29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 407 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2016

Op 9 november 2015 hebben wij in de brief bij het «Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland» (DTN 40) (Kamerstuk 29 754, nr. 325) uw Kamer toegezegd het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum een onderzoek te laten uitvoeren naar de kwaliteit van de signalering van radicalisering, jihadisme en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen. Met deze brief sturen wij u dit onderzoeksrapport «Jihadisme in de vreemdelingenketen. De signalering van vermoedelijke jihadisten onder asielzoekers en jihadistische activiteiten in en rond asielzoekerscentra nader onderzocht» toe1 en geven we aan hoe we gevolg geven aan de gepresenteerde aanbevelingen.

Het onderzoek

Het rapport presenteert een wetenschappelijk beeld van de signalering en informatie-uitwisseling van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen. De gegevensverzameling voor deze studie heeft plaatsgevonden gedurende de periode februari 2016 tot en met het uitbrengen van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN 42) op 11 juli 2016. Het rapport richt zich nadrukkelijk op vreemdelingen die een asielverzoek indienen. De onderzoekers stellen dat in Nederland geen sprake is van één overkoepelende geïntegreerde aanpak om jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen te signaleren. In plaats daarvan zijn de afgelopen jaren gefaseerd verschillende maatregelen getroffen en werkwijzen geïntroduceerd die in onderlinge samenhang kunnen worden aangemerkt als één systematiek. Om de systematiek te kunnen spiegelen aan bestaande (wetenschappelijke) inzichten over signalering en informatie-uitwisseling, is literatuuronderzoek en een Europese survey verricht. Ook is gesproken met 49 respondenten op zowel het staf- als het uitvoerende niveau. Met het voorbehoud dat op basis van de gehanteerde methoden niet zonder meer een representatief beeld is verkregen van de wijze waarop deze systematiek in de praktijk functioneert, geven de onderzoekers aan tijdens deze onderzoeksperiode geen indicaties te hebben gevonden dat zich bij de uitvoering grote problemen voordoen.

De context waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden, is dynamisch te noemen. De onderzoekers concluderen tot slot dat gedurende en na de onderzoeksperiode reeds nieuwe maatregelen en werkwijzen zijn ingevoerd. De beantwoording van de onderzoeksvragen en de gesignaleerde knelpunten en daaruit voortkomende aanbevelingen die de onderzoekers formuleren, zien derhalve op de bevindingen over

bovengenoemde periode.

Beleidsreactie

De onderzoekers stellen dat -tijdens de onderzoeksperiode- in de uitvoeringpraktijk geen grote knelpunten blijken te bestaan in de signalering van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen. Respondenten waar in het kader van deze studie mee is gesproken, gaven over het algemeen aan dat er binnen hun organisaties aandacht is voor de problematiek en dat zij voldoende handelingsperspectief hebben in het geval zij signalen van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken menen te onderkennen. Wel worden in het rapport aanknopingspunten gepresenteerd die de bestaande systematiek mogelijk kunnen versterken of verbeteren.

Hieronder gaan wij – samenvattend – in op de aanbevelingen en geven wij aan hoe in de afgelopen maanden doorlopend aanpassingen zijn doorgevoerd voor het versterken van de uitvoering in het onderkennen van signalen, de signalering en de informatie-uitwisseling binnen (en buiten) de vreemdelingenketen. Signalen daarvan worden zoveel mogelijk opgevangen tijdens de contactmomenten die de vreemdeling heeft met politie of Koninklijke Marechaussee (KMar), maar ook later in het proces in het contact met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de (Immigratie- en Naturalisatiedienst) IND.

Hierbij willen wij opmerken dat wanneer jihadisme, radicalisering of ronselpraktijken worden vastgesteld, maatregelen uit de integrale aanpak jihadisme op deze zaken toegepast worden, in nauwe samenwerking met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Hoewel de Nederlandse overheid zeer alert is op de risico’s kan misbruik van de Nederlandse asielprocedure nooit volledig worden uitgesloten.

