behandeld als A-punt (hamerstuk)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben daarbij enkele vragen. In de geannoteerde agenda wordt gesproken over het industriebeleid en dat de Nederlandse mening op dit vlak is dat dit een nationale aangelegenheid blijft. Toch worden enkele onderwerpen genoemd waarbij op Europees terrein zal worden gecoördineerd. Zij vernemen daarom graag of de Minister de mening deelt dat de Europese Commissie op dit vlak eerder een faciliterende dan een regievoerende rol dient in te nemen.

Voorts hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van het feit dat Nederland een presentatie zal geven over met name kansen en belemmeringen bij de ontwikkeling van digitaal ondernemerschap. Hierbij wordt concreet gewezen op het gebrek aan de juiste digitale kennis en vaardigheden en belemmerende regelgeving die innovatie tegenhoudt. Op welke belemmerende regelgeving die innovatie tegenhoudt, wordt gedoeld? Welke gevolgen heeft de constatering dat er een gebrek aan de juiste digitale kennis en vaardigheden is? Deelt de Minister de mening dat dit gebrek het best kan worden gecompenseerd door te investeren in onderwijs dat zich richt op de kennis over en het gebruik van ICT?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken op de agenda voor het schriftelijk overleg over de informele Raad voor het concurrentievermogen. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad op 2 maart conclusies heeft aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een meer coherent wetgevend kader voor de digitale interne markt ten aanzien van een aantal punten zoals geografische discriminatie bij het aanbieden van goederen en diensten, ongehinderde grensoverschrijdende elektronische handel, en auteursrechtwetgeving die geschikt is voor het digitale tijdperk. Kan de Minister toelichten of al deze punten ook in de plannen van de Europese Commissie voor een strategie voor een digitale interne markt verwerkt zijn? Voorts constateren deze leden dat netneutraliteit in het kader van de discussie over de digitale interne markt niet op de agenda staat. Deelt de Minister de mening dat netneutraliteit een cruciaal onderdeel is van een digitale interne markt? En is de Minister bereid om tijdens de discussies op 26 en 27 maart het belang van netneutraliteit bij zijn collega’s van andere lidstaten te benadrukken? Deze leden lezen dat de Raad in een werksessie nader zal ingaan op het onderwerp «de digitale transformatie van de industrie». Duitsland heeft op dit thema een nieuw innovatiebeleid gepresenteerd, de zogeheten «High Tech Strategy». Daarin investeert Duitsland 14 miljard euro. Is de Minister van mening dat er met de «Smart Industry» agenda voldoende geïnvesteerd wordt in de digitale transformatie van de Nederlandse industrie?

Voorts lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland een presentatie zal geven over digitaal ondernemerschap. Kan de Minister aangeven welke voorbeelden van de Nederlandse aanpak hij zal toelichten? De Minister benadrukt terecht de kansen van toenemende digitale ontwikkelingen voor economische groei en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Tegelijkertijd moeten er ook worden opgelet voor mogelijke risico’s, bijvoorbeeld op het gebied van privacy. Is de Minister bereid dit aspect, net als het bovengenoemd aspect van netneutraliteit, in zijn presentatie te verwerken?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van de Geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen in Riga in Letland. Zij zijn verheugd dat het Letse voorzitterschap de digitale interne markt als één van de pijlers van haar voorzitterschap heeft aangemerkt en dit thema op deze informele Raad wil bespreken. Wat betreft deze leden is dit namelijk ook een belangrijk onderwerp, waarbij verstandig beleid vanuit Europa kan bijdragen aan extra groei en banen. Zij zien daarom graag ambitieuze maatregelen in de strategie voor een digitale interne markt die de Europese Commissie momenteel uitwerkt. Het uitgangspunt van de leden van de VVD-fractie is dat regelgeving concurrentie en innovatie ruim baan moet geven en zo min mogelijk belemmeringen moet opwerpen. Deze leden vragen de Minister wat er bovenaan zijn concrete wensenlijstje staat, want dat krijgen zij niet duidelijk uit de Geannoteerde Agenda. Verder vragen zij hoe de Minister achter de schermen bezig is om deze punten voor het Brusselse voetlicht te brengen en welke lidstaten Nederland steunen en welke niet.

Het kabinet kijkt uit naar de interne marktstrategie van de Europese Commissie. Deze zal naar verwachting begin mei gepresenteerd worden. Het is in dit stadium niet geheel duidelijk welke concrete voorstellen de Commissie in haar mededeling zal opbrengen. Zoals in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen1 staat vermeld heeft Vicevoorzitter Ansip (Digitale Interne Markt) op 2 maart jongstleden aangegeven dat in dit pakket onderwerpen als telecom, auteursrecht, geografische blokkades voor buitenlandse gebruikers van websites, e-commerce en interoperabiliteit van standaarden aan de orde komen.

Ik kan u melden dat ik mij in het bijzonder in zal zetten voor het versterken van grensoverschrijdende e-commerce, modernisering van het auteursrecht, het aanjagen van investeringen alsmede het versterken van de concurrentiekracht van de telecomsector en het aanjagen van de Europese data-economie. Verder hecht ik veel waarde aan moderne regelgeving die innovatie faciliteert. Dit betekent dat regelgeving digital proof moet zijn. Deze punten heb ik aan Vicevoorzitter Ansip overgebracht en zal ik ook inbrengen tijdens de informele Raad.

