19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2023 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juli 2015

Naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie, ontvangt u als bijlage het thematisch ambtsbericht Iran1. Dit ambtsbericht is op 7 mei 2015 door de Minister van Buitenlandse Zaken uitgebracht en ziet op de situatie van christenen en LHBT’s in Iran van december 2013 tot en met april 2015. Tevens informeer ik u middels deze brief over de betekenis van dit ambtsbericht voor het asielbeleid ten aanzien van Iran.

Ik heb besloten het asielbeleid ten aanzien van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) uit Iran voort te zetten. In het huidige asielbeleid wordt van Iraanse LHBT’s aangenomen dat zij een gegronde vrees hebben voor vervolging, tenzij uit het individuele asielrelaas blijkt dat zij geen bescherming behoeven. Dit beleid doet voldoende recht aan de informatie uit het thematisch ambtsbericht.

Ten aanzien van Iraanse christenen heb ik besloten mijn asielbeleid te wijzigen. Uit het ambtsbericht blijkt namelijk dat de situatie van bepaalde groepen christenen ernstig is. Zij worden door de autoriteiten beschouwd als een bedreiging voor de nationale veiligheid wanneer ze actief zijn voor »nieuwe kerken» of anderen proberen te bekeren. Leden van huiskerken ondervinden in het bijzonder problemen. Ik merk de volgende groepen christenen aan als groepen die systematisch blootstaan aan vervolging:

  • christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren;

  • leden van huiskerken;

  • tot het christendom bekeerde moslims die hun geloof openlijk belijden, bijvoorbeeld door het bijwonen van kerkdiensten.

Ten aanzien van religieuze minderheden geldt overigens onverkort dat de IND beoordeelt welke handelingen voor de vreemdeling persoonlijk een bijzonder belangrijk onderdeel van zijn geloofsbeleving vormen en waarvan dientengevolge in redelijkheid kan worden aangenomen dat de vreemdeling die bij terugkeer in Iran zal verrichten. Vervolgens toetst de IND of de vreemdeling bij het verrichten van die handelingen een gegronde vrees heeft voor vervolging. Dit is een onderdeel van het algemene asielbeleid, zoals toegelicht in de brief van 2 november 2012 (Kamerstuk 19 637, nr. 1590).

Daarnaast heb ik besloten om christenen, bahai’s en soefi’s voortaan aan te merken als risicogroepen en niet langer als groepen van bijzondere aandacht. Dit betekent dat vreemdelingen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij tot deze groepen behoren, met geringe indicaties ook aannemelijk kunnen maken dat hun problemen leidden tot een gegronde vrees voor vervolging. Voor wat betreft christenen ziet dit op christenen die niet reeds vallen onder de in de derde alinea genoemde groepen. Door deze beleidswijziging sluit het beleid ten aanzien van Iraanse christenen, bahai’s en soefi’s beter aan bij het algemene asielbeleid.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven