21 501-20 Europese Raad

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1529 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan voor de videoconferentie van de leden van de Europese Raad op 23 april 2020 en de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken inzake COVID-19.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

GEANNOTEERDE AGENDA VIDEOCONFERENTIE LEDEN EUROPESE RAAD VAN 23 APRIL 2020 INZAKE COVID-19 EN VIDEOCONFERENTIE VAN DE LEDEN VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 22 APRIL 2020 INZAKE COVID-19

Op donderdag 23 april 2020 vindt een videoconferentie met de leden van de Europese Raad (ER) plaats om te spreken over de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19. De Minister-President is voornemens deel te nemen aan de videoconferentie. Ook zal er een videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken (RAZ) plaatsvinden op 22 april. De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens deel te nemen aan deze videoconferentie.

De agenda van de videoconferentie van de leden van de Europese Raad is nog niet bekend. Naar verwachting zal worden gesproken over de exitstrategie; economisch herstel en de opvolging van de bijeenkomst van de Eurogroep van 9 april 20201; en mogelijk over het EU-externe beleid, met aandacht voor de ontwikkelingen in Afrika. Hoewel de agenda van de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken ook nog niet bekend is, zal naar verwachting worden gesproken over de verscheidene maatregelen die lidstaten hebben genomen in het kader van de coronacrisis, de ervaringen daarmee en geleerde lessen.

Deze beide videoconferenties en alle andere ministeriële videoconferenties zijn informele vergaderingen. Er worden derhalve geen besluiten genomen. Op dit moment kunnen besluiten enkel genomen worden via de schriftelijke procedure. Over deze procedure werd uw Kamer op 25 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2137). Het kabinet streeft ernaar volgens de geldende informatieafspraken uw Kamer tijdig te informeren over besluitvorming en zoals gebruikelijk een aparte geannoteerde agenda en verslag te doen toekomen van de informele overleggen van de leden van Raden die per videoconferentie plaatsvinden.

In deze brief wordt ook ingegaan op de drie verzoeken van de vaste commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer d.d. 14 april jl.

Exitstrategie

De leden van de Europese Raad zullen naar alle waarschijnlijkheid spreken over de routekaart die voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en voorzitter van de Europese Raad Charles Michel op 15 april jl. hebben gepresenteerd om een gecoördineerde aanpak van het afbouwen van zogenaamde lockdownmaatregelen mogelijk te maken. Het kabinet geeft hierbij zijn appreciatie van deze Routekaart.

De leden van de Europese Raad hebben bij hun laatste vergadering van 26 maart om de ontwikkeling van een routekaart verzocht. Maatregelen ten aanzien van de gezondheid zijn uiteindelijk voorbehouden aan de lidstaten, maar het kabinet vindt het belangrijk dat er een door de lidstaten, en zeker door buurlanden, gedeeld afwegingskader komt. Lidstaten moeten elkaar tijdig informeren over de afbouw van de maatregelen. Dit is vanwege het grensoverschrijdende karakter van (de bestrijding van) het virus van belang. Vanuit economisch perspectief heeft een goed gecoördineerde afschaling de voorkeur. Dit zorgt voor een gemeenschappelijk kader om (grens)maatregelen in de EU af te kunnen bouwen zodat de interne markt weer volledig kan gaan functioneren en de economie zich kan herstellen. De criteria die de Europese Commissie adviseert voor het afschalen van maatregelen zijn vergelijkbaar met het advies van het OMT en de manier waarop het kabinet in samenwerking met deskundigen momenteel nadenkt over een intelligente weg terug uit deze intelligente lockdown. Het kabinet onderschrijft daarom de voorgestelde routekaart.

Economisch herstel

De financieel- en sociaaleconomische gevolgen van de uitbraak van COVID-19 zijn een grote uitdaging voor de Unie en haar lidstaten. In aanvulling op en ter ondersteuning van nationale maatregelen wordt er in Europees verband op verschillende vlakken gewerkt aan een gecoördineerde aanpak om de economische impact van de crisis voor bedrijven en mensen op te vangen en economisch herstel te stimuleren.

De leden van de Europese Raad zullen stilstaan bij het rapport dat de Eurogroep in inclusief format is overeengekomen op 9 april jl., met het akkoord van alle 27 EU-lidstaten. Het rapport van de Eurogroep vult de verklaring van 16 maart jl. van de Eurogroep aan en geeft invulling aan het mandaat verleend door de leden van de Europese Raad op 26 maart jl. Het rapport presenteert een inventarisatie van reeds genomen maatregelen op nationaal, eurozone- en EU-niveau en schetst de contouren van een Europese gecoördineerde economische beleidsreactie. Dit omvat, onder andere, gebruik van bestaande middelen vanuit de EU-begroting, het opzetten van een garantiefonds vanuit de EIB, het beschikbaar stellen van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) voor de financiering van directe en indirecte medische kosten, en het opzetten van een tijdelijk leen-instrument gericht op de bescherming van werknemers, banen en gezondheidsmaatregelen. U bent over de kabinetsinzet ten aanzien van deze voorstellen reeds geïnformeerd in de geannoteerde agenda van de Eurogroep2, de bijlage Internationale en Europese maatregelen om economische gevolgen COVID-19 te mitigeren van de Kamerbrief Noodpakket banen en economie3 en in de Kamerbrief Appreciatie Commissievoorstellen met economische respons op COVID-19 uitbraak.4 De Eurogroep verzoekt in haar rapport om een mandaat voor het operationaliseren van het ESM-instrument. Nederland steunt het verlenen van dit mandaat zolang dit binnen de kaders van de afspraken in de Eurogroep blijft. Voor verdere toelichting bij de uitkomsten van de Eurogroep verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Minister van Financiën.5

