21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2397 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 augustus 2021

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 juli 2021 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 22 en 23 juli 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2395), over de brief van 25 juni 2021 over het verslag Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2377), over de brief van 25 mei 2021 over de verdeling Europese Interreg middelen, Rijkscofinanciering bij Interreg A, projectstimuleringsregeling Interreg B en Rijkscofinanciering bij EFRO (Kamerstuk 27 813, nr. 32) en over de brief van 11 juni 2021 over Uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over voorstellen om het anti-fraudemechanisme EDES te versterken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2357)

De vragen en opmerkingen zijn op 15 juli 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 21 juli 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Belhaj

De griffier van de commissie, Buisman

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de geannoteerde agenda ten behoeve van de Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021. De leden hebben hier met interesse kennis van genomen en hebben op onderdelen een aantal aanvullende vragen en opmerkingen evenals bij de overige geagendeerde stukken.

De leden van de D66-fractie bedanken de Minister voor de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken op 22 en 23 juli en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda.

De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over de agenda van de Raad Algemene Zaken van 22 en 23 juli.

Agenda Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021

Prioriteiten EU-Voorzitterschap Slovenië

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Sloveens voorzitterschap en willen nadrukkelijk aandacht vragen voor het onderwerp rechtsstatelijkheid. De ontwikkelingen in met name Polen en Hongarije baren nog altijd zorgen en het is van belang dat de Europese Unie zich onverkort ervoor blijft inzetten dat alle lidstaten hun afspraken nakomen op dit gebied. Hoewel ook het Sloveens voorzitterschap het onderwerp op de agenda heeft gezet lijkt de toon toch vooral verzoenend te zijn en te focussen op een goede samenwerking in plaats van het inzetten van het volledige instrumentarium als een lidstaat zich niet aan de afspraken houdt. Kan de Minister nader toelichten hoe het kabinet deze inzet beoordeelt, ook gelet op de ontwikkelingen in Slovenië zelf? En kan de Minister een stand van zaken geven over de ontwikkelingen en ingezette acties vanuit de Europese Unie richting Hongarije en Polen? En wat zal de Nederlandse inzet in deze zijn, ook gelet op de recente uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof over de doorwerking van Europees recht?

1. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet is het van belang dat het volledige EU-instrumentarium op het gebied van de rechtsstaat wordt gebruikt, toegesneden op de specifieke omstandigheden. Daar waar lidstaten zich niet aan de rechtsstatelijke beginselen houden die in de Verdragen vastliggen, betekent dat derhalve dat behalve preventieve instrumenten ook handhavende instrumenten, bijvoorbeeld inbreukzaken, aan de orde kunnen zijn. Voor een weging van de situatie van de rechtsstaat in Slovenië zelf verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 12. Ten aanzien van de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen en Hongarije, is met name relevant dat de Europese Commissie vorige week een aantal inbreukzaken is gestart op het terrein van fundamentele rechten voor LHBTI’s, waaronder tegen de recente anti-LHBTI-wetgeving in Hongarije. Het kabinet verwelkomt deze nieuwe stappen van de Commissie. Ook heeft het Europese Hof van Justitie de door de Commissie gevraagde voorlopige maatregelen opgelegd in het kader van de inbreukzaak tegen Polen vanwege de zgn. Muilkorfwet. Nederland intervenieert samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten in deze zaak, aan de zijde van de Commissie. Het Hof heeft Polen gelast om met onmiddellijke ingang de toepassing van de nationale bepalingen op te schorten die zien op de bevoegdheid van de tuchtkamer van het Hooggerechtshof in zaken die rechtstreeks verband houden met de functie-uitoefening en rechtspositie van rechters, zoals bijvoorbeeld opheffing van rechterlijke immuniteit, dienstbetrekking en sociale zekerheid. Verder heeft het Hof einduitspraak gedaan in de inbreukzaak ten aanzien van het Poolse tuchtregime voor rechters. Daarin komt het Hof tot het oordeel dat het tuchtregime voor rechters in Polen onverenigbaar is het met EU-recht. Ook aan deze Hofzaak nam Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten, deel aan de zijde van de Commissie. De Europese Commissie heeft de Poolse regering per brief d.d. 20 juli jl. laten weten dat zij voor 16 augustus a.s. dient te bevestigen dat het volledige uitvoering geeft aan deze twee recente, aan elkaar gerelateerde uitspraken van het Hof. Als de Commissie vervolgens van mening is dat de reactie van de Poolse regering onvoldoende is, zal zij het Europees Hof van Justitie om financiële sancties vragen, zo bevestigde Commissaris Jourová op 20 juli jl. op een persconferentie na de collegevergadering.

Het kabinet heeft verder met grote zorg kennisgenomen van de uitspraak van het Poolse Grondwettelijke Hof dat voorlopige maatregelen van het Europese Hof van Justitie die ingrijpen in de nationale rechterlijke organisatie onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. In reactie hierop uitte de Europese Commissie in een verklaring1 haar grote zorgen over de uitspraak, en liet zij weten dat zij van de Poolse regering verwacht dat deze alle uitspraken van het Europese Hof van Justitie volledig en correct implementeert. Ze benadrukte verder dat EU-recht voorrang heeft boven nationaal recht, en dat alle uitspraken van het Europees Hof van Justitie, inclusief voorlopige maatregelen, voor alle lidstaten bindend zijn. De Commissie onderstreepte ten slotte dat zij niet zal aarzelen om gebruik te maken van haar bevoegdheden onder de Verdragen om de uniforme toepassing en integriteit van het Unierecht te waarborgen. Het kabinet sluit zich bij deze reactie aan, en steunt de Commissie in haar cruciale rol als hoedster van de verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat.

