21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2271 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 februari 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 februari 2021 over de geannoteerde agenda van de leden voor de Raad Buitenlandse Zaken van 22 februari 2021 (Kamerstuk 21501-02, nr. 2267) en over de brief van 29 januari 2021 over het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 25 januari 2021 (Kamerstuk 21501-02, nr. 2265)

De vragen en opmerkingen zijn op 16 februari 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

Inhoudsopgave

blz.

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

 

Algemeen

2

 

Myanmar

2

 

Ethiopië

8

 

Zuidelijk Nabuurschap

9

 

Rusland

16

 

Hongkong

23

 

Strategisch Kompas

28

 

Ontmoeting met Secretary of State Anthony Blinken

29

 

Toezegging vaccineren in Palestijnse gebieden en resoluties in de Mensenrechtenraad

31

 

Overige onderwerpen

32

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken op 22 februari 2021. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken en het verslag van de vorige Raad. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen hierover.

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor het toezenden van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 22 februari 2021 en hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inbreng. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 februari 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken voor 22 februari 2021. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en hebben nog vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en hebben nog enkele vragen.

De leden van fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 februari aanstaande en van het verslag van de vorige Raad. Zij hebben daarbij een aantal vragen en opmerkingen.

Myanmar

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om de situatie in Myanmar na de recente staatsgreep en zijn verheugd dat de Raad deze hard heeft veroordeeld. Deze leden denken dat het belangrijk is om in EU-verband op te treden, ook bij volgende maatregelen die bij kunnen dragen aan het herstellen van de democratie. Is er in dit kader ook contact met de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN)?

1. Antwoord van het kabinet

Hoge Vertegenwoordiger Borrell heeft in het Europees Parlement op 9 februari jl. benadrukt dat de EU nauw contact heeft met ASEAN over de ernstige situatie in Myanmar. Onder meer heeft de HV huidig ASEAN-voorzitter Brunei op 16 februari jl. aangemoedigd een dialoog te faciliteren. Als resultaat van het EU-ASEAN Strategisch Partnerschap, dat eind 2020 is overeengekomen, kan de EU in gesprek gaan met ASEAN over politieke ontwikkelingen in het ASEAN gebied.

Het ASEAN voorzitterschap heeft op 1 februari jl. een verklaring1 uitgebracht over de situatie in Myanmar, waarin wordt opgeroepen tot de bescherming van democratische normen en mensenrechten in overeenstemming met het ASEAN Charter. Indonesië en Maleisië hebben de voorzitter verzocht om een speciale bijeenkomst te organiseren over Myanmar. Dit zijn bemoedigende signalen dat de ASEAN, ondanks zijn beginsel van non-interventie, betrokkenheid toont ten aanzien van de situatie in Myanmar.

Ten aanzien van de rechtszaak bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) tegen Myanmar vragen deze leden of het moment nu niet is gekomen om als volledige partij te interveniëren, waarom het IGH niet wordt gevraagd de rapportage onder de Provisional Measures per direct openbaar te maken, en om eigen inspraak te bieden aan vertegenwoordigers van de Rohingya.

2. Antwoord van het kabinet

Het is in theorie mogelijk dat Nederland een eigen zaak tegen Myanmar begint bij het Internationaal Gerechtshof. Het Hof zal in een dergelijk geval eerst moeten beoordelen of een zaak aangebracht door Nederland ontvankelijk is. Mocht het Hof dan tot het oordeel komen dat de zaak ontvankelijk is, dan zal het Hof beoordelen of de Nederlandse zaak gevoegd moet worden met de Gambiaanse. Dit zal echter leiden tot vertraging, ook in de zaak van Gambia. Het Hof zal namelijk voor iedere fase de zienswijzen van de partijen moeten vragen, en mogelijk hoorzittingen moeten organiseren. Het is daarom niet in het belang van de voortgang van het proces dat Nederland nu zelf een zaak begint.

Op dit moment is ook interveniëren nog niet aan de orde. De praktijk van het Internationaal Gerechtshof is dat staten die willen interveniëren dit pas doen nadat de schriftelijke ronde over de inhoudelijke aspecten van de zaak is afgerond. Dit biedt interveniërende staten de mogelijkheid kennis te nemen van de argumenten van de partijen bij het geschil en daarop te reageren. Dit was in eerste instantie voorzien voor het eind van de zomer 2021. Myanmar heeft nu echter bezwaar gemaakt tegen de ontvankelijkheid van de zaak. Deze bezwaren worden nu als eerste behandeld. Nederland en Canada hebben hun intentie geuit gezamenlijk te interveniëren op de inhoud van de zaak en niet op de ontvankelijkheid. Het wachten is dus op het afronden van procedure rond de ontvankelijkheid, en het indienen van de schriftelijke stukken op de inhoud van de zaak door Myanmar.

De praktijk van het Internationaal Gerechtshof is om stukken openbaar te maken bij de opening van de hoorzitting. Of de rapportage die Myanmar ingediend heeft als onderdeel van de opgelegde voorlopige maatregelen dan, of nu al, openbaargemaakt wordt is aan het Internationaal Gerechtshof om te beslissen. Het procesreglement van het Internationaal Gerechtshof voorziet niet in eigen deelname voor volken zoals de Rohingya in interstatelijke procedures. Zowel voor de openbaarmaking van stukken als voor de deelname van de Rohingya geldt dat de procespartijen hier wel om kunnen verzoeken. Nederland is (nog) geen procespartij, maar kan dit wel met Gambia bespreken.

De leden van de PVV-fractie lezen dat onder Current Affairs gesproken gaat worden over de staatsgreep in Myanmar. De leden van de PVV-fractie staan positief tegenover het streven van de Minister om de coupplegers met sancties te treffen en de burgers zoveel als mogelijk te ontzien. Omdat de situatie in Myanmar gezien de ontwikkelingen voorlopig een belangrijk agendapunt zal blijven, vragen de leden aan de Minister om te schetsen welke politieke en economische banden Nederland momenteel nog onderhoudt met Myanmar.

3. Antwoord van het kabinet

Het laatste politieke bezoek aan Myanmar heeft in november 2018 plaatsgevonden. Minister Kaag heeft tijdens dit bezoek zowel richting de civiele overheid als richting de militairen stevige boodschappen afgegeven over de mensenrechtensituatie en de democratische transitie. De handelsrelatie tussen Nederland en Myanmar is beperkt. In 2020 bedroeg de Nederlandse export naar Myanmar van hoofdzakelijk machines ca. EUR 55 miljoen en de import vanuit Myanmar voor ca. EUR 205 miljoen aan voornamelijk textiel en verder landbouwproducten.

Ook horen de leden van de PVV-fractie graag of er nog Nederlandse hulpgelden naar Myanmar gaan. Zo ja, aan welke organisaties levert Nederland een bijdrage, voor welke bedragen, en staan de ontvangende organisaties en/of instellingen (volledig) los van de centrale autoriteiten of niet?

4. Antwoord van het kabinet

Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken lopen er verschillende publieke en private ontwikkelingsprojecten met een totaalbudget van ruim EUR 67 miljoen. Het overgrote deel hiervan, circa driekwart, betreft infrastructuur projecten, zoals bijvoorbeeld de bescherming van een stad tegen overstromingsrisico’s of de aanleg van een drinkwatervoorziening. Betalingen worden gedaan aan uitvoerende bedrijven en lopen derhalve niet via de Myanmarese overheid. Ook hebben FMO en het Dutch Good Growth Fund (DGGF) verschillende lopende investeringen in private sector bedrijven in Myanmar, al dan niet via investeringsfondsen. Geen van deze bedrijven is gelieerd aan het Myanmarese leger. Daarnaast financiert het Ministerie van Buitenlandse Zaken programma’s ter versterking van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld en ter bevordering van de mensenrechten via o.a. Strategische Partnerschappen Versterking Maatschappelijk Middenveld (in opstart) en het Mensenrechtenfonds. Op dit moment gaat het om een bedrag van ruim EUR 1.5 miljoen aan het maatschappelijk middenveld. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken draagt bij aan de humanitaire respons in Myanmar middels ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire organisaties – zoals het Internationale Comité van het Rode Kruis – die er actief zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben ook enkele vragen over de situatie in Myanmar. Het uitgangspunt van de Minister is om in EU-verband te pleiten voor maatregelen die de coupplegers raken en de gewone burger ontzien. Betekent dit dat voor nu de Everything but Arms (EBA)-regeling met Myanmar niet ter discussie staat? En kan de EU ook in contact treden met partnerlanden van Myanmar, zoals China, Rusland, Japan, India en Singapore, om gezamenlijk met een strategie te komen om een geweldsuitbarsting in Myanmar te voorkomen?

5. Antwoord van het kabinet

Alle opties liggen momenteel in EU-verband op tafel. Everything but Arms (EBA) is één van de instrumenten die de Europese Unie tot haar beschikking heeft en zal derhalve ook worden onderzocht. Alleen de Commissie kan besluiten om een EBA-intrekkingsprocedure te starten. Doel is en blijft de coupplegers te raken teneinde de democratie te herstellen en de gewone burger zoveel mogelijk ontzien. EBA is geen gericht sanctie-instrument. Gedeeltelijke intrekking van tariefpreferenties zou hoe dan ook gevolgen hebben voor de circa 500.000 textielarbeiders gezien het aandeel van kleding en schoeisel in de handel met de EU (>80%), hetgeen Hoge Vertegenwoordiger Borrell in zijn speech aan het Europees Parlement op 9 februari jl. ook heeft onderstreept.

De EU onderhoudt nadrukkelijk contact met de landen in de regio, in het bijzonder ASEAN en andere gelijkgezinde landen, en verwelkomt initiatieven en betrokkenheid vanuit de regio. In VN-verband wordt eveneens getracht met minder gelijkgezinde landen samen te werken om tot gezamenlijke reacties te komen op de coup.

De leden van de D66-fractie informeren naar het EU-sanctieregime tegen de legertop van Myanmar. Het is belangrijk dat de sancties de Myanmarese bevolking zo min mogelijk raken, daarom zien de leden van de D66-fractie het meeste heil in extra gerichte sancties tegen de individuen en bedrijven die eigendom zijn van het leger en het opnieuw beoordelen van het Everything But Arms-schema met betrekking tot Myanmar. Kan de Minister zich hiervoor inzetten en wil de Minister zich ook inzetten voor het beschermen van activisten, politici, mensenrechtenverdedigers en demonstranten in Myanmar? Hoe pakt de EU dit aan? Zijn de EU-lidstaten bereid hun ambassades open te stellen voor bedreigde activisten, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten? Zo nee, wat voor andere mogelijkheden zijn er?

6. Antwoord van het kabinet

Momenteel worden alle opties die de EU heeft in kaart gebracht en overwogen. Het kabinet zal in ieder geval oproepen tot het instellen van persoonsgerichte sancties tegen de coupplegers. Tevens zal het kabinet pleiten voor onderzoek naar de mogelijkheid om ook economische entiteiten die nauwe banden met het leger onderhouden te sanctioneren. Everything but Arms (EBA) is één van de instrumenten van de Europese Unie en zal derhalve ook worden onderzocht. Alleen de Commissie kan besluiten om een EBA-intrekkingsprocedure te starten.

Voor al deze maatregelen geldt dat ze gericht moeten zijn op de direct betrokkenen bij de coup en de bevolking van Myanmar zoveel mogelijk moeten ontzien. EBA is geen gericht instrument. Gedeeltelijke intrekking van tariefpreferenties zou hoe dan ook gevolgen hebben voor de circa 500.000 textielarbeiders gezien het aandeel van kleding en schoeisel in de handel met de EU (>80%), hetgeen Hoge Vertegenwoordiger Borrell in zijn speech aan het Europees Parlement op 9 februari jl. ook heeft aangegeven.

Steun aan mensenrechtenverdedigers is een essentieel onderdeel van het Nederlands mensenrechtenbeleid. Nederland steunt verschillende projecten op het gebied van mensenrechten en ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in Myanmar, deze programma’s lopen ook in de huidige omstandigheden door. Omwille van de veiligheid van betrokkenen, kan Nederland op dit moment geen informatie verschaffen over de bescherming van activisten, politici, mensenrechtenverdedigers en demonstranten, zowel in bilateraal als in EU verband. Sinds 2003 is het niet meer mogelijk om op een Nederlandse ambassade asiel aan te vragen.

In december gaf de Minister aan positief tegenover een mechanisme te staan waarbij ngo’s en nabestaanden input kunnen leveren voor het EU-sanctieregime, constateren de leden van de D66-fractie. Zo kunnen de slachtoffers van mensenrechtenschenders zelf de individuen aandragen die meest grove schendingen van de mensenrechten hebben begaan, waarbij Nederland en de EU vervolgens kunnen onderzoeken en afwegen of, en zo ja, wat voor sancties toepasselijk zijn. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat dit op nationaal niveau, zo dicht mogelijk bij de burger kan plaatsvinden. De Nederlandse regering kan deze input dan vervolgens weer meenemen naar de Raad Buitenlandse Zaken. Heeft de Nederlandse overheid inmiddels zo’n mechanisme in voorbereiding? Zo nee, waarom niet?

7. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft in de Raadswerkgroep Mensenrechten gepleit voor betrokkenheid van NGO’s en nabestaanden bij het recent aangenomen EU Mensenrechtensanctieregime. Uit de discussie bleek dat lidstaten er vooralsnog de voorkeur aan geven hiervoor voort te bouwen op de bestaande contacten met maatschappelijk organisaties. Nederland onderhoudt zelf in ieder geval intensief contact met mensenrechtenorganisaties en ontvangt in de praktijk al concrete input met het oog op de toepassing van dit sanctieregime.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over de coup die heeft plaatsgevonden in Myanmar. Zij constateren dat veel Myanmarezen protesteren tegen de coup en in grote getalen de straat op gaan. Zij vragen hoe deze vreedzame demonstranten door de Minister ondersteund kunnen worden en hoe het verdere perspectief van democratisering kan worden bevorderd. Is de Minister bereid dit concreet aan de orde te stellen bij komende Raad Buitenlandse Zaken?

8. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft zowel bilateraal als in EU-verband en tijdens de Special Session van de Mensenrechtenraad, die op verzoek van de EU en het Verenigd Koninkrijk op 12 februari jl. bijeenkwam, de coup sterk veroordeeld, steun betuigd aan de vreedzame demonstranten en opgeroepen tot onmiddellijke vrijlating van degenen die onrechtmatig zijn gearresteerd2. Ook de EU roept het leger consequent op het geweld tegen vreedzame demonstranten te stoppen3. Daarnaast ondersteunt Nederland maatschappelijke organisaties in Myanmar die actief zijn op het gebied van mensenrechten en de opbouw van een sterke democratische rechtstaat. Het kabinet is er voorstander van dat de EU als één van de mogelijke maatregelen de hulprelatie met Myanmar kritisch tegen het licht houdt en bekijkt of er additionele steun aan het maatschappelijk middenveld en hervormingsgezinde krachten kan worden geboden.

De leden van de SP-fractie zien met lede ogen aan hoe de democratie in Myanmar opnieuw een keiharde tik kreeg uitgedeeld eerder deze maand, toen het Myanmarese leger een staatsgreep pleegde en regeringsleider Aung San Suu Kyi oppakte. Zij moet natuurlijk zo snel mogelijk vrijgelaten worden. Daarom dringen deze leden er bij de Minister op aan dat hij zich daarvoor in blijft spannen. In de Raad wordt nagedacht over de mogelijke maatregelen die de EU kan nemen om de democratie te herstellen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarop hij inzet. Hoe wordt gewaarborgd dat de bevolking van Myanmar geen slachtoffer wordt van genomen maatregelen?

9. Antwoord van het kabinet

Momenteel worden alle opties die de EU heeft in kaart gebracht en overwogen. Het kabinet is voorstander van persoonsgerichte sancties tegen de coupplegers. Tevens bepleit het kabinet onderzoek naar de mogelijkheid om ook economische entiteiten die nauwe banden met het leger onderhouden te sanctioneren. Voor al deze maatregelen geldt dat ze gericht moeten zijn op de direct betrokkenen bij de coup en de bevolking van Myanmar zoveel mogelijk moeten ontzien. Naar verwachting neemt de RBZ raadsconclusies aan waarin de militaire coup scherp wordt veroordeeld, wordt opgeroepen tot onmiddellijke vrijlating van de gevangenen onder wie Aung San Suu Kyi, en bereidheid wordt getoond om samen te werken met diegenen die de democratie steunen.

De leden van de PvdA-fractie steunen het uitgangspunt van de Minister om in EU-verband te pleiten voor maatregelen die de coupplegers raken en de gewone burger ontzien en zouden graag zien dat er stappen gemaakt kunnen worden in de richting van het uitbreiden van persoonsgerichte sancties tegen de militairen via het EU-sanctieregime. Is er al duidelijkheid over het draagvlak binnen de EU voor deze uitbreiding? In hoeverre steunt de Minister de resolutie van 11 februari jl. van het Europees Parlement ten aanzien van Myanmar? Welke mogelijkheden zijn er om de druk op het Myanmarese leger op te voeren en alle instrumenten in te zetten om te bewerkstelligen dat de gekozen autoriteiten weer het bestuur op zich kunnen nemen?

10. Antwoord van het kabinet

Alle maatregelen zoals genoemd in de resolutie van het Europees Parlement van 11 februari jl.4 liggen op dit moment ter overweging op tafel. Het kabinet pleit al langere tijd voor de uitbreiding van persoonsgerichte sancties tegen militairen, eerder naar aanleiding van mensenrechtenschendingen in Rakhine State. Het kabinet hoopt dat er voldoende draagvlak is voor de uitbreiding van persoonsgerichte sancties tegen de coupplegers. Tevens bepleit het kabinet onderzoek naar de mogelijkheid om ook economische entiteiten die nauwe banden met het leger onderhouden te sanctioneren.

Hoe groot is de kans dat het wapenembargo van de EU tegen Myanmar opnieuw zal worden beoordeeld en eventueel gewijzigd zodat surveillanceapparatuur, uitrusting en producten voor tweeërlei gebruik, die door het leger kunnen worden ingezet bij de onderdrukking van rechten en afwijkende meningen, onder het embargo vallen?

11. Antwoord van het kabinet

Sinds april 2018 zijn de bestaande EU-sancties tegen Myanmar uitgebreid met een verbod op de levering van dual use-goederen aan militaire eindgebruikers of de grenswachtpolitie vanwege aanhoudende wijdverbreide, stelselmatige, ernstige schendingen van de mensenrechten door het leger en de veiligheidstroepen. Sinds december 2020 is de EU dual use-lijst uitgebreid met een aantal specifieke surveillancegoederen. Een verbod op het leveren van uitrusting die gebruikt kan worden bij binnenlandse repressie (waaronder ook afluisterapparatuur) is al langer onderdeel van de bestaande sanctiemaatregelen.

De Minister staat positief tegenover het onderzoeken van mogelijkheden om bedrijven gelieerd aan het leger te listen. Staat de Minister ook positief tegenover het voorstel van het Europees Parlement om door de Commissie een onderzoek te laten starten naar mogelijke opschorting van de handelspreferenties die Myanmar, en met name ondernemingen die eigendom zijn van leden van het leger, in specifieke sectoren geniet?

12. Antwoord van het kabinet

Everything but Arms (EBA) is één van de instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft en zal derhalve ook worden onderzocht. Alleen de Commissie kan besluiten om een EBA-intrekkingsprocedure te starten. Doel is en blijft de coupplegers raken en de gewone burger zoveel mogelijk ontzien. EBA is geen gericht instrument. Gedeeltelijke intrekking van tariefpreferenties kan niet op bedrijfsniveau plaatsvinden en zou hoe dan ook gevolgen hebben voor de circa 500.000 textielarbeiders gezien het aandeel van kleding en schoeisel in de handel met de EU (>80%), hetgeen Hoge Vertegenwoordiger Borrell in zijn speech aan het Europees Parlement op 9 februari jl.5 ook heeft benadrukt.

Ethiopië

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de situatie in Ethiopië. Wordt er inmiddels gewerkt aan een bewijzenbank binnen de Verenigde Naties, zodat de mensenrechtenschenders in Ethiopië kunnen worden vervolgd voor hun misdaden zodra de situatie dit toelaat? En welke gevolgen heeft de oorlog in Ethiopië voor het EU-vluchtelingenbeleid ten aanzien van Ethiopië?

13. Antwoord van het kabinet

Er is geen bewijzenbank voor Ethiopië, maar het kantoor van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten (OHCHR) heeft wel een onderzoeksteam naar Addis gestuurd, dat nog wacht op toestemming van de Ethiopische overheid om onderzoek te doen in Tigray zelf. Daarnaast wordt de capaciteit van het Mensenrechtenkantoor in Addis momenteel versterkt. OHCHR monitort de situatie in Tigray tevens via hun field offices in Soedan, onder meer door onderzoek in vluchtelingenkampen in Soedan, waar mensen worden opgevangen die het geweld in Tigray zijn ontvlucht. Nederland, de EU, VN en de VS dringen sterk aan op het verlenen van toegang voor onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen.

De EU heeft zich uitdrukkelijk uitgesproken over het belang van bescherming van vluchtelingen en zorgen geuit over mogelijke schending van internationaal vluchtelingen- en humanitair recht, zoals gedwongen terugkeer naar Eritrea.

Ten aanzien van het agendapunt Ethiopië zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen vragen of het de Minister inmiddels bekend is hoe en hoeveel Ethiopische soldaten zijn omgekomen bij de aanval van het Tigray Volksbevrijdingsfront (TPLF) op de basis van het Ethiopische leger begin november 2020? Ook zouden zij willen vragen of er meer bekend is over de vraag wie verantwoordelijk is voor massamoord op honderden burgers die kort hierna ontdekt is. Deze leden vragen zich af of het niet verstandig zou zijn Raad het TPLF zou oproepen de gewapende strijd tegen de Ethiopische regering te staken. Is de Minister bereid zijn collega’s daartoe op te roepen?

14. Antwoord van het kabinet

Vanwege de nog altijd voortdurende gebrekkige internet- en telefoonverbindingen met het gebied en het gebrek aan toegang voor onafhankelijke media en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen is het niet goed mogelijk om berichten over aantallen slachtoffers te verifiëren. De federale regering en het TPLF beschuldigen elkaar van massamoorden en andere misdaden zonder daarvoor verifieerbaar bewijs aan te leveren. De berichten die de buitenwereld bereiken zijn niettemin zorgwekkend en geven aanleiding te vrezen voor aanzienlijke aantallen gewonden en slachtoffers onder strijders en burgerbevolking, veroorzaakt door alle bij het conflict betrokken strijdende partijen. De Ethiopische mensenrechtencommissie maakt melding van onder meer (burger) slachtoffers, seksueel geweld (108 bevestigde gevallen) en misdrijven tegen kinderen en vluchtelingen. Door gebrekkige toegang kan ook de commissie veel gevallen niet bevestigen en is het dus onmogelijk betrouwbare getallen te noemen.

Het kabinet ondersteunt de publieke oproep van de EU aan alle strijdende partijen om te kiezen voor een vreedzame uitweg uit het conflict, inclusief het uitspreken van steun aan initiatieven van de Afrikaanse Unie en de regionale organisatie IGAD. Het kabinet heeft geen direct contact met het TPLF, maar heeft deze positie wel in bilaterale contacten met de Ethiopische overheid overgebracht, onder andere tijdens een telefoongesprek tussen de Minister-President en de Ethiopische premier Abiy op 17 februari jl.

Zuidelijk Nabuurschap

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het Zuidelijk Nabuurschap dat de Minister het belang dat de mededeling hecht aan «versterkte en alomvattende migratiepartnerschappen, ingebed in de bredere samenwerking met de landen in kwestie, in lijn met de doelstellingen van het nieuwe migratie- en asielpact» onderschrijft. Voorgenoemde leden delen en onderschrijven dit belang, zoals zij ook herhaaldelijk in diverse schriftelijke inbrengen hebben aangegeven. Zij wijzen er op dat de Kamer in een eerdere motie al heeft overwogen dat «een mechanisme voor effectieve terugkeer van uitgeprocedeerde onderdanen en de plicht van partijen om hun eigen onderdanen zonder voorwaarden terug te nemen» cruciaal zijn bij ontwikkelingsinstrumenten zoals het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI).6 Zij hebben, mede op basis van de genoemde Joint Communication, enkele vragen hierover.

De leden van de VVD-fractie menen dat fondsen die vanuit NDICI beschikbaar gesteld worden voor het beleidsthema «migratie en mobiliteit» voor een aanzienlijk deel aangewend dienen te worden voor de verbetering van de grensbewaking in en het versterken en opbouwen van de capaciteit van diensten die zich met grensbewaking en migratie bezighouden van de NDICI-partnerlanden. In de voorliggende verklaring wordt onvoldoende duidelijk in hoeverre het huidige voorstel hiertoe ruimte biedt. Kan de Minister toelichten welk deel van het voor NDICI gereserveerde geld beschikbaar wordt gesteld voor migratiesamenwerking, en welk deel daarvan aangewend zal worden voor capaciteitsopbouw en verbeterde grensbewaking (ten opzichte van andere invullingen, zoals het tegengaan van grondoorzaken)?

15. Antwoord van het kabinet

Het kabinet licht allereerst graag de laatste stand van zaken toe, betreffende de onderhandelingen van het instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking, ook wel NDICI. Op 15 december 2020 is een voorlopig akkoord bereikt in de triloog tussen de Raad en het Europees Parlement. De Raad stemde hier op 18 december op het niveau van Coreper mee in.7 De teksten worden op dit moment gefinaliseerd en zullen worden vertaald. Naar verwachting zal de definitieve tekst van de NDICI verordening in de komende maanden aan de Raad en het Europees Parlement worden voorgelegd. Zodra de definitieve tekst van de NDICI verordening beschikbaar is zal deze met uw Kamer worden gedeeld en voorzien van een kabinetsappreciatie.

Ongeveer 10% van de NDICI fondsen zal worden aangewend voor migratie- en zogeheten gedwongen ontheemding uitgaven. Deze fondsen kunnen in het bijzonder worden ingezet voor management en governance van migratie en gedwongen ontheemding, als ook voor de aanpak van grondoorzaken. Dit percentage van ongeveer 10% is niet uitgesplitst per uitgavencategorie.

De leden van de VVD-fractie menen eveneens dat steun aan NDICI-partnerlanden conditioneel dient te zijn aan de mate waarin deze landen meewerken aan het tegengaan van irreguliere migratie en het terugnemen van reeds uitgeprocedeerde onderdanen. In de verklaring wordt in dit verband melding gemaakt van het voornemen om dit «voor zover proportioneel binnen deze context» te doen. Deze leden menen dat een dergelijke formulering onvoldoende duidelijkheid biedt over de mate waarin toekenning van fondsen afhankelijk is van voortgang in migratiesamenwerking. Kan de Minister toelichten wat zijn beoordeling van dit mechanisme in het huidige voorstel is?

16. Antwoord van het kabinet

In de mededeling over het Zuidelijk Nabuurschap staat dat financiële steun aan partnerlanden proportioneel zal zijn aan de ambities en toewijding van partnerlanden aan gedeelde waarden en hervormingsagenda’s, inclusief gericht op goed bestuur, en de implementatie daarvan. Deze aanpak vindt zijn weerklank in de NDICI verordening. Voor de Nabuurschapsregio blijft er een incentive-based benadering, zoals ook het Europees Nabuurschapsinstrument dat kent.

Nederland hecht aan het versterken van migratiesamenwerking met derde landen. Wat betreft migratie is het Nederlandse standpunt dat aanpassingen in financiële allocaties aan partnerlanden mogelijk moeten zijn. In lijn met de Europese Raadsconclusies van 18 oktober 20188, is het kabinet van mening dat in principe alle tools en instrumenten, inclusief visa-maatregelen, handel en ontwikkelingssamenwerking, moeten kunnen worden ingezet om migratiesamenwerking te bevorderen. Verwachte effectiviteit dient daarbij als criterium voorop te staan. Ook moet volgens het kabinet rekening worden gehouden met de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie Becker c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2675). Zoals aangegeven in deze brief blijft ontwikkelingssamenwerking overigens ook bij uitstek een geschikt instrument aan de preventiekant.

