21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 280 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda aan voor de Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 februari 2012. De Raad zal bestaan uit een deel over interne markt en industrie, een onderzoeksdeel en een ruimtevaartdeel.

Tijdens het deel over interne markt en industrie neemt de Raad naar verwachting conclusies aan over slimmere regelgeving en wisselt de Raad gedachten over aanbesteding. Ook is er een oriënterend debat voorzien over regelgevende kaders voor fondsen voor durfkapitaal en sociaal ondernemerschap en de nieuwe accountingrichtlijnen. De accountingrichtlijnen zijn ook het onderwerp van de lunch. Tenslotte zal, zowel tijdens het interne markt en industriedeel als tijdens het onderzoeksdeel, een gedachtewisseling plaatsvinden over de Annual Growth Survey 2012.

Tijdens het onderzoeksdeel is er tevens een presentatie van de Commissie over EIT. Ook zal er een oriënterend debat plaatsvinden over Horizon 2020.

Tijdens het ruimtevaartgedeelte zal naar verwachting een gedachtewisseling plaatsvinden over het voorstel voor de nieuwe begrotingsperiode voor het systeem voor wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, GMES.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 20 EN 21 FEBRUARI 2012

Annual Growth Survey

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de Annual Growth Survey 2012, die de Europese Commissie op 23 november 2011 publiceerde. De Annual Growth Survey is een jaarlijkse analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de Europese Unie van de Europese Commissie. U bent over de Annual Growth Survey en de Nederlandse positie in deze reeds per brief geïnformeerd (Kamerstuk 21 501–20 nr. 600).

In de Annual Growth Survey identificeert de Europese Commissie vijf prioriteiten voor 2012: streven naar begrotingsconsolidatie, kredietverschaffing aan de economie normaliseren, promoten van groei en concurrentievermogen, tegengaan werkloosheid en de sociale consequenties van de crisis en moderniseren van overheden. De Commissie legt bij het stellen van prioriteiten de nadruk op het doorvoeren en nakomen van reeds gemaakte afspraken van lidstaten en de EU. De Annual Growth Survey wordt dit jaar gepubliceerd in de context van sterk afzwakkend economisch herstel in de EU. Mede gezien het feit dat lidstaten zeer beperkte financiële ruimte hebben voor maatregelen die de economie stimuleren moet volgens de Commissie binnen de budgettaire kaders voorrang gegeven worden aan het nemen van groei- en concurrentievermogenversterkende structurele hervormingen.

De Commissie benoemt het promoten van groei en concurrentievermogen als een van de prioriteiten. De Commissie kiest bij het versterken van groei en concurrentievermogen een driesporenaanpak: meer halen uit wat is overeengekomen; snel goedkeuren wat in pijplijn zit; en toekomstige voorstellen sneller afwikkelen. De conclusies van de Europese Raad van 30 januari hebben de urgentie van groei herbevestigd en concrete prioriteiten benoemd.

Nederland kan zich goed vinden in de analyse en meer specifiek in de prioriteiten van de Commissie. Nederland zal dit op de Raad onderschrijven. Ook de driesporenaanpak sluit goed aan bij de positie van Nederland. Nederland vindt het essentieel om de gemaakte afspraken zowel op nationaal als op EU-niveau te implementeren en besluitvorming te versnellen.

Op nationaal niveau zet Nederland in op het versterken van het concurrentievermogen, onder meer door in te zetten op innovatie en ondernemerschap. Op EU-niveau zet Nederland in op een sterke Europese groeiagenda, onder andere door open concurrerende markten, versterking van de interne markt, het stimuleren van innovatie en de vermindering van regeldruk. Nederland heeft het afgelopen jaar, samen met andere gelijkgezinde lidstaten, diverse brieven gestuurd aan de Europese Commissie en de voorzitter van de Europese Raad om het belang van het versterken van het groeivermogen aan te geven, onder andere over de digitale interne markt, vermindering van de regeldruk en de interne markt voor diensten.

