21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2020

Hierbij bied ik u het verslag aan van de videoconferentie van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart 2020

Op maandag 23 maart jl. vond per videoconferentie de Raad Buitenlandse Zaken plaats. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze Raad.

Vanwege de wijze van vergaderen is de agenda ten opzicht van de geannoteerde agenda drastisch ingekort. Onder Current Affairs sprak de Raad alleen over Libië en Syrië/Turkije, daarnaast sprak de Raad over de internationale aspecten van COVD-19.

Tijdelijke aanpassing van besluitvorming als gevolg van de beperkende maatregelen tegen COVID-19

Vanwege het niet plaats kunnen vinden van fysieke Raden als gevolg van de beperkende maatregelen ingesteld tegen COVID-19 is de schriftelijke procedure momenteel de enige manier om besluiten te nemen. Hiertoe heeft Coreper op maandag 23 maart jl. ingestemd met een tijdelijke wijziging van het regelement van orde. Door de aanpassing kan Coreper nu besluiten tot het gebruik van de schriftelijke procedure via de stemregel die ook van toepassing is voor de vaststelling van de handeling door de Raad. Deze maatregel geldt tot en met 23 april en kan daarna verlengd worden. Deze maatregel is ingegeven vanwege het feit dat videoconferenties informeel van aard zijn en er derhalve geen besluiten kunnen worden genomen. Informatievoorziening aan uw Kamer zal plaatsvinden volgens de geldende informatieafspraken.

Current Affairs

Libië

De Raad sprak over de voortgang met betrekking tot de nieuwe operatie in de Middellandse Zee, waarover de Raad van 17 februari jongstleden reeds een voorlopig politiek akkoord bereikte. Ministers waren eensgezind met betrekking tot het belang van het effectief implementeren van het VN-wapenembargo tegen Libië en het opvolging geven aan de op 19 januari jl. in Berlijn gemaakte afspraken. Hoewel inmiddels overeenstemming is bereikt over vrijwel alle openstaande punten, zal de komende periode nog verder worden gewerkt aan met name het ontschepingsvraagstuk ten behoeve van de inzet van de maritieme component van de nieuwe operatie. De nieuwe operatie zal primair gericht zijn op de implementatie van het VN-wapenembargo. Daarnaast zal de operatie gericht zijn op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, het trainen en monitoren van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel. De nieuwe operatie komt ter opvolging van EUNAVFOR MED Operatie Sophia. Hoge Vertegenwoordiger Borrell sprak de hoop uit dat voor het formeel aflopen van operatie Sophia op 31 maart a.s. overeenstemming kan worden bereikt.

Sahel

Hoge Vertegenwoordiger Borrell ging kort in op de situatie in de Sahel en riep lidstaten op actief bij te dragen aan het stabiliseren van de regio. Verschillende lidstaten ondersteunden deze oproep. De Hoge Vertegenwoordiger betreurde verder dat de voorziene top van de G5 Sahellanden (Mauretanië, Burkina Faso, Mali, Niger en Tsjaad) met de Europese Unie en marge van de Europese Raad van 26 en 27 maart (deze zal nu ook per videoconferentie worden gehouden) geen doorgang kan vinden.

Syrië/Turkije

Hoge Vertegenwoordiger Borrell lichtte toe dat sinds het bezoek van president Erdogan aan Brussel op 9 maart jl. verschillende malen door middel van videoconferenties is vergaderd met Turkije over het bestaande akkoord en specifiek over zaken als grensbeheer, humanitaire hulp en vluchtelingen in Turkije. De EU heeft daarbij consequent duidelijk gemaakt dat niet wordt gehandeld op basis van dreigementen. In het overleg is gesproken over de vluchtelingen die in Turkije verblijven, de situatie in Idlib en de dreiging van een mogelijke nieuwe vluchtelingenstroom maar ook over de mensenrechtensituatie in Turkije zelf. De Hoge Vertegenwoordiger sprak van constructieve gesprekken en zegde toe de Raad te informeren over verdere voortgang.

Internationale aspecten van COVID-19

De Raad sprak over verschillende internationale aspecten van de COVID-19 crisis. Er bestond grote overeenstemming bij de lidstaten over het belang en noodzaak van consulaire coördinatie waarbij de EU op gecoördineerde wijze derde landen zal aanspreken om te bewerkstelligen dat zij hun luchtruim openen voor repatriëring van EU-burgers. De Raad was eensgezind dat repatriëring primair via commerciële vluchten moet gebeuren en dat het daarbij gaat om reizigers, niet om EU-burgers die in derde landen wonen. Ministers vroegen daarnaast aandacht voor het opheffen van belemmeringen binnen de EU opdat transits voor goederen en terugkerende EU-burgers via andere EU-lidstaten weer mogelijk wordt. Tot slot vroeg Nederland aandacht voor EU-burgers in derde landen die niet meer kunnen vertrekken. Nederland verzocht op Europees niveau deze derde landen op te roepen te voorzien in een voortgezet veilig verblijf voor deze EU-burgers.

Daarnaast sprak de Raad over desinformatie ten aanzien van de COVID-19 crisis. Ook de EU wordt hierin in een negatief daglicht geplaatst en andere landen proberen hiermee hun positie te versterken. Er bestond brede overeenstemming in de Raad dat de EU hier niet naïef over moet zijn en hiertegen moet optreden.

Tot slot sprak de Raad over de geo-economische gevolgen van de COVID-19 crisis. De Raad onderstreepte het belang van solidariteit met landen die een slechte infrastructuur op het gebied van gezondheidszorg hebben, het is immers ook in het belang van de EU deze landen een helpende hand te bieden. In de geo-economische context van de crisis benadrukte de Raad het belang van een functionerende interne markt. De Unie heeft bovendien een substantiële rol te spelen bij het laten blijven functioneren van de wereldmarkt, onder meer door ondersteuning van het multilaterale systeem.

Naar boven