19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2026 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 augustus 2015

Op 1 juli 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over asielaanvragen van Oeigoeren uit China. Op 2 juli 2015 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht uw Kamer een reactie te doen toekomen op deze uitspraak. Op 9 juli 2015 heeft het lid Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk) aan de Minister van Buitenlandse Zaken vragen gesteld over de situatie van de Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang (ingezonden 9 juli 2015) en daarbij ook gevraagd op welke wijze de Nederlandse regering uitvoering geeft aan deze uitspraak. In deze brief ga ik op in op uw vragen.

In de onderhavige uitspraken oordeelt de Afdeling dat er sprake is van nieuwe informatie die duidt op een gewijzigde situatie, met name een verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten voor Oeigoeren. Volgens de Afdeling heeft de IND onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat Oeigoeren die een asielaanvraag hebben ingediend bij terugkeer onder verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten staan en daarbij een reëel risico lopen als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

Eerder, bij uitspraken van 24 december 2014, oordeelde de Afdeling al dat niet afdoende was gemotiveerd dat Oeigoeren die hier te lande deelnemen aan demonstraties tegen het Chinese regime bij terugkeer geen risico lopen als bedoeld in artikel 3 EVRM.

Tot nu toe was het uitgangspunt dat de beschikbare informatie over de situatie van Oeigoeren niet leidde tot de conclusie dat elke Oeigoer bij terugkeer naar China het risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een schending van artikel 3 EVRM. Op basis van de uitspraak kan dit standpunt niet zonder meer worden gehandhaafd.

Anderzijds geeft IOM aan wel zelfstandige terugkeer naar Urumqi (hoofdstad Xinjiang) te faciliteren. In 2014 is dit in vier gevallen gebeurd. Omdat IOM geen etniciteit registreert, kan zij niet zeggen of het daadwerkelijk om Oeigoeren gaat. Wel heeft de IND in één geval geconstateerd dat een Oeigoerse asielzoeker, die aanvankelijk beroep had aangetekend tegen een afwijzende beschikking, later met hulp van IOM vrijwillig is teruggekeerd naar China.

De informatie die thans voorhanden is, geeft derhalve onvoldoende uitsluitsel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een thematisch ambtsbericht over Tibetanen en Oeigoeren aangekondigd dat nog voor het eind van het jaar moet verschijnen. De onderzoeksmogelijkheden in China, en met name in Xinjiang, zijn weliswaar beperkt, maar ik vind het desalniettemin van belang om zo veel mogelijk informatie beschikbaar te hebben voor ik een uitspraak doe over de risico’s die Oeigoeren lopen bij terugkeer.

In afwachting van het aangekondigde thematisch ambtsbericht heb ik besloten om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor Oeigoeren uit China voor de duur van een jaar. Instelling van een besluitmoratorium geeft mij de wettelijke basis de beslistermijn voor individuele asielzaken die tot nu toe zijn ingediend en nog worden ingediend, te verlengen tot een maximale beslistermijn van 21 maanden. Met een vertrekmoratorium worden uitgeprocedeerde Oeigoerse asielzoekers afkomstig uit China die onder het toepassingsgebied vallen van dit vertrekmoratorium, thans niet verplicht terug te keren naar China en wordt hen opvang geboden.

Na het verschijnen van het ambtsbericht, of uiterlijk na ommekomst van genoemde termijn van een jaar, zal ik u nader informeren over mijn beleid ten aanzien van Oeigoeren uit China die een asielaanvraag hebben ingediend.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven