9 Algemene Financiële Beschouwingen

Algemene Financiële Beschouwingen

Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Financiële Beschouwingen,

en de behandeling van:

  • -de brief van de minister van Financiën d.d. 17 september 2024 inzake de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (36600);

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025 (36600-IX).

(Zie vergadering van 2 oktober 2024.)

Voorzitter: Martin Bosma

De voorzitter:

We gaan door met de Algemene Financiële Beschouwingen. Gisteren hadden we de eerste termijn van de Kamer en vandaag gaan we luisteren naar de bewindspersonen. We hebben ook een jubileum, want vandaag precies 450 jaar geleden vond het Leidens Ontzet plaats. Het is feest voor de Leienaren. Daarom een klein gedicht van Willem Bilderdijk uit 1806. Ja, we gaan terug in de tijd. Het werd uitgesproken op den derden van wijnmaand in 1806. Dit is slechts een fragment.

Van hier die vrijheidszucht, die onder Nassaus vanen

de scepters brijzlen kon; en de Overmacht vertrad!

Gedwee zijn onder 't juk, de roem van Onderdanen,

zie daar uw glorie thands en al wat zy bevat!

't Was hunner, als een Leeuw, geborsten uit zijn banden,

te worstlen tegen 't spits van 't blikkrend jachtgeweer:

Wy, met ontwrichten arm en uitgebroken tanden,

wy liggen, als de hond aan 's meesters voeten neêr.

Wy, eenmaal vrij gestreên ...! Ja, droomende Bataven!

De strijdbre leeuw is vrij; en wee, die 't hem betwist!

Maar, weêrloos bukt die Leeuw voor afgerichte slaven.

Geen moed is 't, maar geweld, dat van ons lot beslist!

Geen moed? Wat zegge ik? Hoe! Is Spanje niet bezweken,

bezweken voor een volk, dat niets bezat dan moed?

Is Legers af te slaan en heiren door te breken,

het edel kenmerk niet van bruischend Heldenbloed?

Kom daar maar eens overheen, minister, denk ik dan. Willem Bilderdijk, ja.

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de minister. Het woord is aan hem.

Minister Heinen:

Dat wordt een lastig bruggetje naar onderuitputting, maar ik ga proberen het te zoeken!

Voorzitter. Allereerst uiteraard dank aan alle leden voor hun inbreng in eerste termijn, en speciale dank aan de heer Van Dijck voor zijn warme woorden in mijn richting. Ik denk dat het voor ons beiden nog even wennen is aan de nieuwe verhoudingen, maar het klonk gemeend dus dank daarvoor.

Op één punt moet ik de heer Van Dijck wel gelijk corrigeren. Ik ben namelijk niet de jongste minister van Financiën. Dat was de heer Wim Duisenberg. Hij was 37. Daarna ging hij natuurlijk naar De Nederlandsche Bank en de Europese Centrale Bank; een mooie carrière. Ook de heer Jelle Zijlstra was jonger. Hij was 40. Hij werd ook bekend door de Zijlstranorm, destijds een belangrijke eerste stap om de begrotingsdiscipline te herstellen. Ook andere grote namen, zoals Witteveen en Zalm, waren jonger. Zij waren beiden 42. Ik deel mijn leeftijd met de heer Ruding. Hij was 43 bij zijn benoeming en ook hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij het herstellen van de begrotingsdiscipline, vooral door bewindspersonen zelf verantwoordelijk te maken voor hun eigen begrotingen. Zo kan ik alle jonge leeftijden van mijn voorgangers langsgaan, maar laat ik dat niet doen want dat wordt wat ongemakkelijk voor de heer Vijlbrief, het aanstormende talent van de D66-fractie. Ik had hem ook beloofd om het niet te laat te maken. Het zijn lange dagen, dus ik vergeef hem ook het gemopper en gebrom van de afgelopen dagen.

Voorzitter. Ik heb zeer uitgekeken naar dit debat, omdat we het nu echt over de inhoud kunnen hebben, over hoe we onze economie gaan inrichten en welke keuzes we daarbij maken. De keuzes die het kabinet maakt, staan in de Miljoenennota. Die heb ik voor de verandering geprobeerd zo kort mogelijk te houden en te richten op de economie. Het leek mij een duidelijk verhaal, maar gisteren bleek dat u daar toch nog een paar vragen over had. Die vragen zal ik langslopen langs vijf thema's. Allereerst de economie, ten tweede de overheidsfinanciën en realistisch begroten, dan het lastenkader en de koopkracht, als vierde het uitgavenkader en als vijfde de overige onderwerpen. Uiteraard zullen de fiscale onderwerpen door de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst worden gedaan. De vragen met betrekking tot toeslagen worden door de staatssecretaris Toeslagen en Douane gedaan.

Laat ik beginnen met de economie. De Nederlandse economie groeit weer na een periode van krimp. De werkloosheid is laag en de arbeidsparticipatie is hoog. Er waren nog nooit zo veel banen. We staan er zo op het eerste gezicht goed voor. Maar er zijn ook grote economische uitdagingen. Bij de aanbieding van de Miljoenennota stond ik hier al kort bij stil. Er is sprake van een verschuivende wereldorde, van een strijd rond grondstoffen en van toenemende spanningen tussen machtsblokken. Deze spanningen raken ook onze open economie. Dat voelen we rechtstreeks in onze portemonnee. Economische groei en productiviteit worden het vraagstuk van de komende jaren, zeker in Europa. We komen er straks nog uitgebreid over te spreken. Ik sprak in dat kader ook over het belang van Europese samenwerking, het belang van een gezonde en moderne markteconomie, het belang van duurzame groei en daarbij vooral de vraag hoe we middeninkomens kunnen laten profiteren van die groei. Ik besef dat groei en productiviteit als hele abstracte begrippen klinken, maar het gaat er natuurlijk om of mensen voldoende geld hebben om gewoon een fijn leven te kunnen leiden en dat we goede zorg, goed onderwijs en een veilige omgeving hebben. Kortom, het gaat om welvaart in brede zin. Ik zie het daarom als mijn rol om het belang van die economische groei hoog op de agenda te zetten in Nederland en Europa.

Voorzitter. Na die inleiding ga ik naar de beantwoording van de vragen die in dit kader zijn gesteld. Ik begin bij de heer Van der Lee. Hij vraagt wat de minister doet met de kritiek op de oplopende vergrijzing, het begrotingstekort op de lange termijn en de arbeidskrapte. Dit zijn natuurlijk hele belangrijke thema's. Ik heb de planbureaus ook de kritiek en de waarschuwingen horen uiten: "Pas op, de uitgaven nemen toe. Er komt vergrijzing aan. U doet eigenlijk te weinig." Ik heb daar vaak aangegeven dat ik erg blij ben met die kritiek, omdat ik me in het verleden op dit punt eigenlijk vrij alleen vond staan. Ik heb vaker gewaarschuwd: "Pas op, we zien die uitgaven stijgen. We zullen moeten ingrijpen. We hebben ook een probleem met onze economische groei en met de productiviteit." Maar het maatschappelijke debat ging er toch vooral over of we meer konden uitgeven en hoe we dat dan konden ophalen, waarmee we vooral onze ondernemers belastten.

Ik zie nu het maatschappelijk debat daarin keren. Ook de planbureaus, onafhankelijke instituten, economen, zeggen: eigenlijk doet u te weinig; u zult meer moeten doen. Ik omarm die kritiek. Ik ga ook graag dat debat met uw Kamer aan, want ik denk dat we naar de toekomst toe echt stappen zullen zetten. Wij zetten nu een belangrijke eerste stap naar het op orde brengen van de overheidsfinanciën. We gaan terug naar de Europese begrotingsnormen, herstellen de begrotingsdiscipline en tegelijkertijd doen we natuurlijk ook belangrijke investeringen die we als coalitiepartijen belangrijk vinden. Dat gaat om investeren in veiligheid en defensie, maar het gaat ook om werkenden en middeninkomens beschermen, ondernemers beschermen en mensen in de knel helpen. Dat zijn allemaal zaken die we ook belangrijk vinden. Al die doelstellingen proberen wij te verenigen.

Voorzitter. De heer Van der Lee vroeg ook naar een verklaring van de stijging van de winstquote en de daling van de arbeidsinkomensquote.

De voorzitter:

Ik doe net als gisteren acht interrupties per fractie per termijn. Meneer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Voordat de minister die tweede vraag gaat beantwoorden, vind ik wel dat hij zich er heel makkelijk van afmaakt. De discussie gaat over de vraag: doen we voldoende als het gaat om investeringen in ons toekomstige verdienvermogen? Dan gaat het om de combinatie van onderwijs, wetenschap en innovatie, en om het doorpakken op cruciale transities in de landbouw, energie en het klimaat. Op al die terreinen bezuinigt dit kabinet. Ik weet de politieke realiteit van het Groei- en Stabiliteitspact. Tegelijkertijd zou ik toch nog een bezinning willen hebben van de minister op de vraag: doen we wel genoeg qua investeringen daar waar we op dit moment concurreren met landen die een veel en veel hogere staatsschuld hebben? Nederland zit op — wat is het? — 45% of 46%. We zijn kritisch op Frankrijk, ik ook, met 110%. Maar de Verenigde Staten zitten op 121%. Japan zit op 246%. Volgens Morgan Stanley zit China op 310% staatsschuld! Volgens mij kunnen we dan ook een discussie voeren over wat nou de macro-economische onderbouwing is van dat tekort van 3% en de staatsschuld van 60%. Doen we in deze tijd als Nederland, als Europa, wel de juiste investeringen om die oplopende kosten van vergrijzing, maar straks ook van de opwarming van de aarde, op te vangen?

Minister Heinen:

Er zit een aantal elementen in deze vraag. Het eerste is: doen we voldoende? Dat zit in de overheidsfinanciën. Zoals de heer Van der Lee ook noemt, zit dat in termen van groei en investeringen. Het zit dan ook in de toekomstige uitdagingen en in de transities die wij ook moeten doormaken. Laat ik beginnen met die staatsschuld van 300%. Ik denk dat niemand hier dat wil nastreven, zelfs de heer Van der Lee niet. Die ziet toch wel graag een hogere staatsschuld, maar dit wordt wel heel gortig. Het is voor economen moeilijk in te schatten waar die grens precies ligt. We hebben met elkaar 60% afgesproken. Gaat het dan mis bij 62%? Hoe zit het met 63%? Dat valt niet zo te meten. We weten wel dat de rentelasten stijgen naarmate de staatsschuld stijgt en dat je buffer om schokken mee op te vangen uiteindelijk steeds kleiner wordt.

Waar is Nederland nou uiteindelijk groot mee geworden? We hadden altijd een grote buffer; in tijden van moeilijkheden hadden we diepe zakken om in te grijpen. Dan breng ik de coronacrisis in herinnering. We hadden toen erg diepe zakken waarmee we huishoudens en ondernemers toch hebben kunnen helpen. Dat was lang niet genoeg, want de pijn was groot, maar we hadden veel meer dan omringende landen. We zijn ook sneller uit die crisis gekomen dankzij die steun en die buffer. Ik zou dus echt niet pleiten voor een hogere staatsschuld. Ik maak me ook erg veel zorgen over de landen waarin die wel erg hoog is. Je ziet in die landen … Er wordt bijvoorbeeld een vergelijking gemaakt met de Verenigde Staten. Daar ligt de productiviteit hoger, maar dat is wel deels gekocht en naar voren gehaald door consumptie en door investeringen met een hogere staatsschuld. Uiteindelijk zal die terugbetaald moeten worden en zullen ook alle investeringen die daar gedaan worden afgeschaald moeten worden. Dat gaat ook economische consequenties hebben.

Ik loop alle drie de vragen af. De heer Grinwis zal dus nog even geduld moeten hebben. Wat betreft de vraag of we voldoende doen in de overheidsfinanciën, heb ik direct aangegeven: we zetten een belangrijke eerste stap, maar er zal meer nodig zijn. Dat zeg ik in de eerste plaats. Ik denk dat het ook mooi zou zijn als we een keer een debat over economische groei voeren. Daar zijn veel vragen over gesteld, dus daar komen we nog nader over te spreken. Maar ik denk dat we af moeten van het idee dat met extra geld ook gelijk extra groei komt. Onderwijs wordt vaak in dat kader genoemd, maar het is niet zo dat als je 1 miljard extra aan onderwijs geeft, je gelijk hogere economische groei hebt. Wij moeten de discussie aan over wat je met het geld doet. Besteed je het ook efficiënt en haal je er het meeste uit? Meer geld is daarbij niet altijd de oplossing.

Dat geldt ook voor innovatiegelden. Je ziet toch vaak dat grote partijen die hun netwerken en lobby's goed op orde hebben, toegang hebben tot subsidies. Maar uit ervaring weten we dat innovatie vooral komt van kleine bedrijven, die veel moeilijker toegang hebben tot al die subsidiepotten. Dat brengt me op mijn punt. Ik noem dat elke keer "de gezonde markteconomie". We weten namelijk ook — daar hebben we 200 jaar economisch-wetenschappelijke kennis over opgebouwd — dat concurrentie juist innovatie naar voren brengt in een gezonde markteconomie. Daar moet je ook naar kijken. Dat hoeft niet alleen vanuit de overheid te komen. We scheppen uiteraard wel de randvoorwaarden.

Dan de toekomstige uitdagingen en transities. We hebben in dit coalitieakkoord ook afgesproken dat we de klimaatdoelen overeind houden. Dat vind ik zeer belangrijk, want we moeten niet alleen zorgen dat we groeien, maar ook kijken hoe we groeien. We moeten dus ook schoon produceren en ons land schoon doorgeven aan volgende generaties. Dat staat dus als een paal boven water. Daarnaast zijn er, denk ik, ook andere transities die weleens worden vergeten, maar steeds belangrijker worden. In dat kader noem ik ook veiligheid en defensie. Daar wordt ook fors in geïnvesteerd. Denk aan wat ik in mijn introductie zei over verschuivende machtsverhoudingen en een onveiliger wordende wereld. Onze liberale waarden zijn minder vanzelfsprekend. Die moeten we steeds vaker en harder verdedigen, terwijl ook die investeringen in defensie noodzakelijk zijn. Die zou ik zeker bij diezelfde transities willen noemen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Juist gelet op dit heldere betoog van de minister zou ik de vraag eigenlijk eerder andersom willen stellen. Dit kabinet beknibbelt eigenlijk een beetje op investeringsuitgaven dan wel doet daar misschien wat te weinig aan. Ik heb gisteren het voorbeeld genoemd van Infrastructuur en Waterstaat, waar eigenlijk al het geld opgaat aan beheer en onderhoud en er weinig tot niks beschikbaar is om spoorlijnen en wegen aan te leggen. Je ziet dat dit kabinet eigenlijk structureel op de vluchtstrook rijdt, zoals de Raad van State zegt, en met die -2,8% heel dicht tegen die 3%-norm aan gaat koersen. Moet je dan de consumptieve uitgaven die dit kabinet in de planning heeft staan voor latere jaren niet een soort van voorwaardelijk maken, zodat je niet zomaar overgaat tot al die investeringen in de consumptieve uitgaven in bijvoorbeeld de zorg? Denk aan het eigen risico. Als je daartoe coûte que coûte overgaat, ondergraaf je namelijk het verhaal van deze minister. Hoe ziet de minister dat?

Minister Heinen:

Allereerst is dit een zeer terechte vraag. Ik breng in herinnering dat het kabinet net is begonnen en dat daaraan een formatie ten grondslag ligt, waaraan een verkiezingscampagne ten grondslag ligt waarin alle partijen hun verkiezingsprogramma's presenteerden en doorrekenden. Dan valt op dat eigenlijk alle partijen in dit huis hebben gezegd: ga naar de 3% toe. Er is niet één partij die zegt: we gaan daaronder zitten. Sterker nog, een aantal partijen gingen zelfs over die 3%-norm heen. Eigenlijk stuurde iedereen op 2,9% à 3,0%, met een enkeling die daar fors overheen ging. Wij presenteren hier een begroting die door hetzelfde Centraal Planbureau is doorgerekend en nu op 2,5% zit. Dat gaat naar beneden richting die -2%. Ik denk dat dat een verstandig begrotingstekort is, hoewel ik dat natuurlijk liever nog lager zie. Maar ik denk dat we met -2% met de huidige hoge-inflatieomgeving en de groei die we hebben, de schuld zouden moeten kunnen stabiliseren op 60%.

We zullen met elkaar het debat moeten aangaan over die 3%. In alle verkiezingsprogramma's was de inzet een hoger begrotingstekort. Deze minister zet in op een lager begrotingstekort. Ik verwacht geen bloemen maar wel erkenning voor het feit dat we nu een grotere buffer hebben dan waar de politiek opdracht toe gaf. Meer in economische zin heeft de heer Grinwis natuurlijk gelijk. Voor het bevorderen van groei zal je meer moeten inzetten op investeringen en minder op consumptieve uitgaven. Daar ben ik het gelijk mee eens. Maar we hebben met z'n allen ook de ambitie rond bestaanszekerheid en het betalen van de rekeningen. Daarbij kijken we naar de koopkrachtplaatjes, maar ik denk dat we hier met elkaar ook tot het inzicht komen dat koopkrachtplaatjes op zichzelf ook niet altijd de werkelijkheid representeren aan de keukentafel. Je moet dus ook goed kijken of er specifieke maatregelen te nemen zijn om mensen te helpen. Ik kom daar straks nog uitgebreid over te spreken bij het thema uitgaven. Dan hebben we het over groepen in de knel.

Ik moet ook het eigen risico in herinnering brengen. Dat is namelijk voor heel veel mensen wel een hele hoge rekening. Voor u en mij is het makkelijk te betalen. Ik denk zelfs dat wij het eigen risico hoger hebben gezet dan het wettelijke standaardbedrag. Maar voor heel veel mensen is het ongelofelijk veel geld. Er is hard gevochten om ook die rekeningen te verlagen. Het is een belangrijk punt van dit kabinet om ook voor de gewone mensen het leven betaalbaar te houden en dat ziekte geen belemmering moet zijn om naar een arts te gaan. Dat roept wel vragen op over hoe je de zorg betaalbaar houdt. Nogmaals, daar gaan we straks uitgebreid over spreken. Je hebt uiteindelijk maar een paar knoppen waar je aan kunt draaien. Laten we die discussie of dat debat straks verder voeren. Laten we het in de goede volgorde doen om zo enige structuur in het debat te houden.

De voorzitter:

Graag.

De heer Dassen (Volt):

Ik hoor de minister net al een hele hoop zaken door elkaar noemen. Ik zou graag even willen stilstaan bij de economische groei en de arbeidsproductiviteit, waar hij het over had. We zien dat de Europese Unie in 2002 qua economie nog groter was dan de Verenigde Staten en nu een kwart kleiner is dan de Verenigde Staten. Dat komt deels door de bereidheid om te investeren in innovatie, onderwijs en wetenschap. Ik hoor de minister net zeggen dat die relatie heel moeilijk te bepalen is. Maar als je kijkt naar de kritiek die de planbureaus hebben op dit kabinet, dan zit die kritiek 'm er juist in dat dit kabinet bezuinigt op de fundamentele beginselen van innovatie. Ik zou toch van de minister willen horen hoe hij daarnaar kijkt en hoe hij kijkt naar de vraag wat de toekomstige economie is die wij met elkaar willen hebben.

Minister Heinen:

Dat is een zeer omvattende vraag, maar ik probeer hem zo goed mogelijk te beantwoorden. Allereerst het vergelijk met de Verenigde Staten. Ik denk dat iedereen dat ziet. Je ziet de productiviteit uit elkaar lopen, eigenlijk al vanaf het begin van het vorige decennium, rond 2010. Ik denk dat de kredietcrisis — ik moet zeggen "de mondiale financiële crisis" — daarin een belangrijk keerpunt is geweest. In de Verenigde Staten is toen heel hard en heel snel die pijn gepakt en is ook veel afgeschreven, overigens wel met hele hoge maatschappelijke kosten tot gevolg; laten we daar niet aan voorbijgaan. In Europa is het draagvlak daarvoor lager, dus wij willen die maatschappelijke kosten niet nemen. Dat betekent dat de overheden meer compenseren en dat het herstel langer duurt. Je ziet het daar uit elkaar lopen.

Vervolgens moet je ook heel goed kijken naar de overheidsfinanciën in de Verenigde Staten. Je ziet dat de schulden en de tekorten daar oplopen. Als econoom weet je ook dat dat consumptie is die naar voren is gehaald. Dus ja, ze hebben veel geïnvesteerd, maar veel is geleend geld dat op een gegeven moment moet worden terugbetaald, waardoor al die investeringsprogramma's afgeschaald zullen worden. Dat in de tweede plaats.

In de derde plaats is de Amerikaanse economie zeer veerkrachtig en zeer innovatief, met een hogere marktdynamiek. Er is sprake van meer innovatie en een hogere concurrentie en kleinere bedrijven kunnen sneller doorgroeien. Daar kunnen we in Europa echt iets van leren. Maar dat zegt ook iets over hoe je ondernemerschap waardeert. Iedereen die weleens in de Verenigde Staten is geweest, weet hoe ondernemerschap daar ongelofelijk centraal staat, met die can-domentaliteit, het opstropen van de mouwen en het nooit in termen van problemen denken maar in termen van oplossingen. Het is ongelofelijk inspirerend als je daar rondloopt. Bij discussies in dit huis wordt toch vooral gezegd: bedrijven zijn slecht; die moeten we extra belasten. Dat is echt een cultuurverschil. Dat heeft uiteindelijk wel gevolgen voor het innovatieklimaat dat je met elkaar creëert. Ik zou zeggen dat dat niet afhangt van een miljard meer of minder overheidssubsidie. Het is echt een mentaliteitspunt. Ik zou het heel mooi vinden als wij hier ook een andere cultuur kunnen creëren waarin wij ondernemerschap veel meer waarderen.

De heer Dassen (Volt):

De minister gaat nog niet helemaal in op de kritiek die gegeven wordt door de planbureaus, namelijk dat er een duidelijke correlatie is met investeringen in onderzoek, wetenschap en onderzoek. Die leiden tot innovatie. Natuurlijk moeten we ondernemerschap met elkaar waarderen, maar een van de grote verschillen met de Verenigde Staten is ook dat nieuwe bedrijven daar de mogelijkheid hebben om vooruit te komen. Dat is precies wat je hier in Nederland en in Europa mist. We houden heel erg vast aan het oude door alles te willen laten zoals het is. Daarom zijn die investeringen ook zo belangrijk. Ik wil de minister dus nogmaals uitdagen om in te gaan op de kritiek die de planbureaus geven, namelijk: als je nu bezuinigt, verlies je je welvaart in de toekomst.

Minister Heinen:

In economische zin leiden meer bezuinigingen niet direct tot meer economische groei. Dat geef ik direct toe. Maar er zitten natuurlijk wel grenzen aan het begrotingstekort dat je kan hebben. Dan constateer ik dat wij op een pad zaten waarmee we door die 3% zouden gaan. Dat heeft allemaal gevolgen. Het heeft gevolgen voor je rentelasten. Het zegt ook iets over de omvang van de overheid in de publieke sector versus in de private sector. Er is een moment waarop je moet gaan bezuinigen en ingrijpen. Dan heb je niet meer de luxe om te zeggen: we gaan nog eens extra investeren.

Dan komt de vraag waarop je gaat bezuinigen. Ik denk dat dit kabinet heeft geprobeerd om de pijn uiteindelijk zo veel mogelijk in eigen huis te nemen om begrotingen te ontzien. Denk aan een kleinere overheid en minder subsidies en ook aan het kijken naar de ambtenaren. Maar het begrotingstekort was te hoog om de luxe te kunnen hebben om te zeggen dat we alles en iedereen ontzien. Dat betekent dat er op alle begrotingen, ook op onderwijs, ook op VWS en ook op SZW, iets bijgedragen zal moeten worden om dat tekort te reduceren. Daar zitten pijnlijke keuzes bij; dat geef ik toe. Maar we hebben niet meer de luxe om niks te doen.

De heer Dassen (Volt):

Hierover verschillen de minister en ik gewoon van mening. Wij hebben een andere manier om ervoor te zorgen dat we onze toekomstige welvaart behouden. Ik heb nog één andere vraag over wat de minister net zei, namelijk dat grote bedrijven toegang hebben tot subsidies vanwege de lobby. Een van de punten die ik gisteren ook naar voren haalde, was de Innovatiebox: 75% van hetgeen wat daarvan aan subsidie wordt gegeven, gaat naar grote bedrijven. Er is al aangemerkt dat "innovatie" niet doelmatig en doeltreffend is, maar alleen maar goed is voor het vestigingsklimaat. Zouden we daar dan ook niet wat aan moeten doen? Moeten we niet zorgen dat juist die gelden die bedoeld zijn voor innovatie terechtkomen bij de bedrijven die ze het hardst nodig hebben, namelijk het mkb, de innovatieve bedrijven, die uiteindelijk ook dat innovatieve systeem aanjagen? Of moeten we de Innovatiebox een andere naam gaan geven en het de "vestigingsbox" noemen? Als 75% bij de gevestigde bedrijven terechtkomt, moeten we het misschien op die manier aangeven.

Minister Heinen:

Als het antwoord van meneer Dassen is om voor economische groeibevordering een ander naambordje op de gevel te hangen … Ik denk niet dat we het daarmee gaan redden. Maar dat mag natuurlijk altijd; dat maakt mij niet uit. Maar dit geeft volgens mij wel heel mooi het debat in deze Kamer weer. Want aan de ene kant zeggen we dat we meer moeten doen aan innovatie. Maar als we dan een Innovatiebox hebben die juist, zoals de heer Dassen ook toegeeft, goed is voor het vestigingsklimaat, die innovatieve bedrijven hiernaartoe haalt en ook hier houdt — ik breng ASML in herinnering: dat is een groot bedrijf, maar dat zorgt voor een enorme spin-off voor mkb'ers en voor de omgeving, die daar ook juist van profiteren — dan is dat weer het eerste waar op gesneden moet worden. Dit is dus precies hoe je het vestigingsklimaat, het ondernemersklimaat en het innovatieklimaat óók schade toebrengt. Ik zou daar dus echt niet voor pleiten. Sterker nog, ik zou het zeer afraden.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter, hoeveel interrupties hebben we?

Minister Heinen:

U bent erdoorheen!

De voorzitter:

Ja, ik heb slechts nieuws voor u! Nee hoor, er zijn er acht p.p.

De heer Dassen (Volt):

Dan laat ik het hier even bij.

De voorzitter:

De heer Van Dijck gaat er nog even tegenaan.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nou ja, dit is mijn eerste, voorzitter. Ik ben het helemaal met de minister eens als hij zegt dat hij meer gelooft in een gezonde markteconomie dan in zakken met geld voor innovatie. Ik denk dat die zakken met geld de innovatie eerder lui maken; ik denk dat de gezonde markteconomie mensen en bedrijven eerder proactief aanzet om te innoveren. Maar vindt de minister dat er in Nederland sprake is van een gezonde markteconomie?

Minister Heinen:

In algemene zin is dat lastig te zeggen, omdat je dat per sector moet beoordelen. Ik denk dat Nederland een markteconomie heeft waar andere landen met jaloezie naar kijken. Die heeft ook de uitkomsten waar andere landen met jaloezie naar kijken. Waar heeft dat mee te maken? Je ziet veel aanbod, lage prijzen en een goede kwaliteit. Die uitkomsten zie je in de economie die wij hebben. Dat neemt niet weg dat je op onderdelen kan kijken of er belemmeringen zijn binnen sectoren. Daar komen we straks ook nog over te spreken. Er zijn vragen gesteld over de financiële sector. De heer Van Dijck heeft ook gekeken naar supermarkten en naar de prijzen daar. Maar daar kom ik nog specifieker over te spreken.

Dan vervolg ik. Ik was namelijk pas bij de tweede vraag. Dat was de vraag van de heer Van der Lee. In het verlengde van het debat dat wij hier nu hebben, vroeg hij naar een verklaring voor de stijging van de winstquote en de daling van de arbeidsinkomensquote. Het klopt dat de bedrijfswinsten zijn toegenomen. Dat komt door economisch herstel en de coronamaatregelen, de steunmaatregelen. Op zich is dat iets positiefs. We komen uit een heel turbulente periode en op zich is het goed dat bedrijven weer winsten maken, want dat leidt tot gezonde bedrijven, meer werkgelegenheid en een gezonde economie. Daar moeten we dus ook niet te negatief over spreken. Tegelijkertijd zijn de reëel beschikbare inkomens toegenomen. Dat is in diezelfde trend omhooggegaan. Het kabinet zet zich er uiteraard ook voor in om de positie van middeninkomens verder te versterken.