De leden van de D66-fractie zien graag dat de artikel 7-procedure tegen landen die ernstige afbreuk doen aan de rechtstaat, wordt ingezet. Kan de Minister toelichten waarom het Sloveens voorzitterschap pas in december voornemens is om de procedure (tentatief) te agenderen, tegen het eind van het voorzitterschap aan?

2. Antwoord van het kabinet

Het feit dat het Sloveens Voorzitterschap de artikel 7-procedures tentatief heeft geagendeerd voor de Raad Algemene Zaken van december 2021, heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat rechtsstatelijkheid op alle voorgaande Raden reeds geagendeerd staat. Tijdens de Raad van september zal de Europese Commissie haar Rechtsstaatrapport 2021 presenteren, dat op 20 juli jl. verscheen2. Tijdens de Raad van oktober zal vervolgens de jaarlijkse, horizontale rechtsstatelijkheidsdialoog plaatsvinden, en tijdens de Raad van november de landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog met Kroatië, Italië, Cyprus, Letland en Litouwen. Verder wijst het kabinet op het feit dat tijdens de Raad Algemene Zaken van 22 juni jl. hoorzittingen hebben plaatsgevonden met Polen en Hongarije in het kader van beide artikel 7-procedures. Tijdens die hoorzittingen is ook aandacht besteed aan de recente ontwikkelingen in Polen en Hongarije, waaronder de anti-LHBTI-wetgeving in Hongarije.

De leden van de D66-fractie zien tevens een juridisch conflict ontstaan tussen het Poolse Constitutioneel Hof en het Hof van Justitie van de Europese Unie over de voorrang van het EU recht. Zal dit onderwerp ook aanbod komen?

3. Antwoord van het kabinet

Het genoemde juridische conflict tussen het Poolse Grondwettelijk Hof en het Europees Hof van Justitie staat als zodanig niet geagendeerd voor de komende informele Raad. Wel is het kabinet voornemens om het grote belang van onverkort respect voor de beginselen van de rechtsstaat voor het functioneren van de Unie te benadrukken. Verder wijst het kabinet er in dit verband op dat Nederland de Poolse regering op de hoorzitting in het kader van de artikel 7-procedure op de Raad Algemene Zaken van 22 juni jl. heeft bevraagd op het punt van de voorrang van het EU-recht.

De leden van de D66-fractie hechten veel belang aan een sterke en strategische autonome Europese Unie. Geopolitieke verschuivingen, de COVID-19 pandemie en toenemende assertieve digitale aanvallen laten zien dat de EU weerbaar moet zijn en niet volledig afhankelijk voor vitale diensten en goederen van regio’s buiten de EU. Deze leden zijn dan ook blij te lezen dat dit een prioriteit wordt voor het nieuwe voorzitterschap. De leden van de D66-fractie horen graag welke rol EU-coördinatie in het voorkomen van ontwrichtende cyberaanvallen kan spelen, en op welke manieren lidstaten van elkaar kunnen leren nu er steeds vaker sprake is van grote ransomware aanvallen? Zijn er voldoende mogelijkheden voor nationale organisaties zoals het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) om met soortgelijke Europese partnerorganisaties samen te werken? In welke vorm vindt samenwerking al plaats en zou hier niet meer Europese coördinatie wenselijk zijn?

4. Antwoord van het kabinet

In het Cybersecuritybeeld Nederland 20213 wordt vermeld dat de digitale risico’s onverminderd groot zijn. Mede gezien het inherente grensoverschrijdende karakter van cyberdreigingen en -incidenten is Europese en internationale samenwerking als het gaat om het verhogen van de weerbaarheid in verband tot genoemde dreigingen en incidenten voor het kabinet van groot belang. Het kabinet zet zich dan ook via de EU in om de ambities uit de Nederlandse Cyber Security Agenda, waarin het weerbaar maken van Nederland tegen digitale dreigingen op geïntegreerde wijze wordt geadresseerd4, te realiseren.

Het kabinet zet zich actief in binnen de verschillende Europese gremia die tot doel hebben de digitale weerbaarheid in de EU te vergroten, zoals via het CSIRT-netwerk5, het Cyber Crisis Liaison Officers Netwerk (CyCLONe)6, de Samenwerkingsgroep7, en de Raadswerkgroep Cyber. Deze gremia bieden lidstaten en relevante EU-instellingen, -organen en -agentschappen de mogelijkheid om samen te werken en informatie uit te wisselen inzake cyberbeveiliging(beleid), cyberdreigingen, -crises en -incidenten.

Voor het NCSC geldt dat het duurzame bilaterale samenwerkingsrelaties onderhoudt met partnerorganisaties van andere EU-lidstaten. Daarnaast is het NCSC vertegenwoordigd in bovenbedoeld CSIRT-netwerk, dat eveneens mogelijkheden biedt om samen te werken met andere EU-lidstaten. Het CSIRT-Netwerk is samengesteld uit vertegenwoordigers van de CSIRT’s van de EU-lidstaten en CERT-EU8 en heeft tot doel om bij te dragen aan het opbouwen van vertrouwen tussen lidstaten en om snelle en doeltreffende operationele samenwerking te bevorderen. Binnen dit netwerk wisselt het NCSC met andere vertegenwoordigers van lidstaten informatie en kennis uit over cyberdreigingen en -incidenten. Ook heeft dit netwerk tot taak om, waar mogelijk, een gecoördineerde reactie op incidenten te bepalen en elkaar bijstand bij de aanpak van incidenten te verlenen. Verder heeft het Europees agentschap voor cybersecurity (ENISA9) een rol om Europese samenwerking en informatie-uitwisseling te ondersteunen met oog op betere cyberbeveiliging en met als doel een hoog gemeenschappelijk cyberbeveiligingsniveau te bereiken in de hele Unie.

