19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2080 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 november 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 30 september 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 18 juni 2015 houdende een reactie op het rapport «Onafhankelijke casemanager in de vreemdelingenketen. Perspectieven vanuit het buitenland» (Kamerstuk 19 637, nr. 2013);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 21 juli 2015 inzake de toezending van het ambtsbericht Iran inzake christenen en lhbt's (Kamerstuk 19 637, nr. 2023);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 1 juli 2015 inzake de werkinstructie artikel 8 EVRM (Kamerstuk 19 637, nr. 2020);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 17 augustus 2015 inzake de gevolgen van en maatregelen in verband met de hoge asielinstroom (Kamerstuk 19 637, nr. 2027);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 23 juli 2015 inzake een wijziging in het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Jemen (Kamerstuk 19 637, nr. 2024);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 13 augustus 2015 inzake de aanbieding van een afschrift van de reactie aan de Nationale ombudsman op het rapport «Zorgen over de grenzen» over het Bureau Medische Advisering;

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 12 augustus 2015 inzake de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de bescherming van Oeigoeren (Kamerstuk 19 637, nr. 2026);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 7 september 2015 inzake een beleidswijziging ten aanzien van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender (lhbt) asielzoekers afkomstig uit de Russische Federatie (Kamerstuk 19 637, nr. 2029);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 24 september 2015 houdende een schatting van illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen (2012–2013) (Kamerstuk 19 637, nr. 2051).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie, Ypma

De griffier van de vaste commissie, Nava

Voorzitter: Ypma

Griffier: Loeffen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Ypma, Azmani, Fritsma, Kuiken, Oskam, Sjoerdsma, Voordewind, Voortman,

en Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Goedemorgen dames en heren, Staatssecretaris, de ambtelijke ondersteuning en alle belangstellenden. Ik wens ook de collega's een goede morgen toe. Zij hebben slechts een paar uur geslapen. Fijn dat iedereen er weer is. We hebben een spreektijd van vijf minuten afgesproken en ik stel voor dat elke woordvoerder tweemaal mag interrumperen.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik hoef niet te herhalen dat ons land wordt overspoeld met tienduizenden asielzoekers. Al die migranten worden door het kabinet helaas met open armen ontvangen. Ik hoef ook niet te herhalen dat het kabinet hiermee in snel tempo dingen weggeeft: onze cultuur wordt weggegeven, alsmede onze vrijheid, onze welvaart en onze veiligheid. Het aantal problemen dat het kabinet met de huidige asielinstroom op de Nederlandse burger loslaat, is bijna niet meer bij te houden. Toch licht ik er vandaag weer een paar belangrijke punten uit.

In de eerste plaats ga ik in op het probleem van de geweldplegers onder de asielzoekers. Daarover is gisteren ook gesproken tijdens het vragenuur, maar ik meen dat dit punt geen aandacht genoeg kan krijgen. Ik noem de recente massale vechtpartijen in een asielzoekerscentrum in het Utrechtse Overberg als voorbeeld, waar onder anderen hulpverleners werden gehinderd in hun werk. De PVV blijft van de Staatssecretaris eisen dat hij dit wangedrag keihard aanpakt. Kan hij garanderen dat de betreffende geweldplegers nooit maar dan ook nooit een verblijfsvergunning krijgen? Die vraag is natuurlijk ook van toepassing op andere criminele asielzoekers.

Ik wil graag een update van de geweldplegers die zich eerder in azc's misdroegen, bijvoorbeeld in het azc in Budel en Overloon. Wat is er met deze geweldplegers gebeurd? Zijn zij aangepakt? Zijn zij het land uitgezet? Het wegsturen van geweldplegers is immers het minste dat je van het kabinet mag verwachten. Regels die dit in de weg staan hadden natuurlijk al lang veranderd moeten worden. Op dit moment kan een asielaanvraag van een crimineel alleen afgewezen worden in het geval dat hij een zeer ernstig misdrijf heeft gepleegd en hij minimaal achttien maanden in de gevangenis heeft gezeten. Bij verdragsvluchtelingen ligt die grens op 24 maanden. Dat is te krankzinnig voor woorden. Een zware crimineel die zeventien maanden in de bak heeft gezeten – iedereen weet dat je in dit land heel veel gedaan moet hebben om een dergelijke straf te krijgen – en asiel aanvraagt, krijgt van de Staatssecretaris gewoon een verblijfsvergunning op een presenteerblaadje aangereikt. Dat kan natuurlijk niet. De lat moet liggen bij het plegen van een misdrijf, ongeacht de aard van het misdrijf en de opgelegde straf. Ik verzoek de Staatssecretaris om dit zo snel mogelijk te regelen. Ook hiervoor geldt uiteraard dat de beste oplossing is dat asielzoekers niet meer worden toegelaten. Wie je niet binnenhaalt, hoef je immers ook niet weg te krijgen en we weten dat het kabinet vreselijk faalt wat het uitzetbeleid betreft.

Bijna alle asielzoekers – het zijn er tienduizenden – zouden op grond van het Dublinakkoord terug moeten kunnen worden gestuurd. Ze komen immers altijd via andere Europese landen naar Nederland, ongeacht dat ze daar al lang veilig waren. En die andere landen zijn ingevolge het Dublinakkoord ook verantwoordelijk voor de afhandeling van de asielverzoeken. Tot en met augustus zijn er in Nederland ongeveer 26.000 asielaanvragen ingediend. Ik wil precies weten hoeveel asielzoekers op grond van het Dublinakkoord zijn teruggestuurd naar andere asiellanden. Dit is een heel belangrijk punt, want juist daarop worden de IND en de Nederlandse samenleving op grote schaal door asielzoekers bedonderd. De asielzoekers liegen over reisroutes of ze verzwijgen die volledig, opdat ze van deze Staatssecretaris een verblijfsvergunning in ontvangst kunnen nemen en ze dus niet terug worden gestuurd naar de veilige landen waar ze doorheen reisden of waar ze binnen zijn gekomen. Ik verzoek de Staatssecretaris om dit gedrag niet langer te belonen. Ten overvloede merk ik op dat ook dat wat ik schetste een reden is om geen enkele asielzoeker meer in Nederland toe te laten.

In de brieven die we vandaag bespreken, lezen we dat het kabinet zelfs het tegenovergestelde doet; het asielbeleid wordt nota bene verder versoepeld en het regent besluit- en vertrekmoratoria waardoor het in de asielopvang nog voller wordt. Wil de Staatssecretaris echt de weg bewandelen van het verder versoepelen van het asielbeleid? Graag wil ik een eerlijk antwoord op deze vraag.

De grenzen staan in Nederland niet alleen wagenwijd open voor asielzoekers, maar ze staan dat ook voor hun partners en kinderen. Ook daarin moet natuurlijk verandering komen. Wat doet het kabinet om het nareisbeleid aan te scherpen? Er moet uiteraard per direct worden gestopt met het toelaten van kindbruiden en de mannen die ze hierheen willen halen dienen hun asielstatus te verliezen. We lezen vandaag ook in de krant dat het soepele nareisbeleid vaak een reden is voor asielzoekers om naar Nederland te komen, dus het beleid moet worden aangepast. Ik las vandaag ook in het AD dat VluchtelingenWerk Nederland zelfs de reis van partners en gezinsleden naar Nederland betaalt. Is dat waar? Zo ja, dan verzoek ik de Staatssecretaris om hier onmiddellijk een stokje voor te steken. Als er namelijk ook betaalde lijndiensten voor asielzoekers in het leven worden geroepen om naar Nederland te komen, is het einde natuurlijk helemaal zoek. VluchtelingenWerk Nederland heeft naar mijn idee teveel geld. Ik geef de Staatssecretaris dus mee om onmiddellijk te stoppen met het geven van subsidie aan die organisatie, temeer omdat deze eraan meewerkt dat onze samenleving wordt ontwricht. Graag wil ik hierop een reactie.

Ik sluit af met het reguliere partner- en gezinsmigratiebeleid. Dat is een ander beleid dan het nareisbeleid, maar ook dat moet de Staatssecretaris aanpassen. Anders blijven die vervolginvasies van partners en gezinsleden bestaan. De aanpassing kan heel eenvoudig zijn, namelijk het weren van ongehuwde partners. Dat levert niet eens een probleem op in de EU. Graag wil ik de toezegging dat dit beleid wordt aangescherpt.

Voorzitter, ik begrijp dat mijn tijd voorbij is en laat het hier dus bij.

De voorzitter: Dat klopt. Hartelijk dank, mijnheer Fritsma.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik mag vandaag ook namens de SP-fractie spreken, want mevrouw Gesthuizen moet zich helaas verontschuldigen.

Ik sluit aan bij het mondelinge vragenuurtje van gisteren waarin we met de Staatssecretaris spraken. Hij zei dat dit zijn productiefste vragenuurtje was tot nu toe. We zullen zien of we dit kunnen voortzetten, want er waren gisteren nog wat open eindjes.

Ik wijs de Staatssecretaris op het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de religieuze spanningen in asielzoekerscentra – we hebben daar gisteren over gesproken – waarover al een aantal jaren geleden een uitgebreid rapport is geschreven. Daarin staan belangrijke aanbevelingen en met een aantal daarvan is nog niets gedaan. Die aanbevelingen liggen dus nog op de plank. Ik wijs de Staatssecretaris op een aantal van die aanbevelingen.

Een daarvan is te kijken naar de registratie van dit soort religieuze spanningen en te proberen dit beter in beeld te krijgen. Pas dan krijgen we echt een goed beeld van dat wat er precies speelt. Dit punt heb ik gisteren ook genoemd. Nu zijn we afhankelijk van allerlei ngo's en oplettende media die ons berichten sturen. We zouden dit dus beter in beeld moeten krijgen, ook om het probleem goed te kunnen inschatten en het te kunnen aanpakken.

Ik heb de Staatssecretaris de suggestie gedaan om een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen. Tijdens mijn werkbezoek heb ik begrepen dat mensen beducht zijn om incidenten die te maken hebben met religieuze spanningen bij het COA te melden, omdat ze bang zijn dat dit negatieve effecten heeft op hun aanmelding bij de IND. Het aanstellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon zou de meldingsbereidheid kunnen vergroten en daardoor zouden we de problematiek beter in beeld kunnen krijgen. Er zou dus sprake zijn van een dubbele werking.

De Staatssecretaris heeft gisteren zelf aangegeven dat hij openstaat voor het in kaart brengen van repressievere mogelijkheden wat het aanpakken van geweld en bedreigingen vanuit religieuze motieven betreft.

De Staatssecretaris legt de bal terug bij de Kamer. Ik vraag hem echter of hij met zijn ambtenarenapparaat in beeld wil brengen welke mogelijkheden er zouden kunnen zijn om sneller tot het nemen van maatregelen over te gaan en misschien ook tot vreemdelingendetentie op het moment dat er sprake is van echt serieuze bedreigingen. Misschien is het zelfs mogelijk om sneller gebruik te maken van de mogelijkheid om op grond van de huidige Vreemdelingenwet de asielstatus te weigeren.

Ik ga in op Iran. Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor het benoemen van onder anderen christenen als expliciete risicogroep. Dat is een erkenning van de problemen en de spanningen die er in dat land zijn. Dit geeft in ieder geval de asielzoekers in Nederland meer mogelijkheden om hier te blijven in plaats van dat zij terug moeten naar het land waar grote gevaren voor hun zijn, vooral als ze zich bij de niet-geregistreerde kerken hebben aangesloten. Ik vraag nog wel de aandacht van de Staatssecretaris voor de geaccepteerde kerken – vaak zijn dat ook etnische kerken – waar vaak ook in het Farsi wordt gepreekt. Dat mag niet van de staat, want dat zou reguliere Iraniërs de mogelijkheid geven om die diensten te volgen.

Ik ga in op de bekeerlingen. Over deze mensen hebben we ook met de vorige Staatssecretaris verschillende keren van gedachten gewisseld. In die gedachtewisseling is een aantal constructieve ideeën naar voren gekomen, waaronder een training voor de beslis- en hoorambtenaren. Zij worden nu incidenteel getraind. Ik verzoek de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de kennis van die ambtenaren op peil blijft. Is hij bereid om daarvoor zorg te dragen? Het stellen van vragen aan bekeerlingen is immers een specialisme. Ik weet dat, als er bekeerlingen in mijn kerk komen, de Bijbelkennis wat moet toenemen. Dat zal voor deze mensen ongetwijfeld niet anders zijn.

Ik kom op de belangrijke asielinstroom waarvan op dit moment sprake is. Er wordt uitgegaan van 27.000 asielzoekers volgend jaar. Dit jaar zijn er al meer dan 30.000. Ik vraag aandacht voor de motie die tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen door de Kamer is aangenomen met als doel om meer geld voor de eerstejaarsopvang te reserveren.

De VNG heeft aangegeven dat zij voor statushouders toch wel € 2.300 per persoon kwijt is voor het geven van goede begeleiding. Ik begrijp dat Ministerie van Justitie daar nu € 1.000 voor vrijmaakt. Er is dus sprake van een gat van € 1.300. Is de Staatssecretaris bereid om daarover met de VNG te spreken?

Er zijn twee moties van de ChristenUnie aangenomen over cohousing en particuliere opvang. Die moties werden ingediend tijdens het debat met Minister Blok. De Staatssecretaris zal daar kennis van hebben. Wat is de stand van zaken?

Ik kom op het punt van de evenredige verdeling wat de instroom betreft. Ook Oudenbosch krijgt straks misschien te maken met een instroom van 750 asielzoekers, terwijl er sprake is van een inwonertal van 12.000. Wordt er met het COA gesproken om na te gaan of daar minder dan 450 asielzoekers ondergebracht kunnen worden?

Wat de vreemdelingendetentie betreft merk ik op dat ik afgelopen vrijdag in Zeist ben geweest en dat ik daar nog steeds Somaliërs aantrof die acht maanden in de cel zaten, terwijl er nagenoeg geen uitzicht is op terugkeer. Is het beleid die mensen zo lang vast te houden zonder uitzicht op terugkeer? Graag wil ik dus aandacht voor Somaliërs in vreemdelingendetentie.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Al begin dit jaar trok de VVD aan de alarmbel. Wij voorzagen toen dat de stroom van asielzoekers naar ons land alleen maar zou toenemen. We werden niet geprezen vanwege onze vooruitziende blik. Integendeel, we werden weggehoond. We stelden voor om veilige havens te creëren in de regio, het recht op asiel in Europa te ontzeggen en zodoende de beweegredenen weg te nemen om een illegale en levensgevaarlijke reis naar Europa te wagen. Dat zou een slecht plan zijn dat juridisch onhaalbaar was. Het was weliswaar na de verkiezingen, maar het zou vooral platte verkiezingsretoriek zijn. Dit is slechts een greep uit de impulsieve reacties op onze voorstellen. Inmiddels is het plan door het kabinet omarmd, evenals door de Europese Unie, en de kritiek verstomt.

Voor de korte termijn stelpen we de illegale stromen binnen Europa. Mensen worden geregistreerd in het land in Europa waar zij binnenkomen en vervolgens nemen alle lidstaten hun verantwoordelijkheid. Dat doet dus niet alleen het veel te brave jongetje dat Nederland heet: al te goed is buurmans gek. Ik vraag mij af of dit gaat werken.

Het Brussels begin is veelbelovend, maar Haagse passiviteit is geen optie. De aantallen nieuwkomers per week liegen er niet om. Er zijn noodvoorzieningen in sporthallen en tentenkampen worden op dagbasis uit de grond gestampt. Dit alles moet op stel en sprong gebeuren. Ik begrijpt dat daardoor gehaast met gemeenteraden wordt gecommuniceerd, om maar van de communicatie met omwonenden te zwijgen. Dat vreet aan het draagvlak in ons land. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Wij vragen nu het maximale van het COA, van het lokale bestuur en van onze inwoners. Hoe lang is dit nog vol te houden? Moeten we niet andere maatregelen overwegen om dit in betere banen te leiden?

Nederland is een gastvrij land en daar ben ik trots op. Juist daarom vind ik het walgelijk, verwerpelijk en onbestaanbaar dat er onder de asielzoekers rotte appelen en zwarte schapen zijn; losgeslagen en normloos tuig dat zich bij voorbaat buiten onze maatschappelijke orde plaatst.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Azmani stelt terecht een vraag aan de Staatssecretaris, namelijk die welke maatregelen het kabinet gaat nemen om het draagvlak te behouden voor de opvang van asielzoekers. Ik ben heel erg benieuwd welke maatregelen de VVD zelf in gedachten heeft.

De heer Azmani (VVD): Dat zullen andere maatregelen zijn dan die welke vanochtend in Trouw verscheen. Ik doel op het artikel waarin staat dat mevrouw Voortman zei dat het COA het niet aan zou kunnen dus dat gemeenten dat maar moeten gaan doen. Ik denk niet dat dit ertoe zal bijdragen dat de toestroom waarmee we nu te maken hebben, in betere banen wordt geleid. Op dit moment zijn ongeveer 12.000 statushouders gehuisvest in azc's. Ik vraag mij af of zij niet elders gehuisvest kunnen worden, zodat gemeenten en omwonenden niet geconfronteerd worden met weer een voorziening die op dagbasis uit de grond moet worden gestampt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Meer ruimte op de woningmarkt is volgens mij inderdaad een oplossing. Daar werkt het kabinet al aan, maar is dat de enige oplossing waar de VVD aan denkt, of heeft zij meer concrete oplossingen voor ogen waaraan de mensen echt iets hebben die zich nu zorgen maken?

De heer Azmani (VVD): Ik ben nog maar net begonnen met mijn betoog. Het is bizar dat mevrouw Voortman mij verwijdt dat ik niet met oplossingen kom op dit dossier. Ik daag mevrouw Voortman uit om met constructieve voorstellen te komen met als doel deze migratiestroom in betere banen te leiden. Volgens mij wil haar partij namelijk én-én; nog meer mensen naar Nederland, het is allemaal prima, laat ze bij ambassades een asielaanvraag indienen, iedereen kan naar Europa komen. Dat is volgens mij het voorstel voor immigratie dat GroenLinks doet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik weet dat we normaal gesproken slechts twee keer mogen reageren, maar ik word persoonlijk aangesproken. Het gaat mij erom dat ik de oplossingen van de heer Azmani mis. We kunnen er verschillend over denken, maar de heer Azmani kan mij niet verwijten dat ik geen oplossingen heb. Dat realisme mis ik vooralsnog bij de VVD. Als de heer Azmani zegt dat er meer ruimte moet komen op de woningmarkt, is dat wel erg mager.

De heer Azmani (VVD): Natuurlijk is er een palet aan maatregelen te bedenken om met deze toestroom om te gaan. Ik adresseer het punt dat gemeenten dagelijks worden geconfronteerd met een verzoek waaraan zij moeten voldoen, dat het lastig is om gemeenteraden mee te nemen in dat verzoek, laat staan dat omwonenden bij dat proces worden betrokken. Ik denk dat het COA op dit moment keihard aan de slag is en dat het doet wat het kan doen. Natuurlijk zie ik ook dingen gebeuren waarvan ik mij afvraag of die misschien iets beter hadden gekund, maar het COA doet het maximale. Het helpt niet dat mevrouw Voortman in het interview met de krant zegt: zet maar een kruis door het COA, de gemeente lost het wel voor u op.

Ik spreek over mensen die een situatie van terreur en onderdrukking ontvlucht zijn om nu zelf terreur en onderdrukking op hun naasten «los te laten». Zij menen dat hun geloof superieur is aan dat van anderen en bedreigen de christenen in azc's op dit moment. Slachtoffers worden beulen die elkaar omwille van hun raciale arrogantie bevechten. Het is een grof schandaal dat in ons land onze vrouwen belaagd worden door mensen die onze gastvrijheid misbruiken. Dat is ziek en volstrekt onacceptabel. Dat wij deze mensen geen enkeltje Verweggistan geven ... Wij hebben nul begrip voor deze barbaren die geweld zeggen te ontvluchten om hun primitieve haat in ons land bot te vieren. Wij strekken onze hand uit en krijgen daar een middelvinger en een vuist voor terug. Zij zijn geen vluchtelingen, maar ze zijn asielaso's waarvan de samenleving verlost moet worden.

Tijdens het mondelinge vragenuur van gisteren – de heer Voordewind sprak daar al over – gaf een meerderheid van de partijen aan dat het beleid aangescherpt moet worden en dat er een harde opstelling moet worden verlangd voor de zwarte schapen die ertussen zitten. De Staatssecretaris reageerde daar instemmend op. Is hij bereid om te verkennen of het mogelijk is om tot aanscherping te komen? Voor de VVD is het heel simpel: het is een enkeltje Verweggistan, of het is eerst een tussenstop in de bajes. Als je zo overloopt van intolerantie en haat, ga je wat mij betreft maar terug naar het kalifaat.

