21 501-20 Europese Raad

Nr. 690 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 oktober 2012

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij acht fracties de behoefte om, ter voorbereiding van de Europese Raad d.d. 18 en 19 oktober 2012, aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot het interim-rapport van Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 687) en de kabinetsappreciatie dienaangaande (Kamerstuk 21 501-20, nr. 688).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 18 oktober 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt en zijn zoveel als mogelijk geordend volgens de pijlers van het interim-rapport-Van Rompuy en de daarmee corresponderende paragrafen in de kabinetsappreciatie.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD danken het kabinet voor de appreciatie van het interim-rapport-Van Rompuy en herkennen in de brief de gedachtewisseling tussen kabinet en de Tweede Kamer. De VVD ziet in de heldere uiteenzetting geen aanleiding tot nadere vragen voor de Europese top.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het rapport van de voorzitter van de Europese Raad over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie en daarmee samenhangend de kabinetsappreciatie van dit rapport. Deze leden maken graag gebruik van deze gelegenheid om nadere vragen te stellen over beide brieven en om aan te geven wat de positie van de Partij van de Arbeid is. De leden van de PvdA-fractie willen vooropstellen dat het cruciaal is dat er nagedacht wordt over welke stappen er gezet moeten worden om de eurocrisis tot een einde te brengen. Deze leden kijken daarom met een altijd kritische maar opbouwende blik naar de brief van de heer Van Rompuy. Daarbij is het van belang op te merken dat de komende Europese Raad als voorbereiding dient op uiteindelijke besluitvorming.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het tussenrapport-Van Rompuy en de appreciatie van het kabinet.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van het tussenrapport over de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de kabinetsappreciatie. Deze leden verwelkomen de kritiek die het kabinet heeft op bepaalde onderdelen. Zij hebben echter wel vele vragen over de precieze kritiek van het kabinet en de gevolgen voor het verdere proces.

De leden van de fractie van het CDA hebben zowel de plannen van de heer Van Rompuy als de kabinetsappreciatie van die plannen gelezen. Zij merken op dat de komende paar maanden cruciaal zullen worden voor de toekomst van Europa en graag waren zij in debat gegaan met het kabinet over de kabinetsinzet voor deze top. Die zal namelijk niet alleen gaan over dit rapport maar ook over een aantal thema’s dat door regeringen naar voren is gebracht.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het interim-rapport-Van Rompuy en de kabinetsappreciatie. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen ten aanzien van het rapport, de kabinetsreactie, en de inzet van het kabinet tijdens de Europese Top.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht eraan te onderstrepen dat het in het tussenrapport van de vier presidenten voor het overgrote deel niet om concreet uitgewerkte voorstellen gaat, maar om denkpistes. Bij een aantal van de ideeën heeft het kabinet vragen, die het op de Europese Raad aan de orde zal stellen. Gegeven de onduidelijkheid van een aantal voorstellen is het niet altijd mogelijk in detail de door de fracties gestelde vragen te beantwoorden. Waar dat het geval is, zal het kabinet deze vragen betrekken bij de verduidelijking die het zelf voornemens is te vragen tijdens de komende Europese Raad.

Vragen en opmerkingen betreffende de Nederlandse inzet en de status van het rapport

Volgens de leden van de fractie van de PVV is het ontegenzeggelijk dat Nederland steeds verder een politieke unie wordt ingerommeld. Dit blijkt uit de vele formuleringen die het kabinet gebruikt; een keihard neen, nooit of tegen is er zelden bij:

  • Bij de bankenunie spreekt het kabinet van «een langetermijndoel», het kabinet zegt dus uiteindelijk ja tegen de bankenunie.

  • Aan een volledige resolutieautoriteit op Europees niveau worden door het kabinet weliswaar voorwaarden gesteld, maar dit wordt door het kabinet dus ook zeker niet uitgesloten.

  • Ook wil het kabinet zich «in dit stadium» niet vastleggen op eurobonds. Een formulering die voor de toekomst dus nog alles openlaat.

  • Het kabinet is voor «vervolmaking van de interne markt» en voor wat betreft het afsluiten van contracten van de lidstaten met de EU aangaande coördinatie van economisch beleid wil het kabinet «meer duidelijkheid krijgen».

  • Daarnaast stelt het kabinet: «Nederland is geen voorstander van het overhevelen van nationale bevoegdheden naar Europees niveau op terreinen als sociaaleconomisch beleid of belastingen. Zeker niet voor landen die zich aan de geldende regels en afspraken houden».

Enkel de begrotingscapaciteit en de treasuryfunctie worden door het kabinet «onnodig» genoemd. Dit leidt tot de vraag in hoeverre de overige formuleringen eigenlijk echt nodig zijn.

  • Hoe zit het met de subsidiariteit van al deze plannen?

  • Kan het kabinet deze plannen van een subsidiariteitstoets voorzien?

Antwoord van het kabinet:

Het gaat bij het merendeel van de ideeën in het tussenrapport niet om concrete wetgevingsvoorstellen. Het is daarom niet mogelijk daarbij een subsidiariteitstoets uit te voeren. Waar er wel concrete voorstellen zijn, in dit geval voor het bankentoezicht, maakt het kabinet uiteraard een beoordeling van de subsidiariteit. Zo heeft minister De Jager in zijn brief van 1 oktober jl. (Kamerstuk 21 501, nr. 946) gemeld dat het de subsidiariteit van het Commissievoorstel voor bankentoezicht positief beoordeelt mede gelet op het garanderen van de financiële stabiliteit in de eurozone en de werking van de interne markt voor financiële diensten.

De PVV is niet alleen zeer teleurgesteld over deze open formuleringen van het kabinet, waarin maar in zeer beperkte mate afstand wordt genomen van de plannen van Van Rompuy, maar heeft hierbij tevens enkele vragen:

  • Kan het kabinet een tijdsindicatie geven van wat wordt bedoeld met de «lange termijn»?

  • In welk stadium wil het kabinet zich wel toeleggen op eurobonds?

  • Hoe kijkt het kabinet aan tegen de gezamenlijke uitgifte van kort schuldpapier («treasury bills»)?

  • Wat bedoelt het kabinet met de formulering «zeker niet»?

  • Geldt voor landen die zich niet of niet volledig aan de regels houden een minder grote mate van zekerheid?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kan geen precieze tijdsindicatie geven voor de periode die nodig is om te komen tot een bankenunie. Belangrijker dan een specifiek tijdspad, is dat aan de in de brief van Minister De Jager van 1 oktober jl. gestelde voorwaarden voor een bankenunie is voldaan.

In de reactie op het interim EMU-rapport heeft het kabinet weergegeven zich nu niet vast te willen leggen op de (toekomstige) introductie van eurobonds.

Het kabinet heeft vragen bij het idee van individuele contracten en wil hier op de Europese Raad duidelijkheid over verkrijgen. Gezien de onduidelijkheid die hier vooralsnog over bestaat, is het niet mogelijk in detail in te gaan op de eventuele inhoud en vormgeving van dergelijke contracten. Met de aangehaalde formulering geeft het kabinet aan dat het in ieder geval geen voorstander is van overheveling van nationale bevoegdheden naar Europees niveau op terreinen als sociaaleconomisch beleid of belastingen. Zeker voor landen die zich aan de geldende regels en afspraken houden.

Daarnaast hebben de leden van de fractie van de PVV de volgende vragen over het rapport:

  • Het interim-rapport-Van Rompuy zou onder andere zijn gebaseerd op bilaterale gesprekken met de lidstaten. Kan het kabinet de Kamer de exacte Nederlandse inbreng tijdens deze bilaterale gesprekken doen toekomen?

  • Waarom worden deze inbrengen van de lidstaten niet automatisch geopenbaard?

  • En waarom worden in het tussenrapport de kanttekeningen van de diverse lidstaten niet vermeld?

Voor de PVV is het helder: geen bankenunie, geen eurobonds, geen contracten met de EU over economisch beleid en geen overdracht van bevoegdheden.

Antwoord van het kabinet:

In de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 16 oktober jl. ((Kamerstuk 21 501-02, nr. 1184) heeft het kabinet op verzoek van het lid Van Hijum nadere informatie verstrekt over de ambtelijke consultaties ter voorbereiding van het tussenrapport. Bij deze consultaties is geen schriftelijke inbreng geleverd. Het tussenrapport is opgesteld onder verantwoordelijkheid van ER-voorzitter Van Rompuy en de drie overige presidenten en zij hebben ervoor gekozen geen informatie in het rapport op te nemen over de standpunten van individuele lidstaten.

Het is de leden van de SP-fractie niet helemaal duidelijk wat de status is van het tussenrapport. Het kabinet wijst erop dat besluitvorming pas bij de Europese Raad van december aan de orde is. Het tussenrapport is echter al een uitwerking van de in juni voorgestelde bouwstenen. Volgens de leden van de SP-fractie is bij deze Europese Raad het moment aangebroken om aan te geven of de voorstellen zich in de juiste richting ontwikkelen.

  • Is de consequentie van nu instemmen met het verder laten uitwerken van bepaalde voorstellen niet dat straks alleen nog maar kritiek kan worden geuit op de uitwerking en niet op het idee zelf?

  • Hoort het verschil in kritiek op de bankenunie, die vooral op de invoering en uitwerking is gericht, en op een eigen begrotingscapaciteit dat ronduit afgewezen wordt, niet tot uitdrukking te komen in de conclusies die over het tussenrapport worden aangenomen?

