18 106 Voortgang rivierdijkversterkingen

Nr. 226 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 juni 2014

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 8 april 2014 over de 25e voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 223).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Vraag 1

Deelt u de conclusie van de Auditdienst Rijk (ADR) dat er sprake is van verminderde informatiewaarde van de voortgangsrapportage als vertragingen in het bereiken van de hoogwaterdoelstelling niet meer worden vermeld? Zo ja, gaat u deze vertragingen weer apart vermelden in komende voortgangsrapportages?

Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1

De bevinding van de Auditdienst Rijk heeft geen betrekking op vertragingen die invloed hebben op het bereiken van de hoogwaterdoelstelling, maar op de mutaties in de projectplanning die geen invloed hebben op het tijdig bereiken van de hoogwaterdoelstelling. Deze vertragingen zijn wel in de integrale planning verwerkt. Omdat de Auditdienst Rijk meerwaarde ziet in het ook apart vermelden van vertragingen bij de maatregelen, zal ik dat in de komende voortgangsrapportages weer zichtbaar maken.

Vraag 2

Dringt u er bij de waterschappen op aan dat de nodige audits worden uitgevoerd (zoals aanbevolen door de ADR)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Bij de waterschappen worden, conform de aanbevelingen van de ADR, door de projectorganisatie Maaswerken periodiek risicogestuurde audits op de uitvoering van de contractuele afspraken uitgevoerd.

Vraag 3a

Hoeveel grond voor natuurontwikkeling is door welke partijen aangekocht in de projecten Zandmaas en Grensmaas?

Antwoord 3a

De te verwerven grond voor natuurontwikkeling in het project Grensmaas bedraagt 1.208 ha. Hiervan is inmiddels 1.096 ha aangekocht, te weten: 161 ha door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en 935 ha via de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De verplichtingen van het Ministerie van Economische Zaken (728 ha) jegens de zelfrealisator zijn eind 2013 ingelost. De te verwerven grond voor natuurontwikkeling in het project Zandmaas bedraagt 427 ha. Hiervan is inmiddels 385 ha aangekocht, te weten 120 ha door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 106 ha door het Ministerie van Economische Zaken en 159 ha via de overeenkomsten met de zelfrealisatoren Kampergeul B.V. en Delfstoffen Combinatie Maasdal.

Vraag 3b

Hoe verhoudt de in de 23ste voortgangsrapportage (Kamerstuk 18 106, nr. 217) genoemde 728 hectare natuurontwikkeling (herijking ecologische hoofdstructuur Rijkswateren/Rivieren) zich tot de in uw brief van 5 maart 2013 (Kamerstuk 18 106, nr. 216) genoemde 725 hectare oppervlakte natuurontwikkeling?

Antwoord 3b

Het geringe verschil is veroorzaakt door afronding van getallen bij het optellen van hectares van verschillende locaties. Het feitelijke getal is 728 ha en is ook opgenomen in de 25ste Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas.

Vraag 3c

Waarom is de uitwerking van de gemaakte afspraken tussen u en uw ambtsgenoot van Economische Zaken nog niet afgerond? Waaruit bestaan deze afspraken?

Antwoord 3c

In mijn aanbiedingsbrief behorende bij de 25ste Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 223), heb ik aangegeven dat de uitwerking van de gemaakte afspraken met het Ministerie van Economische Zaken over al verworven gronden en ruilgronden in het kader van de Zandmaas, in het eerste kwartaal 2014 is afgerond. Deze afspraken betreffen vooral het overnemen van gronden (nevengeulen en ruilgronden) in bezit van het Ministerie van Economische Zaken door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Tevens betreft het afspraken over de algehele afrekening van grondaankopen tussen beide ministeries.

Vraag 3d

Hoe verhoudt zich dit tot de beantwoording van vraag 3 in uw brief van 13 juni 2012 (Kamerstuk 18 106, nr. 213) waarin op pagina 2 gesteld wordt dat de Kamer nog in het najaar van 2012 geïnformeerd zou worden over de natuurontwikkeling?

Antwoord 3d

Het benodigde overleg heeft meer tijd in beslag genomen dan eerder aangenomen. In de 23ste Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas heb ik aangegeven dat uw Kamer in het eerste kwartaal 2013 zou worden geïnformeerd over de gevolgen voor de scope Zandmaas en Grensmaas. In de 24ste Voortgangsrapportage Zandmaas en Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 221) heb ik aangegeven dat de natuurscopes van Zandmaas en Grensmaas in maart 2013 zijn gewijzigd. U bent hierover op 5 maart 2013 geïnformeerd (Kamerstuk 18 106, nr. 216). Dit betekent dat binnen Grensmaas 44 ha en binnen Zandmaas 129 ha grond voor natuur niet wordt verworven.

Vraag 3e

Wanneer wordt afronding verwacht van de gesprekken tussen u en uw ambtsgenoot van Economische Zaken over de verworven gronden en ruilgronden, als gevolg van het stopzetten van de aankoop van gronden voor nevengeulen?

Antwoord 3e

De gesprekken tussen de beide departementen zijn inmiddels op 11 februari 2014 afgerond, zoals ik u in mijn brief bij de 25ste Voortgangsrapportage heb gemeld.

Vraag 3f

Zijn de resultaten – die in het eerste kwartaal van 2014 zouden komen – al bekend en welke consequenties brengen deze met zich mee voor de planning, scope, inhoud en financiën?

Antwoord 3f

De resultaten zijn bekend. Zie hiervoor het antwoord op vraag 3c, d en e.

De uitwerking is het gevolg van de eerder aan u vermelde bijstelling van de natuurscope. Er zijn geen gevolgen voor de planning. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu neemt de verworven gronden over van het Ministerie van Economische Zaken voor een bedrag van circa € 800.000,–.

Vraag 3g

Waaruit bestaat de eerder genoemde scopewijziging natuur? Is dit slechts het laten vervallen van verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren, of behelst dit meer?

Antwoord 3g

De scopewijziging betekent voor Grensmaas dat alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) komt te vervallen. Voor de Zandmaas betekent de scopewijziging dat de realisatie van de nevengeulen langs de stuwen bij Sambeek en Belfeld (samen 129 ha) vervalt.

Vraag 4

Waaruit bestaat de wijziging van het zogenaamde addendum waarin de delfstoffenwinning door Delfstoffen Combinatie Maasdal (DCM) (Lomm+ genoemd) wordt beschreven? Wat zijn hierbij eventuele financiële consequenties?

Antwoord 4

Het addendum regelt een uitbreiding en verlenging van de zandwinning waarvoor door Delfstoffen Combinatie Maasdal (DCM) in de regio draagvlak is verkregen. Hieruit volgen geen financiële consequenties voor de overheid. Het addendum omvat tevens nadere afspraken met DCM over het bergen van van explosieven verdachte grond uit de zomerbedverdieping van het stuwpand Sambeek. De financiële consequenties daarvan voor de overheid bedragen circa € 750.000,– en worden gedekt uit het Zandmaasbudget.

Vraag 7

Kunt u inzicht geven in de financiële gevolgen tot dusverre van de stagnerende afzet van zand en grind sinds het uitbreken van de crisis op de bouwmarkt? Wanneer zal bij gelijkblijvende economische omstandigheden het punt worden bereikt dat een beroep gedaan moet worden op de leenfaciliteit? Kunt u de Kamer informeren over de klaarliggende scenario's?

Antwoord 7

Ik kan geen inzicht geven in de financiële gevolgen van de verminderde afzet van zand en grind van het Consortium Grensmaas. Dit zijn vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Het is aan het Consortium Grensmaas om, in het geval zij menen een beroep op de leenfaciliteit te moeten doen, zich tot mij te wenden. De laatste monitoringsrapportage van de leenovereenkomst geeft overigens aan dat op dit moment geen beroep op de leenfaciliteit wordt voorzien maar dat – wanneer de afzetvolumes langdurig achterblijven bij de verwachtingen van de businesscase – een beroep op de leenfaciliteit op termijn niet uit te sluiten is. Ik heb geen informatie over de verkenning van mogelijke scenario’s door het Consortium Grensmaas. Het Rijk en de Provincie Limburg zijn wel in overleg met het Consortium Grensmaas over de tegenvallende afzet.

Vraag 8

Wanneer wordt de nieuwe peilopzet «stuwpand Sambeek» uitgevoerd? Wat zijn de planningstechnische en financiële consequenties van de vertraging die is opgetreden door het aantreffen van «niet gesprongen explosieven»?

Antwoord 8

De eerste fase van de peilopzet (10 cm) in het stuwpand Sambeek vindt in de zomer van 2014 plaats. In het voorjaar van 2015 volgt de tweede stap (15 cm). Door de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven is aanvullend onderzoek uitgevoerd waarna verdachte objecten door duikers zijn verwijderd. Daardoor wordt de zomerbedverdieping naar verwachting in juni 2015 afgerond. Dat is circa 1,5 jaar later dan voorzien. De totale extra kosten als gevolg van de niet gesprongen explosieven bedragen circa € 7 miljoen (ca € 3 mln. bij stuwpand Sambeek en circa € 4 mln. bij stuwpand Grave).

Vraag 9a

Zijn er al scenario's verkend voor het geval dat de financieel economische crisis voort blijft duren?

Antwoord 9a

Zie antwoord 7.

Vraag 9b

Is de in de voortgangsrapportage genoemde € 3,15 miljoen het maximum dat nodig is op basis van de scenario's?

Antwoord 9b

Nee. De genoemde € 3,15 miljoen staat niet in verband met de mogelijke scenario’s die door het Consortium Grensmaas worden verkend. Deze post hangt samen met de uitvoering van maatregelen aan Vlaamse zijde van de rivier en betreft de Nederlandse bijdrage aan deze maatregelen.

Vraag 10

Wat zijn de gevolgen – uitgedrukt in tijd en/of geld – als de verschillende risico’s genoemd onder de categorie «diversen» daadwerkelijk bewaarheid zouden worden?

Antwoord 10

In de categorie «Diversen» zitten twee soorten risico’s. Er zitten risico’s in met een kleine kans (kleiner dan 10%) en groot gevolg zoals het aantreffen van niet gesprongen explosieven, onvoorziene verontreinigde Rijksgronden, onverwachte wijzigingen van oud beleid. Indien de risico’s onder deze categorie alle zouden optreden, wat nagenoeg is uitgesloten, dan zou dit een cumulatief gevolg van ca € 21 miljoen opleveren. Een tweede soort risico’s betreft de risico’s met een aanmerkelijke kans (10% en hoger) en een normaal gevolg. Hieronder vallen de planschade, autonoom nieuw beleid, grondstromenproblematiek, niet behalen van verwachte optimalisaties. Indien deze risico’s alle zouden optreden (wat eveneens nagenoeg uitgesloten is) zou dit een cumulatief gevolg van circa ca € 11 miljoen opleveren. Het is niet uit te sluiten dat een deel van de risico’s optreedt. Op dit moment wordt een cumulatief gevolg van € 4,7 mln. verwacht en daarvoor is een reservering getroffen.

Naar boven