Om meer coördinatie te kunnen laten plaatsvinden met betrekking tot bovengenoemde inspanningen van de lidstaten en relevante EU-instellingen, -organen en -agentschappen, heeft de Commissie op 23 juni 2021 een aanbeveling inzake het opzetten van een Joint Cyber Unit (JCU) gepubliceerd. Dit voorstel strekt tot het opzetten van een virtueel en fysiek platform dat zich zal richten op technische en operationele samenwerking bij grootschalige cyberincidenten en -crises. Met de JCU hoopt de Commissie te zorgen voor meer gecoördineerde reacties vanuit de EU op grootschalige cyberdreigingen, -incidenten en -crises en het verbeteren van het situationeel bewustzijn en gezamenlijke paraatheid. Uw Kamer ontvangt binnenkort een beoordeling van de aanbeveling in een BNC-fiche.

De leden van de CDA-fractie hebben vooral een vraag over punt drie van de agenda van het Sloveense voorzitterschap, namelijk «Een Unie van de Europese manier van leven, de rechtsstaat en gelijke criteria voor iedereen». Deze leden delen met de Minister dat dit een belangrijk speerpunt moet zijn van het EU-voorzitterschap. Zij verzoeken de Minister om tijdens de Raad nadrukkelijk te vragen wat het Sloveense voorzitterschap gaat doen om de Europese waarden te borgen in landen die onder artikel 7 procedure staan. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister tevens om aan het voorzitterschap te vragen om een Europese campagne te starten waarbij vrijheden en gelijkheid voor alle mensen ongeacht seksuele geaardheid worden uitgedragen als Europese waarde.

5. Antwoord van het kabinet

Nederland zal tijdens de komende Raad het grote belang benadrukken van respect voor de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten. Dat geldt evenzeer voor de landen waartegen een artikel 7-procedure loopt. Het Europese Hof van Justitie speelt een cruciale rol als het gaat om het waarborgen van de Europese waarden die in het Verdrag vastliggen. Het kabinet verwelkomt dan ook de recente inbreukzaken die de Europese Commissie tegen Polen en Hongarije is gestart op het terrein van de Uniewaarden. Ten aanzien van de gesuggereerde campagne en ten aanzien van vrijheid en gelijkheid ongeacht seksuele geaardheid, verwijst het kabinet naar de «Strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers» die de Europese Commissie op 20 november 2020 presenteerde10. Daarin presenteert de Commissie verscheidene acties die gelijkheid in de hele Unie helpen bevorderen en de positie van LHBTI’s verder dienen te verbeteren.

Het Sloveens voorzitterschap is voornemens om in navolging van de twee voorgaande voorzitterschappen, de algemene en landen specifieke rechtsstatelijkheidsdialoog op basis van het jaarlijkse Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie te continueren. Net als het kabinet juicht de CDA-fractie dit toe. Echter deze leden vragen de Minister of het klopt dat het voorzitterschap beslist dat deze dialoog telkens wordt voortgezet? Wanneer dat zo is, kan dit niet worden gecontinueerd ondanks welk land er voorzitter is, dus dat de rechtsstatelijkheidsdialoog een permanent karakter krijgt. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hier een toelichting op te geven en wanneer het continueren van de rechtsstatelijkheiddialoog afhankelijk is van de grillen van het EU-voorzitterschap een proces in werking te zetten waardoor deze dialoog standaard onderdeel uit gaat maken van de jaarlijkse Europese rechtsstatelijkheidscyclus. De leden van de CDA-fractie vragen bovendien of de Minister invloed heeft op welke specifieke landen onder de loep worden gelegd in de rechtsstatelijkheiddialoog. Of wordt dit besloten door de Commissie of het voorzitterschap?

6. Antwoord van het kabinet

In december 2014 nam de Raad bij consensus niet bindende Raadsconclusies11 aan, die de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in het leven riepen. In 2019 poogde het Fins Voorzitterschap om wederom Raadsconclusies te doen aannemen waarmee de voltallige Raad zich zou committeren aan een nieuw vormgegeven horizontale en landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog op basis van het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie. Deze stuitten echter op verzet van Polen en Hongarije, waardoor het Fins Voorzitterschap terug moest vallen op eveneens niet bindende Voorzitterschapsconclusies12. Deze werden echter wel onderschreven door de overige 26 lidstaten, waaruit een grote mate van politieke steun bleek voor van de dialoog. Verder geldt dat lidstaten zelf het initiatief kunnen nemen de dialoog te agenderen. De volgorde van de lidstaten die de landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog ondergaan wordt bepaald aan de hand van de zogenaamde alfabetische protocolvolgorde13. Er worden vijf lidstaten per Voorzitterschap behandeld, waarbij een lidstaat die aan de beurt is en tevens het Voorzitterschap bekleedt, ruilt met een lidstaat uit het volgende cohort van vijf lidstaten.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de Europese transparantie agenda onderdeel uitmaakt van het Sloveense voorzitterschap. Deze leden vragen de Minister bovendien hier nadrukkelijk naar te vragen en de Slovenen te verzoeken met voorstellen te komen hoe bijvoorbeeld tijdens de Conferentie over de Toekomst van Europa transparantie hoog op de agenda wordt gezet door de deelnemers vanuit de Raad en daarnaast aan te geven wat de Europese instituties zelf nog kunnen doen om meer transparantie te realiseren in hun besluitvormingsprocessen.

7. Antwoord van het kabinet

In de context van de Conferentie over de Toekomst van Europa heeft Slovenië in het voorzitterschapsprogramma expliciet aangegeven dat zij nadruk zullen leggen op transparantie van de Conferentie en dat zij de Raad regelmatig zullen informeren over de besprekingen in de Raad van Bestuur.14 Het kabinet verwelkomt dit voornemen. Het sluit aan op het Raadsmandaat en de Gezamenlijke Verklaring tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over de Conferentie over de Toekomst van Europa, waarin inclusiviteit, openheid en transparantie gedefinieerd zijn als de grondbeginselen van de Conferentie.15 Het kabinet is daarnaast voornemens om, in lijn met de Nederlandse EU governance agenda, in het kader van de Conferentie ook inhoudelijk aandacht te vragen voor transparantie als horizontaal thema, als belangrijke voorwaarde voor de EU om haar beleidsprioriteiten te verwezenlijken en daarbij draagvlak te creëren.16 NL zal tijdens deze informele Raad Slovenië aanmoedigen om aandacht te blijven besteden aan transparantie en zal hier op toezien.

Zoals bekend voert het kabinet een actieve agenda om het transparantiebeleid van de EU te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken voor geïnteresseerden.17 Mede door de inzet van Nederland is het Coreper op 14 juli 2020 akkoord gegaan met een aantal maatregelen waarmee de transparantie in de Raad verbetert en belangrijke wetgevingsdocumenten proactief openbaar worden.18 Net zoals tijdens het Portugese voorzitterschap zullen deze maatregelen tijdens het Sloveense voorzitterschap van kracht blijven. Nederland zal samen met gelijkgezinde lidstaten blijven optrekken om de reeds met uw Kamer gedeelde vervolgstappen op transparantiegebied te realiseren.19

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tijdens de Raad in te brengen hoe het staat met de voortgang van het aanstellen van een openbaar aanklager door Slovenië die in dienst zal treden van het Europees Openbaar Ministerie. Deze leden vragen de Minister bovendien te voorkomen dat er nog Europese middelen richting landen gaan die nog geen openbaar aanklager hebben aangesteld ten behoeve van onderzoek naar mogelijke fraude met Europees geld.

8. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van wezenlijk belang dat Slovenië alsnog zo snel mogelijk een voordracht doet voor de aanstelling van gedelegeerde Europese aanklagers. De Sloveense regering is 9 juli jl. gestart met een nieuwe selectieprocedure, het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet. De aanstelling van een onafhankelijke aanklager is noodzakelijk om het Europees Openbaar Ministerie (EOM) in staat te stellen zijn rol bij de bescherming van de financiële belangen van de EU ook in Slovenië optimaal te kunnen vervullen. Het kabinet heeft daarom ook richting de Commissie haar zorgen hierover uitgesproken en steunt de Commissie volmondig in haar inspanningen om Slovenië te bewegen deze voordracht op korte termijn te doen. Ook blijft Nederland Slovenië hier bilateraal op aanspreken. Het EOM is echter een instrument van nauwere samenwerking. Het is niet mogelijk andere lidstaten te verplichten deel te nemen. Maar eenmaal besloten tot deelname is een lidstaat wel gehouden de nodige maatregelen daarvoor te nemen. Ook kan de CIE ten aanzien van deze lidstaten op basis van de MFK-Rechtsstaatverordening maatregelen voorstellen indien zij niet effectief en tijdig samenwerken met het EOM. Omdat aan lidstaten die niet deelnemen aan het EOM geen verplichtingen in dat kader kunnen worden opgelegd, kan deelname aan het EOM, en daarmee ook de aanstelling van een gedelegeerde Europese aanklager, niet als algemene voorwaarde gelden voor de ontvangst van Europese middelen.

De leden van de CDA-fractie vragen of het inzetten van de rechtsstatelijkheidsverordening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) op de agenda van deze Raad staat, tevens vragen deze leden of er gesproken wordt over de ingediende herstelplannen.

9. Antwoord van het kabinet

Tijdens de informele Raad Algemene Zaken van 22–23 juli 2021 zal niet worden gesproken over de MFK-rechtsstaatverordening of de ingediende herstelplannen. De herstelplannen (Recovery and Resilience Plans, RRP) staan op de agenda van de Ecofinraad. De eerste twaalf herstelplannen zijn goedgekeurd tijdens de Ecofinraad van 13 juli. Voor de virtuele Ecofin op 26 juli worden waarschijnlijk nog vier herstelplannen geagendeerd.

Het Sloveense voorzitterschap zal zich inzetten voor een volledige implementatie van het Schengen-acquis en versterking van Schengen zo is te lezen in de geannoteerde agenda. De leden van de CDA-fractie ondersteunen deze ambitie, evenals het kabinet. Deze leden vragen de Minister aan te geven wat de tijdlijn is voor deze versterking van Schengen en welke prioriteiten daarbij gesteld moeten worden. Deze leden zijn evenals het kabinet van mening dat de buitengrenzen beter gecontroleerd moeten worden en het informatiesystemen versterkt moet worden. De leden van de CDA-fractie vragen met welke boodschap de Minister deze Raad ingaat. De buitengrens van de EU ligt in elk land, maar een aantal landen hebben een geografische ligging aan de rand van de EU hetgeen meer verantwoordelijkheid vraagt. Hoe worden die landen extra ondersteund en kan de Minister aangeven in hoeverre het Verenigd Koninkrijk wordt betrokken bij de informatie-uitwisseling.

10. Antwoord van het kabinet

Het kabinet steunt het Sloveense voorzitterschap in haar voornemens het Schengengebied te versterken en toekomst- en crisisbestendig te maken. Op 2 juni jl. presenteerde de Commissie een nieuwe Schengenstrategie, welke in grote lijnen in lijn is met de Nederlandse inzet. Prioriteiten voor het kabinet zijn het versterken van de buitengrenzen, het verbeteren van analyse- en risicogestuurde monitoring aan de binnengrenzen, het versterken van de governance van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crisis. Tegelijk met de Schengenstrategie presenteerde de Commissie een voorstel tot wijziging van de verordening inzake het Schengenevaluatiemechanisme. Uw Kamer is over de inzet van het kabinet ten aanzien van beide documenten geïnformeerd middels twee BNC-fiches.20 De eerste bespreking op technisch niveau over de Verordening betreffende het Schengenevaluatiemechanisme in Raadsverband heeft reeds plaatsgevonden. Op de informele JBZ-Raad van 15 en 16 juli jl. is gesproken over het versterken van het Schengengebied. Hierover wordt uw Kamer middels het verslag van de informele JBZ-Raad geïnformeerd.