Antwoord van het kabinet:

Het eventueel laten uitwerken van voorstellen staat in de ogen van het kabinet los van het al dan niet ermee instemmen. Het is, zoals tijdens de Europese Raad in juni afgesproken, de Europese Raad van december die zich zal buigen over een geheel pakket aan voorstellen ter versterking van de EMU.

De leden van de SP-fractie lezen ook de constatering van het kabinet dat de diverse klanttekeningen die landen hebben gezet bij het rapport niet zijn meegenomen. Kan het kabinet aangeven welke kritiek niet is meegenomen en van welke landen deze kritiek afkomstig was?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het niet opportuun mededelingen te doen over de standpunten die door individuele lidstaten in vertrouwelijkheid zijn ingenomen. De door Nederland ingebrachte punten zijn in lijn met de kabinetsinzet, zoals onder meer geformuleerd in de brief van 7 september 2011 (Kamerstuk 21 501-07 nr. 839) en gereflecteerd in de kabinetsappreciatie van het tussenrapport.

De leden van de SP-fractie hebben meerdere malen het kabinet bij monde van premier Rutte zich horen verzetten tegen het idee de crisis te kunnen oplossen door een vergaande andere institutionele vormgeving. Ook met de stappen en termijnen die het kabinet schetst voor de realisatie van een bankenunie zijn we enkele jaren verder. Waarom gaat daar nu alle energie naar uit en worden er nu in sneltreinvaart grote ambities geformuleerd, vragen deze leden zich af.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de wens van het kabinet dat er geen sprake is van kalenderfixatie bij met name de voltooiing van een bankenunie. Hoe verhoudt zich dat tot een «tijdschema gebonden routekaart» die er in december hoort te liggen, vragen deze leden.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de totstandkoming van een bankenunie, mits is voldaan aan de voorwaarden zoals geformuleerd in de brief van Minister De Jager van 1 oktober jl. Tijdens de aanstaande Europese Raad staat over de bankenunie nog geen besluitvorming op de agenda. In december zal een tijdschema gebonden routekaart voorliggen, waarmee Nederland slechts zal instemmen wanneer aan de gestelde randvoorwaarden is voldaan.

Afhankelijk van de mate van integratie van de eurozone kan er een vergaande tweedeling in de eurozone ontstaan stellen de leden van de SP-fractie. Legt Nederland zich neer bij het ontstaan van een eurokopgroep die zich verder diepgaand integreert? Dreigt hiermee ook niet het machtsevenwicht te worden verstoort doordat de eurolanden steeds meer de rest van de EU-zaken dicteren?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht groot belang aan de samenwerking met alle 27 EU-lidstaten gezamenlijk. Dit blijft voor Nederland de voorkeursroute, onder andere gelet op het belang van de interne markt. Dit laat onverlet dat het nodig kan zijn op deelterreinen nauwer samen te werken in de eurozone, waarbij het kabinet maximaal de ruimte wil openhouden voor niet-eurolanden om zich aan te sluiten.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de inzet van de plannen van Van Rompuy is om politiek kortetermijnbeleid van individuele lidstaten, dat ten koste kan gaan van de stabiliteit van de Economische en Monetaire Unie op lange termijn, onmogelijk te maken. Deelt het kabinet deze mening en wordt dit principe door alle lidstaten onderschreven?

Antwoord van het kabinet:

De achtergrond van het verzoek aan de heer Van Rompuy om een tussen- en een eindrapport op te stellen is de gedeelde wens van de lidstaten om te onderzoeken welke aanvullende stappen nodig zijn om de stabiliteit in de eurozone te herstellen en deze in de toekomst meer crisisbestendig te maken.

De leden van de fractie van D66 vinden het cruciaal dat in Europees verband structurele maatregelen worden genomen om economische groei te bewerkstelligen en macro-economische onevenwichtigheden tegen te gaan. Deze leden zijn groot pleitbezorger van een begrotingsunie met strenge regels voor begrotingsdiscipline in de eurozone en de EU, een permanent en toereikend noodfonds, een bankenunie, gemeenschappelijk economisch beleid, een Europese groeiagenda en een democratische, politieke unie die de democratische legitimiteit waarborgt. De voorstellen van voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy zijn een stap in de goede richting. De fractie signaleert met de voorzitter dat de economische en politieke crisis in de Europese Unie niet met lapmiddelen en ad-hoc maatregelen op te lossen is, maar een nieuwe opzet van de Unie vereist.

De leden van de D66-fractie vinden het opvallend dat in de kabinetsappreciatie een eigenstandige koers van het kabinet en concrete punten van inzet ontbreken. De brief bevat vooral passages die aangeven dat het kabinet het ergens niet mee eens is. De leden vragen opheldering over de volgende zin: «In zijn algemeenheid zal de Nederlandse inzet er op zijn gericht dat de Europese Raad van oktober niet vooruitloopt op besluitvorming door de Europese Raad van december».

  • Kan de Nederlandse inzet er in zijn algemeenheid niet beter op gericht zijn dat er in december goede plannen op tafel liggen, waar draagvlak voor is onder de lidstaten?

  • Het kabinet zal «in de aanloop naar de Europese Raad van december tijdig zijn inzet formuleren zodat Kamer en kabinet een grondig debat kunnen voeren». Deelt het kabinet de mening dat de EU zich al volop in de aanloop naar de Europese Raad van december bevindt?

  • En dat een heldere inzet van het kabinet eerder verwacht mocht worden op basis van nieuwe stukken en de nieuwe politieke realiteit, in plaats van constante verwijzingen naar de kabinetsbrief van 7 september 2011, de kabinetsbrief over Europese economische stabiliteit en groeivermogen en de appreciatie op hoofdlijnen van het juni-rapport over de toekomst van de EMU?

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Europese Raad van 28-29 juni jl. is overeengekomen dat de vier presidenten in oktober een tussenrapport presenteren en in december een eindrapport. Het kabinet hoopt met de leden van de fractie van D66 dat het eindrapport van goede kwaliteit zal zijn. De koers die het kabinet vaart is gebaseerd op een structurele benadering van de Europese schuldencrisis volgens een stap-voor-stap aanpak, zoals onder meer geformuleerd in de genoemde kabinetsbrief. Zoals besproken in het plenaire debat op 11 oktober jl. ziet het kabinet uit naar een vruchtbaar debat met de Tweede Kamer ter voorbereiding op de bijeenkomst van de Europese Raad in december.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het interim-rapport van Van Rompuy en de kabinetsappreciatie. Zij zijn er niet gerust op dat het kabinet eenduidig inzet op een spoedige Europese oplossing voor de schuldencrisis en daarbij breder kijkt dan het eigen huishoudboekje.

  • Is het Nederlandse kabinet van plan om tijdens de Europese Raad ook raakvlakken te zoeken met andere landen dan Duitsland en Finland en te voorkomen dat de nadruk blijft liggen op de veronderstelde tweedeling tussen sterke en zwakke landen?

  • Ziet het kabinet het risico voor de Europese samenwerking als volledig wordt ingezet op allianties tussen landen met een vergelijkbaar financieel-economisch profiel?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat in contact met alle 27 lidstaten en zoekt naar alle vormen van samenwerking die kunnen bijdragen aan goede Europese besluitvorming voor Nederland en Europa, denk aan de Groeibrief van februari jl. met 12 gelijkgestemde lidstaten.

Geïntegreerd financieel raamwerk

Zoals al bij veel eerdere gelegenheden door de leden van de PvdA-fractie is verwoord, zien deze leden een belangrijke rol weggelegd in de eurocrisis voor een Europese bankenunie. Volgtijdelijkheid is daarbij van belang, maar er zal wel een stip op de horizon gezet moeten worden. Er moet zo snel als mogelijk een bankenunie komen, waarbij uiteraard goede afspraken gemaakt moeten worden over risicodeling en goed toezicht. Is het kabinet het ermee eens dat de voorbereidingen voor die bankenunie alvast in gang gezet worden?

Antwoord van het kabinet:

Het Europees toezichtmechanisme is een eerste stap op weg naar een bankenunie, waar het kabinet als bekend in beginsel een voorstander van is. De onderhandelingen over de vormgeving van het Europees toezichtmechanisme zijn op ambtelijk niveau gaande. In die zin zijn de voorbereidingen voor een bankenunie al in gang gezet. Nederland zal echter pas instemmen met volgende concrete stappen waarbij sprake is van risicodeling nadat is voldaan aan voorwaarden die zijn geschetst in de brief van de minister van Financiën van 1 oktober jl. (Kamerstuk 21 501, nr. 946).

De leden van de PvdA-fractie lezen deze ernst over de bankenunie ook terug in de brief van Van Rompuy, maar hebben wel vragen over de invulling. Veel onderdelen van de bankenunie zijn op een eerder moment al naar buiten gebracht. Deze leden vragen of er licht zit tussen wat er eerder naar buiten is gebracht en wat er nu in de brief van Van Rompuy wordt geschreven over het depositogarantiestelsel (gezamenlijk versus nationaal).

Antwoord van het kabinet

Het tussenrapport van de heer Van Rompuy is inderdaad minder duidelijk over de invulling van het depositogarantiestelsel (Europees of nationaal). Het kabinet zal hierover opheldering vragen.

Ten aanzien van het geïntegreerd financieel raamwerk stellen de leden van de PVV-fractie de volgende vragen:

  • Wanneer precies acht het kabinet het mogelijk om vanuit ESM rechtstreeks banken te herkapitaliseren?