Is de interpretatie van de tekst dat deze conditionaliteit alleen geldt voor het deel van de NDICI-fondsen welke toezien op migratie (slechts 10% van het totale fonds conform preambule 30 bij de NDICI-verordening)? Zo ja, voldoet in dat geval deze zeer terughoudende clausule aan de doelstellingen zoals gesteld in de NDICI-verordening, waarin onder andere wordt gesteld dat «doeltreffende samenwerking van derde landen met de Unie op dit gebied een integraal onderdeel vormen van de algemene beginselen van deze verordening»?

Op welke wijze krijgt de benodigde evaluatie van de doeltreffendheid van de aanpak van migratie conform artikel 8.7 van de NDICI-verordening vorm in dit voorstel? Is er gelegenheid om op basis van deze evaluatie wijzigingsvoorstellen te doen aan de wijze waarop de aanpak van migratie in NDICI vorm krijgt? Zo nee, deelt de Minister mening dat dit wel het geval dient te zijn?

17. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal de definitieve tekst van de NDICI verordening in dit licht bezien. Zoals hierboven aangegeven is Nederland voorstander van een brede aanpak, conform de tekst van artikel 8.7 in de Raadspositie. Het kabinet acht het van belang om de doeltreffendheid van de inzet van NDICI middelen goed in de gaten te houden via strategische sturing door de Raad. Het inzetten van eerder genoemde instrumenten is hierbij een mogelijkheid. Hierbij is het relevant om regelmatig na te gaan of de gekozen aanpak effectief is en wat de impact is op bredere belangen en doelstellingen.

De leden van de D66-fractie zijn positief over het nieuwe economisch- en investeringsplan van het nabuurschaps-, ontwikkelings- en internationale samenwerkingsinstrument NDICI. Hoe wordt de zeven miljard euro aan investeringen verdeeld over de vijf beleidsprioriteiten? In hoeverre hebben de landen in de regio inspraak over de prioritering en beleidsprioriteiten van het NDICI? In hoeverre zijn de investeringen gebonden aan Europese normen en standaarden wat betreft mensenrechten, natuur en milieu? Zal het NDICI een gelijkvormig plan opstellen voor het Oostelijke Nabuurschap? Valt onderwijs ook onder één van de beleidsprioriteiten? Zo ja, onder welke en wat voor programma’s zijn dit? Zo nee, waarom niet?

18. Antwoord van het kabinet

Het voorgestelde Economisch- en investeringsplan (EIP)9 bevat geen verdeling van de middelen over de verschillende prioriteiten en wordt nader vormgegeven door middel van een dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, onder andere via comitologie. Door middel van gezamenlijk overeengekomen Partnership Priorities en equivalente documenten, die binnenkort worden hernieuwd, worden de landen van het Zuidelijk Nabuurschap betrokken bij de vaststelling van de beleidsprioriteiten. Ook hebben de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger de partnerlanden geconsulteerd voor het opstellen van de gezamenlijke mededeling en het EIP.

Dit plan schenkt ruime aandacht aan onderwijs onder het eerste flagship initiative «Steun aan sociale sectoren, onderwijs, vaardigheden en gezondheid». Zo wordt een meerlandenprogramma voorgesteld ten behoeve van onder andere de renovatie van lagere- en middelbare scholen, een ander gericht op onder andere beroepsonderwijs, en een programma gericht op de hervorming van het hoger onderwijs in Marokko.

Het EIP wordt gefinancierd met middelen uit het NDICI. In de NDICI verordening staat dat mensenrechten, democratisering, gendergelijkheid, milieubescherming en het tegengaan van klimaatverandering worden gemainstreamed in de programma’s en activiteiten. Met NDICI fondsen zullen geen activiteiten worden ondersteund die niet in lijn zijn met de Nationally Determined Contributions van het partnerland onder het Parijsakkoord.

Het NDICI is ook voor het Oostelijk Partnerschap (OP) het nieuwe financieringsinstrument voor de periode na 2020. Onder de titel «Het beleid inzake het OP na 2020: de weerbaarheid versterken – een OP dat iedereen ten goede komt» hebben de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger vijf beleidsdoelstellingen voorgesteld die naar verwachting door de eerstvolgende OP-Top (najaar 2021) zullen worden goedgekeurd.10 De OP-landen zijn vorig jaar al uitgebreid geconsulteerd, hebben input geleverd voor de inhoudelijke doelstellingen voor het OP na 2020, en zullen – evenals de EU-lidstaten – voorafgaand aan de OP-Top (najaar 2021) nader worden geraadpleegd voor de inhoud van de slotverklaring. De voorgestelde vijf doelstellingen zijn: veerkrachtige, duurzame en geïntegreerde economieën; verantwoordelijke instellingen, rechtsstaat en veiligheid; ecologische veerkracht en klimaatbestendigheid; digitale verandering; en rechtvaardige en inclusieve samenlevingen. Het verbeteren van onderwijs, het investeren in menselijk kapitaal, en het beter laten aansluiten van onderwijs, onderzoek en innovatie op de behoeften van de privésector, vallen onder de eerste doelstelling.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het voorgenomen beleid inzake het Zuidelijk Partnerschap. Deze leden constateren dat het vooralsnog onduidelijk is hoeveel middelen er in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid precies worden toegekend aan het Zuidelijk Partnerschap, en of dit een hoger of lager bedrag is dan het vorige Meerjarig Financieel Kader. Kan de Minister daarom een overzicht geven van de verdeling van middelen binnen het nieuwe Meerjarig Financieel Kader voor het Zuidelijk Partnerschap, uitgesplitst per land?

19. Antwoord van het kabinet

In het NDICI is een enveloppe voorzien van ten minste EUR 19,323 miljard (in current prices) voor de nabuurschapsregio. Het is nog niet bekend hoe veel geld er precies per land in deze regio beschikbaar komt. Zodra de definitieve tekst van de NDICI verordening beschikbaar is zal deze met uw Kamer worden gedeeld voorzien van een kabinetsappreciatie. Indien deze informatie over de verdeling van de middelen per land te zijner tijd beschikbaar is, zal ook deze informatie worden meegenomen in de informatievoorziening naar uw Kamer.

Deze leden hopen tevens op extra ambitie van de EU inzake het bevorderen van de economie en werkgelegenheid in landen als Tunesië en Algerije. Met name bij Tunesië, een fragiele democratie, vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister bereid is te agenderen dat deze inspanningen worden opgeschroefd, en of eventuele handelsbelemmeringen met betrekking tot bijvoorbeeld de export van olijfolie zoveel mogelijk kunnen worden gemitigeerd.11 Is de Minister het ermee eens dat dit een cruciaal component is in het bevorderen van de democratie, economie en veiligheid in Tunesië en dat daarmee tegelijkertijd het eigenbelang van de EU wordt gediend?

20. Antwoord van het kabinet

Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie om de handelsrelatie met landen in de regio te verdiepen en regionale economische integratie te bevorderen. Voor het kabinet is ondersteuning van de economische ontwikkeling en bevordering van democratie, stabiliteit en veiligheid in Tunesië van groot belang, vanwege de grote sociaal-economische problemen waar het land voor staat en de gevolgen die instabiliteit op de regio en Europa zou hebben. De EU onderhandelt momenteel met Tunesië over een breed handelsakkoord ter modernisering van de handelsrelatie. Aanvullende markttoegang vormt hier een onderdeel van. Waar besprekingen moeizaam verlopen moet de EU tegelijkertijd bereid zijn om in de dialoog met landen handelsprioriteiten op kleinere schaal te identificeren om wederzijds voordelige partnerschappen te realiseren. Nederland heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in 2016 in samenwerking met de Commissie een tijdelijk aanvullend tariefcontingent voor Tunesische olijfolie voor elkaar gekregen. In 2018 steunde Nederland een hernieuwing hiervan, maar wegens uiteenlopende belangen binnen de EU is dit toen echter niet gerealiseerd. Wanneer de onderhandelingen met Tunesië over een modern handelsakkoord voldoende vorderen, zal ook markttoegang voor landbouwproducten aan bod komen. NL zal dan weer inzetten op een aanvullend tariefcontingent.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat het Zuidelijk Nabuurschap van strategisch belang is voor de EU, gelet op de nabijheid met Europa en de onderlinge verwevenheid. De Minister verwelkomt daarom de mededeling en is voorstander van versterking van de relatie met landen van de regio, mits sprake is van gedeelde kernwaarden en Europese kernbelangen worden gewaarborgd. Het onverminderde belang dat onder het Europese nabuurschapsbeleid wordt gehecht aan respect voor de rechtsstaat, mensenrechten, goed bestuur en democratie, alsook het doorvoeren van hervormingen, is in lijn met de kabinetsinzet ten aanzien van de landen in de regio. De Minister onderschrijft ook het belang dat de mededeling hecht aan versterkte en alomvattende migratiepartnerschappen, ingebed in de bredere samenwerking met de landen in kwestie, in lijn met de doelstellingen van het nieuwe migratie- en asielpact. Voorts beaamt de Minister de noodzaak tot samenwerking met partnerlanden op het vlak van veiligheid, duurzame ontwikkeling, de klimaattransitie en het belang van een sterke rol van de EU in het oplossen van verschillende crises en conflicten in de regio. Aangezien het Zuidelijk Nabuurschap de relatie omvat met landen als Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestijnse gebieden, Syrië en Tunesië zouden de leden van de PvdA-fractie in het kader van de gedeelde kernwaarden, in het bijzonder de rechtstaat, mensenrechten, goed bestuur en democratie, graag een appreciatie van de Minister zien ten aanzien van de rechtstaat, mensenrechten, goed bestuur en democratie van de afzonderlijke landen, en welke concrete gevolgen het gevoerde beleid zal hebben op het gevoerde beleid en de regionale, landenspecifieke en multilaterale voorstellen.

21. Antwoord van het kabinet

De EDEO rapporteert jaarlijks over de wereldwijde stand van zaken op het gebied van mensenrechten en democratie.12 In deze rapporten wordt onder meer ingegaan op de situatie in afzonderlijke landen buiten de Unie, inclusief alle landen in het Zuidelijk Nabuurschap. Daarnaast brengt de Hoge Vertegenwoordiger regelmatig rapporten uit over de relaties tussen de EU en Nabuurschapslanden, inclusief een appreciatie van de voortgang op gezamenlijke prioriteiten zoals de rechtsstaat, mensenrechten en goed bestuur.13 Ook in voorstellen betreffende programma’s onder het Europees Nabuurschapsinstrument wordt een appreciatie gegeven van de context en ontwikkelingen op het vlak van de rechtsstaat, goed bestuur en mensenrechten in het desbetreffende land.14 De gezamenlijke prioriteiten met de partnerlanden, vastgelegd in Partnership Priorities of equivalente documenten, blijven als basis dienen voor de tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid, inclusief de aanstaande programmering van NDICI-fondsen. Het kabinet verwelkomt het behoud van het principe in het NDICI dat steun aan partnerlanden in het Nabuurschap mede afhangt van de inzet en voortgang op de hervormings- en waardenagenda.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het akkoord over de NDICI-verordening 19,3 miljard euro overeen is gekomen voor het gehele nabuurschap voor de periode 2021–2027 waarbij een «passend geografisch evenwicht wordt behouden», zonder dat dit nader wordt gespecificeerd.15 Op welke termijn zal er een nadere specificatie komen? Is dat voor de besluitvorming in de Europese Raad? Wat is er al bekend over de Raadsconclusies? Hoe zal concreet uitvoeringen gegeven gaan worden aan de agenda en het investeringsplan? Is de voorgestelde zeven miljard euro uit NDICI het totaal waar de regio op kan rekenen voor de periode 2021–2027? Zo nee, hoeveel van de in totaal 19,3 miljard euro voor NDICI is dan geoormerkt voor het Zuidelijk Nabuurschap? Krijgt de Kamer volgens afspraak nog een afzonderlijk BNC-fiche over de mededeling? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

22. Antwoord van het kabinet

Op 15 december 2020 is een voorlopig akkoord bereikt in de triloog tussen de Raad en het Europees Parlement. De Raad stemde hier op 18 december op het niveau van Coreper mee in.16 De teksten worden op dit moment gefinaliseerd en zullen worden vertaald. Naar verwachting zal de definitieve tekst van de NDICI verordening in de komende maanden aan de Raad en het Europees Parlement worden voorgelegd. Zodra de definitieve tekst van de NDICI verordening beschikbaar is zal deze met uw Kamer worden gedeeld voorzien van een kabinetsappreciatie. Hierin zal ook eventuele informatie omtrent de verdere geografische verdeling van middelen worden opgenomen.

Zoals in het Economisch- en investeringsplan (EIP) staat, is de 7 miljard Euro bestemd voor het EIP slechts een deel van de totale allocatie voor het Zuidelijk Nabuurschap. Voor de nabuurschapsregio is in het NDICI een geografische enveloppe voorzien voor de nabuurschapsregio van ten minste EUR 19,323 miljard (in current prices). Naast de geografische pijler, kent het NDICI ook andere pijlers zoals de thematische pijler. Ook uit deze thematische fondsen kan geld naar het nabuurschap gaan.

De lidstaten zijn betrokken bij uitwerking en tenuitvoerlegging van de voorgestelde agenda en het EIP. De komende weken wordt onderhandeld over de Raadsconclusies met betrekking tot de gezamenlijke mededeling. Het voorgestelde EIP wordt nader vormgegeven door middel van een dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, onder andere via comitologie. In algemene zin blijven de gezamenlijke prioriteiten met de partnerlanden, vastgelegd in Partnership Priorities en equivalente documenten, als basis dienen voor de Nederlandse inzet ten aanzien van het Europees Nabuurschapsbeleid.

Met het oog op de onderhandelingen over Raadsconclusies en de tijdige informatievoorziening aan de Kamer over de inzet tijdens deze onderhandelingen is gekozen voor het opnemen van een kabinetsappreciatie in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 22 februari, ter vervanging van een BNC-fiche.

In verband met de plannen voor het Zuidelijk Nabuurschap vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de kans vergroot kan worden dat de hiervoor bestemde zeven miljard euro effectief besteed gaat worden. Welke criteria zullen gelden bij de uitbetaling van dit geld? Hoe gaat daarop toegezien worden?