Het kabinet onderschrijft het belang van versterken van buitengrenzen van het Schengengebied. De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de Europese buitengrenzen ligt bij de individuele lidstaten. Echter, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, Frontex, is opgericht om de EU-lidstaten en de met Schengen geassocieerde landen te ondersteunen om de buitengrenzen van de ruimte van vrij verkeer van de EU te beschermen. Eind 2019 is het mandaat van Frontex versterkt. Om een effectief beheer van de EU-buitengrenzen te garanderen en te kunnen reageren op crises, heeft Frontex een permanent korps ter beschikking. Dat korps, dat geleidelijk wordt opgezet, telt uiterlijk in 2027 maximaal 10 000 operationele personeelsleden.

Sinds 1 januari jl. zijn er met het Verenigd Koninkrijk (VK) als gevolg van het vertrek uit de EU separate afspraken van kracht over de informatie-uitwisseling21. Het vertrek van het VK uit de EU heeft onder andere het gevolg gehad dat het VK niet langer onderdeel uitmaakt van het Schengen Informatiesysteem (SIS). De informatie-uitwisseling met het VK loopt daarom primair via andere kanalen zoals Interpol en de liaisons die over en weer geplaatst zijn.

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister een appreciatie te geven van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof dat het Poolse recht boven het Europese recht prevaleert.

11. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft met grote zorg kennisgenomen van de uitspraak van het Pools Grondwettelijk Hof dat voorlopige maatregelen van het Europees Hof van Justitie die ingrijpen in de nationale rechterlijke organisatie onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. In reactie hierop uitte de Europese Commissie in een verklaring22 haar grote zorgen over de uitspraak, en liet weten dat het van de Poolse regering verwacht dat het alle uitspraken van het Europees Hof van Justitie volledig en correct implementeert. Ze benadrukte verder dat EU-recht voorrang heeft boven nationaal recht, en dat alle besluiten van het Europees Hof van Justitie, inclusief voorlopige maatregelen, voor alle lidstaten bindend zijn. De Commissie onderstreepte ten slotte dat zij niet zal aarzelen om gebruik te maken van haar bevoegdheden onder de Verdragen om de uniforme toepassing en integriteit van het Unierecht te waarborgen. Het kabinet sluit zich bij deze reactie aan, en steunt de Commissie in haar cruciale rol als hoedster van de verdragen, ook op het terrein van de rechtsstaat.

De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over het nieuwe Sloveens voorzitterschap en met name de prioriteiten die Slovenië zelf stelt als Voorzitter. Er is veel te doen geweest om het Sloveens voorzitterschap vanwege de controversiële rol van Janez Janša als premier van het land. Zijn er bij het kabinet ook zorgen over de rechtsstaat in Slovenië?

12. Antwoord van het kabinet

De Europese Commissie en de Raad van Europa hebben meermaals hun zorgen geuit over de rechtsstaat in Slovenië, inclusief persvrijheid, en hebben opgeroepen tot het respecteren van de rechtsstaat. Het kabinet deelt deze zorgen en steunt de Commissie en de Raad van Europa hierin. Ook blijft Nederland Slovenië hier bilateraal op aanspreken. Verder wijst het kabinet op het Rechtsstaatrapport 202123 van de Europese Commissie dat op 20 juli jl. is gepubliceerd, en waarin ook een landenhoofdstuk over Slovenië is opgenomen. De landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog met Slovenië in de Raad Algemene Zaken is voorzien voor de tweede helft van 2022.

Het is duidelijk dat Slovenië ambities heeft op het uitbreidingsdossier. De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister hiervan vindt? Is het opportuun om over uitbreiding te praten op het moment dat de coronacrisis nog verre van beëindigd is? Wat gaat de Minister namens Nederland inbrengen op dit punt?

13. Antwoord van het kabinet

Het Sloveense voorzitterschap zet in op weerbaarheid van de EU en het anticiperen en bezweren van crises van diverse aard zoals de COVID-19-pandemie. Daarnaast heeft het voorzitterschap ook een aantal andere prioriteiten geïdentificeerd, zoals het bevorderen van de relatie van de EU met de Westelijke Balkan en uitbreiding. Het kabinet ondersteunt de intentie van het voorzitterschap om aandacht te besteden aan de Westelijke Balkan. Samenwerking met en tussen de Westelijke Balkan-landen op het gebied van rechtsstatelijkheid, stabiliteit, economie, connectiviteit en klimaat is belangrijk voor de EU. Ook ondersteunt het kabinet het EU-perspectief van de Westelijke Balkanlanden. Hierbij onderstreept het kabinet het belang van een toetredingsproces gebaseerd op merites waarbij de rechtsstaat centraal staat, conform de nieuwe uitbreidingsmethodologie.

Weerbaarheid van de EU na de COVID-19-crisis

In eerdere debatten is herhaaldelijk gesproken over het belang van het leren van lessen van de pandemie. De leden van de VVD-fractie hebben dan ook met interesse het rapport van de Europese Commissie hierover gelezen, maar dit zijn zoals de Minister ook zelf schetst slechts de eerste lessen. Kan de Minister meer inzicht geven in het vervolgtraject? Op welke wijze wordt opvolging gegeven aan de lessen en wat zal de Nederlandse inzet en focus zijn? Zijn er nog lessen getrokken die het kabinet niet onderschrijft of minder prioritair acht? En op welke wijze wordt de nadere analyse vormgegeven?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat de Europese COVID-19-respons grondig dient te worden geëvalueerd. Het rapport van de Commissie is een eerste stap. Het kabinet hecht erg aan de betrokkenheid van lidstaten in het vervolg van dit traject. Doel is dat dit tot een eindrapportage leidt aan het einde van 2021. Nederland ziet in deze evaluatie graag ook, conform motie van het lid Leijten, aandacht voor de evaluatie van de gezamenlijke (voor-)aankoop van vaccins. Het kabinet zal haar appreciatie van dit stuk middels een BNC-fiche aan uw Kamer doen toekomen.