Er is brede steun van de lidstaten voor het versterken van de digitale interne markt. Zo heeft de Europese Raad eerder in haar Strategische Agenda van juni 2014 kenbaar gemaakt de digitale interne markt als prioriteit te beschouwen. Ook tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 2 maart 2015 bleek er redelijke overeenstemming tussen de lidstaten over de thema’s die van belang zijn binnen de digitale interne marktstrategie te zijn. De inzet van lidstaten op specifieke voorstellen van de Commissie binnen de strategie moet worden afgewacht. Het krachtenveld zal naar verwachting per thema verschillen.

De leden van de VVD-fractie merken dat er door veel lidstaten in algemene zin geregeld lovende woorden worden gesproken over het belang van de interne digitale markt. Maar, als het puntje bij paaltje komt en er concrete voorstellen op tafel liggen, zijn er veel lidstaten die opeens hun woorden niet in daden omzetten. Deze leden hebben het dan in het bijzonder over de discussie inzake netneutraliteit en roamingtarieven. Dit zijn nou juist twee grote onderwerpen binnen de digitale interne markt, waarop onwillige lidstaten de werking van de digitale interne markt belemmeren. Deze leden vragen of de Minister bereid is op deze informele Raad alle lidstaten die mooie woorden spreken over de digitale interne markt, zonder de Nederlandse lijn te steunen, te confronteren met hun inconsistentie.

De onderwerpen roaming en netneutraliteit zijn onderdeel van de ontwerpverordening over de Europese interne markt voor telecommunicatie. Over de voortgang van de onderhandelingen heb ik uw Kamer geïnformeerd per brief2 en mondeling tijdens het Algemeen Overleg Telecom op 12 maart 2015. De Raad heeft op 5 maart 2015 een standpunt vastgesteld. Nederland heeft zich daarbij uitgesproken tegen de Raadspositie, vanwege de netneutraliteitbepalingen, die Nederland niet in staat zouden stellen de eigen regels ten aanzien van netneutraliteit te handhaven. Ik zal tijdens de informele Raad de lidstaten en Europese Commissie nogmaals wijzen op het belang van effectieve regels ten aanzien van netneutraliteit. Zoals ik ook heb opgemerkt tijdens het Algemeen Overleg Telecom op 12 maart vind ik de positie van de Raad ten aanzien van roaming wel een aanvaardbaar compromis.

Wat betreft het voorstel waar de Commissie aan werkt zijn inmiddels al wat details naar buiten gekomen. Zo benoemt de Commissie belangrijke obstakels voor de digitale markt. Hieronder vallen de versnippering van regelgeving die verhindert dat bedrijven hun goederen en diensten aanbieden buiten de nationale grenzen, verschillende en omslachtige belastingprocedures en het te duur zijn van het online aanbod van goederen en diensten en de ontbrekende interoperabiliteit tussen de verschillende operatoren. Deze leden vragen de Minister nader in te gaan op de plannen die de Commissie heeft ten aanzien van deze obstakels. Voorts vragen zij in hoeverre de Commissie dezelfde obstakels onderscheidt als de Minister. Deze leden vragen de Minister naar zijn inzet in Brussel ten aanzien van concrete punten.

Het is mij niet duidelijk naar welke tekst van de Europese Commissie deze vraag precies verwijst. Wel kan ik refereren aan het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 2 en 3 maart 20153. Vicevoorzitter Ansip noemde onder andere telecom, auteursrecht, geografische blokkades voor buitenlandse gebruikers van websites, e-commerce en interoperabiliteit van standaarden als thema’s die onderdeel zullen zijn van het pakket. Deze thema’s komen grotendeels overeen met mijn inzet voor de digitale interne markt, zoals hierboven uiteengezet. Voor mijn inzet betreffende de digitale interne markt verwijs ik u naar mijn antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.

In de Raad voor het Concurrentievermogen van 2 en 3 maart 2015 te Brussel riep de Europees Commissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf de Raad op om de landenspecifieke aanbevelingen op het terrein van de interne markt op te pakken. Deze leden zijn benieuwd hoe de Minister vervolg geeft aan dit advies.

Nederland heeft geen landenspecifieke aanbeveling op het gebied van de interne markt gekregen. Dit in tegenstelling tot 22 andere lidstaten die wel aanbevelingen gekregen hebben.

Nederland is het met Commissaris Bieńkowska eens dat de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen in algemene zin, en in het bijzonder op het terrein van de interne markt, binnen het raamwerk van het Europees Semester kan worden versterkt. In de reactie op de consultatie van de Commissie over herziening van de Europa 2020-strategie voor groei en banen heeft het kabinet aangegeven het van belang te vinden dat de implementatie van de interne markt hierin steviger wordt verankerd4. Dit kan door een betere monitoring en scherpere economische meting van de voortgang en werking van de interne markt.

Onder andere nationale «koppen» op Europese wetgeving kunnen een barrière vormen voor de versterking van de interne markt, zo zien zij bevestigd worden in het verslag van de vorige Raad. Deze leden vragen of dit ook geldt voor de Nederlandse wetgeving en zo ja, om welke «koppen» het gaat.

In 2012–2013 is onderzoek gedaan naar nationale koppen (de aanduiding voor extra nationale regels die tijdens de implementatie bovenop EU-regels worden geplaatst, ook wel aangeduid als «gold plating»). Dit onderzoek naar «lastenluwe implementatie van EU-regelgeving» leverde als hoofdconclusie op dat Nederland over het algemeen lastenluw implementeert. Eerdere onderzoeken naar nationale koppen leverden hetzelfde beeld op. Dit onderzoek en de kabinetsreactie zijn destijds aan uw Kamer gezonden5.

Eén van de agendapunten van de informele Raad is de digitale transformatie van de industrie. Dit onderwerp sluit nauw aan bij de Nederlandse inzet op «Smart Industry». In de kamerbrief over «Smart Industry» lezen de leden van de VVD dat de Minister «Smart Industry» hoog op de Europese industrieagenda wil krijgen en het Nederlandse voorzitterschap wil benutten om Nederland «Smart Industry» in de internationale spotlights te zetten. Deze leden vragen de Minister naar zijn concrete inzet in de Concurrentieraad en wat hij voornemens is om bij de informele Raad in te brengen bij dit agendapunt.

Nederland zal tijdens dit agendapunt nogmaals benadrukken hoe belangrijk een innovatieve en concurrerende industrie is voor het concurrentievermogen van de Europese Unie. De digitalisering van de industrie, wat wij in Nederland Smart Industry noemen, speelt hier een cruciale rol. Innovatie stopt niet bij de grens. Daarom zal ik tijdens de informele Raad allereerst oproepen tot de verdere versterking van de digitale interne markt. Dit is een belangrijke voorwaarde voor de digitalisering van de industrie. Maar de digitalisering van de industrie gaat over meer zaken, zoals over het gelijktrekken van internationale standaarden, slimme wet- en regelgeving, het verzekeren van toegang tot financiering voor het mkb dat wil investeren in digitale productiemethoden en het opzetten van internationale field labs. Tegen die achtergrond zal ik oproepen tot een Europese actie-agenda met betrekking tot de digitalisering van de industrie.

Deze leden vragen voorts welk bedrag Nederland beschikbaar stelt aan de (co)financiering van «Smart Industry».

In mijn brief aan uw Kamer van 22 januari jongstleden heb ik aangegeven dat ik voor de financiering van 10 field labs afspraken heb gemaakt met de regio. Potentiele projecten voor field labs moeten hetzelfde onafhankelijke selectieproces doorlopen als andere EFRO projectenaanvragen. Vervolgens wordt op basis van een ranking bepaald welke projecten in aanmerking komen voor financiering uit EFRO. Het is dus op voorhand niet mogelijk concrete bedragen uit EFRO (EU-middelen + Rijkscofinanciering) toe te zeggen aan de field labs. Dit proces gaat de komende maanden zijn beslag krijgen. Op basis van indicatieve berekeningen van de regio wordt er rekening mee gehouden dat het gevraagde bedrag aan EFRO rijks-cofinanciering tussen de 10 en 15 miljoen euro zal zijn. Het uiteindelijke bedrag dat het kabinet beschikbaar zal stellen hangt af van daadwerkelijke aanvraag, kwaliteit en selectieproces. Naast het EFRO heeft het kabinet ook besloten dat Smart Industry één van de thema’s binnen het Toekomstfonds is. Ook daar is geen specifiek bedrag voor gealloceerd. Tot slot zijn voor Smart Industry diverse reguliere instrumenten beschikbaar, zoals de mkb-innovatiestimulering topsectoren-regeling (MIT) en de topconsortia voor kennis en innovatie-toeslagregeling (TKI).

De Europees Commissaris voor de Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf heeft het belang van industrie onderstreept met drie prioriteiten, met name wat betreft betere regelgeving. Deze leden vragen de Minister welke regels op het gebied van waardeketens, slimme en schone productie en het ondernemersklimaat hij herkent op Europees niveau die kansrijk of belemmerend zijn voor de Nederlandse Industrie.

Het kabinet is blij met de aandacht die de Europese Commissie geeft aan de industrie en de vermindering van regelgeving daarvoor. De Europese Unie zet hierop vooral in via het REFIT (Regulatory Fitness & Performance) programma voor vermindering van regeldruk en verbetering van de kwaliteit van regelgeving. De Commissie heeft eind 2014 een lijst gepubliceerd van voorstellen voor nieuwe regelgeving die zij wenst in te trekken. In april wordt een tweede lijst verwacht met nieuwe voorstellen voor vereenvoudiging dan wel intrekking van regelgeving. Een voorbeeld van regelgeving die de industrie raakt is REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen). Deze verordening is een belangrijk instrument om informatie over stoffen te verkrijgen en risico’s bij productie of gebruik te beheersen. Voor bedrijven die goed op deze regelgeving inspelen kunnen kansen ontstaan. Uit onderzoek bleek echter dat de kosten die het mkb maakt om te voldoen aan de REACH-verordening relatief hoog zijn. Recent is uw Kamer geïnformeerd over een gezamenlijk project waarmee een reductie van 10–20% van de kosten kan worden gerealiseerd6.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele RvC. Deze leden vragen wat de exacte rolverdeling is tussen het Letse voorzitterschap en de Europese Commissie m.b.t. het voorstel dat in mei gedaan zal worden voor de Digitale Interne Markt.