Dan specifiek over de arbeidsinkomensquote. Ik weet niet of die de perfecte indicator is voor het trekken van hele grote conclusies. Lonen lopen altijd wat achter op inflatie. We zien nu een enorm inhaaleffect wat betreft de lonen. We hebben vanochtend ook in de krant kunnen lezen over de enorme loongroei die nu plaatsvindt. Onze verwachting is dat de arbeidsinkomensquote, waar de heer Van der Lee naar vraagt, zich ook weer in positieve zin ontwikkelt. Langjarig zie je inderdaad een dalende trend. Meerdere factoren hebben daarmee te maken. Dat heeft te maken met hoe onze arbeid is georganiseerd en kan ook te maken hebben met de factor technologie. In alle westerse, moderne geavanceerde economieën zie je dat teruglopen. Als je de koppeling legt dat mensen dan achterblijven, is dat te kort door de bocht. We zien namelijk dat de inkomens meestijgen en dat mensen dus meeprofiteren van die welvaart.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik zal in tweede termijn een motie indienen, omdat ik graag wil dat veel dieper wordt uitgezocht wat hier nou alle oorzaken zijn. Wij vinden het een zorgelijke ontwikkeling dat van onze nationale koek steeds meer naar winsten gaat en steeds minder naar arbeid. Het kabinet erkent dat de lonen in Nederland ten opzichte van alle andere lidstaten zijn achtergebleven. 500.000 mensen verdienen het minimumloon en 1,5 miljoen mensen zitten daar vlak boven. Die kunnen onvoldoende rondkomen. Ik constateer dat dit kabinet procyclisch beleid voert. De winstquote stijgt en dit kabinet doet er nog flink wat bovenop, namelijk met een lastenverlichting voor bedrijven, die niet eens in verkiezingsprogramma's stond. En een verhoging van de renteaftrek in de Vpb is echt onzinnig. Die is ook risicovol als het gaat om belastingontwijking, die weer gaat toenemen. Mijn vraag aan de minister is dus of hij erkent dat deze trend verkeerd is en of hij kan uitleggen waarom het kabinet er bewust voor kiest om dit nog verder aan te jagen.

Minister Heinen:

Ik erken dat die trend er is. Of die verkeerd of goed is, is een politiek oordeel. Dat laat ik aan de zijde van de Kamer. Het lijkt mij verstandig om hier verder onderzoek naar te doen, want wij allemaal, ook economen in de wetenschap, kijken wat hier gebeurt. Ik ben ook bereid om te kijken of het CPB daar onderzoek naar kan doen; dat scheelt de heer Van der Lee misschien een motie. Het CPB is onafhankelijk en gaat over zijn eigen agenda, maar ik ben altijd bereid om met het CPB te bekijken of we een nadere analyse kunnen maken van wat hier gebeurt, ook om te voorkomen dat er te makkelijke conclusies worden getrokken, zoals ik die net ook hoorde.

Dan ga ik door naar een andere vraag van de heer Van der Lee, namelijk of een minimumloonverhoging een goed antwoord is op diezelfde arbeidsinkomensquote. Ik breng in herinnering dat het minimumloon de afgelopen jaren fors is gestegen. Dat is gestegen omdat we dat zelf hebben verhoogd, maar ook omdat we de switch hebben gemaakt van maandloon naar uurloon, waardoor het op basis van een 40-urige werkweek zeer is gestegen. Het gaat uiteindelijk om keuzes. Het is positief voor de mensen die het betreft, maar het is, en dat is het nadeel, een heel dure maatregel voor de rijksoverheid, omdat het minimumloon gekoppeld is aan uitkeringen en aan AOW. Bij de Politieke Beschouwingen was er dat wat ruige amendement, waarbij in één nacht in Excelletjes nulletjes achter een bedrag zijn gezet en het hele bedrijfsleven dacht: help, nu moeten we Nederland verlaten. Dat was nogal ruig. Je ziet dan ook hoe moeilijk het is om die bedragen te vinden. We hebben veel politiek kapitaal moeten inzetten om die maatregelen weer terug te draaien.

Ik proef dat ik enigszins aan het uitlokken ben, maar laat mij heel even dit antwoord afmaken, en daarna mag de heer Van der Lee zeggen dat hij dit afgrijselijk vindt.

Het verder verhogen van het minimumloon is, los van de arbeidsmarkteffecten, een heel dure maatregel. Als je dan toch dat geld wil besteden, denk ik dat je beter kunt bekijken hoe je gericht mensen in hun koopkracht kunt helpen. Dat is wat dit kabinet doet. Dat heeft prioriteit gegeven aan werkende middeninkomens. Daarnaast zien we ook dat er groepen in de knel zitten en daar voeren we specifiek beleid voor. Dat is natuurlijk ook een manier om mensen meer ruimte te geven in de portemonnee. Dat is een gerichtere maatregel dan grofweg iets met het minimumloon doen, in het licht van het feit dat het minimumloon de afgelopen jaren fors is gestegen.

De voorzitter:

De auteur van het ruige amendement meldt zich bij de interruptiemicrofoon.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, al was het maar voor de historie. Deze karikatuur moet worden rechtgezet, niet in de laatste plaats omdat wij al vele jaren aandringen op het belasten van de inkoop van eigen aandelen. Die vrijstelling is onzinnig. Barnier, de nieuwe premier van Frankrijk, gaat dit nu gewoon doen in Frankrijk. Ten tweede was er een ruime Kamermeerderheid die vorig jaar hiermee heeft ingestemd, inclusief de nu grootste partij van dit land. Ik heb begrepen dat de VVD zich kapotonderhandeld heeft in de formatie om dit amendement te ontmantelen. Kennelijk is ze zo bang dat, zodra één bedrijf in Nederland maar aankondigt "we overwegen het land te verlaten", ze in de houding springt, salueert en lastenverlichtingen geeft. Het is niet alleen het terugdraaien van het belasten van inkoop eigen aandelen. Daarbovenop wordt nog eens een renteaftrek verruimd in de vennootschapsbelasting. Dat stond niet in het programma van de VVD, niet in dat van de PVV, niet in dat van de BBB en al helemaal niet in dat van NSC. Het is gewoon een pure lobby van VNO-NCW. Dat blijkt uit een brief van vorig jaar over een gesprek tussen multinationals en het ministerie van Financiën. Dit zijn de verkeerde keuzes. Dit raakt de werkende Nederlander. Die wordt bedonderd door deze coalitie en deze minister van Financiën.

Minister Heinen:

Als we dan toch aan goede geschiedschrijving doen, dan wil ik wel in herinnering brengen dat dat amendement ... Ik noem dat "vrij ruig". Dat was mijn kwalificatie, omdat het als een donderslag bij heldere hemel kwam en ook niet echt doordacht was. Toen wij vroegen naar de effecten van de maatregelen, bleef het stil. Toen wij vroegen hoeveel banen het zou kosten en hoeveel bedrijven Nederland zouden verlaten, bleef het stil. Als je dat soort maatregelen neemt, vind ik wel dat je goed moet doordenken wat de effecten zijn en op z'n minst een impactanalyse moet maken. Dan kan je ook tot de conclusie komen dat het niks opbrengt. Als je iets belast en mensen naar het buitenland gaan, heb je niks meer te belasten. Dan ben je én het bedrijf kwijt én heb je überhaupt geen inkomsten. Er wordt heel makkelijk over bedrijven gesproken als "die multinationals". Daar werken allemaal mensen. Dat zijn mensen die 's ochtends op de fiets stappen, broodtrommeltje achterop, daar hun inkomen hebben en daar 's avonds gewoon hun boodschappen van betalen en kleren voor de kinderen van kopen. Als je zegt dat dat naar het buitenland mag, denk ik dat je dan echt een karikatuur maakt van hoe de Nederlandse samenleving werkt.

De heer Dijk (SP):

Er komen net weer nieuwe cijfers binnen van het CBS. De winsten van de afgelopen jaren vallen weer nog hoger uit dan eerder berekend was. Recordwinst op recordwinst op recordwinst. Ik heb eigenlijk één heel simpele vraag aan deze minister van Financiën: is hij een democraat?

Minister Heinen:

Ja, uiteraard. Ik probeer even de achterliggende vraag te begrijpen, maar die gaat waarschijnlijk nu gesteld worden.

De heer Dijk (SP):

Als deze minister van Financiën een democraat is en er hier een beslissing is genomen dat het minimumloon met 1,2% omhoog zal gaan ... Ik zei net: recordwinst op recordwinst op recordwinst. Er is meer dan 409 miljard euro winst gemaakt in één jaar. Er wordt hier in deze zaal een beslissing genomen om het minimumloon met 1,2% te verhogen, en dan vluchten die lui die bakken met geld verdienen. Wat is daar democratisch aan als ze hier het geld hebben verdiend, hier het vermogen hebben opgebouwd? U heeft het over al die mensen met hun broodtrommeltje achter op het fietsje, een leuk romantisch beeld. De meeste mensen hebben gewoon hun tas mee, gaan geregeld nog met de auto of met de bus als ze die nog kunnen betalen of de trein, die ook niet meer te betalen is. Als de mensen die hier de waarde hebben toegevoegd met hun broodtrommeltje achterop een klein beetje meer eisen en hier krijgen met een democratische meerderheid, vindt u het dan niet een beetje gek dat die lui die daar niets voor hebben gedaan, die aandeelhouders, vluchten? Daar is toch niets democratisch aan?

Minister Heinen:

Het klopt dat er een democratisch besluit is genomen. Er is een amendement aangenomen om die bedrijven meer te belasten, met enorme gevolgen. Het staat dan het parlement natuurlijk vrij om daarna een nieuwe begroting in te dienen, waarover ook weer democratisch gestemd kan worden, om maatregelen terug te draaien. Sterker nog, dat ligt nu voor. Daar gaat u nog over stemmen. Mijn voorstel zou zijn om dat op die manier te doen. Als de heer Van Dijk van mening is dat je het niet mag terugdraaien als er eenmaal ergens over gestemd is, dan denk ik dat zijn inbreng vrij kort wordt, want de heer Van Dijk wil juist alles terugdraaien en opnieuw ter discussie stellen. Dat is ook zijn goed recht. Dat hoort bij deze parlementaire democratie. Maar het is natuurlijk niet zo dat, als je hier eenmaal een besluit hebt genomen, dat een dictaat is voor de toekomst. Zo werkt dat in sommige landen, maar zo werkt dat hier gelukkig niet.

De voorzitter:

De meneer bij de interruptiemicrofoon heet Dijk en niet Van Dijk, maar het zij u vergeven.

Minister Heinen:

De heer Dijk, sorry. We hebben ook een mevrouw Van Dijk en de heer Tony van Dijck, waarbij de heer "Tony van Dijck" van de PVV de chique variant is met "ck" en "mevrouw Van Dijk" de normale variant met een "k". Ik zie de mailtjes in mijn mailbox nu al binnenkomen, omdat ik mensen ernstig aan het beledigen ben.

De voorzitter:

Dit gaat ook weer tien interrupties opleveren, vrees ik, maar goed.

Minister Heinen:

Dat vrees ik ook, ja.

De voorzitter:

De heer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Deze minister van Financiën verdraait dingen. Er is hier namelijk een democratisch besluit genomen en jullie — jullie, de coalitie! — hebben dat gewoon aan jullie laars gelapt en gedacht: "Toedels! We gaan wat anders doen." En ik weet precies waarom: u bent geen democraat. U heeft namelijk geluisterd naar die mensen die dikke winsten in hun zak hebben gestoken en zeggen: "Weet je, ik trek me er niks van aan. Ik kan die democratie in gijzeling nemen. Wij vetrekken." Daar is niks democratisch aan. Er is iets heel geks in onze economie aan de hand. Je mag een keer in de zoveel tijd stemmen. Daarom zit u daar; daarom sta ik hier. In ons persoonlijke leven is er een vorm van democratie, een vorm van gelijkwaardigheid waarmee je met elkaar beslist. Maar zodra je een werkvloer betreedt, hebben werknemers helemaal niets meer te zeggen en laat dé partij voor vrijheid en democratie zich gijzelen door mensen die zeggen: als jullie nu niet doen wat wij doen, oftewel ons miljarden geven, dan vertrekken wij. Dus het antwoord op de vraag of u een democraat bent, is: als u dit soort beslissingen zo snel terugneemt en u zich laat gijzelen door het kapitaal, dan is daar niets democratisch aan.

Minister Heinen:

Er zitten natuurlijk een aantal aannames in het punt dat de heer Dijk maakt. Ik sta hier omdat ik een democraat ben en een begroting verdedig waar u over gaat stemmen. Het is uiteindelijk aan de Kamer om daar hun stem over te geven. Als de Kamer zegt "we willen het niet", dan gebeurt het niet. Als de Kamer bij meerderheid zegt "we willen het wel", gebeurt het wel. Dat ben ik nu aan het verdedigen. Ik geef u ook de argumenten daarvoor mee. Daarmee maakt u een afweging en daar zal u binnenkort over stemmen. Dan is daar het beleid gewijzigd. Zo werkt hier de democratie. Het is wel een karikatuur om te zeggen dat wij gegijzeld worden door het kapitaal. Wat wij hier proberen, is wat we eigenlijk met z'n allen proberen. We proberen de welvaart te verhogen, niet als doel op zichzelf, maar om ervoor te zorgen dat we voldoende geld hebben om te investeren in alles wat we belangrijk vinden: goede zorg, goed onderwijs en een veilige omgeving. Ik kan het hele rijtje afgaan.

Hoe je komt tot die welvaartswinst, daarover verschillen wij van mening. Wij gaan elkaar daarover ook nooit overtuigen. Ik vind het wel hele leuke debatten. Ik geloof dat dat kan door een brede, gezonde en functionerende markteconomie. Ik wijs erop dat ik ongeveer 200 jaar economische wetenschap aan mijn zijde heb, die ook laat zien dat dat leidt tot hogere welvaart. Andere systemen leiden helaas tot minder welvaart en ook echt tot slechtere uitkomsten: hogere armoede, minder in de portemonnee, vaak ook een ongelukkigere samenleving, omdat de samenleving dat soort systemen niet pikt en van hogerhand onderdrukt moet worden opdat het regime daarvan blijft profiteren. Laten we dat debat ook een keer voeren met elkaar. Vervolgens kijken we wat de effecten zijn van beleid. Als je deze zware lasten doorvoert en omringende landen dat niet doen, dan is het voor bedrijven erg makkelijk om te vertrekken. Dat is helaas de realiteit. Daar kunt u wat van vinden, maar daar hebben we wel mee te maken. Dan ben je dus ook alles wat daaraan hangt kwijt, namelijk: de banen, de inkomsten en de innovatie, wat uiteindelijk ook weer die koek groter maakt. In die zin is dit het klassieke debat: verdeel je de koek of maak je hem groter? Ik ben elke dag aan het knokken om die koek groter te maken.

De voorzitter:

De heer Vijlbrief. Of meneer Dijk; dat kan ook.

De heer Dijk (SP):

Wat deze minister van Financiën zegt, klopt helemaal niet. De meest democratisch georganiseerde bedrijven waar mensen zelf zeggenschap hebben over hun werkvloer, vertrekken niet als je een klein beetje meer belasting heft of als mensen een klein beetje meer loon eisen. Die presteren veel beter. Hoe democratischer een samenleving georganiseerd is, hoe beter. Hetzelfde geldt voor verzorgingsstaten, waarbij een overheid inderdaad de marges bepaalt waarbinnen het kapitaal zich mag bewegen. Die presteren ook beter, op geluk, op het bestrijden van ongelijkheid, op vertrouwen in elkaar, op vertrouwen in de politiek ook. Dat is hard nodig op deze plek. Dus voordat deze minister van Financiën een karikatuur van mijn inbreng gaat maken — ik heb eerder "Koreaan" en "communist" en dat soort dingen gehoord — zou ik zeggen: lees eens een keer een boek. Er zit een heel groot verschil tussen communisme, waarbij de staat inderdaad mensen onderdrukt, het kapitalisme, waarbij het kapitaal mensen onderdrukt, en het socialisme, dat democratisch georganiseerd is, waar mensen zeggenschap hebben over hun werkplaats en dat op een heleboel plekken ontzettend goed heeft gewerkt als het gaat om arbeidsproductiviteit, vertrouwen op de werkvloer en het bestrijden van ongelijkheid. Daar zou ik wel een antwoord op willen. Dat is namelijk wat ik bedoelde met mijn vraag: bent u democraat, ja of nee?

Minister Heinen:

Laat ik dan een verzoeningspoging doen, want ik probeer hier ook partijen te binden. Op de laatste punten ben ik het gewoon eens met de heer Dijk. Zeggenschap op de werkvloer leidt tot meer gevoel van betrokkenheid bij het bedrijf en hogere productiviteit. Ook dat laat wetenschappelijke literatuur zien. Het is uiteindelijk wel aan bedrijven zelf om dit te organiseren. Daar gaan wij als overheid niet over. Elk bedrijf dat een prikkel heeft om winstgevend te zijn, zal dat ook op die manier organiseren. Ik denk dat er veel meer gebeurt dan in het beeld dat u nu schetst. Het is namelijk voor de werknemers, en uiteindelijk ook voor de werkgever, beter als dat beter georganiseerd is.

Ik denk dat de verzorgingsstaat ons heel veel waard is. Ik pleit er hier ook niet voor om die te verkleinen. Sterker nog, de verzorgingsstaat hoort bij Nederland. De vraag is hoe we 'm betaalbaar houden. Dat betekent dat je soms niet het maximale kan doen, wat je het liefst zou willen, maar iets moet matigen, zodat ook de mensen na ons ook nog van die verzorgingsstaat kunnen profiteren. Dat is de balans die we hier samen met elkaar proberen te vinden.

De heer Dijk (SP):

Ik vind het heel fijn als we op deze manier een debat kunnen voeren. Ik vind het namelijk iets prettiger dan een soort plat debat over overheid of staat, links of rechts, zwaar belasten of helemaal niks belasten. Ik denk ook niet dat mensen daar thuis enige vooruitgang in ervaren. Maar dan rest wel de volgende vraag. Als hier een democratisch besluit wordt genomen om bijvoorbeeld het minimumloon te verhogen met 1,2%, er bedrijven zijn die zeggen dat zij vertrekken als wij dat doen en u het zelf net heeft over werknemers die meer te zeggen hebben over hun bedrijf, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat die bedrijven niet vertrekken en we ons dus niet laten gijzelen? Oftewel: bent u net als de SP van mening dat werknemers een ultieme laatste stem mogen hebben in het besluit over het vertrekken en het verplaatsen van bedrijfsvoering en productie, zodat je nooit wordt gegijzeld door het kapitaal dat niet werkt, maar anderen laat werken voor het geld?

Minister Heinen:

Ook hierin zitten weer zo veel aannames. Als we een serieus debat met elkaar voeren, moeten we ook niet in termen van "gijzeling" gaan praten, want zo is de werkelijkheid niet. Een bedrijf heeft eigenaren. Sterker nog, in het kapitalistische systeem zijn die publiek. Er is een heel mooie Amerikaanse, Angelsaksische term voor een bedrijf naar de beurs brengen. Wij zeggen: we brengen het naar de beurs. Zij zeggen: we bring it public. Dan is het dus in handen van de mensen zelf. Het staat iedereen vrij om die aandelen te kopen. Dat is uiteindelijk een hartstikke mooi participatiemodel. De vraag van de heer Dijk was: bent u dan ook van mening dat de werknemer daarin de laatste say heeft? Nee, het is aan de eigenaren. Ik ga als overheid niet over wie de eigenaar is. Daar wil ik ook niet over gaan.

De heer Vijlbrief (D66):

Volgens mij hoorde ik de minister in een bijzin over het ruige amendement van het najaar zeggen dat als je zoiets groots doet, er toch minstens een impactanalyse moet zijn. Ik ben dat met hem eens. Ik ga er dus ook van uit dat als ik het kabinet nog een keer vraag of er een impactanalyse wordt gedaan op de btw-verhoging van 2,2 miljard, die een heleboel sectoren treft, ik niet het antwoord krijg dat ik eerder op schriftelijke vragen kreeg, namelijk dat dat niet nodig is.

Minister Heinen:

We komen straks te spreken over alle lastenmaatregelen, maar laat ik niet flauw doen door de vraag op dit specifieke punt door te schuiven. Ik hoor hier namelijk vaak over dat dit een maatregel zou zijn die in één nacht verzonnen is. Dat is niet waar, want hier zit natuurlijk wel wat achter. Er is een brede wens vanuit de Kamer om het belastingsysteem te versimpelen. Er is ook een oproep geweest om fiscale regelingen, negatief geëvalueerde regelingen, af te schaffen. Lage btw-tarieven zijn daar onderdeel van. Die proberen wij nu te vereenvoudigen. Dan zie je dus hoe moeilijk het is om dat belastingsysteem te vereenvoudigen. Bij de eerste stap die wij nemen, vliegt iedereen gelijk in de gordijnen. Ik snap dat, omdat het leidt tot hogere prijzen, maar dan moet je ook het hele verhaal vertellen over wat we doen met die opbrengst. Die geven we ook weer terug, onder andere aan werkende middeninkomens. Het hele verhaal moet dus wel verteld worden. Er is ook wel een langere aanleiding voor deze maatregel. Er is nu voor gekozen en zo staat die nu in de Miljoenennota. Het is uiteindelijk natuurlijk aan u om daarover te stemmen.

De heer Vijlbrief (D66):

Dit ontken ik allemaal niet. Het is allemaal waar wat de minister zegt. Maar ik zeg het nog een keer. Hij zegt over een amendement, waarin ook allemaal maatregelen zaten die allang een keer bekeken waren, dat er minstens een impactanalyse van het effect op het bedrijfsleven — daar gaat het hier namelijk heel specifiek over — bij had moeten zitten. Die btw-verhoging heeft allerlei effecten op ondernemers, op een heleboel ondernemers in Nederland. Dan is het nogal armoedig dat het kabinet zegt: we doen gewoon geen impactanalyse. Dat is enige punt dat ik even wilde maken.

Minister Heinen:

Daar neem ik kennis van. Ik wijs erop dat hier wel analyses onder liggen, namelijk in het kader van fiscale regelingen, het vereenvoudigen van het belastingstelsel en maatregelen die als niet-effectief zijn beoordeeld. Ik denk dat de heer Vijlbrief die lijstjes ook kent, want hij is zelf staatssecretaris van Financiën geweest. Ik denk dat die analyses in die tijd zijn gemaakt, maar heel lang op een bureau zijn blijven liggen. Wij proberen nu een eerste stap te zetten.

Voorzitter. Ik ga door naar de vragen om ook een beetje tempo in het debat te houden, met uw goedvinden. De heer Van Dijck vraagt namelijk naar de gestegen prijzen bij het bedrijfsleven en de rol die de Autoriteit Consument & Markt, de ACM, daarin zou kunnen spelen. Ik wil er in algemene zin op wijzen dat hogere prijzen natuurlijk meerdere oorzaken kunnen hebben. Denk aan spanningen tussen vraag en aanbod, het klassieke economische verkeer zoals wij dat kennen, of stijgende loonkosten die worden doorberekend in de prijzen. Dat zie je nu ook gebeuren in onze economie. Het kan natuurlijk ook voorkomen uit marktmacht. Daar hebben we nu een toezichthouder op. In die zin ben ik ook heel blij met deze vraag. Die vrije markt waar we het net over hadden, kan alleen functioneren met een hele sterke waakhond. Een toezichthouder kan het openbreken, ook als er misbruik wordt gemaakt van marktmacht. Anders kan je nooit een vrije markt hebben. Een vrije markt gaat dus altijd samen met een hele strenge marktmeester. Ikzelf zeg altijd: ik wil eigenlijk bij ondernemers het zweet op de voorhoofden zien staan om goede producten van hoge kwaliteit aan te bieden tegen een lage prijs. Dat is een goede markteconomie. Het is me niet te doen om die bedrijven, maar om de consument, om de burger. Ik wil dat hij mooie producten heeft van een hoge kwaliteit voor lage prijzen. Dat is uiteindelijk de uitkomst van de markteconomie en dat is wat je met elkaar probeert te bereiken. Daar hoort een hele sterke waakhond bij.

Het kabinet onderzoekt nu ook de introductie van een nieuw gericht mededingingsinstrument waarmee de Autoriteit Consument & Markt in meer situaties kan ingrijpen. De minister van EZ is hiermee bezig en ik begreep dat hij beoogt om de Kamer hierover te informeren voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken. Als u dat wilt afwachten, dan kunt u dat ook bij het debat met de minister van Economische Zaken betrekken.

Voorzitter. Ik ga verder met het concurrentievermogen. De heer Van der Lee vroeg naar de investering in het toekomstige verdienvermogen. Eigenlijk hebben we het net al grofweg aangeraakt. Ik hecht er graag aan om nog een keer in herinnering te brengen waar het kabinet nu op inzet. In de eerste plaats zet het kabinet in op een goed vestigingsklimaat en op meer ruimte voor ondernemers. Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is. Dat betekent dat we lastenverzwaring moeten terugdraaien, want uiteindelijk zorgen bedrijven voor meer economische groei. In de tweede plaats zet het kabinet in op een goed functionerende economie. Dat vind ik zelf ontzettend belangrijk vanwege de argumenten die ik hier net heb uiteengezet over concurrentie en innovatie wat uiteindelijk leidt tot meer productiviteit, meer groei en meer geld in de portemonnee. Op die manier kunnen we alle dingen die we zo belangrijk vinden betalen. Denk aan zorg, onderwijs en veiligheid. Daarnaast investeert het kabinet ook in innovatie. Dan breng ik de investering in Invest-NL en Invest International in herinnering. Het kabinet investeert daar een miljard in. Dit staat nog los van het in stand houden van heel veel uit het instrumentarium waar de Kamer graag van af wil, waaronder de Innovatiebox, die net al langskwam. Ik denk dat dat ook verkeerd is. Het vechten voor het behoud van die instrumenten kost ook heel veel energie in deze Kamer.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik wil toch nog even terug naar het verhaal over de prijzen. Ik ben het helemaal met de minister eens dat een strenge waakhond en een strenge marktmeester daar belangrijk voor zijn. We hebben de afgelopen tijd in heel veel berichten gezien dat de belastingen heel erg bijdragen aan de kosten van bijvoorbeeld boodschappen, of het nu gaat om brandstof of om tabak. We gaan daar ook nog een slag verder in, want we gaan ook nog btw over de accijnzen heffen. Ik ben wel benieuwd hoe de minister dat voor de toekomst ziet. Dat draagt voor de mensen namelijk wel heel erg bij aan de stijging van de kosten. Ik denk dat dat uiteindelijk ook zijn grenzen heeft. Is de minister dat met mij eens?

Minister Heinen:

We komen zo nog over inflatie te spreken. In het verleden heb ik in mijn vorige rol inflatie ook echt een sluipmoordenaar van de middenklasse genoemd. Het roomt namelijk op een hele onzichtbare manier je spaargeld en je pensioenvermogen af. Het raakt ook rechtstreeks je koopkracht. Dat merk je niet in de euro's in je portemonnee, maar wel als je staat te pinnen bij de kassa. Dan denk je ineens: wat is hier gebeurd? Je boodschappenkarretje wordt kleiner of de rekening wordt groter. Inflatie is echt iets verschrikkelijks. Het is een heel technisch begrip, maar tegelijkertijd raakt het mensen heel direct en hard. Dat is precies de reden waarom ik elke keer oproep: als je gaat bezuinigen, zoek het dan in de uitgaven en niet gelijk in de belastingen, want hogere lasten zie je terug in hogere prijzen, dan wel omdat bedrijven het doorrekenen dan wel vanwege een rechtstreekse werking. Daar wees mevrouw De Vries terecht op. Het zit onder andere in de tabaksaccijnzen en de frisdrankbelasting. Dat is een van de verklaringen voor de hoge inflatie die we nu hebben. Die komen voort uit besluiten van het vorige kabinet. Die hebben wij niet teruggedraaid, maar die hebben wij ook niet zelf ingevoerd. Dat is een maatregel die eerder is ingevoerd.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

In die laatste zinnen herken ik weer even de oude Heinen, die zich net zo druk maakt over inflatie als over begrotingssaldi. Maar ik zie daar zo weinig van terug in het beleid. We hebben het net gehad over alle btw-verhogingen in het hoofdlijnenakkoord, die nu ook in de begroting en het Belastingplan staan. Het is nog maar zeer de vraag of belastingmaatregelen per definitie de inflatie opstuwen. Je kunt ook denken aan een zeer liberale belasting, zoals de erfbelasting. Die wordt volgens sommigen smalend de "sterfbelasting" genoemd. Dat is misschien wel een van de minst schadelijke belastingen voor onze economie en die stuwt niet primair de inflatie op. De heer Heinen zit als een bok op de haverkist als het gaat over het EMU-saldo en de uitgaven. Is hij bereid om ook als een bok op de haverkist te zitten als het gaat over het opstuwende karakter van begrotingsbeleid en belastingbeleid op de inflatie?

Minister Heinen:

Zeker. We zijn economen en financieel woordvoerders onder elkaar, dus dat staat het mij toe om het soms wat technischer te maken. Inflatie is uiteindelijk de uitkomst van vraag en aanbod, waarbij de vraag hoger is dan het aanbod. Het aanbod kun je niet op de korte termijn in één keer vergroten. Dat is een kwestie van de lange termijn. Je kunt wel de vraag sturen op korte termijn. Daar hebben we in principe twee instrumenten voor: het monetaire instrument en het begrotingsinstrument. Ik hoef de heer Grinwis niet te vertellen dat het monetaire instrument in Frankfurt ligt. Daar gaan wij zelf niet over. Daar wordt Europees breed naar gekeken.

Ik ben in het verleden zeer kritisch geweest over hoe ruim het monetaire beleid is geweest, over de overliquiditeit die heeft plaatsgevonden in de markten en — daar komen we straks nog over te spreken — de gevolgen die dat heeft voor de spaarrentes en de winsten, ook in de financiële sector. De Europese Centrale Bank heeft ingegrepen naar aanleiding van de prijsstijgingen. We kunnen het debat erover voeren of dat tijdig, goed getimed en stevig genoeg was. In mijn rol als minister van Financiën constateer ik dát er is ingegrepen en dat ik op twee fronten blij ben, namelijk als het gaat om het rente-instrument en de quantitative tightening, dus het ook weer uit de markt halen van liquiditeiten. De Europese Centrale Bank constateert nu dat in het eurogebied de inflatie weer bij de doelstelling ligt, dus rond de 2%. De ECB gaat daarop acteren om te voorkomen dat ze weer te ver doorschieten en daarmee een recessie in de hand werken. Want Europa heeft echt een groeiprobleem.

Dan blijft over wat wij nationaal kunnen doen, namelijk het begrotingsinstrument toepassen. Mijn oproep is dan ook om minder uit te geven. Want als je meer uitgeeft en expansieve begrotingen opstelt, heeft dat een opwaartse druk op de vraag en creëert het meer schaarste, wat je zult terugzien in de prijzen. Dus ik hoop dat ik u met dit betoog steeds meer aan mijn zijde ga vinden en dat u het met mij eens bent dat we minder moeten uitgeven. Ik wijs er nogmaals op dat we nu de eerste stap zetten in die richting. Ik heb er elke keer op gewezen dat we meer zullen moeten doen vanwege het begrotingstekort, maar ook zeker in het licht van de stijgende inflatie. Ik kom er straks nog op naar aanleiding van de vragen van de heer Van Dijck. Want we zien dat de inflatie in Nederland nog steeds te hoog is en dat is zorgelijk.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben het eens met "minder uitgeven". Maar we moeten ook lagere belastingen hebben. Want de overheid, zo las ik vandaag, is verantwoordelijk voor 0,7% van die inflatie van 3,3%. Als we die weghalen, dan zitten we ook bijna op de 2%. Dus de overheid, deze minister, werkt eraan mee dat die inflatie hoger is dan in andere landen, omdat we meer accijnzen vragen en de prijzen van de producten dus hoger worden. Met andere woorden: kan de minister ook kijken naar die extra inkomsten die hij krijgt vanwege die hoge inflatie? Want dat betekent ook hogere lonen, meer inkomsten op de btw en op de loonbelasting. Deze minister profiteert dus van die hoge inflatie, maar hij doet er niets aan om die inflatie naar beneden te krijgen in de lastensfeer.

Minister Heinen:

Het formele antwoord is: als ik dat zou doen, zou dat strijdig zijn met de begrotingsafspraken zoals we die samen hebben opgesteld. Dat zou ook niet dienstig zijn aan het trendmatige begrotingsbeleid, waaraan we ook veel waarde hebben toegekend in dit parlement en dat Nederland keer op keer een stabiele economie en gezonde overheidsfinanciën heeft opgeleverd. Meer in specifieke zin heeft de heer Van Dijck natuurlijk gelijk dat hogere belastingen bijdragen aan hogere prijzen. Dat is wederom een oproep om minder uit te geven in plaats van de belastingen te verhogen. Ik merk dat ik erg in herhaling val, maar ik hecht eraan om dat wel te doen, omdat dat helpt de Kamer ervan te overtuigen dat we vooral daarnaar moeten kijken. Specifiek de accijnzen, waar de heer Van Dijck aan refereert, zijn wel maatregelen van het vorige kabinet. De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat bij de totstandkoming van het hoofdlijnenakkoord er niet voor is gekozen om die terug te draaien. Dus daar moeten we in alle eerlijkheid wel voor gaan staan.

De heer Vijlbrief (D66):

In mijn bijdrage zei ik tegen de minister: u wil graag streng zijn, maar in het komende jaar geeft u een impuls van 8 miljard aan de economie. Dat lijkt mij een feit. Dat volgt gewoon uit de cijfers. Dat draagt toch bij aan de inflatie? Of moet ik na zo veel jaren echt terug naar de universiteit?

Minister Heinen:

Het lijkt me sowieso leuk om af en toe weer eens in de universiteitsbankjes te zitten en een hoorcollege te volgen. Voor vakidioten onderling is dat erg leuk om te doen. De vraag die daaronder ligt, is waar. Een expansieve begroting helpt niet bij het bestrijden van inflatie. Ik zeg daar wel bij dat ten opzichte van het basispad de stijging veel hoger was. Dus wij buigen het om en proberen een olietanker van koers te doen veranderen. Dat heeft wel te maken met de zeer expansieve begroting die het vorige kabinet heeft vastgesteld. Ik loop daar niet van weg, want we waren daar beiden verantwoordelijk voor. Maar het was wel een van de meest expansieve begrotingen in de recente geschiedenis van Nederland.

Dat raakt ook een ander thema dat wij straks gaan behandelen, de onderuitputting en het realistische begroten. Wij zijn daar verantwoordelijk voor en wij proberen dat nu echt bij te draaien. Nogmaals, in de verkiezingsprogramma's stond de oproep om meer te doen. In het D66-verkiezingsprogramma was er geloof ik plus 30 miljard bovenop gezet. In die zin is 8 miljard een stuk minder. Laat ik het daar uit beleefdheid bij houden, want ik kan dit natuurlijk nog veel scherper aanzetten, maar ik hecht ook aan de goede verhoudingen in deze Kamer.

De heer Vijlbrief (D66):

Beleefdheid is altijd gewenst. Even los van vergelijkingen met programma's en vorige periodes, constateer ik gewoon dat ook dit kabinet bijdraagt aan inflatie.

Minister Heinen:

Ik probeer te schetsen hoe moeilijk het is om dit schip te keren, omdat ik verschillende geluiden hoor in de Kamer. We maken ons zorgen over inflatie. Ik schets wat we daaraan kunnen doen. We zullen minder moeten uitgeven. We zijn pas aan het begin van het debat. Ik sluit niet uit dat de oproep van de zijde van de Kamer wordt: geef meer uit en bezuinig minder. Dat leidt tot een nog expansievere begroting. We komen er straks bij het kopje overheidsfinanciën nog over te spreken, maar ik heb in de eerste termijn van de zijde van de Kamer ook voorstellen gehoord om veel tegenvallers maar in het saldo te laten lopen. Dat leidt tot een hoger tekort en een nog expansievere begroting. Dat helpt niet bij het bestrijden van inflatie. Als ik u in meerderheid aan mijn zijde vind om minder uit te geven en een kleinere begroting op te stellen, dan hoor ik dat uiteraard graag. Ik denk dat dat heel belangrijk is, maar ik heb me ook te verhouden tot de meerderheden zoals ze in deze Kamer liggen.

Ik vind wel dat we een aantal hele belangrijke stappen zetten. We gaan namelijk terug naar de Europese begrotingsregels. We brengen het tekort terug tot 3%. We zoeken het in de uitgaven, niet in de lasten. We proberen ondernemers weer wat ruimte te geven zodat we ook weer richting een groeiagenda kunnen gaan. We herstellen de begrotingsdiscipline, want ik ben echt van mening dat we die de afgelopen jaren een beetje zijn kwijtgeraakt.

De heer Vijlbrief (D66):

Nogmaals, wij dienen alleen gedekte amendementen en moties in. Als wij extra uitgeven, halen we ook extra geld op of geven we minder uit aan de andere kant. Ik weet niet of er een verwijt zat in het betoog van de minister, maar dat geldt in ieder geval niet voor mijn partij. Ik constateer gewoon het volgende. Het beeld is dat hier een enorm strenge minister van Financiën zit. Ik geloof dat hij dat in de praktijk ook zal zijn — dat heb ik ook tegen hem gezegd — maar het blijft zo dat de begroting het komende jaar bijdraagt aan de inflatie in Nederland.

Minister Heinen:

De heer Vijlbrief probeert natuurlijk een ander beeld neer te zetten, namelijk dat hier een minister van Financiën staat die heel expansief is en graag meer geld uitgeeft. Ik denk dat de afdronk van dit debat is dat dat niet het geval is, maar ik wacht de voorstellen van uw zijde af. Ik denk dat ik uw voorstellen wel heel vaak ga ontraden vanwege het feit dat die het tekort verder doen oplopen of de belastingen verder doen stijgen. Vanwege alle redenen die we net hebben uitgewisseld, vind ik dat zeer onverstandig.

Voorzitter. Dan ga ik naar de heer Van Dijck. Die vroeg om een reflectie op de mogelijke recessie in Duitsland en het effect daarvan op de economische groei in Nederland. Het is waar: wij zijn een kleine, open economie. Ik ben blij dat de heer Van Dijck naar het buitenland vraagt, want wat in het buitenland gebeurt, heeft rechtstreeks effect op de Nederlandse economie. Dat heeft impact. Onze afhankelijkheid van de Duitse economie is wat afgenomen, maar is nog steeds zeer aanzienlijk. Wat in die landen gebeurt, is zorgelijk. Je ziet eigenlijk twee dingen in Europa. Enerzijds zie je overheidsfinanciën die gewoon niet op orde zijn. Ik erken direct: met alleen een bezuinigingsagenda zijn we er niet. We moeten naar een groeiagenda. We komen straks nog te spreken over het Draghi-rapport dat in dit kader is geschreven. Uiteindelijk moeten we via economische groei de overheidsfinanciën op orde gaan brengen. Dat is wel een dubbele uitdaging. Eigenlijk is het zelfs een driedubbele uitdaging, omdat vergrijzing nog eens meespeelt. Dat heeft ook effect op overheidsfinanciën en productiviteit. Dat is dus zeer zorgelijk.

Ik was blij met de eerste signalen die ik kreeg van de nieuwe Franse premier, de heer Barnier, die zei: we zullen fors moeten bezuinigen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Maar bezuinigen zal ook daar gevolgen hebben voor de economische groei. Ik hoop dat zij het ook als zodanig kunnen vormgeven, dus niet op de Franse manier, de belastingen verhogen, maar het in de uitgaven zoeken. Ze moeten ook de socialezekerheidsstelsels robuuster maken. Als zij dat weten te koppelen aan een groeiagenda, dan zal Nederland daar ook van profiteren. Het komende halfjaar gaan we zien hoe er omgegaan wordt met de buitensporigtekortprocedures en of landen ook gaan leveren. We monitoren dit nauwelijks, maar het is zeer terecht dat hiernaar werd verwezen door de heer Van Dijck.

Als ik het me goed herinner, vroeg ook mevrouw De Vries naar de zorgelijke situatie in Europa. Ik denk dat de komende jaren een van onze grootste uitdagingen wordt hoe we in Europa zorgen voor groei en gezonde overheidsfinanciën, terwijl in het licht van de geopolitieke verhoudingen onze veiligheidssituatie zeer onder druk staat. Dan willen we ook nog een transitie maken waarmee we energieonafhankelijk worden en schoner produceren. De uitdagingen zijn dus zeer groot op het Europese continent. Daarom zal ik altijd blijven oproepen tot hervormingen en gezonde overheidsfinanciën. Nederland doet wat het kan. Op het Europese toneel zal ik landen blijven aanspreken. Ik zal daar ook streng in zijn. Uiteindelijk moeten landen wel zelf leveren. Ik ben niet van plan hun rekening op mijn schouders te nemen, als dat de onderliggende vraag is van de heer Van Dijck.

Mevrouw Teunissen is niet aanwezig, maar ik beantwoord wel haar vraag over economische groei. Zij stelde dat er de afgelopen 40 jaar nauwelijks geprofiteerd is van economische groei. Daarbij stelde ze de retorische vraag: in wiens zak is al die economische groei terechtgekomen? Laat ik deze mythe eerst doorprikken. Het klopt namelijk niet dat de mensen in de afgelopen decennia niet hebben geprofiteerd van groei. Dat is gewoon niet waar. Op de lange termijn loopt het netto beschikbaar inkomen ongeveer gelijk op met het bbp. Dat wijst weer op het belang van economische groei, want van die welvaart profiteren we uiteindelijk allemaal.

Ik zou mevrouw Teunissen willen wijzen op een publicatie — het is misschien een mooi boekje voor mevrouw Teunissen om op haar nachtkastje te hebben liggen — namelijk Materiële welvaart in Nederland, van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat kijkt jaarlijks naar de koopkrachtverandering bij huishoudens op de lange termijn. Er is een mooie studie gedaan tussen 1979 en 2022. In bijna alle jaren was er sprake van een plus. Er was alleen een min van 2010 tot 2013, tijdens de financiële crisis, en in 2022, het heftige coronajaar. Maar alle andere jaren laten een plus zien en daarom is het hele beeld ook dat het in de plus zit. Tussen 1969 en 2020 is het mediaan besteedbaar inkomen meer dan verdubbeld. Meer dan verdubbeld.

Als de titel Materiële welvaart een beetje het koude zweet doet uitbreken bij mevrouw Teunissen, zou ik haar nog op één ander boek willen wijzen, namelijk Met ons gaat het nog altijd goed: 8 sombere mythes over Nederland ontrafeld. Dat is van dezelfde CBS-econoom, Peter Hein van Mulligen. Hij wijst erop dat het bij meer dan geld alleen eigenlijk heel goed gaat met Nederland. Dat betreft niet alleen materiële welvaart. We zijn namelijk ook gelukkiger, vriendelijker, gezonder, toleranter en schoner geworden. Hij prikt alle mythes door die ik vaak aan deze zijde van de Kamer hoor, namelijk dat het allemaal heel somber gesteld is met Nederland en dat het slechter gaat. De feiten wijzen een andere kant op. Dat wijst er ook weer op dat groei en geluk eigenlijk samen opgaan en dat maakt het zo belangrijk dat we daarnaar blijven streven.

Voorzitter. Ik vervolg met de productiviteitsgroei. Want als we het over economische groei hebben, zit daar wat onder, namelijk productiviteit. Dat is de enige manier om te groeien. Dat kan door meer mensen aan het werk te hebben, maar het is veel beter om slimmer te werken. Hier zijn vragen over gesteld. Ook de heer Van Houwelingen vroeg hier terecht naar. Hij vroeg namelijk of de geringe productiviteitsgroei van de economie te maken heeft met de uitdijende publieke sector. De economische theorie laat zien dat productiviteitswinst in de private sector zit. Een grote publieke sector verdringt dus een private sector en kan inderdaad een rem zetten op productiviteitsontwikkeling. Ik zou niet zover willen gaan — ik denk ook niet dat de heer Van Houwelingen daartoe oproept — als het libertarische betoog, waar het weleens mee verward wordt, dat de overheid per definitie slecht is. Ik zou het tegendeel willen bepleiten. Een overheid is zeer belangrijk, ook in het creëren van de randvoorwaarden van groei. De overheid kan ook investeringen doen die groeibevorderend zijn. Denk aan onderwijs, infrastructuur ... We hoeven ze hier niet allemaal af te gaan. Het gaat dus samen op. Maar het is waar: een uitdijende overheid kan natuurlijk een rem zetten op groei. Wij zien niet dat daar nu sprake van is en dat dat de verklaring is van de achterblijvende productiviteitsontwikkeling in Nederland.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor dit antwoord. Ik blijf toch nog een beetje met een vraag zitten. De minister geeft in de stukken toe dat de collectieve lasten gegroeid zijn: de overheid is groter en groter geworden. Ik heb dat gister in mijn betoog verwerkt. Legt dat geen beslag op onze economie? Hoe kijkt de minister daartegen aan? Zou het al met al niet beter zijn als de groei van de overheid, de groei van de staat, wordt teruggedrongen, bijvoorbeeld door terug te gaan naar 30% collectieve lasten? Zou dat niet goed zijn voor de economie?

Minister Heinen:

Het eerlijke verhaal is: het hangt er natuurlijk van af waar je dat vandaan haalt. De ene investering is namelijk nuttiger voor economische groei dan de andere. Tegelijkertijd moeten we ook niet alleen in termen van economische groei naar de overheidsbestedingen kijken, maar ook in termen van — we hadden het er net over — hoe we de verzorgingsstaat willen vormgeven. Iedereen hier hecht aan goede zorg, aan goed onderwijs en aan al die publieke investeringen, van politieagenten tot aan defensie. Dus om hardop te zeggen dat we naar een lagere norm gaan ... Als dat betekent dat we in onze defensie of in het aantal politieagenten of leraren moeten snijden, dan leidt dat volgens mij niet tot een beter land. Het is geen antwoord op de onderliggende vraag van de heer Van Houwelingen, maar dit is natuurlijk wel het risico als je met elkaar zo'n grofmazige norm zou afspreken.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik probeer het nog een keer in wat algemenere zin. Want inderdaad, over de vraag waarin je snijdt, kun je hier allemaal politieke discussies voeren. Maar waar het mij vooral om ging, ook gisteren, is dat het op een gegeven moment te groot is. Daar zullen we het hopelijk toch wel over eens zijn. Je wil als staat geen beslag leggen op 70% à 80% van het bbp. Heeft de minister daar gedachten over? Dat is eigenlijk mijn algemene vraag. Is de staat vanuit economisch perspectief misschien niet al te groot? Waar je dan in snoeit, is een andere vraag. Zijn daar aanwijzingen voor? Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Heinen:

Ik blijf erbij om deze vraag alleen in algemene zin te beantwoorden. Dan heeft de heer Van Houwelingen gelijk: een grotere overheid kan een rem zetten op groei, om verschillende redenen. In Frankrijk zie je bijvoorbeeld dat de taks echt is bereikt, met de collectievelastendruk aldaar. Ze zullen het daar toch echt veel meer in de uitgaven moeten zoeken. Het is uiteindelijk aan de Franse democratie om daar keuzes over te maken. Maar waar die grens precies ligt, vind ik heel lastig te zeggen. Dat is omdat er voor een overheid ook goede redenen kunnen zijn om te investeren. Soms moet je ook inhaalslagen maken. Dan rechtvaardigt dat ook weer extra investeringen, bijvoorbeeld als je achterstallig onderhoud hebt in je infrastructuur of een belangrijke energietransitie wil faciliteren, los van wat je vindt van de energietransitie.

Overigens zie ik wel — ik maak één zijstapje, voorzitter — dat verschillende politieke stromingen bij elkaar komen als het gaat om de energietransitie. Dat verheugt mij. De een doet het om schoon te produceren en het land schoon door te geven en de ander doet het om energieonafhankelijker te worden. Zo kunnen we mooi twee doelen met elkaar verenigen en streven naar groene groei.

Voorzitter. Ik ga door naar een vraag wederom van de heer Van Dijck. Hij vroeg naar een verklaring voor hoe het zit met de verhouding tussen de Nederlandse inflatie en de Belgische. Hij maakte het vergelijk met België. Gelukkig is de inflatie in Nederland lager dan in België. Ik begreep uit de laatste cijfers dat het daar rond de 4,5% ligt. Dat neemt niet weg dat het in Nederland nog steeds te hoog is. Ik geloof dat het volgens het laatste wat ik heb doorgekregen, nu rond de 3,3% zit. Voornamelijk de diensteninflatie baart zorg. Nederland heeft een grote diensteneconomie. Die inflatie wordt voornamelijk opgedreven door hogere lonen. Schaarste speelt gewoon echt een grote rol in de hoge inflatie in Nederland. Ook hier zullen we moeten kijken hoe we onze begroting vormgeven en of we niet bijdragen aan de inflatie. Overigens is er in België een koppeling tussen de lonen en de prijzen, wat de loon-prijsspiraal verder stimuleert. Dat zou ik geen voorbeeld maken.

Dat geldt ook voor de vraag die is gesteld over de spaarrentes in vergelijking met België en hoe ze daar met spaarbonds omgaan. Daar kom ik zo in het volgende thema op terug.

De heer Grinwis vroeg ook naar inflatie, maar dat hebben we zojuist al uitvoerig besproken.

Ik ga naar het rapport-Draghi. Dat zit natuurlijk ook in het thema van economische groei. De heer Van Oostenbruggen en de heer Dassen hebben namelijk gevraagd hoe het kabinet kijkt naar de oproep van Draghi om Europese investeringen. Het kabinet komt nog met een kabinetsreactie op het hele rapport-Draghi. Meer in algemene zin wil ik een paar opmerkingen bij dat rapport maken.

Ik wil voorkomen dat we in de loopgraven gaan en zeggen: het is een Italiaan en we horen "eurobonds", dus het zal allemaal wel niet deugen. Er zit een goeie analyse onder. Dat betreft het verlies aan concurrentiekracht, zeker in een internationaal vergelijk, en het belang van dat je investeringen doet. Draghi zegt niet dat het per definitie eurobonds moeten zijn. Je moet de goede investeringen doen. Dat debat hebben wij hier net ook gevoerd: als je slim investeert, kan dat leiden tot meer extra groei. De vraag is hoe je dat organiseert. Het kan ook gewoon privaat zijn. Dat zal ook de Nederlandse inzet zijn: kijk nou hoe je de kapitaalmarktunie kan versterken om het private kapitaal los te maken. Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ik geen voorstander ben van eurobonds en gemeenschappelijke schuldfinanciering bij nieuwe instrumenten. Dat herhaal ik hier nogmaals en dat zal ook in de kabinetsreactie staan. Daarmee heeft u een sneak preview, maar dit zal niet heel verrassend zijn. Ook voorgaande kabinetten hadden dat standpunt, omdat iedereen, van links tot rechts, ziet dat dit niet in het Nederlandse belang is, uiteraard met een aantal uitzonderingen.

De heer Dassen vroeg ook naar de investeringen in relatie tot hervormingen, ook in het licht van Draghi en het coronaherstelfonds. Ik hoop dat ik zijn vragen goed heb opgeschreven. Anders moet hij ze nog even verduidelijken aan de interruptiemicrofoon. Ik ben geen fan van het coronaherstelfonds. Ik vind dat dat een eenmalig iets moet zijn en dat we dat ook niet moeten verlengen als dat afloopt. Als ik een positief element mag noemen van het coronaherstelfonds, was dat de koppeling aan hervormingen: regeringen committeren zich langjarig aan hervormingen. Uiteindelijk doe je dat niet omdat dat moet van Brussel of omdat daar een potje geld tegenover staat. Je moet intrinsiek gemotiveerd zijn om die hervormingen te doen, omdat zij je land sterker maken. De koppeling tussen investeringen en hervormingen en de vormgeving daarvan in voorwaardelijke zin vind ik dus wel een mooi model. Het zal ook mijn inzet in Europa worden om te kijken of we die koppeling ook in andere Europese middelen kunnen leggen om die hervormingsagenda meer af te dwingen in de rest van Europa. Ik hoop daarmee antwoord te hebben gegeven. Ik zie de heer Dassen bedenkelijk kijken, maar dat kan ook gewoon een basishouding van hem zijn; we kennen elkaar nog niet zo goed.

De voorzitter:

Nu gaat hij zijn gelaatsuitdrukking toelichten.

De heer Dassen (Volt):

Dat is een kritische basishouding als deze minister over Europa praat. Dank voor de antwoorden. Ik ben benieuwd hoe de minister invulling wil gaan geven aan die koppeling van investeringen en hervormingen. Bij het coronaherstelfonds zie je aan de ene kant inderdaad dat landen de mogelijkheid hebben om extra investeringen te doen in de digitale transitie en in de groene transitie, maar daar moeten wel hervormingen tegenover staan. Ik denk dat dat een sterke koppeling is en dat we dat model meer kunnen gebruiken, maar ik ben benieuwd of de minister dit gaat inzetten bij cohesiefondsen of in onderhandelingen over het MFK. Wat is zijn beeld daarbij?

Minister Heinen:

Ja, ik heb hier wel ideeën bij. Ik ben een beetje terughoudend om die nu in dit debat te noemen, omdat ik dit in het licht wil zien van waar we als Nederland op gaan inzetten en waar andere landen op inzetten, want ik ga niet vechten voor punten waar andere landen al voor vechten. Ik probeer dat echt slim te doen in Europa en ik probeer de juiste coalities te zoeken, maar in algemene zin lijkt het mij heel verstandig om hervormingen te koppelen binnen het MFK, de Europese begroting; laat ik het zo breed houden. Waar je die koppeling precies legt … Laten we het zo afspreken dat ik de Kamer informeer zodra de Nederlandse inzet ook in het kabinet is besproken. Ik denk dat dat ook goed kan bij de commissiedebatten Eurogroep en Ecofin, die wij met elkaar voeren. Daar kunnen we verder bekijken hoe je die koppeling zou kunnen leggen. Ik hoop de Kamer dan ook meer inzicht te kunnen geven in wat ik kansrijk acht en wat ik minder kansrijk acht en hoe we als Nederland onze inzet in Europa verder vormgeven.

Ik was bij het thema groene groei en dan kom ik bijna bij het einde van dit eerste thema. Mevrouw Teunissen vroeg, een beetje met dezelfde sombere toon, waarop het kabinet baseert dat groene groei een succes kan zijn en welk ideologisch fundament onder dit beleid ligt. Laat ik ook hier een mythe doorprikken. De Nederlandse economie levert nu het bewijs dat economische groei en stappen in verduurzaming samen op kunnen gaan. We laten hier echt iets ontzettend moois zien. We zien aan de cijfers dat er eigenlijk een soort ontkoppeling van vervuiling heeft plaatsgevonden. Zo nam tussen 2008 en 2022 de economie toe met 18%, terwijl de uitstoot afnam met 19%. Als dit geen bewijs is dat de degrowthagenda een mythe is, dan weet ik het ook niet meer. We laten dus zien dat je kan groeien en tegelijkertijd je uitstoot terug kan brengen. Dat lijkt mij ook precies de weg die wij in moeten slaan. We moeten er niet in meegaan dat we alleen maar moeten krimpen om de uitstoot terug te brengen. Je kan groeien én de uitstoot terugbrengen. Daar hoort ook een hele energiemix bij, maar laat ik daar niet verder op ingaan. Daar ben ik ook gepassioneerd over, maar met het oog op de klok laat ik dat aan de minister van Klimaat en Groene Groei.

Voorzitter. Daarmee heb ik het thema economie afgerond. Ik wil naar het thema overheidsfinanciën en realistisch begroten; ik wil het woord "blokje" niet noemen, want dat vind ik een vreselijke term. Laat ik daar een paar inleidende woorden over zeggen. Allereerst zetten we in deze Miljoenennota een eerste stap naar gezonde overheidsfinanciën en naar het herstel van begrotingsdiscipline. Dat doen we vooral door minder uit te geven, tegenvallers netjes te dekken, de rekeningen niet door te schuiven en meevallers snel weer uit te geven. Dat is nodig, omdat we de overheidsfinanciën zien verslechteren. De staatsschuld is nu nog laag, maar het tekort is echt te hoog. Dit dreigt in de komende jaren door de 3%-norm van Europa te gaan. Dat is echt te hoog. Dat betekent namelijk meer schuld, meer rente en uiteindelijk minder geld om te investeren in alles wat we belangrijk vinden.

Het herstel van begrotingsdiscipline zie ik ook als een cruciaal punt in het herstel van dit proces. Wat daarbij niet helpt, zijn de meevallers die we jaar op jaar gehad hebben. Het is best gek dat wij in Nederland een debat voeren over de meevallers in plaats van over de tegenvallers, maar hier zit iets fundamenteels onder. Deze meevallers zijn weliswaar goed voor de schatkist, maar slecht voor het vertrouwen. De verleiding om te denken dat het wel weer zal meevallen is namelijk groot, terwijl we de risico's wel zien opstapelen. Dat helpt ook niet bij het overtuigen van de Kamer dat we minder moeten uitgeven. Het kan er zelfs toe leiden — dat dreigde gisteren ook te gebeuren — dat we onze eigen cijfers gaan wantrouwen, terwijl er eigenlijk vanuit de hele wereld juist naar Nederland als voorbeeld wordt gekeken. Er wordt gekeken naar hoe wij hier ramen, naar hoe wij ons planbureau hebben vormgegeven in een onafhankelijke rol, en naar hoe goed de economische modellen zijn. Als afgestudeerd macro-econoom heb ik ook bij het Centraal Planbureau onder de motorkap gekeken. Die modellen zijn transparant; iedereen kan kijken wat de aannames zijn, en je kan ook zelf gaan rekenen en het model verder optimaliseren. Dat is erg leuk als afstudeeropdracht voor vakidioten. Maar die modellen zijn transparant en die kunnen we allemaal narekenen.

Toch zien we nu een verschil tussen realisaties en ramingen. Ik zie ook wat dat met het maatschappelijke debat doet: "Het zal wel weer meevallen." en "Er wordt opgeroepen tot bezuinigen, maar er zijn meevallers. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?" Ik vind dat zorgelijk, maar we kunnen alleen naar die agenda van gezonde overheidsfinanciën, economische groei en hervormingen als we ook met elkaar de risico's zien en zien welke opgave er voor ons ligt.

Voorzitter. Dat brengt mij bij realistisch begroten. Hier zijn veel vragen over gesteld en daar ben ik ook zeer blij mee. Het is namelijk goed dat we het hierover hebben. Ik wil het volgende doen, en dan hoor ik ook graag uw vragen. Ik wil allereerst een verklaring geven waarom er zoveel meevallers zijn, dan wil ik toelichten wat ik al in gang heb gezet, dan wil ik toelichten wat ik nog in gang ga zetten en dan wil ik specifiek ingaan op de vragen die hierover zijn gesteld.

Laten we beginnen met de verklaring van de meevallers. Mijn voorganger heeft de Kamer hier ook al meermaals over geïnformeerd, omdat we vorig jaar voor hetzelfde dilemma stonden. Allereerst zien we meevallers als gevolg van de aantrekkende economie na corona. Dat zijn de extra inkomsten die zijn gegenereerd. Daar zit iets positiefs onder, namelijk een krachtig herstel, meer dan in de ramingen zat. Dat leidt tot extra inkomen en dus tot lagere tekorten. Het is een inhaalgroei, dus dat zijn tijdelijke effecten. Daarnaast zien we meevallers als gevolg van naar voren gehaalde belastinginkomsten. Dat zagen we onder andere bij box 2. Daar waren ruige belastingverhogingen aangekondigd, waarop geanticipeerd werd door een aantal belastingen naar voren te halen. Ik geef het gelijk toe: dat was een kleiner effect. Het verklaart niet het hele beeld, maar we zagen wel dat dat effect plaatsvond. Daarnaast waren er meevallers — dat was denk ik de grootste categorie — als gevolg van inflatie. Daarbij was gewoon sprake van het noemereffect.