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Eurozone-top van eind juni jl. is afgesproken dat wanneer effectief Europees bankentoezicht is opgericht, het ESM banken direct zou kunnen herkapitaliseren. Introductie van het instrument voor directe herkapitalisatie vereist unanimiteit en ook het gebruik van dit instrument vereist volgens Nederland unanimiteit. Daarnaast kan het Kabinet, zoals beschreven in de brief van de minister van Financiën van 1 oktober jl. (Kamerstuk 21 501, nr. 946), pas instemmen met het introduceren van het instrument voor directe herkapitalisatie als er overeenstemming is bereikt over voorwaarden die borgen dat het ESM alleen als laatste redmiddel wordt gebruikt en private partijen meebetalen voor het redden van de bank.

  • Waarom pleit het kabinet voor een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel en resolutiefonds, terwijl Van Rompuy het heeft over nationale fondsen?

Antwoord van het kabinet:

Het tussenrapport van de heer Van Rompuy spreekt over een Europese resolutieautoriteit met een afdoende achtervang en is ambigu over de invulling van de resolutiefinanciering en over het depositogarantiestelsel (Europees of nationaal). Het kabinet zal hierover om opheldering vragen.

  • Wat verstaat het kabinet onder effectief bankentoezicht?

  • Hoe wordt de effectiviteit bepaald?

  • Heeft het IMF hierin een rol?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht in algemene zin sterk aan effectief Europees toezicht opdat risico’s bij banken snel worden geïdentificeerd en geadresseerd. Wanneer directe herkapitalisatie mogelijk wordt, valt bovendien de garantie van een nationale overheid voor de kapitalisatie door het ESM weg. Dat maakt effectief toezicht des te belangrijker.

Effectief toezicht begint op papier: het juridisch kader dat nu in onderhandeling is moet zorgen voor de juiste governance en voldoende bevoegdheden en instrumenten voor de ECB. Hiermee is effectief toezicht in de praktijk echter niet gewaarborgd. Voordat Nederland kan besluiten over introductie van het instrument van directe herkapitalisatie, moet de effectiviteit van het toezicht in de praktijk onderhevig zijn aan een gedegen beoordeling. Voor deze beoordeling zou een aantal criteria gehanteerd kunnen worden, zoals de mate van harmonisatie en convergentie van prudentiële regelgeving en toezichtpraktijken, de samenwerking tussen de ECB en de nationale toezichthouders en de capaciteit van de toezichtfuncties bij de ECB, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Onderzocht moet worden of het IMF, dat ervaring heeft met toetsing van het toezicht en van de risico’s die hiermee samenhangen, advies zou kunnen uitbrengen hierover. Dit advies zou als basis kunnen dienen voor de beoordeling door de lidstaten. In ieder geval zal Nederland een eigenstandige afweging maken, mede op basis van een eventueel IMF-advies. De beoordeling van de effectiviteit van het toezicht zou volgens het kabinet de basis moeten vormen voor de besluitvorming door de lidstaten over introductie van het instrument voor directe herkapitalisatie.

Ten aanzien van het geïntegreerd financieel raamwerk vragen de leden van de SP-fractie waarom Nederland zich nu al zou vastleggen op het toewerken naar een bankenunie wanneer deze in de visie van het kabinet toch vooral is bedoeld voor een situatie nadat de problemen in de bankensector zijn opgelost.

Antwoord van het kabinet:

Nederland staat in beginsel positief ten aanzien van het op termijn invoeren van een Europees geïntegreerd financieel kader (bankenunie). Een bankenunie kent een aantal potentiële voordelen voor de EMU en voor het functioneren van de interne markt. Zo kan een bankenunie het gelijke speelveld bevorderen, kunnen (grensoverschrijdende) systeemrisico’s beter worden gemitigeerd en besmettingsrisico’s worden verkleind. Een voorbeeld van dit laatste is het gedeeltelijk opheffen van de link tussen nationale overheden en hun bankensector. Het afzwakken van de vicieuze cirkel waarbij kwetsbare nationale overheden en kwetsbare banken elkaar besmetten, draagt bij aan het verminderen van de kans op toekomstige crises.

  • Wat is het gevolg van nu inzetten op een bankenunie voor andere initiatieven en onderzoeken om de bankensector aan te pakken?

  • Mogen we straks bijvoorbeeld nog wel bonussen verbieden of een bankenbelasting invoeren?

  • Blijft nationalisatie van banken nog wel een instrument waar overheden over kunnen beschikken?

  • Kunnen nog steeds extra maatregelen worden genomen om de consumenten te beschermen?

  • In hoeverre doorkruist de bankenunie aanbevelingen en initiatieven uit de diverse rapporten die over de kwestie zijn uitgebracht (Commissie De Wit, het rapport van de werkgroep Liikanen) en nog niet zijn besproken?

Antwoord van het kabinet:

Het Commissievoorstel beoogt dat de ECB prudentieel toezicht zal gaan houden op alle banken in landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk toezichtmechanisme. Gedragstoezicht blijft in deze situatie in principe een nationale aangelegenheid. In een situatie waarbij sprake is van volledige Europese risicodeling, zal Nederland er echter op inzetten dat die wet- en regelgeving die een directe impact kan hebben op de solvabiliteit van banken, aan Europese afstemming onderhevig is, zodat de rekening voor onverantwoord nationaal beleid niet naar andere lidstaten kan worden doorgeschoven. Het initiatief om tot een bankenunie te komen, sluit aan bij de aanbeveling van de Commissie De Wit om te komen tot «grensoverschrijdend toezicht, bij voorkeur één krachtige Europese toezichthouder met doorzettingsmacht met een bijbehorend mechanisme voor burden sharing» (2011–2012 Kamerstuk 31 980-61). Daarnaast maakt het streven naar uniforme prudentiële regelgeving, dat een noodzakelijk onderdeel is van een pad richting een bankenunie, een meer uniforme implementatie van de aanbevelingen van de werkgroep Liikanen mogelijk.

  • Wat is het effect op de lopende onderhandelingen over de Kapitaalvereistenrichtlijn (CRD IV)?

  • Is er vanwege de discussie over een bankenunie sprake van een gewijzigde onderhandelingsinzet bij deze richtlijn?

Antwoord van het kabinet:

Vergaand geharmoniseerde en strikte prudentiële regels zijn van groot belang voor goed werkend Europees toezicht. Daarom blijft het kabinet in de onderhandelingen over CRD IV onverminderd inzetten op strenge kapitaaleisen. Volgens het kabinet kan Europees toezicht pas van start gaan nadat de CRD IV richtlijn en bijbehorende verordening zijn aangenomen.

Het kabinet constateert minder helderheid in het tussenrapport ten aanzien van de fasering en risicodeling ten opzichte van de conclusies van juni, zo lezen de leden van de SP-fractie.

  • Is helderheid een harde voorwaarde om in te stemmen met vervolgstappen op dit punt?

Antwoord van het kabinet:

Ja, dat is voor het kabinet een harde voorwaarde.

  • Is het spreken over een transitiefase niet een duidelijke aanwijzing dat realiseren van toezicht door de ECB op korte termijn en pas verantwoordelijkheid nemen voor elkaars bankensector op lange termijn lastig te scheiden zijn?

Antwoord van het kabinet:

Het realiseren van Europees toezicht is een noodzakelijke voorwaarde voor Europese risicodeling. Hiertoe kan echter pas worden overgegaan nadat is voldaan aan de voorwaarden die de Nederlandse regering hieraan heeft gesteld in de brief van de minister van Financiën van 1 oktober jl. (Kamerstuk 21 501, nr. 946).

  • Welke consequentie trekt het kabinet uit de conclusie dat «het tussenrapport onvoldoende basis biedt voor verantwoorde vormgeving van een bankenunie»?

  • Aan welke voorwaarden moet naar de mening van het kabinet worden voldaan om in te kunnen stemmen?

Antwoord van het kabinet:

Er vindt tijdens deze Europese Raad geen definitieve besluitvorming plaats over een bankenunie. De voorwaarden die het kabinet stelt aan de vormgeving van de bankenunie, staan uiteengezet in de brief van de minister van Financiën van 1 oktober jl. (Kamerstuk 21 501, nr. 946).

  • Het kabinet stelt ook dat het bankentoezicht zich eerst een periode moet hebben bewezen alvorens in te stemmen met verdere stappen. Op welke periode duidt het kabinet?

  • En is er pas na deze periode een opnieuw beslismoment om verdere stappen te nemen of legt Nederland zich daar nu op vast?

Antwoord van het kabinet:

Voordat Nederland kan besluiten over verdere stappen zoals introductie van het instrument van directe herkapitalisatie, moet de effectiviteit van het toezicht in de praktijk onderhevig zijn aan een gedegen beoordeling. Wat voor het kabinet van belang is, is dat aan de voorwaarden voor effectief toezicht is voldaan, ongeacht de precieze hoeveelheid tijd die hiervoor nodig is.

De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van het stapsgewijs en in de juiste volgordelijkheid toewerken naar een bankenunie. Deze leden delen de mening van het kabinet van zorgvuldigheid boven snelheid.

  • Deelt het kabinet de mening dat slechte banken met een solide balans deel kunnen uitmaken van de bankenunie?

  • Hoe solide moeten banken volgens het kabinet zijn om deel te kunnen uitmaken van de bankenunie en op welke wijze zal het kabinet voorkomen dat zwakke banken met legacyproblemen kunnen toetreden tot de bankenunie en hun schulden kunnen afwentelen?