De Europese Commissie heeft het initiatiefrecht om voorstellen te doen voor nieuwe wet- en regelgeving (verordeningen, richtlijnen, besluiten). De digitale interne marktstrategie die voorzien is voor begin mei zal dan ook afkomstig zijn van de Commissie.

Het is vervolgens aan de Raad en het Europees parlement om voorstellen van de Commissie verder te brengen. Als voorzitter van de Raad van Ministers van de Europese Unie speelt Letland momenteel een belangrijke rol in het vaststellen van de agenda’s voor vergaderingen van de Raad. Eén van de hoofdprioriteiten voor het Letse voorzitterschap is een digitaal Europa. Daarom wijdt het voorzitterschap de aanstaande informele Raad voor Concurrentievermogen volledig aan beleidsdebatten over digitale ontwikkelingen. Nederland deelt deze prioriteit en is het Letse voorzitterschap erkentelijk voor deze agendering. De debatten bieden lidstaten de gelegenheid om hun prioriteiten op het gebied van de digitale interne markt met elkaar en met de Commissie te delen. Uiteraard zal de digitale interne marktstrategie ook een prominente rol spelen op de relevante Raden tijdens het Nederlands voorzitterschap.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hoe hij de Kamer op de hoogte zal houden van het pakket voor de digitale interne markt en belangrijke ontwikkelingen hierin en de onderhandelingen hierover.

Zodra het voorstel door de Commissie is gepubliceerd zal het kabinet zoals gebruikelijk uw Kamer via een BNC-fiche op de hoogte stellen van de inhoud van het voorstel en de kabinetsreactie daarop. Voorts zal uw Kamer via de geannoteerde agenda’s van de Raden en verslagen op de hoogte worden houden van de voortgang.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er een budget verbonden is aan de digitale interne markt en zo ja, hoe hoog dit budget is en hoe het verdeeld wordt.

Naar verwachting zal er geen specifiek (eigen) budget gekoppeld worden aan de digitale interne marktstrategie. Wel zijn er relevante programma’s die een bijdrage leveren aan een sterkere digitale interne markt. Zo is er onder de noemer Connecting Europe Facility (CEF) in de periode 2014–2020 1,14 miljard euro beschikbaar voor digitale doeleinden. Hiervan is 170 miljoen bestemd voor breedbandactiviteiten en 970 miljoen euro voor grensoverschrijdende infrastructuur voor digitale diensten. Daarnaast is het op te richten Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) ook bedoeld voor investeringen in informatie-en communicatietechnologie. Het budget zal op voorhand echter niet worden onderverdeeld naar categorie of lidstaat. Tot slot zijn onder voorwaarden diverse middelen beschikbaar voor Smart Industry zoals EFRO, Interreg en Horizon 2020.

Deze leden vragen hoe berekend is dat het ontbreken van een digitale interne markt ervoor zorgt dat het BBP 250 miljard euro lager uitvalt en dat er 1,5 miljoen minder banen zullen zijn.

Het Europees parlement heeft in het onderzoek «Mapping the Cost of Non-Europe»7 becijferd dat een voltooide digitale interne markt € 260 miljard aan BBP oplevert. Uit een studie van de Vlerick Business School, «Online jobs boosting Europe’s competitiveness» volgt dat als de gehele EU door digitalisering dezelfde resultaten als de Verenigde Staten of de best presterende EU-landen (waaronder Zweden) zou bereiken, dat tot 1,5 miljoen banen zou opleveren8.

Deze leden vragen hoe de taakverdeling is tussen de eurocommissarissen Digitale Eengemaakte Markt, Digitale economie en samenleving en Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf ten aanzien van digitalisering en telecommunicatie.

Voor de nieuwe Europese Commissie is een digitaal Europa een kernprioriteit. Voorzitter van de Commissie Juncker heeft in zijn team gekozen voor een verdeling van posten waarbij een zevental vicevoorzitters verantwoordelijk is voor horizontale prioriteiten. De Eurocommissarissen hebben een specifiekere portefeuille.

Vicevoorzitter Ansip is verantwoordelijk voor de digitale interne markt. In die rol coördineert en stuurt hij het beleid van een aantal Commissarissen die thema’s in hun portefeuille hebben die raken aan de digitale interne markt heeft. Een helder overzicht hiervan is te vinden op de website van de Commissie9. Vicevoorzitter Ansip werkt in het kader van de collegiale besluitvorming nauw samen met andere Commissarissen, zoals Commissaris Oettinger (verantwoordelijk voor digitale economie en samenleving) en Commissaris Bieńkowska, verantwoordelijk voor interne markt, industrie, ondernemerschap en het mkb.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij nog een rol heeft in het faciliteren en oproepen van belanghebbenden om te reageren op de plannen van de Europese Commissie via de speciale website Digital4EU-website.