De heer Sjoerdsma (D66): Uiteraard is het van enorm groot belang dat asielzoekers in dit land zich houden aan de Nederlandse waarden en normen. Ik denk dat iedereen aan deze tafel dit met mij eens is. De heer Azmani spreekt over mensen die terreur en onderdrukking zaaien. Zijn fractievoorzitter sprak van «shariazoekers». Dat zijn heel alarmerende woorden. Ik vraag de heer Azmani hoeveel incidenten het betreft. Dat is een van de vragen die ik aan de Staatssecretaris zou willen stellen.

De heer Azmani (VVD): Het verbaast mij niet dat de heer Sjoerdsma deze vraag stelt. Hij hoeft alleen maar de persberichten van de afgelopen week te zien. Enkele titels van berichten zijn: «Moslims in verzet tegen christelijke hulp aan vluchtelingen», «Wie weigert richting Mekka te bidden, wordt in opvangcentra bespuwd», «De kans dat een christen slachtoffer wordt van geweld in azc is 100%», «Als anderen zien hoe ik bid, maken ze me af», «Drie asielzoekers randen achttienjarige Almeerse aan.»

Ik ben niet van de relativering. Volgens mij zitten wij in de politiek om ervoor te zorgen dat de veilige samenleving van dit moment zoveel mogelijk wordt beschermd.

De heer Sjoerdsma (D66): Die berichten lees ik natuurlijk ook en ook ik vind die enorm zorgwekkend. De heer Azmani en zijn partij lijken er nu echter wel van uit te gaan dat het enorme aantallen zijn, dat dit gedrag dominant is onder de asielzoekers. Is dat echter wel zo? Zo ja, hoe weet de heer Azmani dat zeker? Ik heb nog geen cijfers van de Staatssecretaris gezien over incidenten en evenmin over trends wat dit betreft. Mijn vraag is dus waar de heer Azmani zich op baseert, behalve op de vijf krantenberichten die hij net aanhaalde, en wat er precies moet veranderen aan de Vreemdelingenwet 2000 om deze mensen op gepaste wijze te straffen.

De heer Azmani (VVD): Dit zijn de feiten. Het percentage asielzoekers interesseert mij niet zo veel. Het gaat erom dat wij maatregelen nemen voor de toekomst om te voorkomen dat dit soort dingen gebeurt, dus dat onze samenleving bedreigd wordt door mensen die ons vragen om gastvrij te zijn en die van die gastvrijheid misbruik maken door dit soort acties te ondernemen. Ja, daarvoor kun je voorstellen doen. Een van de voorstellen die ik aan de Staatssecretaris voorleg, is asielzoekers al bij binnenkomst kenbaar maken wat de spelregels zijn van deze samenleving opdat zij weten dat zij in een vrije samenleving komen waarin het niet uitmaakt of je man of vrouw bent, of je homo of hetero bent omdat iedereen gelijk is, zijn eigen geloof mag aanhangen of ongelovig mag zijn. Belangrijk is dat men weet dat dit een vrijgevochten samenleving is waarvoor onze voorouders hard hebben gestreden. Ik denk dat we deze samenleving moeten beschermen tegen mensen met een andere cultuur die denken dat ze superieur kunnen zijn.

De heer Fritsma (PVV): Laat er geen misverstand over bestaan: de PVV vindt het prachtig dat de VVD-fractie de shariazoekers wil weren. Zij zijn immers mensen die onze normen en waarden niet delen. Wij allen weten echter wat er vervolgens gebeurt: het kabinet gaat er niet in mee en zegt dat het niet kan. Dan heeft de VVD er weer een voorstel bij op haar hele lange lijst van niet-waargemaakte punten. Vindt de heer Azmani het steeds met voorstellen komen waarvan hij zelf al weet dat hij ze niet kan waarmaken, niet een vorm van volksverlakkerij?

De heer Azmani (VVD): Ik vind het spijtig dat juist de heer Fritsma mij dit verwijt. We trekken immers af en toe aan dezelfde kant van het touw. Ik begon mijn betoog met een voorstel dat de VVD in maart heeft gedaan, dat volledig werd weggehoond en dat juridisch niet mogelijk zou zijn. Het zou slechts platte verkiezingsretoriek zijn geweest, al kwam het voorstel pas na de verkiezingen. Dat was de reactie. Ik denk het liefst in mogelijkheden in plaats van in beperkingen. Ik weet dondersgoed hoe de Vreemdelingenwet 2000 in elkaar zit en dat weet de heer Fritsma ook. Ook weet ik hoe de internationale verdragen in elkaar zitten enzovoorts. Ik heb toen ook aangegeven dat het argument dat het voorstel juridisch onhaalbaar zou zijn onjuist is. Het is inmiddels kabinetsbeleid en Europees beleid.

Ten aanzien van dit onderwerp zeg ik dat het knap lastig is, maar dat ik er geen zin in heb om als politicus op de handen te gaan zitten en alleen de schouders een beetje op te trekken. We moeten kijken naar mogelijkheden. Hoe kunnen we bijvoorbeeld voorkomen dat deze relschoppers en mensen die verder gaan, gesepareerd worden van deze samenleving? We hebben nu bijvoorbeeld een open azc. Zou er niet een azc moeten zijn met beperkte bewegingsruimte voor mensen die het deze samenleving meteen moeilijk maken?

De heer Fritsma (PVV): De heer Azmani begrijpt mijn vraag niet. Natuurlijk is alles mogelijk. Als de politieke wil er is, kun je inderdaad verdragen opzeggen. Dat zegt de PVV ook. Grenzen kunnen dicht, asielzoekers kun je tegenhouden. U noemt dat een droombeeld, maar het is wel degelijk mogelijk. Je kunt het vluchtelingenverdrag eenzijdig opzeggen. Daar heb je slechts een briefje voor nodig met de mededeling: we houden ermee op. Alles is mogelijk, maar de VVD-fractie legt zichzelf de beperking op dat zij het kabinet draagt dat juist niets wil doen. Dit kabinet wil de grenzen niet dichtgooien, het wil de asielinstroom niet tegenhouden en schrijft een blanco cheque uit. Het probleem is dat u dat accepteert. U zegt dat alles mogelijk is, maar tussentijds draagt uw fractie een kabinet dat het meest linkse asielbeleid van de eeuw uitvoert. Het is dan ook hypocriet dat u hier daadkracht veinst en dat u dit kabinet blijft steunen wat dit wanbeleid betreft. Dat is het probleem. Graag wil ik een reactie op dat hypocriete gedrag.

De heer Azmani (VVD): Het verschil tussen de VVD en de PVV is dat het de PVV geen biet interesseert dat vluchtelingen uit hun land vertrekken vanwege het gevaar voor eigen lijf en leden. Het interesseert die partij niet of er in het betreffende land bommen vallen, granaten of wat dan ook. Daarom wil de PVV de handtekening onder het Vluchtelingenverdrag weghalen. Daar kiest de VVD niet voor. De VVD vraagt zich wel af waarom al die vluchtelingen naar Europa moeten komen, of we dat niet beter kunnen organiseren en we niet voor meer mensen iets kunnen betekenen in die regio. De VVD wil die veilige havens bieden in de regio en de PVV interesseert het geen moer of mensen worden geconfronteerd met het feit dat ze hun leven riskeren «onder het genot van» bommen en wat dan ook. Dat is het verschil.

De heer Fritsma (PVV): Mag ik hierop reageren voorzitter?

De voorzitter: Dat mag u kort doen.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil toch wel meegeven dat dit onzin is. De PVV is natuurlijk voor opvang in de regio maar het punt is dat de VVD-fractie dingen zegt die zij niet waarmaakt. Een paar weken geleden hadden we Zijlstra die zei: de asielprocedure wordt afgesloten voor mensen, want we gaan opvang in de regio organiseren. Een week later wordt er gezegd: nee, de asielprocedure wordt niet afgesloten. We gaan alleen asielverzoeken afwijzen.

Dat zijn twee heel verschillende dingen. De VVD-fractie geeft te kennen: geen asielprocedure, dus geen COA-opvang, geen rechtsbescherming en noem het allemaal maar op. Maar zij slikt die woorden een week later alweer in. Op die wijze opereert de partij en daar stoor ik mij aan. Het is namelijk gewoon volksverlakkerij.

De heer Azmani (VVD): Met alle respect. De heer Fritsma spreekt van «volksverlakkerij». Dat is zijn retoriek. Ik vind het opmerkelijk om uit deze interruptie op te maken dat de heer Fritsma, dus de PVV, nu wel weer voor opvang in de regio is. Dit was namelijk een beetje onduidelijk. De heer Wilders reageerde meteen op ons voorstel met de woorden: een prima plan van de VVD. Daarna werd het echter door de PVV neergesabeld. Nu hoor ik dat ook de PVV voorstander is van opvang in de regio. Ik geef de heer Fritsma dan ook mee dat hij niet meer een pleidooi hoeft te houden voor het schrappen van de handtekening onder het Vluchtelingenverdrag. Dat is dan namelijk niet nodig.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik zit er een beetje tussenin. Dat is misschien maar goed ook, want soms kunnen de gemoederen hoog oplopen. Laten we kijken of we iets verder kunnen komen. Dat is uiteindelijk immers het doel van ons allen. De heer Azmani zegt dat je de waarden en normen moet bijbrengen zodra de mensen binnenkomen en dat, als er twijfel is, dit geadresseerd moet worden. Is hij ook bereid om bijvoorbeeld een onafhankelijk vertrouwenspersoon aan te stellen om signalen boven tafel te krijgen die we nu niet boven tafel krijgen – dit ligt in het verlengde van dat wat de heer Sjoerdsma zegt – omdat men bang is voor bijvoorbeeld intimidatie?

De heer Azmani (VVD): Laat duidelijk zijn dat het niet alleen gaat om het bijbrengen van onze normen en waarden. Deze mensen weten nog niet eens of ze hier al dan niet mogen blijven. Het gaat mij erom dat wij meteen kenbaar maken wat de spelregels zijn in dit land en wat dit betekent als je hier te gast wilt zijn. Het gaat erom duidelijk te maken welke consequenties het heeft als mensen zich niet aan de spelregels willen houden. Zij kunnen ons land alsnog verlaten indien zijn niet zo blij zijn met onze vrijheden.

Ik reageer niet meteen afwijzend op het aanstellen van een vertrouwenspersoon. Ik zie de artikelen ook, onder andere in het Reformatorisch Dagblad over specifieke vrijwilligers in bijvoorbeeld het azc in Rotterdam. Dat zijn heel verontrustende geluiden. Ik ben benieuwd of dit ook door het COA wordt herkend. Ik vind namelijk dat het primair aan het COA is om te signaleren wat er in zo'n azc gebeurt. Ik sta echter, zoals gezegd, niet direct afwijzend tegenover het voorstel voor een vertrouwenspersoon om geluiden te adresseren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Om de heer Azmani een beetje in de gedachtegang mee te nemen, zeg ik dat Deloitte uiteindelijk onderzoek heeft gedaan naar dit soort signalen. Eerder had het COA gezegd dat het dit soort signalen niet herkent. Blijkbaar waren die er wel. Deloitte gaf dat ook toe en adviseerde in zijn aanbeveling om een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen. Wil je weten wat er aan de hand is, dan moet je toch eerst zo'n laagdrempelige onafhankelijk vertrouwenspersoon in het leven roepen om die signalen boven water te krijgen. Dan zou je die maatregelen nemen waarover we nader met de Staatssecretaris moeten spreken.

De voorzitter: Mijnheer Azmani, was u klaar met uw betoog?

De heer Azmani (VVD): Nee, ik was nog niet klaar met mijn betoog.

De voorzitter: Dan hebt u nog een minuut de tijd.

De heer Azmani (VVD): Ik ga in op kindhuwelijken. Duidelijk is dat ik het walgelijk vind dat de toegelaten Syriërs menen dat ze via de asielprocedure hun kindbruiden naar Nederland kunnen halen. Het zou schandelijk zijn als wij eraan meewerken dat deze kindermisbruikers hun gang kunnen gaan. Is de Staatssecretaris bereid om deze kinderen in bescherming te nemen en vooral te bezien in hoeverre deze kindermisbruikers daadwerkelijk kunnen worden aangepakt, bijvoorbeeld strafrechtelijk of met als consequentie verlies van het verblijfsrecht?

Ik ga in op pseudo-Syriërs. Van het ministerie in Duitsland is een bericht verschenen waaruit blijkt dat een derde van de mensen dat claimt Syriër te zijn, geen Syriër is. Is dat ook herkenbaar voor Nederland of is dat juist niet het geval? Zo nee, dan zou dat vreemd zijn. We weten hoe gemakkelijk het is om in Syrië aan een legaal identiteitsdocument te komen. Daar hoef je geen Syriër voor te zijn. Ik vraag mij af hoe dat op dit moment gaat. Het is immers moeilijk om valse exemplaren van echte documenten te onderscheiden. Zouden er bijvoorbeeld geen taalanalyses kunnen worden gedaan om te laten zien dat pseudo-Syriërs geen voet op deze grond kunnen zetten?

Er zijn ook heel veel niet-gedocumenteerde asielzoekers. Ik vraag mij af of er niet veel meer differentiatie zou moeten plaatsvinden in de afhandeling van asielprocedures. Voor mensen voor wie geldt dat duidelijk is dat zij Syriërs zijn, zou de procedure versneld moeten worden. Andere groepen moeten niet met die grotere Syrische instroom meekomen. Daar zou je ook op een andere wijze naar kunnen kijken. Niet-gedocumenteerde mensen mogen we wat mij betreft achter een andere dijk laten plaatsen.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Vandaag staat de vraag centraal hoe Nederland moet omgaan met de verhoogde asielinstroom en hoe we die in goede banen leiden. De Staatssecretaris heeft daarover al gezegd dat we bestuurders en politici nodig hebben die de rust bewaren, die zorgen voor bedden, opvang en die met bewoners overleggen over hun zorgen. Hij zei dat we vrijwilligers nodig hebben om die vluchtelingen op een gepaste manier welkom te heten in Nederland. En dat zien we ook op heel veel plekken in Nederland. Ondanks al deze inspanningen ontstaan er echter wachttijden. Sommige mensen zitten heel lang in de noodopvang voordat ze überhaupt een asielaanvraag kunnen doen. Ik vraag de Staatssecretaris of dat niet vastloopt. Hoeveel mensen zitten op dit moment in de noodopvang? Zijn er voldoende bedden en wat is de gemiddelde wachttijd voor het doen van een asielaanvraag?

Met deze instroom bestaat het risico dat kwetsbare groepen uit het oog worden verloren. Ik geef toe dat het met deze instroom lastig is om te werken, maar toch vraag ik vandaag speciale aandacht voor twee groepen. De eerste groep is die van de kinderen. Ik hoor verhalen waaruit blijkt dat in Amsterdam circa negentig kinderen solo worden opgevangen, verspreid over de verschillende noodlocaties. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen en kan hij een en ander ophelderen? Indien hij dit kan bevestigen, verzoek ik hem toe te zeggen dat dit niet nogmaals gaat gebeuren.

De vorige spreker sprak al over kindbruiden. Ik sluit mij grotendeels bij zijn woorden aan. Als dat soort dingen in Nederland kan plaatsvinden, is dat verschrikkelijk. Mijn fractie is uiteraard fel tegen huwelijksdwang. Ik vraag de Staatssecretaris wat hij kan doen om deze kindbruiden in Nederland maximaal te beschermen in afwachting van de wet die voorligt in de Eerste Kamer.

Ook afgelopen week waren er diverse incidenten waarbij asielzoekers betrokken waren. Collega's spraken daar al over. Mijn fractie stelt duidelijk dat ieder incident er een teveel is en dat ieder incident funest kan zijn voor het draagvlak in de samenleving. Wij mogen van asielzoekers verlangen, verwachten en eisen dat zij zich aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden. Als je sommige fracties mag geloven, schuilt er in iedere asielzoeker een shariazoeker, een geweldpleger. Als er zorgen zijn, moeten we die serieus nemen, maar ik wil graag dat we dat doen op basis van de feiten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik vind dat de Staatssecretaris op dit punt meer duidelijkheid kan verschaffen. Neemt het aantal incidenten toe? Neemt de ernst van de incidenten toe? In hoeverre is er sprake van een trend? Ik vind het belangrijk om antwoord te krijgen op die vragen en wil ook graag horen welke maatregelen de Staatssecretaris zou kunnen nemen. Heeft hij voldoende aan de bestaande juridische instrumenten om met dit soort incidenten om te gaan?

Voormalig Staatssecretaris Teeven zei vorig jaar al dat er 65.000 asielzoekers zouden komen. Hij waarschuwde en trok destijds aan de alarmbel. Dat deed hij voordat de heer Azmani dat deed. Welke voorbereidingen heeft het kabinet destijds naar aanleiding van die constatering getroffen?

Nieuwe locaties worden nu in allerijl geopend, terwijl die onder het kabinet-Rutte I juist allemaal gesloten werden. Natuurlijk is het altijd moeilijk om te anticiperen op een veranderende asielstroom. Mijn fractie meent echter dat er wat dit betreft nog wel stappen kunnen worden gezet. Ziet de Staatssecretaris straks ook kans om de meer flexibele opvanglocaties in beheer te houden, ook als de instroom afneemt?

Een accurate asielraming is van belang om de vreemdelingenketen voor te bereiden op de instroom. We zullen daarover tijdens de begrotingsbehandeling ongetwijfeld spreken. Ik meld toch alvast dat de asielraming voor 2016 enorm laag lijkt. Juist voor alle betrokken diensten in de vreemdelingenketen en de rechtspraak is het van groot belang dat er een realistische raming ligt. Mijn fractie vraagt zich af of er wel voldoende wordt ingespeeld op de actuele ontwikkelingen en maakt zich daar zorgen over. Is die methodiek wel ingericht op de huidige instroom? Is er dit jaar nog meer geld nodig en wat zijn volgens de Staatssecretaris de meerkosten voor 2015?

Op 17 augustus jl. ontvingen wij de laatste brief van de Staatssecretaris over de instroom. Dat is de brief die op de agenda staat met een uitgebreid overzicht van de instroom en de nareizigers. Het is een soort verzameloverzicht van de cijfers. Laat ik het maar zo noemen. Ik verzoek de Staatssecretaris om elke week, tot aan het eind van het jaar, te rapporteren over de cijfers zodat we een accuraat beeld hebben en houden.

Tot slot stel ik een paar vragen over andere stukken. De Staatssecretaris heeft een besluitmoratorium ingesteld met betrekking tot asielzoekers uit Jemen. Waarom heeft hij dat gedaan en tot wanneer geldt dat?

Er komt een WODC-onderzoek naar de terugkeerbereidheid van illegaal verblijvende vreemdelingen in Nederland. Wanneer kunnen wij dat onderzoek verwachten?

De heer Azmani (VVD): De heer Sjoerdsma sprak over de invloed van instroom van asielzoekers uit Eritrea. Dat waren er duizenden op weekbasis en wij allen weten dat de maatregel is genomen die inhoudt dat grenscontroles aangescherpt worden. Daardoor is die piek afgenomen. Is D66 bereid om aanscherping van toezicht toe te staan op onze binnenlandse grenzen?

De heer Sjoerdsma (D66): Ik geef twee antwoorden op die vraag. Mijn vraag ziet natuurlijk op het opvanggedeelte van die 65.000 asielzoekers. Ik herinner me nog heel goed het interview van de Staatssecretaris voor het programma Oog in Oog waarin hij zei dat die 65.000 asielzoekers er zouden komen. Van een kabinet verwacht je gezien zijn verantwoordelijkheid dan ook dat het kijkt naar mogelijkheden van opvang, huisvesting en taalcursussen. Je verwacht dat er alles aan wordt gedaan om die instroom straks in goede banen te leiden. Daar ziet mijn vraag op. Ik zou graag van de heer Azmani willen weten wat hij vindt van het gebrek aan de voorbereidingen die destijds zijn gedaan.

Wat het versterkte toezicht op de grens betreft – zo noemt de heer Azmanin dat – zeg ik dat de Staatssecretaris al maatregelen heeft genomen. Hij heeft vliegende controles ingesteld. Het gaat volgens mij – ik heb de precieze aantallen niet paraat – om een maximaal aantal van zeven vliegtuigen per week op Schiphol en vijf treinen per dag over de grens. Als dat nodig is, vind ik dat goed. Geen probleem.

De heer Azmani (VVD): Het is goed om te horen dat zelfs D66 pleit voor het aanscherpen van grenscontroles. Om de feiten goed op orde te krijgen, zeg ik dat het te maken had met de enorme toename van mensen uit Eritrea. De presentator heeft de conclusie getrokken dat, als je dat aantal met 52 zou vermenigvuldigen, je op een totaal aantal uitkomt van 65.000. Dat is gelukkig niet bewaarheid geworden; er zijn niet 65.000 mensen uit Eritrea in dit land en dat heeft alles te maken gehad met de maatregelen die toen werden genomen. Volgens mij was D66 daar best kritisch op. Zij was volgens mij met name kritisch op het intensief controleren van de grenzen. Ter verificatie vraag ik of ik goed begrijp dat de heer Sjoerdsma namens D66 voor aangescherpte grenscontroles pleit als maatregel om dit te voorkomen.