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake overheidsopdrachten

Oriënterend debat

Het voorzitterschap heeft aangegeven tijdens de Raad een oriënterend debat te willen houden over de voorstellen voor het gunnen van overheidsopdrachten. Dit voorstel is eind december door de Commissie uitgebracht. Het voorzitterschap heeft aangegeven de discussie tijdens deze Raad ten eerste willen richten op de ruimte die het voorstel biedt voor het gebruik van de zogenaamde «mededingingsprocedure met onderhandelingen» (voorheen de «onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking»). Ten tweede wil het voorzitterschap zich richten op het voorgestelde verlichte regime voor sociale diensten. Over het voorstel en de kabinetsinzet is uw Kamer geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 112, nr. 1344). Tevens heeft uw Kamer enkele schriftelijke vragen voorafgaand aan dit overleg gestuurd. De beantwoording hiervan is uw Kamer separaat toegezonden.

Met het voorstel wil de Commissie de doeltreffendheid en efficiëntie van overheidsaanbestedingen vergroten en inkopers beter in staat stellen gebruik te maken van overheidsopdrachten om strategische maatschappelijke doelen te bereiken (met name duurzaamheid en sociale insluiting). De Commissie zet in op flexibilisering van de procedures, zoals breder gebruik van de onderhandelingsprocedure. Ook zet de Commissie in op verbetering van de toegang van het midden- en kleinbedrijf door onder andere invoering van een eigen verklaring. Tenslotte stuurt de Commissie aan op het vergroten van de mogelijkheden om aanbesteden te gebruiken voor het realiseren van strategische beleidsdoelen door bijvoorbeeld de mogelijkheid om de levenscycluskosten in de beoordeling mee te laten wegen.

Uit de reacties van de lidstaten blijkt dat diverse lidstaten, net als Nederland een voorstander zijn van verdergaande verruiming van het gebruik van de mededingingsprocedure met onderhandelingen. Een aantal lidstaten wil verder gaan en er een standaardprocedure van maken. Voor het verlichte regime voor sociale diensten zijn de meeste lidstaten voorstander van de huidige indeling in zogenaamde A- en B-diensten.

Nederland kan zich in grote lijnen vinden in het Commissievoorstel. Met betrekking tot de eerste vraag is Nederland van mening dat de Commissie er terecht voor heeft gekozen het toepassingsbereik van de mededingingsprocedure met onderhandelingen uit te breiden. Deze procedure kan innovatie stimuleren en biedt overheidsopdrachtgevers en ondernemers de kans om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Nederland vraagt zich wel af of de extra ruimte die de Commissie wil bieden voldoende is om de benoemde voordelen te realiseren. Nederland zet daarom in op een verruiming van het toepassingsbereik van deze procedure. Tegelijkertijd brengt een ruimer gebruik van deze procedure een verhoogd risico met zich mee voor transparantie en gelijke behandeling. Met name vanwege deze laatste overweging wil Nederland dat de toegang tot deze procedure niet zover verruimd wordt dat het een standaardprocedure wordt. Daarnaast wil Nederland dat extra waarborgen worden opgenomen ten behoeve van transparantie en gelijke behandeling.

Met betrekking tot de tweede vraag wil Nederland, in tegenstelling tot het voorstel van de Commissie, vasthouden aan het bestaande verlichte regime voor zogenaamde B-diensten. In het kader van de subsidiariteit vindt Nederland de toepassing van de Europese aanbestedingsregels op opdrachten die nauwelijks een grensoverschrijdend belang kennen onwenselijk. Dit geldt met name voor aan nationale regels gebonden diensten en voor diensten met een belangrijke maatschappelijke component zoals rechtskundige diensten, opsporingsdiensten, arbeidsbemiddeling, onderwijs, cultuur en diensten gerelateerd aan zorgverlening.

Richtlijn jaarlijkse financiële rapportage ondernemingen

Oriënterend debat

De Raad zal zowel tijdens de lunchbijeenkomst als tijdens de vergadering spreken over het richtlijnvoorstel betreffende de jaarlijkse financiële rapportage van ondernemingen (COM(2011) 684) en in het bijzonder over het verslag van betalingen aan overheden (country-by-country reporting). Het fiche over dit richtlijnvoorstel is in december 2011 aan uw Kamer gezonden (TK 22 112, nr. 1284). Het voorzitterschap wil op korte termijn de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel afronden. Het voorzitterschap wenst daarom in de Raad een oriënterend debat te voeren.

Het richtlijnvoorstel vervangt de regels in de huidige vierde richtlijn over de jaarrekening (78/660/EEG) en de zevende richtlijn over de geconsolideerde jaarrekening (83/349/EEG). Het voorstel beoogt een vereenvoudiging van de huidige regels voor de jaarrekening en daardoor administratieve lastenverlichting, met name voor kleine ondernemingen. Verder wordt voorgesteld in de richtlijn een nieuwe rapportageplicht op te nemen over betalingen aan overheden door grote ondernemingen die actief zijn in de mijnbouw (winning van olie, gas en mineralen) en de houtkap van oerbossen (country-by-country reporting). De rapportageplicht heeft tot doel overheden te wijzen op hun verantwoordelijkheid om rekenschap af te leggen over de besteding van die inkomsten en heeft tot doel bij te dragen aan de ontwikkeling van goed bestuur in deze winningslanden.

Er zijn op dit moment twee andere initiatieven over de openbaarmaking van betalingen aan overheden. Dit betreft de Amerikaanse Dodd Frank Act die betrekking heeft op mijnbouwondernemingen met een beursnotering in de VS. Deze regelgeving is nog niet in werking getreden omdat de uitvoeringsmaatregelen nog niet zijn vastgesteld. Verder heeft een aantal overheden samen met de mijnbouwindustrie een eigen initiatief ontplooid: het Extractive Industry Transparancy Initiative (EITI). Landen nemen vrijwillig deel aan het initiatief en verplichten vervolgens alle bedrijven die in hun land winningsactiviteiten verrichten, hun betalingen openbaar te maken.

Nederland ondersteunt het richtlijnvoorstel op hoofdlijnen. Nederland steunt vereenvoudiging van de regels voor de jaarrekening maar is bezorgd of het voorstel wel tot een lastenverlichting voor Nederland zal leiden. Nederland is een groot voorstander van internationale afspraken over country-by-country reporting. Nederland is van mening dat een Europese regeling effectief, efficiënt en duidelijk moet zijn. Nederland let daarbij op het eerlijk speelveld en de administratieve lasten voor de rapporterende ondernemingen. Zo is de verhouding van het richtlijnvoorstel tot de bovengenoemde andere initiatieven op dit terrein van belang.

Verordeningen over fondsen voor risicokapitaal en sociaal ondernemerschap

Oriënterend debat

Het voorzitterschap heeft aangegeven een oriënterend debat te willen houden over de voorstellen voor regelgevende kaders voor risicokapitaalfondsen en fondsen voor sociaal ondernemerschap.

De verordeningen maken deel uit van het actieplan ter verbetering van toegang tot kapitaal voor met name mkb (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 133) en voorzien in de oprichting van een regime voor Europese fondsen voor risicokapitaal en sociaal ondernemerschap. De verordeningen creëren een betrouwbare, veilige en juridisch stabiele omgeving voor het aanbieden van deelnemingsrechten in dergelijke fondsen. Dit moet het voor deze fondsen makkelijker maken om kapitaal over de grenzen aan te trekken, aangezien het mogelijk wordt om op basis van een Europees paspoort deelnemingsrechten in de hele EU aan te bieden. Fondsen die gebruik maken van een dergelijk regime hoeven niet in iedere lidstaat waar regels bestaan voor het aanbieden van deelnemingsrechten opnieuw toestemming te vragen om deze activiteiten te verrichten. De gedachte is dat potentiële investeerders door deze regimes zullen worden gestimuleerd om te investeren in deze fondsen. Dit heeft een positieve invloed op de financieringsmogelijkheden van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en ondernemingen met een sociaal oogmerk. De verordeningen hebben betrekking op fondsen met een omvang van maximaal € 500 miljoen EUR en vormen daarmee een aanvulling op de AIFMD (Alternative Investment Fund Managers Directive) waarbij de ondergrens op € 500 miljoen EUR ligt. In de verordeningen wordt onder meer gedefinieerd aan welke eisen fondsen dienen te voldoen aangaande het aanhouden van eigen vermogen, verslaglegging en transparantie richting beleggers over de beleggingstrategie. Aan deze inhoudelijke eisen, die voor beide verordeningen vrijwel hetzelfde zijn, hoeft alleen voldaan te worden indien een beheerder ervoor kiest om het fonds in lijn met de verordeningen in de markt te zetten als een risicokapitaalfonds dan wel als een sociaal ondernemerschapfonds.