Het onderkennen van signalen

Het WODC-rapport geeft aan dat het onderkennen van signalen over nationale veiligheid, jihadisme en ronselpraktijken tussen de vreemdelingenketen en de Algemene Inlichtingen-en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD) is geborgd. Signalen kunnen enerzijds worden onderkend door overheidspersoneel bij de uitvoering van bestaande taken, bijvoorbeeld in de opvang door medewerkers van het COA, tijdens identificatie en registratie door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) of KMar, of tijdens gehoren door medewerkers van de IND. Anderzijds kunnen ook derden, zoals vrijwilligers van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) of bewoners van opvanglocaties, signalen onderkennen en aandragen. Actoren handelen als zij zelf bepaalde signalen opmerken of als signalen bij hen worden aangebracht, maar zij kunnen ook proactief handelen om de kans op signalering te vergroten, bijvoorbeeld door processen aan te passen en controlemomenten in te bouwen of door deskundigheid en bewustzijn te bevorderen. Sommige respondenten gaven wel aan het gevoel te hebben dat verwachtingen van de buitenwereld over de bijdrage van actoren uit de vreemdelingenketen aan het signaleren van jihadisme (te) hoog zijn.

Zoals beschreven kan het Identificatie- en registratieproces (I&R-proces) een rol spelen in het opvangen van signalen die zouden kunnen duiden op jihadisme. De onderzoekers beschrijven dat de politie bijzonderheden die naar voren komen tijdens het I&R proces vastlegt op een zogenoemde NVIK-looplijst (NVIK staat voor Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt). De onderzoekers geven aan dat het onduidelijk is wat er met de lijsten gebeurt en bevelen daarom aan nader te

onderzoeken in hoeverre verdere uitwisseling van op de NVIK-lijsten opgenomen informatie wenselijk, doelmatig en juridisch mogelijk is. Wij nemen de aanbeveling over dit nader te onderzoeken. Aan uw Kamer is op 18 mei 2016 gemeld dat verschillende maatregelen zijn genomen om het I&R-proces verder te verbeteren. Zo is het contact tussen politie en de ketenpartners over signalen met betrekking tot de nationale veiligheid verder ontwikkeld. Vanwege het belang van een goede identificatie en registratie hebben wij de Inspectie van Veiligheid en Justitie gevraagd dit proces te blijven monitoren. De Inspectie is op dit moment bezig met de uitvoering van dit onderzoek. Over de uitkomsten wordt uw Kamer vanzelfsprekend geïnformeerd naar verwachting begin 2017.

Bewustzijns-en deskundigheidsbevordering

Wij zetten stevig in op de voorlichting over jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken en de verdere ontwikkeling van kennis over dit onderwerp bij de professionals in de vreemdelingenketen. Via het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) vinden, in nauwe samenwerking met de NCTV, in het kader van bewustzijns- en deskundigheidsbevordering trainingen op maat plaats. In verband met het bevorderen van het bewustzijn over risico’s voor ronselpraktijken in asielzoekerscentra, constateren de onderzoekers dat de voorlichting aan de asielzoekers in algemene zin gericht is op de veiligheid en de mogelijkheden om situaties van (sociale) onveiligheid te melden. Hoewel een aantal respondenten in dit onderzoek meent dat er geen sprake is van specifieke voorlichtingsinitiatieven met betrekking tot radicalisering, ronselen of jihadisme, is dit wel degelijk het geval. Uit het rapport zelf komt duidelijk naar voren dat de Dienst Terugkeer& Vertrek (DT&V), COA en IND nadrukkelijk aandacht hebben voor het onderkennen van signalen en medewerkers hiertoe opleiden en instrueren. Met betrekking tot de aanbeveling inzake de voorlichting aan asielzoekers kan het volgende gemeld worden. Iedere asielzoeker ontvangt binnen 30 dagen na binnenkomst voorlichting over veiligheid bij het COA. Vervolgens volgt een individueel gesprek met de asielzoeker, waarbij meer specifiek aandacht wordt besteed aan jihadisme en radicalisering. Per 1 oktober jl. is het COA gestart met een nieuw programma «Veilig wonen en leven» op locaties. Onder de titel «veilig samenleven» komt daarbij het onderwerp «jihadisme/radicalisering» expliciet aan bod.

Verder wordt door het rapport gemeld dat bij niet-overheidsorganisaties, zoals Nidos en VWN over het algemeen meer terughoudendheid bestaat om zowel intern als vanuit de organisatie informatie met opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten te delen. Dat heeft te maken met hun (onafhankelijke) rol en functie als vertrouwenspersoon en belangenbehartiger en het daarbij behorende morele en juridische spanningsveld wanneer zij informatie van cliënten en pupillen zouden delen.