Antwoord van het kabinet:

Voordat er in de context van een bankenunie sprake kan zijn van Europese risicodeling, moeten banken een vergelijkbare financiële uitgangspositie hebben. Om te voorkomen dat zwakke banken met legacy problemen toetreden tot een bankenunie, is een externe en objectieve doorlichting gewenst.

De leden van de D66-fractie constateren met tevredenheid dat het kabinetsstandpunt over een bankenunie in beweging is. De premier is niet langer van mening, zoals hij op 27 juni 2012 aangaf, dat «nu praten over een bankenunie in feite betekent dat je de problemen met de Italiaanse banken neerlegt bij de Nederlandse belastingbetaler». Tegelijkertijd constateren de leden dat het kabinet nog zeer terughoudend is in de kabinetsappreciatie. Voor deze leden is een bankenunie noodzakelijk om de «gijzeling» tussen banken en overheden te doorbreken. Verdergaand Europees toezicht op de financiële sector, één Europees depositogarantiestelsel, grotere financiële buffers voor banken en de mogelijkheid om slechte banken failliet te laten gaan zonder dat rekeninghouders dit betalen is voor deze leden wenselijk.

Het kabinet signaleert hiaten in het rapport van Van Rompuy ten aanzien van Europese risicodeling, fasering van het bankenplan en voorwaarden die volgens het kabinet nodig zijn om risico’s te adresseren bij bredere risicodeling.

  • De leden van D66 zijn benieuwd wat de ideale maatregelen zijn volgens het kabinet zelf. Kan dit worden uiteengezet?

  • Volgens het kabinet moet het Europees toezicht «zich eerst over een periode bewezen hebben». Hoe lang duurt deze periode?

Antwoord van het kabinet:

Voordat Nederland kan besluiten over verdere stappen zoals introductie van het instrument van directe herkapitalisatie, moet de effectiviteit van het toezicht in de praktijk onderhevig zijn aan een gedegen beoordeling. Wat voor het kabinet van belang is, is dat aan de voorwaarden voor effectief toezicht is voldaan, ongeacht de tijd die hiervoor nodig is.

Het rapport-Van Rompuy bevat volgens het kabinet onvoldoende basis voor verantwoorde invoering van een bankenunie, stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie vast. Gaat Nederland dan ook niet akkoord met een eventuele verdere uitwerking van het plan langs de lijn zoals voorgestaan door de heer Van Rompuy?

Antwoord van het kabinet:

Er vindt tijdens deze Europese Raad geen definitieve besluitvorming plaats over een bankenunie. Het kabinet zal de heer Van Rompuy vragen bij de verdere uitwerking van zijn plannen expliciet in te gaan op voor Nederland belangrijke onderwerpen als volgtijdelijkheid en voorwaarden voor risicodeling en zo de in de appreciatie van het tussenrapport genoemde hiaten te ondervangen.

Omtrent de bankenunie vragen de leden van de fractie van GroenLinks het kabinet of er geen mogelijkheid is om constructiever te werken aan een spoedige invoering.

  • Wat ziet het kabinet als de voornaamste risico’s bij een vertraagde invoering?

  • Wat zijn de voornaamste risico’s bij een snellere invoering en kunnen deze niet ondervangen worden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat een zorgvuldige invoering van zowel het Europees toezichtmechanisme als eventuele verdere stappen naar Europese risicodeling voor. Een goede kwaliteit van dergelijke ingrijpende maatregelen is essentieel. Kwaliteit gaat boven snelheid. Voorkomen moet worden dat het toezicht van onvoldoende kwaliteit en effectiviteit is en de invoering van Europese risicodeling «moral hazard» in de hand werkt. Nationale overheden bijvoorbeeld moeten immers niet geprikkeld worden om beleid te voeren dat risico’s bergt voor de gezondheid van nationale banken, omdat de kosten van falen van banken op Europees niveau gedeeld worden.

– Behoort het Nederlandse kabinet tot een minderheid in de Europese Raad die hindernissen opwerpt voor een snelle invoering van een bankenunie? Hoe is dit te verklaren?

Antwoord van het kabinet:

In de onderhandelingen over de totstandkoming van het geïntegreerd toezichtmechanisme hebben lidstaten veel gedeelde, maar soms ook afwijkende belangen. Dit leidt ertoe dat hun onderhandelingsinzet op punten verschilt. Voor het kabinet is van groot belang dat aan voorwaarden inzake toezicht, het meedelen van de private sector in de rekening voor bankfaillissementen en een gelijke financiële uitgangspositie voor banken is voldaan alvorens er tot risicodeling op Europees niveau kan worden overgegaan. De zorgvuldigheid die het kabinet betracht op dit dossier doet daarbij niet af aan de prioriteit die dit dossier ook voor Nederland heeft.

  • Het kabinet stelt dat het interim report minder duidelijk is over elementen van Europese risicodeling dan het rapport van juni jl. Welke conclusies trekt het kabinet hieruit?

  • Waarom is dit een reden om zich terughoudender op te stellen? Hoe kijken andere lidstaten aan tegen de «Nederlandse voorwaarden» voor directe herkapitalisatie?

Antwoord van het kabinet:

Gezien de ingrijpende aard van de maatregelen die het rapport van de heer Van Rompuy voorstelt, is het van groot belang dat deze precies geduid worden. Het kabinet zal de heer Van Rompuy vragen bij de verdere uitwerking van zijn plannen expliciet in te gaan op voor Nederland belangrijke onderwerpen als volgtijdelijkheid en voorwaarden voor risicodeling en zo de in de appreciatie van het tussenrapport genoemde hiaten te ondervangen.

Duitsland en Finland delen de Nederlandse lijn dat niet-levensvatbare banken en «bad banks» niet in aanmerking moeten komen voor directe herkapitalisatie via het ESM. Op dit moment wordt er op Europees niveau ambtelijk overleg gevoerd over de invulling van het instrument voor directe herkapitalisatie.

  • Hoe kijken de andere lidstaten aan tegen het idee van minister De Jager om het IMF een permanente rol te geven in de organisatie van een Europese bankenunie?

Antwoord van het kabinet:

Minister De Jager heeft gesuggereerd het IMF een rol te geven bij het toetsen van de effectiviteit van het Europees toezichtmechanisme. Hij heeft geen permanente rol voor het IMF voorgesteld.

Geïntegreerd begrotingsraamwerk

De acties die de afgelopen tijd op het gebied van begrotingsdiscipline zijn genomen, kunnen op steun rekenen van de leden van de PvdA-fractie. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat deze leden de nadruk te eenzijdig vinden liggen op begrotingsdiscipline. Landen als Ierland en Spanje met hun problemen, hebben aangetoond dat deze crisis niet primair een begrotingscrisis is. Deze leden ondersteunen dus de kabinetsvoorstellen, maar vinden dat de prioriteit zou moeten liggen bij een goede totstandkoming van de bankenunie.

De onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) zijn op dit moment in volle gang. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat die middelen zo effectief mogelijk ingezet moeten worden. Ze zouden zoveel mogelijk gericht moeten zijn op het stimuleren van groei en innovatie, iets wat nu nog niet geval is.

  • In de brief van Van Rompuy wordt gesproken over een aparte begrotingscapaciteit voor eurolanden. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe dit voorstel zich verhoudt tot de onderhandelingen over het MFK.

  • Wordt er ook gekeken naar het betrekken van de begrotingscapaciteit bij het hervormen van het MFK?

  • Het kabinet doet in zijn appreciatie een voorstel over het inbouwen van conditionaliteiten bij structuurfondsen. Hoe zou het kabinet het inbouwen van die conditionaliteiten voor zich zien?

  • Zou dit betekenen dat de conditionaliteit alleen voor eurolanden gaat gelden of ook voor niet-eurolanden?

Antwoord van het kabinet:

Ook het kabinet veel vragen bij idee van een begrotingscapaciteit waaronder de verhouding tot het MFK. Het kabinet zal deze tijdens de Europese Raad aan de orde stellen en daarbij ook aangeven dat meer voor de hand ligt het MFK te hervormen dan een nieuw eurozonebudget op te richten.

Het idee van een aparte begrotingscapaciteit is nog nauwelijks uitgewerkt. De kans is dan ook klein dat het idee in de huidige onderhandelingen over het eerstvolgende MFK al een rol van betekenis kan gaan spelen. Overigens is het kabinet ook los hiervan voorstander van hervormingen van het MFK en deze kunnen bijdragen aan versterking van de stabiliteit van de eurozone omdat de eurozonelanden forse bijdragen ontvangen uit de structuur- en cohesiefondsen.

Zo heeft de Europese Commissie voorgesteld om aan structuurfondsen zogenoemde macro-economische conditionaliteiten te verbinden. Dit voorstel houdt in dat fondsen kunnen worden opgeschort als een lidstaat zich niet houdt aan de vereisten van het Stabiliteits- en groeipact, de macro-economische onevenwichtighedenprocedure of de financiële steun uit het EFSF, EFSM en ESM. Het kabinet is sterk voorstander van deze voorstellen en pleit ervoor dat deze condities zo automatisch mogelijk door de Commissie worden toegepast.