De Commissie betrekt stakeholders actief bij haar beleid, in alle fasen van de beleidscyclus, onder meer via de website «uw stem in Europa». Het is de werkwijze van de Commissie om zelf stakeholders via haar netwerk te benaderen. Daar waar relevant wijst het kabinet stakeholders op (internet)consultaties en bijeenkomsten van de Commissie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de overleggroep die de Retailagenda heeft opgesteld, op de hoogte is van deze consultatieronde. Verder vragen zij of het waar is het dat de Retailagenda ook raakvlakken heeft met de digitale interne markt. Voorts vragen zij de Minister of hij de Retailagenda ook kan doorsturen naar de Europese Commissie in het kader van deze consultatie.

De kerngroep van de Retailagenda is op de hoogte van de consultatieronde. De Retailagenda sluit aan op al lopende initiatieven op digitaal terrein voor de detailhandel, zoals Shopping 2020, en zal deze versterken en waar mogelijk versnellen. Daarbij hoort ook het beter benutten van kansen voor de online verkoop (één van de thema’s van de Retailagenda). Dit thema heeft vanzelfsprekend raakvlakken met de Europese digitale interne markt. Onder andere via Detailhandel Nederland en Eurocommerce zijn stakeholders aangesloten op relevante ontwikkelingen op EU-niveau. Het is aan de stakeholders zelf om te bepalen of zij inbreng vanuit het platform van de Retailagenda in genoemde internetconsultatie nuttig achten. Ik zal de Retailagenda ook aanbieden aan de Commissie.

Deze leden vragen of de NBTC en de Shopping Alliance op de hoogte zijn van de consultatieronde en of de Minister hen kan vragen om een reactie te sturen. Voorts vragen deze leden op welke manier de Learning Circles betrokken worden.

De Commissie benut doorgaans haar eigen netwerk om stakeholders te informeren over relevante ontwikkelingen. Het is vervolgens aan stakeholders zelf om te reageren op een (internet)consultatie. Zoals ik hiervoor aangaf, is de kerngroep van de Retailagenda op de hoogte van deze specifieke consultatie. Of de in uw vraag genoemde partijen op de hoogte zijn van deze internetconsultatie, op welke wijze zij betrokken zijn en of zij van plan zijn te reageren is mij niet bekend.

Deze leden vragen waarom de Europese Commissie geen aandacht heeft voor een betere integratie van online en offline detailhandel.

Het is mij niet bekend dat de Europese Commissie geen aandacht heeft voor de integratie van online en offline detailhandel.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op het negende obstakel dat de Europese Commissie noemt, de fragmentatie van de markt voor telecommunicatie. Zij vragen of dit opnieuw een poging is om radiofrequenties te gaan coördineren door de EC, of dat het hier om iets anders gaat.

Het is mij niet bekend naar welke tekst van de Europese Commissie de PvdA precies verwijst. Ten algemene bedoelt de Commissie met fragmentatie van de Europese markt voor telecommunicatie de diversiteit in implementatie van het Europees regelgevend raamwerk door de lidstaten. Daarnaast doelt de Commissie met fragmentatie op de verscheidenheid in de wijze waarop radiofrequenties door lidstaten worden toegewezen.

Deze leden vragen hoe de Europese Commissie tot de conclusie is gekomen dat 70% van de werknemers in de EU onvoldoende digitale vaardigheden zouden hebben. Hoe is de EC tot de conclusie gekomen dat het wegnemen van deze deficiëntie tot 900.000 extra banen zou leiden? Zij vragen voorts of hier berekeningen aan ten grondslag liggen of dat dit slechts een slag in de lucht is.

Het percentage van 70% is mij niet bekend. Volgens de mij bekende gegevens van de Europese Commissie uit 2014 beschikt 45% niet of onvoldoende over digitale vaardigheden (32% over onvoldoende vaardigheden en 13% beschikt niet over digitale vaardigheden)10.

Het getal 900.000, dat enkel gaat om ICT-professionals, komt uit de vorige studie van Empirica, die in opdracht van de Commissie is uitgevoerd. De meest recente studie heeft het over een verwacht tekort van 825.000 ICT-professionals11.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister in te gaan op de betekenis van fields labs voor de Actieagenda «Smart Industry», en hoe een field lab er fysiek uit ziet. Zij vragen of field labs ook te financieren zijn vanuit het European Fund for Strategic Investments (EFSI) en of field labs kunnen bijdragen aan een digitale interne markt. Verder vragen zij welke problemen er op dit moment zijn met de interoperabiliteit.

De field labs zijn zeer belangrijk voor de actie-agenda Smart Industry, omdat het omgevingen zijn waarbij bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk Smart Industry toepassingen ontwikkelen, testen en implementeren. Samenwerking is zeer belangrijk, enerzijds omdat Smart Industry per definitie om samenwerking in de keten gaat en anderzijds omdat vraagstukken voor één bedrijf alleen vaak te complex zijn om op te lossen.