23. Antwoord van het kabinet

De Europese Commissie hanteert waarborgen om toe te zien op zowel effectieve besteding van de middelen als ook op de effectiviteit van projecten zelf. Wat betreft de effectieve besteding, worden programma’s onderworpen aan audits van de Europese Rekenkamer en kunnen zij waar nodig worden onderzocht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Om toe te zien op de effectiviteit van projecten zelf, voert de Commissie verschillende vormen van evaluaties uit en vindt monitoring plaats gedurende de implementatiefase van projecten. Voor een uiteenzetting van de verschillende evaluaties die de Commissie uitvoert, verwijs ik u naar de Jaarlijkse brief over EU ontwikkelingssamenwerking van 16 juli 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 80).

Rusland

De leden van de VVD-fractie zijn blij te horen dat voor de Minister alle opties openliggen in relatie tot de Europese reactie op de arrestatie van de heer Navalny en het daaropvolgende harde optreden van de Russische ordediensten bij vreedzame demonstraties. De leden van de VVD-fractie vinden de Russische acties en uitspraken ten tijde van het werkbezoek van Hoge Vertegenwoordiger Borrell zeer ongepast. Het kan niet zo zijn dat de EU naast het vasthouden aan de terechte sancties ook zoekt naar constructief overleg, terwijl Rusland hierop reageert met provocaties en andere ongerijmde daden. Deze leden vragen de Minister in te zetten op een krachtige, gezamenlijke Europese reactie, die Moskou duidelijk zal maken dat dergelijke acties duidelijke negatieve consequenties hebben voor het Russische regime.

24. Antwoord van het kabinet

De veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten zijn zeer verontrustend. Samen met mijn 26 EU-collega’s en HV Borrell heb ik het vonnis in de zaak tegen Navalny veroordeeld en Rusland opgeroepen om hem onmiddellijk vrij te laten.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 17 februari jl. ook een voorlopige maatregel heeft getroffen die Rusland verzoekt om Navalny vrij te laten.

Dat is niet gebeurd. Ik zal daarom tijdens de RBZ pleiten voor aanname van persoonsgerichte sancties. Het is niet in het belang van de discussie en de effectiviteit van aan te nemen sancties om in het openbaar uitspraken te doen over de precieze vorm die sanctiemaatregelen zouden kunnen aannemen. Om deze reden kan ik ook niet nader ingaan op de aankondiging van de Hoge Vertegenwoordiger dat hij zijn initiatiefrecht zal gebruiken om concrete voorstellen in te dienen.

Betreffende Rusland zijn de leden van de PVV-fractie totaal niet verrast dat Hoge Vertegenwoordiger Borrell tijdens zijn bezoek aan Moskou is afgegaan als een gieter. Het EU-buitenlandbeleid is een beleid van los zand, dat in geen enkel opzicht tot mooie successen heeft geleid. Het optreden van Borrell laat mooi zien dat Nederland beter zijn eigen Ruslandbeleid kan voeren en dit niet moet «uitbesteden» aan de schutterende EU. Een eigen buitenlandbeleid zou verstandig zijn zodat Nederland hard kan optreden waar nodig (bijvoorbeeld ten aanzien van MH17) en de samenwerking kunnen zoeken (bijvoorbeeld economisch) waar dit in het Nederlands belang is. Is de Minister dat met de leden van de PVV-fractie eens? Of blijft hij voorstander van een EU-Ruslandbeleid dat net als Borrell als een kreupele ballerina op een dun koord blijft balanceren tussen mensenrechten enerzijds en economische belangen anderzijds?

25. Antwoord van het kabinet

In reactie op de motie van de leden Stoffer en Verhoeven (Kamerstuk 33 694, nr. 37) heeft het kabinet in 2019 de Nederlandse visie ten aanzien van Rusland uiteengezet (Kamerstuk 35 373, nr. 1). De Nederlandse inzet zal in de eerste plaats worden vormgegeven in multilateraal verband, met name in de EU. Dit gebeurt vanuit de overtuiging dat Nederland zijn belangen en waarden in gezamenlijkheid beter kan behartigen dan alleen. Daarom is het belangrijk dat we als EU uitvoering blijven geven aan de 5 guiding principles die de leidraad vormen voor het EU-beleid met betrekking tot Rusland. Er is wat het kabinet betreft geen reden deze inzet ten aanzien van Rusland te herzien.

De leden van de CDA-fractie betreuren de Russische houding tegenover de Europese Unie. Rusland is bereid om de banden met de EU te verbreken als de EU zware sancties instelt tegen Moskou. Wat is de inschatting van de Minister van de geloofwaardigheid van dit dreigement? En is de Minister bereid om toch te pleiten voor en in te stemmen met sancties tegen Rusland?

26. Antwoord van het kabinet

Wat betreft de mogelijke aanname van sancties door de EU in reactie op de veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24.

Ik heb kennisgenomen van de uitlatingen van de Russische Minister van Buitenlandse Zaken. Ik laat zijn uitspraken voor zijn rekening.

En in hoeverre de Minister het opportuun om bij lidstaat Duitsland te pleiten voor het stilleggen van de bouw van Nord Stream 2? Hoelang is de houding van Duitsland dat het Nord Stream 2-project puur een economische kwestie is nog houdbaar?

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet ziet de gaspijpleiding Nord Stream 2 als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap geeft van de geopolitieke aspecten. Gezien dit standpunt past het niet om Duitsland te vragen om de aanleg van Nord Stream 2 stil te leggen, temeer omdat de Nederlandse overheid hierbij niet betrokken is.

Tot slot over Rusland. Onze nationale veiligheidsdiensten hebben recent aangegeven dat onze nationale economie wordt bedreigd door digitale spionage vanuit Rusland en China. Andere EU-lidstaten hebben hier ook mee te maken. Kan de EU- samenwerking om deze bedreigingen af te slaan en te vergelden worden geïntensiveerd?

28. Antwoord van het kabinet

Dreigingsbeelden tonen aan dat de digitale risico’s voor Nederland onverminderd groot zijn. Gezien het inherente grensoverschrijdende karakter van cyberbeveiliging en cyberdreiging staan Europese en internationale samenwerking voor het kabinet daarbij centraal. Het kabinet verwelkomt de op 16 december 2020 gepubliceerde EU-strategie inzake cyberbeveiliging, welke een reactie vormt op de toegenomen digitale dreiging tegen de EU en haar economieën, democratische vrijheden en waarden. Daarnaast beschikken Nederland en de EU over meerdere instrumenten om het normatief kader in het digitale domein te bestendigen en de kosten van norm-overschrijdend gedrag te verhogen, o.a. de EU cyberdiplomacy toolbox en het EU-cybersanctieregime. Nederland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de EU cyberdiplomacy toolbox en het EU-cybersanctieregime en zet in op verdere intensivering van EU-samenwerking op gebied van cyber.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de relatie tussen de EU en Rusland met de arrestatie van Navalny en het uitzetten van Europese diplomaten tijdens een bezoek van Hoge Vertegenwoordiger Borrell op een nieuw dieptepunt is beland. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Minister het bezoek van Borrell aan Rusland apprecieert, en wat gepaste vervolgstappen zijn inzake de arrestatie van Navalny en het statement van Russische zijde dat er geen constructieve dialoog tussen de EU en Rusland nog mogelijk is. Is de Minister bereid om voor persoonsgerichte sancties te pleiten jegens de verantwoordelijken voor de vergiftiging van Navalny? Hoe schat de Minister het krachtenveld in? Wat vindt de Minister van het statement van Russische zijde waarin wordt gesteld dat Rusland na sancties van EU-zijde de banden wil verbreken en zichzelf willen isoleren van de EU?17

29. Antwoord van het kabinet

De EU heeft op 15 oktober 2020 reeds gerichte sancties ingesteld tegen zes personen een één entiteit naar aanleiding van de vergiftiging van Alexei Navalny.

Ten aanzien van mogelijke instelling van sancties door de EU in reactie op de veroordeling van Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24. Ten aanzien van de appreciatie van het bezoek de EU-Hoge Vertegenwoordiger Borrell verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 34.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister daarnaast bereid is in de Raad Buitenlandse Zaken een kritisch licht te werpen over het faciliteren van corrupte Russische oligarchen binnen EU-lidstaten, zoals het in Amsterdam geregistreerde dochterbedrijf van Gazprom – Nord Stream N.V. Wat is de visie van de Minister op de rol die dit bedrijf speelt bij het grootschalig financieren van een «klimaatstichting» in Mecklenburg-Vorpommern om zo de Amerikaanse sancties te omzeilen? Is de Minister ook van mening dat het zeer onwenselijk is dat het kapitaal van Gazprom op deze wijze via Nederland wordt gefaciliteerd, zeker als dit via een stichting gaat dat pretendeert regionale milieu-initiatieven te ondersteunen? Is de Minister daarom bereid om in EU-verband een kritische dialoog te starten over hoe EU-lidstaten onwenselijke geldstromen van corrupte Russische oligarchen tegen kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?

Is de Minister daarom bereid om in EU-verband een kritische dialoog te starten over hoe EU-lidstaten onwenselijke geldstromen van corrupte Russische oligarchen tegen kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?

30. Antwoord van het kabinet

Antwoord van het kabinet Buitenlandse bedrijven die binnen de EU actief zijn, dienen zich te houden aan EU- en nationale wet- en regelgeving, zoals antiwitwaswetgeving. Dat geldt ook voor financieringsconstructies, zoals de door u genoemde. Waar er sprake is van financieringsconstructies die in strijd zijn met wet- en regelgeving wordt daar tegen opgetreden. Om die reden acht ik een discussie over nadere wetgeving op dit moment niet opportuun.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de roep om maatregelen omtrent de gaspijpleiding Nord Stream 2 steeds groter aan het worden is, ook in Duitsland zelf. Is de Minister bereid om in de aankomende Raad Buitenlandse Zaken conform motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s. over zo strikt mogelijk toetsen aan de Gasrichtlijn te bepleiten dat de Gasrichtlijn uiterst strikt moet worden toegepast op de gaspijpleiding Nord Stream 2?18 Is de Minister daarnaast bereid om in het licht van de nieuwe realiteit inzake de relatie met Rusland te agenderen dat Nord Stream 2 moet worden gepauzeerd zolang er geen sprake is van verbetering in de relatie tussen de EU en Rusland? Is de Minister tot slot bereid om in EU-verband voortvarend te werken aan een nieuwe strategie voor Europese energiepolitiek, waarin concrete voorstellen worden gemaakt om de continuering van de gastransit door Oekraïne ná 2024 – waarna een gastransitcontract tussen Oekraïne en Rusland afloopt – te garanderen? Is de Minister het ermee eens dat er op tijd afspraken moeten worden gemaakt om zo nodig politieke en economische consequenties toe te passen als Rusland dit contract schendt of na afloop ervan Oekraïne straft door haar gastoevoer niet meer via Nord Stream 1 te laten stromen? Zo nee, waarom niet?

31. Antwoord van het kabinet

De Gasrichtlijn wordt vooralsnog strikt toegepast op Nord Stream 2. Ik zie op het moment geen reden om te verwachten dat hier verandering in komt. Aan het regionale Gerechtshof in Düsseldorf ligt in beroep de vraag voor of Nord Stream 2 AG (de eigenaar van Nord Stream 2) in aanmerking komt voor een «afwijking» van bepalingen van de Gasrichtlijn en aan het Hof van Justitie ligt de vraag voor of de wijziging van de gasrichtlijn nietig zou moeten worden verklaard, zoals verzocht door Nord Stream 2 AG. Het past het kabinet niet om te reageren op zaken die onder de rechter zijn.19

In de Kamerbrief inzake «Strategische afhankelijkheden in het energie-domein», die vorige week aan uw Kamer is verzonden en waarover binnenkort een Schriftelijk Overleg zal volgen, wordt onder meer ingegaan op de vraag of een nieuwe strategie voor Europese energieveiligheid nodig is. Conclusie is dat met er met de bestaande strategieën (gericht op Energiezekerheid, de Energie Unie en de Green Deal) een omvattend energiebeleid is gericht op energievoorzieningszekerheid en een ordelijke transitie naar een hernieuwbare energievoorziening. Ook zullen de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie dit jaar komen met een nieuwe strategie voor de energiesamenwerking met de landen buiten de EU20. In het licht hiervan ziet het kabinet nu geen noodzaak om een nieuwe EU-strategie voor energiepolitiek op te stellen; de nadruk dient te liggen op de verdere implementatie van de al bestaande (en recent aangekondigde) strategieën.

In EU-verband zal het kabinet zich blijven hardmaken voor de gastransit door Oekraïne. Het is positief dat er, dankzij de bemiddeling van de Europese Commissie en Duitsland, een nieuw akkoord kon worden bereikt tot eind 2024 met daarin ook de optie voor verlenging van de afspraken met nog eens 10 jaar. Het kabinet onderschrijft het belang om tijdig duidelijkheid te verkrijgen over verlenging en daarom houdt dit punt nadrukkelijk de aandacht.

Wat betreft de mogelijke aanname van sancties door de EU in reactie op de veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24.

De leden van de SP-fractie zijn verontrust over de arrestatie en veroordeling van oppositieleider Aleksei Navalny in Rusland. Hij moet per direct vrijgelaten worden. Deze leden vragen de Minister hierop aan te dringen.

32. Antwoord van het kabinet

De arrestatie en veroordeling van de Russische oppositieleider Alexei Navalny is zeer zorgelijk. Iedereen heeft recht zijn mening te uiten en op een eerlijk proces. Nederland heeft daarom Rusland opgeroepen om Navalny per direct vrij te laten en zal zich hier bilateraal en in EU verband voor blijven inzetten. De oproep aan Rusland om Navalny zo snel mogelijk vrij te laten werd ook meermaals door de EU afgegeven en door Hoge Vertegenwoordiger Borrell herhaald tijdens zijn recente bezoek aan Moskou. Deze boodschap is ook door de Nederlandse Tijdelijk Zaakgelastigde in Moskou overgebracht aan het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 17 februari jl. ook een voorlopige maatregel heeft getroffen die Rusland verzoekt om Navalny vrij te laten.