Het bbp is als gevolg van de inflatie … Ik denk dat we ons echt moeten realiseren hoe ongekend hoog die inflatie was. Daar hoeven we de mensen aan de keukentafels niet van te overtuigen; die hebben dat in de supermarkten en in hun portemonnee gemerkt. Maar we zien dat ook terug in de ramingen. We hebben het bbp, het bruto binnenlands product, de omvang van onze economie. Dat is kunstmatig opgeblazen in prijs. Reëel zijn we niet rijker geworden, maar het bbp is wel opgeblazen, waardoor de noemer groter wordt en de som van de teller en noemer uiteindelijk kleiner wordt. Dat is gewoon een wiskundige verklaring. Dat heeft ook geleid tot nieuwsberichten waarin stond dat de begrotingen in blakende gezondheid waren achtergelaten. Als je puur kijkt naar het begrotingssaldo, zou je die conclusie kunnen trekken. Maar onderliggend waren dit incidentele effecten waar je niet structureel op kan rekenen. Je ziet dus daarna het tekort ook weer oplopen. Dat zit aan de inkomstenkant.

Aan de uitgavenkant vindt iets veel belangrijkers plaats, waarover wij hier echt het debat moeten voeren. Dat is de onderuitputting. In normalemensentaal is dat geld dat we niet uitgegeven krijgen en dat dus op de plank blijft liggen. Dat neemt echt steeds verder toe. Het is ook de belangrijkste verklaring voor het verschil tussen wat het CPB in de ramingen heeft staan en wat wij als Financiën in de begrotingsstanden hebben staan. We zien het steeds meer toenemen, nu naar zo'n 8 miljard. De oorzaak hiervan is wel een politieke; dat zeg ik heel eerlijk. Daar moeten we elkaar diep voor in de ogen kijken. We willen namelijk allemaal veel geld uitgeven en ook snel, en dat moet allemaal volgend jaar gebeuren. We vinden het ook heel stoer om dat te roepen — "volgend jaar staat er zoveel miljard klaar" — in de wetenschap dat we het geld niet uitgegeven krijgen. Dat is ook het eerlijke verhaal. Dat leidt dus tot onderuitputting. Zeker in een krappe arbeidsmarkt krijgen we het geld niet uitgegeven. Toch doen we het. Het vorige kabinet had een zeer expansieve begroting en het geld leek toen gratis; we hadden het er zonet al over. Ik weet nog dat de heer Vijlbrief en ik 's avonds in zaaltjes zaten en dat er elke keer een verzoek kwam voor nog een miljard erbij. Wij keken elkaar dan aan van: dat kan helemaal niet. Veel sterker nog, ook de ambtenaren gaven ons toen de waarschuwing: doe dit niet want dit leidt alleen maar tot onderuitputting; het worden mooie tabellen, maar het is onderuitputting. Doe het niet, zeiden ze, en we hebben het wel gedaan. Dat was met de heer Grinwis, de heer Vijlbrief en mevrouw Van Dijk en daar zat een politieke onderhandeling achter. De redenen daarachter waren begrijpelijk, maar we wisten toen ook al dat het tot onderuitputting zou leiden. Daar heb ik nu mee te maken, want die onderuitputting is niet uit de boeken verdwenen.

Ik probeer dat schip nu dus te keren. Dat zou ook mijn bruggetje zijn naar wat ik nu in gang heb gezet om hier iets aan te doen, maar ik zie dat er al vragen zijn op het eerdere punt.

De heer Flach (SGP):

Laat ik om te beginnen zeggen dat ik blij ben dat de minister het woord "thema's" introduceert, in plaats van "blokjes". Dat haalt het schoolse er wat vanaf. Dank daarvoor. Ik luister met zeer veel interesse naar de verklaringen van de verschillen tussen ramingen en realisatie. In mijn vorige leven heb ik dat ook vaak andersom uitgelegd aan raadsleden. Dan zei ik altijd: ja, maar al die meevallers konden we niet voorzien; we kregen op het laatste moment geld van het Rijk. Maar de dingen die de minister noemt aan de kant van de meevallers zou je toch op z'n minst hebben kunnen voorzien. Als je de regelgeving van box 2 aanpast, kun je ook de effecten daarvan voorzien. Met andere woorden, zou de raming dan ook niet beter moeten worden aangepast op de regelgeving en zou een zekere mate van meevallers niet meegenomen kunnen worden in die modellen? Dat is één.

Twee. Eigenlijk hoor ik de minister bijna letterlijk zeggen: er is niet realistisch begroot, er is op ambitie begroot; daar zijn wij met elkaar mede debet aan. Dat erken ik ook. Dat heb ik ook in mijn tekst gezegd. Als dat zo is, dan is het goed om hier vast te stellen dat in de begroting de afgelopen jaren op ambitie begroot is en niet op realiteit.

Minister Heinen:

Dat klopt, maar zo wordt elke begroting opgesteld. We hebben hoge ambities. We zorgen dat het geld klaarstaat. We zorgen dat we de mensen, middelen, alles klaar hebben staan om het te doen. Dan kan het zijn dat je in de uitvoering vastloopt vanwege personeelsschaarste. Dat vind ik niet heel gek. Ik denk wel dat we er eerlijk over moeten zijn dat dat kan leiden tot onderuitputting en wat voor gevolgen dat heeft voor de ramingen. Dat debat voer ik graag. Wat ik zie gebeuren, is dat we de ramingen niet meer vertrouwen. Ik zou het heel erg vinden als we elkaar gaan wantrouwen, want het ligt niet aan de ramingen. Het ligt er uiteindelijk aan dat je vastloopt in de uitvoering. Met expansieve begrotingen, arbeidskrapte en schaarste überhaupt loop je tegen uitvoeringslimieten van de overheid aan. Dat leidt tot onderuitputting.

Dan het specifieke punt of je wat meer rekening moet houden met bijvoorbeeld het anticipatie-effect van belastingmaatregelen. Ik ben zeer bereid daarnaar te kijken. Box 2 was wel een klein element in het geheel. Dat geef ik gelijk toe. Je probeert in de economische modellen zo goed mogelijk te ramen wat economisch herstel is. In Nederland was dat veel sterker dan elk economisch model kon voorspellen, ook dankzij mijn voorgangers die vrij succesvolle steunpakketten hebben opgetuigd voor zowel ondernemers als huishoudens. Ik denk dat die anders worden ervaren, omdat de klap van corona heel sterk was. Nog steeds zitten ondernemers met zware schulden. Maar als je internationaal kijkt, zie je dat we grote steunpakketten hebben kunnen opzetten. Die hebben bijgedragen aan het economisch herstel. Dat valt niet in modellen te vatten.

Als we meer internationaal kijken, zien we dat alle landen worstelen met ramingen, vooral in de onrustige jaren. Als we kijken naar de afgelopen tien jaar, zien we dat we een zeer onrustig decennium hebben gehad. Ik denk dat als we in de toekomst terugkijken, pas echt gaan zien wat een bizar decennium we achter de rug hebben, met een financiële crisis die je eens in de 100 jaar ziet, een pandemie die ook maar eens in de zoveel tijd voorkomt en er zwaar in heeft gehakt, en een enorme inflatie als gevolg van stijgende energierekeningen door de inval van Rusland op het Europese continent. Als je dit in een boek zou schrijven, zou je niet geloven wat hier gebeurd is. Dat betekent wel dat economische modellen — het zijn uiteindelijk gewoon wiskundige sommetjes — geen rekening kunnen houden met dit soort onvoorspelbare elementen. Die kun je niet in een Excel stoppen. Dat is ook het eerlijke antwoord. Alle landen worstelen hiermee. Ik wijs erop dat Nederland het dichtst bij de realiteit zit, dus er wordt echt internationaal gekeken hoe goed wij dat doen. Dat ontslaat ons niet van de plicht om het beter te doen, dus dank ook voor de suggestie om te kijken hoe je anticipatie-effecten beter kan meenemen. Dat zou ik dan ook als bruggetje willen gebruiken voor wat ik nu in gang heb gezet en ga zetten om dit in het vervolg ook beter te doen. Maar ik zie dat er toch nog een aantal vragen zijn.

De heer Flach (SGP):

Eén vervolgvraag nog. Dank voor deze analyse. Daar ben ik het helemaal mee eens. Tegelijk is het niet onschuldig als we ambities blijven doorvertalen in begrotingen, maar ze eigenlijk niet sporen met de realiteit van de uitvoering. Daarmee blokkeren we miljarden die niet uitgegeven kunnen worden aan bijvoorbeeld mensen in armoede of btw-vraagstukken. Ziet de minister — hij mag zich daarin opgeroepen weten door de SGP — een rol voor zichzelf weggelegd om dat realistisch begroten af te dwingen in het kabinet maar ook in de Kamer en om te zeggen: "Heel erg mooi die ambities, maar dit is wat ik kan uitvoeren. Dit is de realiteit. Als u meer in de begroting wilt hebben, bent u alleen maar onderuitputting aan het organiseren." Ziet de minister die rol voor zichzelf weggelegd?

Minister Heinen:

Twee antwoorden hierop. In de eerste plaats is het geld niet weg. Wat je vaak ziet, is dat het wordt doorgeschoven naar latere jaren. Dat noemen wij dan "de boeggolf". Dat is die hele golf die het schip naar voren schuift. Dat is precies de reden waarom we het tekort weer zien oplopen in latere jaren. Het geld dat we nu niet uitgeven, gaat later wel uitgegeven worden. Mijn voorganger zei dat de meevallers van nu de tegenvallers van de toekomst zijn. Het is dus niet zo dat als we nu die onderuitputting in beeld hebben, we dat weer kunnen uitgeven. Dan ben je twee keer aan het uitgeven. Dan ontsporen die overheidsfinanciën als geheel. Dat in de eerste plaats over de vraag: als je die meevallers in beeld hebt, kan je ze dan uitgeven? Mijn antwoord zou zijn: nee. Sterker nog, ik maak me juist zorgen over hoeveel wij vooruitschuiven, want je ziet het tekort sneller oplopen. Dat in de eerste plaats.

In de tweede plaats: zie ik een rol om die realistische begroting af te dwingen? Zeker. Ik heb een eerste stap daarin gezet. Ik ga daar zo dadelijk verder op in. Ik heb dat in mijn eerste stap gematigd, omdat ik ook met u dit debat wilde aangaan. Het risico bestaat ook dat als ik dit voor 10 of 20 miljard inboek — dat is een fictief getal — daar zomaar het verwijt op kan staan dat ik creatief aan het boekhouden ben. Ik wil dus eerst deze analyse met elkaar doornemen, zodat we het probleem en de oplossing zien. We moeten elkaar ook heel houden als we dit anders gaan begroten. We moeten hier dan niet met z'n allen staan van: waar blijven al die ambities? Je moet dan ook de ruimte geven. Het gaat dan ook langer duren. Dat is het eerlijke debat dat wij hier met elkaar moeten voeren. Ik proef hier wel ruimte om dat te doen. Daar ben ik al heel blij mee.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Laat ik het zo zeggen: ik kan de minister in ieder geval heel goed volgen. Ik merk ook dat het zich weer vrij snel toespitst op de uitgavenkant. In de eerste termijn bracht ik het punt in dat het ook echt gaat over de inkomstenkant. Kijk, uiteindelijk zijn wij een van de meest welvarende landen. Er wordt jaloers gekeken naar hoe wij in Nederland ramen en begroten. Ik wil daar twee dingen over zeggen. Me dunkt dat dat zo is, want het komt uiteindelijk altijd positief uit en dat is natuurlijk hartstikke gaaf; er zijn landen die het andersom doen. Het tweede is: als je de wedstrijd wint, gaat volgens mij elke sporter toch proberen om de volgende keer nog beter te zijn. Het ontslaat ons dus niet van plicht om te kijken of we het nog beter kunnen doen.

Minister Heinen:

Exact. Daar ben ik het zeer mee eens.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Van 2015 tot 2025 hebben we nooit een positief verschil gehad tussen de geraamde bbp-groei en de geraamde endogene belastinggroei. Het is gemiddeld 1,26% over de afgelopen tien jaar. Dat is wel heel veel geld, want 1,26% is give or take 10 miljard. Juist daarom vraag ik het volgende. Waar zou u als macro-econoom — u heeft daar vast en zeker beter naar gekeken dan ik, natuurlijk ook in uw IRF-tijd — gaan zoeken om dit verschil te vinden? Het is namelijk wel gek als de teller tien jaar lang die kant uitslaat.

Minister Heinen:

Zeker. Dit is een zeer terecht punt. Ik wijs er ook op dat dit hele onrustige jaren waren, met corona, de enorme inflatie en wat inhaalgroei doet in termen van noemereffecten en belastinginkomsten. Het laat zich dus wel verklaren door de onrustige tijden, maar het zou te makkelijk zijn als ik daar een punt zou zetten. Vanuit Financiën — dit is al ingezet voor mijn tijd — werd dit ook gezien. De ramingen aan de inkomstenkant worden gedaan door echte topeconomen. Ik heb heel veel respect voor hoe zij dat ramen. Ze zitten erg dicht bij de werkelijkheid. Ze zitten er ook weleens naast. Er vindt dan ook een gesprek plaatst over de vraag: wat gebeurt hier en hoe kunnen wij dit verbeteren? Zij hebben zelf al een project opgestart. Daarbij zitten ze maandelijks met het CBS en het CPB om te kijken wat ze in de ramingen zien, hoe de verschillen worden verklaard en of ze de ramingen en modellen daar ook op kunnen aanpassen. Dat vindt nu al maandelijks plaats. Daar ben ik al heel blij mee. Maar ik kom zo nog met een andere oplossing voor hoe we dit beter in beeld gaan brengen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik kan heel erg goed volgen wat de minister zegt als het gaat om de uitgaven. Ik denk namelijk dat Defensie-uitgaven moeilijk uit te geven zijn door arbeidsmarktkrapte en doordat er heel veel vraag is naar defensieproducten, maar we krijgen die uitgaven later nog wel. Wat betreft het verhaal dat de minister hier neerzet over de inkomstenkant, denk ik dat de gemiddelde Nederlander, voor zover die hier al naar kijkt of luistert, wel denkt: wat is dit? Het zijn wel heel veel modellen. Het is allemaal macro-economie. Het zal in de hoofden van economen allemaal kloppen, maar ik denk wel dat het heel moeilijk aan mensen uit te leggen is dat ze vanwege de frisdrankenbelasting heel veel voor frisdranken betalen, en dat men heel veel betaalt voor boodschappen en brandstof. Dan hoort men: de inkomsten zijn allemaal veel hoger. Ik ben dan ook wel benieuwd welk deel daarvan een soort structureel component zal zijn. Ik begrijp dat we met allemaal begrotingsregels zitten. Die maken het ook allemaal ingewikkeld. Hoe kunnen we, als de inkomstenkant bijvoorbeeld groter is omdat de salarissen gestegen zijn, aan mensen uitleggen dat de boodschappen zo duur voor hen blijven?

Minister Heinen:

Mevrouw De Vries verlegt de discussie nu naar een heel ander thema, namelijk de lastendruk en hoe hoog de belastingen zijn. Daarin zullen wij elkaar al snel vinden als — hoe zeg ik dit netjes? — clubgenoot.

De voorzitter:

De minister dient de Kroon vandaag, hè?

Minister Heinen:

Zo is het. Laat ik snel verdergaan, want ik zie dat ik hier ernstig vastloop! Ook namens het kabinet sprekend kan ik zeggen dat we de belastingen te hoog vinden. Die zijn we ook aan het verlagen. Onder aan de streep gaan belastingen omlaag. Dat lijkt me ook een belangrijk element, ook voor de mensen die naar dit debat kijken. Dit is het blokje waarin we even op de techniek ingaan. Dat hoort ook bij dit debat met de financieel woordvoerders. Maar inderdaad, als je vanuit de keukentafel hiernaar kijkt, denk je één ding: ik betaal te veel en dat moet naar beneden. Daar werkt dit kabinet ook aan.

Dan sla ik een bruggetje tussen het punt van mevrouw De Vries en de discussie die wij nu voeren. Je hebt beleidsmatige ontwikkelingen, zoals wij dat noemen. Dat zijn gewoon keuzes die politici maken om belastingen te verhogen, zoals accijnzen; you name it. Daarbij is de ambitie helder: die moeten naar beneden en daarvoor zullen we minder moeten uitgeven. Daarnaast heb je ook nog een autonome ontwikkeling, die het gevolg is van economische ontwikkelingen, zoals een recessie of groei. Dat kan ook leiden tot extra belastinginkomsten. Daar zit niet altijd een keus achter, zoals het verhogen van een accijns. Maar je kan meer binnenkrijgen als de economie meer groeit. Een bedrijf groeit dan namelijk, draagt meer winstbelasting af en heeft meer personeel in dienst, waardoor je ook meer inkomensbelasting hebt. Dat is dat autonome deel. Daar gaat dit debat over: kan je dat goed ramen en heb je dat goed in beeld? Dat moeten we niet verwarren met politieke keuzes over de hoogte van belastingen, want dan gaat dit debat weer heel snel over de vraag wie belastingen te hoog en te laag vinden en welke keuzes daarin zitten. U weet aan welke zijde van die discussie ik sta.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik snap best dat er ramingen en bewuste keuzes zijn, maar ik zou ook graag de bewuste keuze maken om belastingen te verlagen. Als de inkomsten zo veel hoger zijn dan wij geraamd hebben — daar is de link met dit kopje over het ramen — is het wel lastig uit te leggen in Nederland dat die andere belastingen niet naar beneden zouden kunnen. Ik begrijp de systematiek van begrotingsregels, lasten en uitgavenkaders allemaal, maar het moet ook nog wel een logisch verhaal zijn dat wij kunnen uitleggen. Ik ben wel benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt voor de toekomst. Hoe ga je dan in de toekomst om met die ramingen voor de inkomsten? Dat zijn dan misschien geen bewuste beleidskeuzes geweest waardoor je meer inkomsten krijgt. Maar hoe zorg je dat je in de toekomst niet allerlei andere belastingen veel te hoog laat zijn terwijl de inkomsten hoog zijn?

Minister Heinen:

Dat is een zeer terecht punt van mevrouw De Vries. Kijk, als de belastinginkomsten structureel hoger zijn, zoals mevrouw De Vries ook weet … Ik maak het toch weer even wat technischer, maar dat hoort helaas ook bij dit debat. We hebben met elkaar een lastenkader afgesproken. Daarmee zeggen we: aan dat plafond mogen de lasten voldoen. Blijken de belastinginkomsten structureel hoger te zijn, dan hebben we met elkaar de systematiek afgesproken dat dan elders belastingen naar beneden moeten om de totale belastingdruk niet te laten stijgen. Als dat inderdaad een structurele component heeft, dan ben je onnodig de belastingen aan het verzwaren. Dat moeten we niet willen. Dat is waar mevrouw De Vries ook op wijst, denk ik. Maar de systematiek voorziet er al in dat we dan ook zeggen: dan moeten elders de belastingen naar beneden. Ik denk dat ik mevrouw De Vries dan goed begrijp.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Mag ik de minister dan vragen om bijvoorbeeld vóór de Voorjaarsnota in beeld te brengen wat de structurele component is en welke gevolgen dat kan hebben aan de andere kant?

Minister Heinen:

We rapporteren hier al bij alle budgettaire nota's over. Dan krijgt u een kadertoets. Dan kunt u dus zien wat de belastinginkomsten zijn, hoe die zich verhouden tot de kaders en — daar komen we zo nog over te spreken — hoe we de inkomstenbelastingen verlagen als de zorgpremies stijgen. Die systematiek kennen we al jaren. Daar rapporteer ik al over. Dat hoef ik dus niet toe te zeggen, want dat doen we al. Ik kom zo specifiek op het punt van de onderuitputting en het realistisch begroten, in het licht van het debat dat wij hier hebben, en op wat ik op dat punt zal ondernemen. Ik zal de Kamer daar ook nog over informeren. Ik probeer daarnaartoe te gaan, maar ik zie dat er nog vragen zijn op het eerste punt, namelijk hoe die meevallers zijn ontstaan.

De heer Vijlbrief (D66):

Op het risico af dat revenge of the nerds part 8 nog wat langer doorgaat: ik ga het toch proberen.

Minister Heinen:

Ik denk dat we al heel veel kijkers zijn kwijtgeraakt.

De heer Vijlbrief (D66):

Ja, we zijn al een heleboel kijkers kwijtgeraakt.

Ik begrijp de wens van de collega's om te zeggen dat we realistisch moeten ramen, maar ramingen veranderen de wereld niet. Ik mag er toch van uitgaan dat deze minister, ondanks al deze vragen over ramingen, wel blijft staan voor het strenge beleid dat hij zelf propageert? Je hoort zo nu en dan onder de vragen toch zoiets van: misschien zit er wel een meevallertje in van 10 miljard; dan kunnen we nog eens wat leuks voor de mensen doen. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Heinen:

Dat zou tegen de begrotingsregels ingaan, dus daarop is het antwoord nee. Dat zou ook zeer onverstandig zijn, want incidentele meevallers kan je niet uitgeven aan structureel beleid; dat weet de heer Vijlbrief ook. Laat ik één nuance plaatsen: er zit een verschil tussen realistisch ramen en realistisch begroten. De discussie die wij nu voeren, gaat over realistisch begroten, dus: hoe zetten wij uitgaven goed in de tijd? Daarnaast hebben we ook een discussie over ramingen. Dat raakt ook het punt waar mevrouw De Vries terecht op wees. Dan moeten we iets meer in de historie duiken, want in het verleden werd niet realistisch geraamd. Toen hebben we ooit de keus gemaakt om realistisch te ramen en niet op voorhand meevallers in te bakken. Maar dit is echt voor de laatste drie kijkers die wij nu nog overhebben.

De heer Vijlbrief (D66):

Laten we hopen dat de heer Zalm daarbij is, want in de periode van minister Zalm werd er inderdaad bewust laag geraamd zodat er meevallers ontstonden die dan daarna uitgegeven konden worden. Dat is heel verstandig, overigens. Ik heb dat altijd heel verstandig gevonden en ik denk de minister ook. Maar ik mag er dus van uitgaan dat deze hele discussie — ik vind het prachtig allemaal; ik ga als medenerd genieten van al die rapportages — niet leidt tot het loslaten van de huidige begrotingsregels?

Minister Heinen:

Ik bewaak de begrotingsregels met mijn leven, ten eerste omdat ik dat onderdeel vind van het herstel van de begrotingsdiscipline en in de tweede plaats omdat ik ook hecht aan het trendmatig begrotingsbeleid, omdat dat ook een stabiliteitsfunctie heeft in de economie, daarmee buffertjes worden gebouwd voor de toekomst en je zo nooit op korte termijn incidentele meevallers in één keer moet uitgeven. Dat is waar u deze minister op kan afrekenen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ben zelf ook een verklaard voorstander van "behoedzaam begroten", zoals dat toen heette. Ik zou zeggen, minister: misschien kunt u die traditie weer eens oppakken.

Ik wil op een ander punt ingaan. De minister ging net iets te grofstoffelijk in op de achtergrond van de onderuitputting die we nu zien. In de vorige formatie werden we geconfronteerd met drie aspecten. Eén: het niet samenvallen van de politieke conjunctuur en de economische conjunctuur. Twee: het onderscheid tussen wat er incidenteel beschikbaar was en wat er structureel aan ruimte was. Drie. Wij wisten ook wel dat er heel veel gebreken waren op de arbeidsmarkt, qua personeel, materiaal et cetera. Daarom kozen we voor het fenomeen fondsconstructies, zodat we konden schuiven over de jaargrenzen heen, het geld beschikbaar bleef en de markt de zekerheid had: het komt eraan, ook al vertragen we misschien één of twee jaar. Die fondsconstructie — neem bijvoorbeeld het transitiefonds — is nu ontmanteld. Vraag één hierbij gaat over het volgende. We zien dat er 1 miljard staat begroot in 2026. Eigenlijk moet er een brede opkoopregeling starten in 2025, want volgend jaar is er echt een mestcrisis. Maar ja, nu zegt de minister van LVVN: het geld is pas beschikbaar in 2026, dus de opkoopregeling gaat pas open in 2026. Dan is het kalf dus al verdronken. Mijn andere vraag is: realistisch begroten, minister, betekent dat dan ook dat bij Defensie niet coûte que coûte geld wordt opgeschreven om maar die 2% te halen, terwijl we eigenlijk weten dat de soldaten er niet zijn en we de spullen niet besteld krijgen? Die onderuitputting is dus eigenlijk al bij voorbaat duidelijk.

Minister Heinen:

Het klopt dat de politieke cyclus en de begrotingscyclus altijd op gespannen voet met elkaar staan. Dat is een constatering en ik denk dat dat een wetmatigheid is in democratieën. Dan over het stikstoffonds. Ik roep u echt op om dat debat met de minister van LVVN te voeren. Het past mij niet om mij als minister van Financiën op dat beleidsterrein te begeven. Specifiek op de fondsen antwoord ik dat het klopt dat er in de vorige kabinetsperiode grote fondsen zijn opgericht. Het toenmalig kabinet heeft daar ook al geld uit aan uitgegeven. Dat zet dit kabinet door. Er zijn inderdaad middelen op de aanvullende post gezet, zo'n 5 miljard, voor meerdere doeleinden. Dat is het debat dat u met de minister van LVVN moet voeren. Er is ook een structurele reeks voor agrarisch natuurbeheer, wat ook zo optelt tot 1 miljard. Zo telt het op. Ik wil wel echt een beeld tegenover het beeld zetten dat dat fonds geplunderd zou zijn. Maar het klopt dat er middelen zijn afgeroomd. Er waren partijen die daaraan hechtten. Ik sta ook voor die keuzes. Het is nu aan de minister van LVVN om met deze middelen dezelfde ambities waar te maken. Nogmaals, dat debat moet u echt met die bewindspersoon voeren.

Ik zal ook nog antwoorden op de vraag over Defensie van de heer Grinwis. Anders kost het hem een interruptie. Dat zit in een fonds, dus middelen die niet besteed zijn, blijven in dat fonds zitten en schuiven naar latere jaren vanwege de geopolitieke spanningen die er zijn. Je ziet hoe de veiligheidssituatie zich ontwikkelt. Als econoom kijk ik even naar de defensiemarkt. De rijen bij de ijzerwinkel nemen toe, want iedereen wil met wapentuig de slagkracht verbeteren en een straaljager is niet in een dag gebouwd. Daar ontstaan dus inderdaad wachtlijsten. Dat zien we wereldwijd bij munitie en materieel. Dat raakt ook onze steun aan Oekraïne. Hoe krijgen we de goede steun daar tijdig? Dat is een enorme zoektocht. We proberen er natuurlijk alles aan te doen. Met betrekking tot de Nederlandse begroting merk ik op dat die middelen behouden blijven in het Defensiefonds. Die worden later besteed. Ik heb nog een laatste punt. Het verplichtingenbedrag laat ik wel staan, zodat het geld wel uitgegeven kan worden als de minister van Defensie zegt dat er toch een deal gesloten kan worden. Dat is een belangrijk punt om hier te maken. De kasritmes verplaatsen we naar latere jaren, omdat er anders onderuitputting ontstaat, maar de verplichtingsruimte blijft staan. Als het geld wel uitgegeven kan worden, als er een slimme deal gesloten kan worden of er extra munitie opgekocht kan worden, dan moet dat altijd kunnen. Daar sta ik ook voor.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik constateer dat er niet alleen in de afgelopen tien jaar 88 miljard meer is binnengekomen dan geraamd en dat er 30 miljard minder is uitgegeven dan begroot, maar dat dit in de periode daarvoor ook al speelde. De Studiegroep Begrotingsruimte heeft dat uitgezocht en aangegeven. Al vijftien jaar lang zit er een verschil tussen de raming en realisatie van ons saldo in positieve zin. Die valt gemiddeld 0,7% van het bbp mee. Dat is 7 miljard euro. Dat is een constatering. De tweede constatering is dat we ook dit jaar, het lopende jaar, heel veel extra inkomsten gaan krijgen. Het CBS geeft aan dat er nu een overschot van 0,7% is. Dat is een groot verschil met de 1,6% tekort die in de Miljoenennota wordt verwacht over dit jaar. Dat is een gat van 26 miljard. Dat klinkt mooi, als mooie meevallers. Ik heb er niet voor gepleit om al die meevallers in te zetten, maar ik heb ervoor gepleit om naast die meevallers te erkennen dat er in die periode, op zijn minst zeven, acht jaar geleden, een tegenvaller is ontstaan in box 3, die ons nu noopt om heel veel geld uit te geven. We hebben al bijna 3 miljard uitgegeven. Er komt 10 miljard bovenop en als de nieuwe wet van de staatssecretaris niet op tijd ingaat, komt er nog ieder jaar 2 miljard bovenop. Dan zit je zo aan de 15 miljard. Dan is het toch heel logisch dat je die inkomstenmeevallers verrekent met de inkomstentegenvallers die we nog hebben te cheffen met elkaar over de periode waarin die zijn ontstaan? Wat ik niet begrijp van dit kabinet, is dat het maar een stukje wil nemen in het saldo van 2024 en gewone mensen pakt door de algemene heffingskorting met €335 te verlagen, zodat zij meebetalen aan het opvangen van die tegenvaller terwijl er in het saldo van 2024 voldoende ruimte is. Kan de minister uitleggen waarom die onrechtvaardige keuze gemaakt is?