Nederland is voorstander van een Europese aanpak om de grensoverschrijdende belemmeringen voor risicokapitaal weg te nemen. De verbetering van de toegang tot kapitaal is volgens Nederland een belangrijk onderdeel van het versterken van het Europese groeivermogen. Het kabinet kan zich dan ook vinden in het streven om de Europese markt voor risicokapitaal fondsen te versterken met als uiteindelijk doel het eenvoudiger te maken voor fondsen om kapitaal aan te trekken. Nederland is dan ook positief over de verordening risicokapitaalfondsen. Wel is het van belang dat de verordening goed handhaafbaar blijft en dat de administratieve lasten beperkt blijven. Bovendien moet helder zijn hoe de verordeningen zich verhouden tot de AIFMD. Nederland zou daarbij graag zien dat de reikwijdte van de verordening wordt verbreed zodat alle fondsen die investeren in het mkb volledig gebruik kunnen maken van dit paspoort en niet alleen fondsen gericht op startende ondernemers of snelle groeiers.

Nederland is niet overtuigd van de meerwaarde van een aparte verordening voor fondsen voor sociaal ondernemerschap. De fondsen die onder dat regime vallen zullen veelal ook onder het algemene risicokapitaal regime kunnen vallen. Voor wat betreft de toegang tot financiering geldt bovendien dat in Nederland reeds diverse faciliteiten voor ondernemers zijn om ondersteuning te krijgen bij de opstart van hun onderneming (borgstelling mkb-kredieten, innovatiefonds en/of de mogelijkheid om als zelfstandige te starten vanuit een uitkering). Deze faciliteiten staan open voor alle typen ondernemers. Nederland ziet geen aanleiding om specifiek sociaal ondernemerschap meer te faciliteren dan andere ondernemers.

Slimmere Regelgeving

Raadsconclusies

De Raad voor Concurrentievermogen zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen over de toekomstige agenda Slimme Regelgeving.

De conceptconclusies benadrukken het belang van het verder verminderen van de totale regeldruk om het bedrijfsleven concurrerender te maken. Hierbij wordt bijzondere aandacht gegeven aan het mkb en micro-ondernemingen. Deze kunnen onevenredig zwaar belast worden door de effecten van regelgeving. De conceptconclusies wijzen daarom op het belang van een nieuw Europees regeldrukprogramma na 2012 na afloop van het huidige programma. De Raad roept in de conclusies de Commissie op om de zogeheten mkb-toets te versterken. De Commissie is voornemens micro-ondernemingen in principe uit te sluiten van voorgenomen regelgeving. Alleen in die gevallen waar onomstotelijk aangetoond kan worden dat de nieuwe regelgeving noodzakelijk is voor de micro-ondernemingen, zal deze ook voor deze ondernemingen gelden. De Raad onderstreept in de conclusies dit voornemen van de Commissie. Daarnaast benadrukt de Raad het belang van ex-post evaluaties, de zogeheten «fitness checks». Deze evaluaties brengen excessieve regeldruk, tegenstrijdige regels, achterhaalde of inefficiënte maatregelen aan het licht en kunnen zodoende bijdragen aan het verminderen van de algehele regeldruk. Tenslotte worden het Europees Parlement en de lidstaten opgeroepen om de besluitvorming aangaande de nog resterende maatregelen uit het lopende reductieprogramma voor de administratieve lasten zo spoedig mogelijk te implementeren.