De bredere relatie met Rusland blijft voor de SP-leden een grote zorg. De Raad zal bespreken welke volgende stappen de EU kan zetten, waarbij voor de Minister alle opties, inclusief sancties, op tafel liggen. Dat staat in de brief van de Minister. Alhoewel de leden van de SP-fractie gerichte sancties tegen verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen in het verleden hebben gesteund, zijn deze leden geen voorstander van verdergaande brede, economische sancties. In de praktijk raken die vooral de bevolking. Deze leden vragen de Minister te voorkomen dat nieuwe sancties weer de bevolking van Rusland treffen. Wil de Minister dat doen? Hoe kan dit voorkomen worden?

33. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht snelle en tegelijkertijd zorgvuldige besluitvorming over sanctievoorstellen essentieel. Bij het aannemen van sancties streeft het kabinet altijd naar het minimaliseren van economische nevenschade voor burgers. Daarbij wordt gestreefd naar zo gericht mogelijke sancties tegen personen en/of (economische) entiteiten. De EU is niet verantwoordelijk voor eventuele tegenmaatregelen die de bevolking schaden in reactie op EU-sancties.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het bezoek aan Rusland van de Hoge Vertegenwoordiger zowel in de media als in het Europees Parlement op veel kritiek heeft gekregen. Hoe kijkt de Minister naar dit bezoek? Welke gevolgen heeft dit voor de relatie van de EU met Rusland?

34. Antwoord van het kabinet

Het bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU Borrell aan Moskou toont het belang dat de EU hecht aan dialoog met Rusland. Mede namens Nederland en andere EU-lidstaten heeft de Hoge Vertegenwoordiger de veroordeling van Navalny, het politieoptreden tegen vreedzame demonstranten en de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Rusland kunnen agenderen. Het kabinet is teleurgesteld dat Rusland de dialoog met de EU over deze ontwikkelingen afwijst en bovendien drie diplomaten van EU-lidstaten heeft uitgewezen. Door de EU op deze wijze de rug toe te keren bevestigt Rusland verder van Europa af te drijven. Voor het kabinet onderstreept dit dat een realistisch Ruslandbeleid gericht moet zijn op een combinatie van druk en dialoog/selectieve samenwerking. Daarbij hecht het kabinet aan EU-eenheid ten aanzien van Rusland om effectief te zijn. Het bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger onderstreept ook dat dialoog met Rusland alleen resultaten op kan opleveren als er aan beide zijden goede wil is. Dit neemt niet weg dat open communicatiekanalen met Moskou belangrijk blijven en de EU, waar zich gelegenheid voordoet en waar dat Europese belangen dient, met Rusland in gesprek moet blijven.

In reactie op de kritiek kondigde de Hoge Vertegenwoordiger aan tijdens aankomende Raad Buitenlandse Zaken en de Europese Raad gebruik te zullen maken van zijn initiatiefrecht en met concrete voorstellen te zullen komen, welke sancties kunnen omvatten. Weet de Minister wat de concrete voorstellen van de Hoge Vertegenwoordiger zullen zijn? Is er inmiddels voldoende steun in de Raad voor aanvullende sancties? Zo ja, wat zullen die precies behelzen?

35. Antwoord van het kabinet

Voor wat betreft de mogelijke instelling van sancties door de EU in reactie op de veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Raad zal stilstaan bij de implementatie van de vijf guiding principles die het kader vormen voor de Europese relatie met Rusland. Verschillende lidstaten hebben aangegeven de uitwerking van de principes te willen inventariseren, inclusief het belang van de dialoog (selectief engagement) met Rusland. Gezien de recente ontwikkeling in Rusland en de wijze waarop het bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger aan Rusland is verlopen, delen de leden van de PvdA-fractie de opvatting van Amnesty International dat het «selectief engagement» tot dusver niet effectief is gebleken, en kunnen mensenrechten niet apart van overige onderwerpen worden behandeld en zullen mensenrechten integraal deel moeten uitmaken van elke dialoog die de EU of EU-lidstaten met Rusland willen voeren. Deelt de Minister de mening dat er naast sancties andere maatregelen zijn die tot duurzame verbeteringen kunnen leiden en dat deze niet over het hoofd moeten worden gezien?

36. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de visie dat het agenderen van mensenrechten en de rechtsstaat in Rusland een cruciaal onderdeel is van een dialoog met Rusland, niet alleen bilateraal, maar ook in EU-verband. Waar mogelijk spant het kabinet zich daarvoor in, zowel voor als achter de schermen.

Een belangrijk aandachtspunt zou daarnaast de steeds uitgebreidere restrictieve wetgeving moeten zijn. De arrestaties, administratieve detentie en strafrechtelijke vervolging van tientallen oppositieleden en duizenden vreedzame demonstranten worden mogelijk gemaakt door een reeks aan wetten die in strijd zijn met internationale mensenrechten en vaak ook de Russische Grondwet. Vandaar ook de suggestie dat de EU zou moeten oproepen tot het intrekken of aanpassen van wetgeving die vergaande beperkingen oplegt aan de vrijheden van meningsuiting, vereniging en vergadering heeft. Wat is de inzet van de Minister op dit punt?

37. Antwoord van het kabinet

Het kabinet maakt zich zorgen over de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Rusland, bijvoorbeeld door restrictieve wetgeving waarbij NGO’s als «buitenlandse agenten» worden gebrandmerkt. In EU-verband en met andere gelijkgezinde landen ageert Nederland tegen dit soort wetgeving, onder meer in de VN, RvE en de OVSE, die op gespannen voet staat met internationale verplichtingen waaraan Rusland zich vrijwillig heeft gecommitteerd.

Ook zou regelmatig en structureel contact met mensenrechtenorganisaties en zichtbare steun aan individuele mensenrechtenverdedigers juist nu nodig zijn voor cruciale en genuanceerde consultatie over te ondernemen diplomatieke actie. Deelt de Minister de opvatting dat de EU de steun aan het maatschappelijk middenveld moet vergroten en duidelijk moet maken dat mensenrechten en de rechten van het maatschappelijk middenveld centraal staan in de relatie tussen de EU en Rusland? Zo ja, wat is de inbreng op dit punt? Zo nee, waarom niet?

38. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat mensenrechten een belangrijk onderdeel vormen van de relatie tussen de EU en Rusland. Het kabinet blijft hier aandacht voor vragen en trekt op met gelijkgezinde lidstaten om de inzet van de EU op dit vlak te steunen.

Hoe denkt de Minister over het ontwikkelen van een EU-strategie om de impact van repressieve wetgeving op mensenrechtenorganisaties en -verdedigers en andere maatschappelijke organisaties weg te nemen of zoveel mogelijk te beperken? Wat is de inzet op dit punt?

39. Antwoord van het kabinet

In de optiek van het kabinet maakt de inzet van de EU tegen beperkende maatregelen in Rusland voor mensenrechtenorganisaties en maatschappelijke organisaties onderdeel uit van de brede relaties met Rusland.

Voor wat de steeds moeilijker relatie met Rusland betreft, zouden de leden van de ChristenUnie de Minister willen vragen wat hij als de meest effectieve sancties ziet. Is hij bereid in de Raad het voltooien van de Nord Stream 2-gaspijpleiding opnieuw aan de orde te stellen? Kan er volgens de Minister sprake zijn van voltooiing van dit project onder de huidige omstandigheden?

40. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 27 ziet het kabinet de gaspijpleiding Nord Stream 2 als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap geeft van de geopolitieke aspecten. Gezien dit standpunt is het niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de voltooiing van Nord Stream 2, temeer omdat de Nederlandse overheid hierbij niet betrokken is.

Wat betreft de mogelijke aanname van sancties door de EU in reactie op de veroordeling van Alexei Navalny en het daaropvolgende politiegeweld tegen demonstranten, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 24.

Hongkong

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van de Minister over de situatie rondom de Nationale Veiligheidswet in Hongkong. Zijn er ook implicaties buiten Hongkong merkbaar?

41. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is net als de EU beducht voor implicaties van de Nationale Veiligheidswet voor EU-burgers en -belangen, ook buiten Hongkong. In dat kader is er speciale zorg over de extraterritoriale werking van de wet, waar in elk geval één EU-lidstaat inmiddels mee te maken lijkt te hebben. Deze zorg zal ook door de Raad worden besproken. Het kabinet is van mening dat de EU zich met één stem zou moeten uitspreken wanneer een onderdaan van een EU-lidstaat in de praktijk wordt getroffen door de extraterritoriale werking van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong.

Indien de samenwerking met Hongkong verandert door de eventuele aantasting van de onafhankelijke rechtspraak in Hongkong, welke gevolgen kan dit dan hebben voor Nederlandse en Europese ondernemers die actief zijn in Hongkong?

42. Antwoord van het kabinet

De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak zijn belangrijke pijlers van het internationale succes van Hongkong. Nog steeds verloopt zestig procent van de investeringen van de EU in China via Hongkong. Dat is te danken aan het feit dat Hongkong een vrije kapitaalmarkt heeft, maar ook omdat investeerders er goede rechtsbescherming genieten. Als er twijfels zouden ontstaan over de onafhankelijkheid van de rechtspraak, zal de aantrekkelijkheid van Hongkong voor ondernemers afnemen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de onafhankelijke rechtspraak in Hongkong dan ook op de voet.

Op welke manier kan ervoor gezorgd worden dat, ook als de samenwerking met Hongkong verandert, dit niet ten nadele van de nog resterende vrijheid en democratie in Hongkong is? Welke mogelijkheden tot het steunen van de democratie in Hongkong ziet de Minister nog?

43. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is voorstander van een eensgezind EU-optreden ten aanzien van Hongkong. Dat optreden moet gebalanceerd zijn, en er zeker niet toe leiden dat de democratie en de rechtsstaat in Hongkong verder worden ondermijnd. Naast restrictieve maatregelen, zoals het opschorten van overeenkomsten, is het daarom ook van belang de dialoog te blijven voeren en daarbij ook onze zorgen te benoemen. Die dialoog moet zo breed mogelijk worden ingericht, en zich uitstrekken tot het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld – zij hebben een belangrijke rol bij het in stand houden van de rechtsstaat. Daarnaast acht het kabinet het van belang om ook met de centrale autoriteiten in Peking, die uiteindelijk de hoeder zijn van het Eén Land, Twee Systemen-model, in gesprek te blijven over de ontwikkelingen in Hongkong.

Tegelijkertijd zien de leden van de VVD-fractie een nog verdere teruggang van burgerrechten, inclusief religieuze en culturele vrijheden, in Tibet. Zij vragen de Minister hier ook indringend aandacht voor te vragen, naast de blijvende noodzaak op te komen voor de rechten van de Oeigoeren.

44. Antwoord van het kabinet

Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in China en vraagt met regelmaat aandacht voor de situatie in Tibet en Xinjiang. De regering zet zich zowel bilateraal, via de EU, alsook in VN-verband in voor de vrijheden van minderheden in China. Op 26 augustus jl. heb ik in gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken, Wang Yi, de zorgen van het kabinet overgebracht over de mensenrechtensituatie in China in het algemeen, en over de positie van Tibetanen en Oeigoeren in het bijzonder.

Daarnaast pleit Nederland er in Brussel consequent voor dat de EU zich zowel in direct contact met China als in relevante VN-bijeenkomsten uitspreekt over mensenrechtenschendingen in China, met name in Xinjiang en Tibet. In de VN heeft Nederland zich actief ingespannen voor de totstandkoming van de gezamenlijke verklaring van 6 oktober 2020 waarin 39 landen hun zorg uitspraken over onder andere Xinjiang en Tibet.

Het kabinet zal zich ook in de toekomst blijven inzetten voor religieuze en culturele vrijheden in Tibet en Xinjiang.

De leden van de PVV-fractie willen de Minister bedanken voor de toelichting op artikel 38 van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong. Helaas neemt de toelichting de zorgen over artikel 38 niet weg. Artikel 38 kan immers zo gelezen worden dat de strafbaarstellingen in de wet extraterritoriale werking hebben, zoals de Minister meldt. Hoewel de Minister het directe risico voor eenieder die buiten China kritiek uit op het land niet goed kan inschatten, kan hij de risico’s ook niet uitsluiten. Verre van dat zelfs! Alle alarmbellen moeten dus afgaan, omdat zich voor China-critici een potentieel gevaarlijke situatie aftekent.

Daarom willen de leden van de PVV-fractie de Minister oproepen hierover proactief contact op te nemen met de Chinese overheid. Al dan niet in gezamenlijkheid met andere (Europese) landen zal China verantwoording moet afleggen over de extraterritoriale werking van de Nationale Veiligheidswet. Het is namelijk onacceptabel dat critici van het Chinese beleid in landen met een uitleveringsverdrag met China en/of Hongkong in de kraag gevat kunnen worden. Want dat is wat de Minister in feite heeft verteld.

De beperking van de vrijheid van meningsuiting die voortvloeit uit de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong, is samenvattend onacceptabel, zo stellen de leden van de PVV-fractie. Waarom is er op Europees niveau op het specifieke punt van de extraterritoriale werking dan geen golf van verontwaardiging én geen verzet aangetekend? In de stukken – zoals de geannoteerde agenda – gaat het enkel over de implicaties van de wet voor de bevolking van Hongkong. Echter, als het onze eigen bevolking betreft blijft het muisstil. Graag ontvangen deze leden een reactie.

Wil de Minister deze problematiek agenderen voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken en het verzet tegen de extraterritoriale werking aanjagen? Of dempt men de put pas als het kalf verdronken is, vragen leden van de PVV-fractie.

45. Antwoord van het kabinet

Het kabinet maakt zich met uw Kamer grote zorgen over de extraterritoriale werking van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong, aangezien die rechtstreeks aan EU-burgers en -belangen kan raken. Over deze zorgen zal door de Raad worden gesproken. Het staat andere landen/jurisdicties in beginsel vrij om op basis van strafbaarstellingen onder nationale wetgeving ook personen te vervolgen die zich daar vanuit het buitenland schuldig aan maken. Als in de praktijk echter blijkt dat de extraterritoriale werking van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong onwenselijke of onrechtmatige consequenties heeft voor EU-burgers en -belangen, trekt het kabinet uiteraard wel een duidelijke grens. Daar waar strafbaarstellingen op gespannen voet staan met internationaal recht of de uitoefening van Nederlandse grondrechten, zal het kabinet geen medewerking verlenen aan de extraterritoriale toepassing van die bepalingen. Bijvoorbeeld wanneer de vrijheid van meningsuiting in het geding is. Het kabinet is van mening dat de EU zich met één stem zou moeten uitspreken wanneer een onderdaan van een EU-lidstaat wordt getroffen door de extraterritoriale werking van de wet.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Chinese overheid via een nieuwe immigratiewet de uittocht van Hongkongers probeert te dwarsbomen. Hongkongers proberen massaal uit handen te blijven van de Communistische Partij, maar de CCP steekt hier een stokje voor. Kan de EU deze nieuwe Chinese wetgeving veroordelen?