Minister Heinen:

Er zijn keuzes gemaakt. Ik kom daar straks nog uitgebreid op, maar ik zou nu heel graag willen doorgaan op het punt van realistisch begroten. Dit is namelijk een belangrijk thema dat we met elkaar moeten afronden. Laat ik er één ding op zeggen, om u niet met een kluitje het riet in te sturen, maar laten we met elkaar afspreken dat we dadelijk de discussie nader voeren. De CBS-cijfers zijn kwartaalcijfers en die zeggen niets over een jaar. Dat weet de heer Van der Lee ook. We weten dat in het tweede jaar nog veel uitgaven zijn en nog veel tegenvallers komen. En ja, ook in 2024 benut ik de ruimte om een groot deel van de box 3-tegenvaller op te vangen. Daar komen we straks op. Ik doe precies wat de heer Van der Lee zegt. Hoe we dat in 2025 en 2026 precies vormgeven, zou ik straks nader willen toelichten. Anders gaan we een koopkrachtdiscussie voeren en maken we de belangrijke "revenge of the nerds"-discussie, zoals de heer Vijlbrief het noemde, niet goed af.

De voorzitter:

Ja, want hier zit heel Nederland op te wachten. Dat weten we allemaal.

Minister Heinen:

Ja, want die willen op tijd naar bed en zitten nu te wachten op het antwoord van de minister op de vraag wat hij gaat doen aan al die onderuitputting.

Twee dingen: wat ik heb gedaan en wat ik ga doen. Allereerst wat ik in gang heb gezet. Wat betreft de uitgaven heb ik in de Miljoenennota geschreven dat ik gestart ben met een project "realistisch begroten". Dat kunt u teruglezen. Realistisch begroten betekent het realistisch in de tijd zetten van kasuitgaven. Dat is wat we nu in gang hebben gezet. Ik heb met de ministers van Defensie en van IenW en met de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg gezeten om te kijken welke onderuitputting er plaatsvindt en hoe we dat realistischer kunnen inplannen. Ik wil een compliment geven aan de collega's in het kabinet, want het is best spannend. We weten wat de reactie uit de Kamer kan zijn als we met geld gaan schuiven en toch zag iedereen dat we er iets mee moesten. Het kabinet heeft hierin echt samen opgetrokken, door te kijken hoe we dit realistischer in de tijd kunnen zetten. Ik gaf al eerder aan dat ik hiermee niet te ver wil gaan. Als ik nu tientallen miljarden zou verschuiven, weet ik al wat voor debat ik met de Kamer heb. Uit de interruptiedebatjes die we net hebben gevoerd, proef ik echter dat er ruimte is om door te gaan met het realistischer in de tijd zetten van de uitgaven. Dat ben ik dan ook van plan te doen.

Dat brengt mij op het punt wat ik verder nog ga doen. We hebben dus het project van realistisch begroten aan de uitgavenkant en wat ik net al tegen de heer Van Oostenbruggen zei over maandelijks overleg tussen Financiën, Belastingdienst, CPB en CBS over de ramingen aan de inkomstenkant. Daarnaast wil ik ook een onafhankelijke expertgroep gaan instellen, die het verschil tussen ramingen en realisaties nader gaat onderzoeken. Ik hecht eraan dat dit proces wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter en een wetenschapper. We zijn het team nog aan het samenstellen. Ik bezie ook hoe De Nederlandse Bank, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het CPB hierbij betrokken kunnen worden, zodat we het in gezamenlijkheid doen, maar ook in afhankelijkheid. We gaan er goed naar kijken. Ik wil dat ze vóór de Voorjaarsnota rapporteren over wat er precies speelt, dus voordat wij weer een nieuwe begroting gaan opstellen. Ik zal de Commissie Rijksuitgaven binnen twee weken informeren over wie plaatsneemt in de expertgroep en hoe we het gaan vormgeven. Als u dat wilt, kunt u dan ook het gesprek met de groep aangaan. Ik hoop dat dit helpt op het pad naar het realistisch begroten en voor het vertrouwen in de ramingen die we hebben. Nogmaals, ik denk dat we echt in onze handen mogen knijpen met de instituties die wij hier hebben. Ik hecht eraan om die hoog te houden. Ik hoop dat ik hiermee een belangrijk antwoord geef op dit vraagstuk.

Dan waren er een aantal specifieke vragen gesteld op dit punt. Ik zie dat er een interruptie is, maar ik ben er bijna.

De heer Van Dijck vroeg of het kabinet bewust conservatief raamt. Het antwoord is nee. Ik hoop dat ik net een voldoende uitgebreide toelichting op heb gegeven. Ik geef nog wel mee dat een raming geen glazen bol is. Ze kan altijd afwijken van de werkelijkheid.

Mevrouw De Vries verzocht om in overleg met het CPB te treden over onderuitputting. Ik ga dat dus nog breder oppakken. Ik ga die expertgroep opzetten, waar ik al die partijen bij betrek. Die expertgroep laat ik onafhankelijk voorzitten en aan de Commissie Rijksuitgaven rapporteren. Ik hoop daarmee het verzoek van mevrouw De Vries te hebben beantwoord.

Tot slot vroegen de heer Van Oostenbruggen en mevrouw De Vries naar de CBS-kwartaalcijfers. Daar heb ik zojuist al antwoord op gegeven.

Voorzitter. Ik wilde doorgaan naar het begrotingsanker, waarnaar de heer Van der Lee heeft gevraagd. Maar ik zie dat er op dit punt nog vragen zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Waar ik mij zorgen over maak, is het waterbedeffect. Vorig jaar zagen we dat er 30 miljard minder was uitgegeven dan begroot. Stel dat dit geld later wordt uitgegeven, omdat het vorig jaar niet uitgegeven kón worden. Dat betekent dat het later op het saldo gaat drukken, waardoor we keihard door die 3% knallen. En als we over een paar jaar die tanks of whatever die vorig jaar niet gekocht konden worden, wel kunnen aanschaffen, dan moeten we keihard bezuinigen op andere zaken om niet door die 3% te gaan. Mijn vraag is: moeten we niet in de discussie van die werkgroep ook meenemen of het kasverplichtingenstelsel niet zijn langste tijd gehad heeft?

Minister Heinen:

Naar analogie met de vergelijking met water en het waterbedeffect, zou ik kunnen spreken van een boeggolf. De heer Van Dijck heeft gelijk: als je de uitgaven die je nu niet doet realistisch in de tijd gaat plaatsen, dan betekent dat dat je die later uitgeeft. Dat is ook waar het CPB op wijst. Daarom loopt het tekort volgens het CPB ook meer op dan in de financiën staat. Het CPB zegt: die onderuitputting wordt later alsnog wel uitgegeven. Dat is inderdaad het risico. Dus ik denk dat wij in deze discussie ook moeten betrekken: moet het geld überhaupt uitgegeven worden? Waar zit er lucht in de ramingen? Dat kun je ook gebruiken om tegenvallers op te vangen. Ik wil in de discussie wel betrekken dat we niet per definitie alles moeten doorschuiven, want dan lopen we uiteindelijk tegen een muur.

Dan de specifieke vraag over het kasverplichtingenstelsel — nu jaag ik ook de laatste drie kijkers weg. Er is een discussie in de Kamer over het gebruik van het kasverplichtingenstelsel dan wel het baten-lastenstelsel. Ik kom binnenkort met een hoofdlijnenbrief over hoe wij de begrotingen beter gaan opstellen en meer informatiewaarde aan de Kamer kunnen bieden. Daarover krijgt u een uitgebreide brief. Ook daarin zet ik stappen om de Kamer beter te informeren. Ik ben zelf geen voorstander van het baten-lastenstelsel in de systematiek zoals we die nu hebben. Ik hecht er echt aan om het kasverplichtingenstelsel te hanteren. Met dit antwoord zult u het even moeten doen. Overigens zou ik dat niet willen koppelen aan de discussie zoals wij die nu hebben gevoerd. Het zijn wel twee losstaande discussies.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja, want het is natuurlijk wel belangrijk dat we er inzicht in hebben of de meevallers aan de inkomstenkant zitten, dan wel in de onderuitputting. Die verhouding zou ik graag willen weten; die hebben wij nu niet echt scherp. En op de tweede plaats: als we die 30 miljard van vorig jaar en die 22 miljard van het jaar daarvoor — dat is samen 55 miljard — in de toekomst gaan uitgeven, halen we 3% nooit meer. Daar ben ik een beetje bang voor.

Minister Heinen:

Dit zou juist pleiten voor …

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nu zijn we blij met een meevaller en een lager tekort, maar in de toekomst hebben we een groot probleem vanwege die 3%.

Minister Heinen:

Ik begrijp zeer het punt van de heer Van Dijck. Dat zou eigenlijk juist pleiten voor het behoud van het kasverplichtingenstelsel, want anders room ik elke onderuitputting gewoon per jaar af. Dat is mooi winst voor de minister van Financiën, maar ik zie ook wat dat doet met de discussie die wij hebben. Wat ik veel belangrijker vind, is dat wij de goede discussie voeren over wat er op ons af komt. We zien de tekorten verslechteren, we zien de veiligheidssituatie verslechteren en we zien dat we een probleem hebben met productiviteit en groei. Ik hecht zo veel waarde aan wat ik op ons af zie komen, dat ik het belangrijker vind om nu niet op korte termijn de onderuitputting af te romen. Zou ik dat wel doen, dan kan ik hier mooie begrotingen presenteren en goede sier maken, maar dan verspeel ik het vertrouwen van de Kamer. Mijn focus ligt bij de langetermijndiscussie, want ik vind die veel belangrijker. Dan voel ik mij gesteund door het kasverplichtingenstelsel.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik ben bang dat ik de laatst overgebleven kijker nu ga wegjagen. Ik had over dit onderwerp gisteren een lang betoog. Ik heb nu een beetje een omgekeerde vraag. We hadden het net over geld dat onderbenut blijft, maar zoals men zich wellicht zal herinneren, liet ik gisteren een figuur zien. Misschien kunt u daar kort op reageren. Ik zal nog een keer herhalen waarom ik dat zo verontrustend vind. Als die figuur klopt — en volgens mij klopt die — dan krijgen we als Kamer elk jaar een worst voorgehouden. Elk jaar krijgen we te horen dat we ons geen zorgen hoeven te maken, omdat de kosten voor het staatsapparaat en voor de rijksambtenaren gaan dalen. Maar die schatting is niet zuiver en niet realistisch begroot. Ik lees dat ook in de stukken en de minister zegt zelf ook dat dat toch het uitgangspunt zou moeten zijn.

Minister Heinen:

Het is bijna zonde van de interruptie. Ik verheug me op meer debatten tussen u beiden. Ik zou nog komen op dit punt, maar ik kan dit punt ook nu beantwoorden. Specifiek bij de apparaatsramingen en de realisaties moet ook de loon- en prijsbijstelling worden meegenomen. Als je achteraf kijkt, zie je dat daar ook de loon- en prijsbijbestelling tussen zit, waardoor het lijkt alsof de uitgaven hoger zijn. Maar dan moet je wel goed kijken naar het jaar waarin die uitgaven worden gedaan. Het kan ook zijn dat er gedurende het jaar gekozen is voor extra externe inhuur. Dat is echt het debat dat u bij de begrotingsbehandelingen met de vakministers moet voeren. Wat gebeurt er in de begrotingen van de vakministers, ook in het licht van de taakstelling die zij te verwerken hebben? Het siert mij niet om nu een analyse te geven van de begrotingen van alle vakdepartementen. Maar specifiek het punt dat de heer Van Houwelingen gisteren mooi in die PowerPointpresentatie liet zien, laat zich voornamelijk verklaren door de loon- en prijsbijstelling in die begroting.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik geloof onmiddellijk dat er een verklaring voor is en dat er niet zo veel op ambtenaren bezuinigd kan worden als wij hier willen. Maar het punt is toch — wat ik ook lees in "Ruimte in de ramingen" van de Algemene Rekenkamer dat u vast wel kent — dat de ramingen realistisch moeten zijn. De Algemene Rekenkamer heeft het over "de best mogelijke inschatting". Als Kamer krijgen wij toch geen goede informatie als het elk jaar weer voor al die ministeries te rooskleurig wordt ingeschat? Dan is er iets chronisch mis — ik begrijp dat u stelselverantwoordelijk bent voor de Comptabiliteitswet — en dat is heel ernstig. Wij denken telkens dat het de goede kant opgaat, maar dat is dus niet zo.

Minister Heinen:

We hebben het afgelopen halfuur een heel debat gevoerd over hoe we dit gaan verbeteren. Bent u tevreden met de oplossingen die ik heb geschetst om dit beter in kaart te brengen?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik hoorde het wel, maar ik ben daar niet helemaal tevreden mee. Er wordt weer een commissie ingericht, ofwel een expertgroep zoals dat in Nederland heet. Maar dezelfde kritiekpunten die nu in dit debat naar voren komen, staan al in dit rapport. Dat rapport is al drie, vier jaar oud en de toenmalige minister van Financiën heeft daar ook op gereageerd. Ik las in het rapport dat de toenmalige minister van Financiën is gaan praten met de vakministers. Ik zou het wenselijk vinden om als Kamer het verslag daarvan te krijgen. Maar we herhalen dus telkens dezelfde discussie. Eerlijk gezegd heb ik er geen vertrouwen in, want waarom zou het nu wel goed gaan? Ik ben dus niet heel erg tevreden. Laat ik de vraag zo stellen: waarom zou het nu wel goed gaan als het al die jaren een probleem is dat nog steeds niet is opgelost?

Minister Heinen:

Ik functioneer op basis van het vertrouwen dat ik van de Kamer krijg. Als u zegt daar geen vertrouwen in te hebben, hebben we een heel ander debat. Maar ik snap het punt dat de heer Van Houwelingen maakt heel goed. Ik kan niet voor mijn voorganger spreken, maar ik zie het probleem, ik bied hier de oplossingen en ik zet er ook druk achter door hierover te praten vóór de Voorjaarsnota. Ik zie ook wel dat als je dat daarna doet, die twee discussies elkaar dwars gaan zitten. Het oordeel dat u uiteindelijk velt, wat de uitkomst is en wat deze minister ermee moet doen, laat ik aan uw zijde. Ik zie dat met spanning tegemoet.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Mag ik dan tot slot zelf ook een suggestie doen? Ik zie dat al die Prinsjesdagbegrotingen vaak te rooskleurig zijn als het om de kosten van het staatsapparaat gaat. Ik heb gisteren een betoog gehouden waarom ik dat verontrustend vind. Is het niet mogelijk om voortaan — ik zou dat zelf in ieder geval heel fijn vinden — in de begrotingscyclus niet van het laatste jaar, maar van de voorafgaande drie à vier jaar de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven in tabellen te krijgen? Dat is een betere voorspeller — dat heb ik gisteren laten zien — voor de toekomstige uitgaven dan de ramingen. Misschien is het wat te snel voor de minister om daar nu gelijk op te antwoorden, maar wellicht kan hij daarover nadenken. Ik zou het heel erg op prijs stellen als de minister voortaan, ook van de andere departementen, standaard in die tabellen — dus niet alleen in de ramingen — de gerealiseerde uitgaven in de afgelopen jaren kan geven, zodat wij zelf dat soort trends kunnen zien en doortrekken en kunnen zien dat de kosten van bijvoorbeeld het ambtenarenapparaat alleen maar blijven stijgen. Want dat is wat er gebeurt.

Minister Heinen:

Eigenlijk vraagt de heer Van Houwelingen naar een jaarverslag en een slotwet, waarin ik de realisatie presenteer in tabellen. Dat doen we de afgelopen tientallen jaren al. Daar is hij kennelijk niet tevreden mee, maar daar staan de realisatiecijfers in.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Excuus, ik verduidelijk het even. Ik begrijp dat ik het kan opzoeken. Dat hebben wij ook gedaan; ik heb dat laten zien. Maar ik denk dat ik niet alleen voor mezelf praat, maar ook voor anderen. Ik vind die ramingen niet zo interessant, want gebleken is dat je die niet kunt vertrouwen. Dat heb ik gisteren aangetoond. Wat ik wel interessant zou vinden en wat iedereen veel tijd zou besparen, is als we in plaats van die ramingen — waar ik toch niet veel mee kan — de trends krijgen van de afgelopen paar jaar. Wat is bijvoorbeeld daadwerkelijk uitgegeven voor het apparaat van VWS bij een bepaalde begroting? Dat zijn gerealiseerde uitgaven, dat zijn harde cijfers, want dat is daadwerkelijk uitgegeven. Misschien kan de minister overwegen om dat voortaan toe te voegen aan de Miljoenennota.

Minister Heinen:

We hebben nu natuurlijk nog geen realisatiecijfers, maar ik snap waar de heer Van Houwelingen naar op zoek is. Hij zegt eigenlijk: "Maak het plaatje dat ik nu heb gemaakt voor mij" — dat bedoel ik niet flauw — "want nu moet ik er zelf naar op zoek. Het zou mooi zijn als we die inzichten al hebben." Laat mij erop terugkomen hoe wij dit in de slotwet en de jaarverslagen vormgeven, zodat je kunt zien wat is gerealiseerd en wat de oorspronkelijke verklaring was. Het is het makkelijkst om de slotwet en de begrotingen naast elkaar te leggen, maar als ik de heer Van Houwelingen hoor, vraagt hij om dat meer integraal te presenteren. Laten we dat ook meenemen in het debat dat we voeren over de begrotingssystematiek en over hoe we de begroting kunnen verbeteren. Ik kom nog met een uitgebreide brief over hoe ik uw Kamer beter kan informeren over de begrotingen en hoe we die transparanter, leesbaarder en herleidbaarder kunnen maken. Daar kom ik nog uitgebreid op terug. Dan pakken we dit punt ook op.

Voorzitter. Ik kom bij de heer Van der Lee. Hij heeft gevraagd of er sprake is van een versoepeling ten aanzien van het begrotingstekort waar wij op sturen. Dat is niet het geval. Wij hebben in het hoofdlijnenakkoord gezegd: maximaal 2,8%. Daar hebben we de financiële tabellen op aangepast. Die heb ik vertaald in de begrotingen. Daarop hebben wij de uitgaven en het lastenkader vastgesteld. Vanaf nu doet het trendmatig begrotingsbeleid z'n werk. Nou hebben we natuurlijk ook te maken met andere begrotingsnormen. Dat zijn Europese begrotingsnormen. Als je door de 3% schiet, zal je moeten ingrijpen. Dat is de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact. Daar hebben wij ons wel aan te houden.

Voorzitter. Mevrouw De Vries en de heer Flach hebben gevraagd hoe het kan dat de SZW-begroting zo groeit met deze lage werkloosheid. Wat gaan wij doen om de socialezekerheidsuitgaven in zowel de SZW-begroting als de VWS-begroting beheersbaar te maken? In de eerste plaats bevat de SZW-begroting meer dan alleen werkloosheidsuitkeringen. Die zijn inderdaad lager omdat de werkloosheid historisch laag is. Maar die begroting bestaat uit meerdere elementen. De AOW is daar een grote van. Je ziet inderdaad in de begrotingen van zowel VWS ... Excuus, Volksgezondheid, voorzitter. Je ziet inderdaad in de begrotingen van Volksgezondheid en van Sociale Zaken dat de vergrijzing sterk drukt op die begrotingen. We worden ouder. De mediane leeftijd schuift op. We worden ouder in leeftijd, we leven langer, en de mediaan schuift op. Dat heeft gevolgen voor de rijksbegroting want naarmate we ouder worden, nemen de uitgaven aan pensioenen en aan zorg toe. Op hogere leeftijd maken we namelijk meer zorgkosten. Dat zie je nu ook op die begrotingen.

Ook hier zet dit kabinet een eerste stap. Ook op de SZW-begroting vinden ombuigingen plaats. Dat is nog los van de subsidietaakstellingen. Wat betreft de WW bijvoorbeeld zal de minister van Sociale Zaken ook met plannen komen, op basis van de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord. Ook op VWS-gebied worden er maatregelen genomen. In de eerste plaats is dat het verlengen van het Integraal Zorgakkoord. In het verkleden noemden we het hoofdlijnakkoorden. Dat is om ook de budgettaire beheersbaarheid in de zorg goed te houden. Daarnaast zijn er nog tal van andere maatregelen, zoals onafhankelijke indicatie bij ongecontracteerde wijkverpleging en het versnellen van de digitale zorg in de wijkverpleging en de Wlz. Er zijn tal van maatregelen. Maar ik zou ook zeggen: voer dit debat vooral met de minister van VWS. Die zit natuurlijk veel beter in deze materie. Maar ik geef gelijk toe dat er ook hier meer nodig zal zijn in de toekomst, ook in het licht van de vergijzing.

Verder vroeg mevrouw De Vries op het thema vergrijzing naar het WRR-rapport over vergrijzing in Europa. Ik ben blij dat mevrouw De Vries hiernaar verwees. Dat is een heel mooi rapport. Ik heb hem vorige week in ontvangst mogen nemen en ook met de auteurs mogen spreken. Die openen hier een belangrijke discussie, waarvan het leek alsof die een beetje weg was. Maar deze discussie is zeer relevant voor Europa. Want wat zien we gebeuren? We zitten op een vergrijzend continent. Dat snijdt aan twee kanten. Aan twee kanten gaat dat ons in puur economische zin pijn doen. Het is natuurlijk wel heel mooi dat we ouder worden. Laat dat vooropstaan. Maar dat leidt wel tot hogere uitgaven en een kleiner arbeidspotentieel, waardoor onze productiviteit ook onder druk staat. We krijgen dus minder geld binnen en de kosten nemen toe. Dat gaat knellen. Dat zie je aan hogere begrotingstekorten.

In Nederland hebben wij dit vrij goed op orde, want wij hebben de pensioenleeftijd in het verleden gekoppeld aan de levensverwachting, waardoor wij onze overheidsfinanciën vergrijzingsbestendig hebben gemaakt. Dit zijn verschrikkelijke ambtelijke termen, maar hiermee bedoel ik dat dit voorkomt dat we later de belastingen moeten verhogen om de pensioenen te kunnen betalen. Daarmee hebben wij dus een robuust systeem, zowel wat betreft de eerste pijler, de AOW, als de tweede pijler, waarin wij sparen. Dat is precies het punt dat bij heel veel andere landen ontbreekt. Zij sparen niet voor hun pensioenen. Dat is op het omslagstelstel gebaseerd. Daar komt dus nog een enorme vergrijzingslast aan. In het licht van de discussie die wij eerder hadden over economische groei op het Europese continent en achterlopende productiviteit, maar ik mij daar ook zorgen over. Die vergrijzing gaan we namelijk terugzien in de productiviteit en in de hogere uitgaven. De WRR zegt ook: pas op, dit gaat tot problemen leiden. Een van de zorgen waarop de WRR wees, is dat de Europese Bank gaat interveniëren en schulden gaat opkopen als het echt gaat knellen. Dan komen we echt in een economisch model waarin we ons niet willen begeven. Het is dus heel goed dat zij dit rapport hebben. Er komt binnen zeer afzienbare tijd een kabinetsreactie. Ik kijk ernaar uit om over dit onderwerp met u het debat te voeren. Ik denk dat dat ook met de minister van SZW zal zijn.

De heer Flach (SGP):

Het is bijna jammer om dit betoog van de minister te onderbreken, maar toch even mijn punt. "Onze begroting is vergrijzingsbestendig." Nou, we hebben zelfs de minister van Financiën vergrijzingsbestendig gemaakt, dus dat biedt perspectief op een lange periode van samenwerken. Maar de vergrijzing gaat nog wel even door en de minister heeft ook zelf gesignaleerd dat onze begroting er de komende vijftien jaar minder gezond uit zal gaan zien. Ik heb het gehad over de twee grootste uitgavenposten, volksgezondheid en sociale zekerheid. Welke rol gaat de minister van Financiën daarin nemen? Welke taboes gaat hij aan de orde stellen met zijn collega's van VWS en SZW om te zorgen dat die beide begrotingen over een jaar of vijftien nog steeds houdbaar zijn?

Minister Heinen:

Ik ben gehouden aan de afspraken in het hoofdlijnenakkoord en ik ga mijn collega's niks meer vragen dan daarin zit. Maar ik vind het wel mooi om met elkaar het debat te voeren over hoe we ook daar de boel beheersbaar houden. De minister van VWS en de minister van SZW hebben belangrijke beleidsagenda's op de kwaliteit van zorg en groepen in de knel. Ze hebben daar belangrijke stappen in te zetten, maar we hebben ook een grotere uitdaging en dat is de uitdaging die we net bespraken.

De zorg. We kunnen als economen hierover een heel zakelijk debat voeren, want uiteindelijk heb je drie knoppen om aan te draaien: de prijs, het volume en de kwaliteit. Het is constant zoeken naar een balans. Hoe je dat doet? Dat kan je via de marktwerking doen, maar een deel van de Kamer zal daar anders over denken. Je kan het ook via budgettering doen. Er zijn dus heel veel manieren om het te doen en daar zullen we debatten over moeten voeren. Ik meng me daar gelijk in, want ik heb natuurlijk overal een mening over. Maar ik vind het wel fair om die discussie bij de vakministers te houden, want anders ga ik me echt op hun terrein begeven. Daar zullen zij ook wat vinden en ik denk bovendien dat zij al druk genoeg zijn met het uitvoeren van het hoofdlijnenakkoord.

Over de langetermijnuitdagingen ga ik graag het debat met de Kamer aan, maar het is aan de Kamer om dat te organiseren.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik denk dat de minister van Financiën zich hier wel een beetje tekortdoet. Ik snap dat we de inhoudelijke discussies bij VWS en SZW moeten voeren, maar het heeft wel degelijk consequenties voor de totale begroting van het Rijk en dus ook voor wat wij allemaal aan belastingen en premies moeten gaan innen. Ik snap wel dat we afspraken hebben gemaakt over deze kabinetsperiode, maar ik heb in mijn bijdrage ook gevraagd naar de periode na deze kabinetsperiode. We kunnen onze ogen sluiten voor wat er dan gebeurt, maar dat plaatje ziet er niet zo heel florissant uit. Als je daar de vergrijzing nog eens een keer bij optelt, denk ik dat we wel heel negatief uitkomen. En het kan toch zeker niet zo zijn dat we dan zeggen "we gaan er over vier jaar wel weer eens naar kijken"? Ik hoop dus dat er wel nagedacht wordt over die verdere toekomst en over manieren om de begroting ook in de toekomst houdbaar te houden, ook voor de mensen in het land.

Minister Heinen:

Zeker. Sterker nog, ik kan mij niet alleen focussen op de komende vier jaar, want aan het einde van die vier jaar ... Ik zal elke keer een begroting moeten presenteren voor de komende vier, vijf jaar. Ik zal dus in 2027 en 2028 een begroting moeten presenteren die loopt tot 2032. We zullen dan dus ook met een antwoord moeten komen op die stijgende uitgaven en het oplopende begrotingstekort. Maar waar we die last precies leggen, is aan het kabinet. Daar zal die discussie gevoerd moeten worden. De begrotingen van SZW en VWS zijn ongeveer een derde, een derde. Daarbij komt nog de rijksbegroting in enge zin, waarin nog allerlei andere zaken zitten, bijvoorbeeld onderwijs, politie en infrastructuur. Ik hoef dat mevrouw De Vries niet uit te leggen. Ergens zal daarnaar gekeken moeten worden.

In het hoofdlijnenakkoord hebben wij de afspraak gemaakt dat we in de eerste plaats kijken naar de uitgaven en niet gelijk naar de belastingen. En ik zal alle doelstellingen daarin proberen te balanceren, ook die van werkenden met een middeninkomen. Die portemonnee moeten we ook beschermen. We zullen daarvoor een goede en gezonde economie moeten hebben. We zullen verder ook moeten kijken naar de noden in de samenleving en groepen in de knel.

Soms werken die doelstellingen tegen elkaar in, maar het is ons wel gelukt om het in balans te brengen. Het is mijn ambitie om dat te blijven doen en ik ben dan ook blij dat mevrouw De Vries deze vraag stelt. Als de indruk is gewekt dat ik denk "vier jaar na mij de zondvloed", dan zou dat een zeer slecht beeld zijn. Wij moeten dit structureel op orde brengen. Ik zet nu een eerste stap, maar dat zal zeker niet de laatste stap zijn. Ik voel me zeer gemotiveerd om ook die volgende stappen te zetten.

Voorzitter. Ik ben bijna aan het einde van dit thema, want er zijn nog maar een paar vragen op de zeef blijven liggen. De heer Van Oostenbruggen geeft aan dat er in de zeventiende Studiegroep Begrotingsruimte ook het element van begrotingsenveloppen zat. In de bijlage staan overigens ook de begrotingsregels waar wij ons beleid op baseren. Dat klopt, want de Studiegroep Begrotingsruimte geeft die begrotingsenveloppen inderdaad als een suggestie mee. Daar is in de formatie echter niet voor gekozen. De Kamer kan er natuurlijk altijd alsnog voor kiezen, maar dat moet dan uiteraard wel gedekt worden. Het is in ieder geval geen onderdeel van het kabinetsbeleid. Als de vraag was of hier nog wat geld zit, dan is het antwoord nee.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dat klopt en dat begrijp ik ook heel goed. Maar we kunnen natuurlijk altijd in goed overleg allerlei dingen met elkaar regelen. Wat er ook bij zat, is dat het 0% is vanwege het feit dat er in principe helemaal niets is, terwijl het gros bij juridisch verplicht staat. Ik had ook vragen gesteld over wat "juridisch verplicht" is, ook vanwege het feit dat je bij de categorie juridisch verplicht verwacht dat je het dan ook moet betalen. Daarna komt onderuitputting en dan betaal je het niet. Vandaar mijn vraag hoe die twee zich tot elkaar verhouden, want als we anders kijken naar "juridisch verplicht", dan kijken we er daarna misschien ook anders naar dat de behoedzaamheidsreserve op 0% zou moeten staan.