Field labs kunnen verschillende verschijningsvormen hebben. Er is niet één standaard. Het kan om een fysieke plek bij een bedrijf of een kennisinstelling gaan, in de vorm van een testfaciliteit of een pilot fabriek. Het kan ook een decentraal karakter hebben, zoals bij het field lab Smart Dairy Farming waar bij een veertigtal bedrijven tests worden uitgevoerd. Tot slot kan een field lab ook (deels) virtueel zijn, waar het bijvoorbeeld gaat om software ontwikkeling. Field labs zijn mogelijk ook te financieren uit het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Dit wordt op dit moment nader verkend.

Ten aanzien van interoperabiliteit geldt dat dit een belangrijk onderwerp is voor Smart Industry, omdat machines en systemen in toenemende mate moeten gaan samenwerken binnen en tussen bedrijven en deze dus elkaars «taal» moeten spreken. In de praktijk levert dat problemen op, bijvoorbeeld omdat bedrijven software van verschillende leveranciers gebruiken die onderling niet goed aansluiten. Dit wordt opgepakt in verschillende field labs en in het ICT-Doorbraakproject Smart Industry, wat onderdeel is van de actie-agenda Smart Industry. Dit is ook een onderwerp dat internationaal speelt. Om die reden zet Nederland ook in op het opzetten van internationale field labs, waarin internationaal samengewerkt kan worden aan Smart Industry oplossingen. Dit kan zeker ook bijdragen aan een digitale interne markt.

Deze leden vragen de Minister een reactie te geven op de kritische reactie van het Europese Rekenhof van de EU op EFSI (FD, 18/3/2015, blz. 7). Heeft EFSI te weinig focus op resultaat en impact? Gaat EFSI inderdaad ten koste van TENT en Horizon 2020 en de begrotingsdiscipline van de lidstaten (SCP)? Voorts vragen deze leden of het klopt dat het EFSI ondoorzichtig is en dat het Rekenhof geen toegang heeft tot de informatie over de bestedingen en waarom hier voor wordt gekozen.

De Europese Rekenkamer (ERK) heeft een opinie uitgebracht op het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening voor het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Daarbij moet bedacht worden dat de Ecofinraad inmiddels een akkoord heeft bereikt over enkele aanpassingen op deze verordening. Nu is het Europees parlement aan zet. De aanpassingen door de Raad hebben onder meer betrekking op de governance van het EFSI en ondervangen daarbij ook een deel van de kritiek van de ERK. Het EFSI kent een garantie van 16 miljard euro uit de EU-begroting. Die garantie wordt gevoed door een garantiefonds van 8 miljard euro, dat wordt gefinancierd door middelen te onttrekken uit de programma’s Horizon2020 (2,7 miljard euro), het budget voor infrastructuur («Connecting Europe Facility», 3,3 miljard euro) en nog niet bestemde ruimte binnen het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (2 miljard euro). Daar staat tegenover dat het EFSI voor dezelfde sectoren als waar de bovenstaande programma’s voor bedoeld zijn ruimere mogelijkheden creëert voor investeringsprojecten. Het kabinet deelt de visie van de ERK dat het EFSI de begrotingsdiscipline van lidstaten zal verzwakken niet. De mogelijkheid om direct in het EFSI te investeren is in overeenstemming met de Ecofinraad geschrapt. Voor de vormen van cofinanciering vanuit lidstaten bij projecten van het EFSI gelden de spelregels van het Stabiliteits- en Groeipact. Het kabinet deelt het belang van een goede verantwoording over de besteding van EU-middelen. Ten aanzien van de rol van de ERK is in de verordening opgenomen dat de garantie via de EU-begroting valt onder de auditverantwoordelijkheid van de (ERK). De uitgifte van leningen en andere instrumenten vanuit het EFSI volgen de auditregels van de Europese Investeringsbank (EIB).

Deze leden vragen hoe de besluitvorming is gegaan ten aanzien van het afwegingskader voor genetisch gemodificeerde gewassen en of dit is behandeld als A-punt (hamerstuk).

Het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EC is op 2 maart jongstleden in de Raad voor Concurrentievermogen als A-punt aangenomen. De gewijzigde richtlijn (EU) 2015/412 is op 13 maart 2015 gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie en treedt in werking op 2 april aanstaande. De wijziging van de richtlijn ziet op het invoeren van de bevoegdheid van lidstaten om de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (gg-gewassen) nationaal te beperken of te verbieden. De veiligheidsbeoordeling van de gg-gewassen blijft plaatsvinden binnen de Europese toelatingsprocedure en kan geen grond vormen voor een nationale beperking of verbod. Voor de lopende aanvragen van teelt van gg-gewassen en voor de reeds toegelaten gg-teelt moeten de lidstaten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de gewijzigde richtlijn bij de Europese Commissie aangeven of zij een beperking van de teeltaanvraag willen voor hun grondgebied. Daarvoor is geen juridische implementatie nodig in het rechtsstelsel van de betreffende lidstaat, Als lidstaten de bevoegdheid willen gebruiken om de teelt van gg-gewassen op hun grondgebied te verbieden, moeten lidstaten beschikken over een rechtsbasis voor een dergelijke maatregel in hun rechtssysteem. De Tweede Kamer heeft met de motie De Liefde en Van Dekken12 laten weten actief betrokken te willen zijn bij het ontwikkelen van een afwegingskader dat het kabinet wil hanteren voor besluitvorming over een eventuele beperking of verbod op de teelt van gg-gewassen in Nederland. Conform deze aangenomen motie en eerdere toezeggingen13 wordt de Tweede Kamer betrokken bij de besluitvorming omtrent lopende toelatingsaanvragen en reeds toegelaten gg-gewassen, alsmede bij de totstandkoming van een afwegingskader voor besluitvorming. Een brief aan de Tweede Kamer van de Staatssecretarissen van Infrastructuur & Milieu en Economische Zaken over de overgangsdossiers is thans in voorbereiding. Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer volgens toezegging een brief over het afwegingskader voor besluitvorming over een eventuele beperking of verbod op teelt van gg-gewassen in Nederland.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