Nederland onderschrijft de conclusies. Nederland beschouwt slimme regelgeving als essentieel om het ondernemingsklimaat te verbeteren, met name voor het mkb. Belangrijk is daarom dat de EU onverminderd blijft inzetten op vereenvoudiging van regelgeving en vermindering administratieve lasten, ook na 2012, door een sterk en herkenbaar EU-programma. Hierbij moet er ook focus liggen op nalevingskosten. Nederland streeft hierbij naar een kader voor reductie op nalevingskosten in 2014. Hierbij is de uitzondering voor de micro-entiteiten een belangrijk onderdeel. Nederland vindt de versterking van de mkb-toets van belang, omdat het een welkom instrument is om te komen tot regelgeving die daadwerkelijk minder belastend is voor het bedrijfsleven. Daarnaast zijn de «fitness checks» een welkome aanvulling op het bestaande reductieprogramma. Nederland ziet graag een ambitieus programma na 2012. Hiertoe zet Nederland onder andere in op kwantitatieve doelstellingen in het nieuwe programma, maar gezien het krachtenveld is dit op dit moment niet haalbaar.

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES)

Gedachtewisseling

Tijdens de Raad zal er naar verwachting een gedachtewisseling plaatsvinden over het voorstel van de Commissie voor een apart fonds voor GMES buiten de EU begroting om (COM (2011) 831 d.d. 30 november 2011). Het kabinetsstandpunt over dit voorstel is naar uw Kamer gestuurd in een BNC fiche (TK 22 112, nr. 1312).

De Europese Commissie stelt voor om een intergouvernementeel fonds op te zetten voor het Europese aardobservatieprogramma «Global Monitoring for Environment and Security» (GMES) waaraan de 27 EU lidstaten naar rato van Bruto Nationaal Inkomen gaan bijdragen. De Commissie stelt als maximum budget voor de periode 2014–2020 een bedrag voor van € 5 841 miljoen (constante prijzen 2011). Aanleiding voor dit voorstel is dat de Europese Commissie GMES buiten het EU Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 heeft geplaatst. Tegelijkertijd benadrukt de Commissie het belang van GMES als bijdrage aan de Europese beleidsagenda.

In aanloop naar de Raad is het niet gelukt tot afgestemde conclusies te komen. Een aantal lidstaten is van mening dat de Raad voor Concurrentievermogen geen uitspraak kan doen over een Commissievoorstel lopende de onderhandeling over het Meerjarig Financieel Kader. Tevens heeft een aantal lidstaten zorg dat het opnemen van GMES binnen de EU begroting ten koste gaat van andere prioriteiten.

GMES is een vlaggenschipprogramma van het Europese ruimtevaartbeleid. Dit is nogmaals bevestigd tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 6 december jongstleden. Voor het kabinet is het dan ook belangrijk dat Europa zich de komende jaren concentreert op het tot stand brengen van GMES. Dit temeer omdat Nederland in GMES kader investeert in een nieuwe generatie meetinstrument voor luchtkwaliteit; TROPOMI. De data die hiervan beschikbaar zullen komen gaan een enorme impuls geven aan nieuwe bedrijvigheid en nieuwe informatiediensten en daarmee aan economische groei en werkgelegenheid.

De inzet van het kabinet is dat alle Europese uitgaven, inclusief GMES, binnen het EU Meerjarig Financieel Kader moeten worden opgenomen (zie o.a. TK 21501–20, nr. 553). Dat bevordert de transparantie en een horizontale belangenafweging en voorkomt dat de prikkels tot begrotingsdiscipline worden afgezwakt. In het bijzonder is het kabinet tegenstander van het buiten het MFK plaatsen van uitgaven die nu nog binnen het MFK worden gefinancierd, zoals ook GMES. Het kabinet is dan ook tegen het opzetten van een apart fonds voor GMES en daarmee ook tegen een intergouvernementele overeenkomst om deelname van de EU lidstaten te regelen. Nederland vindt dat de Commissie moet komen met een voorstel voor een GMES programma dat continuïteit biedt, dat naar behoren is ingebed in de Europese regelgeving en binnen het EU Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Voor Nederland moet een dergelijk programma in ieder geval voorzien in: een transparante begroting, een duidelijke beheersstructuur, een goed databeleid en gegarandeerde betrokkenheid van de gebruikers.

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Presentatie van de Commissie

De Commissie zal een presentatie geven over twee zaken: eerst komt het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordening tot oprichting van het Europese Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) aan bod (COM(2011) 817). Vervolgens wordt de nieuwe strategische innovatieagenda van het EIT gepresenteerd (COM(2011) 822). Uw kamer is over beide voorstellen onlangs geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 112, nr. 1322).