46. Antwoord van het kabinet

Het amendement dat de regering van Hongkong recentelijk doorvoerde op de Immigration Bill kwam in Hongkong op kritiek te staan van onder meer de Bar Association. Die uitte zorgen over mogelijke inperking van de vrijheid van Hongkongers om uit te reizen. In reactie daarop lichtte de Hongkongse autoriteiten in een persconferentie op 13 februari jl. toe dat het amendement erop is gericht het Advanced Passengers Information (API)-systeem in te voeren om daarmee illegale immigratie beter tegen te kunnen gaan, en niet om te voorkomen dat Hongkongers uitreizen. Het API-systeem is ook in gebruik in Nederland en andere EU-lidstaten. Het kabinet zal nauwgezet blijven volgen of de invoering van het API-systeem in Hongkong in de praktijk van invloed zal zijn op de vrijheid van Hongkongers om uit te reizen.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de status van het «Eén land, Twee Systemen»-regime in China en Hongkong. In de brief staat dat de aantasting van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Hongkong implicaties voor de samenwerking met Hongkong betekenen; waar doelt de Minister op?

47. Antwoord van het kabinet

De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak zijn belangrijke pijlers van het internationale succes van Hongkong. Een goed functionerende rechtsstaat vormt mede de basis waarop de Europese samenwerking met Hongkong is gestoeld – niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor overheden. Als er twijfels zouden ontstaan over de onafhankelijkheid van de rechtspraak, zal de aantrekkelijkheid van Hongkong als internationale vestigingsplaats afnemen. De situatie in Hongkong wordt dan meer vergelijkbaar met die op het Chinese vasteland. Het ligt in de rede dat dan ook de samenwerking op overheidsniveau meer in lijn wordt gebracht met de wijze waarop er met de autoriteiten op het vasteland van China wordt samengewerkt.

De leden van de PvdA-fractie delen de zorg over de ontwikkelingen in Hongkong. De Minister hecht eraan, ook op EU-niveau, de dialoog met de overheid en de bevolking van Hongkong over de ontwikkelingen en de samenwerking op vele terreinen open te houden. In de dialoog met zowel de Hongkongse overheid als de centrale Chinese overheid in Peking dient de EU haar ernstige zorgen over de implicaties van de Nationale Veiligheidswet voor de rechtsstaat en burgerlijke vrijheden in Hongkong te blijven overbrengen. Wanneer blijkt dat er sprake is van aantasting van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Hongkong, zou dat wat de Minister betreft wel aanleiding moeten zijn om in EU-verband te spreken over de implicaties hiervan voor de samenwerking met Hongkong. Bij eventuele besluiten over veranderingen in de samenwerking met Hongkong moet worden voorkomen dat de bevolking van Hongkong disproportioneel wordt getroffen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Nationale Veiligheidswet veel nieuwe mogelijkheden bevat om mensen strafrechtelijk te vervolgen die enkel op vreedzame wijze gebruik hebben gemaakt van hun vrijheid van meningsuiting of vergadering (het recht op vreedzame demonstratie). Tal van activiteiten kunnen onder het mom van nationale veiligheid als strafbaar worden beschouwd, en het risico op politiek inmenging in juridische procedures is onder deze wet aanzienlijk vergroot. Daarnaast ontbreekt onafhankelijk rechterlijke controle op politie en strafrechtelijk onderzoek. Is de Minister bereid in te zetten op een continue evaluatie van de mensenrechtensituatie in Hongkong, alsook van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht? Zijn deze ontwikkelingen, zoals ook die in Xinjiang, niet voldoende om mensenrechtenkwesties in alle interacties met China, dus naast in EU-verband ook in bilaterale contacten aan de orde te stellen? Zo nee, wanneer zou dat dan wel aan de orde moeten komen? Bij welke mate van mensenrechtenschendingen zou de Minister hier dan wel toe over willen gaan?

48. Antwoord van het kabinet

In de Raadsconclusies die afgelopen zomer over Hongkong werden aangenomen, is reeds aangekondigd dat de EU de uitwerking van de Nationale Veiligheidswet op de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Hongkong op de voet zal blijven volgen, mede in nauwe samenwerking met het maatschappelijke middenveld. Ook zullen consulaten-generaal van EU-lidstaten in Hongkong rechtszaken bijwonen van personen die worden vervolgd op basis van de Nationale Veiligheidswet om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te kunnen evalueren.

De ernstige zorgen over de aantasting van burgerlijke en politieke vrijheden in Hongkong en de ondermijning van Hongkongs autonomie binnen het Eén Land, Twee Systemen-model worden niet enkel door de EU overgebracht aan de Chinese autoriteiten in Peking, maar ook in bilaterale contacten. Zo heb ik deze zorgen zelf overgebracht in mijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken tijdens diens bezoek aan Nederland op 26 augustus 2020. Bij die gelegenheid heb ik tevens de zorgen van het kabinet overgebracht over de mensenrechtensituatie in China in het algemeen, en over de positie van Tibetanen en Oeigoeren in het bijzonder.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of de Minister bereid is om in EU-verband aan te dringen op het uitvoeren van een risicobeoordeling hoe de Nationale Veiligheidswet van Hongkong de bewoners en instituties (zoals ngo’s, bedrijven, universiteiten, denktanks) in Nederland en de EU zou kunnen treffen, en welke maatregelen getroffen kunnen worden om de impact van de Nationale Veiligheidswet op deze personen of entiteiten te minimaliseren. Is de Minister eventueel bereid -wanneer dit niet in EU verband zou lukken- een dergelijke risicobeoordeling zelf uit voeren?

49. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is net als de EU beducht voor de impact van de Nationale Veiligheidswet op EU-burgers en -belangen, ook buiten Hongkong. In dat kader is er speciale zorg over de extraterritoriale werking van de wet, waar in elk geval één EU-lidstaat inmiddels mee te maken lijkt te hebben. Deze zorg zal ook door de Raad worden besproken. Het kabinet is van mening dat de EU zich met één stem zou moeten uitspreken wanneer een Europese burger – of een institutie – in de praktijk wordt getroffen door de extraterritoriale werking van de Nationale Veiligheidswet voor Hongkong. Daarnaast zal de EU – in lijn met de Raadsconclusies van afgelopen zomer – de risico’s van de Nationale Veiligheidswet voor personen en entiteiten zowel in Hongkong als daarbuiten nauwgezet blijven monitoren. Het kabinet acht het daarom niet noodzakelijk een eigen risicobeoordeling uit te voeren.

Ten aanzien van China en Hongkong constateren de leden van de fractie van de ChristenUnie dat de Minister zich de vraag stelt in hoeverre de hoge mate van autonomie voor Hongkong binnen het model van «Eén Land, Twee Systemen» stand kan houden. Deze leden vragen de Minister hoe hij vindt dat de Raad zou moeten reageren nu deze autonomie stap voor stap afgebroken wordt en China de afspraken hierover klaarblijkelijk naast zich neerlegt. Vindt hij ook dat de Nederlandse China-strategie verder aangescherpt zou moeten worden?

50. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vindt dat de Raad bereid moet zijn te besluiten tot nadere concrete maatregelen bij verdere ondermijning van de democratie en de rechtsstaat in Hongkong. Dat zal ook de inzet van het kabinet zijn bij de aankomende Raad. Het is daarvoor niet nodig dat de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» uit 2019 (Kamerstuk 35 207, nr. 1) wordt herzien gezien het feit dat deze voldoende handelingsruimte biedt om naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen het Nederlandse dan wel EU-beleid ten aanzien van China waar nodig aan te scherpen.

Strategisch Kompas

De VVD-fractieleden hebben kennisgenomen van het voornemen van de Raad om te spreken over het strategisch kompas. Deze leden vragen hoe voorkomen zal worden dat duplicatie plaats zal vinden met initiatieven op lidstaatniveau. Daarnaast hechten de leden er groot belang aan dat er een goede aansluiting is van het strategisch kompas op de NAVO en de NAVO-werkzaamheden. Tot slot vragen zij bij de bespreking van het strategisch kompas, naast cyber en hybride dreigingen, ook aandacht te vragen voor de noodzaak van een concreet initiatief voor beheersing van nieuwe technologische wapens, en van de dreiging door het gebruik hiervan door zowel statelijke als niet-statelijke actoren, en van de Nederlandse inzet en voornemens daaromtrent. Wat wil de Minister hiertoe aandragen?

51. Antwoord van het kabinet

Het strategisch kompas moet meer duidelijke richting geven aan, en prioriteiten bepalen voor, het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU: waartoe moet de EU de komende 5 tot 10 jaar in staat zijn en hoe gaat dat gerealiseerd worden? Daarbij wordt gekeken naar civiel en militair crisismanagement, het versterken van de weerbaarheid van de EU, en de daarvoor benodigde capaciteiten en EU-partnerschappen.

Het versterken van samenwerking tussen de EU-lidstaten op deze vlakken zal er toe bijdragen dat onnodige duplicatie wordt vermeden. Het is voor het kabinet belangrijk om de aansluiting met de NAVO en het NAVO2030-proces te bewaken.

Daarom zal het kompas ook de mogelijkheden voor een versterkt partnerschap met de NAVO op gedeelde veiligheidsuitdagingen onderzoeken. Onder het thema weerbaarheid zullen cyber en hybride dreigingen, maar ook economische veiligheid en de impact van nieuwe en disruptieve technologieën aan bod komen.

Nederland heeft de ambitie om in het debat over de kansen en de risico’s die nieuwe technologieën vormen in de voorhoede een rol te spelen en is in dat kader betrokken bij een strategische EU discussie die op dit moment over dit onderwerp wordt gevoerd. Nederland onderzoekt in overleg met internationale partners ook de mogelijkheid om in 2021 een conferentie te organiseren over potentiele concrete initiatieven ter bescherming van lidstaten tegen de mogelijke toekomstige inzet van nieuwe technologische wapens.

De leden van de PVV-fractie hebben vragen over het strategisch kompas: het instrument dat voor de komende vijf tot tien jaar richting dient te geven aan de ontwikkeling en implementatie van de verschillende EU-initiatieven inzake onder meer veiligheid en defensie. Nu zijn dat geen thema’s waarop de leden van de PVV-fractie EU-bemoeienis willen, maar de trein dendert voort.

Daarom verzoeken deze leden het gevaar dat Turkije vormt voor onze veiligheid een prominente plek te geven in het strategische kompas, wil het nog enige waarde krijgen. Nu is de EU namelijk stuurloos ten aanzien van het agressieve en het op expansie gerichte Turkije. Waarom dat noodzakelijk is? Omdat uit de gelekte Turkije-notitie van de NCTV duidelijk naar voren is gekomen dat de Turkse president Erdogan een bewuste islamiseringsstrategie uitvoert. Ook blijkt dat Turkije een gevaar vormt voor onze nationale veiligheid door ruimte te geven aan salafistische en jihadistische organisaties.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister daarom het gevaar dat Turkije vormt voor onze veiligheid op te laten nemen in het strategische kompas. De problematiek rondom de islamiseringsstrategie en salafistische/jihadistische organisaties zal daarnaast ook spelen in andere Europese landen met een grote Turkse gemeenschap. De Turkse dreiging is simpelweg te groot en te gevaarlijk om te negeren.

Is de Minister daarom bereid de Turkse dreiging en islamiseringsstrategie in Brussel met prioriteit neer te zetten als een noodzakelijk onderdeel van het strategische kompas, vragen de leden van de PVV-fractie. Zo nee, waarom niet?

52. Antwoord van het kabinet

Het strategisch kompas is er niet op gericht het EU-beleid ten aanzien van een specifiek land vorm te geven.

Aan het strategisch kompas ligt wel een vertrouwelijke dreigingsanalyse ten grondslag. De inlichtingendiensten van de EU lidstaten, waaronder die van Nederland, hebben daartoe input geleverd. Op basis van een holistisch overzicht van de veiligheidsuitdagingen waarmee de EU zich geconfronteerd ziet, zowel geografisch als thematisch, zal vervolgens worden bekeken welke instrumenten daarvoor beschikbaar zijn, en of deze moeten worden versterkt.

Ontmoeting met Secretary of State Anthony Blinken

De leden van de D66-fractie zijn positief over de mogelijke virtuele bijeenkomst met de Amerikaanse Secretary of State Antony Blinken. Het is goed dat de trans-Atlantische banden onder het nieuwe Amerikaanse bewind weer worden aangehaald. Deze leden willen vragen of de Amerikanen bereid zijn om terug naar de onderhandelingstafel te gaan met Iran en de EU-bondgenoten inzake het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)? Verder complimenteren deze leden de Nederlandse regering met de bereidheid om de top Summit of Democracy te organiseren. Dit past bij de statuur van onze democratie en onze internationale naam en faam als land van democratie en internationale rechtsorde.

53. Antwoord van het kabinet

President Biden heeft aangegeven waarde te hechten aan terugkeer naar het JCPOA, mits Iran zich weer gaat houden aan de afspraken onder het nucleaire akkoord. Nederland roept Iran dan ook op terug te keren naar volledige implementatie van het JCPOA. Ook in gesprekken met de VS vraagt Nederland aandacht voor terugkeer naar het nucleaire akkoord.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat Secretary of State Anthony Blinken aanwezig is bij de komende Raad Buitenlandse Zaken. Voorts vragen zij of, indien Nederland als lidstaat een mogelijkheid krijgt om te interveniëren, de Minister aan Blinken de vraag kan voorleggen of hij bereid is de sancties jegens medewerkers van het Internationaal Strafhof op te heffen.

54. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal ook bij deze administratie nadrukkelijk aandacht vragen voor het belang van het intrekken van de Executive Order tegen het ICC en de daaruit voortvloeiende sancties, zoals eerder ook al is gedaan via de op-ed van Minister Blok samen met de Ministers van Buitenlandse Zaken van België en Luxemburg in Politico. De Nederlandse inzet is dit indien mogelijk op te brengen tijdens het onderhoud met Secretary of State Blinken.

Kan de Minister tevens aangeven wat de voortgang is bij het organiseren van de Summit of Democracy, waarvoor Nederland zich als gastland heeft aangeboden? Kan de Minister aangeven of er al contact is geweest tussen de regering van de Verenigde Staten om de Summit of Democracy daadwerkelijk te houden in Nederland?

55. Antwoord van het kabinet

In de beantwoording op de schriftelijke Kamervragen van de leden van Helvert en Omtzigt van 18 januari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2235) (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1362) is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet het initiatief van President Biden om een Summit for Democracy te organiseren ondersteunt en ook bereid is om hierbij mogelijk als gastland op te treden. Er is inmiddels contact geweest met de Amerikaanse autoriteiten om hierover te spreken, waarbij Amerikaanse gesprekspartners toegezegd hebben hier spoedig op terug te zullen komen. Het kabinet zal deze interesse in gesprekken met de VS onder de aandacht blijven brengen. Zodra er meer duidelijk is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister om in het gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten vooral aandacht te vragen voor het conflict in Jemen, waar de Verenigde Staten een belangrijke, vooral faciliterende rol in speelt. Het is geweldig nieuws dat de Verenigde Staten steun aan Saudi-Arabië, dat verantwoordelijk is voor gruwelijke oorlogsmisdaden in Jemen, afbouwt. Maar bij vredesactivisten blijven er zorgen dat de Verenigde Staten niet genoeg zal doen om Saudi-Arabië te dwingen de oorlog tegen Jemen te staken. Deze leden vragen de Minister in de EU steun te vinden voor een gezamenlijke oproep aan de Verenigde Staten om alle steun aan Saudi-Arabië en andere landen van de misdadige anti-Jemen coalitie per direct te stoppen. Wil hij dat doen?

56. Antwoord van het kabinet

Nederland steunt het door de VN geleide vredesproces in Jemen, roept alle conflictpartijen op te komen tot een inclusieve en vreedzame oplossing voor het conflict, en veroordeelt schendingen van mensenrechten en internationaal humanitair recht door alle partijen. Hierbij wordt ook nauw opgetrokken met andere EU-lidstaten. Nederland en andere gelijkgezinde landen brachten eerder een eensluidende boodschap over aan de voormalige regering van de Verenigde Staten met de zorg dat de aanwijzing van de Houthi’s als terroristische organisatie het vredesproces en humanitaire toegang zou kunnen schaden. De nieuwe regering van de Verenigde Staten heeft inmiddels de aanwijzing van de Houthi’s als terroristische organisatie teruggedraaid, steun voor het vredesproces uitgesproken en de conflictpartijen opgeroepen om te komen tot een staakt-het-vuren en vredesonderhandelingen. Nederland verwelkomt de veranderde positie van de Verenigde Staten. Voorts zal Nederland zich met gelijkgezinde EU-lidstaten blijven inzetten om dit momentum te benutten om een duurzame oplossing voor het conflict dichterbij te brengen.

Toezegging vaccineren in Palestijnse gebieden en resoluties in de Mensenrechtenraad

De leden van de PvdA-fractie willen de Minister danken voor de uitvoering van de toezegging gedaan op 21 januari 2021 jl. over het vaccineren in Palestijnse gebieden. Ook de inzet ten aanzien van de resoluties in de Mensenrechtenraad die raken aan het Midden-Oosten Vredesproces kunnen rekenen op steun van de leden van de PvdA-fractie en deze leden zien belangstellend uit naar de uiteindelijke uitkomsten van de onderhandelingen met de Palestijnse delegatie. De leden van de PvdA-fractie zijn echter nog steeds bezorgd over aanhoudende berichten over tekorten aan COVID-vaccins in de Palestijnse gebieden. De Wereldgezondheidsorganisatie maakte bekend dat er inmiddels ruim 2.000 coronavaccins zijn gezet op de Westelijke Jordaanoever, tegenover ruim zes miljoen doses in Israël. Deelt de Minister deze zorgen, en is hij bereid deze te blijven adresseren, in bilateraal en EU-verband?

57. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen dat de Palestijnen in de bezette gebieden, met uitzondering van Oost-Jeruzalem, grotendeels nog verstoken zijn van vaccinaties. Op basis van het bezettingsrecht is Israël verplicht met alle haar ten dienste staande middelen en medewerking van de Palestijnse autoriteiten de volksgezondheid in het bezette gebied te verzekeren, in het bijzonder middels preventieve maatregelen, teneinde besmettelijke ziekten en epidemieën te bestrijden. Hoewel tijdens de Oslo-akkoorden de gezondheidszorg aan de Palestijnse autoriteiten is overgedragen, doet dit niet af aan deze verplichting voor Israël op basis van het bezettingsrecht. Nederland blijft dit in contacten met Israël benadrukken en verwelkomt in deze context de overdracht van de eerste doses van Israël naar de West Bank en Gaza. De Palestijnse autoriteiten verwachten via COVAX vaccins voor 20% van de bevolking te ontvangen en zijn daarnaast in gesprek met producenten over de aankoop van vaccins voor het overige deel van de Palestijnse bevolking.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij dat de Minister heeft aangekondigd dat de gebruikelijke anti-Israëlresoluties in de VN-Mensenrechtenraad er weer aankomen. Is de Minister bereid nu afstand te nemen van deze disproportionele aandacht voor Israël door deze keer tegen al deze resoluties te stemmen? De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat een dergelijk krachtig signaal nodig is om aan deze praktijk een einde te maken, is de Minister het daarmee eens? Zo nee, waarom niet?

58. Antwoord van het kabinet

Nederland blijft iedere voorgestelde resolutie op haar inhoud en merites beoordelen. De uitgangspunten hiervoor zijn het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), het EU-beleid voor het MOVP en het streven naar zoveel mogelijk EU eensgezindheid en het internationaal recht (Kamerstuk 23 432, nr. 475; Kamerstuk 35 570 V, nr. 57). De Nederlandse inzet in de Mensenrechtenraad is er, conform motie van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44), op gericht de disproportionele aandacht voor één lidstaat van de Verenigde Naties, te weten Israël, tegen te gaan. Het kabinet zet zich daarbij in voor afname van het aantal resoluties en afbouw van agendapunt 7. Er dient tegelijkertijd ook ruimte te blijven voor gerechtvaardigde kritiek op het handelen van alle partijen. Op alle resoluties tegenstemmen zou niet in lijn zijn met de Nederlandse inzet, omdat er dan geen recht gedaan wordt aan de ernstige situatie op de grond. Doordat de EU gezamenlijk met de PA onderhandelt over deze resoluties, heeft de EU invloed op de inhoud, het aantal resoluties en het agendapunt waaronder deze worden ingediend. Indien Nederland eenzijdig categorisch tegen alle resoluties gaat stemmen verliest Nederland invloed op dit pakket aan resoluties, die ongeacht de Nederlandse positie binnen de VN op voldoende steun kunnen rekenen om te worden aangenomen, zonder de verbeteringen waar Nederland zich voor inzet. Bovendien zou een Alleingang niet passen bij de Nederlandse inzet voor een meer eensgezinde EU.

Overige onderwerpen

Turkije

De leden van de CDA-fractie kijken uit naar het EU-sanctievoorstel richting Turkije. Deze staat niet op de agenda voor deze Raad Buitenlandse Zaken, maar het zou goed zijn als nogmaals het belang van sancties wordt onderstreept. Het schenden van de territoriale integriteit van EU-lidstaten mag niet zonder gevolgen blijven.

59. Antwoord van het kabinet

Turkije staat niet op de agenda van deze Raad. De Europese Raad zal op zijn laatst in maart 2021 op de EU-Turkije relatie terugkomen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in januari verwelkomde de HV de recente positieve stappen van Turkije zoals het terugtrekken van boor- en exploratieschepen, maar onderstreepte daarbij ook het belang om deze veranderingen te consolideren. Hierbij benadrukte de HV het voortdurende belang van een constructieve rol van Turkije in de regio en commitment ten aanzien van hervormingen van de rechtsstaat en mensenrechten. Tijdens de Raad werd benadrukt dat de conclusies van de Europese Raad van 10 en 11 december 2020, inclusief met betrekking tot aanvullende sancties, nog van toepassing zijn. Tijdens deze Europese Raad heeft het kabinet, cf. de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1631), aangedrongen op gerichte en effectieve sancties. De Raad zet de voorbereiding van deze additionele listings voort.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Raad de voorbereiding van additionele listings voor Turkije, dus gerichte sancties, zal voortzetten. Dit vanwege oplopende spanningen in de Middellandse Zee wat betreft toegang tot grondstoffen. Maar inmiddels toont Turkije zich ook op een andere terrein weer agressief, namelijk in Noord-Irak, waar het de zoveelste militaire campagne is begonnen tegen de PKK. Dergelijk optreden is zeer bedreigend voor de bevolking ter plaatse en staat ook op gespannen voet met het non-interventiebeginsel. De leden van de SP-fractie vragen de Minister te proberen in de EU tot een veroordeling van het Turkse optreden in Irak te komen. Ook vragen deze leden het Turkse optreden tegen buurlanden en elders in de regio, tegen Irak, maar bijvoorbeeld ook tegen Syrië en Nagorno-Karabach, nadrukkelijk te betrekken bij de EU-discussie over aanvullende sancties tegen Turkije. Wil de Minister dat doen?

60. Antwoord van het kabinet

Turkije staat niet op de agenda van deze Raad. De Europese Raad zal op zijn laatst in maart 2021 op de EU-Turkije relatie terugkomen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in januari jl. benadrukte de HV het voortdurende belang van een constructieve rol van Turkije in de regio, zoals de oostelijke Middellandse Zee. Het ligt in de rede om hierover tijdens de Europese Raad in maart nader te spreken.

Het is bekend dat Turkije operaties uitvoert in Noord-Irak. Volgens Turkije is dit optreden gericht tegen de PKK, een organisatie die door onder andere de EU en Nederland als terroristische organisatie is bestempeld.

De SP-leden vragen de Minister ook of het recent gelekte NCTV-rapport over Turkije, waaruit blijkt dat er grote zorgen zijn over de rol die Turkije speelt met betrekking tot de verspreiding van het salafisme in Nederland, met de Kamer gedeeld kan worden.

61. Antwoord van het kabinet

Ik verwijs naar de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer d.d. 17 februari jl. waarin uitleg wordt gegeven over dit incident (Kamerstuk 29 754, nr. 588).

Nagorno-Karabach

De leden van de PVV-fractie stellen dat de ogenschijnlijk snelle reactie voor wat betreft het instellen van sancties tegen Myanmar helaas in een pijnlijk contrast staat met het EU-optreden rondom de situatie in de Nagorno-Karabach en het optreden van Turkije. De leden van de PVV-fractie vinden het ongekend dat de aandacht voor misdragingen van Turkije en Azerbeidzjan als sneeuw voor de zon van de agenda van de buitenlandministers is verdwenen. Waarom is er geen aandacht meer voor de militaire actie van Azerbeidzjan, de gepleegde oorlogsmisdaden en de inzet van buitenlandse jihadisten door Turkije? Concreet willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer er tegen Turkije sancties worden ingesteld voor de inzet van jihadisten en militaire inmenging in het conflict. Of is dit belangrijke onderwerp door de EU voor dood en begraven verklaard? Zo nee, dan willen de leden van de PVV-fractie een helder overzicht van acties die nog lopen om op voornoemde punten maatregelen te treffen, of welke onderzoeken er lopen, tegen Azerbeidzjan en Turkije. Graag ontvangen zij hierop een reactie.

62. Antwoord van het kabinet

Het feit dat de situatie Nagorno-Karabach niet op de agenda van de Raad van Buitenlandse Zaken staat betekent geenszins dat er geen aandacht meer bestaat voor de regio. Het staakt-het-vuren is slechts een eerste stap richting een einde van dit langslepende conflict. Nu moet een gezamenlijke inspanning van de internationale gemeenschap bijdragen aan een diplomatieke, vreedzame en duurzame oplossing van het conflict, inclusief t.a.v. de status van Nagorno-Karabach. Nederland steunt hierin het werk van de Minsk Group geleid door de drie covoorzitters (Frankrijk, VS en Rusland) om te zoeken naar een blijvende oplossing. Op verschillende niveaus binnen de EU en in vele internationale fora staat dit onderwerp hoog op de agenda. Verschillende landen en organisaties zijn nauw betrokken, zoals de VN, de OVSE, het internationale Rode Kruis, Frankrijk, Rusland, de EU en de Wereldbank. Ook hield een delegatie van de Raad van Europa recent consultaties met beide landen, en werkt deze organisatie aan post-conflict assistentie, gericht op verzoening en vredesopbouw. Daarnaast zal het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich over de situatie buigen in de context van de twee interstatelijke klachten die door Azerbeidzjan en Armenië zijn ingediend bij dit Hof.

Het kabinet blijft pleiten voor een internationaal onderzoek naar de inzet van fosfor, clustermunitie, buitenlandse strijders alsook naar eventuele oorlogsmisdaden. Dit doet het kabinet zowel in multilateraal als in bilateraal verband. Het is van groot belang dat waarheidsbevinding geschiedt. Onafhankelijke internationale organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch hebben in hun rapporten beide partijen o.a. beschuldigd van disproportioneel geweld. Eventuele oorlogsmisdaden mogen niet onbestraft blijven. Een dergelijk onderzoek moet als basis dienen voor eventuele vervolgstappen, deze volgordelijkheid blijft het kabinet benadrukken. Nederland kiest net als de EU en het overgrote deel van de internationale gemeenschap geen partij in dit conflict. Dit zou de vreedzame beslechting van het conflict niet ten goede komen. Het is van belang om met beide partijen in contact te blijven, hiermee behouden we de mogelijkheid kritische boodschappen over te brengen.