Daarnaast vraagt de Eurogroep om sturing van de leden van de Europese Raad met het oog op verder werk van de Eurogroep aan een herstelfonds. Het kabinet is voorstander van het samen blijven optrekken ook in de fase van herstel. Het is mogelijk dat in de context van deze discussie gesproken zal worden over eurobonds. Nederland is hier geen voorstander van. Verder wordt in het Eurogroep-rapport verwezen naar de centrale rol van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (2021–2027) in het bevorderen van het economische herstel. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij daartoe binnenkort voorstellen zal presenteren. Dit voorstel wordt nog niet voor de komende videoconferentie van de leden van de ER verwacht. Zodra die voorstellen beschikbaar zijn zal het kabinet de Kamer hiervan een appreciatie sturen.

Het kabinet hecht eraan dat de transitie naar een digitale en duurzame samenleving wordt gestimuleerd in deze fase van herstel. De lange termijn beleidsdoelstellingen, zoals onder andere weergegeven in de Strategische Agenda van de Europese Raad, mogen niet naar de achtergrond verdwijnen als gevolg van COVID-19.

EU-extern

De Europese Raad zal zich naar verwachting ook buigen over de gevolgen van COVID-19 voor het handelen van de Unie op het externe vlak. In toenemende mate verspreidt het virus zich in Afrikaanse landen en het Europese nabuurschap en worden maatregelen getroffen om verspreiding tegen te gaan. Zowel direct als indirect via de getroffen maatregelen heeft COVID-19 grootschalige gevolgen voor kwetsbare gezondheidssystemen, fragiele economieën, politieke stabiliteit en sociale ontwikkeling. Daarnaast zal de mondiale virusverspreiding beheersbaar moeten worden gemaakt; het is een gedeeld belang om de pandemie effectief en mondiaal te bestrijden door de medische en sociaaleconomische weerbaarheid van alle landen te verbeteren. Het kabinet hecht daarom waarde aan een substantieel internationaal steunpakket. Hiertoe werd ook opgeroepen door verschillende Europese en Afrikaanse landen, waaronder Nederland, in de Financial Times op 14 april jl.6

Het kabinet is voorstander van een multilaterale benadering om deze mondiale uitdaging het hoofd te bieden, waarbij de EU, de VN en de Wereldgezondheidsorganisatie, alsook de Wereldhandelsorganisatie, een belangrijke rol te vervullen hebben. Hierbij moeten alle internationale en diplomatieke instrumenten worden benut. In de informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking op 8 april jl. hebben de EU lidstaten gesproken over een pakket van de Europese Commissie van EUR 15,6 miljard om derde landen te steunen met noodhulp, gezondheidssystemen te versterken en de (sociaaleconomische) gevolgen van COVID-19 te mitigeren. Dit is een herschikking van bestaande externe middelen, zowel van de Europese Commissie zelf als van de Europese Investeringsbank. Dit pakket zal naar verwachting worden aangevuld met EUR 4 miljard aan bilaterale bijdragen vanuit EU Lidstaten, bestaande uit zowel schenkingen als leningen. Onderdeel hiervan zijn de Nederlandse steunmaatregelen waarover uw Kamer op 14 april jl. in de Kamerbrief over de Nederlandse inzet bestrijden van coronacrisis in ontwikkelingslanden werd geïnformeerd.

In de Raad Buitenlandse Zaken/Handel op 16 april werd stilgestaan bij de gevolgen van COVID-19 op de wereldwijde handel en waardeketens. Het is cruciaal dat de aanvoer van goederen onverminderd doorgaat en handelsbelemmeringen worden voorkomen. Protectionisme en economisch nationalisme zijn geen antwoord op deze crisis maar we moeten ons bewust zijn van de kwetsbaarheden van de huidige waardeketens en onnodige risico’s op dit vlak ondervangen. Het kabinet is daarbij voorstander van meer aandacht voor duurzame handel en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Mogelijk spreekt de Raad ook over het recentelijk aangekondigde initiatief van Commissievoorzitter Von der Leyen en voorzitter van de Europese Raad Charles Michel om op 4 mei een pledging conferentie te organiseren ten behoeve van het onderzoek naar een vaccin voor COVID-19. Het kabinet verwelkomt het initiatief.