De heer Sjoerdsma (D66): Nee, ik denk dat we de geschiedenis recht moeten doen. Het was voormalig Staatssecretaris Teeven van uw partij die aan de bel trok. Het was niet de heer Kockelmann die deze berekening moest maken. Het was evenmin de heer Kockelmann die dit nieuws uit de Staatssecretaris moest wringen, maar het was de Staatssecretaris zelf die dit nieuws graag wilde brengen. Dat wilde hij ook nog eens graag doen in de verkiezingstijd. Over platte verkiezingsretoriek gesproken ... De heer Azmani heeft daar zelf ook al iets over gezegd.

Over de oplossing heb ik net gezegd dat het «grenzen dicht»-plan van de heer Azmani definitief van tafel is. Als er echter verscherpte controles nodig zijn, zijn die nodig. Ik zie wat dat betreft het probleem niet. Ik verkoop ook niet de illusie dat er vervolgens geen vluchtelingen meer binnenkomen, wat de heer Azmani wel doet. Wij kunnen bij de Belgisch-Nederlandse grens niet eens voorkomen dat er illegaal vuurwerk ons land binnenkomt.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Het hoofdpunt vandaag is de wijze waarop wordt omgegaan met de toegenomen asielinstroom en de gevolgen die deze heeft. Dit is een megaklus voor de overheid. Er gaat best veel goed, maar ik begrijp ook dat de Nationale Politie in de gaten springt.

Er gaat momenteel echter ook een aantal zaken absoluut niet goed dat wel direct om actie vraagt. Daarom snijd ik de volgende onderwerpen aan: toename van geweld en incidenten in de asielzoekerscentra en de consequenties die dit zou moeten hebben, het optreden van de overheid tegen kindhuwelijken, de logistieke problemen van het COA, de oplossingsrichtingen voor de huisvesting in Nederland en de wijze waarop het COA met de gemeenten communiceert.

Ik begin met de geweldsincidenten. Gisteren zijn die al in het vragenuurtje aan de orde gekomen. Ik was een beetje verbaasd dat de vraag was toegewezen, terwijl wij vandaag vrij uitgebreid over dit onderwerp zouden praten. De CDA-fractie vindt het ongehoord dat vluchtelingen die veiligheid en vrede in Nederland zoeken omdat zij die in hun eigen land niet hebben, de veiligheid van anderen bedreigen of misbruiken. In Duitsland zijn de meest gruwelijke voorbeelden bekend. Er wordt over christenen geürineerd. Ook wordt verhinderd dat zij hun geloof kunnen belijden en bedreigingen en gewelddadigheden zijn aan de orde van de dag.

Ook in Nederland vinden steeds meer incidenten van bedreiging en geweldpleging plaats. Ik sluit mij aan bij de vraag van de collega van D66 wat de aantallen betreft: hoe vaak komen dergelijke incidenten voor?

Soms zijn de bedreigingen religieus van aard, maar soms zijn ze dat niet. De CDA-fractie is van mening dat er moet worden opgetreden en flink ook. De Staatssecretaris zei gisteren dat spanningen gemeld moeten worden, dat het van belang is om aangifte te doen en dat veroordelingen gevolgen kunnen hebben. Dat is de huidige praktijk, maar het duurt lang en het is onduidelijk voor die mensen. Ook is het onduidelijk voor de mensen die in Nederland zijn en dit meemaken. Bovendien is dit slecht voor het draagvlak. Veroordelingen zouden dus geen gevolgen moeten kunnen hebben, maar die zouden gevolgen moeten hebben.

De heer Fritsma (PVV): Dit is natuurlijk een zinnige inbreng waar de PVV het mee eens is. Toen de PVV een motie indiende om asielzoekers te weren die veroordeeld waren voor het plegen van misdrijven, stemde niemand voor die motie. Daar val ik de heer Oskam niet op aan, maar ik ben wel nieuwsgierig waar voor hem de lat ligt. Ligt die bij de PVV-aanpak, namelijk veroordeling inzake misdrijf betekent wegwezen, of ligt die bij het huidige beleid, dat zegt: als je een zeer ernstig misdrijf hebt gepleegd en je hebt 17 maanden in de gevangenis gezeten, dan krijg je nog steeds een verblijfsvergunning, omdat de lat bij 18 maanden ligt? Dat is krankzinnig, dat weet iedereen, maar mijn vraag is waar het CDA de lat wil leggen.

De heer Oskam (CDA): Ik vind het lastig om nu concreet ergens een lat te leggen. De lat ligt ergens ertussen. Het kan niet zijn dat mensen die hier veiligheid zoeken, de veiligheid van anderen in gevaar brengen. Dat zou eerder een criterium moeten zijn om mensen te weren dan dat ze een misdrijf hebben gepleegd. Dat kan immers ook een winkeldiefstal zijn geweest of dronken rijden op de fiets. Dat is een beetje abracadabra. Ik vind dat wij daarover met elkaar moeten discussiëren, dat we met elkaar moeten kijken waar die lat zou moeten liggen. Het criterium is wat mij betreft de veiligheid van anderen, maar ook dat je je geloof kunt uitoefenen. Daar ligt voor het CDA de grens.

De heer Fritsma (PVV): Het is helaas niet concreet. Als je duidelijk wilt zijn, moet je zeggen: je houdt je aan de regels en als je een misdrijf pleegt, heb je hier niets te zoeken. Het is jammer dat het CDA die duidelijkheid niet wil bieden.

Mijn vervolgvraag betreft de EU. Wij kunnen de regels op dit punt bijna niet aanscherpen vanwege EU-richtlijnen die in Brussel steeds door het CDA worden omarmd. Hoe ziet de CDA-fractie dat probleem? Wij zitten nu met criminele asielzoekers die deze Staatssecretaris verblijfsvergunningen geeft, onder andere vanwege regels die in Brussel worden gemaakt. Kan de heer Oskam er eens wat beter naar kijken wat zijn fractie in Brussel allemaal omarmt?

De heer Oskam (CDA): Ik wil daar best beter naar kijken, maar ik leg de bal wel bij de Staatssecretaris. Dit is de lijn die het CDA uitdraagt. Ik begrijp dat de VVD dat ook wil en dat de PVV het eigenlijk ook wil. Het is uiteindelijk aan de regering om met de regeringsleiders van andere landen tot een oplossing te komen. Dit is wat wij zouden willen. Dit is ook wat er zou moeten gebeuren, maar wij kunnen dat nu niet een-twee-drie bewerkstelligen. Het is aan de Staatssecretaris om daar verder mee te gaan.

Ik wil ook even terugkijken naar de geschiedenis. De heer Fritsma doet dat eveneens. Ook in 2010 is er natuurlijk al de roep geweest om veelplegers onder de asielzoekers sneller uit te zetten. Dan kom je vaak toch terecht bij de ongewenstverklaringen. Daar is ook nog een wereld te winnen.

Ik wil graag van de Staatssecretaris weten of hij kan ingaan op de beveiliging van de asielzoekerscentra, want de capaciteit van de politie staat onder enorme druk. De politie moet nu heel veel doen, en dat is ook goed. Men is flexibel en dit probleem moet worden opgelost, maar zeker in de regio neemt het aantal opvanglocaties toe en moet de politie steeds meer doen voor het COA. Ik noem als voorbeeld de opvanglocatie in Enschede. De ontwikkelingen zijn niet meer met elkaar in balans en de andere taken van de politie dreigen hieraan ten onder te gaan. Kan de COA niet zelf meer beveiliging organiseren? Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegenaan?

Een ander onderwerp dat ik genoemd heb, zijn de kindhuwelijken. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over het welzijn van meisjes die onder dwang getrouwd zijn met meerderjarige mannen, en die nu naar Nederland komen. Daar moet eigenlijk acuut iets aan gedaan worden. Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de CDA-fractie dat de overheid de taak heeft om deze meisjes te beschermen naar onze wetten, onze normen en onze standaarden? Kindhuwelijken zijn volstrekt onacceptabel en wij kunnen deze praktijken in Nederland niet toestaan. De heer Sjoerdsma zei het al: het wetsvoorstel ligt in de Eerste Kamer, maar wij hopen dat de wet op 1 januari in werking zal treden. De kans is erg groot dat deze huwelijken in Nederland niet worden erkend. De Staatssecretaris vraag ik om nog eens uiteen te zetten hoe die kindhuwelijken vanaf 1 januari, als die wet in werking treedt, effectief zullen worden tegengegaan. Tot die tijd zitten we met een lacune en moet er maatwerk geleverd worden om die meisjes de komende maanden te beschermen en ervoor te zorgen dat de meerderjarige mannen met wie die meisjes getrouwd zijn, geen aanspraak kunnen maken op regelingen zoals gezinsherening. Het CDA wil graag van de Staatssecretaris weten wat de IND gaat doen in dit soort zaken.

Tot slot. Het COA staat voor enorme uitdagingen en een logistieke opgave. Er gaat veel goed en dat is zeker te prijzen, maar we hebben de Staatssecretaris al voor de zomer gewezen op de moeilijkheden. Wij horen burgemeesters en wethouders uit het land zeggen: wij willen wel, en als ze met 50 komen, is het goed, maar niet met 450 of 600. Er is een groot aanbod van kleinere locaties, maar de situatie is nu zo nijpend dat het COA steeds de boot afhoudt. Burgemeesters en wethouders voelen zich enorm onder druk gezet door het COA. Mijn vraag is of dat wel verstandig beleid is. Doordat het COA zich steeds richt op grootschalige opvang – ik snap dat wel qua overheadkosten – is het genoodzaakt om gemeenten met enige regelmaat te overvallen. Het verzoek om in één keer honderden asielzoekers op te vangen, geeft echt wel problemen. Niet alleen vanuit het lokale bestuur naar de gemeenteraad toe, maar ook tegenover de lokale bevolking. Kan er toch nog eens gekeken worden naar de mogelijkheid om te komen tot kleinere opvanglocaties?

De heer Azmani (VVD): Ik wil toch een interruptie plegen. Hoe ziet de heer Oskam het voor zich dat het COA bij een instroom van zo'n 4.000 vluchtelingen per week – zo was het de afgelopen week, ik geloof dat het deze week iets minder waren – gemeenten verzoekt om opvang te regelen voor 40, 50 man? Dan moet je dus per week 100 gemeenten gaan aanschrijven voor opvang. Is dat reëel? Kun je van het COA verwachten dat het 100 gemeenten per week gaat vragen of ze toevallig nog plek hebben voor 40, 50 man?

De heer Oskam (CDA): Ik vind dat wel reëel, want er is een enorme toestroom. Iedereen wordt erdoor overvallen en we proberen met elkaar tot oplossingen te komen. Er zijn gemeenten die zeggen: wij willen best meehelpen, we hebben ruimte in een gebouw waar bijvoorbeeld 100 mensen in kunnen. Als die gemeenten dan echter min of meer gedwongen worden om meer asielzoekers op te nemen, komt het lokale draagvlak onder druk te staan, evenals het lokale bestuur. Dat is voor niemand goed. Laten we met elkaar naar oplossingen zoeken zonder elkaar vliegen af te vangen. Daar waar het kan, moet het kleiner, en waar dat niet kan, zul je moeten kijken of het dan maar niet doorgaat, of toch voor grotere aantallen.

De heer Azmani (VVD): Het gaat mij niet om het afvangen van vliegen. Ik wil wel meedenken over het voorstel dat de heer Oskam doet. Alleen, als je een instroom hebt van 4.000 per week, dan klop je na drie, vier weken weer bij dezelfde gemeenten aan en vraag je opnieuw: hebben jullie nog een keer extra plek voor 50 mensen? Dan heb je meerdere kleinere plekken binnen gemeenten. Dat kan, maar ik weet niet of het heel reëel is.

De voorzitter: Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Allereerst kom ik op de kindbruidjes. Het mag helder zijn: als het gaat om jonge kinderen, meisjes van 13, 14, 15 jaar, vinden wij het niet acceptabel om weg te kijken en ze in een gedwongen huwelijk in Nederland te laten zijn. Het wetsvoorstel stamt uit 1989 als ik goed geïnformeerd ben. Sinds 2012 zijn we bezig om het wetsvoorstel veranderd te krijgen. Ik wil de Staatssecretaris dan ook vragen om ervoor te zorgen dat we deze meisjes in deze overgangsperiode die nog duurt tot januari of februari van 2016, in bescherming kunnen nemen en niet in hun gedwongen huwelijk laten zitten. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris.

De afgelopen week leek het nieuws gedomineerd door soms bijna hysterische reacties op hoe we hulp aan vluchtelingen kunnen bieden. Er waren heel veel goede bedoelingen en dat is heel fijn, maar het was wachten op het moment dat ook de andere kant van het verhaal naar boven zou komen, namelijk de zorgen van mensen. Wat betekent dit voor mij? Wat betekent dit voor mijn huis, voor mijn baan, voor mijn vrouw en mijn kind? Zijn die nog veilig nu er grote aantallen vluchtelingen en asielzoekers naar Nederland komen? Het is belangrijk dat wij als politiek gezamenlijk met de organisaties die zich met dit soort vraagstukken bezighouden – onderwijs, politie, zorginstellingen – aan de slag gaan om eraan te werken dat het draagvlak in de samenleving overeind blijft, zodat we twee doelen kunnen dienen: vluchtelingen die thuis niet veilig zijn, hier een veilig bestaan bieden en er ook voor zorgen dat de mensen die al in dit land wonen, dat ook nog acceptabel vinden, zonder dat er onrust of conflicten ontstaan.

Concrete suggesties zijn in de afgelopen tijd gedaan en worden in de komende tijd verder uitgewerkt. Mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris is dan ook op welke wijze hij overleg voert met al die afzonderlijke instanties die verantwoordelijk zijn, om ervoor te zorgen dat die vluchtelingen en straks statushouders op een goede manier in de Nederlandse samenleving kunnen integreren. Dan denk ik aan onderwijs, aan zorg, aan corporaties, aan de politie. Ik denk dat dit op grote schaal plaatsvindt, maar ik merk wel dat die behoefte enorm groot is. In tegenstelling tot het voorstel dat gisteren is gedaan door de politie ben ik er geen voorstander van om mensen op basis van hun geloof te gaan scheiden in asielzoekerscentra. Je bent hier in Nederland, dan woon je straks ook samen in dezelfde wijk, dus je zult moeten integreren. Toch zijn de zorgen van de politie terecht, zowel wat het zwartrijden in het ov betreft alsook de verhalen over aanrandingen die we horen. De politie kampt nu al met een capaciteitstekort. Die zorgen wil ik graag serieus nemen. We moeten samen met de politie bezien welke maatregelen we kunnen nemen om die zorgen zo veel mogelijk weg te nemen.

Ik heb een meer algemene vraag aan de Staatssecretaris. Ik geloof dat draagvlak behouden een van de grootste prioriteiten is die het kabinet nu heeft. Naast allerlei praktische dingen gaat het ook gewoon om de communicatie met omwonenden, met de inwoners van ons land. Paniek veroorzaken door onze politiek helpt niet, bagatelliseren ook niet. Mijn vraag is welke concrete maatregelen de Staatssecretaris neemt om ook gevoelige zaken te kunnen adresseren zoals hoe je de communicatie in stand houdt en hoe je waanbeelden wegneemt. Sommige mensen in Nederland hebben het idee – mijn mailbox loopt er vol van – dat mensen € 2.000 netto per jaar krijgen als ze hier als vluchteling aan komen zetten. Dat is natuurlijk niet waar, maar het is een heel wijdverbreid misverstand. Ik ben zoekende naar manieren om dat soort beelden weg te kunnen nemen. Ik denk namelijk dat dat wel heel erg essentieel is.

Er zijn al een aantal zaken naar voren gebracht als het gaat om geweld tegen asielzoekers. Helder moge zijn dat geweld nooit mag lonen en dat het ook niet beloond mag worden. Voor zover mijn kennis reikt van de huidige wetgeving is het niet bepalend of men een gevangenisstraf, een taakstraf of een maatregel van de officier van justitie krijgt opgelegd. Al deze zaken kunnen een rol spelen in het wel of niet verlenen van een verblijfsvergunning of het intrekken van een verblijfsvergunning. Ik herken mij dan ook niet in de uitspraken van de heer Fritsma dat het per se moet gaan om een strafmaat van 17 maanden. Als het gaat om een verblijf van minder dan drie jaar, is een dag al genoeg. Ik wil van de Staatssecretaris graag een bevestiging hiervan horen. Ik sta open voor suggesties indien wij de huidige wetgeving moeten aanscherpen, als dat relevant is of nodig, maar ik wil voorkomen dat we het idee wekken dat dit nu helemaal niet gebeurt. Sterker nog, ik word vaak benaderd in individuele zaken waarin een verblijfsvergunning is ingetrokken vanwege relatief lichte vergrijpen. Dan is men gewoon niet meer welkom in Nederland, terwijl men hier toch al een behoorlijke tijd heeft gewoond.

De voorzitter: Uw tijd zit erop, mevrouw Kuiken. U mag nog afronden, maar de heer Fritsma heeft nog een vraag aan u.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil graag iets rechtzetten. Ik heb geen vraag, maar een correctie. Mevrouw Kuiken heeft het over intrekkingen. Dan is de glijdende schaal van toepassing. Dat gaat om mensen die al een verblijfsvergunning hebben. Mijn verhaal was juist gericht op asielzoekers die een verblijfsaanvraag indienen, dus nog niet een verblijfsvergunning hebben. Dan kan de aanvraag alleen maar afgewezen worden – dat staat ook in de Vreemdelingencirculaire – op grond van heel zware dingen, en wel cumulatief. Ik lees het even voor: 1) de vreemdeling is veroordeeld tot een gevangenisstraf; 2) het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel bedraagt in totaal tenminste achttien maanden; en 3) in ieder geval één van de veroordelingen heeft betrekking op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Die correctie wilde ik even plaatsen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat is heel goed en ik wil ook graag dat we helder zijn in dit debat. Waar hebben we het nu over en waar vinden we dat we de zaak moeten aanscherpen? Veel vluchtelingen krijgen overigens vrij snel een status. Daarmee zijn het medelanders en daarmee heb je ook een ander vraagstuk. Dat was de opsomming waar ik het in dit geval over had.

Dit zal niet de laatste keer zijn dat wij hierover spreken en ik kan hier nog heel veel over zeggen. Volgende week hebben we weer een debat met de Staatssecretaris, maar ik heb nog één concrete vraag, en wel over het Bureau Medische Advisering. De Ombudsman heeft tegen de Staatssecretaris gezegd dat de manier waarop het Bureau Medische Advisering nu advies doet, met name of medische zorg in het land van herkomst goed genoeg beschikbaar is om terugkeer mogelijk te maken, nog onvoldoende zorgvuldig is. Er is al anderhalf jaar geleden gevraagd om een vergelijkend onderzoek met hoe andere Europese landen dat doen. Mijn vraag is heel concreet wanneer we daar de uitkomst van kunnen krijgen, zodat we dat in een volgend algemeen overleg nader met elkaar kunnen bespreken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik heb de coalitiepartner van mevrouw Kuiken zojuist horen pleiten voor azc's met beperkte bewegingsvrijheid. Hoe staat de Partij van de Arbeid tegenover dat idee?

Mevrouw Kuiken (PvdA): We kennen natuurlijk het fenomeen van gezinslocaties met enige beperking. In andere gevallen ben ik er niet voor om allerlei onderscheid te gaan maken. Ik denk ook niet dat dat handhaafbaar zou zijn. Mijn algemene pleidooi is: laten we vooral de dingen doen die wat opleveren en die recht doen aan de ernst van de incidenten. Laten we zaken doen die nodig zijn in plaats van nu met elkaar een soort paniekvoetbal te gaan spelen. Waarmee ik overigens de zorgen niet bagatelliseer, want die zie ik wel degelijk. Ik zie het echter ook als onze rol en verantwoordelijkheid als politici om feit, fictie en mening een beetje te scheiden, ook in het algemene belang dat we nu met elkaar dragen, om ervoor te zorgen dat het draagvlak in de samenleving blijft bestaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Wat vindt de Partij van de Arbeid er dan van dat haar coalitiepartner in dit verband wel paniekvoetbal speelt door te zeggen dat asielzoekers, ook asielzoekers die niks gedaan hebben en die nu in een azc zitten, wel te maken zouden kunnen krijgen met een beperkte bewegingsvrijheid?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Of het wel of niet paniekvoetbal is, laat ik over aan uw eigen oordeel. Ik herhaalde mijn algemene notie waartoe ik onszelf graag wil oproepen. Ik ben altijd bereid om naar maatregelen te kijken, in welk verband dan ook, maar dan moeten we dat wel doen op basis van wat werkt en wat nodig is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is lastig om dat laatste antwoord goed te peilen, na het voorstel gedaan door uw coalitiegenoot Azmani om over te gaan tot beperkte bewegingsvrijheid in de azc's. Ik hoop toch dat de PvdA daar in tweede termijn sterk afstand van neemt, want het zijn geen uitgeprocedeerden en geen mensen die in vreemdelingendetentie zitten; het zijn mensen die net binnenkomen. Mijn vraag gaat over de situatie die we nu kennen en de incidenten waarvan we nu horen. De heer Azmani heeft een paar voorbeelden genoemd. Vindt de Partij van de Arbeid dat de Staatssecretaris – die handreiking heeft hij gisteren gedaan – ook zou moeten kijken wat voor additionele mogelijkheden wij hebben om dit soort incidenten de kop in te drukken?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Om nog even in te gaan op de eerste vraag van de heer Voordewind: er is geen noodzaak om vluchtelingen die hier net binnenkomen te beperken in hun bewegingsvrijheid. Dat is helder. Het past niet in de vreemdelingenwetgeving en ook niet in de Europese of internationale richtlijnen die van toepassing zijn. Dat moet helder zijn. Ik zei meer in algemene zin – en hiermee kom ik op uw tweede vraag – dat ik bereid ben om te bezien of er meer maatregelen nodig zijn indien er sprake is van geweld. Die bereidheid heb ik. Of ik dan ook akkoord ga met de voorstellen die de Staatssecretaris doet? Die moet ik eerst op hun merites beoordelen.