Het kabinet heeft tijdens de gewelddadigheden in Nagorno-Karabach zowel in EU- als NAVO-verband zorgen geuit over contraproductieve buitenlandse inmenging in Nagorno-Karabach. Daarbij zijn alle landen, waaronder NAVO bondgenoot Turkije, opgeroepen om zich in te zetten voor het handhaven van het staakt-het-vuren en een terugkeer naar de onderhandelingstafel onder auspiciën van de OVSE Minsk Groep.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het conflict in Nagorno-Karabach helaas niet op de agenda staat. Deze leden maken zich grote zorgen over de Armeense krijgsgevangenen en burgers in handen van Azerbeidzjan. Kan de Minister binnen de EU pleiten voor gemeenschappelijke oproep aan Azerbeidzjan om krijgsgevangenen en burgers met respect te behandelen en vrij te laten? En kan de Minister tevens pleiten voor een reflectie op het EU-Azerbeidzjan-partnerschap en de onderhandelingen voor een nieuwe EU-Azerbeidzjan-overeenkomst? De agressie van Azerbeidzjan richting Nagorno-Karabach kan wat betreft de leden van de CDA-fractie niet zonder gevolgen blijven voor de EU-Azerbeidzjan-relatie.

63. Antwoord van het kabinet

Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 62. Inzake de zorgen omtrent krijgsgevangenen staat voorop dat het kabinet het van bijzonder groot belang acht dat alle krijgsgevangenen onmiddellijk worden vrijgelaten. De EU heeft hiertoe opgeroepen in de verklaring van 19 november, en op 29 januari jl. is deze oproep herhaald door de EU woordvoerder externe betrekkingen. Nederland bespreekt dit ook in bilaterale gesprekken met betrokken partijen. Vrijlating van krijgsgevangenen na afloop van een gewapend conflict betreft een verplichting voor alle betrokken partijen. Deze verplichting is gebaseerd op de Derde Geneefse Conventie, die ook door Armenië en Azerbeidzjan geratificeerd is. Vrijlating van deze gevangenen is bovendien een belangrijke voorwaarde voor de weg naar duurzame vrede. Beide zijden beschuldigen elkaar er helaas van deze verplichting niet na te komen. Er is veel aandacht voor dit probleem en diverse organisaties zijn hierbij betrokken: de drie partijen in de trilaterale overeenkomst, maar ook de covoorzitters van de OVSE Minsk Group, de VN, het Internationale Rode Kruis Comité en anderen. Door middel van stille diplomatie wordt er geprobeerd beweging in deze belangrijke kwestie te krijgen.

Zoals in de beantwoording van vraag 62 toegelicht, kiezen Nederland en de EU geen partij in het conflict, en er wordt evenmin overwogen om één van de twee landen bij voorbaat te «straffen». Overeenkomsten zoals nu in onderhandeling tussen de EU en Azerbeidzjan bieden juist handvatten om in dialoog te blijven en ook kritischere boodschappen uit te wisselen. Nederland en de EU gaan deze boodschappen niet uit de weg.

Wat Nagorno-Karabach betreft vragen de leden van de SP-fractie of de Minister in de EU wil blijven pleiten voor de noodzaak van onafhankelijk onderzoek naar de oorlogsmisdaden die zijn begaan, door alle partijen. Wil de Minister dit doen? Als dergelijk onderzoek uitblijft, wat te vrezen valt, komt er dan voor de Minister een moment in zicht dat gerichte maatregelen tegen daders overwogen kunnen worden? Graag ontvangen deze leden een reactie.

64. Antwoord van het kabinet

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 62 en 63. Voor zowel een internationaal onafhankelijk onderzoek, alsook eventuele daaropvolgende acties, is een brede coalitie nodig. Het kabinet overweegt geen unilaterale maatregelen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af waarom de kwestie Nagorno-Karabach niet op de agenda staat. Heeft de Minister de indruk dat er in de meerderheid van de Raad onverschilligheid heerst over de situatie daar? Is het voor de Minister overigens nog een vraag wie het conflict vorig jaar begonnen is en is de Minister geïnteresseerd in het antwoord op die vraag? Heeft hij Azerbeidzjan al te verstaan gegeven dat de opstelling van dit land gevolgen heeft voor de besprekingen over het Oostelijk Partnerschap? Zo nee, wanneer gaat hij dit doen? Hoe denken zijn collega’s in de Raad hierover? Nu een onafhankelijk onderzoek naar oorlogsmisdaden ter plekke feitelijk niet mogelijk blijkt, blijft de Minister toch volhouden dat daarop gewacht moet worden voordat er verder stappen naar aanleiding van oorlogsmisdaden genomen worden?

65. Antwoord van het kabinet

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 62 en 63. In aanvulling daarop: de samenwerking met Azerbeidzjan en Armenië binnen het Oostelijk Partnerschap richt zich o.a. op belangrijke prioriteiten als de rechtsstaat, goed bestuur, people-to-people contacts en het klimaat. Het is in niemands belang om dit stop te zetten, niet in de laatste plaats voor de lokale bevolking zelf. In het Oostelijk Partnerschap geldt een expliciet «meer voor meer» en een impliciet «minder voor minder» principe. Hoe meer bereidheid er is in het partnerland om hervormingen door te voeren, te democratiseren en universele mensenrechten te respecteren, hoe meer zij kunnen profiteren van samenwerking met de Unie op onderwerpen als economische integratie, financiering en mobiliteit. Hieruit volgt dat de samenwerking met landen als Oekraïne, Georgië, maar ook Armenië, intensiever is dan met bijvoorbeeld Azerbeidzjan en Belarus.

Sanctieregime

De leden van de D66-fractie vragen de Minister een overzicht te sturen aan de Kamer van de mensen die tot nu toe sancties opgelegd hebben gekregen naar aanleiding van de Europese Magnitsky Act. De leden wijzen erop dat de Minister meermaals heeft aangegeven dat er op de achtergrond werd gewerkt om Magnitsky-listings van de Verenigde Staten, Canada en andere landen te onderzoeken zodat, deze zo snel mogelijk ook Europees kunnen worden gelist. Is dit proces nog steeds gaande, wanneer verwacht de Minister het eerste sanctiepakket? Deze leden verwachten dat de Minister in de Raad uitdraagt dat de zogenaamde lijst van het team van Aleksej Navalny wordt onderzocht.

66. Antwoord van het kabinet

De voorbereidingen voor voorstellen voor eerste listings zijn in beslotenheid in gang gezet in verscheidene hoofdsteden. Dit proces vraagt om grote zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Het ligt daarbij voor de hand dat ook naar de sanctielijsten van het VK, de VS en Canada wordt gekeken. Iedere individuele listing vraagt evenwel om een eigen afweging van de EU-lidstaten, en moet kunnen rekenen op instemming van alle 27 lidstaten. Bovendien moet met voldoende feitelijk bewijs uit openbare bronnen het verband aangetoond worden tussen de te listen persoon en de mensenrechtenschending. De onderbouwing en motivering van een listing moet de juridische toets van het Hof van Justitie van de EU kunnen doorstaan.

De leden van de D66-fractie willen de Minister tevens wijzen op de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma c.s. over de lijst met te sanctioneren personen en bedrijven in relatie tot de mensenrechtenschendingen in de regio Xinjiang.21 Welke inspanningen zijn hiertoe ondernomen vanuit de zijde van de Minister? Kunnen deze de prioriteit krijgen bij de uitvoering van het EU-sanctieregime?

67. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie van de Oeigoeren en andere minderheden in Xinjiang en blijft zich dan ook stelselmatig inzetten om de mensenrechtensituatie in Xinjiang zowel bilateraal, via de EU, als in VN-verband aan de orde stellen.

De voorbereidingen voor voorstellen voor eerste listings zijn in beslotenheid in gang gezet in verscheidene hoofdsteden. Dit proces vraagt om grote zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. In dit proces worden ook de moties van de leden Sjoerdsma, Ploumen en Kuzu meegenomen.

Kan de Minister toezeggen dat er een halfjaarlijkse rapportage wordt ingesteld over het EU-sanctieregime, waarin de sancties worden uitgelicht en toegelicht en de effecten en risico’s van de sancties worden beschreven?

68. Antwoord van het kabinet

Zoals ook bij de totstandkoming van het mensenrechtensanctieregime zal het kabinet de Kamer regelmatig blijven informeren, onder meer tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken en in het verslag van de Raad zelf, over de voortgang van de implementatie van het sanctieregime.

Verenigde Staten en de Irandeal

De leden van de CDA-fractie stellen dat de recente aanval op de luchthaven van Erbil door waarschijnlijk een pro-Iran militie als een provocatie vanuit Iran kan worden opgevat. Deze aanval maakt het zeer onwaarschijnlijk dat de Verenigde Staten op korte termijn terugkeert aan de onderhandelingstafel met Iran. Ook Nederlandse militairen zijn in gevaar gekomen tijdens de rakettenregen. Is de Minister bereid terughoudend te zijn in het aansporen van de Amerikaanse Secretary of State Blinken om de onderhandelingen met Iran te hervatten? Is de Minister bereid in plaats daarvan te pleiten voor een grondig onderzoek naar deze gebeurtenis en specifiek de rol van Iran hierbij te onderzoeken?

69. Antwoord van het kabinet

President Biden heeft aangegeven waarde te hechten aan terugkeer naar het JCPOA, mits Iran zich weer gaat houden aan de afspraken onder het nucleaire akkoord. Nederland roept Iran dan ook op terug te keren naar volledige implementatie van het JCPOA. Afspraken over het nucleaire programma van Iran zijn van groot belang om een Iraans kernwapen te voorkomen. Op de langere termijn is de Nederlandse inzet gericht op het adresseren van additionele zorgen zoals het Iraanse ballistische raketprogramma en de rol van Iran in de regio op de langere termijn. De toedracht van de aanval wordt nog onderzocht.

Egypte

De leden van de SP-fractie lezen in het verslag van de vorige Raad dat veel EU-landen grote zorgen hebben geuit over de waardeloze mensenrechtensituatie in Egypte. Dat is natuurlijk zeer terecht. Deze leden vernemen van de Minister graag of deze mensenrechtensituatie voor de EU ook aanleiding is voor maatregelen tegen Egypte of dat het enkel is gebleven bij het uitspreken van zorgen.

70. Antwoord van het kabinet

In de afgelopen jaren is de mensenrechtensituatie in Egypte verslechterd. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 25 januari jl. heeft Nederland, net als vele andere lidstaten, zorgen hieromtrent geuit. Daarnaast zet het kabinet zich in zowel bilateraal als multilateraal verband in om de zorgwekkende mensenrechtensituatie in Egypte aan de orde te stellen. Ook kaart de EU consequent de mensenrechtensituatie in Egypte aan in de VN-Mensenrechtenraad. Op dit moment is er geen verdere actie in EU-kader voorzien. Desalniettemin is het kabinet zich bewust van de situatie, die ook in de toekomst continue aandacht behoeft.

Palestina/Israël

De leden van de SP-fractie vragen de Minister te reageren op de voortdurende straffeloosheid voor het bloedbad dat Israël in 2018 aanrichtte in Palestina, Gaza, waar zo’n tweehonderd demonstranten werden gedood. Kan de Minister aangeven wat de laatste stand van zaken is, specifiek of nu eindelijk eens verantwoordelijken zijn gestraft? Deze leden vragen de Minister in EU-verband te informeren of er bereidheid is om, met een aantal gelijkgestemde landen, een heldere veroordeling uit te spreken van de voortdurende straffeloosheid en op te roepen tot maatregelen tegen de daders. Wil de Minister dat doen?

71. Antwoord van het kabinet

De voortgang in onderzoeken naar de protesten in Gaza worden met regelmaat opgebracht in gesprekken met de Israëlische autoriteiten. Israël deelt daarbij informatie over de voortgang van de onderzoeken, waarbij een aantal veroordelingen hebben plaatsgevonden. Het kabinet zal doorgaan met het aandringen op gedegen onderzoek, en Uw Kamer informeren over de voortgang zoals toegezegd tijdens de Begrotingsbehandeling d.d. 28 oktober 2020 (Kamerstuk 35 570 V, nr. 12).

Jemen

De leden van de SP-fractie vragen tot slot aandacht voor de vreselijke berichten over dreigende hongerdood voor honderdduizenden kinderen in Jemen. Om dit af te wenden is een direct staakt-het-vuren nodig en een einde aan de blokkade van Jemen. Wil de Minister in de EU proberen te komen tot een uitspraak in deze richting en, als dat niet bij consensus lukt, dan samen met de landen die hierop wel te verenigen zijn? Graag ontvangen deze leden een reactie.

72. Antwoord van het kabinet

Nederland steunt het door de VN geleide vredesproces en roept alle conflictpartijen op toe te werken naar een inclusieve en vreedzame oplossing voor het conflict. Een staakt-het-vuren en het opheffen van de blokkade maken onderdeel uit van deze oplossing en zijn ook cruciaal om de zeer slechte humanitaire situatie te verbeteren. Nederland trekt hierin samen op met de EU en gelijkgezinde EU-lidstaten en steunt de recente uitspraken van de EU Hoge Vertegenwoordiger in het Europees Parlement dat er alleen een politieke oplossing is voor het conflict. Daarnaast steunt ook NL de werkzaamheden van VN gezant Griffiths om een staakt-het-vuren te bereiken.


X Noot
6

Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 15.

X Noot
11

Volkskrant, 4 februari 2021, «De lekkerste Spaanse olijfolie komt uit...Tunesië», (https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-lekkerste-spaanse-olijfolie-komt-uit-tunesie~b3616fbe/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F).

X Noot
14

Zie bijvoorbeeld het jaarlijkse actieprogramma 2020, deel II, voor Marokko (https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/default/files/maroc_c_2020_6115_commission_implementing_decision_merge.pdf).

X Noot
15

Consilium (Europa.eu), «Website Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking: Coreper keurt voorlopig akkoord met Europees Parlement goed», 18 december 2020 (https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/12/18/neighbourhood-development-and-international-cooperation-instrument-coreper-endorses-provisional-agreement-with-the-european-parliament/).

X Noot
18

Kamerstuk 35 373, nr. 4.

X Noot
19

Verschillende Kamerstukken die de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer hebben doen toekomen, waaronder: Kamerstuk 35 373, nr. 25 en Aanhangsel Handelingen II, 2020/21, nr. 1609.

X Noot
20

Conclusies Klimaat- en Energiediplomatie van de RBZ van 25 januari jl. (paragraaf 18).

X Noot
21

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1596.

Naar boven