Een belangrijke les is het belang van Europese samenwerking en afstemming die mede vorm moeten krijgen door een Europese Gezondheidsunie. Deze zou al voor het einde van het jaar moeten functioneren. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om inzicht te geven in de stand van zaken en nader toe te lichten hoe wordt geborgd dat deze Europese Gezondheidsunie aansluit op het nationale gezondheidsbeleid en de al bestaande bilaterale samenwerkingsverbanden en de bevoegdheidsverdeling op dit terrein wordt gerespecteerd.

15. Antwoord van het kabinet

De voorstellen van de Europese Commissie voor een Europese Gezondheidsunie zijn tijdens het Duitse en Portugese voorzitterschap bediscussieerd in de Raad. Uw Kamer is met de geannoteerde agenda van de EU gezondheidsraad van 15 juni jl. hierover geïnformeerd.24 De EU gezondheidsraad heeft in juni het onderhandelingsmandaat voor de triloogfase voor het voorstel voor het aanpassen van het mandaat van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) vastgesteld. De onderhandelingen in de Raad over voorstellen voor het uitbreiden van het mandaat van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en voor het aanpassen van de Europese crisisstructuur voor grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen zijn in de afrondende fase. Het is de inzet van het Sloveens voorzitterschap dat deze drie verordeningen eind 2021 in triloog met het Europees Parlement zullen worden vastgesteld. In de BNC fiches over deze voorstellen heeft het kabinet toegelicht wat de Nederlandse inzet is bij deze onderhandelingen. Die is gestoeld op het nationale gezondheidsbeleid en de manier waarop we in Nederland ernstige gezondheidsbedreigingen aanpakken. De Europese aanpak hierop is aanvullend, gestoeld op de overtuiging dat lidstaten individueel niet in staat zijn om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen het hoofd te bieden. Binnen de afspraken voor gecoördineerde samenwerking houden lidstaten hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het beschermen van de volksgezondheid. De subsidiariteits- en proportionaliteitsbeoordeling van de voorstellen door het kabinet waren positief. Voor het kabinet zijn de motie van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1600) en de motie van de leden Pouw-Verweij en Van den Berg (Kamerstuk 21 501-31, nr. 618) leidend voor de inzet bij de onderhandelingen over deze voorstellen.

De voorzitter van de Europese Raad, Michel, heeft zich in november 2020 bij de G20 uitgesproken voor een internationaal verdrag over toekomstige pandemieën. De leden van de VVD- fractie lezen in het verslag van de afgelopen Europese Raad dat hier nader aan gewerkt wordt op Europees niveau. Kan de Minister uiteenzetten wat de stand van zaken is, hoe het Nederlandse parlement betrokken wordt en wat de Nederlandse inzet hierbij is? En wat verwacht het kabinet van de speciale bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in dit kader?

16. Antwoord van het kabinet

Gedurende de 74e World Health Assembly (WHA) van mei 2021 is besloten dat er een appreciatie zal worden gepresenteerd over een mondiaal Verdrag over paraatheid en respons op pandemieën op een daartoe belegde Special Session van de WHA. Deze WHA Special Session zal plaatsvinden van 29 november tot en met 1 december 2021. De Verenigde Staten en Indonesië zijn covoorzitters van de Member State Working Group (MSWG), met nog vier additionele vicevoorzitters, waaronder Frankrijk. Deze MSWG zal de appreciatie schrijven op basis van de aanbevelingen uit de verschillende evaluatierapporten. De eerste MSWG bijeenkomst heeft virtueel plaatsgevonden op 15 en 16 juli 2021, waarin het proces bepaald is tot aan de WHA Special Session. Het WHO Secretariaat heeft hiervoor een uitgebreide database met aanbevelingen opgesteld welke de basis vormt voor de op te stellen appreciatie. Nederland heeft reeds voor de WHA, samen met bijna 30 andere landen, steun uitgesproken voor een wereldwijd pandemieverdrag, en inmiddels wordt de noodzaak tot een dergelijk verdrag door meer dan 60 landen wereldwijd erkend. Tijdens de WHA en de G-20 Global Health summit heeft Nederland net als diverse andere EU lidstaten eveneens steun uitgesproken voor het Verdrag en lidstaten opgeroepen het Verdrag te steunen. Tenslotte heeft Nederland bij de eerste MSWG bijeenkomst in een gezamenlijke statement van de EU het belang van een mondiaal Verdrag nogmaals benadrukt. Indien de WHA Special Session het besluit neemt tot een mondiaal pandemieverdrag, dan zal de EU betrokken zijn bij de daaropvolgende onderhandelingen. Het mondiale pandemieverdrag dient vervolgens bij de Wereldgezondheidsorganisatie in stemming worden gebracht, en na aanname zal het verdrag nog moeten worden voorgelegd aan de individuele nationale parlementen. Het kabinet zal uw Kamer geïnformeerd houden over de vorderingen omtrent de appreciatie van het mondiale pandemieverdrag in de aanloop naar de WHA Special Session.

De leden van de D66-fractie vernemen dat er gekeken wordt in de Raad naar welke lessen geleerd kunnen worden uit de start periode van de COVID-19 pandemie. Op welke manier worden hierin meegenomen de uitrol en eerste ervaring met het digitaal groene certificaat en de huidige inreis eisen op het gebied van onder andere test- of quarantaineverplichtingen die uiteenlopen tussen de lidstaten?

17. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat de Europese COVID-19-respons grondig dient te worden geëvalueerd. De Commissie heeft inmiddels een mededeling gepresenteerd waarin de eerste geleerde lessen summier aan bod komen. Het kabinet zal haar appreciatie van dit stuk middels een BNC fiche aan uw Kamer doen toekomen. In de mededeling wordt gereflecteerd op een gecoördineerd Europees crisisrespons. Het reisbeleid en verschillende reismaatregelen worden hierin worden meegenomen.

De leden van de SP-fractie lezen dat ook wordt gesproken over de weerbaarheid van de EU na de COVID-19-crisis en de geleerde lessen. Het lijkt erop dat de Europese Commissie de coronacrisis gebruikt om meer gezondheidsbevoegdheden naar zich toe te trekken. Zo moet er een Europese Gezondheidsunie komen, een kader voor het uitroepen van een EU-noodtoestand, een Europees pandemie informatiesysteem, een EU-platform voor klinische proeven en moet daar bovenop nog desinformatie worden aangepakt. Deelt het kabinet de mening van de leden van de SP-fractie dat de Europese Commissie op deze manier wel erg veel extra bevoegdheden naar zich toe trekt? Kan de Minister bevestigen dat de motie van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1600), dat uitspreekt dat gezondheid boven alles een nationale bevoegdheid is en moet blijven, nog steeds leidend is voor de regering?

18. Antwoord van het kabinet

De Europese Commissie en de lidstaten zoeken naar manieren om in de toekomst beter voorbereid te zijn op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Het doel is om de gevolgen, zowel op de gezondheid als economisch, maatschappelijk, sociaal en financieel gebied, bij een volgende pandemie beter te beheersen. De Europese aanpak hierop is aanvullend, gestoeld op de overtuiging dat lidstaten individueel niet in staat zijn om ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen het hoofd te bieden. Binnen de afspraken voor gecoördineerde samenwerking zet het kabinet erop in dat lidstaten hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het beschermen van de volksgezondheid behouden. De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan zodat de lidstaten gecoördineerder kunnen samenwerken bij een volgende grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging. De subsidiariteits- en proportionaliteitsbeoordeling van de voorstellen door het kabinet waren positief. Voor het kabinet zijn de motie van de leden Leijten en Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1600) en de motie van de leden Pouw-Verweij en Van den Berg (Kamerstuk 21 501-31, nr. 618) leidend voor de inzet bij de onderhandelingen over deze voorstellen.

Conferentie over de toekomst van Europa

De leden van de VVD-fractie constateren op basis van de geannoteerde agenda dat het traject om een geschikt bureau te selecteren nog steeds gaande is en er daarmee nog geen organisatorische voortgang is op het punt van het organiseren van burgerdialogen. Kan de Minister wellicht al wel meer toelichting geven op de inhoudelijke inzet van de dialogen, ook gelet op het feit dat het tijdpad inmiddels steeds krapper wordt.

19. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft recent een extern bureau geselecteerd voor de vormgeving en uitvoering van de burgerdialogen, en het bijbehorende communicatietraject. Samen met het externe bureau wordt het voorstel momenteel nader uitgewerkt. Voor meer toelichting verwijs ik u naar de Kamerbrief van 16 juli jl.25, waarmee het kabinet uw Kamer heeft geïnformeerd over de contouren van de burgerdialogen, conform de motie van de leden Amhaouch en Kamminga (Kamerstuk 35 663, nr. 11).

De leden van de D66-fractie zien graag dat zo veel mogelijk mensen kunnen meepraten in de burgerconsultaties omtrent de Conferentie over de Toekomst van Europa. Kan de Minister schetsen op welke termijn de opzet van de consultaties bekend wordt na de selectie van een organisator?

20. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord nummer 19.

Verslag Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van het verslag en in het bijzonder de passage over de Brexit Adjustment Reserve (BAR). De verordening stelt dat de BAR ter ondersteuning dient van de lidstaten, regio’s en sectoren die het hardst geraakt worden door het uittreden van het Verenigd Koninkrijk. Kan de Minister toelichten hoe deze getroffen sectoren en partijen worden betrokken bij de uitvoering van het fonds? Kan de Minister daarbij aangeven hoe bij bestaande structuren wordt aangesloten, zodat middelen effectief en efficiënt kunnen worden ingezet? En hoe worden de regio’s en de provincies hierin meegenomen? De leden van de VVD-fractie zouden voorts graag meer inzicht willen in hoe er beoordeeld zal worden welke sectoren en regio’s het hardst zijn getroffen door de Brexit.

21. Antwoord van het kabinet

De Brexit Adjustment Reserve (BAR) is een nationale regeling die erin voorziet tegemoet te komen aan de voor Brexit gemaakte kosten van bedrijfsleven en overheden (zie de Kamerbrief van d.d. 30 april 202126). Centraal in de BAR verordening staat het principe van causaliteit, in de zin dat de verschillende private en publieke actoren die kosten hebben gemaakt deze alleen vergoed kunnen krijgen als deze kosten direct gerelateerd zijn aan de Brexit. Het gaat hierbij niet om het compenseren van schade in de vorm van bijvoorbeeld omzetverlies, maar om de kosten die zijn gemaakt ter aanpassing aan de nieuwe situatie. Deze kosten moeten binnen de referentieperiode van 1 januari 2020 tot 31 december 2023 vallen.

Er worden naar verwachting drie concrete regelingen ingericht: 1) een visserijspoor; 2) een bedrijfslevenregeling en 3) een mechanisme voor de gemaakte publieke kosten. Met de eerste twee sporen kunnen bijvoorbeeld vissers die vangstrechten hebben verloren en bedrijven die hun IT-systemen hebben aangepast aan de nieuwe douaneprocedures tegemoet worden gekomen. Met het derde spoor kunnen overheden die aan Brexit gerelateerde kosten hebben gemaakt voor bijvoorbeeld aanpassingen in de infrastructuur of voorlichting, ondersteund worden.