Wij kunnen u in dit kader meedelen dat heel nadrukkelijk ingezet wordt op het onderkennen van signalen door de ketenpartners ten aanzien van radicalisering, jihadisme en ronselpraktijken. Zo sluit VWN aan op de voorlichtingssessies van het COA waarbij aandacht wordt besteed aan praktische aanwijzingen die nopen tot alertheid. Deze aanwijzingen hebben dan betrekking op meer «harde» indicaties over jihadisme, ronselpraktijken en radicalisering. Nidos-medewerkers hebben inmiddels cursussen gevolgd die zijn aangeboden door de NCTV. Het is in dit verband van belang te melden dat deze organisaties (Nidos en Vluchtelingenwerk) goed zijn voorgelicht om informatie te delen met de vreemdelingenketen over de gewenste opvolging. Dit is in lijn met het voornemen binnen de integrale aanpak jihadisme om deskundigheid te bevordering in de uitvoering.

Informatie-uitwisseling en opvolging van signalen

De onderzoekers beschrijven dat de geïnterviewde eerstelijnsprofessionals aangeven voldoende handelingsperspectief te hebben om signalen van jihadisme en ronselpraktijken binnen de eigen organisatie kenbaar te maken. De bestaande systematiek om signalen van jihadisme vanuit de vreemdelingenketen te melden in de brede keten is volgens het onderzoek primair gericht op het informeren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De «meldstructuur» binnen de «kleine keten» (IND, COA en Dienst Terugkeer&Vertrek) is ingericht voor het signaleren van zaken die betrekking hebben op de nationale veiligheid, waaronder ook signalen van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken worden gerekend. Alle signalen dienen bij de IND-liaisons terecht te komen, die deze (kunnen) voorleggen aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en aan de politie. De onderzoekers geven aan dat het vanwege de opzet van de studie niet mogelijk is om harde uitspraken te doen over de vraag of en in hoeverre signalering en informatie-uitwisseling in brede keten daadwerkelijk plaatsvindt conform de bestaande opzet en/of systematiek. De onderzoekers bevelen in dit verband aan dat actoren gezamenlijk inventariseren waar (wederzijdse) informatiebehoeften bestaan en in hoeverre daaraan tegemoet kan worden gekomen. Daarbij geven de onderzoekers aan dat wel moet worden meegenomen dat informatie-uitwisseling doelmatig moet zijn en dat conform privacywetgeving gehandeld dient te worden.

Wij nemen de aanbeveling van harte over en wijzen er op dat wanneer jihadisme, radicalisering of ronselpraktijken worden vastgesteld, maatregelen uit de integrale aanpak jihadisme op deze zaken toegepast worden, in nauwe samenwerking met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ten aanzien van de uitwisseling van alle signalen, wordt het Multidisciplinair Team (MDT) Migratiecriminaliteit en Jihadisme2 op dit moment door een externe partij geëvalueerd. Een van de doelen van dit MDT is om een zo compleet en actueel mogelijk beeld te creëren op betrokkenheid van migranten bij jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken om op deze wijze bij te dragen aan de aanpak en de opvolging van signalen. Op basis van die evaluatie wordt bezien op welke wijze de informatie-uitwisseling en de opvolging van signalen op het terrein van radicalisering, jihadisme en ronselpraktijken verbeterd kan worden.

Zoals eerder aan u gemeld hebben wij de Inspectie van Veiligheid en Justitie gevraagd om onderzoek te doen naar de follow up van verdachte signalen.3 Het onderzoek is op dit moment in uitvoering en wordt begin 2017 verwacht.

Tot slot

Dit rapport biedt ons de mogelijkheid om de integrale aanpak en het beleid ten aanzien van signalering van jihadisme, radicalisering en ronselpraktijken in de vreemdelingenketen te optimaliseren. Er wordt nauw samengewerkt tussen de vreemdelingenketen en de veiligheidsketen om de signalen te onderkennen, te delen en te duiden. Dit vindt doorlopend plaats en is in lijn met de integrale aanpak jihadisme van de NCTV. De mix van zowel preventieve als meer repressieve maatregelen die de integrale aanpak jihadisme biedt, geeft het kabinet de mogelijkheid om binnen de kaders van het bestaande beleid de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen. Wij zullen ons hierbij in de komende periode, samen met de ketenpartners, ten volle voor blijven inzetten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Op 24 november 2014 is uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van een multidisciplinair team (MDT) gericht op de aanpak van migratiecriminaliteit (Kamerstuk 28 638, nr. 127).

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 2187.

Naar boven