De voorzitter: Ik zie dat u het woord wilt, mijnheer Azmani, maar u hebt al twee interrupties gehad. Helaas pindakaas.

De heer Azmani (VVD): Ik wil wel iets rechtzetten, omwille van het debat. Er wordt via interrupties iets gezegd wat ik gesteld zou hebben. Ik heb slechts een voorbeeld gegeven van hoe je zou kunnen omgaan met zwarte schapen.

De voorzitter: Nee, mijnheer Azmani, met alle respect: u bent niet uitgelokt.

De heer Azmani (VVD): Dat vind ik wel. Als feiten anders gepresenteerd worden dan ik ze stel, dan mag ik daar wel een opmerking over maken in het debat.

De voorzitter: Dat mag u doen in uw tweede termijn. Ik geef nu het woord aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Wij spreken deze weken veel over vluchtelingen. Lag de focus de afgelopen tijd op het Europees asielbeleid, nu verdient ook ons landelijke beleid de volle aandacht, want het creëren van extra opvangplaatsen voor asielzoekers verloopt uiterst moeizaam. Gemeenten krijgen vaak nagenoeg geen tijd om op een fatsoenlijke manier te beslissen. Bussen worden eerst op weg gestuurd en dan pas krijgen gemeenten een telefoontje. Het COA stelt gemeenten voor voldongen feiten en reageert slecht op vragen van wethouders of burgemeesters. En dat terwijl het draagvlak dat door de lokale bestuurders verworven moet worden, zeer belangrijk is. Het proces is in dezen ook zeer belangrijk, want omwonenden moeten geraadpleegd kunnen worden. Er moet nagedacht kunnen worden over gevolgen van nieuwe azc's op de korte en lange termijn.

Het gebrek aan tijd komt onder andere doordat er niet op tijd is bedacht dat extra plaatsen nodig zijn. Dat komt mede door de manier waarop het COA wordt gefinancierd, want kijk maar naar de begroting van 2016. Die gaat uit van 27.000 plaatsen eerstejaarsopvang tegenover 40.000 in 2015. Het COA moet dus in beginsel bezuinigen op opvang. Als dan meer vluchtelingen naar Nederland komen, krijgt het COA in het beste geval pas achteraf extra financiering. Dat leidt nu tot het ad hoc plaatsen van vluchtelingen in noodopvang, zonder rekening te houden, of zonder genoeg rekening te houden met het lokale draagvlak en de behoefte aan kleinschaligheid. Kan de staatsecretaris reageren op het feit dat het aanbod van diverse kleine gemeenten van kleinschalige opvang voor bijvoorbeeld 200 of 250 mensen op dit moment geweigerd wordt? Deelt de Staatssecretaris het standpunt van GroenLinks dat dit niet goed is? Kleinschaligheid is beter voor het draagvlak, ze maakt het ook voor gemeenten zonder grote locaties mogelijk om een bijdrage te leveren en de kleinschaligheid van locaties is beter voor de integratie. Vindt de Staatssecretaris ook niet dat de manier waarop wij de opvang nu bestuurlijk hebben georganiseerd en financieren, leidt tot problemen? Zouden gemeenten niet meer regie moeten krijgen als het gaat om de opvang?

Ik krijg bovendien zorgelijke signalen over de beschikbaarheid en continuïteit van zorg. Vluchtelingen worden van hot naar her geschoven door deze gammele vorm van noodopvang. De Kinderombudsman heeft zijn zorgen uitgesproken over de zorgvoorzieningen voor kinderen. Klopt het dat er op de groep asielzoekers waar nu noodopvang voor wordt gevonden, nauwelijks medisch toezicht is? Klopt het dat slachtoffers van seksueel geweld niet in beeld zijn bij het COA? Klopt het dat vluchtelingen zonder begeleiding van het COA op bussen worden gezet naar noodopvang in gemeenten? Hoe wordt de toegang tot zorg georganiseerd in een grote opvang, zoals bijvoorbeeld die van 3.000 vluchtelingen in Nijmegen? Vooral: kan het COA deze werkdruk nog aan? Wij ontvangen daarover zorgelijke signalen.

Wat funest is voor draagvlak is als er tegen mensen gezegd wordt: deze vluchtelingen blijven maar even, terwijl later blijkt dat dit niet zo is. Want laten we wel wezen: we weten niet hoe lang de oorlog in Syrië duurt. Er is een gerede kans dat een groot deel van die mensen hier zal blijven. Nu er meer vluchtelingen in Nederland opgevangen gaan worden, moeten we dus ook meer energie steken in het integratieproces. We weten dat nu al ongeveer twee derde van de asielzoekers uiteindelijk een verblijfsvergunning krijgt. Deze mensen zitten soms jaren in de opvang zonder te kunnen werken en zonder fatsoenlijke lessen Nederlands te kunnen volgen. Geen wonder dus dat een te groot deel van deze mensen, wanneer ze eenmaal een vergunning krijgen, in de bijstand belandt. Dat moet beter, door een betere toegang tot de arbeidsmarkt, door meer te investeren in professionele cursussen Nederlands en door asielzoekers een persoonlijk aanspreekpunt te geven, iemand die ze kan helpen met het vinden van hun weg naar een taalcursus of werk. Iemand bij wie ze terechtkunnen met vragen of zorgen. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover deze voorstellen? Is hij het met mij eens dat beginnen met integreren al tijdens de asielprocedure moet gebeuren?

Een meerderheid van de door NRC Next ondervraagde wethouders vindt dat gemeenten onvoldoende budget hebben voor integratie. Kan de Staatssecretaris een voorzet geven op hoe hij de motie-Klaver over extra middelen voor integratie gaat uitvoeren? Hoeveel extra geld kunnen de gemeenten verwachten? Wat gaat de Staatssecretaris doen om vluchtelingen eerder toegang te geven tot kwalitatief goede taalcursussen en werk?

Tot slot nog een vraag over het onderwijs aan asielkinderen. Ook scholen krijgen nu te maken met kinderen die vaak al een tijd geen onderwijs gehad hebben en die te maken hebben met een taalprobleem. Dat vergt extra inzet van scholen. Is de Staatssecretaris bereid om met zijn collega van OCW in overleg te treden of het mogelijk is om gebruik te maken van de 13.000 leraren die nu werkloos thuis zitten?

De vergadering wordt van 11.07 uur tot 11.18 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. Ik wil graag beginnen met het dossier over incidenten in asielzoekerscentra en de vraag hoe we die sneller vreemdelingenrechtelijke consequenties kunnen laten hebben, door asielverzoeken af te wijzen of net gegunde asielvergunningen in te trekken. Het is goed om het juridische onderscheid duidelijk te maken. We hebben een glijdende schaal, maar die is niet altijd van toepassing op mensen die of een asielvergunning zouden kunnen krijgen onder de bescherming van artikel 3 EVRM, of onder het Verdrag en de status die daaronder valt. Bij een verdragsvluchteling, om het zo maar te zeggen, moet het gaan om een dubbele barrière. Het moet gaan om een bijzonder ernstig misdrijf én om een gevaar voor de gemeenschap. Een gevaar voor de gemeenschap zou de belemmering niet vaak zijn, want dan gaat het om drugs, zeden, geweld, brandstichting, mensenhandel, illegale handel in wapens, ammunitie of explosieven. Zelfs orgaanhandel valt daaronder, maar dus ook zeden, drugs en geweld. Daarin zie ik nu geen barrière. De vraag was immers ook of het kader nu juridisch knelt.

Als aanvullende eis bij een verdragsvluchteling hebben we «een ernstig misdrijf» gedefinieerd als dat er sprake is van een veroordeling, waarbij de straf die opgelegd is, een onvoorwaardelijk deel moet hebben van ten minste 24 maanden. Als het gaat om een vluchteling die in aanmerking komt voor bescherming onder artikel 3 EVRM, wat in Nederland ook geregeld voorkomt, dan geldt er geen dubbele eis, maar een enkele eis, namelijk dat er sprake is van «een ernstig misdrijf». Dan gaat het om een veroordeling waarbij het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de straf minimaal 18 maanden is. In plaats van de tegenstelling die de heer Fritsma zei te zien, lijkt mij juist wat mevrouw Kuiken zei: wij moeten de regels in overeenstemming brengen met dat beeld. Er is immers nu bij deze categorieën inderdaad nog een extra barrière, waardoor je niet zomaar kunt zeggen dat de regels die wij logisch vinden bij de glijdende schaal ook voor deze categorie gelden.

Ik heb sinds gisteren nog geen uitgebreid vergelijkend onderzoek kunnen doen, maar we hebben wel even een snelle check gedaan. Er is geen geharmoniseerde opvatting van de termen «bijzonder ernstig misdrijf» en «ernstig misdrijf». We hebben in een eerste snelle ronde gekeken wat andere landen doen en hebben ook een ietwat verouderd overzicht van wat andere landen doen. Daaruit blijkt dat er ruimte zit voor Nederland om te komen tot een aanscherping op dit punt en toch nog te voldoen aan de verdragsrechtelijke en Europeesrechtelijke normen. Ik ben bereid om daartoe verdere voorstellen te doen en om die de Kamer te doen toekomen. Dan kunnen we ervoor zorgen dat het beleid op dit punt scherper en effectiever wordt.

Daarin zal ik een andere suggestie meenemen, al zal dat praktisch wat lastiger zijn. Ik heb niet het idee dat wij nu in alle asielzoekerscentra andere regimes moeten toepassen en de bewegingsvrijheid van mensen moeten inperken. Ik ben gisteren ook door een journalist gevraagd wat mensen zelf vinden van de kreet dat het strenger moet tegenover de raddraaiers. Mijn reactie was: als ik mensen spreek die daar wonen, dan doet het overgrote deel niets verkeerds. Als er iemand last heeft van raddraaiers in asielzoekerscentra, dan zijn het al die andere bewoners en de omwonenden, die daar ook niet op zitten te wachten. Zij vinden het geen enkel probleem als de raddraaiers elders geplaatst worden. Ik zal kijken of het mogelijk is, al ben ik daar iets behoudender in dan op het vorige punt, om voor hen een aparte voorziening te creëren met een zekere beveiligingscomponent. Daar komen dan immers mensen bij elkaar die het in ieder geval anderen al moeilijk hebben gemaakt.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris ging wel heel snel met het verhaal over het weren van...

De voorzitter: Ik onderbreek u even. Wij willen graag korte en bondige interrupties. Dat zeg ik in verband met de tijd, collega's, want we zijn met zeven sprekers en hebben nog anderhalf uur de tijd. Ik wil u graag de gelegenheid geven om twee interrupties te plaatsen, maar dan graag kort en krachtig. De heer Fritsma gaat nu het voorbeeld geven.

De heer Fritsma (PVV): Kan de Staatssecretaris niet concreter zijn over het weren van criminele asielzoekers? Het is toch gekkenwerk als je nu een asielzoeker die 17 maanden in de gevangenis heeft gezeten, een verblijfsvergunning gaat geven? De Staatssecretaris wil het beleid iets aanscherpen, maar met «iets aanscherpen» kom je er natuurlijk niet. Hij wil zelf het signaal geven dat criminaliteit bij asielzoekers bestraft moet worden, maar hij heeft geen begin van een concrete maatregel om dat daadwerkelijk te doen. Graag meer uitleg op dat punt.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik deed misschien wel de snelste toezegging die in een AO ooit is gedaan en dan is het weer niet goed. Wat ik duidelijk maak, is dat de termijnen die er nu voor staan, te lang zijn. Je kunt dus kijken naar het verkorten van die maandtermijnen, of je kunt kijken naar het delict in plaats van de straf. We focussen nu op de veroordeling, maar er zijn ook constructies – wij hebben die in ons wetssysteem ook – waarin het delict doorslaggevend is waarvoor men is veroordeeld en niet de daadwerkelijk door de rechter opgelegde straf. Dat zijn allemaal knoppen om aan te draaien, om het lekker in Haags jargon te zeggen. Ik heb gisteren al de Kamer toegezegd dat ik het gevoel deel dat het scherper kan. Ik hoor hier breed het idee dat het scherper moet. Dus kom ik zo snel mogelijk met concrete voorstellen, langs de lijnen die ik net weergaf.

De heer Fritsma (PVV): Waar wil de Staatssecretaris de lat leggen? Het is toch een heel simpele vraag? Je kunt hier toch concretiseren wat je wilt? Waar wil de Staatssecretaris de lat leggen bij het weren van criminele asielzoekers? We hebben niets aan teksten als «we gaan ernaar kijken» en «ik kom met een voorstel». Nee, wat vindt de Staatssecretaris waar de lat moet liggen en wat gaat hij concreet doen om dat zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Wat ik concreet ga doen, heb ik al twee keer uitgelegd. Concreter dan dit gaat moeilijk, als je het wel juridisch moet handhaven. Die mensen komen naar de Nederlandse rechtsstaat met Nederlandse normen en waarden. Daar hoort ook bij dat we mensen behandelen volgens de regels van de Nederlandse rechtsstaat. Ik zal de regeling wel gewoon moeten aanpassen. Ik vind dat een serieus vergrijp, waar mensen echt last van hebben, consequenties moet hebben voor de asielronde. De heer Oskam zei ook al terecht dat je niet zomaar even met de natte vinger een datum of een aantal maanden moet noemen. Je moet kijken welk type delict je wilt ondervangen en welk type delict er nu onder valt. Dan moet je de grens daarop aanpassen. Als alternatieve lijn moet je misschien niet langer kijken naar de opgelegde straf, maar naar de straf die standaard als maximum in de wetboek staat op het gepleegde delict.

Ik vervolg mijn betoog en kom op de tussenoplossing om mensen die iets misdaan hebben, maar misschien nog niet veroordeeld zijn, in vreemdelingenbewaring te plaatsen. Dat is een lastige. Je kunt mensen in bewaring stellen omdat ze de wet hebben overtreden. Daarvoor moeten ze net zoals ieder ander zitten. En je kunt mensen in vreemdelingenbewaring zetten met als doel uitzetting. Dat zijn twee aparte categorieën. Je kunt niet zeggen: iemand wordt niet veroordeeld, want de rechter heeft geen bewijs gevonden, maar het is een lastige persoon en hij moet dus maar in bewaring. Die tussenvariant kennen wij niet. We kunnen wel, zoals ik al eerder zei, kijken of daar een voorziening voor te creëren is, die niet meteen vol zal zitten. Ik vind vooral het preventieve signaal van groot belang dat hiervan zou uitgaan: als je hierheen komt voor veiligheid en vrijheid, dan moet je niet de veiligheid en vrijheid van anderen aantasten, want dat is niet gepast en je neemt er een groot risico mee dat jou daarom geen asiel wordt verleend. Dat moet het signaal zijn.

De heer Voordewind heeft gevraagd naar een vertrouwenspersoon. Het gaat om een wat ouder onderzoek. Mijn eerste insteek is dat iedereen zich gewoon bij de COA-medewerkers zou moeten kunnen melden. Die hebben sowieso technisch geen rol in de toelating. Ik snap dat het lastig is om, als je net binnenkomt, het één van het ander te onderscheiden, maar als je puur aangeeft dat je onheus bejegend bent, heeft dat nooit gevolgen voor jouw asielstatus, tenzij er achteraf blijkt dat je zelf een fout hebt gemaakt en wetten hebt overtreden. Daar hadden we het net over. Dan zou ook een vertrouwenspersoon niet helpen. Wij hebben er bij het COA in geïnvesteerd, de COA-medewerkers duidelijk te maken dat zij ook de rol hebben om een luisterend oor te bieden en signalen door te geven. Als het echt fout gaat, moet er altijd aangifte worden gedaan en worden gezorgd voor goede opvolging. We zouden echt nieuwere signalen moeten hebben voordat ik een paar honderd vertrouwenspersonen in asielzoekerscentra ga aannemen en dus weer een nieuw instituut creëer. Je moet je bij iedere medewerker van het COA kunnen melden. Die dient jou daarin serieus te nemen en je signalen door te geven. Ten opzichte van 2011 hebben we daarin een verbeterslag gemaakt, niet alleen door de COA-medewerkers te trainen, maar ook door samen te werken met het COC en de Stichting Gave. We stimuleren dat men zich bij het COA meldt, maar ook bij de mensen van Gave en het COC, al zijn die niet 24 uur per dag aanwezig. Dan komt het via hen bij het COA terecht en doen we ermee wat nodig is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nu gaat het zoals de Staatssecretaris zegt. Er wordt een melding gemaakt, niet zozeer bij het COA, maar wel bij het COC en bij Stichting Gave. Die komen dan weer bij ons parlementariërs terecht en misschien ook nog wel bij V en J en via een omweg weer bij het COA. Dat getuigt echter wel van een situatie waarin het COA vermeden wordt, omdat het gezien wordt als overheidsapparaat, gekoppeld aan de IND. Daar heeft Deloitte toen ook onderzoek naar gedaan. De Staatssecretaris zegt: we moeten eerst weer nieuwe incidenten binnenkrijgen. Die krijgen we nu massaal binnen, ze zijn net opgesomd. Ik wil de Staatssecretaris toch verwijzen naar dat rapport. Er is uitgebreid onderzoek naar gedaan en Deloitte is tot deze aanbeveling gekomen. Ik vraag daar toch graag serieus aandacht voor.

Staatssecretaris Dijkhoff: Deloitte heeft het probleem wel geanalyseerd en ook verbeteringen aangedragen, maar niet per se gepleit voor een onafhankelijke vertrouwenspersonen. Ik denk dat wat we nu hebben, sindsdien flink verbeterd is. Voordat we in een cirkel terechtkomen: de incidenten waarvan we nu horen, die kent het COA ook. Die komen vaak doordat mensen zich bij de COA-medewerkers melden, die daarvoor ook openstaan. Anders komen de berichten via Gave of het COC alsnog bij ons, maar vaak gebeurt dat direct. Ik bedoel niet te zeggen dat ik moet wachten op nieuwe incidenten, maar dat we eerst moeten weten of het melden nu nog een probleem is, na alle verbeteringen die al gemaakt zijn. Wat we nu weten, weten we vaak via het COA, dus ik zie daar wel degelijk verbetering in.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan zou er licht moeten zitten tussen het aantal meldingen bij het COC en Stichting Gave en het beeld dat het COA op dit moment heeft. Is de Staatssecretaris bereid om de stand van zaken na te gaan? Is hij bereid om er met COC en Stichting Gave over te spreken als er licht tussen zit, als er een gat zit tussen het aantal meldingen bij COC en Stichting Gave enerzijds en het COA anderzijds? Als daar geen licht tussen zit en de meldingen komen overeen, dan hoeven we niet zo veel meer te doen. Ik hoor echter het tegendeel.

Staatssecretaris Dijkhoff: Als daar licht tussen zit, is sowieso een gesprek nodig. Dat zal ik dan ook voeren. Het is immers de bedoeling dat er geen licht tussen zit. Ook een melding bij het COC of bij Stichting Gave leidt immers tot een melding bij het COA. Ook in een situatie met vertrouwenspersonen zou het niet genoeg zijn als die vertrouwenspersoon een boekje met meldingen heeft, terwijl wij er niets van weten en er niets aan kunnen doen. Ook dan zou de cirkel rond moeten komen. Ik zal dit meenemen in de gesprekken die ik regulier met die organisaties voer, want zij moeten het weer aan ons melden.