Over twee andere vormen van conditionaliteit heeft de Raad een principeakkoord bereikt. Deze vormen van conditionaliteit gelden eveneens voor alle lidstaten. In april heeft de Raad een principeakkoord bereikt over de vormgeving van zogenoemde ex ante conditionaliteiten (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1149). Dit zijn algemene en specifieke voorwaarden van institutionele aard, die ervoor moeten zorgen dat lidstaten de randvoorwaarden voor een doelmatige besteding van structuurfondsen op orde hebben. In juni heeft de Raad een principeakkoord bereikt over het prestatieraamwerk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1163). Lidstaten moeten vooraf duidelijk aangeven welke concrete resultaten beoogd worden en op basis van dit raamwerk wordt de voortgang van de programma’s bijgehouden. De Europese Commissie kan in geval van achterblijvende prestaties uitkering van fondsen opschorten en/of korten.

Ten aanzien van het geïntegreerd begrotingsraamwerk stellen de leden van de PVV-fractie de volgende vragen:

  • Voorziet het interim-rapport-Van Rompuy ook in plannen om over te gaan tot (meer) Europese belastingen?

  • Wat wordt in dit kader bedoeld met «new fiscal functions»?

  • Waarom wordt in de brief niets gezegd over een kwijtscheldingsfonds, waarin landen hun door de crisis opgelopen schuld kunnen onderbrengen?

  • Hoe denkt het kabinet hierover?

Antwoord van het kabinet:

Het interim rapport bevat geen plannen om over te gaan tot (meer) Europese belastingen. Wel wordt belastingcoördinatie in het rapport genoemd in de context van het ex ante coördineren in eurozoneverband van grote economische hervormingsplannen. Zoals al door het kabinet aangegeven in de reactie op het interim rapport, lijkt deze passage in het rapport over ex ante coördinatie echter te wijzen op hetgeen eerder al in het Stabiliteitsverdrag is overeengekomen (artikel 11).

Met de «new fiscal functions» doelt het rapport op een nieuwe begrotingscapaciteit voor de eurozone die een functie kan vervullen die thans nog niet wordt vervuld onder het MFK. Hiertoe noemt het rapport de mogelijkheid van een begrotingscapaciteit voor de eurozone die kan worden ingezet wanneer een euroland te maken krijgt met een asymmetrische economische schok. Zoals in de reactie van het kabinet op het interim rapport uiteengezet, acht het kabinet een dergelijke begrotingscapaciteit onnodig.

Het kwijtscheldingsfonds zoals genoemd in het interim rapport, is een variant op eurobonds omdat hiermee hoogstwaarschijnlijk gedoeld wordt op een voorstel van de Duitse Sachverständigenrat over een schuldaflossingsfonds (redemption fund) waarbij eurolanden een kruislinkse garantie dienen af te geven om elkaars overheidsschulden schulden hoger dan 60% bbp te garanderen.

Ten aanzien van het geïntegreerd begrotingsraamwerk delen de leden van de SP-fractie de vele vraagtekens bij het voorstel voor een begrotingscapaciteit voor het eurogebied. Zij maken zich met name zorgen dat, indien een begrotingscapaciteit is gerealiseerd om in tijden van economische neergang op te treden, dit als gevolg zal hebben dat om deze reden af te wijken van de begrotingsregels zal worden bemoeilijkt. Mogen deze leden er vanuit gaan dat het kabinet elke beweging om het gebruik van zogeheten automatische stabilisatoren te bemoeilijken zal afwijzen?

Antwoord van het kabinet:

Discussies over de exacte modaliteiten van een dergelijke begrotingscapaciteit zijn niet aan de orde. Het interim rapport benoemt slechts de mogelijkheid van een toekomstige begrotingscapaciteit voor de eurozone om asymmetrische schokken op te vangen, maar gaat niet in op de vele praktische vragen die een dergelijke capaciteit oproept. Nut en noodzaak van een dergelijke capaciteit is überhaupt niet bewezen; naar de mening van het kabinet lijkt een begrotingscapaciteit voor de eurozone onnodig, ook gelet op de middelen die er nu al zijn in de EU-begroting voor structuurmaatregelen in eurozonelanden.

Daarnaast vragen deze leden zich af wat de opstelling zal zijn tijdens de Europese Raad met dergelijke forse kritiek op het plan. Klopt het dat ook Duitsland zich inmiddels tegen het voorstel voor een begrotingscapaciteit heeft verzet? Gaat het kabinet samen met Duitsland het voorstel vetoën zoals deze leden wensen?

Antwoord van het kabinet:

Er is geen besluitvorming voorzien over een begrotingscapaciteit, waarvoor nog geen concreet voorstel op tafel ligt. Een veto is daarom niet aan de orde. In het verslag van de Europese Raad zal het kabinet op hoofdlijnen schetsen hoe andere lidstaten op dit idee hebben gereageerd.

De leden van de SP-fractie wijzen de kabinetsinzet om nog verder het begrotingstoezicht aan te scherpen af.

  • Waarom wenst het kabinet na het six-pack, two-pack en het begrotingspact de begrotingsafspraken nog meer in handen te leggen van de Europese Commissie?

  • Waaraan dankt de Commissie haar democratische legitimatie om eventueel tegen de meerderheid van lidstaten te kunnen ingaan als die menen dat sancties niet logisch en gerechtvaardigd zijn?

  • Leidt dit niet tot juridische discussies over definitie van een crisis en wat uitzonderlijke omstandigheden zijn?

Antwoord van het kabinet:

De voorstellen voor versterkte begrotingsdiscipline die het kabinet met steun van de Kamer vanaf september 2011 heeft bepleit hebben voor een aanzienlijk deel geresulteerd in aanscherping van de Europese begrotingsregels. Er blijven echter nog wensenvoor versterking over, bijvoorbeeld wat betreft het uitbreiden van omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming naar het schuldcriterium.

De Commissie is in de verdragen, in het bijzonder artikel 126 van het Werkingsverdrag, opgedragen toezicht uit te oefenen op de naleving van de Europese begrotingsregels. De Commissie ontleent de legitimatie voor haar optreden derhalve aan de verdragen die op democratische wijze tot stand zijn gekomen, en opereert daarbij ook onder de controle van het Europees Parlement. De regels voor uitzonderlijke economische omstandigheden zijn onder meer vastgelegd in de verordeningen van het Stabiliteits- en groeipact.

De leden van de CDA-fractie delen de mening van het kabinet dat landen die niet voldoen aan de afspraken via de interventieladder onder toezicht worden geplaatst. De leden van de CDA-fractie vragen zich bij het hoofdstuk begrotingsraamwerk af of het kabinet bij de interventieladder de nucleaire optie, namelijk de gedwongen uittreding uit de eurozone, zal inbrengen.

Antwoord van het kabinet:

In de brief van 7 september 2011 is uiteengezet welke bouwstenen in de ogen van het kabinet noodzakelijk zijn voor een duurzame EMU. Hierin is tevens aangegeven dat lidstaten die de begrotingsregels structureel niet naleven en die niet bereid zijn zich onder curatele te laten stellen, ervoor kunnen kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid uit de eurozone te treden, alsook dat om deel uit te blijven maken van de monetaire unie lidstaten de gemaakte afspraken volledig zullen moeten nakomen.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat er in de Unie meer discipline moet komen op de ontwikkeling van de overheidsfinanciën (begrotingstekort en overheidsschuld) en het tegengaan van nieuwe economische bubbels (macro-economische onevenwichtigheden). Deze leden zijn grotendeels tevreden over het six-pack, het two-pack en het fiscal compact. Zij betreuren het dat laatstgenoemde niet communautair geregeld kon worden.

D66 deelt de mening van het kabinet dat de besluitvorming over lidstaten die de afspraken onvoldoende naleven meer automatisch wordt via omgekeerde gekwalificeerde meerderheid. Ook delen deze leden de mening van het kabinet dat de positie van de Commissaris voor Economische en Monetaire zaken moet worden versterkt. Welke opties zijn er volgens het kabinet aanwezig naast het scheiden van de beleid/analyse en de handhavingfuncties binnen de Europese Commissie?

Antwoord van het kabinet:

Een aantal opties staat genoemd in de brief van 7 september 2011. Een concrete aanvulling die het kabinet wenselijk acht zou bijvoorbeeld zijn het uitbreiden van de besluitvorming met omgekeerde gekwalificeerde meerderheid onder het Stabiliteits- en groeipact naar het schuldcriterium. Dat zou betekenen dat de voorstellen, die de Europese Commissie zou doen ten aanzien van lidstaten waarbij de staatsschuld te hoog is en onvoldoende snel afneemt, sneller aanvaard zouden worden door de Raad omdat de drempel voor blokkering fors zou worden verhoogd.

Het kabinet vindt een begrotingscapaciteit voor de eurozone en een «treasuryfunctie» onnodig.

  • Waarom staat dit op gespannen voet met de Nederlandse inzet om de afdrachten te verminderen?

  • Waarom zou het MFK dan niet verder hervormd kunnen worden?

D66 deelt de mening niet dat een begrotingscapaciteit per definitie onwenselijk is om landenspecifieke economische schokken op te vangen.