Minister Heinen:

Kijk, er zijn verschillende categorieën. Je hebt inderdaad juridisch verplicht. Daar wees de heer Van Oostenbruggen al terecht op. Je hebt ook bestuurlijk geboden, beleidsmatig gereserveerd en vrij te besteden. Dat is een heel aantal categorieën. Juridisch verplicht is de zwaarste categorie, die uiteindelijk ook gewoon juridisch afdwingbaar is. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat als de mensen er niet zijn, er op zo'n categorie onderuitputting optreedt. Je kunt immers geen geld uitgeven als daar geen mensen voor zijn. Maar juridisch verplicht behelst wel de gebondenheid waarin je een contract hebt met een andere partij, die zegt: dat geld gaat er wel komen. Juridisch verplicht is zoals ik al zei de hardste categorie en de aangegane verplichtingen liggen vast in de financiële administratie en worden gecontroleerd door de ADR en de Algemene Rekenkamer.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Helder, dank u wel.

Minister Heinen:

Voorzitter. Dan had de heer ...

De voorzitter:

Dat was weer een interruptie extra. We schrijven ze wel op, hoor. We schrijven ze wel op.

Minister Heinen:

Het voordeel is wel dat het dan straks heel snel kan gaan. Maar ik probeer het tempo op te voeren, voorzitter.

De heer Van der Lee vroeg ook naar zijn motie over het expliciet maken van doelen en hierover jaarlijks te rapporteren. Het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma bevatten inderdaad een aantal doelen. Die ten aanzien van armoede zijn heel belangrijk en die ten aanzien van het klimaat ook. In veel begrotingen staan ook concrete doelen, bijvoorbeeld als het gaat om het bouwen van 100.000 woningen en het halveren van de administratietijd in de zorg, en naar 20% in 2030. Ik denk dat het goed is om de discussie over doelen en waar we elkaar op afrekenen, of waar in ieder geval de Kamer het kabinet op afrekent, ook bij de begrotingsbehandelingen te voeren en daar ook aan de vakministers te vragen: welke doelen kunnen we met elkaar afspreken? Ik juich dat alleen maar toe, ook in het kader van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet, over het belang van de doelmatigheid van bestedingen. Ik ben dus blij dat we hier aan dezelfde kant van het touw trekken.

Dan had de heer Van der Lee ook nog gevraagd naar de risico's en onzekerheden voor de uitvoering en hoe dat dan in de ontwerpbegrotingen zit. Ik zal in de eerste plaats zeggen: pas op met aan economen vragen waar er risico's zijn, want dat wordt ... Ik hoor de heer Van der Lee buiten de microfoon om roepen dat juristen nog erger zijn. Ja, nou. En je dan maar afvragen waarom mensen een hekel aan ons hebben. Maar, voorzitter, je mag er toch van uitgaan, zou ik tegen de heer Van der Lee zeggen, dat bewindspersonen in hun beleid rekening houden met risico's, daar ook hun raming op bijstellen en dat dat ook onderdeel is van het debat dat de Kamer met de vakministers voert over die begrotingen. Ik ga dus geen aparte categorie in begrotingen opnemen voor worstcasescenario's.

Dan was er nog één laatste vraag binnen dit thema, namelijk over de grootte van de overheid. Die heb ik eigenlijk al met de heer Van Houwelingen in een interruptiedebatje behandeld.

Voorzitter, dan ben ik aan het einde van mijn tweede thema, de overheidsfinanciën en wilde ik gaan naar de inkomsten en de koopkracht.

De voorzitter:

Ja. Ik stel vast dat we twee uur en een kwartier bezig zijn, dat u nog drie blokjes te gaan heeft en dat we daarna ook nog twee andere bewindspersonen in de aanbieding hebben. Ik vrees dat het dan toch een beetje laat gaat worden. Hoezeer ik ook geniet van de mooie betogen van de minister, zou ik hem toch willen vragen om beknopt te willen reageren, zodat we na de eerste termijn wellicht kunnen schorsen voor het diner.

Minister Heinen:

Voorzitter, u legt hier mijn strategie bloot, want ik lok natuurlijk heel veel interrupties uit om daarna, als de Kamer door de interrupties heen is, het tempo te kunnen opvoeren. Maar ik heb de moeilijke onderwerpen aan het begin geplaatst, om niet flauw te zijn tegen het einde.

Voorzitter. Dan de inkomsten en de koopkracht. Ik ga daar wel een paar algemene punten over zeggen, maar ik heb ook uw oproep gehoord. Die valt eigenlijk samen te vatten als "mand!", heb ik gisteren geleerd. Dus ik ga het tempo opvoeren.

Het kabinet investeert fors in lastenverlichting, in de eerste plaats voor werkende middeninkomens. Dat doen we door het verlagen van de inkomstenbelasting, op een manier waardoor werken meer gaat lonen. Ook zorgen we ervoor dat de armoede niet oploopt, door bijvoorbeeld de huurtoeslag en het kindgebonden budget te verhogen. Het kabinet helpt mensen die in de knel zitten, bijvoorbeeld door problematische schulden aan te pakken. Dat zie je niet rechtstreeks terug in de koopkrachttabellen, maar dat maakt wel echt het verschil voor mensen aan de keukentafel. Daarnaast draaien we ook lastenmaatregelen terug die ondernemers dwarszitten en ons vestigingsklimaat schaden. Het eerlijke verhaal is ook dat hier lastenverzwaringen tegenover staan. Die zijn niet leuk, maar wel noodzakelijk om de rekeningen netjes te kunnen betalen en investeringen te kunnen doen. Het belangrijkste uitgangspunt is wel dat er onderaan de streep een nettolastenverlichting is en dat die lasten ook echt omlaaggaan.

Voorzitter. Er waren veel vragen over de koopkracht en de infasering. Dat klopt. Er is inderdaad voor gekozen om de koopkracht in te faseren. De heer Hasekamp van het Centraal Planbureau heeft ook gezegd dat dat verstandig is. Dat hebben we om twee redenen moeten doen. Ten eerste levert het een mooier koopkrachtplaatje op over de gehele kabinetsperiode. Als je alles in één keer uitgeeft, dan zie je eigenlijk zo'n hartslagmonitor met een flatline. We hebben geprobeerd dat mooier over de tijd te verdelen, zodat je een mooier koopkrachtbeeld hebt. Dat in de eerste plaats. In de tweede plaats lost het ook een probleem op, doordat het ruimte vrijmaakt om tegenvallers in het kader van box 3 op te vangen. Ook in het licht van de discussie die de heer Van der Lee voerde, laten we die in 2024 in het saldo lopen, omdat we daar veel ruimte voor zagen. In 2025 en 2026 gaat het om tegenvallers van 1,7 miljard en nog eens 1,7 miljard. Die moeten wel netjes gedekt worden. Doe je dat niet, dan heb je echt een probleem met je begrotingssaldo. Dan ga je door die 3% heen. Ik was niet van plan dat te doen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

We kunnen verschillende politieke keuzes maken, maar het is volgens mij technisch gezien mogelijk om dit jaar een fonds op te richten waarin het totale bedrag wordt gestort dat nu wordt berekend als zijnde de tegenvaller in box 3. Het kan gaan over de jaren die gepasseerd zijn. Dat is die 6,4 miljard. Dat doet het kabinet zelf al. Voor de komende twee jaar is het in ieder geval ook voorzien. Volgens mij is het 1,7 miljard in 2025 en 1,8 miljard in 2026. Dat staat in de antwoorden op de feitelijke vragen. Dat wijkt trouwens af van wat er in de Miljoenennota staat, maar dat terzijde. Maar dat is technisch mogelijk. Erkent de minister dat?

Minister Heinen:

De heer Van der Lee lijkt voor te sorteren op een begrotingsfonds waar ook echt daadwerkelijk cashgeld in zit, dat we dan op de plank hebben staan. De begrotingssystematiek die wij hebben en de begrotingsfondsen hebben meer te maken met hoe je omgaat met oneindige eindejaarsmarges en hoe je geld in de tijd zet. We noemen het een fonds. Mensen denken dan dat we een potje hebben waar het geld in zit. Dat is niet het geval. Ik hoor de heer Van der Lee buiten de microfoon roepen dat hij dat niet bedoelt. Alles is technisch mogelijk, maar ik ben het niet van plan. Dat is het korte antwoord.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dan kom ik toch nog even terug op het punt dat ik daarstraks maakte. Ik vind het bizar en onrechtvaardig dat mensen als de thuiszorgmedewerker die minimumloon verdient er maar €1 per maand bij krijgen, mede als gevolg van het feit dat de algemene heffingskorting met €335 is verlaagd. Die verlaging is voor een belangrijk deel bedoeld om die 1,7 miljard in 2025 en 1,8 miljard in 2026 mee te financieren, terwijl we hebben geconstateerd dat er de afgelopen tien jaar 88 miljard meer is binnengekomen dan geraamd en er voor 2024 een grotere meevaller wordt verwacht, een echt grotere. In dat opzicht telden die CBS-cijfers echt wel, want het is niet zo dat dat even gevuld wordt door die extra uitgaven van 26 miljard. Het is technisch gewoon mogelijk en politiek rechtvaardig om de hele tegenvaller in het saldo van 2024 te laten lopen. Dan komt u in de verste verte niet bij de 3%-grens. We weten zelfs niet eens zeker of het dit jaar een tekort wordt. Als het dat al wordt, dan wordt het een klein tekort. Dan ontlast u mensen die nu echt in de knel zitten. Het is een politieke keuze om dat niet te doen. Het zou een rechtvaardige keuze zijn om het in het saldo van 2024 te laten lopen. Gelukkig zijn er andere oppositiepartijen die dat ook vinden.

Minister Heinen:

Deze moet ik even ontrafelen. Een groot deel van de tegenvaller valt inderdaad in 2024, maar een ander deel vindt plaats in 2025 en 2026. Dat is deze kabinetsperiode. Ik ben dus geconfronteerd met tegenvallers die binnen deze kabinetsperiode vallen. Ik had graag gehad dat die al waren opgelost, maar ik had dat met mijn collega's ineens op te lossen. Er waren overigens meer openstaande rekeningen die wij moesten dekken. Dat was een onaangename verrassing, zeg ik er met alle respect naar mijn voorgangers bij. Ik moet die tegenvallers wel dekken. Deze minister zal tegenvallers dekken, of u dat leuk vindt of niet. Ik zag ook het A4'tje van de heer Van der Lee. Hij zei: wij hebben dekking. Op het A4'tje stond vervolgens "dekking: laat het in het saldo lopen". Het in het saldo laten lopen, is geen dekking. Dan verhoog je de staatsschuld en dat vind ik onverstandig. Ik snap waar de heer Van der Lee vandaan komt. Het past ook wel een beetje in hoe er eerder begrotingen werden opgesteld: dek het bij de lasten en laat het in het saldo lopen. Ik ben dat niet van plan. Tegenvallers moeten worden gedekt. Dat blijf ik ook doen, zowel aan de inkomstenkant als aan de uitgavenkant.

Voorzitter. Als we dan kijken naar hoe box 3 is gedekt, zien we dat dat langs een aantal lijnen is gedaan. Dat was ook een vraag van Van der Lee. Dat gaat namelijk via het geleidelijk infaseren van de koopkrachtenveloppen. Dat geeft ook een mooier koopkrachtbeeld over de kabinetsperiode. Daarnaast halen we de geplande verhoging van de AWf-premie naar voren, draaien we de verlaging van de box 3-tarieven terug en verhogen we de premie van de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Zo hebben we geprobeerd de lasten eerlijk te verdelen over verschillende belastingcategorieën. Onder aan de streep verhogen we de belasting niet; het komt nog steeds op nul uit.

Ik wil er wel op wijzen dat box 3 mensen betreft van wie de rechter heeft gezegd: die hebben te veel belasting betaald. Ik vind a dat we de rechtsstaat hebben te respecteren — dat moeten we teruggeven — en b om nou te zeggen: het zijn cadeautjes aan vermogenden … Voor al dat spaargeld is ongelofelijk hard gewerkt en daar is belasting voor betaald. Aan mensen van wie de rechter zegt "u heeft te veel belasting betaald", moeten we dat teruggeven. Als je kijkt naar het aantal personen dat daarvoor in aanmerking komt, zie je dat het vooral de onderkant is van de inkomensverdeling, qua personen. Als je kijkt naar de omvang van het bedrag, zie je inderdaad dat dat meer aan de bovenkant zit. Maar het zit in alle inkomenscategorieën, want iedereen heeft spaargeld. Dat moeten we gewoon teruggeven. Ik ben ook van plan om mij gewoon aan de uitspraak van de Hoge Raad te houden.

Voorzitter. Dat was een beetje uitlokking, maar er komt nog een interruptie aan, zo te zien.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, omdat dit gewoon een karikatuur is. Mensen die sparen, zijn al gecompenseerd. Het gaat hier om mensen die beleggingen hadden. Ik respecteer de uitspraak van de Hoge Raad. Maar dit betekent dat mensen over de afgelopen jaren slechte jaren vergoed krijgen, terwijl zij daar in hele goede jaren amper belasting over hebben betaald. Dat is de consequentie van een box 3-regeling die gewoon niet goed is. We slagen er maar niet in om die te verbeteren en dat vind ik een groot probleem. Tegelijkertijd is het natuurlijk zo dat een heel groot deel van dat bedrag, de helft, gaat naar mensen die drie keer modaal verdienen. Dat maakt het zo onrechtvaardig dat de minister van Financiën dekking zoekt bij mensen die op minimumloon en vlak daarboven zitten. Dat ís niet nodig. Het is niet zo dat ik alleen maar zeg: je moet de tegenvaller in het saldo van 2024 laten lopen. Dit hele probleem is veroorzaakt in een ver verleden. Er is ruimte in dat saldo. Het naar voren halen van de lastenverplichting dek ik uit de maatregel die nota bene komt uit de doorrekening van het verkiezingsprogramma van de VVD, namelijk het inperken van de verliesverrekening. Daar heb ik de minister helemaal niet over gehoord. Hij wil er volgens mij niet aan herinnerd worden dat de VVD dat zelf bepleitte. U maakt hele onrechtvaardige keuzes, die niet nodig zijn. Ik roep u op om dat te veranderen.

Minister Heinen:

Tegenvallers laat ik niet in het saldo lopen; punt. Tegenvallers moeten gewoon gedekt worden. Bij het zoeken naar de oplossing hebben we geprobeerd de verschillende doelen te verenigen. Daarbij moet de heer Van der Lee wel het hele verhaal vertellen. Hij kan één maatregel eruit trekken, maar we hebben gestreefd naar een evenwichtig koopkrachtbeeld, waarin werkenden en middeninkomens er het meest op vooruit moeten gaan. Dat is gelukt en proberen we in balans te houden met ook een andere doelstelling, namelijk dat de armoede niet oploopt. Los van de koopkrachtplaatjes zetten wij ook beleid in dat gaat om groepen in de knel. "Groepen" klinkt wat onaardig, maar er zijn mensen die in de knel zitten en bij wie het niet helpt om te zeggen: ik verlaag uw belastingtarief. Als jij zit met hoge schulden en onbetaalbare energierekeningen en het kabinet komt aan met "ja, maar uw koopkracht in dat kwartiel en die tabel stijgt met 0,1%", helpt dat mensen niet. We voeren ook specifiek beleid. Partijen hebben er flink voor geknokt om dat in het hoofdlijnenakkoord te krijgen. Daarbij moet je denken aan het helpen bij problematische schulden, aan het betalen van de energierekening via een energiefondsverlenging, aan gratis schoolmaaltijden. Ik kom er straks nog uitgebreid over te spreken, maar het is een heel pakket aan maatregelen met het doel om mensen te helpen en om dat evenwichtig te doen. Dat doe je voor middeninkomens in de eerste plaats en mensen aan de onderkant die in de knel zitten en dat doe je ook op een manier waarop werken nog steeds gaat lonen. Dat was best een uitdaging, omdat het ook tegengestelde doelen zijn. Ik ben er zeer trots op dat het wel gelukt is om dat evenwicht aan u te kunnen presenteren. Op de oplossing in box 3 en de systematiek die daarachter zit, zal de staatssecretaris van Belastingdienst en Fiscaliteit nader ingaan.

De heer Dijk (SP):

Dit is natuurlijk wel onwijs moeilijk om uit te leggen als in augustus mensen er nog allemaal flink op vooruit zijn gegaan, waarna in september juist mensen met een bijstandsuitkering er 1,2% op achteruit zijn gegaan in één maand tijd. En de 20% laagste inkomens zijn er 0,9% op achteruit gegaan ten opzichte van augustus. Dat zijn die hardwerkende Nederlanders, dat zijn de schoonmakers, dat zijn de mensen die in de huishoudelijke zorg werken, dat zijn de conducteurs — om maar gewoon even een paar groepen te noemen. Dat is in één maand tijd gebeurd. En dan heeft de VVD het hier over hardwerkende Nederlanders. Deze minister kakelt dat verhaal gewoon na. Is die schoonmaker geen hardwerkende Nederlander? Of die mevrouw of meneer die in de huishoudelijke zorg werkt? Is die geen hardwerkende Nederlander? U heeft het heel leuk over middeninkomens, maar dat is meer een trucje om mensen tegen elkaar op te zetten. De categorie van de 20% laagste inkomens en de mensen die recht hebben op een uitkering, horen ook tot die werkende klasse. Die zijn op zoek naar een baan, waarbij ze voldoende betaald krijgen. Als dit kabinet het zo opneemt voor hardwerkende Nederlanders, zou ik graag horen waarom het dan de inkomenscategorie waarin die keihard werkende schoonmakers en thuiszorgwerkers zitten, laat vallen.

Minister Heinen:

In de eerste plaats ben ik in de constructieve houding die ik aanneem in dit debat blij te horen dat de heer Van Dijk niet streeft …

De voorzitter:

Dijk.

Minister Heinen:

Excuus. We komen er wel. Het liefst zou ik gewoon "Jimmy" zeggen, want we spreken elkaar ook weleens achter de schermen. Maar dat is niet netjes in dit debat. Ik ben blij dat de heer … ehm, eh … de heer Dijk! Jongens, er lopen hier te veel "Dijken" rond! Ik ben blij dat de heer Dijk aangeeft dat hij niet wil dat we mensen tegen elkaar op gaan zetten. Daar ben ik het zeer mee eens, maar ik zou dan ook oproepen om te stoppen met praten over "die rijken", "de graaiers", "het grootkapitaal" en met het gebruiken van dat soort krachttermen. Uiteindelijk leven we in één land. We zijn één samenleving. Er zijn inkomensverschillen. Dat hoeft niet altijd erg te zijn, maar we proberen dat wel netjes te doen in dit land. En inderdaad, mensen die buiten de boot vallen, ziek zijn of niet kunnen werken, moeten wel ook gewoon een fatsoenlijk leven kunnen leiden. Dat streven wij allemaal na. Straks komen we nog specifiek te spreken over armoede. Iedereen die een baan heeft, werkt zich helemaal het schompes. En ook als je geen baan hebt, kun je je alsnog helemaal … Ik kan hier krachttermen gebruiken, maar dat zal ik niet doen. Maar ook als je geen baan hebt, kan het zijn dat je heel hard werkt. Er zijn ook mensen met vrijwilligersbanen, mensen die mantelzorg leveren of mensen die thuis het hele huishouden draaien die snoeihard werken. Ik prijs al die mensen die hun mouwen opstropen en bijdragen aan deze samenleving.

Dan kijk ik naar koopkracht. Wat het lastig maakt in deze discussie, is dat we elkaar helemaal bevechten met allemaal tabellen. Elke tabel laat weer een andere werkelijkheid zien. Wij hebben onze koopkrachttabellen. Daar staan allemaal plussen in. Dat proberen we netjes te doen en we proberen er wat betreft armoede ook nog een plus op te zetten. Dan heb je het CPB: dat heeft ook weer koopkrachttabellen. En daar slaan we elkaar dan weer mee om de oren. Je hebt ook de Nibud-cijfers. Uiteindelijk is de afdronk van deze discussie dat elk huishouden anders is. Dat laat zich niet in Excel vatten. Het laat zich ook niet meten. Natuurlijk, er is altijd een voorbeeld aan te halen van iemand die tussen wal en schip valt. Dat is vreselijk, maar het enige wat de overheid kan doen, is proberen om het beleid zo netjes mogelijk en zo eerlijk mogelijk vorm te geven. En dat is ook wat wij in dit hoofdlijnenakkoord doen. De heer Dijk kan natuurlijk altijd een voorbeeldhuishouden aanhalen, en dan ga ik weer een voorbeeldhuishouden aanhalen dat daartegenover staat. Dat brengt mensen niet verder. Beoordeelt u ons op het beleid dat wij voeren. We nemen allerlei maatregelen om mensen met een middeninkomen erop vooruit te laten gaan. Maar wij kijken ook of wij beleid kunnen voeren dat je niet in de koopkrachtplaatjes terugziet. Het eigen risico is daar een voorbeeld van. Dat zie je niet terug in de koopkrachtplaatjes, maar aan de keukentafel maakt het echt wel een verschil of je de rekening van je dokter kunt betalen. Hetzelfde geldt voor de energierekening. Hetzelfde geldt als je in de shit zit omdat je schulden hebt. Daar proberen we allemaal naar te kijken. Mevrouw Van Dijk heeft hier ook vragen gesteld over de waarde van koopkrachtplaatjes. Daar kom ik straks nog op. Ook dat debat ga ik graag met u aan, want uiteindelijk zijn die wel een benadering van de werkelijkheid, maar nooit de echte werkelijkheid. Er zitten altijd mensen achter. De situaties verschillen. Dat is het eerlijke verhaal.

De heer Dijk (SP):

Wij halen deze cijfers niet zomaar ergens vandaan. Die komen voor een groot deel van het kabinet zelf. De rijkste 80% gaat erop vooruit en de armste 20% niet: dat is gewoon een waarheid als een koe. Ik vind dat een ontzettend onsolidaire en onrechtvaardige keuze.

Nu ik hier toch sta: kinderen in de armoede. U noemde het net ook. We kunnen het gaan hebben over hardwerkende Nederlanders. We kunnen het over van alles en nog wat gaan hebben. Overigens heb ik het woord "graaier" zelf nooit genoemd. We kunnen inderdaad heel erg van mening verschillen over de manier waarop we onze samenleving en onze economie moeten ordenen, maar ik vind het nogal wat dat in dit land 150.000 kinderen in armoede opgroeien. Ik vind dat nogal wat. Ik zei het net ook al: als recordwinsten op recordwinsten worden gemaakt, dan mogen we toch van een kabinet dat zegt er voor alle mensen te zijn, verwachten dat om solidariteit wordt gevraagd? Laat ik nou niet het woord "graaier" gebruiken, maar spreken van miljonairs, van die torenhoge winsten. Ik wil deze minister vragen waarom niet is gekozen voor solidariteit. Ik heb het in eerste termijn geprobeerd bij de PVV en ik heb geprobeerd om het bij de minister-president voor elkaar te krijgen, maar ik krijg eigenlijk geen antwoord. Waarom is er in een van de rijkste landen van de wereld niet voor gekozen om die 150.000 kinderen uit de armoede te halen en daaraan meer geld te besteden?

Minister Heinen:

Voorzitter, ik ga straks tempo maken, maar bij het voorbereiden van dit debat heb ik mij voorgenomen om specifiek bij dit onderwerp wat langer stil te staan, omdat het een heel belangrijk onderwerp is. Dan denk ik niet alleen als econoom, aan cijfers of aan politici onderling, maar dan denk ik ook gewoon als een vader die ziet dat kinderen niet in armoede moeten opgroeien. Kinderen verdienen een warm nest, liefde en een mooi toekomstperspectief. Laten we dat vooropstellen. Dat vinden wij hier allemaal; daar zit geen licht tussen. De vraag is hoe we dat bereiken. Ja, u kunt het beeld oproepen dat dat niet zo is, en ik snap dat. In het politieke debat is dat mooi, maar niemand in deze zaal denkt "wat mooi dat kinderen in armoede opgroeien".

Ik wil een paar nuances plaatsen, en dan kunnen wij het politieke debat weer hervatten.

In de eerste plaats denk ik dat het goed is om te beseffen dat de afgelopen tien jaar een enorme daling van de kinderarmoede heeft plaatsgevonden. Dat betekent niet dat we er zijn. Dat betekent niet dat we op onze luie kont moeten gaan zitten. Maar ik vind ook dat we moeten waarderen wat er wél goed gaat. We zien dat de kinderarmoede is gehalveerd. Er zijn zo'n 150.000 tot 200.000 kinderen uit de armoede gegaan. Het is een hele prestatie dat dat in heel moeilijke jaren gelukt is. Elk kind dat uit de armoede gaat, is er één. Dat moeten we vieren. We zijn pas tevreden als nul kinderen in armoede leven, maar laten we ook kijken naar wat er wél goed gaat. Dit is een enorme prestatie, zeker in vergelijking met de omringende landen. Het is goed dat we dit in beeld hebben en daar beleid op maken.

Daarnaast is het goed om te beseffen wat voor land Nederland überhaupt is. Ik kijk naar een paar elementen. Nederland heeft in Europa een van de laagste risico's op armoede en sociale uitsluiting. Dat is ook iets wat we echt moeten prijzen: we hebben een samenleving waarin we dit echt tot het minimale hebben beperkt. Daarnaast, als het gaat om sociale mobiliteit: die is een van de hoogste. Daar is onlangs nog een mooie studie over gepubliceerd: Kan je van een dubbeltje een kwartje worden? Negen van de tien kinderen ontgroeien de armoede weer. Dat is wat we uiteindelijk allemaal willen: je moet uit die armoede. En ik leef in een land, godzijdank, waar dit ook mogelijk is. Ik vind dat we dat ook moeten erkennen, dat dit goed gaat in dit land. En ik zei het al: dat neemt niet weg dat we nu op onze lauweren kunnen rusten en kunnen zeggen "dan zijn we er". Ik denk wel dat we het debat aan moeten gaan over hoe wij die laatste 150.000 — en dat zijn ze vast niet allemaal — uit de armoede halen. Dan kunnen we twee dingen doen. We kunnen hier heel stoer — en dat doen we ook, dit kabinet, en dat moet ook — zeggen: we gaan de huurtoeslag en het kindgebonden budget verhogen. Je ziet in de armoedecijfers terug dat daardoor duidelijk de armoede daalt. Maar ik denk dat we echt ook moeten kijken naar wat er speelt achter de voordeur. Ik kan hier een koopkrachtplaatje presenteren, nog 100 miljoen bij het kindgebonden budget gooien en zeggen "kijk eens ...", maar vaak is de problematiek achter de voordeur veel ingewikkelder. Dat kunnen problematische schulden zijn. Het kan zijn dat iemand de energierekening niet kan betalen. Dan kan ik wel meer geld geven, maar ik bereik die kinderen dan niet. Dáár moeten we naar gaan kijken: hoe zorgen we nou dat die kinderen een goed leven hebben? Daarom heeft dit kabinet ook bijvoorbeeld beleid als het gaat om gratis schoolmaaltijden. Dat zie je niet terug in koopkrachtplaatjes, maar het zorgt er wel voor dat kinderen niet met honger op school zitten. Dat is eigenlijk het type beleid waar we naartoe moeten. We zijn ook in overleg met gemeentes om te kijken of we dit ook goed in beeld krijgen. Ik doe dat ook graag met gemeentes, omdat je dan specifieker in beeld hebt wat er gebeurt. Dat zie je niet hier in Den Haag. Ik weet niet wat er in Emmeloord of in Groningen gebeurt. Dat weet de gemeente, die kan dat specifieker zien. We hebben daar een afgrijselijke term voor, de "domeinoverstijgende aanpak kinderarmoede". Ambtelijke termen, maar daarvoor zitten er ook weer mensen die gepassioneerd voor de overheid werken en proberen te kijken hoe we dit probleem kunnen oplossen. Daar zit vaak een multiproblematiek achter. Ik zou zo graag de discussie willen voeren over hoe we dat gaan oplossen, in plaats van "gooi er 100 miljoen tegenaan; de indicator in de Excelsheet gaat dan naar beneden en dan kunnen we weer blij zijn met elkaar". Hiermee gaan we die laatste groep kinderen waar we nog niet tevreden over zijn, niet helpen.

Voorzitter, dit was een lang antwoord. De volgende zullen kort zijn.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Armoede en rijkdom kun je niet los van elkaar zien. Dat heeft namelijk met verdelingsvraagstukken te maken. En deze minister van Financiën heeft natuurlijk gelijk dat er aan armoede en kinderarmoede heel veel dingen hangen die niet alleen maar met geld te maken hebben. Maar in essentie is het wel een kwestie van "is er genoeg geld in een gezin voor een kind, ja of nee?". Dat is nu niet het geval voor 150.000 kinderen. Dan is dit antwoord, dat heel veel mensen in armoede al jaren horen, veruit onvoldoende. En als deze minister van Financiën zegt dat het zo belangrijk is dat wethouders op lokaal niveau, die de situatie beter kennen, aan de slag gaan ... Práát dan met die wethouders. Ze zullen allemaal zeggen: wat we hebben gedaan de afgelopen jaren is pleisters plakken; er moet een structurele oplossing komen voor het tekort aan geld in gezinnen met kinderen. Daar begint het. Dus dit is nog niet eens een half antwoord. U kunt dit antwoord geven, maar als niet het geld erbij komt om de kern van het probleem van armoede op te lossen, is dit niet eens een half antwoord. Het zou het halve antwoord geweest zijn als er wel centen waren om die armoede op te lossen. Dat is er niet, en daarom vraag ik deze minister van Financiën, maar ook de rest van de Kamer, dit: als het gaat over geld dat niet uit te geven is, bij Economische Zaken, bij Defensie, laten we dan dat geld, die "boeggolf" zoals u dat noemt, hieraan uitgeven, zodat we dit probleem van 150.000 kinderen in armoede kunnen oplossen. Het is zo cruciaal voor mensen in hun leven. Want u zei het net: met sociale mobiliteit kunnen ze zich eruit vechten of eruit groeien, maar we zien ook dat mensen uit de lage inkomenscategorieën 8 jaar korter leven en 25 jaar in een mindere gezondheid. Dat begint vanaf dag één, en dan altijd bij kinderen. Dus nogmaals het verzoek aan deze minister van Financiën: kunnen we hiervoor extra geld uitgeven, ja of nee?