Voorzitter. De heer Sjoerdsma vroeg mij om een beeld van het aantal incidenten. Zijn het er nu meer? Ik heb het gisteren ook al gezegd: in absolute aantallen is het logisch dat het er nu meer zijn, want er zijn nu meer asielzoekerscentra en in die centra zitten meer mensen. Dat zijn de omstandigheden. We hebben niet het beeld dat het er ook relatief meer zijn. Aan het feit dat het er relatief niet meer zijn dan eerder, heb je echter niet veel als je in de buurt woont en er is iets gebeurd. Wij nemen ieder voorval serieus. We zien dat de oorzaak van spanningen vaak ligt in hoe lang je moet wachten, hoe lang het duurt voordat de familie overkomt. Daar komt door de hoge instroom meer spanning op te staan. We houden er dus ook in de gesprekken met mensen rekening mee dat dit ertoe kan leiden dat iemand een moment heeft dat die het even niet meer ziet zitten, wat tot spanningen kan leiden. Ik heb gisteren weer een crisisopvanglocatie bezocht, zoals ik wel vaker heb gedaan. De crisisopvang die we nu hebben, bestaat uit een paar honderd veldbedden van Defensie in één zaal. Laat ik het beeld wegnemen dat dat luxe is. Er zit wel ruimte tussen de bedden, maar het is niet zo dat iedereen zijn eigen kamer heeft. Dat zijn zaken waar we rekening mee houden. Dat heeft tot nu toe niet geleid tot een escalatie, maar als het in absolute aantallen vaker voorkomt, krijgt het vaker aandacht en wordt het steviger gevoeld in de samenleving. Iets wat aan de andere kant van het land gebeurt, kun je ook voelen, als het ernstig genoeg is. Het is zeker zaak om het aantal incidenten te doen verminderen. Dit is het beeld dat wij nu hebben.

De heer Sjoerdsma (D66): De Staatssecretaris zegt duidelijk dat het beeld niet is dat er relatief meer incidenten gebeuren. Het zijn er wel meer, omdat er meer asielzoekers zijn. Dat is ook niet vreemd. Zegt de Staatssecretaris: wat dat betreft, maak ik mij op dit moment geen zorgen en neem ik geen additionele maatregelen? Of zegt hij: gelet op de instroom en de toenemende kans op spanningen als er meer mensen hutjemutje zitten, ga ik toch een aantal zaken ondernemen om toekomstige spanningen te voorkomen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Het gaat ook lokaal altijd om maatregelen in samenwerking met het bevoegd gezag. Het kan zijn dat er lokaal voor gekozen wordt, de politie-inzet te verstevigen. Het kan ook zijn dat wij in overleg overgaan tot meer beveiligers per aantal bewoners dan we normaal zouden doen. We hebben ook zelf beveiligingspersoneel ingehuurd. Verder maken wij van begin af aan duidelijk dat men zich bevindt in een asielzoekerscentrum in Nederland en dat daar geen ruimte is voor discriminatie of het opleggen van je wil aan een ander. Dat traject zetten we ook stevig voort, maar ik zal eerlijk zijn: in de situatie van dit moment, met de noodopvang en het zoeken van een nieuwe plaats van opvang, lopen ook deze processen vertraging op. We hebben er oog voor en er wordt hard aan gewerkt, ook in overleg met de politie.

Er werd ook gevraagd naar de overlegstructuur. Ik zal u niet vervelen met de precieze techniek, maar er wordt dagelijks overleg gevoerd tussen alle relevante en betrokken diensten. We hebben vorige week een goed voorbeeld gezien van overleg met VWS over de screening op tbc. Bij de gewone opvang is het goed geregeld, bij de crisisopvang kan het nog verschillen. Waar ik gisteren was, in Breda, zie je dat de ggd flexibel inspeelt op de situatie. Ze zeiden: 's ochtends stonden we op de hogeschool voor buitenlandse studenten met dezelfde test, en 's middags hebben we die unit neergezet bij de sporthal en hebben we iedereen vast gecheckt. Met geruststellend resultaat.

De heer Sjoerdsma (D66): Dat klinkt duidelijk, alsof de Staatssecretaris de boel echt onder controle heeft. Ik had ook nog een vraag gesteld over de ernst van de incidenten die nu gebeuren. Er wordt door partijen verwezen naar geweldplegers, er wordt gerefereerd aan sharia-aanhangers. Kan de Staatssecretaris een beeld geven van hoe vaak er incidenten voorkomen die daaraan te relateren zijn? Gewoon om een beeld te krijgen van de omvang van het probleem.

Staatssecretaris Dijkhoff: Onderlinge spanningen komen het vaakst voor. Soms is het zo plat als een voetbalwedstrijd die uit de hand loopt, en wel echt uit de hand. De wedstrijd is dan de trigger. Dat mensen heftig reageren, kan weer andere oorzaken hebben. Dat varieert van dat iemand z'n geloof een ander niet aanstaat tot aan dat iemand z'n hoofd een ander al in principe niet aanstaat, als persoon. Het is moeilijk te achterhalen waarom op zo'n moment de vlam in de pan slaat. Vaak blijft het beperkt tot het asielzoekerscentrum zelf, maar als jij daar in de buurt woont en je ziet een hoop politieauto's uitrukken om de boel te gaan sussen, dan is dat geen prettig beeld. Bij minderjarigen is er vaak overleg met de lokale gemeenschap om ervoor te zorgen dat ze echt geen alcohol kunnen kopen. Je ziet mensen natuurlijk ook weleens buiten in groepjes zitten. Dat is geen wetsovertreding, maar het kan tot onrust in de buurt leiden. Natuurlijk zien we ook ernstigere zaken. Er speelt nu een zaak waarin een aantal asielzoekers verdacht worden van het plegen van een aanranding. Als dat tot veroordelingen leidt en als blijkt dat het inderdaad zo is, dan is dat natuurlijk een ernstige zaak.

De meeste dagen gaat het op alle plekken goed, maar dit zijn wel dingen die gewoon gebeuren. Het zijn ernstige dingen. Ze moeten voorkomen worden, maar als ze gebeuren, moeten ze aangepakt worden. Het ergste beeld komt uit de Bildzeitung of uit andere kranten, vaak uit Duitsland. Ik kan niet verifiëren wat daar achterligt en hoe het nu in de praktijk zat. In Nederland komt de politie en dan wordt er een rapport van opgemaakt en kan ik checken wat er aan de hand is. Als er in Duitsland iets gebeurt, kan ik niet meer doen dan u: kijken wat erover in de media verschijnt en een weging maken. We kunnen het beter voor zijn dan dat we erop wachten.

Ik kom nu op het hoofdstuk van de kindbruiden, zoals ze heten. Als je dit ziet, denk je toch echt: we zijn niet voor niets de wetgeving hierover aan het aanscherpen. Dat is wat er moet gebeuren. Tot die tijd doen we al veel, maar blijft het tot op zekere hoogte behelpen. We moeten ons aan de wet houden. Zolang wij die huwelijken juridisch moeten erkennen, is er een probleem. Ook bij consumptie van het huwelijk, om het op een rare manier te zeggen, kan ik juridisch pas iets doen als er dwang aan te pas komt en als we echt kunnen spreken van aanranding en verkrachting. Dan is het natuurlijk een vereiste dat degene die het overkomt, dat ook zegt. Daar zit je met een cultuurverschil dat volgens mij maar op één manier goed op te lossen is, namelijk door die wet aan te scherpen. Wat mij betreft doen we dat snel. Het staat geagendeerd voor november in de Senaat. Met inachtneming van de termijn onder de nieuwe referendumwet zou je dan uitkomen op een datum van ingang van ongeveer februari. Dat is niet niks doen, maar het is ook niet zo dat we nu al alles kunnen doen wat we willen en dat die wet slechts een symbool is. We hebben die wet echt nodig om te kunnen voldoen aan de wensen die bij de Kamer en ook bij mij leven om dit goed aan te pakken.

Heel pragmatisch gezien – want zo werkt de wereld nu eens – kun een asielzoeker die op weg gaat en z'n minderjarige bruid wil laten nareizen, beter niet naar Nederland komen, want vanaf februari 2016 gaat dat laten nareizen niet meer lukken. Ondertussen gebeurt het nog. Meisjes onder de 18 die getrouwd zijn met een volwassen man worden onder voogdij van Nidos geplaatst. Dat gebeurt standaard. Als iemand daar zelf bezwaar tegen heeft en niet onder voogdij geplaatst wil worden, kan ik het niet afdwingen. Dan wordt de Raad van de Kinderbescherming ingeschakeld. Die doet dan een onderzoek en kan maatregelen nemen. Als een meisje jonger dan 16 jaar aangeeft, samen te willen leven met die man, dan moeten we kijken naar een oplossing, waarbij het belang van het kind in acht wordt genomen. Het juridische kader dat er op dit moment is, beperkt onze mogelijkheden daarin. Ik kan het ook niet helpen. Dat is echt ingewikkeld. Daar hebben we ook het Nidos weer bij nodig en gedragswetenschappers en het landelijk expertisecentrum voor eergerelateerd geweld. Dat is wat we nu kunnen doen.

Als een kindbruid aangeeft, niet met de man te willen samenleven, zoeken we naar een oplossing om dat mogelijk te maken zonder allerlei neveneffecten te krijgen in de sfeer van eergerelateerd geweld. Anders hebben we er ook niet veel aan. In het uiterste geval is er beschermde opvang als een meisje aangeeft het niet te willen. Daar maken we ook gebruik van. Het is echter een dilemma met meer kanten. Het weigeren kan immers ook weer betekenen dat iemand in Syrië blijft. Dat geeft ook weer spanningen. We hebben de wet nodig om hiermee om te kunnen gaan op een manier die ook de Kamer goed vindt.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik snap vanuit juridisch perspectief dat je in een soort dilemma zit. Ik hoor ook mensen zeggen – of je het daar nu mee eens bent of niet – als je ze niet laat nareizen, blijven ze daar en zitten daar in de problemen. Dat zie ik ook, maar per januari of februari is die wet van kracht. Dan zeg je ook tegen meisjes die dan al in een huwelijk zitten dat ze in principe niet op die grond kunnen nareizen, of dat ze in ieder geval niet op die grond in Nederland kunnen blijven. Maar goed, mag ik het zo samenvatten dat er wel juridische belemmeringen zijn, maar dat we praktisch geen situatie niet meer hoeven te verwachten waarin er kindbruidjes zijn? De Staatssecretaris zei het niet zo helder, maar is dat wat hij tussen de regels door zei, gelet op de procedures die nu lopen en de doorlooptijden die er zijn?

Staatssecretaris Dijkhoff: Als iemand hier nu asiel aanvraagt, dan redt hij het niet meer voor 1 februari om ook de nareis te completeren. Wij zien echter ook – en daarvoor zullen deze maatregelen nodig blijven – dat een minderjarig meisje niet nareist op de titel van het huwelijk, maar bijvoorbeeld op grond van het feit dat zij een kind is van iemand die hier ook asiel heeft gevraagd. Dan kom je er later pas achter dat er sprake is van relatievorming. Laat ik mij maar correct uitdrukken. Daarop zullen we moeten blijven letten. De komende wet heb ik echt nodig om het goed te kunnen doen op het vlak van het nareizen op titel van dat huwelijk, maar we zullen alert moeten blijven in de praktijk, want je kunt niet altijd aan de nareis zien hoe het zit. Dat zie je pas in de praktijk. Dat zal altijd zo blijven en we zullen Nidos en de Kinderbescherming hierop alert laten zijn, ook als de nieuwe wet van kracht is. Als je nu een asiel aanvraagt en je denkt: als ik eenmaal mijn status heb, laat ik mijn minderjarige vrouw inreizen, dan ga je dat niet meer redden als de wet volgens plan behandeld wordt.

Mevrouw Kuiken (PvdA): De Staatssecretaris is alert en zegt: er zijn wel mogelijkheden. Wat voor mogelijkheden zijn er dan? Hij draagt een voorbeeld aan van iemand die nareist als het kind van een ander. Dan kun je er toch nog voor zorgen dat de man in kwestie en dat kind niet meer op dezelfde locatie worden opgevangen? Met andere woorden: ik snap dat het juridisch ingewikkeld is, maar mag ik de Staatssecretaris wel zo verstaan dat hij alles doet wat in zijn macht ligt? Wil hij alles doen wat hij kan binnen de manier waarop dingen georganiseerd en geregeld zijn? Benut hij de beschermingsmiddelen die hij kan inzetten? Mag ik, gezien de tijd die het vergt om dingen te onderzoeken, ervan uitgaan dat wij een periode van oktober tot januari weten te overbruggen met de garantie dat we dit soort kinderen tegen zichzelf of tegen hun man in bescherming kunnen nemen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Het is mijn natuurlijke neiging om elke macht van mezelf te relativeren, maar we doen er alles aan om dit inderdaad ook vooruitlopend op de komst van de wet te voorkomen en om de effecten ervan te voorkomen. Het voorbeeld dat ik net gaf van iemand die niet nareist als kindbruid, maar als dochter, helpt de wet ons na februari aan te pakken. Dan hoef je dat huwelijk gewoon niet meer te erkennen en kunnen daar ook geen rechten aan ontleend worden door de man, in de meeste gevallen. Wat we kunnen doen, dat doen we. Dat is eigenlijk het kortste antwoord.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik mag niets meer vragen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ga ook niet net doen alsof ik de wet niet nodig heb, omdat ik ook zonder de wet al alles kan wat ik zou willen. Ik heb de wet echt nodig en als de Senaat belt en zegt: we doen het eerder, dan doen we het eerder. Maar de wet moet nog behandeld worden in de Senaat. Het is niet anders op dit moment.

De voorzitter: U mag een tweede interruptie plegen, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dan doe ik dat, want dit is wel ontzettend belangrijk. Zijn er nog andere wegen die wij wettelijk kunnen begaan om het gat tot januari te dichten? Ik hoor heel goed dat er geen sprake is van onwil. Er wordt gezocht naar allerlei maatregelen die men in het organisatorische proces kan verzinnen om dit soort situaties te voorkomen. Zijn er wettelijke mogelijkheden? Kunnen we bijvoorbeeld een moratorium instellen?

Mijn tweede vraag is: waarom zijn de openbare orde en de veiligheid onvoldoende grond om nu al maatregelen te treffen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Dat laatste heeft echt te maken met de erkenning van een huwelijk. Zodra je een huwelijk erkent, gelden andere regels. Dat criterium is voor ons de reden om de grens op te rekken. Dat gaan we ook doen. Ik zei al dat we nog een keer heel creatief gaan kijken naar de overbrugging, maar tot de nieuwe wet er is, moet ik mij wel aan de huidige wet houden en dat wringt wellicht.

Mevrouw Kuiken (PvdA): We zijn allemaal zoekende. Ik heb moeite met het feit dat je, zelfs als er sprake is van een vermoeden van dwang, niet in staat bent om buiten die hele huwelijkswetgeving om tot beschermende maatregelen over te gaan.

Staatssecretaris Dijkhoff: Het is goed om dat recht te zetten: dat doen we wel, en dat doen we altijd. We gaan actief op zoek. We doen niet pas iets als iemand zich meldt en zegt: ik wil dat niet. Nee, we koppelen meteen Nidos eraan, er wordt een voogdij op gezet, behalve als de bruid dat echt niet wil, en dat vragen we dan natuurlijk niet aan de man. Dan hebben we nog de Raad voor de Kinderbescherming. Die dingen zullen we blijven doen, ook later nog, als we het idee hebben dat het niet om een erkend huwelijk gaat, maar dat er toch iets mis is. We zullen daar altijd voor blijven opkomen. We hebben echter wel de nieuwe wet nodig, ook als signaal, om bij voorbaat te kunnen zeggen: als je nog onderweg bent en je bent van plan om later je minderjarige vrouw te laten nareizen, dan moet je niet hier zijn. Dat gaat hem niet worden.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ter verduidelijking. Bij mij gaat het er nog steeds niet in dat je zelfs bij een vermoeden van dwang – en daar is met kindbruidjes volgens mij altijd sprake van – niet mag ingrijpen als kinderbescherming als dat kind zegt: ik wil bij deze man blijven. Je zou moeten kunnen zeggen: wij vinden het niet plausibel dat in zo'n constructie sprake zou zijn van ongedwongenheid, zeker niet als het gaat om zulke jonge meisjes.

Tot slot. Er zullen meer collega's vragen stellen en er komt ongetwijfeld een VAO hierover. Dan moet ik mij nog even beraden wat ik hiermee kan, ook tegenover de Eerste Kamer, want we hebben hier zelf ook een verantwoordelijkheid in.

De heer Sjoerdsma (D66): Wij worstelen allemaal met dit dilemma. Ik zie dat de Staatssecretaris alles zou willen doen om hier gevolg aan te geven. Ik zie dat de Kamer het eigenlijk niet kan verkroppen dat dit tot januari nog kan gebeuren. Het is misschien een novum, maar laat ik de vraag gewoon op tafel leggen: zou het de Staatssecretaris helpen als de Kamer met een uitspraak komt hierover? Helpt het als zij een moratorium voorstelt totdat de wet er is? Kunnen we op die manier de Staatssecretaris een grond geven om de wet, ook al is die nog niet aangenomen in de Eerste Kamer, toch al ten uitvoer te leggen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Deze discussie is al een keer eerder terecht gevoerd. Toen is geconcludeerd dat je de wet moet wijzigen als je het echt goed wilt doen. Daarom doen wij dat ook. Ondertussen doen we wat we kunnen, maar lopen we wel tegen beperkingen aan. We kennen geen nareismoratorium langs de formele weg. Ik snap dat je zegt: laat anderen voorgaan, maar we hebben wel te maken met termijnen waar wij aan gebonden zijn. Daarbinnen doen we wat we kunnen, zo mag u mij zeker verstaan.

Ik kan niet nu een formeel mechanisme in werking stellen. Ik zou het ook raar vinden om dat te doen, want als dat had gekund, had ik het eerder gedaan. Het formele mechanisme dat we nodig hebben, is de wet. Tot die in werking treedt, weet je, gezien de termijnen die we nu hebben, dat heel veel mensen het niet meer zullen halen. Zeker niet als ze eerst zelf nog asiel moeten aanvragen. Tot de wet er is, moet ik het doen binnen de huidige kaders. Dat doen we ook. Er worden meisjes in de beschermde opvang geplaatst en er worden voogdijstellingen gedaan. Het is niet aan de orde van de dag, want het gebeurt niet dagelijks, maar dat is wat we doen.

De heer Sjoerdsma (D66): Is het dan geen optie om het vanuit de praktijk te benaderen? Ik snap heel goed dat de Staatssecretaris vastzit aan termijnen waaraan hij moet voldoen. Kan hij niet extra onderzoek doen in gevallen waarin redelijkerwijs een vermoeden van dit soort praktijken bestaat? Dat onderzoek moet grondig gebeuren en dat kost tijd. Op die manier zou hij de aanvragen die er nu liggen, kunnen oprekken tot na het moment waarop de wet in werking treedt.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik kan niet zeggen dat ik dit vanaf nu in iedere casus als frustratiemechanisme ga toepassen. Ik kan wel toezeggen dat we dat zullen doen als we de indruk hebben dat nader onderzoek nodig is.

De heer Azmani (VVD): De Kamer heeft er behoefte aan dat de wet zo snel mogelijk ingaat. Ik heb gisteren of eergisteren een oproep gedaan aan de Senaat om de wet versneld te behandelen. Ik heb gisteravond nog contact gehad met een VVD-collega in de Eerste Kamer en weet dat het niet aan de VVD zal liggen als die zaak niet versneld behandeld wordt. Heeft het zin om de wet versneld te behandelen? Wordt dan de ingangsdatum vervroegd? Stelt u zich voor dat de Senaat die wet volgende week behandelt of als hamerstuk afdoet, heeft dat dan zin, ja of nee? Anders moeten we zoeken naar een praktische oplossing. We hebben als parlementariërs ook de taak om via politieke lijnen zo'n verzoek bij de Senaat neer te leggen. De Senaat beslist uiteindelijk, daar moeten we respect voor hebben, maar misschien kunnen we het op die manier doen. De vraag is voor mij of dat zin heeft.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ja. De inwerkingtreding hangt af van de datum waarop de wet wordt aangenomen in de Senaat. Dan volgt de publicatie en de termijn waarin mensen handtekeningen kunnen verzamelen. Er is geen optie dat de wet versneld ingaat als heel het land roept: we gaan toch geen handtekeningen verzamelen. Dat levert acht à tien weken op. Hoe eerder we de wet behandelen en aannemen, hoe eerder die van kracht zal zijn.

De heer Oskam (CDA): We zitten nog steeds met een lacune en iedereen zoekt naar oplossingen. Collega Sjoerdsma komt met een moratorium. Ik wil toch nog even terug naar de openbare orde. Mij triggerde dat de Staatssecretaris zei: wij proberen dat wel op te rekken; we moeten de wetten en bestaande huwelijken respecteren, maar we kijken ernaar. Naar onze waarden en normen is wat er gebeurt, walgelijk. Niemand wil het. Kun je dan niet in het kader van de openbare orde zeggen: in dit soort zaken passen we het openbareordecriterium toe?

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik baal er gruwelijk van, maar het probleem met de openbare orde is dat je dan iets tegenwerkt wat de wet op dit moment nog expliciet toestaat: een huwelijk tussen iemand van 20 en iemand van 16. Kijk, onder de 15 is het een ander verhaal, maar onze wet zegt nu: vanaf 15 wordt het erkend. Je kunt niet iets tegenwerpen wat onze wet expliciet toestaat. Daarom moet die wet veranderd worden. En ondertussen doen we wat we kunnen. Ik snap de frustratie, maar dit is precies waarom er geconcludeerd is dat de wet snel aangepast moet worden. Dat hebben we in gang gezet. We zijn op de drempel en ik zou ook willen dat we er al overheen waren. Tot die tijd doen we wat we kunnen, maar ik heb die wet echt nodig.