Antwoord van het kabinet:

Zoals reeds hierboven gemeld, zijn op dit moment de ideeën voor een aparte begrotingscapaciteit en een «treasuryfunctie» voor de eurozone nog niet uitgewerkt. Er zal dan ook nog niet over worden besloten. Het kabinet is met de leden van de fractie van D66 van mening dat een hervormingsslag wenselijk is in de huidige structuur van de Europese begroting. Het kabinet zet dan ook in op de modernisering van het nieuwe MFK, via een groter relatief aandeel van fondsen voor kennis, onderzoek en innovatie en een doelmatigere besteding van structuurfondsen. De hoofddoelstelling van dit kabinet in de onderhandelingen over het nieuwe MFK is echter een substantiële verlaging van de Nederlandse afdrachten. Het ligt in de lijn der verwachting dat een aparte begrotingscapaciteit voor de Eurozone hiermee op gespannen voet zal staan, omdat een dergelijk fonds waarschijnlijk bovenop het MFK komt.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat het kabinet in de eigen visie, zoals neergelegd in onder andere de Septemberbrief, de interventieladder heeft voorgesteld. Het sluitstuk van die interventieladder is het uittreden van landen uit de eurozone.

  • Is het kabinet nog steeds van mening, dat het uittreden van landen uit de eurozone een optie is?

  • Hoe verhoudt dit standpunt zich tot bijvoorbeeld de uitspraken van mevrouw Merkel, dat de eurozone bij elkaar gehouden moet worden?

Antwoord van het kabinet:

Zie hierboven bij het antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie. Het kabinet is van mening dat het de absolute voorkeur heeft dat alle landen in de eurozone blijven. Daartoe is het met name van belang dat lidstaten in een kwetsbare situatie hun overheidsfinanciën op orde brengen en structurele hervormingen doorvoeren in hun economie.

Het kabinet is niet bereid zich in dit stadium vast te leggen op de invoering van eurobonds.

  • In welk stadium is het kabinet hiertoe wel bereid?

  • Blokkeert het kabinet eventuele verdergaande stappen die gezet zullen worden, gericht op het invoeren van eurobonds?

Antwoord van het kabinet:

Zie ook hierboven bij het antwoord op de vragen van de PVV-fractie. Het kabinet zal niet instemmen met eventuele verdergaande stappen die gezet zullen worden gericht op het invoeren van eurobonds. Zoals gesteld in de appreciatie van het kabinet over het interim rapport, is overigens geen inhoudelijke besluitvorming voorzien op deze Europese Raad

Omtrent het geïntegreerd begrotingsraamwerk merken de leden van de fractie van GroenLinks op dat zij begrotingsdiscipline en het afbouwen van schulden toejuichen, mits dit gepaard gaat met een geloofwaardige investering in werkgelegenheid en een inspanning om armoede tegen te gaan. Het kabinet zou wat GroenLinks betreft er op moeten aandringen dat de Europese Unie hier meer werk van maakt dan tot dusverre. De leden vragen of de voorgestelde begrotingscapaciteit voor de eurozone hier een rol in zou kunnen spelen. Kan het kabinet hen inlichten over de rol van een dergelijke begrotingscapaciteit in het absorberen van asymmetrische schokken in andere muntunies, zoals de Verenigde Staten? Graag horen zij de zienswijze van het kabinet hieromtrent.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de constatering in het tussenrapport dat de bijzondere kenmerken van de EMU een specifieke benadering vergen. De situatie in de eurozone verschilt wezenlijk met die van andere muntunies, zoals die van de Verenigde Staten. Zo is het budgetrecht van het parlement in de EU op nationaal niveau verankerd. In de Verenigde Staten is sprake van een veel grotere mate van politieke integratie, met bovendien een zeer groot federaal budget in verhouding tot de situatie in de EU (eurozone). Daarbij is er in de EU (eurozone) ook geen sprake van federaal sociaaleconomisch beleid. Vanwege deze facetten is het in de eurozone juist van groot belang dat lidstaten nationaal de noodzakelijke structurele hervormingen doorvoeren, het groeivermogen versterken, en de overheidsfinanciën zodanig op orde krijgen dat dat deze in slechte economische tijden als buffer kunnen dienen. Een begrotingscapaciteit voor de eurozone die conjuncturele schokken voor individuele landen zou opvangen zou de prikkel kunnen wegnemen om preventief verstandig economisch en begrotingsbeleid te voeren.

Voorts vragen deze leden het kabinet een opbouwende rol te spelen in de discussie over eurobonds. In dit verband willen zij graag weten hoe het kabinet aankijkt tegen de door sommige Europeanen gehuldigde opvatting dat de Nederlandse en Duitse overheid door middel van de door de huidige financiële problematiek veroorzaakte lage obligatierentes flink verdienen aan de crisis en dus niet willen meewerken aan een snelle oplossing. Een resolute afwijzing van eurobonds dreigt deze indruk te bevestigen.

Antwoord van het kabinet:

De bezwaren tegen invoering van eurobonds op korte termijn zijn veel fundamenteler dan korte termijn rentebewegingen en hebben te maken met de grote garanties die Nederland in dergelijk geval zou moeten afgeven en de waarborgen die er voor nodig zijn om te voorkomen dat deze garanties geëffectueerd zouden moeten worden. Deze positie verhoudt zich niet tot het inzetten van eurobonds als crisisinstrument.

Geïntegreerd raamwerk voor coördinatie van economisch beleid

Op het gebied van macro-economische onevenwichtigheden zijn al veel voorstellen gedaan. Mede vanuit die voorstellen is het Europees Semester in gang gezet. Macro-economische problemen in het ene land kunnen overslaan naar andere landen; het is daarom van groot belang dat hier op toegezien wordt. De leden van de PvdA-fractie snappen dat de heer Van Rompuy dit proces graag zichtbaarder zou willen maken. Hier willen deze leden wel verwijzen naar de volgende paragraaf over democratische legitimiteit.

Daarnaast doet Van Rompuy voorstellen over het afsluiten van contracten tussen landen en Europese instituties. De leden van de PvdA-fractie willen die plannen niet bij voorbaat afwijzen, maar hebben nog wel enkele vragen.

  • Wat wordt er bijvoorbeeld bedoeld met financiële prikkels («incentives») zoals in de brief van Van Rompuy genoemd?

  • Maken alle eurolanden daar aanspraak op?

  • En hoe verhouden de contracten zich tot de verdragen?

Antwoord van het kabinet:

Dit zijn terechte vragen, waarover ook het kabinet tijdens de Europese Raad meer duidelijkheid wil krijgen. Ook op dit onderdeel geldt dat geen nader voorstel op tafel ligt dan wat vermeld staat in het tussenrapport. Ten aanzien van de financiële prikkels is het kabinet van mening dat een sterkere conditionaliteit bij de structuur- en cohesiefondsen deze functie kan vervullen.

Ten aanzien van het geïntegreerd raamwerk voor de coördinatie van het economisch beleid zijn de leden van de SP-fractie teleurgesteld dat het kabinet het idee van contracten niet ronduit afwijst. Geeft het kabinet niet zelf aan dat er op zijn minst reeds alternatieven zijn?

Daarnaast verzetten deze leden zich tegen de suggestie dat indien alleen landen die zich niet aan de begrotingsregels en/of macro-economische onevenwichtighedenprocedure houden geconfronteerd worden met contracten, dit een groot verschil zal maken.

  • Zitten we nu niet in een situatie waarin het overgrote deel, waaronder Nederland, niet voldoet aan alle criteria?

  • Zal het realiseren van de plannen niet hoogstwaarschijnlijk bij snelle introductie ook gevolgen hebben voor Nederland?

  • Kan het kabinet ook aangeven wat de stand van zaken is bij de onderhandelingen over conditionaliteit bij cohesie- en structuurfondsen?

  • In hoeverre zal daarbij voldoen aan de aanbevelingen gedaan tijdens het Europees semester en voldoen aan de begrotingsregels een rol spelen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet wil inderdaad duidelijkheid verkrijgen over de verhouding tussen het idee van lidstaatcontracten en de bestaande instrumenten op dit terrein. Op basis van het tussenrapport kan niet worden vooruitgelopen op de eventuele gevolgen voor Nederland, mocht dit idee ooit nader uitgewerkt en geïmplementeerd worden.

Het kabinet is in het algemeen van mening dat landen die de begrotingsafspraken niet naleven hier consequenties van moeten ondervinden, zoals uiteengezet in de eerder genoemde brief van 7 september 2011. Het kabinet zet zich er zoals bekend maximaal voor in om de Europese begrotingsregels duurzaam te blijven naleven.

In de discussie over conditionaliteit bij structuurfondsen is naar het oordeel van het kabinet goede voortgang bereikt. Voor de stand van zaken in de onderhandelingen wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de PvdA-fractie onder «Geintegreed begrotingsraamwerk». Wat betreft de koppeling met het voldoen aan de aanbevelingen in het kader van het Europees semester heeft de Raad Algemene Zaken van 16 oktober jl. afgesproken dat de voor het cohesiebeleid relevante landenspecifieke aanbevelingen, die van groot belang zijn voor de benodigde structurele hervormingen, zullen worden ingebed in de nationale programmering van structuurfondsen voor de periode 2014–2020.

De vraag die volgens de leden van de fractie van D66 nog steeds op tafel ligt, is wie er – mogelijk met afdwingbare bevoegdheden – zal letten op macro-economische onevenwichtigheden in de Unie. Het interim-rapport-Van Rompuy suggereert de mogelijkheid van contracten tussen de Europese Commissie en individuele lidstaten. D66 heeft begrip voor de terughoudendheid van het kabinet ten aanzien van deze suggestie. Evenals het kabinet deelt D66 de mening dat maatregelen om macro-economische onevenwichtigheden tegen te gaan beter communautair geregeld kunnen worden. De vraag blijft in hoeverre de Commissie lidstaten bij overtredingen in deze contractvorm daadwerkelijk kan aanspreken. De leden zien wel met Van Rompuy de noodzaak om in de preventieve arm risico’s steviger tegen te gaan.