Minister Heinen:

Het is bijna een liberaal betoog, want het begint inderdaad bij de wieg en die kansengelijkheid: zorg dat iedereen een goede start heeft. Daar vinden wij elkaar. Het kabinet doet dus ook al aan beleid als de verhoogde huurtoeslag en het kindgebonden budget, specifiek beleid, gratis schoolmaaltijden. Dat is het beleid dat wij al doen. Als we dat niet hadden gedaan, dan was die armoede gestegen. Dus we doen wel degelijk wat. Dat neemt dan niet weg dat we nu niet kunnen stoppen met dat beleid. En het ambitieniveau van het kabinet op dit punt is ook oneindig, maar we moeten het per keer bezien. De middelen zijn niet oneindig, dus we maken keuzes hierin. Dit zijn de keuzes die wij nu hebben gemaakt. Dat ontslaat ons niet van de plicht om ook verder te gaan. Maar ik roep er wel toe op: laten we dan ook kijken hoe we die gezinnen waar het misgaat, echt kunnen helpen. Dat begint niet met eerst hier, nu, een toezegging als "gooi er maar weer een bak geld heen". Dat begint met: wat is de echte problematiek en hoe los je die op? Vaak is dat meer dan alleen geld. Het geld zal een element van de discussie zijn. Dat erken ik. Maar je kunt nu niet met één pennenstreek zeggen: probleem opgelost.

De heer Dijk (SP):

Ik ga mijn laatste interruptie hier toch aan besteden. Ik heb het keer op keer geprobeerd, bij de PVV, eerder bij de BBB, bij minister Schoof en nu bij deze minister van Financiën. Uiteindelijk, als je het afpelt, is het antwoord op de vraag waarom er niet meer geld aan uitgegeven is, nu ook weer: dit zijn de keuzes die we hebben gemaakt en we laten het bij de aantallen zoals ze zijn. Ik vind dat, in een van de rijkste landen, zeer verwijtbaar.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Een ander probleem, dat vaak voorkomt achter de voordeur bij de mensen waar we het zojuist over hadden, is bewegingsarmoede. We weten gewoon dat die kinderen vaak minder bewegen. Er is meer overgewicht. Maar we gaan wel de btw op sport verhogen. Ik snap die keuze gewoon niet, gezien het integrale verhaal in het regeerakkoord waar we eigenlijk met Nederland naartoe willen. Kan de minister nog eens haarfijn uitleggen waarom nou juist deze keuze is gemaakt?

Minister Heinen:

Ik moet even schakelen van een debat over kinderarmoede, wat ons allemaal na aan het hart ligt, naar bewegen en in relatie daartoe de btw-verhoging die ook in het hoofdlijnenakkoord staat. De heer Vijlbrief noemde dit het "weeskind in het akkoord". De impopulaire maatregelen zijn van niemand en de populaire van iedereen. Ik sta hier om ook de impopulaire maatregelen te verdedigen en zal ook vertellen waarom daarvoor is gekozen. Uiteindelijk is in de formatie ook gekeken naar de ambitie om het belastingstelstel te vereenvoudigen. De Kamer heeft ook vaak een oproep gedaan met betrekking tot fiscale regelingen die niet doelmatig zijn geëvalueerd. Daar vallen ook de lage btw-tarieven onder. Vervolgens is de vraag hoe je dat geld teruggeeft. Als we alleen de belastingen zouden verhogen vanwege een tekort, dan hadden we een andere discussie dan wanneer ik u vertel dat we met het geld dat we ophalen ook weer een lastenverlichting geven, zodat mensen zelf de keus hebben om die afwegingen te maken. Ik vind dus wel dat we het hele verhaal moeten vertellen. Ik hoor de Kamer er elke keer toe oproepen om naar fiscale regelingen te kijken en naar een vereenvoudiging van het belastingstelsel, maar als we daar een stap op zetten zit iedereen in de gordijnen. Als het gaat over de giftenaftrek in de ib zie ik de heer Grinwis al staan. Er was een heel pamflet om dat terug te draaien. Het zat wel in de fiscale regelingen en het aanpakken van constructies. Het lage tarief in de btw: idem. Elke keer als we proberen om daar een stap te zetten, willen we het eigenlijk niet, maar in abstracte termen roepen we allemaal op dat er eigenlijk wat zou moeten gebeuren. Ik vind dat we daar nu wel die stap moeten zetten met elkaar.

De heer Vijlbrief (D66):

De minister verdedigt dit manmoedig. Daarvoor verdient hij lof. Maar was het maar waar dat het kabinet heel dapper was geweest met betrekking tot dat lage btw-tarief. Ik heb dat rapport natuurlijk ook gelezen. Maar er worden rare keuzes gemaakt. Er zijn keuzes gemaakt die niemand begrijpt. Als je daar een vraag over stelt, krijg je als antwoord dat het een politieke keus is. Als je vraagt wat het effect ervan is, krijg je het antwoord dat dat niet onderzocht zal worden. Dat zit mij dwars. De analyse is dat dat lage btw-tarief niet altijd efficiënt is. Het is wel doeltreffend, maar niet doelmatig, bijvoorbeeld om te stimuleren dat kinderen gaan sporten. Dat begrijp ik helemaal. Het komt ook bij mensen terecht die dat helemaal niet nodig hebben. Dat is waar. Maar het kabinet heeft rare keuzes gemaakt. Ik ga ze niet allemaal noemen. U kent ze allemaal wel. Ik ga er toch één noemen: de campings. Het is onuitlegbaar. We hebben hier een technische briefing over gehad. Het was een koddig schouwspel over aantallen haringen, over glampings et cetera. Het is onuitlegbaar. Ik noemde het "beleid op de tast". Dat blijf ik het een beetje vinden. Was dan dapper geweest en had alles naar boven gegooid. Dan had je de hele boel naar beneden kunnen halen. Nee, er zijn bepaalde keuzes gemaakt die bepaalde groepen treffen en die toch heel sterk de indruk wekken dat er een soort politiek onder zit. "We doen niet de camping, maar wel het hotel. We doen niet het dagje uit naar de Efteling, maar wel naar iets anders." Het zijn rare keuzes.

Minister Heinen:

Wat de heer Vijlbrief nu beschrijft, verklaart precies waarom we in een belastingsysteem zitten zoals we dat hebben. Wij voeren maatregelen in en dan heeft iedereen een specifieke groep die hij wil uitzonderen. Je zag het in de formatie. Je ziet het nu in dit debat. Iedereen heeft een achterban. Er is een sector die zegt: dit raakt me. Dan gaan we pleiten voor uitzonderingen. Dat leidt tot een draak van een systeem. Ik sta wel voor de keuzes die wij hebben gemaakt. We moeten ook pijnlijke keuzes maken. Ik breng nogmaals in herinnering dat er met de opbrengst ook lastenverlichting wordt gegeven. We sluizen het dus ook terug. Dat was ook een oproep van de Kamer: meer indirecte belastingen en minder directe belastingen; schuif het naar mensen die werken. Dat doen wij hier. Dan verwacht ik wel enige steun van de Kamer op dit punt. Dit is een oproep die ik al jaren hoor, maar elke keer als we een stap zetten — ik ben daar niet uniek in; ook mijn voorgangers zaten met hetzelfde dilemma — staan de belangenbehartigers aan de interruptiemicrofoon om te zeggen: toch liever niet deze stap.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan is mijn oproep aan het kabinet: heb dan lef en uniformeer gewoon de btw. Dat is uiteindelijk de hoofdconclusie van alle evaluaties en rapporten die we de afgelopen jaren hebben gehad. En dat doet het kabinet niet. Sterker nog: na jaren van discussie hadden we een heel treffende illustratie, namelijk het verschil in btw op konijnenvoer en caviavoer. Dat hebben we eindelijk, na ongeveer twintig jaar strijd, opgelost. En wat schetst mijn verbazing? We hebben het amper opgelost en in het jaar dat het opgelost is, hebben we een nieuwe strijd gecreëerd. De vraag is namelijk: is dit logies in een hotel, in een voor u opgezette tent of in een zelf opgezette tent? Dan krijg je natuurlijk allerlei ontsnappingsclausules. Nu geheel voor u verzorgd, een nieuw arrangement: de laatste zes haringen mag u er zelf in stoppen, want dan valt u in het lage btw-tarief. Dan moet er een belastinginspecteur naartoe, want het is een categorie die nog niet bestond. Dit is toch niet uit te leggen? Niet door de minister van Financiën, niet door de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, door niemand! Ik zou zeggen: houd de categorieën die de Belastingdienst nu kent, compleet. In dit geval is dat logies, dus hotels inclusief kampeerterreinen. En doe dan één categorie niet, bijvoorbeeld kranten, tijdschriften en boeken. Ga op die manier te werk en ga niet binnen een categorie uitzonderingen maken, zoals met de kampeerterreinen. Je ziet vanaf duizend kilometer afstand de belastingontwijking alweer aankomen. Straks moet er bij iedere zelf opgezette tent of voor u opgezette tent een belastinginspecteur staan.

Minister Heinen:

Even voor de mensen thuis: als we het over haringen hebben, dan hebben we het niet over die vieze stinkende vissen, maar over die pennen die je in de grond steekt om je tent aan te spannen.

De voorzitter:

Nou, nou, nou.

Minister Heinen:

Ja, persoonlijk ben ik er geen fan van. Dit is wel een debat waarin ik veel mensen beledig, maar dat hoort ook een beetje bij de functie van minister van Financiën. Nederland is een kampeervolk, dus misschien weet iedereen wel wat haringen zijn.

Het was een mooi en bevlogen betoog over de uitzonderingen, maar practice what you preach, zou ik zeggen. Wij proberen ook uitzonderingen af te schaffen en daar hoor van de zijde van de ChristenUnie ook weerstand tegen. Ik doel op de giftenaftrek ib. Daar waren ook uitzonderingen op, wat we proberen te repareren. Daar was ook weerstand tegen. In het verleden hoorde ik de heer Grinwis voor veel uitzonderingen op de btw pleiten. Voor groente en fruit bijvoorbeeld moest een uitzonderingscategorie worden gemaakt. Naar dezelfde analogie wezen wij erop dat het lastig in de uitvoering is en dat het leidt tot meer werk voor belastinginspecteurs, die moeten controleren of er ananas op de pizza zit. Op blikvoer moest het dan weer niet. Daar hebben we elke keer voor gewaarschuwd en dan stond de ChristenUnie ook vooraan om een uitzondering te maken. Het is op zich een mooi betoog, maar laten we met de Kamer als geheel samen optrekken en niet weer zeggen dat de een moet leveren en de ander niet. Dat is een beetje wat ik proef.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Uit dit antwoord blijkt dat de minister van Financiën zich betrapt voelt. Hij komt alleen maar met: u hebt in het verleden dit en u hebt in het verleden dat … In onze tegenbegroting ziet u niets van dat alles. Wij voeren consequent de btw-verhogingen van het kabinet door, namelijk op logies inclusief kampeerterreinen, op bioscopen en op dagjes uit. Daardoor worden een museum en een attractiepark niet verschillend behandeld. En ja, over een hele categorie die juridisch bekend is bij de Belastingdienst, namelijk boeken, kranten en tijdschriften, zeggen wij: in het belang van de democratie en in het belang van de journalistiek — en ook in het belang van de VVD, zodat de T een beetje betaalbaar blijft — doen we dat niet. Dat is gewoon een robuust verhaal. Het is een veel robuuster verhaal dan dat van het kabinet. En ja, als we op lange termijn de boel gaan uniformeren, is er met mij een goed gesprek over te voeren. Als je het doet, kabinet, doe het dan robuust en niet zoals nu met het risico op belastingontwijking en tig tentharingen tot gevolg.

Minister Heinen:

Laat ik de heer Grinwis in ieder geval een compliment geven voor de tegenbegroting. De ChristenUnie is de enige partij die een tegenbegroting heeft gemaakt. Daar gaat altijd veel werk in zitten voor de medewerkers. Ik hoop dat we die traditie hoog kunnen houden, want ik zie dat het afneemt. Ik ben blij dat de heer Grinwis dat heeft gedaan. Ik heb bewust er geen elementen uit gepakt. Ik zag heel veel punten, waarover ik het debat zou kunnen voeren, maar ik wilde niet de enige partij die een tegenbegroting heeft gemaakt, daarop afstraffen. Maar ik zag er wel een paar elementen in, waarvan ik dacht: daarover kunnen we een stevig debat voeren.

Het was niet mijn bedoeling om in verwijtende sfeer te spreken of met een jij-bak het argument te winnen. Dat is niet mijn bedoeling, maar ik wijs wel op de complexiteit van deze discussie. We hebben er allemaal moeite mee om deze stap te zetten. Dat is niet alleen aan de zijde van het kabinet, maar ook aan de zijde van de hele Kamer. Als we dit doen, moeten we het met zijn allen doen. Ik wijs erop dat ik daar nog weinig draagvlak voor zie. Dat is de portee van mijn betoog.

De heer Vijlbrief (D66):

Verstandige taal, volgens mij. Maar we hadden een weeskind. Dat weeskind bleek in de Algemene Politieke Beschouwingen geen vaders en geen moeders te hebben. Ik ben door mijn chef op pad gestuurd om dat weeskind toch een vader en moeder te geven, of een andere vader of moeder. Mag ik erop vertrouwen dat als ik op dit punt iets zinnigs zou vinden, de minister van Financiën in ieder geval technisch wil meewerken om dat mogelijk te maken?

Minister Heinen:

Ik dacht dat we een dartclubje hadden, dus ik stond al met mijn kleding klaar, maar de heer Vijlbrief is niet langsgekomen; hij heeft zich niet gemeld. Ik dacht daarom dat zijn ambitieniveau op dit punt misschien iets was gedaald. Uiteindelijk ligt het budgetrecht bij de Kamer. De Kamer kan alles amenderen. Ik toets amendementen op twee punten. Ten eerste: is het gedekt? En ten tweede: raakt het het hoofdlijnenakkoord? Daar heb ik mijn politieke commitment aan verbonden en dat voer ik uit. Als er dus een dekking wordt voorgesteld inzake meer vermogen of het meer belasten van werkenden, dan stuit dat echt op een nee. Dat gaan we niet doen. Daar zal elke partij kritisch naar kijken. Dat maakt deze discussie complex. Maar in technische zin kan alles aangepast worden. Ik wijs er wel op dat ik nog geen voorstellen heb gezien die aan beide doelstellingen voldoen. En de dekkingen die ik tot nu toe langs heb zien komen, waren ondermaats, zeg ik in alle eerlijkheid.

De heer Vijlbrief (D66):

Of de dekking ondermaats is, bepalen wij zelf wel. Ik hoor de minister van Financiën eigenlijk zeggen: als er politiek iets mogelijk is, kan ik altijd technisch meekijken. Overigens was de reden dat ik niet met hem ben gaan darten, was heel helder. De minister riep namelijk vanuit vak K heel hard: daar hou ik niet van. Dus dan doen we dat niet.

Minister Heinen:

Dat is wel waar; ik hou daar niet zo van.

De deugdelijke dekking betrof het punt van het vapen. Het lukt niet om dat volgend jaar in te voeren. Dat gebeurt pas later en dat zal ook geen 200 miljoen opleveren. Die deugdelijkheid kan dus nog aan kracht winnen. Hetzelfde geldt voor de ACM-boetes. De toezichthouder is onafhankelijk. Ik ga daar niet over. Ik denk dat we er beiden naar streven om de onafhankelijkheid van die instituties zo te houden.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

We kunnen natuurlijk buiten de vergadering om proberen oplossingen te vinden voor die dekking. Er is al wat aan gedaan; er zijn al allerlei opties genoemd. Het lijkt mij wel goed om dat publiek te doen. Mij valt bijvoorbeeld op dat de landbouwvrijstelling, die op alle punten negatief wordt beoordeeld als fiscale regeling en die de komende tijd ook nog gaat oplopen qua kosten, helemaal niet door dit kabinet is aangegrepen. In plaats van op dit terrein iets te doen in de Vpb, kiest men er weer voor om burgers zwaarder te belasten.

Een ander weeskindje is de aftrekverruiming in de Vpb. Dat stond niet in de programma's. Daar gaat ook nog eens 430 miljoen naartoe. Waarom worden deze keuzes gemaakt? Waarom wordt de burger, de hardwerkende Nederlander, op kosten gejaagd, terwijl bedrijven bijstellingen krijgen waarvan we na evaluaties zelf constateren dat die totaal ondoelmatig zijn? Sterker nog, we doen er nog een schepje bovenop, terwijl we dat helemaal niet beloofd hadden in onze verkiezingsprogramma's, terwijl de burgers worden geconfronteerd met die hoge btw-verhoging? Dat is toch gewoon politiek laf, een agenda van de VVD die alleen maar gericht is op bedrijven bedienen en vestigingsklimaat? Er is geen sprake van een toekomstvisie en geen sprake van een serieuze bijdrage aan de koopkracht van de mensen die het nodig hebben.

Minister Heinen:

Het zal u niet verbazen dat ik deze stellingname betwist. Ik ben het er ook niet mee eens. Het kabinet trekt fors de portemonnee voor lastenverlichting van vele miljarden, juist voor de werkende middeninkomens, maar ook voor groepen in de knel. We proberen dat evenwichtig te doen. Als het gaat om de bedrijven: we blijven in symbolen praten als we spreken over cadeautjes voor bedrijven et cetera. Ik wijs erop dat de lastenverzwaring, zeker ook richting ondernemers, in de afgelopen jaren ver is doorgeschoten, zelfs op een niveau dat het het vestigingsklimaat raakt en naar ik denk ook het verdienvermogen van Nederland. Ik blijf erbij dat het geld echt eerst verdiend moet worden. Dat geld wordt niet verdiend op de ministeries; dat geld wordt verdiend door ondernemers die ook weer banen creëren en ervoor zorgen dat mensen een inkomen hebben, en die mooie nieuwe producten maken. Dat is waar de economische groei uiteindelijk vandaan komt. Dat kan je niet eindeloos belasten.

Dan ga ik door naar de beantwoording van de vragen. De heer Flach vroeg waarom het kabinet kiest voor de nu gepresenteerde vormgeving van het kindgebonden budget. Hij wees erop dat het kindgebonden budget wordt afgebouwd, maar hij wees er alleen niet op dat het kindgebonden budget ook wordt verhoogd. Die regeling wordt inderdaad verhoogd voor de onderkant en wat steiler afgebouwd. Je zou daaruit kunnen afleiden dat dat ook de marginale druk verhoogt, maar daar staat tegenover dat er een extra schijf in de inkomstenbelasting komt. Zo werken al die maatregelen tegen elkaar in, wat uiteindelijk leidt tot een evenwichtig koopkrachtbeeld, waarbij werken meer gaat lonen, de marginale druk daalt en de mensen aan de onderkant en de werkende middeninkomens er in koopkracht op vooruitgaan. Ik zou er dus voor willen pleiten om dan ook het hele verhaal te vertellen.

De heer Flach (SGP):

Dat was wel de bedoeling, mocht ik dat onverhoopt niet helemaal hebben gedaan. De maatregel is zoals die is, maar het is toch zo dat de lagere inkomens er met het kindgebonden budget op vooruitgaan en dat dat ten koste gaat van een deel van de middeninkomens?

Minister Heinen:

De middeninkomens gaan er het meeste op vooruit in dit koopkrachtbeeld.

De heer Flach (SGP):

We hadden het over het kindgebonden budget en niet over het hele koopkrachtplaatje. Mijn punt gaat specifiek over het kindgebonden budget. De verhoging van het kindgebonden budget voor de lagere inkomens wordt betaald door het steiler afbuigen daarvan voor de middeninkomens.

Minister Heinen:

Als we het heel technisch gaan maken, wordt het afbouwpunt verlengd, wordt het afbouwtraject wat steiler afgebouwd en wordt het aan het begin van het inkomenstraject verhoogd. Dat is de beweging die wordt gemaakt. Daar staat tegenover dat de inkomstenbelasting daalt. Over het hele inkomenstraject leidt het tot een winst voor de middeninkomens. Daar streeft het kabinet ook naar. Dat bedoel ik ook met "het hele verhaal". Als je er één maatregel uit neemt, kan dat zomaar de indruk wekken dat we iets gemeens doen, terwijl we proberen de koopkracht voor iedereen te verbeteren. Dat is ons gelukt en daar ben ik ook trots op.

De heer Dijk stelde voor om de huren te bevriezen. Het is natuurlijk een aantrekkelijke beleidsoptie om te zeggen: de huren stijgen, dus bevries ze maar. Voor de korte termijn klinkt dat goed. Het eerlijke en hele verhaal is dat als je gaat ingrijpen in de prijzen, dat ook wat doet met vraag en aanbod. Het aanbod zal stokken, de vraag zal toenemen, wat leidt tot schaarste en uiteindelijk weer tot stijging van prijzen, waardoor de oproep tot het bevriezen van prijzen weer toeneemt en het hele cirkeltje zich blijft herhalen. Daardoor zijn mensen uiteindelijk slechter af, zijn er minder woningen, zijn er slechtere woningen en zijn er grotere wachtlijsten. In veel landen wordt de markt op deze manier vormgegeven. Dat leidt tot veel wachtlijsten, lege schappen en uiteindelijk sombere mensen. Ik ben blij dat we in een land leven waarin we het prijsmechanisme vrij laten. Als het gaat om de koopkracht van mensen in huurwoningen, wijs ik erop dat we de huurtoeslag verhogen. Dat helpt mensen natuurlijk wel in de portemonnee.

Hetzelfde antwoord zou ik kunnen geven op de vraag over het reguleren van boodschappen. Ook daartoe werd opgeroepen: om in te grijpen in het prijsmechanisme. Door de heer Dijk werd ook gewezen op een prijzenwet. Er is nu geen aanleiding en de omstandigheden zijn niet dusdanig dat dat het inzetten van die wet rechtvaardigt. Als er sprake is van een noodsituatie of van het zodanig versnellen van de inflatie, dan moet je de economie stabiliseren, maar daarvan is nu geen sprake. Ik heb daarover een kleine anekdote. Er was ooit een communistische vertegenwoordiger in het Verenigd Koninkrijk ten tijde van de Sovjetunie. Hij vroeg: "Wie is hier verantwoordelijk voor de broodvoorziening? Ik zie hier veel mooie en verschillende broodjes tegen lage prijzen, maar er zijn geen wachtrijen." Het antwoord was: "Dat is nou de vrije markt. Waar de markten worden gereguleerd, zijn er lege schappen, lange wachtrijen en is er veel honger."

Dan de verlaging van de algemene heffingskorting. Die vraag heb ik en passant ook al beantwoord.

Mevrouw De Vries vroeg om een vorm te vinden om structureel doelen te formuleren en te rapporteren voor werkenden, zelfstandigen en mkb'ers en die ook beter mee te nemen in de koopkrachtplaatjes. Ik snap zeer goed de wens en ik geef de suggestie dan ook door aan de ministers van SZW en EZ. Het kan wat mij betreft ook worden betrokken bij de agenda voor werkenden, conform de toezegging bij de Algemene Politieke Beschouwingen.

Mevrouw De Vries had ook de vraag of ik in een overleg met het CPB kan vragen om meer mee te nemen in de koopkrachtcijfers. Het interessante is dat het CPB daar recentelijk, in een eerdere verkenning, ook naar heeft gekeken. De uitkomst was dat energie, huur en voeding wel kansrijk zijn om meer te worden betrokken bij de koopkrachtcijfers en dat ze daar in 2025 nadere studie naar gaan doen. Ik ga wel navraag doen wanneer we de resultaten daarvan kunnen verwachten. Ik denk dat mevrouw De Vries niet op zoek is naar een studie van drie jaar. Soms duurt het wel lang, maar ik denk dat mevrouw De Vries ook zegt: we doen al zo veel maar we zien het niet terug in de koopkracht, dus hoe kunnen we dat beter in beeld brengen? Ik begrijp dus heel goed de achtergrond van deze vraag.

Mevrouw Van Dijk vroeg waarom we maar blijven sturen op koopkrachtplaatjes. Dat is omdat de politiek dat wil. Sterker nog, het ging bij de begroting tot diep in de nacht over een promillage van 0,1% hier en daar. Dat is niet uniek voor dit kabinet. In alle kabinetten waaraan ik voor of achter de schermen heb mogen meewerken, gingen altijd aan het eind van de begrotingsonderhandelingen de koopkrachttabellen op tafel. Dan slaat men elkaar de hersens in voor 0,1% hier en daar. Er is dan altijd iemand, zoals nu mevrouw Van Dijk, die roept: dit is niet de werkelijkheid, dus zouden we dit niet anders kunnen doen? Ik ben graag bereid het debat ook hierover aan te gaan. De werkelijkheid is dat wij in de politiek zeer veel waarde hechten aan de koopkrachtplaatjes. Zie ook dit debat waarin deze minister om de oren wordt geslagen met diezelfde plaatjes. Dat vindt de oppositie soms erg leuk om te doen. Ik geef ze daarvoor graag de ruimte, hoe laat het ook wordt. Maar we kunnen best eens conceptueel het debat aangaan over de vraag wat nu eigenlijk de waarde hiervan is. Zonder er flauw over te doen, denk ik dat dit in Nederland een vorm van waarde heeft wat betreft inkomensverschillen en de vraag hoe we daarop gericht beleid kunnen voeren. In landen waarin men dit niet doet, zet dat de deur open voor politiek wensdenken. Wij proberen dat bij benadering gewoon heel goed te doen. Maar nogmaals, het is een terechte vraag.

Voorzitter. De heer Dassen vroeg naar het jeugdminimumloon voor 18-jarigen. Ik zal eerst een inhoudelijk antwoord geven en dan kom ik op wat het kabinet op dit punt doet. De reden dat er een lager jeugdminimumloon is, is eigenlijk tweeledig. In de eerste plaats is dat om het aantrekkelijk te maken om jongeren in dienst te nemen. Dat leidt gewoon tot meer banen. In landen waar die lonen hoger liggen, zie je ook een hogere jeugdwerkloosheid. Anderzijds is dat om te zorgen dat de prikkel blijft om naar school te gaan en te blijven leren. Dat is even het formele antwoord. Nu kom ik bij het antwoord dat de heer Dassen volgens mij wil horen. Dat is dat het kabinet een verkenning gaat uitvoeren naar het jeugdminimumloon. Dat is aangekondigd in de beleidsprioriteiten van de begroting van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het lijkt me goed dat u het debat hierover dan ook met hem voert.

Voorzitter, ik nader het einde van dit thema. De heer Eerdmans vroeg naar de collectieve lasten. Ik heb eigenlijk nog helemaal geen debat gevoerd met de heer Eerdmans, maar dat komt nu dan. Hij vroeg wanneer de stijging van de collectievelastendruk nou eens stopt. Ik denk dat we ook hier aan dezelfde kant van het touw staan te trekken. We proberen die lasten naar beneden te krijgen. Daarvoor zullen we minder moeten uitgeven. Ik kan zo ver gaan als de ruimte die de Kamer mij daartoe biedt. Die ruimte ziet u dus ook in het hoofdlijnenakkoord.

De indexaties. Mevrouw De Vries had een terechte vraag daarover. De onbelaste reiskostenvergoeding voor werkenden wordt niet geïndexeerd en uitkeringen wel. Zij stelde de volgende vragen. Hoe kan dat eigenlijk? Zijn er meer regelingen waar geen indexatie plaatsvindt? Kunnen wij die in kaart brengen? In de eerste plaats zeg ik dat het klopt dat er regelingen zijn waar geen indexatie op zit. Voorbeelden hiervan zijn inderdaad de onbelaste reiskostenvergoeding, waarop mevrouw De Vries al wees, maar dit geldt ook voor veel ondernemersregelingen. Ik denk dat dat de aanleiding was voor mevrouw De Vries om deze vraag te stellen. Zij vecht voor het belang van deze groepen. Ik ben bereid om te inventariseren welke fiscale regelingen niet automatisch elk jaar geïndexeerd worden en uw Kamer daarover te informeren. Ik wijs er wel op dat het natuurlijk budgettaire consequenties heeft als we besluiten ze wel te indexeren. Dat zal dan ook gedekt moeten worden.

Er was nog een vraag van mevrouw Van Dijk over het harmoniseren van de tijdstippen van inkomsten en lasten van burgers. Dat sluit vaak niet op elkaar aan. Ook dat was een terechte vraag. Sterker nog, dit probleem is ook geconstateerd door het ibo, het interdepartementaal beleidsonderzoek. Dat is een groot ambtelijk onderzoekstraject, dit keer gericht op problematische schulden. Er is geconstateerd dat dit element beter moet. Er zijn aanbevelingen gedaan om betaal- en ontvangstmomenten beter op elkaar af te stemmen. Deze augustusronde is eigenlijk wat u nu ziet in de Miljoenennota. Is er structureel geld vrijgemaakt in het kader van groepen in de Knel om hier wat aan te doen, met de aanbevelingen van het ibo op dit punt? Het kabinet komt nog met een kabinetsreactie op dit ibo. Ik heb me laten vertellen dat dat over twee weken is. Daarin wordt ingegaan op dit punt en op de vraag wat we kunnen doen om dit probleem aan te pakken. Mijn voorstel zou dus zijn om te wachten op de kabinetsreactie. Dan kunnen we het debat hierover voeren. Het is een zeer terecht punt en het is goed dat u daar aandacht voor vraagt. Daar komt dus nog een vervolg op. Ik zie dat mevrouw Van Dijk zeer tevreden is met dit antwoord.