De voorzitter: Hartelijk dank. Dan vervolgt de Staatssecretaris zijn betoog.

Staatssecretaris Dijkhoff: Er zijn vragen gesteld over het anticiperen op de hoge instroom, waarbij ook werd gewezen op het bedrag dat mijn voorganger heeft genoemd. Hoe werkt dat? Midden in het jaar is die rekensom gemaakt. In de weken daarvoor was de instroom nog niet zo hoog. Je hebt dus nog geen nieuwe raming door de maand met de hoogste instroom te extrapoleren naar een heel jaar, want dat jaar was al bezig. Dat aantal van 65.000 haal je dan niet meer, want er zijn al een hele hoop maanden en weken geweest waarin de instroom lager was dan in die ene week waarin hij zo hoog was. Het is dus niet zo dat we toen de hele organisatie ingericht hebben op dat aantal van 65.000. De organisatie heeft wel rekening gehouden met een hogere instroom. Zij heeft ook een buffercapaciteit gecreëerd, maar door deze aantallen is die snel op.

Een ander punt is daarbij cruciaal. Ik snap dat gemeenten voor kleinschalige opvang zijn. Ik ben ook voor opvang op een zo klein mogelijke schaal, maar er zitten nu 13.000 mensen in asielzoekerscentra die eigenlijk volgens ons systeem – dit is zeker geen verwijt – helemaal niet in een asielzoekerscentrum moeten zitten. Integreren doe je immers het beste in een gemeente. Op papier zouden zij in ons systeem de meest kleinschalige vorm van opvang moeten krijgen, namelijk woonruimte in een gemeente. Ik snap dat gemeenten zeggen dat er veel op hen afkomt. Dat is ook zo. Maar de cirkel is dus wel weer rond, want ik heb eigenlijk 13.000 plekken gereserveerd voor nieuwe mensen die instromen; die plekken kan ik niet gebruiken omdat mensen niet naar gemeenten doorstromen en daardoor en vanwege de hogere instroom die daarbovenop komt, moet ik extra asielzoekerscentra inrichten en ook gebruikmaken van noodopvang.

De gewone asielzoekerscentra, waarvan ik er een aantal extra wil, zijn er vaak voor een aantal jaren. Dat vereist dus goed overleg met de gemeenteraad, het gemeentebestuur en de omwonenden. Daarvoor worden inspraakavonden georganiseerd. Je kunt dat niet in een paar dagen regelen. Daarom heb ik die crisisopvang nodig. Dat gaat vaak wel snel, omdat het vaak voor een aantal dagen of weken is. Het is echt niet zo dat wij alleen maar gaan voor opvangen voor 72 uur. Er zijn allemaal verschillende modellen. Er zijn ook opvangen van 50, maar ook die zijn voor een beperkte tijd. Als gemeenten eenmaal zo'n opvang hebben, zeggen ze soms dat ze een plek hebben waar het langer kan. Dat doen we dan ook. Op dit moment zijn we daar heel flexibel in. De bottleneck in de manier waarop we het nu hebben afgesproken is echter dat het COA en het Rijk niet verantwoordelijk zijn voor de langdurige huisvesting en de integratie van mensen met een asielvergunning. Wij vangen iemand die hiernaartoe komt op, beoordelen of die persoon een vergunning krijgt, maar zodra die vergunning er is, krijgt die persoon zo snel mogelijk een eigen woonruimte in een gemeente. Dat is het idee. Dat is de meest kleinschalige vorm van opvang.

Daar is verbetering in gekomen. Toen ik als Staatssecretaris aantrad, heb ik meteen gezegd dat het beter moest. De wekelijkse uitstroom van mensen naar gemeenten is toen ook wel gestegen. Gelet op de gestegen instroom, die ook alle collega-regeringen in Europa in dezelfde mate heeft verrast, is dat echter niet genoeg. Daarom gaan we nu ook het gesprek aan met gemeenten en corporaties, want we moeten af van het model dat iedere vergunninghouder met urgentie op dezelfde wachtlijst voor een huurwoning komt als iedereen. Dat werkt immers niet en levert spanningen op. Daar heb ik wel begrip voor. Dat wil ik ook helemaal niet. Wij zijn dus met de gemeenten en de corporaties in overleg over de vraag hoe we mensen wel snel woonruimte kunnen geven zodat ze kunnen integreren. Ze kunnen al werken vanuit het asielzoekerscentrum – dat gebeurt ook – maar het is toch makkelijker om dat te doen als je weet dat je gedurende de vijf jaar waarvoor je een vergunning hebt, op een bepaalde plek zult wonen. Dat is een stuk praktischer. Volgens het oude stramien gaat het echter niet lukken om iedereen snel woonruimte te geven. Zelfs als je ervoor kiest om meer huizen te bouwen, dan gaat dat voor de komende tijd niet helpen. Wij zijn dus op zoek naar een oplossing. Hoe kun je door voorzieningen te delen – de gemeente Nijmegen kijkt daar bijvoorbeeld naar – die mensen wel woonruimte in een gemeente geven zonder dat zij per se op een wachtlijst moeten staan voor een huis, waardoor andere mensen nooit meer aan een huis komen? Wij kampen eigenlijk allemaal met dit probleem en wij moeten dat gezamenlijk oplossen. Het is dus niet zo dat ik alleen maar grootschalige voorzieningen zou willen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik geloof ook niet dat dat de inzet is van de Staatssecretaris, maar ik zie wel dat in de praktijk vooral wordt ingezet op minimaal 600 plaatsen. Volgens mij heeft dat alles te maken met de ad-hocaanpak van het COA. Als een organisatie weet dat zij volgend jaar in principe geld krijgt voor minder plekken dan dit jaar, kan zij ook eigenlijk alleen maar op heel korte termijn redeneren. De oorlog is Syrië zal morgen niet gestopt zijn. Wij weten dus dat deze kwestie de komende jaren nog zal spelen. In plaats van je te richten op de vraag waar je morgen 3.000 mensen plaatst en daarna 1.000 mensen, kun je toch beter nadenken over een systeem van opvang dat ook op de langere termijn werkt. Dat lijkt mij ook beter voor de integratie en het draagvlak in de omgeving.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik snap dat wel, maar ook dat is gecompliceerder. Het is niet zo dat het COA die locaties vaak afstoot omdat het ze niet nodig denkt te hebben. Wij hebben een basiscapaciteit en een buffercapaciteit, maar die zijn vaak tijdelijk. Vaak lukt het alleen om een azc in een gemeente te zetten. Er is dan niets mis met dat pand, het COA zou het best 40 jaar kunnen gebruiken, maar de gemeente zegt dan gewoon: dit is voor drie, vier of vijf jaar. Dan is het dus juist andersom. Na die vijf jaar wil het COA daar niet uit, want het heeft die ruimte hartstikke hard nodig, maar het lokaal bestuur zegt dan: we hebben vijf jaar geleden afgesproken dat dit voor drie jaar was met maximaal twee jaar verlenging en die periode zit er nu op. Dat snap ik ook wel weer. Soms zegt een gemeente dan alsnog: de situatie is zo veranderd; ik ga met de omwonenden het gesprek aan dat het pand toch nog langer openblijft. Weer een andere keer zegt een gemeente: wij willen best meedenken over opvang, maar het kan niet meer daar, want wij hebben met de bewoners en de omwonenden afgesproken dat het echt maar voor een bepaalde periode is. De gemeente werkt dan vaak wel aan een nieuwe locatie, maar zo'n nieuw traject heeft tijd nodig. De werkelijkheid is dus iets gecompliceerder. Het COA kan dat niet zomaar regelen. Als het COA blanco cheques had om overal in gemeenten dingen te doen – dat bepleit ik niet, hoor – zouden we natuurlijk geen noodopvang voor 72 uur hebben. Juist in die puzzel, met al die belangen, zowel op lokaal niveau als op nationaal niveau, komen we tot dit soort situaties. Dat is niet ideaal, maar zo is het nu wel.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Toen een tijd geleden bekend werd dat er snel plekken bij moesten komen, heb ik tegen mijn wethouders gezegd: jongens, als de wiedeweerga aan de slag! Verschillende wethouders gaven als reactie daarop: wij hebben een aanbod gedaan, maar dat werd afgewezen. Zegt de Staatssecretaris nu dat een concreet aanbod van een wethouder voor de langere termijn niet meer afgewezen wordt op kleinschaligheid? Dan komen we ergens. Nu heb je de rare situatie dat gemeenten die dat willen, te horen krijgen: dank u wel.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik ken die geluiden ook. Ik spreek ook veel mensen. Ik vraag dan ook vaak wanneer dat aanbod is afgewezen. Dan is soms het verhaal dat er een anderhalf jaar geleden een discussie is gevoerd en dat het COA gekozen heeft voor een andere locatie en dat het inderdaad iets heeft afgewezen. Als iemand met een concrete suggestie komt en zegt dat hij daar een x-aantal mensen kwijt kan, gaan wij sowieso het gesprek aan over meerdere modellen. Het kan zo zijn dat we dan zeggen dat daar toch een kleinschaligere azc onder de COA-vlag kan komen, maar het kan ook zo zijn dat we dan samen met de gemeente zeggen: misschien is dit nu juist een heel mooi project om vergunninghouders in te huisvesten. Het ligt ook aan de schaal. De heer Oskam had het over 40, 50 mensen. Bij die schaal denk ik: dat is een aantrekkelijke plek. Wij zijn echt bezig om het voor gemeenten makkelijker te maken. We proberen een en ander zo in te passen dat wij daar in overleg met een corporatie en een gemeente vergunninghouders kunnen plaatsen. Een asielzoekerscentrum is immers een plek waar je echt tijdelijk verblijft en dan bedoel ik niet tijdelijk in de zin van jaren. Je verblijft daar zolang de procedure loopt. Met gemeenten van elke grootte gaan we bekijken wat nu de beste oplossing is in de heel brede keten van het moeten bieden van onderdak aan deze mensen.

Ik denk dat ik daarmee ook ben ingegaan op de flexibiliteit van de opvang. Ik heb dat wat breder getrokken, want het COA heeft ook enige schaalgrootte nodig. Zoals ik al zei, kijken we ook naar de plaatsing van vergunninghouders. Ik zeg dus ook dingen die terugkomen. Dat is wel prettig.

De heer Sjoerdsma vroeg heel concreet of er ook minderjarigen in de crisisopvang zitten. Hij noemde Amsterdam, maar hij vroeg naar de crisisopvang in de breedte. Dat is zo. Ik heb gisteren ook een foto getwitterd waarop dat te zien is, dus ik kan het moeilijk ontkennen. Dat is natuurlijk niet wenselijk, vooral niet als het gaat om alleenstaande minderjarigen. Het COA is nu ruimte aan het vrijmaken in asielzoekerscentra om hun daar met voorrang een plaats te bieden en onder de hoede van het COA te brengen. Om terug te komen op de vraag van de heer Sjoerdsma, het komt dus inderdaad voor.

Mevrouw Voortman stelde een vraag over de medische zorg, die tekort zou schieten. De Kinderombudsman heeft daar ook melding van gemaakt. Daar wil ik wel een kanttekening bij plaatsen. De Kinderombudsman volgt de ontwikkelingen heel nauwlettend. Dat doet hij niet alleen als Nederlandse Kinderombudsman, maar dat doet hij ook als chef van de Europese Kinderombudsmannen. Ik heb begrepen dat hij zijn oproep vooral in die hoedanigheid heeft gedaan, want ik denk dat het een geruststellende boodschap zou zijn geweest als alle landen in Europa op het niveau van Nederland zaten. In mijn ogen schiet de gezondheidszorg binnen de COA-locaties niet tekort. Er zijn altijd afspraken met huisartsen en er zijn ook verpleegkundigen aanwezig. Op de crisisopvanglocaties kan dit wisselend zijn, omdat we dan de afspraak hebben dat de gemeente daar verantwoordelijk voor is. Ik had het zojuist al over hetgeen ik gisteren heb gezien. Er is daar niet per se altijd iemand ter plekke, maar er zijn wel EHBO-posten en er komen verpleegkundigen en artsen langs met een unit of met een tas. Daar zit wat meer variatie in, maar daar wordt wel aandacht aan besteed.

De heer Fritsma vroeg hoeveel Dublinoverdrachten er gerealiseerd zijn. In 2014 waren dat er 950. In 2015 waren dat er tot nu toe ruim 600. Een Dublinoverdracht is niet iets wat simpel gaat. Dat punt behoeft wel nuancering. Dat je denkt dat iemand in een ander land is geweest, is niet genoeg; je hebt bewijsmiddelen nodig voor de claim op de andere lidstaat. Het sterkste bewijsmiddel is een fingerprintclaim in het Eurodacsysteem. Op basis daarvan kun je gewoon zeggen: ik zie dat u geregistreerd bent in Hongarije, dus u kunt terug. Ik geef maar een voorbeeld; het kan ook Duitsland zijn of welk land dan ook. Dat zijn echt de hardste claims. Als iemand vertelt over zijn reis en zegt dat hij eerst in Italië of waar dan ook aankwam, is dat niet genoeg. Voor een claim heb je aanvullend onderbouwend bewijs nodig. Zo werkt het Dublinsysteem. Met betrekking tot iedereen die bewezen in Griekenland is ingestroomd, belet de rechter ons op dit moment om een Dublinclaim neer te leggen. Dat scheelt dus ook al in behoorlijke mate.

De heer Fritsma (PVV): Er zijn in de eerste acht maanden van het jaar 26.000 asielaanvragen binnengekomen en slechts in 600 gevallen lukt het de Staatssecretaris om een Dublinclaim neer te leggen. Dat is goed nieuws voor de asielindustrie, want bedrog loont. Asielzoekers reizen altijd via veilige landen naar Nederland. Ze hadden allang veilig in Italië, Griekenland, Duitsland of waar dan ook kunnen verblijven, maar de Staatssecretaris geeft massaal verblijfsvergunningen omdat de reisroute niet bewezen kan worden. Kan daar echt geen tandje bij? Iedereen komt bijvoorbeeld met een iPhone binnen. Waarom worden de telefoons niet uitgelezen? Daar kunnen reisroutes uit worden gehaald. Telefoonnummers van mensensmokkelaars staan daarin. Misschien staat er ook wel belastend materiaal in met het oog op terrorisme. Hoe kan het dat er slechts 600 zaken worden gevoerd? Hoe kan het dat de Staatssecretaris daarin gewoon faalt? Bedrog loont immers.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik wil even iets rechtzetten. Ik reik geen asielvergunningen uit. Dat doet de IND, namens ons allemaal, ook namens de heer Fritsma. De IND doet dat conform het beleid dat wij met de Kamer hebben vastgesteld. Ik kan niet uitweiden over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen. Daar kan ik niet op detailniveau op ingaan. Het element van het doorreizen is iets wat ik in elke JBZ-Raad aan de orde stel bij mijn Europese collega's, want het is vooral aan hen om zich aan de verplichtingen te houden om de buitengrens te bewaken en om iemand die binnenkomt te registreren. Als iemand binnenkomt of niet binnenkomt omdat er geen verblijfsrecht is op grond van Schengen, moeten zij ervoor zorgen dat die persoon een asielverzoek doet in het land van binnenkomst. Daarom is het cruciaal dat we in landen als Griekenland en Italië, als zij het zelf niet doen, hotspots inrichten om er met EU-middelen en verenigde krachten voor te zorgen dat daar geregistreerd wordt. Dan voorkom je de informele herplaatsing die er nu al is en waar een handjevol landen waaronder Nederland uiteindelijk het meest werk aan heeft. Ik doe dus niet net alsof dat allemaal niet zo is, alleen de oplossing is om mensen te registreren in het land van binnenkomst.

De heer Fritsma (PVV): Als je het hebt over 600 Dublinzaken op 26.000 aanvragen, is dat toch echt een groot falen. De landen waar asielzoekers aankomen en doorheen komen, zijn verantwoordelijk voor het asielverzoek, maar dat gebeurt gewoonweg niet. Het gebeurt gewoon niet! Ze gaan naar Nederland en als er dan kennelijk geen enkel bewijs te vinden is van waar ze eerder zijn geweest, nemen ze hier een verblijfsvergunning in ontvangst. Hoe kan het dat er vorig jaar 2.500 Dublinzaken waren, wat er natuurlijk ook veel te weinig waren, en dat er dit jaar slechts 600 zijn? En wat gebeurt er eigenlijk om dat bewijs te krijgen? Nogmaals, waarom wordt er geen informatie via telefoons uitgelezen? Er kan veel meer gebeuren, maar kennelijk gebeurt er te weinig.

Staatssecretaris Dijkhoff: Er waren vorig jaar 950 gerealiseerde Dublinoverdrachten. Er zijn wellicht 2.500 claims geweest, maar dat is natuurlijk wel een verschil. Ik heb zelf een paar maanden geleden ook gezegd dat Dublin zoals het nu is, niet werkt. Daarover verschillen wij niet van mening. Ik snap de wens om een zachtere claim ook te doen gelden, ook met betrekking tot een doorreisland, maar zo zit het juridische stelsel nu niet in elkaar. Ik kan dat dus niet doen. Claims met betrekking tot Griekenland als land van binnenkomst mogen niet van de rechter. De Grieken worden ook op de situatie daar aangesproken. Zij moeten hun zaken op orde hebben. Maar dat is dus wel de werkelijkheid en inderdaad, die is frustrerend en leidt tot lagere aantallen dan ook ik wenselijk vind.

Het is niet zo dat ik daarin berust, maar ik kan niet iets doen wat niet past, want dan wordt die claim niet gehonoreerd. Dat is natuurlijk het probleem: we dienen die claim wel in, maar hij moet gehonoreerd worden om iemand te kunnen overbrengen. Daarom vind ik dat de registratie echt veel beter moet. Ook de opvangfaciliteiten in Griekenland moeten worden verbeterd zodat claims op Griekenland gewoon weer kunnen worden «uitgevoerd». Het werkt natuurlijk niet als je formele en informele relocatie naast elkaar blijft houden. Daarom is er in het herplaatsingsvoorstel sprake van schorsende werking als de registratie in de hotspots niet werkt voor Italië en Griekenland. Ik vind het terecht dat de Europese Commissie daar prioriteit aan geeft en er druk op blijft zetten dat die landen registreren, want daarom is herplaatsing bedacht en niet omdat er nu nog 120.000 mensen zouden zijn die we meteen zouden kunnen herplaatsen. Registratie is daarbij vereist.

De heer Fritsma stelde ook een vraag over VluchtelingenWerk Nederland. Het is niet zo dat VluchtelingenWerk Nederland standaard alle reiskosten voor nareizen vergoedt. In sommige individuele cases heeft VluchtelingenWerk Nederland dat wel gedaan of doet het dat nog steeds. Daar krijgt het geen subsidie voor. VluchtelingenWerk Nederland doet dat uit middelen die het met fondsenwerving binnenkrijgt. Het is niet ons beleid als overheid om dat te doen, maar mensen kunnen zelf bepalen wat zij met hun eigen geld doen via stichtingen. Als dat niet tegen de wet ingaat, kan ik daarin niet ingrijpen. De subsidie die VluchtelingenWerk Nederland van ons krijgt, wordt gebruikt voor doeleinden waar we wel achter staan. De inzet van de organisatie in asielzoekerscentra, in de noodopvang en in de crisisopvang is hard nodig. Ik zie dus geen reden om te stoppen met de subsidie.

De heer Sjoerdsma stelde een vraag over de begroting en de hoge instroom. De begroting voor dit jaar is opgehoogd. We hebben structureel 30 miljoen euro extra uitgetrokken om de capaciteit van de IND te verstevigen. Voor volgend jaar is er 250 miljoen extra uitgetrokken voor de opvang. Ieder jaar vindt er bij de Voorjaarsnota een bijstelling plaats. Soms moet een en ander naar beneden worden bijgesteld en is er weer asielreserve als bufferopvang. Soms moet een en ander naar boven worden bijgesteld. Dit hangt van de daadwerkelijke instroom af. Die is nogal moeilijk te voorspellen. Op de daartoe geëigende momenten wordt dat vastgesteld. Ik heb niet de indruk dat onze uitvoeringsorganisaties daar heel zenuwachtig van worden en dat dit tot nu toe tot problemen heeft geleid.