In de geannoteerde agenda wordt gesproken over het industriebeleid en dat de Nederlandse mening op dit vlak is dat dit een nationale aangelegenheid blijft. Toch worden enkele onderwerpen genoemd waarbij op Europees terrein zal worden gecoördineerd. De leden van de SP-fractie vernemen daarom graag of de Minister de mening deelt dat de Europese Commissie op dit vlak eerder een faciliterende dan een regievoerende rol dient in te nemen.

Ik zal in Europees verband benadrukken dat industriebeleid primair een nationale aangelegenheid is. Aanvullend is er echter een belangrijke rol voor Europa weggelegd. Innovatie stopt niet bij de grens. Daarom is Europees beleid nodig om te verzekeren dat het mkb voldoende toegang heeft tot financiering voor innovatieve productieprocessen, om standaarden wat betreft industrie en digitalisering gelijk te trekken, om Europese regelgeving «digital proof» te maken en om internationale field labs, zoals we deze in Nederland kennen, te faciliteren. Ik ben het met de leden eens dat voor de Commissie vooral een faciliterende rol is neergelegd wat betreft deze punten. Uiteindelijk zullen de lidstaten en met name de bedrijven en kennisinstellingen in de lidstaten zelf de kansen van de digitalisering van de industrie moeten verzilveren.

Voorts hebben de leden van de SP-fractie kennis genomen van het feit dat Nederland een presentatie zal geven over met name kansen en belemmeringen bij de ontwikkeling van digitaal ondernemerschap. Hierbij wordt concreet gewezen op het gebrek aan de juiste digitale kennis en vaardigheden en belemmerende regelgeving die innovatie tegenhoudt. Deze leden zijn benieuwd op welke belemmerende regelgeving die innovatie tegenhoudt wordt gedoeld. Tevens zijn deze leden benieuwd welke gevolgen de constatering dat er een gebrek aan de juiste digitale kennis en vaardigheden heeft. De leden van de SP-fractie vernemen graag of het kabinet het met hen eens is dat dit gebrek het best kan worden gecompenseerd door te investeren in onderwijs dat zich richt op de kennis over en het gebruik van ICT.

Bestaande regelgeving kan in sommige gevallen innovatie belemmeren. Het is van belang een afweging te maken tussen het borgen van publieke belangen en het creëren van kansen voor innovatie. Een voorbeeld van belemmerende Europese regelgeving is het BTW-tarief voor traditionele papieren boeken van 6% en voor eBooks van 21%. Een ander voorbeeld is de EU-wetgeving voor meststoffen. De Commissie kan via een wijziging van de EU-kaders voor meststoffen (meest actueel is herziening Meststoffenverordening) het ontstaan van een Europese markt voor herwonnen fosfaten stimuleren. Uiteindelijk zouden producten uit dierlijke mest als kunstmestvervanger gebruikt moeten kunnen worden. De huidige regelgeving laat dit niet toe.

Het tekort aan digitale vaardigheden en kennis kan op verschillende manieren verbeterd en/of gestimuleerd worden, onder andere door het investeren in het ICT-onderwijs.

De instroom in ICT-opleidingen kan worden verhoogd door bewustwordingscampagnes die laten zien wat er mogelijk is met en in ICT. Daarnaast wordt in het sectorplan ICT aandacht besteed aan her- en bijscholing van ICT-professionals. Naast het onderwijs kan het bedrijfsleven een rol spelen door te investeren in voldoende kennis en vaardigheden van hun (toekomstige) werknemers. Huidige werknemers kunnen worden gestimuleerd door via een LevenLangLeren hun ICT-vaardigheden (verder) te ontwikkelen. Voor ondernemers is binnen het publiekprivate programma Digivaardig een online cursus ontwikkeld waarbij ondernemers onder andere kunnen leren hoe ze hun administratie kunnen digitaliseren, een webshop kunnen starten, wat 3D of big data voor hun onderneming kan betekenen en hoe ze kunnen profiteren van Facebook.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 lezen dat de Raad op 2 maart conclusies heeft aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een meer coherent wetgevend kader voor de digitale interne markt ten aanzien van een aantal punten zoals geografische discriminatie bij het aanbieden van goederen en diensten, ongehinderde grensoverschrijdende elektronische handel, en auteursrechtwetgeving die geschikt is voor het digitale tijdperk. De leden vragen de Minister toe te lichten of al deze punten ook in de plannen van de Europese Commissie voor een strategie voor een digitale interne markt verwerkt zijn.