Om deze drie sporen vorm te geven wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande structuren en kennis bij de rijksoverheid met betrekking tot het aanwenden van Europese middelen. Naar verwachting zal de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland samen met de Audit Dienst Rijk een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de aanvragen, het uitkeren van de middelen en het afleggen van verantwoording aan de EU. Over de nationale inrichting van de BAR is onder meer contact met VNO-NCW, IPO, VNG, TLN, EVOFENEDEX, het Huis der NL provincies en de regio-ambassadeurs. Naar verwachting zullen deze regelingen na definitieve besluitvorming in Brussel per januari 2022 operationeel zijn.

Omdat de BAR-systematiek zich richt op de gemaakte kosten door private en publieke actoren in Nederland als geheel zal er geen analyse van de Brexit-effecten op regionaal of provinciaal niveau gemaakt worden. Naar verwachting zal er veel van de BAR gebruik gemaakt worden in regio’s met veel bedrijvigheid met het VK of een forse visserij-inspanning omdat daar de negatieve effecten het grootst zijn. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de precieze doelstelling van de BAR als instrument.

Uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over voorstellen om het anti-fraudemechanisme EDES te versterken

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar nadere uiteenzetting over de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over voorstellen om het anti-fraudemechanisme EDES te versterken. Fraude en corruptiebestrijding zijn van groot belang voor het goed functioneren van de Europese Unie. Wel wordt gehecht aan een slagvaardige Unie waar geen onnodige bureaucratie is. Derhalve willen de leden van de VVD-fractie aandacht vragen voor een goede samenwerking tussen de vele instituties die de Unie op het gebied van anti-fraude kent: Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), Europol, het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europees Openbaar Ministerie (EOM)). Kan de Minister nader toelichten hoe deze verschillende instanties elkaar aanvullen en bovenal hoe wordt gewaarborgd dat deze samenwerken in plaats van elkaar te beconcurreren.

22. Antwoord van het kabinet

Het kabinet erkent het belang van effectieve samenwerking tussen de Europese instanties die zijn belast met fraudebestrijding. Het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voert administratieve onderzoeken uit naar fraude met EU-middelen. OLAF kan naar aanleiding daarvan aanbevelingen aan EU-instanties en lidstaten doen voor een disciplinair, financieel of justitieel vervolg, al naar gelang de casus, maar is zelf niet bevoegd tot het doen van strafrechtelijk onderzoek. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is sinds 1 juni jl. operationeel en is in de deelnemende lidstaten wel bevoegd tot het uitvoeren van strafrechtelijk onderzoek en vervolging. Om de samenwerking tussen de twee instanties te optimaliseren is op 17 januari jl. de gewijzigde OLAF verordening in werking getreden, waarin o.a. regels over de taakverdeling en informatie-uitwisseling tussen OLAF en het EOM zijn vastgelegd en overlap in de taakuitoefening te voorkomen. Op 5 juli jl. hebben beide organisaties bovendien een working arrangement ondertekend waarin nadere afspraken met betrekking tot de onderlinge samenwerking zijn vastgelegd. Het mandaat van Europol en Eurojust is veel breder dan EU-fraudebestrijding en richt zich op de bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme in de EU. Ook bij de bestrijding van EU-fraude hebben Eurojust en Europol een rol. Europol en Eurojust kunnen het EOM bijvoorbeeld vanuit hun specifieke rol en kennis bij zijn werkzaamheden ondersteunen, maar ze kunnen ook zelfstandig bijdragen aan de aanpak van EU-fraude in die gevallen dat het EOM niet bevoegd is op te treden in een deelnemende lidstaat, dan wel ervan afziet deze bevoegdheid uit te oefenen, ofwel wanneer het EU-fraude betreft waarbij lidstaten betrokken zijn die niet deelnemen aan het EOM. De vier genoemde organisaties hebben derhalve een eigenstandige, zij het complementaire rol ten aanzien van bestrijding van fraude met EU-middelen.


X Noot
3

Cybersecuritybeeld Nederland 2021, Kamerstuk 26 643, nr. 767.

X Noot
4

Kamerbrief van 20 april 2018, Kamerstuk 26 643, nr. 536.

X Noot
5

Bedoeld in artikel 12 van de NIB-richtlijn.

X Noot
6

EU CyCLONe heeft tot doel snelle coördinatie van cybercrisisbeheer mogelijk te maken in het geval van een grootschalig grensoverschrijdend cyberincident of -crisis in de EU door tijdige informatie-uitwisseling en situationeel bewustzijn tussen bevoegde autoriteiten te bieden.

X Noot
7

Bedoeld in artikel 11 van de NIB-richtlijn.

X Noot
8

Het Computer Emergency Respons Team voor EU-instellingen, organen en agentschappen.

X Noot
9

European Union Agency for Network and Information Security.

X Noot
10

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 3002.

X Noot
17

Zie Kamerstuk. 21 501-02, nr. 2027; Kamerstuk. 22 112, nr. 2762; Kamerstuk. 22 112, nr. 2699.

X Noot
18

Zie Kamerstuk. 21 501-02 nr. 2188.

X Noot
19

Zie Kamerstuk 35 663, nr. 1.

X Noot
20

Zie Kamerstuk 22 112, nrs. 3162 en 3163.

X Noot
21

Kamerstuk 35 393, nr. 12.

X Noot
24

Kamerstuk 21 501-31, nr. 611.

X Noot
25

Kamerstuk 35 663, nr. 33.

X Noot
26

Kamerstukken 35 393 en 22 112, nr. 38.

Naar boven