De heer Azmani had het over de – hoe noem je ze? – nep-Syriërs. Het gaat dan om mensen die beweren uit Syrië te komen, maar die daar niet vandaan komen. «Pseudo-Syriërs» lijkt me een correctere term daarvoor, maar het betekent hetzelfde. De IND kijkt naar meer dan alleen de papieren. Aan de hand van de documenten, de verklaringen en herkomstonderzoek wordt onderzoek gedaan naar de nationaliteit van een vreemdeling. Herkomstonderzoek is standaard onderdeel van de procedure. Daar worden ook zaken als topografie en taal bij betrokken. Er wordt gevraagd waar iemand vandaan komt en vervolgens worden de taal en het dialect van die persoon geanalyseerd. Dit maakt niet aannemelijk dat heel makkelijk is om er als pseudo-Syriër met een vals paspoort doorheen te glippen als je uit een totaal ander land komt. We hebben wel te maken met heel grote aantallen echte Syriërs die naar Nederland komen. Daarom hebben we ook een hoger inwilligingspercentage. We hebben niet zoals de Duitsers te maken met een hoog percentage migranten uit de Balkan die wel inreizen, maar die ook weer snel uit de procedure verdwijnen. De berichtgeving over dat percentage van 30 in Duitsland hebben wij ook gezien. Naar aanleiding daarvan heeft de IND contact opgenomen met het Duitse Bundesamt für Migration und Flüchtlinge om te bekijken wat men daarvan vindt. Men gaf daar aan dat percentage van 30 niet te herkennen. Er is daar sprake van een beperkt aantal afwijzingen op deze gronden en er wordt daar ook herkomstonderzoek gedaan. Dat is dus het beeld dat naar voren komt uit het contact met onze Duitse collega's.

Er zijn vragen gesteld over het maatschappelijk draagvlak. Laat ik daar het volgende over zeggen. Iedere keer dat ik in de krant zie dat er een bewonersavond is geweest waarbij er problemen waren, waarover ik mij dan zorgen maak, krijg ik intern terug dat er nog negen andere bijeenkomsten zijn geweest die anders zijn geëindigd. Het blijft een lastig traject. Hetgeen je daarover zegt, ligt heel gevoelig. Dat heb ik zelf ook gemerkt. Iedere verandering in je buurt brengt iets mee, dus zeker zo'n verandering. Het gaat om een paar honderd mensen die je niet kent, uit een land dat je ook niet kent. Er wordt een beroep gedaan en je weet niet wat er allemaal gaat gebeuren. Ik zal me niet heiliger voordoen dan ik ben. Bij mij in de buurt is er ook een azc. Straatnaambordjes veranderen tussendoor, maar er ligt eigenlijk één lange rechte weg tussen mijn voordeur en de voordeur van het azc. Dan vraag je je ook af wat er gaat gebeuren en of het wel een geschikte locatie is. Je denkt ook altijd aan je eigen omstandigheden. Je vraagt je af: is het nou logisch om hier een centrum neer te zetten? Nou ja, achteraf gezien is dit eigenlijk best wel logisch, want als je zo'n centrum in het buitengebied wilt neerzetten, wordt er gezegd dat die mensen daar niets te doen hebben en dat je dan ook weer overlast krijgt.

Er is natuurlijk altijd een reden om je zorgen te maken. Het is ook niet zo dat we op bewonersavonden zeggen dat die zorgen niet terecht zijn. We kunnen alleen maar zeggen wat wij doen om die zorgen te temperen, welke maatregelen wij nemen om een en ander te voorkomen en wat de feiten zijn. Wij zeggen dus hoe vaak iets gebeurt, van welke aard dat is en hoe dat in andere plaatsen gaat. Meestal gaat het daar goed, maar er zijn natuurlijk berichten over zaken die wel gebeuren. Ik snap dat je als bewoner dan denkt: het is leuk dat iemand zegt dat het in 90% of 95% van de gevallen goed gaat, maar ik heb een dochter en ik heb gisteren gelezen dat er in Almere een meisje is aangerand, dus je kunt me wat met je cijfers; dit is mijn zorg. Dat snap ik ook. Toen de aantallen niet zo hoog waren en er minder pers naar zo'n zaal ging, waren die sentimenten er ook en gingen de gesprekken met COA-medewerkers en het lokaal bestuur ook zo. Dat zal ook zo blijven.

Wij zullen die gesprekken blijven voeren. Hierdoor worden er op lokaal niveau soms keuzes gemaakt die ik ook wel snap en het COA ook. Er wordt dan bijvoorbeeld gekozen voor lagere aantallen, een andere plek, andere locaties of voor het splitsen van locaties. Het beeld dat het COA binnenkomt en zegt «dit moet» of dat ik iemand bel en zeg «dit moet», klopt dus niet. Zo wil ik niet werken, zo wil het COA niet werken en zo werken we ook niet. Maar als een gemeente besluit om het ergens te doen, zal het altijd ergens komen. Als er dan overlast is, zullen de omwonenden dat merken. Iemand die aan de andere kant van de gemeente woont, merkt dat pas de dag erna als er berichten in de media verschijnen. Het blijft een lastig traject. Ik denk niet dat je dat oplost door er een paar Postbus 51-spotjes – als we die nog zouden hebben – tegenaan te gooien. Elke keer weer moet dat gesprek worden aangegaan en moet serieus bekeken worden of de beoogde locatie geschikt is en wat de optelsom van verschillende factoren is. Je stelt dan vragen als «is er in die buurt vorig jaar al iets gebeurd?» en «is er al iets geplaatst wat moeilijk lag?». Met dat soort vragen moet je rekening houden als je in gesprek gaat met het lokaal bestuur om te bekijken of het kan. Daarom zal het COA ook nooit zelf zeggen: daar moet het. Dat gebeurt altijd in overleg met het lokaal bestuur en de bewoners en dat zal ook zo blijven.

Er is ook gevraagd naar het WODC-onderzoek naar de terugkeerbereidheid. Naar verwachting zullen het rapport en de kabinetsreactie zeer binnenkort verschijnen. Ik verwacht dat zij de komende maand, dus ergens in oktober of november, naar de Kamer kunnen worden gestuurd. We proberen dat zo snel mogelijk te doen, maar het WODC speelt natuurlijk ook een rol daarbij.

De heer Voordewind had het over Somaliërs die al acht maanden in detentie zaten. Op individuele gevallen kan ik niet ingaan, maar in het algemeen is dit maximaal zes maanden met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal twaalf maanden, als het gaat om het beschikbaar krijgen van de reisdocumenten of frustratie van het vertrek door de vreemdeling. Het is misschien vervelend dat ik het blijf herhalen, maar ik doe het toch: als mensen niet weg kunnen, is dat al binnen de acceptatie van het kader dat mensen niet weg willen, want als mensen vrijwillig zouden terugkeren, was het niet nodig geweest om hen in bewaring te stellen. We hebben het hier dus over mensen die hun eigen terugkeer frustreren door niet mee te werken. Daarbinnen zijn er omstandigheden waardoor het langer dan zes maanden kan duren. Het besluit tot verlenging kunnen wij niet zelf nemen. Dat besluit moet aan de rechter worden voorgelegd, die oog zal hebben voor de individuele omstandigheden. Mensen kunnen hun tijd in detentie danig beperken door mee te werken aan hun eigen terugkeer.

De heer Fritsma vroeg waarom ik het asielbeleid versoepel. Het wordt een beetje een klassieker dat mij om het waarom gevraagd wordt van zaken die ik niet doe. Het beleid is hetzelfde, terwijl de situatie in de wereld verslechtert. Dat zijn twee verschillende zaken. Het is dus niet zo dat de situatie in Iran – ik noem maar een voorbeeld – hetzelfde is en dat ik het beleid versoepel. Meestal is het zo dat ik van de Kamer hoor dat de situatie verslechtert en dat ik dan zeg: ik ga het beleid niet op voorhand versoepelen; dat doe ik pas als er sprake is van een objectieve waarneming. Het beleid blijft dus hetzelfde. De omstandigheden in een land bepalen wat de uitkomst conform het beleid is. Zo wordt dat gedaan. In sommige gevallen kan dat ertoe leiden dat mensen het binnen het bestaande beleid moeilijker hebben om een vergunning te krijgen, omdat de situatie in een land is verbeterd. Op dit moment zitten we helaas in een periode waarin de situatie op meer plaatsen verslechtert dan verbetert. Dat zie je terug in het beleid.

De heer Voordewind vroeg of de hoor- en beslisambtenaren voldoende expertise hebben om de geloofwaardigheid van aanvragen van bekeerlingen te beoordelen. Er is niet alleen een slag gemaakt bij de IND – de heer Voordewind wees daar zelf al op – maar er is ook geïnvesteerd in het actualiseren en het op peil houden van de kennis en de vaardigheden van de medewerkers. De IND heeft met het oog daarop extra personeel geworven. Door het EASO (European Asylum Support Office) worden verplichte modules gegeven over deze en aangelegen aspecten. In het voorjaar van dit jaar is er een masterclass over bekering als asielmotief geweest, waaraan externe deskundigen hebben meegewerkt. Nieuwe medewerkers moeten eerst de verplichte modules volgen, maar als de IND denkt dat het nodig is om de cursus te herhalen voor nieuwe medewerkers of om de kennis van bestaande medewerkers op te frissen, zullen we dat niet nalaten.

De heer Sjoerdsma stelde een vraag over het besluit- en vertrekmoratorium Jemen. Dit is ingegaan op 13 augustus 2015. Het is een halfjaar geldig tot 13 februari 2016. Tegen die tijd bezien we of het nodig is om het te verlengen met maximaal een jaar. Het kan ook weer worden ingetrokken. Wat was de aanleiding voor het instellen van dit besluit- en vertrekmoratorium? Ik pak het ambtsbericht erbij. Doorgaans begint dit bij het signaal dat de situatie verslechterd is, waarbij het niet altijd duidelijk is tot op welke hoogte er sprake is van een verslechtering en zo ja, waar die zich precies voordoet. Wij vragen dan vaak nadere informatie. Soms vinden we de situatie te diffuus of volatiel om meteen al een heel hard besluit te nemen. In dit geval is dat ook zo, omdat de situatie zeer ernstig en fluïde is. Zij kan escaleren, maar ook de-escaleren en juist voor dit soort situaties hebben we een moratorium. Het is meer een adempauze, waardoor het ook geen nadelige effecten heeft op de mensen uit Jemen die asiel aanvragen. In februari zullen we bekijken of er nog steeds reden is om een moratorium te hanteren of dat er een definitieve conclusie kan worden getrokken die meteen effecten heeft op de mensen uit Jemen.

Mevrouw Kuiken informeerde naar de uitkomsten van onderzoek naar de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van medische hulp. Daaraan wordt de laatste hand gelegd. Naar verwachting zullen de uitkomsten van dat onderzoek deze week of volgende week naar de Kamer worden gestuurd. We hebben bekeken hoe het in andere landen gaat. Als je om vergelijkend onderzoek vraagt, denk je vaak «ik vraag even hoe het in andere landen zit», maar dan blijkt dat ieder land weer een ander systeem heeft met andere termen, waardoor je een vertaalslag moet maken om te achterhalen wat daar precies speelt. Het onderzoek is in voorbereiding. Het is bijna af. In het onderzoek staat voor de landen waarmee we contact hebben gezocht beschreven hoe het precies is geregeld en hoe dat uitpakt.

Ik ben niet zo van de cadeautjes, maar aan het eind van mijn eerste termijn heb ik toch een cadeautje namens de IND, het COA en de DT&V. De laatste weken is er heel vaak gesproken over «de mensen van het COA», «de mensen van de IND» en «de mensen van de DT&V». Daarbij zijn vaak algemene uitspraken gedaan over wie zij zijn en hoe zij in elkaar zitten. Zij hebben zelf het initiatief genomen om een bundel op te stellen waarin zij ook anekdotisch vertellen over de zaken waartegen zij aanlopen en het werk waarmee zij bezig zijn. Ik waardeer het zeer dat de Kamer hen en hun tomeloze inzet in deze tijd altijd noemt en roemt. Ik wil de bundel dus graag aan de Kamer aanbieden om de mensen die daar iedere dag hard voor werken, een gezicht te geven.

De heer Oskam (CDA): Ik heb het begin van de eerste termijn van de Staatssecretaris gemist, maar ik heb een vraag gesteld over de beveiliging van asielzoekerscentra. Wat kan de politie in dat kader wel en niet doen? Zij moet nu veel hand- en spandiensten verrichten. Kan het COA dat niet zelf doen?

Staatssecretaris Dijkhoff: We doen dat in samenspraak met het lokaal gezag. Er is standaard particuliere beveiliging in asielzoekerscentra. In samenspraak met het lokaal gezag kan ervoor gekozen worden om die beveiliging op te schalen. Ik heb gisteren overleg gehad met de politie over de vraag hoe dat gaat. De politie heeft meerdere taken. Zij springt bij als het gaat om de registratie door de vreemdelingenpolitie, maar zij heeft ook een taak op het gebied van de openbare orde. De vestiging van een asielzoekerscentrum leidt niet automatisch tot meer inzet, maar vooral in het begin houd je dat natuurlijk wel in de gaten. Ook bij de noodopvang is politie aanwezig. Dat gebeurt in goed overleg met het lokaal gezag, dat uiteindelijk beslist over de vraag welke inzet wenselijk is en op welke wijze dat wordt ingericht.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik had nog gevraagd of de Staatssecretaris bereid is om in overleg te treden met de collega van OCW over de vraag of de 13.000 leraren die op dit moment werkloos thuiszitten, een rol kunnen spelen bij het onderwijs aan asielkinderen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ja, excuus. Dat was eigenlijk een apart blokje. Er is terecht heel veel gesproken over de vraag wat er gebeurt als de mensen die hier zijn een status krijgen. Er is ook gevraagd naar het budget van gemeenten. Zij krijgen dat budget niet van het Ministerie van V en J, maar ze krijgen dat van SZW. De integratietaak is daar belegd. Ik kan dus niet allerlei uitspraken doen over de wijze waarop integratie moet plaatsvinden. We hebben het in de Ministeriële Commissie Migratie over al deze aspecten. De verantwoordelijke bewindspersonen van OCW en SZW zijn daar direct bij aangesloten. In asielzoekerscentra wordt al begonnen met cursussen Nederlands. Het is zelfs in beperkte mate onder bepaalde voorwaarden mogelijk om hangende de procedure al werk te verrichten. Als mensen eenmaal een vergunning hebben maar ze helaas nog niet naar een gemeente kunnen gaan, is er contact over onderwijs en mag men wel werken. Ik kan niet inschatten of er een capaciteitsgebrek is, waardoor er nu mensen moeten worden ingeschakeld. Er wordt vaak aangesloten bij het regulier onderwijs. Het is weleens in een gemeente gebeurd dat een school die te kampen had met dalende leerlingenaantallen, het onderwijs aan kinderen in het asielzoekerscentrum ook op zich nam en daardoor mensen in dienst kon houden. Ik weet dat OCW zijn verantwoordelijkheid op dat punt neemt en dat het voorbereid is op de hogere aantallen die moeten worden bediend.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het is natuurlijk mooi dat scholen in krimpgebieden op die manier open kunnen blijven, maar mijn vraag ging over de leraren die nu thuiszitten. Dat zijn er 13.000. Die zouden we toch meteen kunnen inzetten. Na een korte bijscholing zouden zij eventueel kunnen worden ingezet voor het onderwijs aan asielkinderen, want scholen met een minder ruime bezetting krijgen wel te maken met extra leerlingen met een specifieke problematiek.

Staatssecretaris Dijkhoff: OCW kijkt daarnaar, maar je kunt dat niet zomaar een-op-een doen. Wij bieden NT1 en NT2 aan. Dat vereist wel bepaalde kwalificaties. We zijn met name op zoek naar docenten NT2. Je kunt dus niet met alle mensen die thuiszitten een match maken. De expertise op dit punt bevindt zich echter bij OCW, dat daar verantwoordelijk voor is. Ik weet wel dat het daarnaar kijkt, maar het is niet zo simpel dat je die docenten kunt bellen en dat ze dan morgen Nederlands gaan geven aan die mensen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag gesteld over de kosten voor statushouders. Nu wordt er rekening gehouden met € 1.000, maar volgens de VNG zijn gemeentes daarbovenop € 1.300 extra kwijt. Kan de Staatssecretaris daar nog iets over zeggen?

Staatssecretaris Dijkhoff: In een bijzin zei ik net al iets daarover. Dat budget komt niet van V en J, maar van SZW. Het budget voor integratie is aan Sociale Zaken gekoppeld. Ik kan niet over die begroting spreken, maar ik herken het signaal wel uit de gesprekken die ik veelvuldig voer met de VNG. Over integratieaspecten zal de Kamer echter moeten overleggen met Minister Asscher. Ik snap dat er naargelang er meer mensen komen, meer belangstelling is voor de integratiekant, maar die valt niet onder Veiligheid en Justitie.

De voorzitter: Er is nog een openstaande vraag van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66): De Staatssecretaris sprak over de prop in de keten in de asielzoekerscentra. Het gaat dan om 12.000 mensen. Ik had echter ook nog gevraagd hoeveel mensen er helemaal aan de voorkant in de noodopvang zitten en wat op dit moment de gemiddelde wachttijd is voordat asielzoekers werkelijk een asielaanvraag mogen indienen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik heb dat nu niet paraat, maar volgens mij staat dat in de brief die ik de Kamer zojuist heb toegestuurd. Het aantal mensen in de crisisopvang varieert per dag, maar het gaat om substantiële aantallen. Ik zal even bekijken of we het dagcijfer van nu voor de tweede termijn kunnen achterhalen. De wachttijd loopt nu al op tot een aantal maanden. Die bedraagt zeker vier maanden.

De heer Sjoerdsma (D66): Dat is de wachttijd voor mensen in de noodopvang?

Staatssecretaris Dijkhoff: Ja, dan heb ik het over die groep.

De voorzitter: We hebben nog een halfuurtje voor de tweede termijn. We hanteren daarin één minuut spreektijd per fractie zonder interrupties. Daarna gaan we snel door naar de beantwoording door de Staatssecretaris.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden en voor het interessante boekje dat hij ons heeft geschonken.

De eerste problemen los je natuurlijk maar op één manier op, namelijk door de grenzen te sluiten en geen enkele asielzoeker meer toe te laten. Dan hoef je ook geen criminele asielzoekers meer toe te laten, want laten we eerlijk zijn: criminele asielzoekers krijgt de Staatssecretaris er echt niet uit!

Ik kom nog even terug op de Dublinoverdrachten. Ik heb altijd graag mijn feiten en cijfers op een rijtje. Er zijn nu 600 Dublinclaimanten teruggestuurd, terwijl dat er vorig jaar 2.490 waren. Ik zuig die aantallen niet uit mijn duim; ze komen uit de brief van de Staatssecretaris, dus misschien kan daar nog naar gekeken worden.

Het is onacceptabel dat VluchtelingenWerk Nederland de tickets betaalt voor nareizende familieleden. Kan de Staatssecretaris echt geen signaal afgeven aan die organisatie, bijvoorbeeld in de sfeer van subsidies?

Mijn allerlaatste punt gaat over de wet tegen kindhuwelijken. Die wet moet er natuurlijk komen. Mijn collega's in de Eerste Kamer hebben al een aanvraag gedaan om het wetsvoorstel versneld te behandelen. Die aanvraag is niet door iedereen gesteund. Volgende week is er een herkansing, want dit moet snel geregeld worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik maak nog een aantal opmerkingen.

Ik wijs de Staatssecretaris toch op aanbeveling zeven, waarin uitdrukkelijk wordt aanbevolen om tot het aanstellen van een vertrouwenspersoon over te gaan. Het COA en de toenmalige Staatssecretaris hebben toegezegd om die aanbeveling over te nemen. Ik krijg nog graag een reactie daarop. Ik dank de Staatssecretaris wel voor zijn bereidheid om met de stichting Gave en het COC om de tafel te gaan om te horen welke signalen er zijn.

We hebben het gehad over de bezuinigingen op de eerstejaarsopvang in 2016. De Staatssecretaris zegt dat hij daarvoor 250 miljoen extra gaat reserveren, maar dan kom ik nog op 347 miljoen voor 2016. Als je de technische kasschuif daarbij optelt, kom je op 551 miljoen, maar dan zie je toch nog een teruggang van 284 miljoen ten opzichte van dit jaar. Ik verwacht toch niet dat we volgend jaar minder mensen gaan opvangen dan dit jaar. Met betrekking tot dit jaar zit er dus nog steeds een gat van 284 miljoen. Daar krijg ik graag een reactie op van de Staatssecretaris.

Ook de vorige Staatssecretarissen hebben steeds geprobeerd om Somaliërs terug te sturen. Dat is niet gelukt. Uiteindelijk is er volgens mij een tijd een standstill geweest om hen niet meer in vreemdelingendetentie op te nemen, maar van de drie mensen die ik daar sprak, kwamen er toch twee uit Somalië. Dat baart mij dus nog steeds grote zorgen.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met de beantwoording van de Staatssecretaris. Ook gelet op het mondelinge vragenuurtje gisteren, ben ik blij met zijn toezegging om te bekijken of er binnen de verdragen een verdere aanscherping van het beleid mogelijk is om asielaso's zo snel mogelijk het verblijf in ons land te ontzeggen. Er kan dan worden gekeken naar het terugbrengen van de termijnen. Ook kan hetgeen ten laste wordt gelegd als criterium worden genomen in plaats van veroordelingen. We hebben nu een open azc-regime. Ik ben blij dat de Staatssecretaris wil bekijken of hij amokplegers – dat zijn asielaso's die de veiligheid en de vrijheid van de bewoners van een asielzoekerscentrum en de omwonenden bedreigen – op een andere manier zou kunnen separeren van de samenleving. Ik wijs de Staatssecretaris erop dat de internationale verdragen waarbinnen een en ander moet plaatsvinden, ons niet verplichten om een verblijfsvergunning te verlenen aan mensen, maar om mensen niet terug te zenden naar landen waar ze te vrezen hebben voor vervolging. Dat betekent dus niet dat mensen automatisch recht op een verblijfsvergunning moeten hebben.