Rechtsstatelijkheid coronamaatregelen (RAZ)

De leden van de Raad Algemene Zaken zullen tijdens de videoconferentie naar alle waarschijnlijkheid spreken over de maatregelen die individuele lidstaten hebben genomen in het kader van het beheersen van de crisis. Nederland is voorstander van deze agendering, ook met aandacht voor de rechtsstatelijke aspecten ervan. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. Het kabinet heeft zich daarom in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten ingespannen voor een verklaring waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken. De Nederlandse inbreng tijdens de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken zal in lijn zijn met de uitgebrachte verklaring. Tevens zal Nederland wijzen op de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Ten slotte is Nederland voornemens om de Commissie op te roepen haar monitoring van alle noodmaatregelen (inclusief de toepassing ervan) in de lidstaten voort te zetten, en indien noodzakelijk hier nadere actie op te ondernemen.

Overig

Klimaatwet

De vaste Kamercommissie voor Europese Zaken heeft op dinsdag 14 april jl. verzocht om een juridische beoordeling van de verordening Europese klimaatwet en een appreciatie van het juridisch advies van het Europees parlement. Op 14 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over de kabinetsinzet inzake de Europese Klimaatwet.7 In het BNC-fiche wordt ook specifiek ingegaan op het voorstel om juridische bevoegdheden aan de Commissie te delegeren om op het niveau van de Unie een traject vast te stellen om de klimaatneutraliteitdoelstelling voor 2050 tijdig te bereiken. Het kabinet is van mening dat het vaststellen van het optimale traject tussen 2030 en 2050 als essentieel element van de voorgestelde wetgeving moet worden gezien en daarom pleit het kabinet dat het traject tussen 2030 en 2050 niet via gedelegeerde handelingen van de Commissie wordt vastgelegd. Het kabinet heeft kennis genomen van de opiniebeoordeling van de juridische dienst van het Europees parlement op dit punt. Vanwege de vertrouwelijke aard van juridische adviezen kan het Kabinet niet ingaan op de inhoud van het advies. Het advies geeft echter geen aanleiding om van de conclusie in het BNC-fiche af te wijken.

Informele Cohesieraad 27 maart jl.

De vaste Kamercommissie voor Europese Zaken heeft ook verzocht om een brief te ontvangen over de besluitvorming over het cohesiebeleid.

In de bijlage van de brief «noodpakket banen en economie» van 17 maart8 is uw Kamer geïnformeerd over internationale en Europese maatregelen om economische gevolgen van COVID-19 te mitigeren, waaronder het voorstel van de Europese Commissie voor het Corona Response Investment Initiative (CRII) van 37 miljard euro. Daarin is aangegeven dat het kabinet dit voorstel van de Commissie kan steunen, omdat het hier gaat om het inzetten van niet-bestede middelen in de strijd tegen COVID-19 binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK). Vanwege de snelheid van het Brusselse proces, heeft het kabinet ervoor gekozen om deze brief ter vervanging van een BNC-fiche te versturen.

De Raad heeft via een schriftelijke procedure (zie hierover ook de toelichting bovenaan deze brief), die op 27 maart startte en op 30 maart jl. afliep, ingestemd met het ongewijzigd aannemen van het voorstel van de Commissie. Een dergelijk snelle procedure werd noodzakelijk geacht wegens de ernst van de situatie op dat moment. Op 26 maart jl., deed het Europees parlement met grote meerderheid hetzelfde. Hiermee kon dit initiatief per 1 april van start gaan.

Tijdens de informele videoconferentie over cohesiebeleid van 27 maart jl. lag derhalve geen besluitvorming meer voor, maar vond een discussie plaats gericht op verkenning en inventarisatie van de nationale implementatie van het CRII. De agenda en discussienotitie voor deze videoconferentie werden zeer kort van tevoren ontvangen en daarom was het niet meer mogelijk een geannoteerde agenda te sturen. Over de discussie en Nederlandse inbreng, bent u op 8 april geïnformeerd in de Kamerbrief «Verslag informele ministeriële videoconferentie over maatregelen ter bestrijding coronavirus middels het Corona Response Investment Initative (CRII)».*

Er liggen op dit moment geen besluiten aan de RAZ of de ER voor waarover (nog) geen informatie aan het parlement is verstrekt.


X Noot
1

Kamerstukken 21 501-07 en 25 295, nr. 1686

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1680

X Noot
3

Kamerstuk 35 420, nr. 2

X Noot
4

Kamerstukken 22 112 en 35 420, nr. 2856

X Noot
5

Kamerstukken 21 501-07 en 25 295, nr. 1686

X Noot
6

Voor het Financial Times artikel «Only victory in Africa can end the pandemic everywhere» van 14 april, zie: https://www.ft.com/content/8f76a4c6–7d7a-11ea-82f6–150830b3b99a https://www.ft.com/content/8f76a4c6–7d7a-11ea-82f6–150830b3b99a

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 2860

X Noot
8

Kamerstuk 35 420, nr. 2

XNoot
*

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2144

Naar boven