  • Hoe ziet het kabinet dit voor zich?

  • Hoe kan het vraagstuk ten aanzien van macro-economische onevenwichtigheden het beste worden aangepakt?

  • Welke landen steunen het pleidooi van Van Rompuy over de contracten?

  • D66 ziet een deel van de oplossing in een Europese minister van Financiën. Wat vindt het kabinet hiervan?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft evenals de D66-fractie vragen over het idee van lidstaatcontracten. Deze zal het kabinet tijdens de Europese Raad aan de orde stellen. Het is niet bekend of en zo ja welke lidstaten dit voorstel steunen.

In 2012 is de macro-economische onevenwichtigheden procedure, zoals overeengekomen als onderdeel van het «six-pack», voor het eerst in werking gezet. Het kabinet wil deze procedure maximaal benutten. Verdere versterking is bij voorbeeld denkbaar langs de lijn van de kabinetsbrief over Europese economische stabiliteit en groeivermogen (Kamerstuk 21 501-07 nr. 847), onder meer door het meewegen van de resultaten van deze procedure bij het vaststellen van de middellange termijn doelstelling onder het Stabiliteits- en groeipact.

Over de taken die een Europese minister zou moeten vervullen bestaan vele opvattingen. Als het gaat om het verder versterken van de positie van de Commissaris voor Economische en Monetaire Zaken binnen de Commissie en ten opzichte van de Raad, met onder meer verdere bevoegdheden (interventieladder) om in te grijpen bij eurolanden die zich langdurig niet aan de afspraken houden, dan is het kabinet daar voorstander van. Zoals gesteld in de appreciatie van het interim-rapport, is het kabinet echter geen voorstander van een eurozone begrotingscapaciteit die een treasuryfunctie vervult.

De leden van de D66-fractie vinden dat de Europese Unie, naast het gemeenschappelijke monetaire beleid, ook een gemeenschappelijk economisch beleid moet ontwikkelen. In de ogen van deze leden is het een weeffout in de eurozone om het monetaire beleid wel te richten op de hele eurozone, terwijl het economische beleid nog de verantwoordelijkheid is van de lidstaten. Cruciaal is om naast afspraken over het handhaven van de discipline in de overheidsfinanciën en het tegengaan van nieuwe macro-economische onevenwichtigheden een groei-agenda te ontwikkelen. Wat D66 betreft kan dat het beste door Europese budgetten in te zetten op kennis en innovatie. De aangenomen motie-Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 643) om jaarlijks 10 miljard euro uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid en uit structuur- en cohesiefondsen over te hevelen naar kennis- en innovatiebudgetten is hier een goed voorbeeld van. Het kabinet was bereid hierover een bijeenkomst te organiseren met andere lidstaten. Is hier al meer duidelijkheid over?

Antwoord van het kabinet:

De minister-president heeft in het plenaire debat van 11 oktober jl. positief gereageerd op het voorstel van het lid Pechtold om de verbinding te zoeken met lidstaten om landbouwgelden meer in te zetten voor innovatie, waarbij hij heeft aangetekend dat de vorm nader onderzocht kan worden. Nederland trekt in de MFK-onderhandelingen actief op met lidstaten die het budget voor onderzoek, kennis en innovatie willen verhogen ten opzichte van de huidige periode en met lidstaten die ruimte zien voor besparingen bij structuurfondsen en landbouw. Overigens zijn dit niet altijd dezelfde lidstaten. Op deze manier probeert het kabinet invulling te geven aan deze motie, waarbij het de hoofddoelstelling, substantieel lagere afdrachten, voorop staat.

De fractie van de ChristenUnie neemt er kennis van dat het kabinet meer duidelijkheid wenst te krijgen over de individuele contracten, zoals voorgesteld in het rapport-Van Rompuy.

  • Hoe verhoudt deze opstelling zich tot een eerdere uitspraak van het kabinet onder andere tijdens het debat over de agenda van de Raad Algemene Zaken, dat het niets ziet in individuele contracten?

  • Houdt het kabinet alsnog de mogelijkheid open dat er individuele contracten met landen zullen worden afgesloten?

Antwoord van het kabinet:

Zoals weergegeven in de kabinetsappreciatie van het tussenrapport wil het kabinet meer duidelijkheid krijgen over het idee van lidstaatcontracten. Op basis daarvan kan een nader standpunt worden ingenomen.

Wanneer deze contracten alleen betrekking zouden hebben op landen die de SGP en MEOP-regels niet naleven, zoals het tussenrapport nu lijkt te suggereren, en de Commissaris voor Economische en Monetaire zaken een centrale en autonome rol krijgt, zou dit aansluiten bij de eerdere Nederlandse voorstellen. Artikel 5 van het Stabiliteitsverdrag voorziet overigens reeds in een dergelijke invulling en zou daarom verder kunnen worden uitgewerkt.

Het is kabinet geen voorstander van het overhevelen van nationale bevoegdheden naar Europees niveau op terreinen als sociaaleconomisch beleid of belastingen. Zeker niet voor landen die zich aan de geldende regels en afspraken houden.

Over het voorstel om contracten af te sluiten wil de fractie van GroenLinks nog geen standpunt innemen, vanwege de onduidelijkheid hierover. Zij vragen het kabinet om Voorzitter Van Rompuy te vragen hoe de naleving van dergelijke contracten kan worden verzekerd, en of een verdragswijziging niet de koninklijke weg is om een steviger coördinatie van het economisch beleid van de eurolanden te verankeren. Ook willen zij dat het kabinet er op aandringt dat alle lidstaten van de eurozone in principe aan hetzelfde regime worden onderworpen. Wel zijn zij van mening dat het Europees Semester meer gewicht zou mogen hebben en juichen zij het toe als een geïntegreerd raamwerk voor coördinatie van economisch beleid, met of zonder verdragsherziening, hiertoe zou leiden.

Is het kabinet bereid, in lijn met de aangenomen motie-Klaver (Kamerstuk 21 501-20, nr. 683) over de spaartegoedenrichtlijn, de huidige impasse rond deze richtlijn tijdens de Europese Raad aan de orde te stellen, om de blokkade van Luxemburg en Oostenrijk – die ook de aanname van een mandaat voor onderhandelingen met Zwitserland, Liechtenstein et cetera verhindert – te doorbreken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ondersteunt de Tweede Kamer in haar mening dat de aanpassingen op de spaartegoedenrichtlijn zo snel mogelijk dienen te worden aangenomen. Het lijkt het kabinet in dit stadium opportuun om eerst druk uit te oefenen tijdens de Ecofin Raad van 13 november aanstaande, wanneer dit onderwerp ter sprake zal komen. De Kamer zal hierover nog nader worden geïnformeerd in het kader van de voorbereiding van deze Ecofin Raad.

Democratische legitimiteit en verantwoording

De leden van de fractie van de PvdA stellen vast dat sinds het begin van de eurocrisis stappen gezet zijn richting meer Europese samenwerking. Het wordt daarbij des te belangrijker dat er op het gebied van democratische legitimiteit ook stappen gezet worden. In de kabinetsappreciatie wordt hierbij vrijwel alleen geconcentreerd op de rol van nationale parlementen. Deze leden delen de mening dat de rol van de nationale parlementen versterkt moet worden, maar vinden het minstens zo van belang dat de democratische onderbouwing en verantwoording van Europese instituties, als het Europees Parlement, versterkt worden. Verder biedt deze crisis misschien ook de kans om andere zaken te kunnen veranderen die het draagvlak onder burgers versterken. Zo zou eindelijk eens overwogen kunnen worden de maandelijkse verhuizing naar Straatsburg te stoppen.

Antwoord van het kabinet:

Voor de goede orde: het kabinet heeft, ook in de lopende MFK-onderhandelingen, bepleit de zetel van het Europees Parlement te beperken tot één vestigingsplaats.

Ten aanzien van het versterken van de democratische legitimiteit en verantwoording, vinden de leden van de SP-fractie het betreurenswaardig dat dit het sluitstuk wordt van de voorstellen.

  • Bestaat niet nu al de noodzaak om te werken aan meer democratische legitimiteit en verantwoording op basis van de stappen die reeds zijn genomen (aanbevelingen lidstaten met mogelijke boetes) en verdragen buiten EU-verdragen om?

  • Hoort democratische legitimatie niet al tijdens de huidige discussie over de toekomst van de EMU plaats te vinden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal tijdens de Europese Raad het belang van versterking van democratische legitimiteit en verantwoording voor een toekomstbestendige EMU onder de aandacht brengen. Het kabinet ziet deze pijler van het rapport niet als sluitstuk maar wijst erop dat er wel een nauwe samenhang bestaat tussen deze aspecten en eventuele besluiten op de andere drie pijlers van het rapport. Pas wanneer meer duidelijkheid bestaat over aard en inhoud van de te nemen maatregelen om de EMU te versterken, kan besloten worden hoe gezorgd wordt voor passende democratische legitimiteit.