Met deze twee voorstellen zet de Commissie haar ideeën voor het EIT voor de periode 2014–2020 uiteen. De ideeën zijn tot stand gekomen op basis van een eerder breed verspreid concept, een externe evaluatie en een open consultatie die in het voorjaar van 2011 is gehouden. Het hoofdpunt van de voorstellen van de Commissie betreft het uitbreiden van het aantal Kennis- en Innovatiegemeenschappen (KIC’s) van drie naar negen. Dit moet gebeuren in twee stappen, in 2014 en in 2018. Daarnaast moeten de administratieve lasten voor in het EIT deelnemende partijen verlicht worden en wordt er een monitoringssysteem opgezet voor het beoordelen van de resultaten van het EIT. Wat betreft het budget stelt de Commissie voor om binnen het voorgestelde budget voor Horizon 2020, het nieuwe programma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020, een bedrag van 3,2 miljard euro te reserveren.

Nederland onderschrijft de belangrijke rol die het EIT speelt in het stimuleren van de Europese samenwerking binnen de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. Nederlandse partijen zijn sterk vertegenwoordigd in de huidige drie KIC’s die het EIT nu telt. De concrete resultaten die deze KIC’s de komende tijd gaan opleveren, bepalen het succes van deze aanpak. Deze resultaten moeten leidend zijn voor de keuzes die het EIT in de komende jaren in de uitvoering van het beleid gaat maken. Nederland kan zich vinden in de thematische keuze zoals die op dit moment gemaakt is door de Europese Commissie. De keuze zal bijdragen aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, waarin onderzoek en innovatie een centrale plaats innemen. Het EIT zal zijn werkzaamheden moeten richten naar activiteiten die zowel economisch als sociaal impact hebben. Nederland hecht er aan dat de thema’s van het EIT aansluiten bij de thema’s van Horizon 2020 en goed aansluiten bij de topsectoren van het Nederlandse innovatiebeleid. De KIC’s zijn ook wat Nederland betreft gebaat bij vermindering van de administratieve lasten. Op dit punt is nog veel werk te verrichten. Voor Horizon 2020 en het EIT zal een uniforme set van regels ingesteld worden. Het EIT zal daarom meevaren op de maatregelen die genomen worden rond Horizon 2020 en de herziening van het financieel reglement.

De Commissie stelt voor met het continueren van de drie bestaande en het opstarten van zes nieuwe KIC’s het budget te verhogen naar ruim 3,2 miljard EUR. . Nederland ondersteunt de toename binnen Horizon 2020 van investeringen in publiek-private en publiekpublieke samenwerking maar vindt de voorgestelde groei van het budget voor het EIT zeer fors. Het verhogen van het budget is wat Nederland betreft dan ook afhankelijk van de resultaten, zoals die zullen blijken uit het door het hierboven genoemde door de Commissie voorgestelde monitoringssysteem. Zolang het EIT niet naar behoren functioneert, zal terughoudend moeten worden omgegaan met een dergelijke forse uitbreiding. Nederland zal dit in de Raad naar voren brengen en de verdere uitrol van het EIT kritisch blijven volgen.

Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

Oriënterend debat

De Raad zal naar verwachting een oriënterend debat hebben over het toekomstige Europese programma voor onderzoek en innovatie vanaf 2014, «Horizon 2020». Dit debat zal een vervolg zijn op de gedachtewisseling tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van 1 tot 3 februari 2012 in Kopenhagen. Een verslag van deze gedachtewisseling zult u een dezer dagen ontvangen. Het is nog onduidelijk op welke wijze het voorzitterschap de discussie tijdens deze raad wil vormgeven of welke focus het voorzitterschap wil leggen. Het voorzitterschap streeft naar een akkoord op hoofdlijnen over de algemene verordening tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 30-31 mei dit jaar.

De Commissie heeft de mededelingen en verordeningen betreffende Horizon 2020 uitgebracht op 30 november jongstleden. Uw kamer is over het kabinetsstandpunt betreffende Horizon 2020 geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 113, nr. 1310) en daarnaast in de brief met de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen van 1-3 februari 2012 (TK 21 501-30, nr. 278).