Er is gesproken over de mogelijkheid om de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot kindhuwelijken versneld door de Eerste Kamer te laten plaatsvinden. Volgens mij ligt daar een schone taak voor de Kamer. Aan de VVD zal het niet liggen.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de antwoorden. Het is goed om te zien dat hij nuchter is over de incidenten en dat hij duidelijk is over de maatregelen die hij gaat nemen en dat hij tegelijkertijd het frame van shariazoekers ontkracht.

Vluchtelingen moeten nu vier maanden wachten op hun asielaanvraag. Wordt dat goed gecommuniceerd? Dat is belangrijk om spanningen te voorkomen. Ik was van de week in Apeldoorn. Mensen zaten daar al vier weken en dachten: het kan nu elke dag zover zijn dat ik mijn asielaanvraag kan gaan doen. Het kan natuurlijk wel tot spanningen leiden als daarover niet goed wordt gecommuniceerd.

De Staatssecretaris erkent dat kinderen zonder ouders in een opvang zitten waar ook alleenstaande mannen verblijven. Op welke termijn komt er een aparte noodopvang voor kinderen? Het lijkt mij heel belangrijk dat dit snel gebeurt.

Het lijkt mij inderdaad ook belangrijk dat de wet met betrekking tot kindbruiden er komt. Als dat nu niet voldoende is, zal de Tweede Kamer moeten bekijken of zij in de tussentijd een list kan verzinnen om de Staatssecretaris bij te staan.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik wil nog even in herinnering roepen dat er sprake is van schaarste op de woningmarkt. Dat is een groot probleem, waarover we vaker hebben gesproken en waarover we vaker vragen hebben gesteld. De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij dit punt heeft neergelegd bij de Ministeriële Commissie Migratie. Er moet natuurlijk multidisciplinair naar worden gekeken, maar voor de acceptatie en het draagvlak in de samenleving is het wel belangrijk dat er snel oplossingen komen. Ook moet er sprake zijn van een zekere balans. Op dit moment is de norm 0,51 woning per statushouder. Zou die norm niet verlaagd moeten worden naar 0,3? Op die manier komen mensen die al lang op de wachtlijst van een woningcorporatie staan ook in aanmerking voor een woning. Moeten er geen bredere doelstellingen worden geformuleerd om woningcorporaties te stimuleren om te gaan bouwen? De komende jaren zijn er immers veel woningen nodig als die mensen hier blijven. De woningcorporaties verwijzen naar het Vestiadebacle, waar ze nog steeds voor moeten bloeden, en naar de verhuurderheffing. Kan de Staatssecretaris concrete doelen stellen zodat wij over een paar maanden met hem daarover kunnen doorpraten?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ook onze Eerste Kamerfractie heeft zich bereid getoond om het wetsvoorstel dat betrekking heeft op het uitsluiten van kindhuwelijken, versneld te behandelen. Ik hoop dat dat snel geregeld kan worden.

Ik heb wel begrepen dat de Staatssecretaris in de tussentijd alles zal doen wat in zijn macht ligt om te voorkomen dat kinderen hiervan onnodig slachtoffer worden. Alle wettelijke mogelijkheden daartoe zal hij uit de kast halen. Uiteraard stopt ook het denken aan onze kant niet. Wij zullen dus bekijken of wij hem daarbij kunnen faciliteren.

Ten slotte maak ik een algemene opmerking. Wij kunnen nog wel duizend vragen stellen over dit vraagstuk en alles wat daarbij speelt. Er zal nog veel moeten worden gedaan, ook door het kabinet. Er zullen voorstellen moeten worden gedaan om ervoor te zorgen dat er geen problemen op het gebied van huisvesting en onderwijs komen. Er moet worden gekeken naar de toegang tot de zorg en andere problemen waartegen wij aanlopen. Wij spreken nu ongeveer wekelijks over dit onderwerp. Ik denk dat dit voorlopig nog niet zal stoppen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Dat denk ik ook niet en juist daarom is het belangrijk om ook naar de lange termijn te kijken. Er wordt nu heel hard gewerkt om op korte termijn met oplossingen te komen, maar als je alleen daarnaar kijkt, blijf je op die manier bezig. Je moet niet alleen rondrennen met pannetjes, maar je moet ook het dak repareren.

Op een aantal van mijn vragen heb ik nog geen antwoord gekregen. Mijn eerste vraag ging over slachtoffers van seksueel geweld. Klopt het dat die nu niet in beeld zijn en dat ze dus ook niet de zorg krijgen die ze nodig hebben? Ten tweede wil ik graag weten of het klopt dat er ook mensen zonder toezicht op de bus gezet worden naar opvanglocaties. Zo ja, wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Voor vragen over integratie verwijst de Staatssecretaris naar Sociale Zaken, maar er wordt juist bezuinigd op het budget dat is bedoeld voor de voorbereiding op de inburgering. Dat budget bedraagt de komende jaren 30 miljoen en zal op de lange termijn 21 miljoen bedragen. Op de lange termijn gaat dat voor problemen zorgen.

Tot slot sluit ik mij aan bij hetgeen de heer Oskam over de woningmarkt heeft gezegd. Het is inderdaad nodig om meer te bouwen, ook om ervoor te zorgen dat er draagvlak blijft.

Staatssecretaris Dijkhoff: Voorzitter. De heer Fritsma maakte een opmerkingen over hetgeen VluchtelingenWerk doet. Als het nu standaard kantoren had waarop stond «kom hiernaartoe», was het een ander verhaal. Voordat ik maatregelen neem, ga ik dus vragen op welke schaal en onder welke omstandigheden dit gebeurt. Het gaat niet om mensen die hierdoor recht hebben op verblijf: ze hebben eerst recht op verblijf vanwege nareis – dat is dus al zo – en dan moeten ze nog hierheen komen. Dat zal niet voor iedereen even makkelijk zijn. Dan kan ik mij voorstellen dat er bepaalde schrijnende gevallen zijn waarin mensen zelf zeggen: dan betaal ik het. Ik kan moeilijk wettelijk verbieden dat iemand iets voor een ander doet. Ik kan er alleen op toezien dat dat niet gebeurt met ons subsidiegeld. Over de zaken die VluchtelingenWerk Nederland verder met ons subsidiegeld doet, heb ik geen klachten. Die zaken ga ik dus ook niet vermengen.

Deloitte adviseerde wel om met een vertrouwenspersoon te gaan werken, maar dat kan ook een vertrouwenspersoon van een ngo of het COA zijn. Die is er nu al. Daarin hebben we geïnvesteerd. Ik ga eerst bekijken of dat goed loopt. Ik heb geen signalen dat het niet zo is, maar naar aanleiding van deze signalen zal ik dat dus nog eens bekijken.

Op de financiële systematiek ben ik al uitgebreid ingegaan. Ik heb niet het idee dat ik daar in de Voorjaarsnota niet op zal terugkomen. Dat is het afgelopen jaar ook gebeurd. Dit is een volatiele situatie. De organisaties weten dat ook. Tot nu toe wordt het altijd geregeld en werken we gewoon hard door.

Ik kom nog even terug op de vraag van de heer Voordewind over de Somaliërs. Nogmaals, er moet wel onderscheid worden gemaakt tussen «niet willen terugkeren» en «niet kunnen terugkeren». Er zijn natuurlijk ook mensen – ik zeg dat zonder in te gaan op individuele cases – die terug moeten, maar die iets aan hun broek hebben wat door een rechter bewezen is geacht en die je dus niet snel uit bewaring vrijlaat in afwachting van de terugkeer.

Over de kindhuwelijken moet ik wat duidelijker zijn, want in de eerste termijn liep alles op een gegeven moment samen. In concrete gevallen is een huwelijk met iemand onder 15 jaar niet wettelijk erkend. Dan is er natuurlijk nog steeds de praktijk waarin meisjes van 16 of 17 jaar een man hebben tussen 20 en 30 jaar. Dat zie je het meest. Om in die gevallen hard te kunnen zijn, hebben we die wet nodig. Het is echter niet zo dat wij zo'n huwelijk alleen al erkennen als wij de leeftijden zien. Bij signalen van dwang is er wel een reden om nader onderzoek te doen en om zo'n huwelijk niet direct te erkennen. Dat wordt dan heel zorgvuldig onderzocht.

De heer Sjoerdsma had het over vier maanden wachten. Dat is zo, maar als wij extra personeel aannemen voor de IND, krijgen we ermee te maken dat er geen opleiding is tot beslismedewerker. Wij nemen goede mensen aan, maar die moeten intern getraind worden door mensen die anders natuurlijk ander werk hadden gedaan. Als je extra mensen aanneemt, krijg je eerst nog te maken met een dipje in je productiecapaciteit omdat je nieuwe mensen moet inwerken. Dat valt nu dus deels samen. Wij informeren mensen wel over de lange wachttijden. Toevallig heb ik het vanochtend nog gehad over de vraag hoe wij dat kunnen verbeteren. Dat moet dan niet alleen worden gezegd als iemand van de IND of het COA voorlichting komt geven. Ook in de crisisopvang moet men gemakkelijker antwoord kunnen geven op dit soort standaardvragen dat we vaak krijgen – ik heb die vragen gisteren zelf ook beantwoord toen ik op werkbezoek was – en dit soort vragen beter in kaart kunnen brengen. Op dit moment werken we met de omstandigheden die we hebben, maar ik zie wel ruimte om dat beter te doen. Er is heel veel informatie. Wij zijn eraan gewend dat het «a» is als iemand van de IND dat zegt, ook als nog anderen iets anders zeggen, want de official van de IND heeft dan «a» gezegd. Als iemand anders echter een keer zegt dat het binnen een paar weken is, zijn mensen die in zo'n opvang zitten uit hoop geneigd om daar geloof aan te hechten. Daar klamp je je dan aan vast, want dat is natuurlijk ook wat je wilt. Wij zullen dus duidelijk communiceren. Er is wel begrip voor dat het lang duurt, vooral in het begin, want dan zijn mensen vooral blij dat ze een plek hebben. Wij werken aan het inlopen van de achterstanden, maar daarvoor is ook een dalende weekinstroom nodig.

Er is gevraagd naar de aantallen. Er zitten nu iets minder dan 2.000 mensen in zo'n echte gemeentelijke crisisnoodopvang. Het woord «crisis» wordt gebruikt omdat het via dezelfde landelijke crisisstructuur loopt als bij de veiligheidsregio's. De afgelopen week hebben 2.400 mensen zich gemeld. De week daarvoor waren het er uit mijn hoofd gezegd 4.200, de week daarvoor 3.100 en de week daarvoor 1.800. Daardoor wordt er behoorlijke druk op gezet. Wekelijks stromen ongeveer 500 tot 600 mensen door naar een gemeente. Dat zijn de vergunninghouders die daar echte woonruimte krijgen. Dan zijn er nog 2.000 mensen die nog niet in een asielzoekerscentrum of een noodopvang voor langere duur van het COA zitten. Er zitten nu 37.000 mensen in 80 COA-locaties, ongeveer 2.000 in de noodopvang van het COA en 2.000 in de gemeentelijke crisisnoodopvang. Dat zijn ongeveer de huidige aantallen. In juli hadden we een bezetting van 25.000. Er zouden eigenlijk 13.000 plekken in gemeenten moeten zijn, maar Nederland is gelukkig niet een land waar heel beperkt met oogkleppen voor het beleid wordt uitgevoerd. Ik zeg dan ook niet: nou, dan ga ik die 13.000 mensen nu maar volgens de sleutel verdelen en vervolgens voor het gemeentehuis afleveren. Dat doen we natuurlijk niet, maar het systeem was er wel op gebouwd dat ik die 13.000 bedden nu in ieder geval zou hebben voor de mensen die nog geen vergunninghouder zijn.

De heer Sjoerdsma vroeg naar aparte noodopvang voor kinderen. Het is inderdaad zaak om deze minderjarigen zo snel mogelijk in gewone COA-locaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) te plaatsen of op campussen of in pleeggezinnen, afhankelijk van de leeftijd. Er zitten natuurlijk ook heel veel kinderen met hun ouders in de noodopvang. In dat geval geldt het reguliere traject. Wij zijn continu bezig met de vraag hoe we dit probleem kunnen oplossen. Wij hebben altijd wel een plan om dat binnen een aantal dagen te doen, maar wij zijn ook afhankelijk van de nieuwe instroom. Dat zijn de omstandigheden waaronder wij werken. Voor de aanwas van het probleem en het tempo waarin wij dat kunnen oplossen, maakt het natuurlijk ook veel uit of er volgende week 2.400 of 4.000 binnenkomen.

De heer Fritsma stelde nog een vraag over de Dublinclaims. Dat aantal ziet op de ingediende claims, maar als je een claim indient, leidt dat niet automatisch tot een gehonoreerde overdracht. Het aantal claims waarbij het daadwerkelijk is gelukt om die mensen over te brengen naar een ander Dublinland is dus lager. De lagere cijfers die ik noemde, zien echt op de gevallen waarin de DT&V de overdracht tot een goed einde heeft kunnen brengen.

De heer Oskam zei: er moeten snel oplossingen komen en er moet niet alleen worden gepraat in het kabinet. Daar ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Dat is ook niet het enige wat we doen. We voeren in het kabinet gestructureerd overleg om druk op onszelf te houden, maar ik heb intussen ook samen met Minister Blok gesprekken gehad met de VNG, het IPO en Aedes. Het is niet zo dat wij een modelletje hebben bedacht en tegen hen zeggen: wij vinden eigenlijk dat jullie het zo moeten doen. Wij proberen gezamenlijk te werken aan betere oplossingen. Dat proberen wij op een onorthodoxe wijze te doen, waarbij wij ook kijken naar hetgeen wij van elkaar nodig hebben. Die gesprekken lopen.

De heer Oskam zei ook dat de oplossing niet gelegen moet zijn in nog meer voorrang waardoor er nog meer concurrentie ontstaat met anderen die ook op woonruimte wachten. Ik ben dat volkomen met hem eens. Dat is ook niet de richting waarin wij zoeken. Van Aedes heb ik begrepen dat 10% van de vrijkomende woningen naar vergunninghouders gaat. Ik wil dat percentage niet laten oplopen. Ook in die gesprekken zijn wij daar niet mee bezig. Wij zoeken juist naar mogelijkheden om mensen wel woonruimte in een gemeente te bieden – we bieden hun daarmee ook een plekje om te beginnen aan werk en integratie – maar niet volgens het oude model dat gewoon vastloopt.

Mevrouw Voortman had het nog over mensen die zonder toezicht op een bus worden gezet. Het gebeurt inderdaad dat mensen van de ene naar de andere locatie gebracht worden zonder dat er een COA-medewerker in de bus zit. Tot nu toe gaat dat goed. Het is ook niet zo dat COA-medewerkers ondertussen ergens buiten een sjekkie aan het roken zijn en niets aan het doen zijn. Er wordt bekeken hoe dat kan worden gedaan. Er is afgesproken dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de crisisnoodopvang. Dat is geen COA-opvang. De buschauffeur is dan degene die die mensen van a naar b brengt.

Er is ook gevraagd naar de inburgeringsbudgetten. Begrotingen zijn altijd lastig en zeker als ze niet van jezelf zijn. Met het oog op de begeleidingskosten voor de gemeenten wordt budget van SZW ingezet. De dingen die wij bij de azc's onder de COA-vlag doen, blijven wij gewoon doen. Daarover zijn afspraken gemaakt, bijvoorbeeld met Sociale Zaken en Onderwijs. Onze inzet blijft daarop gericht en wordt gebaseerd op het aantal mensen dat binnenkomt.

Er werd aandacht gevraagd voor slachtoffers van seksueel misbruik. Ik heb niet het idee dat er voor die mensen geen aandacht is, ook niet nu wij met hoge instroom te maken hebben. Als er signalen hiervan zijn, dan zou ik daar verder moeten induiken. Het hangt wel samen met de wachttijd voor de start van de procedure bij de IND. Normaal gesproken wordt hier aandacht aan besteed in de IND-procedure, maar als die procedure later van start gaat, gaat dat onderdeel ook later van start. Dat betekent niet dat er geen aandacht voor is. Het maakt ook deel uit van de algemene voorlichting door de advocatuur en de IND zelf. Zij moeten duidelijk maken dat je bij een indicatie voor mensenhandel niet hoeft te wachten op de start van een asielprocedure, maar dat je meteen aangifte kunt doen om dat traject te starten. Als ik de vraag goed heb begrepen, is dit het antwoord, maar het kan inderdaad pas in het asielrelaas worden meegenomen als de procedure gestart is.

De voorzitter: Ik begrijp dat dit het einde is van uw beantwoording in tweede termijn. De heer Sjoerdsma, de heer Fritsma en mevrouw Voortman hebben nog een prangende vraag. Zij krijgen één termijn daarvoor.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb enkel nog een vraag over de 90 kinderen die solo in de opvang in Amsterdam zitten. Op welke termijn gaat de Staatssecretaris hen naar een veilige omgeving overbrengen?

Staatssecretaris Dijkhoff: Terwijl wij hier zitten, wordt daaraan gewerkt. Ik weet dus niet of het er inmiddels nog 90 zijn. De intentie is om dat weg te werken. Daar wordt aan gewerkt. Ik vind het lastig om daar een einddatum aan te koppelen, maar wij proberen dat zo snel mogelijk te doen, want amv's willen wij liever in een goede omgeving onderbrengen. Wij zijn daar nu mee bezig. Ik kan nu nog geen update geven en zeggen hoever wij daarmee zijn. Als het gelukt is, als deze 90 mensen zijn ondergebracht, sluit ik niet uit dat wij erna een paar dagen achter komen dat een paar andere mensen ook geen 18 jaar zijn. Die situatie zou zich dan kunnen voordoen.

De heer Fritsma (PVV): Ik kom nog even terug op de Dublinclaimanten, want het is natuurlijk wel goed om dat punt helder te krijgen. Dit jaar zijn er 600 verzoeken gehonoreerd. De Staatssecretaris zei dat het er vorig jaar 950 waren. Ik heb hier echter een brief – ik zal de nummers zo geven – waarin letterlijk staat: «In 2014 heeft de IND in het kader van de Dublinverordening 3.840 verzoeken tot terug- of overname gedaan. Hiervan zijn er 2.490 gehonoreerd.» Ik haal de cijfers dus gewoon uit de informatie die de Staatssecretaris ons heeft aangeleverd. Het hoeft nu niet gelijk, hoor, het mag ook schriftelijk en als het een vergissing is, ben ik vergevingsgezind, maar het is wel handig om de cijfers te hebben. Als dit klopt, blijft het natuurlijk de vraag hoe het kan dat er dit jaar maar 600 verzoeken zijn gehonoreerd.

Tot slot kondig ik aan dat ik graag een VAO wil, voorzitter.

Staatssecretaris Dijkhoff: Ik zal dat ophelderen. Ik kan zo een paar redenen verzinnen waarom daar een verschil in zit. Je hebt namelijk mensen die na een Dublinclaim zelf het land verlaten. De cijfers die ik net noemde, komen van de DT&V. Die cijfers zien dus op de gevallen waarin er daadwerkelijk een overdracht door de DT&V heeft plaatsgevonden, maar ik zal schriftelijk toelichten waar die verschillende cijfers precies op gebaseerd zijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik heb inderdaad gevraagd of het klopt dat slachtoffers van seksueel geweld niet in beeld zijn bij het COA. Het gaat mij daarbij niet zozeer om de rol die dat speelt bij de asielaanvraag als wel om de zorg die mensen nodig hebben. Ik hoorde een verhaal dat het COA hier niet mee bezig zou zijn en dat mensen belangrijke humanitaire zorg dus niet zouden krijgen.

Staatssecretaris Dijkhoff: Dan gebruik ik toch maar de politieke formulering dat ik dat niet herken, maar als dat zo zou zijn, zou ik dat toch graag weten. Binnen het COA zijn er verpleegkundigen werkzaam. Met iedereen wordt gesproken. Als ik ergens ben, zie ik dat verpleegkundigen bezig zijn om alle mensen één voor één echt gezien te hebben. Het gaat dan niet alleen om de mensen die uit zichzelf komen. Ik zou dus echt moeten weten waar dat verschil precies in zit. Als ik zie hoe het nu gaat als mensen bij het COA in de opvang zitten, lijkt mij dat niet logisch.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het eind van dit AO gekomen. De toezeggingen krijgt u later toegestuurd. Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker de heer Fritsma. Ik dank de Staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de beantwoording, de Kamerleden voor hun vragen en de aanwezigen voor hun belangstelling.

Sluiting 12.54 uur.

Naar boven