Daarnaast constateren de leden van de SP-fractie dat er in december al een voorstel moet liggen, maar dat concrete versterking van de nationale parlementen, wat zowel het kabinet als deze leden willen, ontbreekt. Graag vernemen ze zo snel mogelijk van het kabinet hoe het denkt de rol van nationale parlementen te versterken zodat deze punten kunnen worden ingebracht in de Europese discussie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft een aantal mogelijkheden voor een grotere betrokkenheid van nationale parlementen bij EMU-besluitvorming genoemd in de appreciatie van het tussenrapport. Het kabinet wil hier in de aanloop naar de Europese Raad van december nader bij stil staan en hierover met de Kamer in overleg treden.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de democratische borging een prominente plaats verdient en bij alle voorstellen specifiek aan de orde moet komen. Deze leden steunen het kabinet dit nadrukkelijk in te brengen bij de Europese Raad. Tevens vragen de leden de positie van de nationale parlementen die de euro delen ten opzichte van elkaar te versterken.

De leden van de D66-fractie streven naar een effectievere, meer democratische politieke unie met verdergaande bevoegdheden over grensoverschrijdende problemen. Zij pleiten voor een gekozen Europese president, individueel gekozen Eurocommissarissen, Europese kieslijsten, en initiatiefrecht voor het Europees Parlement. Het wijzigen van Verdragen of de realisatie van een nieuw Verdrag is voor hen een optie. Het kabinet schrijft dat een discussie over de wenselijkheid van een verdragswijziging «prematuur» is.

  • Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op 3 september jl., die zei: «Net als Van Rompuy denk ik dat een nieuw Europees Verdrag nodig is.»?

  • Is hier sprake van een aanpassing van de kabinetslijn?

  • Deelt het kabinet de principiële lijn dat meer bevoegdheden voor het Europees Parlement van groot belang zijn als de Europese Commissie meer bevoegdheden krijgt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Zoals uiteengezet in de kabinetsappreciatie acht het kabinet een discussie over de wenselijkheid van een verdragswijziging prematuur, omdat hierover pas duidelijkheid kan ontstaan in het licht van mogelijke besluitvorming tijdens de Europese Raad van december. Het kabinet wil eerst bepalen wat inhoudelijk nodig is, en vervolgens vaststellen wat daartoe vereist is. Een aantal eerdere Nederlandse voorstellen zoals genoemd in de brief van 7 september 2011 vereisen een verdragswijziging. Ik heb in mijn verhaal gerefereerd aan de opdracht die de Europese Raad aan ER-voorzitter Van Rompuy heeft gegeven om te komen met ideeën om de EMU te versterken.

Het kabinet deelt als algemeen uitgangspunt de visie in het tussenrapport dat democratische legitimiteit en verantwoording moeten worden belegd op het niveau waar de besluitvorming plaatsvindt.

Is het kabinet met de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat het primaat over de besluitvorming ten aanzien van nationale wet- en regelgeving bij het nationale parlement behoort te liggen?

Antwoord van het kabinet:

Nationale wet- en regelgeving dient door het nationale parlement te worden besloten.

Democratische legitimiteit en verantwoording lijkt, in de ogen van de leden van de fractie van GroenLinks, het sluitstuk in de plannen van Van Rompuy, in plaats van het startpunt. De leden vragen het kabinet om aan te dringen op inachtneming van de opinie van het Europees Parlement bij het vormgeven van de voorstellen. Het Nederlands kabinet kiest in wezen dezelfde benadering door in eerste instantie niet in te zetten op een verdragswijziging, hoewel sommige Nederlandse voorstellen wel een verdragswijziging vereisen. Inzetten op een verdragswijziging en een Conventie zou een breder democratisch debat mogelijk maken over de toekomst van de Unie en de eurozone, voorafgaand aan beslissingen over de toekomstige vormgeving in plaats van achteraf.

De leden dringen er voorts op aan dat de acties van de trojka beter worden ingebed in democratische legitimiteit en verantwoording. Is het kabinet bereid om dit op de agenda te zetten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst hiervoor onder andere naar het overleg van 4 juli jl. van de minister van Financiën met de vaste Kamercommissie Financiën en de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken over de invulling van de behandelprocedures inzake EFSF/ESM-besluiten. Naar aanleiding van dit overleg heeft de minister van Financiën een brief gestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerbrief Actualisatie invulling behandelprocedures inzake EFSF/ESM-besluiten, Kamerstuk 21 501-07, nr. 942), waarin de afspraken rondom de vormgeving van de parlementaire betrokkenheid bij EFSF/ESM-besluiten gedetailleerd zijn beschreven. In deze brief wordt onder andere aandacht besteed aan de betrokkenheid van het parlement bij de acties van de Trojka waaronder bij de besluitvorming over de inzet van EFSF/ESM-faciliteiten en de monitoring uitvoering van financiële bijstand. De formalisering van deze afspraken zal op een later moment, na de parlementaire behandeling van de aanbevelingen van de Commissie De Wit, plaats krijgen in een informatieprotocol.

Tot slot vragen de leden of zij mogen concluderen dat het kabinet geen instituties voor de eurozone wil opzetten als taken kunnen worden ingebed in bestaande instituties, aangezien het meent dat «maximaal ruimte» geboden moet worden aan de niet-eurolanden om zich zo dicht als mogelijk aan te sluiten bij het afsprakenkader voor de eurolanden. Graag horen de leden of het kabinet daarmee ook de creatie van een aparte parlementaire institutie voor de eurozone uitsluit.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet streeft naar een nauwe samenwerking tussen eurolanden en niet-eurolanden. Dat sluit niet uit dat op enig moment zou worden besloten de parlementaire inbedding van de eurozone te versterken, maar concrete voorstellen daarvoor liggen niet op tafel.

Overig

De leden van de CDA-fractie merken op dat de afgelopen dagen een discussie op gang is gekomen in het Verenigd Koninkrijk over de mogelijkheid tot uittreden (zie Daily Mail) en kanselier Merkel van Duitsland lijkt dat niet te willen blokkeren (zie Der Spiegel). Op welke wijze stelt Nederland zich op in die discussie?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet neemt kennis van deze berichten.

Deze leden vragen of het Nederlandse kabinet op enige wijze is geraadpleegd over een volgend reddingspakket voor Griekenland.

  • Zo ja, welke omvang zou dat dan hebben?

  • En is het mogelijk dat het Nederlandse kabinet op deze top akkoord gaat met een volgend pakket?

  • Wat is de huidige stand van zaken rondom een mogelijke steunaanvraag vanuit Spanje?

  • Hoe zal Nederland daarop reageren en wat is de minimale set van voorwaarden waaraan zo’n steunaanvraag zou moeten voldoen volgens het Nederlandse kabinet?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is niet geraadpleegd over een volgend reddingspakket voor Griekenland en zal tijdens deze top niet akkoord gaan met een volgend pakket.

Spanje heeft thans geen aanvullende steun aangevraagd bovenop steun voor de Spaanse banken. Het kabinet wil over een eventuele steunaanvraag van Spanje dan ook niet verder speculeren. Het is aan een land zelf om in te schatten of een aanvraag voor steun nodig is. Wanneer een lidstaat een aanvraag doet voor financiële steun uit het ESM, zal de Trojka, in samenspraak met de lidstaten, bezien welk programma geschikt is en welke voorwaarden zouden moeten worden gesteld. Hierover zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd. Voor het kabinet geldt altijd hetzelfde principe; steun is gekoppeld aan voorwaarden, die moeten worden opgenomen in een Memorandum of Understanding (MoU), en het IMF moet betrokken zijn. Bij een eventuele steunaanvraag zal het kabinet hier dan ook op inzetten.

De leden van het CDA vragen op welke wijze het Nederlandse kabinet invulling zal geven aan de aangenomen motie-Omtzigt (Kamerstuk 21 501-20, nr. 686) over de arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren van de Europese Commissie.

  • Kan het kabinet verder aangeven hoe hoog de belastingschijven (lengte en hoogte) voor EU-ambtenaren zijn en hoe hoog ze zijn in Nederland, België en Duitsland?

  • Kan het kabinet verder aangeven hoe hoog de pensioenrechten zijn die EU-ambtenaren opbouwen en hoe dat zich verhoudt tot deze drie landen?

  • Kan het kabinet verder aangeven hoe hoog de nettosalarissen zijn voor de top van de commissie (secretaris-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal, directeur-generaal) en hoe dat zich verhoudt tot de salarissen in de drie eerder genoemde landen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal de gevraagde informatie verzamelen en vervolgens binnenkort op deze vragen terugkomen, omdat deze vragen niet zijn gerelateerd aan het tussenrapport van Van Rompuy noch aan de agenda van de aanstaande Europese Raad.

De leden van de fractie van de ChristenUnie willen het kabinet tot slot de volgende vragen stellen:

  • Wordt er, al dan niet informeel, tijdens de Eurotop nog gesproken over de situatie in Griekenland? Zo ja, wat zal Nederland dan inbrengen met betrekking tot de vraag of Griekenland nog extra tijd dan wel geld nodig zal hebben om de overheidsfinanciën op orde te krijgen?

  • Deelt het kabinet de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat er geen afspraken over Griekenland kunnen worden gemaakt, voordat hier met de Tweede Kamer over gesproken is?

Antwoord van het kabinet:

Hoewel Griekenland officieel niet is geagendeerd voor deze Europese Raad, houdt het kabinet er rekening mee dat de situatie in Griekenland kort aan de orde zal zijn. Premier Samaras zal naar verwachting een stand van zaken geven. De inzet van het kabinet blijft dat zonder een volledige voortgangsrapportage er niet kan worden vooruit gelopen op het uitkeren van een volgende deel van de lening dan wel op aanpassingen van het programma. Het kabinet deelt dan ook de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat geen afspraken over Griekenland kunnen worden gemaakt voordat hier met de Tweede Kamer over gesproken is.

Naar boven