In de voorgaande discussie over Horizon 2020 tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen op 2–3 februari 2012 bleek dat de lidstaten in grote lijnen het voorstel van de Commissie kunnen steunen. Zo benadrukken de lidstaten het belang van excellentie als belangrijkste criterium bij de verdeling van middelen, synergie tussen Horizon 2020 en het cohesiebeleid, het verminderen van de administratieve lasten van Horizon 2020 en het verbeteren van de toegang tot financiering zonder daarbij marktverstorend te zijn. Ook benadrukten de lidstaten het belang van regelgeving en innovatief aanbesteden bij het bevorderen van innovatie. Het mkb-specifieke instrument dat de Commissie heeft voorgesteld voor Horizon 2020 wordt eveneens verwelkomd. Daarnaast zou ook de deelname van het mkb aan publiekprivate samenwerkingsprojecten bevorderd moeten worden en zou er meer ruimte moeten zijn voor kleinere consortia.

DIVERSEN

Unitair octrooi en octrooirechtspraak

Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal informatie geven over de stand van zaken van de onderhandelingen over het unitair octrooi en octrooirechtspraak. Het is niet gelukt om in de Raad voor Concurrentievermogen van december overeenstemming te bereiken over het octrooipakket. Ondanks intensieve pogingen van het Poolse voorzitterschap is dit ook nadien helaas niet gelukt.

Resterende punt van discussie is de vestigingsplaats van de zetel van de centrale divisie van het octrooigerecht (gerecht van eerste aanleg). Tijdens de Europese Raad van 30 januari jl. hebben de regeringsleiders aangegeven uiterlijk in juni 2012 een definitief akkoord te willen bereiken over het laatste onopgeloste vraagstuk in het octrooipakket. Nederland heeft in verschillende gremia op ambtelijk en politiek niveau aangedrongen en zal blijven aandringen op een spoedige afronding van het octrooidossier gezien het belang ervan voor het versterken van het Europese groeivermogen. Zowel voor het Europese innovatievermogen als voor een sterke interne markt is het octrooi een belangrijke prioriteit.

A Bioeconomy for Europe

Informatie van de Commissie

De Commissie zal naar verwachting een presentatie geven over de nog te publiceren mededeling over de biobasedeconomy. Deze mededeling zal naar verwachting op 13 februari worden gepubliceerd.

Europese Onderzoeksruimte

Informatie van de Commissie

De Commissie zal informatie geven over de resultaten van de publieke raadpleging over het raamwerk voor de Europese onderzoeksruimte (ERA). De uitkomst van de raadpleging is dat Europa aantrekkelijker moet worden voor topwetenschappers, er meer transnationaal onderzoek moet komen en Europa wetenschappelijke excellentie moet bereiken. Het verbeteren van mobiliteit van onderzoekers, en een goede ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren, kennisoverdracht en transnationale samenwerking is hierbij essentieel. Over het algemeen achten de respondenten het niet realistisch de ERA in 2014 te voltooien, maar ziet men het meer als een belangrijke stap in een continu proces naar verdere eenwording van de onderzoeksmarkt.

Nederland is tot nu toe altijd voorstander geweest van de totstandkoming van de ERA en heeft er steeds op aangedrongen deze uit te breiden tot een zogenaamd ERIA, inclusief innovatie. De meer ondernemerschapgerichte programma’s moesten daarbij wel een eigen plaats houden. In het nieuwe verdrag heeft de ERA echter een wettelijke basis gekregen. Vooralsnog wil de Commissie de ERA op vrijwillige basis tot stand brengen door middel van een partnerschap met de voornaamste belanghebbende partijen als onderzoekers, kennisinstellingen en onderzoeksfinanciers.

Kernfusiereactor ITER

De Commissie zal de stand van zaken toelichten van het internationale kernfusie-experiment ITER. De Raad heeft eerder om dergelijke reguliere updates over de internationale en Europese ontwikkelingen rond ITER gevraagd. Zo kan er op worden toegezien dat de ontwikkeling van technologie en bouw van de experimentele reactor met zo min mogelijk kostenoverschrijdingen en vertragingen verloopt.

Naar boven