Naar verwachting zal de Commissie het pakket voor de digitale interne markt in mei 2015 presenteren. Voor een beeld van de plannen van de Commissie voor de digitale interne markt verwijs ik u naar mijn antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie. Zodra het pakket gepresenteerd is, zal het kabinet de Kamer langs de gebruikelijke weg informeren.

Voorts constateren de leden van de D66-fractie dat netneutraliteit in het kader van de discussie over de digitale interne markt niet op de agenda staat. Deze leden vragen de Minister of hij de mening deelt dat netneutraliteit een cruciaal onderdeel is van een digitale interne markt en of hij bereid is om tijdens de discussies op 26 en 27 maart het belang van netneutraliteit bij zijn collega’s van andere lidstaten te benadrukken.

Ik deel de mening dat netneutraliteit een cruciaal onderdeel is van een digitale interne markt. Ik zal tijdens de informele Raad het belang van effectieve regels ten aanzien van netneutraliteit bij mijn collega’s van andere lidstaten onder de aandacht brengen.

De leden van de fractie van D66 lezen dat de Raad in een werksessie nader zal ingaan op het onderwerp «de digitale transformatie van de industrie». Duitsland heeft op dit thema een nieuw innovatiebeleid gepresenteerd, de zogeheten «High Tech Strategy». Daarin investeert Duitsland 14 miljard euro. Deze leden vragen de Minister of hij van mening is dat er met de «Smart Industry» agenda voldoende geïnvesteerd wordt in de digitale transformatie van de Nederlandse industrie.

Voor de Smart Industry actie-agenda zijn onder voorwaarden diverse middelen beschikbaar: EFRO en de nationale en regionale cofinanciering, Interreg, Horizon 2020, het Toekomstfonds en diverse instrumenten zoals de MIT regeling, de TKI toeslagregeling, onderzoekscapaciteit van instituten en diverse fondsen op het gebied van scholing. Daarmee kan een voortvarende start worden gemaakt met de Smart Industry agenda. Daarnaast zijn er tal van andere instrumenten en onderwerpen van belang voor de digitale transformatie van de industrie, zoals scholing (Techniekpact, digitale vaardigheden), de ICT-doorbraakprojecten, cybersecurity en de ICT-infrastructuur. Smart Industry is overigens een belangrijk onderdeel van het bedrijven- en topsectorenbeleid van het kabinet dat in algemene zin gericht is op het versterken van de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat betekent dat de acties, instrumenten en bijbehorende budgetten van dit beleid op die manier ook bijdragen aan de digitalisering van de industrie.

Voorts lezen de leden van de fractie van D66 dat Nederland een presentatie zal geven over digitaal ondernemerschap en vragende Minister aan te geven welke voorbeelden van de Nederlandse aanpak hij zal toelichten. De Minister benadrukt terecht de kansen van toenemende digitale ontwikkelingen voor economische groei en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Tegelijkertijd moeten we ook opletten voor mogelijke risico’s, bijvoorbeeld op het gebied van privacy. Deze leden vragen de Minister of hij bereid is dit aspect, net als het bovengenoemd aspect van netneutraliteit, in zijn presentatie te verwerken.

Ik geef in mijn presentatie aan dat voor het Nederlandse ICT-beleid de samenwerking met bedrijfsleven en onderzoeksinstituten kenmerkend is (Publiek-Private Samenwerking). Daarnaast geef ik aan dat Nederland onder andere beleid voert op ICT-skills (programma Digivaardig en Digiveilig), opname van nieuwe technieken door het bedrijfsleven (doorbraakprojecten ICT) en digitalisering van overheidsdiensten. Ik zal de aspecten van privacy en netneutraliteit in mijn bijdrage voor deze informele Raad verwerken. Zoals opgemerkt in de geannoteerde agenda voor de informele Raad vormen digitale veiligheid, vertrouwen en snelle en vrije toegang tot het internet integraal onderdeel van de Nederlandse aanpak.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-30, nr. 344

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-33, nr. 524

X Noot
3

Zie voetnoot 1

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-20 nr. 912

X Noot
5

Kamerstuk 29 362, nr. 224

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-08, nr.548

X Noot
7

Zie voetnoot 2

X Noot
8

Vlerick Business School, «Online jobs boosting Europe’s competitiveness», Februari 2013. http://www.iabeurope.eu/files/6713/6990/7349/IAB_Europe_study_-_Online_Jobs_Boosting_Europe_s_Competitiveness_-_Vlerick_Business_School.pdf

X Noot
10

Meer informatie is terug te vinden in het Digital Agenda Scoreboard: http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/digital-agenda-scoreboard

X Noot
11

Meer informatie is te vinden op: http://eskills-monitor2013.eu/results/

X Noot
12

Motie De Liefde en Van Dekken, 10 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 517).

X Noot
13

Laatstelijk toegezegd in het Verslag van een schriftelijk overleg, vastgesteld op 14 januari 2015 (Kamerstuk 27 428, nr. 299)

Naar boven