Voorzitter. Dan als laatste het vestigingsklimaat. De heer Eerdmans vraagt of het kabinet kan toezeggen dat nieuwe tegenvallers niet gedekt zullen worden met extra belastingen voor ondernemers. Het eerlijke antwoord is: we hebben een scheiding van inkomsten en uitgaven. De tegenvallers aan de inkomstenkant ga ik daarom dekken aan de inkomstenkant en de tegenvallers aan de uitgavenkant aan de uitgavenkant. Dat is het formele antwoord. Er zit in het hoofdlijnenakkoord nog wel een afspraak boven: als tegenvallers ons nopen tot extra bezuinigingen, zullen we eerst gaan kijken aan de uitgavenkant van de begrotingen. We zullen dan dus niet gelijk grijpen naar de belastingknop in de overtuiging dat dat de afgelopen jaren te vaak is gebeurd.

Dat brengt mij bij het thema uitgaven, het vierde en een na laatste thema.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De minister gaf aan dat het kabinet de zelfstandigen, de fulltime werkenden en de mkb'ers zal oppakken, vooral bij VWS en SZW. Maar ik hoop wel dat het ministerie van Financiën ook betrokken gaat zijn bij de agenda voor werkend Nederland, want ik denk dat dat wel nodig is.

Twee van mijn vragen zijn nog niet beantwoord. Het is mooi dat het CPB kijkt naar wat er in de koopkracht meegenomen wordt. Maar ik heb ook gevraagd of daarin een aantal maatregelen op lokaal en regionaal niveau voor de onderkant en de armoede meegenomen kunnen worden. Wat mij betreft is dat een vraag die aan het CPB gesteld zou kunnen worden, want dat kan het CPB meenemen in waar het al mee bezig is.

Mijn laatste onbeantwoorde vraag is die over de woonlasten op lokaal niveau. We hebben daarover in het hoofdlijnenakkoord een afspraak gemaakt en ik hoop eigenlijk dat daar snel invulling aan wordt gegeven, want we zien op dit moment wel hele extreme voorbeelden.

Minister Heinen:

Bij dat laatste punt refereert mevrouw De Vries aan de forse stijgingen bij de onroerendezaakbelasting, de ozb. De minister van Binnenlandse Zaken gaat hierover in gesprek met de gemeentes en ik denk dat we ook een discussie zullen moeten gaan voeren over taken versus middelen. Wordt ook daar niet elke keer aan de belastingknop gedraaid, terwijl het wellicht ook daar minder kan aan de uitgavenkant?

Ik kom straks nog uitgebreid te spreken over de uitgaven op gemeentelijk niveau. Ik zeg dat, want ik zie mevrouw Van Dijk al kijken van "ik heb hier ook vragen over gesteld". Ik kom daar dus nog op.

Het lokale beleid raakt natuurlijk ook de portemonnee van mensen en ik zal het daarom ook bij het CPB onder de aandacht brengen. Ze zijn onafhankelijk en af en toe ook best koppig: we laten ons niet vertellen wat we moeten doen. Maar het helpt wel als ik als minister van Financiën aangeef: joh, met een zaklantaarn; dit is ook wel een categorie die u hierbij kunt betrekken. Ik ben daar graag toe bereid en hetzelfde geldt voor de betrokkenheid van het ministerie van Financiën bij de agenda voor werkend Nederland, die is toegezegd bij de Algemene Politieke Beschouwingen.

Voorzitter. Ik ga naar het uitgavenkader en alles wat daaronder hangt. Ik begin met een paar algemene opmerkingen van mijn zijde.

Het kabinet kies allereerst voor investeringen in veiligheid en defensie, het verduurzamen van onze economie en het vergroten van onze energieonafhankelijkheid met onder andere ook kernenergie. We hebben goed naar uw Kamer geluisterd en naar de wensen voor schoolboeken, schoolmaaltijden en de giftenaftrek. De giftenaftrek is formeel geen uitgave, maar ik betrek het nu wel even bij deze categorie, want dat is ook ingepast in de Miljoenennota.

Maar we moeten ons ook realiseren dat geld niet gratis is en dat rekeningen betaald moeten worden. Daarom zijn er moeilijke keuzes gemaakt door het kabinet op basis van het hoofdlijnenakkoord. Dat betekent snijden in de overheidsuitgaven door minder subsidies, kostenbesparingen bij de ministeries zelf, het beperken van de uitgaven aan ontwikkelingshulp en gerichte keuzes in de zorg en de sociale zekerheid. We hebben er al een paar langs gehad in de afgelopen uren. We beseffen dat deze keuzes niet pijnloos zijn, maar moeilijke keuzes horen ook bij het nemen van verantwoordelijkheid.

Dat brengt mij bij de vragen die onder deze noemer zijn gesteld en allereerst bij de vragen over de medeoverheden. Laat ik daar één algemeen punt over maken. We hebben toegewerkt naar een nieuwe systematiek. Ik zeg "we", maar het is ingezet door het vorige kabinet. Daarmee stappen we af van de trap-op-trap-afsystematiek en het bepalen van het accres op basis van de bni-ontwikkelingen. De accressen van het Gemeente- en Provinciefonds aan de hand van de bbp-systematiek worden geactualiseerd. We doen dat nu voor het eerst bij Miljoenennota. Er komt nog een bijstelling aan als gevolg van een nog niet verwerkte revisie door het CBS van het bbp. We gaan dat doen in de Voorjaarsnota. Ik zal daarover een brief sturen, zodat u daarover goed geïnformeerd bent en die volledige bijstelling ook weer naar de gemeentes gaat. Uiteindelijk leidt het wel tot een meerjarige opwaartse bijstelling en die zal dus moeten worden verwerkt in de Voorjaarsnota. Maar nogmaals, ik zal daarover een aparte brief naar de Kamer sturen. Dat wat betreft de gemeenten en het accres.

Mevrouw De Vries vroeg hoe en wanneer afspraken met gemeentes worden gemaakt over de stijging van gemeentelijke woonlasten, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Die vraag heb ik zojuist beantwoord.

Mevrouw Van Dijk vroeg wanneer gemeentes — eigenlijk een retorische vraag — een bekostiging van hun taken krijgen die eerlijk is en conform de bestaande wetgeving. Daar ligt onder dat mevrouw Van Dijk van mening is dat die bekostiging ontoereikend is. Het vorige kabinet heeft een aantal maatregelen genomen, waaronder de trap-op-trap-afsystematiek afschaffen en naar de bbp-koppeling gaan. Daar hebben de gemeentes nu wel profijt van. We zitten nu in een situatie waarin we bezuinigen. In de oude systematiek was dat doorvertaald naar de begroting van gemeentes. Dat hebben we nu niet gedaan. Wij respecteren dus de afspraak van het vorige kabinet. Sterker nog, het accres neemt nu toe, terwijl het onder de oude systematiek nu zou afnemen. Daarnaast is de opschalingskorting, de bevriezing, nu ook definitief geschrapt. In het verleden werd die elke keer bevroren, maar nu is die opschalingskorting dus geschrapt. Door het vorige kabinet is ook 1 miljard extra naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds overgemaakt. Ik vergeet er vast nog een paar, maar dit is even wat ik uit mijn hoofd kan reproduceren, na al die uren debatteren.

Daarnaast voeren we ook een gesprek met de gemeentes. De staatssecretaris is fondsbeheerder, maar wij voeren het gesprek gezamenlijk, ook met de premier en de minister van Binnenlandse Zaken, in het medeoverhedenoverleg. Daarin hebben wij aangegeven dat wij afspraken uit het verleden respecteren. De gemeentes gaven aan dat het bij hen echt begint te knellen; "wij hebben hier een probleem". We hebben met elkaar afgesproken dat we in gesprek blijven en daar ook de discussie over taken en middelen bij betrekken. Ik zag mevrouw Van Dijk daar net non-verbaal heftig op reageren. Dat begrijp ik ook. Dat is geenszins flauw bedoeld, maar ik vind oprecht dat ook hier de discussie niet moet zijn "altijd extra geld", maar dat je ook moet kijken wat de taken zijn, om taken en geld in balans te brengen. Dat vraagt ook moeilijke keuzes, geef ik gelijk toe, maar ook daarover gaat het kabinet met de gemeentes in gesprek.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Er was ook met de gemeentes afgesproken: wij gaan die hervorming van het stelsel met elkaar aan, en wij gaan ook nadenken over verruimingen op belastinggebied, zodat gemeentes wat meer financiële vrijheid en ruimte krijgen om zelf geld op te kunnen halen, in plaats van heel veel wettelijke taken uit te moeten voeren, afhankelijk te zijn van wat er binnenkomt en vaak te moeten voldoen aan strikte voorwaarden van de rijksoverheid, terwijl ze zelf steeds minder ruimte hebben om iets te kunnen doen. Nu gaan we de ozb aan banden leggen en komt er verder geen ruimte bij. Ik vind "afspraak is afspraak" richting de gemeentes lastig te rijmen met de zorgen die ze hebben. Gaan we nu eigenlijk wel goed met elkaar om? Volgens mij is dat een veel belangrijkere discussie die we nu moeten voeren dan alleen maar over geld.

Minister Heinen:

Daar ben ik het mee eens. Daarom probeer ik de discussie over taken versus middelen ook elke keer te voeren, want gemeentes zeggen ook: u geeft ons een taak, maar dat komt met het budget niet uit en daar moeten we het gesprek over voeren. Dan kun je twee dingen doen: meer budget of minder taken. Dat is het debat, de discussie, de dialoog die plaatsvindt tussen gemeentes — medeoverheden, moet ik zeggen — en het kabinet. We staan nog aan het begin daarvan. We hebben één overleg gehad en hebben gezegd: we gaan samen in goede verhoudingen dit gesprek aan. De minister van Binnenlandse Zaken is hier eerstverantwoordelijk voor. Ik ben er terughoudend in om daar nu al op vooruit te lopen, omdat ik me dan echt begeef op het terrein van de minister van Binnenlandse Zaken.

Ik wijs er wel in algemene zin op dat wij ook proberen om wat aan die lastendruk te doen. Als wij het gemeentelijke belastinggebied verruimen en de belastingdruk verschuiven naar lokale overheden, dan raakt dat uiteindelijk ook weer de portemonnee van mensen, en die willen een lastenverlichting. Ik denk dat we het gesprek over hoe we de lasten vormgeven, niet alleen op rijksniveau moeten voeren, maar ook op decentraal niveau. Dan kom je wederom uit bij de uitgaven en dus de takendiscussie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Maar als ik het goed begrijp, is de overheid dus ook bereid om taken terug te nemen.

Minister Heinen:

Ik ga niet vooruitlopen op deze discussie. Ik geef aan wat de contouren van die discussie zijn, maar nogmaals, dit hoort bij de minister van Binnenlandse Zaken en ik ga daar niet op vooruitlopen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan gaan we daar volgende week verder over in gesprek.

Minister Heinen:

Ja, dat lijkt me een goeie.

De heer Flach (SGP):

De opsomming van de minister van alle voordelen die de gemeenten hebben gehad, grenst aan uitlokking. Zoals de minister mij namelijk uitdaagde om compleet te zijn in wat ik opsom, doe ik dat omgekeerd ook. Ik hoorde niet de efficiëntiekorting op de specifieke uitkeringen die er behoorlijk inhakt, noch het feit dat er in 2026 2,3 miljard minder in de portemonnee van de gemeenten zit ten opzichte van het jaar daarvoor, het zogenaamde ravijn. Ik zou in algemene zin zowel de staatssecretaris als de minister willen oproepen om ook eens op werkbezoek te gaan bij die gemeenten, om te zien hoe knellend dat is. Dat is echt nodig. Dat zijn medeoverheden, die we hard nodig hebben in onze ambities. Mijn vraag is heel concreet. De minister zei: in januari komt er een herziene raming van het CPB van het bruto nationaal product; dat gaan we dan verwerken in de Voorjaarsnota. Moet ik dat nu beschouwen als iets nieuws? Met andere woorden: er komt een herziene raming en dat gaat iets positiefs opleveren voor gemeenten. Of was dit al bekend?

Minister Heinen:

Voor gemeenten is dit nieuw. Dit zat niet al in hun ramingen. Dit komt er dus bij. In de systematiek die wij hebben gekozen, zal je dit vaker gaan zien. In plaats van te kiezen voor de trap-op-trap-afsystematiek, hebben wij ervoor gekozen om het te koppelen aan het bnp. Er komen bijstellingen van het bnp. We zien dat ook in de afdrachten aan de EU. Ik verwijs terug naar de hele discussie die we hiervoor hebben gehad over begroten. Het leidt ook tot een bijstelling van het accres, in positieve zin. Maar ik ga uw Kamer daar ook nog een brief over sturen, zodat u precies ziet wat er gebeurt. We gaan dat budgettair verwerken bij de Voorjaarsnota. Wij moeten de medeoverheden nog laten weten dat dit eraan komt, omdat we dit nog niet in beeld hadden. Maar we gaan het gewoon netjes verwerken en ik ga u daar ook netjes over informeren. We pakken die discussie verder op bij de Voorjaarsnota.

Dan over de specifieke uitkeringen. De heer Flach verwees daar al naar, maar hij heeft er gisteren in zijn eerste termijn ook een specifieke vraag over gesteld. Het klopt dat de specifieke uitkeringen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds met een budgetkorting van 10%. De gedachte daarachter is dat bij heel veel specifieke uitkeringen veel uitvoeringslasten komen kijken. Vaak wogen de uitvoeringslasten niet eens op tegen de SPUK, de specifieke uitkeringen, die gemeentes kregen. De oproep vanuit hen was: hevel het alsjeblieft over en ontsla ons van die administratieve lasten. Dat rechtvaardigt die efficiencykorting. We hevelen dat over naar het Gemeentefonds.

Voorzitter. De heer Flach vroeg ook hoe gemeenten meer invloed kunnen krijgen op de instroom in de Wmo-regeling en de jeugdzorg. Daar heb ik net ook al met mevrouw Van Dijk over gesproken. Het raakt natuurlijk überhaupt het overleg met de medeoverheden over de taken, maar ook over de grip op die taken. Er lopen nu trajecten, de Hervormingsagenda Jeugd en een onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo. Dat zit bij de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Die zijn daar nu mee bezig, met als doel om de beheersbaarheid te vergroten en de sturingsmogelijkheden van gemeenten ook verder te vergroten. Het kabinet is hiermee bezig en de staatssecretarissen zullen u uiteraard ook nog informeren over wat daar uitkomt.

Voorzitter. Dan de taakstelling op het ambtelijk apparaat. Daar zijn ook vragen over gesteld, in de eerste plaats door de heer Van der Lee. Hij vroeg of wij kunnen garanderen — het is altijd spannend als je in de politiek om garanties gaat vragen — dat ook inspecties worden ontzien bij de taakstelling. Het hoofdlijnenakkoord was helder: de uitvoeringsorganisaties moeten niet de rekening gaan betalen van deze taakstelling. In het kabinet hebben we besloten om de taakstelling op het Rijk als een budgettaire taakstelling vorm te geven. Dat betekent dat bewindspersonen van mij de ruimte krijgen om dat op een andere manier in te vullen. Dat kan ook middels beleid zijn. Het lijkt me sowieso goed dat je, als je gaat kijken naar het verminderen van het aantal ambtenaren, ook kijkt naar wat je in het beleid minder gaat doen. Ze kunnen het ook op die manier invullen. Ik heb ook gezegd: kijk nog eens bij de uitvoeringsorganisaties. Die hebben soms namelijk beleidskernen, afdelingen communicatie en noem maar op. De ene uitvoeringsdienst is de andere niet. Als daar ruimte voor is, kunnen ze dat uiteraard instellen.

We hebben het gezamenlijke doel om de uitvoeringsorganisaties niet te verschralen. Ik denk dat we dat geen van allen willen. De taakstelling is fors. Komend jaar wordt daar een eerste stap in gezet. Dat vraagt echt wel wat van ministeries, maar we gaan er wel mee aan de slag, omdat ik ook vind dat we onszelf elke keer de vragen moeten stellen: hebben we nog een efficiënte overheid en kan het niet een onsje minder? Die vragen moet je stellen als je voor een bezuinigingsopgave staat.

De heer Vermeer (BBB):

Heb ik goed begrepen uit het antwoord van de minister over de trap-op-trap-afsystematiek dat hij daarmee ook mijn vraag beantwoordt over hoe de minister aankijkt tegen de gedachte om afspraken over de financieringsstromen door middel van het Gemeentefonds en Provinciefonds te verbinden aan de collegeperiodes in gemeenten en provincies? Zegt hij daarmee impliciet dat hij dat een waardeloze gedachte vindt?

Minister Heinen:

Er worden mij woorden in de mond gelegd. Ik had moeite te begrijpen wat de heer Vermeer bedoelde met zijn vraag. Als hij bedoelde te vragen of we zijn afgestapt van de trap-op-trap-afsystematiek, dan is het antwoord daarop ja. Maar ik begreep zijn vraag breder: kunnen we de systematiek ook echt aansluiten op de collegeperiodes? Ik begrijp die zoektocht, want daar zit natuurlijk elke keer spanning. Tegelijkertijd is het heel lastig om dat op elkaar aan te laten sluiten, omdat er ook elke keer een nieuw kabinet zit dat nieuwe keuzes maakt die ook weer gevolgen kunnen hebben voor colleges en hun begrotingen. Ik denk dus dat dat op elkaar aan laten sluiten lastig wordt. Maar als de heer Vermeer zegt "ik wil eigenlijk van die trap-op-trap-afsystematiek af", kan ik zeggen dat dat al door het vorige kabinet in gang is gezet. Daarover hebben wij in het hoofdlijnenakkoord ook afspraken gemaakt, namelijk dat we die nieuwe systematiek voortzetten als het gaat om het vormgeven van het accres.

De heer Vermeer (BBB):

Dan zou ik toch aan de minister willen vragen of dat in de komende weken nog een keer schriftelijk beantwoord kan worden. Zijn er op het ministerie toch misschien ideeën te bedenken, zodat wij dat wel gewoon vast kunnen zetten? Mits de Kamer zich daaraan wil conformeren natuurlijk, zeggen we dan gewoon: nee, wij gaan het voor die decentrale overheden voor vier en vijf jaar vastzetten. Maar dat betekent niet weer een trap op, maar misschien maximaal de prijsindexatie. Dat betekent gewoon dat we zeggen: dit zijn de bedragen, dus hier kunt u op rekenen voor de volledige collegeperiodes.

Minister Heinen:

Ik begrijp nu beter de achterliggende vraag. Het gaat eigenlijk om rust en stabiliteit, ook voor de medeoverheden. Ik zou u willen vragen om dit debat ook te voeren met de minister van Binnenlandse Zaken, want dit grijpt echt in op systematieken. We zijn nu afgestapt van de trap-op-trap-afsystematiek. Ik denk dat het ook belangrijk is om conform de Uitvoeringstoetsen Decentrale Overheden, de UDO's — daar heeft u vast van gehoord als iemand die ook uit de gemeentepolitiek komt — medeoverheden op tijd te betrekken bij nieuw beleid. Dat is ook conform artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet en artikel 108 van de Gemeentewet. Verder zou ik echt zeggen: voer dit debat over hoe we daar nog verder stappen in kunnen zetten ook met de minister van Binnenlandse Zaken.

Voorzitter. Dan waren er nog vragen van de heer Van der Lee over de gevolgen van de nullijn, bijvoorbeeld als het lastiger is om vacatures in te vullen als er geen beloning voor werk is, zoals de heer Van der Lee dat noemde. In de huidige cao Rijk 2024-2025 zit een forse verhoging van 8,5%. Dat was een forse verhoging, natuurlijk ook in het licht van de enorme prijsstijgingen. Die werkt structureel door en de nullijn is incidenteel voor 2026 als onderdeel van de afspraken van het hoofdlijnenakkoord. Die kan ook weer invloed hebben op nieuwe cao's, maar dan ga ik echt ernstig op de zaken vooruitlopen.

Dan had de heer Grinwis in deze categorie ook nog een aantal vragen. Hij vroeg of ik periodiek in kaart kan brengen welke afdelingen er allemaal zijn binnen het Rijk, welke taken daar zijn belegd, met hoeveel fte dat gebeurt en hoeveel dat allemaal kost. De heer Grinwis wil een heel dashboard. Ik snap op zich de achterliggende vraag, maar als we kijken hoe we efficiënt kunnen werken en bedenken dat we de personeelsbezetting moeten afschalen, merk ik op dat dit wel weer leidt tot extra werkdruk en weer extra personeel. Ik zou echt adviseren dit niet te doen. We hebben daar echt de capaciteit niet voor. De verantwoordelijkheid voor de rijksdienst ligt bij de minister van Binnenlandse Zaken. Die heeft aangegeven — ik heb contact gehad — dat nu niet te kunnen leveren. Wel willen we periodiek rapporteren over hoe het staat met de invulling van de taakstelling. Dat lijkt mij heel goed. De taakstelling is vormgegeven als een budgettaire taakstelling, dus ik rapporteer daar sowieso op in alle budgettaire nota's. Maar los daarvan lijkt het me ook goed dat wij rapporteren over hoe het staat met de taakstelling. We zijn nu aan het kijken hoe we dat precies gaan doen. Departementen zijn wel in de eerste plaats zelf verantwoordelijk daarvoor. We proberen u sowieso te informeren via de gangbare begrotingssystematiek en jaarverslagen. We zijn nog aan het kijken hoe we dit beter kunnen monitoren en hoe we uw Kamer daarover kunnen informeren.

Voorzitter. De heer Van Houwelingen, die de zaal inmiddels heeft verlaten, had een vraag over de apparaatslasten, de personeelskosten. Ik heb aangegeven dat die deels in de loon- en prijsbijstelling zitten.

Dan was er een vraag van de heer Van Dijck over de infrastructuur. Hij vroeg hoe het kabinet alle woorden uit het hoofdlijnenakkoord gaat waarmaken op het gebied van infrastructuur terwijl er budgettair niets is bijgelegd. Dat is ook meer een reflectieve vraag aan zichzelf in de rol die hij had bij het hoofdlijnenakkoord. We hebben dat hoofdlijnenakkoord samen afgesproken. Dat zijn de kaders waartoe elke bewindspersoon zich moet verhouden en waarbinnen alle ambities moeten worden waargemaakt. Dat gaat keuzes vergen. Dat is ook wel een vraag … O, excuus. Ik kijk naar de heer Tony van Dijck, maar ik denk dat deze vraag kwam van de heer Van Dijk van de SP.

De voorzitter:

Van de heer Dijk, denk ik.

Minister Heinen:

Het zou schelen als ik de voornamen mag gebruiken!

De voorzitter:

Volgend jaar kom ik met rugnummers.

Minister Heinen:

Ik hoop in ieder geval de vraag beantwoord te hebben.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Even een opheldering. Dit was naar aanleiding van een interruptiedebatje tussen de heer Van Dijck met "ck" en mij. Toen was de uitvlucht van de heer Van Dijck, dan wel de geste aan het kabinet, dat de minister van Financiën hier misschien nog eens op in moest gaan.

Minister Heinen:

"Ik geleid hem door."

De voorzitter:

Ah!

De heer Grinwis (ChristenUnie):

En inderdaad is de vraag hoe je met nul euro toch spoorlijnen kunt aanleggen. Dat is de vraag.

Minister Heinen:

Het is een bekende debattruc om een vraag door te geleiden naar het kabinet. Ik moet toegeven dat ik in het verleden ook gebruik heb gemaakt van deze vluchtroute. En nu sta ik hier zelf aan de lat en merk ik hoe ongemakkelijk dat is. Ik wil de vraag wel beantwoorden. Het kabinet investeert wél in infrastructuur. Sterker nog, er is additioneel 2,5 miljard vrijgemaakt om te investeren in infrastructuur. Daarbij hebben we nu vooral gekeken of we de koppeling kunnen maken met woningbouwlocaties. Het hoeft niet alleen asfalt zijn, het kan ook spoor zijn. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen woningen, betaalbare woningen, hebben en dat zij vervolgens naar hun werk komen. Daar gaat het kabinet mee aan de slag. Dat zal wel binnen de kaders moeten zoals we die hebben gesteld. Dat vergt ook keuzes binnen die kaders.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat had ik trouwens ook geantwoord aan de heer Grinwis!

Minister Heinen:

Dan zijn we het eens. Fijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maar nu we het toch hebben over die infrastructuur en die woningbouw: mij valt op dat in het regeerprogramma 5 miljard gereserveerd staat tot 2029, maar in de Miljoenennota zie ik opeens dat er 5 miljard is gereserveerd tot en met 2032. Die 5 miljard is dus niet tot 2029, maar die is opeens uitgespreid tot 2032, met een piek in 2027. Dat kwam voor mij als een verrassing. Misschien weet de minister waar dat vandaan komt.

Minister Heinen:

U doet nu een ernstig beroep op mijn geheugen en alle documenten en alle cijfers die ik in dit debat diep uit mijn geheugen moet halen. Ik denk dat dit zit in de discussie zoals we die voerden over realistisch begroten, waarbij we kijken hoe we middelen in de tijd kunnen zetten. Laat mij erop terugkomen in tweede termijn als wat ik nu zeg niet klopt. Er zijn geen middelen afgeroomd van wat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken. De minister van VRO heeft wel aangegeven bij een deel van haar budget te kijken hoe we de overdrachtsbelasting kunnen verlagen — dat is een kleine schuif in de uitgaven naar lasten — ook in het kader van het stimuleren van investeringen in de woningbouw. Maar laat mij dit nog even voor de zekerheid nagaan. Volgens mij staat dit in het licht van het in een realistischer kasritme plaatsen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Die kasschuif, dat kan, maar ik maak mij dan druk over die opgave van 100.000 woningen per jaar. Wordt die dan nog wel gehaald? Want als je dat geld naar 2032 gaat schuiven, dan bouw je in 2029 niet 100.000 huizen.

Minister Heinen:

Ik weet dat de minister van VRO zich dag en nacht bezighoudt met het bouwen van huizen. Ook hierbij roep ik in herinnering dat geld alleen niet de oplossing is. Die zit ook in wet- en regelgeving, in vergunningverlening, in bouwlocaties en de eisen die we stellen aan woningbouw. Daar knokt zij dag en nacht voor. Geld speelt wel een rol, maar is natuurlijk niet de eindoplossing, in alle vraagstukken die hier voor ons liggen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, inderdaad. Beschikbare bouwgrond, betaalbare bouwgrond, de vergunningverlening en procedures bij de Raad van State: het zijn zaken die zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Mijn vraag gaat toch nog even over het antwoord over het ov en de investeringen in de infrastructuur. Natuurlijk, je moet altijd dankbaar zijn voor wat er wél is. En dat is inderdaad die 2,5 miljard die gekoppeld is aan die grootschalige woningbouwlocaties. Dat bedrag is in het hoofdlijnenakkoord echt gekoppeld aan de woningbouwopgave, en dus niet beschikbaar voor de projecten die in het hoofdlijnenakkoord in de paragraaf over mobiliteit, over bereikbaarheid, worden genoemd. De zeventien bij Infrastructuur en Waterstaat "gepauzeerde projecten", zoals dat heet, kunnen alleen maar worden vlot getrokken als er, één, stikstofruimte is, maar, twee, ook budget. Daarbij gaat het voornamelijk om wegprojecten, maar ook om een aantal ov-projecten, sluizen en vaarwegen. Omgerekend is daar minimaal 6 miljard voor nodig, maar daarvoor is nul euro begroot. Voor het aanleggen van de Nedersaksenlijn heb je minimaal 1 miljard en misschien wel 2 miljard nodig. We kregen pas een nieuwe raming, of schatting, van de kosten voor de Lelylijn. Nou, daar sloeg je steil van achterover. Die gingen naar de 13 miljard. Kortom, als je allemaal optelt wat op die lijst staat en ook nog het ov een beetje op peil wilt houden, dan kom je zomaar op 20 miljard aan incidentele investeringen. En daar komt dan nog een structurele onderhoudsopgave achteraan. Daar is nog geen begin van een antwoord op. Mijn vraag is hoe de minister van Financiën in zijn rol als hoeder van de schatkist gaat sturen bij de vraag welke projecten prioriteit gaan krijgen. Want niet alles kan, en alles kan zeker niet tegelijk.

Minister Heinen:

De minister van Financiën stuurt de kaders, de uitgaven- en inkomstenkaders. Ik zorg ervoor dat begrotingen sluitend zijn. Daar zal ik mijn collega's op aanspreken. Daarbij kijk ik natuurlijk ook naar de doelmatigheid van bestedingen. Bij bestedingsplannen vraag ik vaak om met een analyse te komen waaruit blijkt hoe het geld besteed zal worden. Daar toets ik op. Dat leidt soms ook wel tot veel gemok en gemopper, maar dat hoort bij mijn rol. Ik moet natuurlijk kritisch kijken of het geld ook efficiënt is uitgegeven. Daar kunt u deze minister op aanspreken. Over de prioriteiten, de keuzes die een vakminister binnen de begroting maakt, moet u echt het debat voeren met de vakminister. Ik zou mijzelf een te grote rol aanmeten als ik mij ook dat zou toe-eigenen. Want dan ga ik eigenlijk over het hele kabinetsbeleid. Dat is natuurlijk een erg leuke rol, maar ik denk dat mijn collega's dan denken: terug in je hok, jij! Nee, ik bewaak de kaders en zie op gezonde overheidsfinanciën.

De voorzitter:

Prima. Blokje overig, denk ik.

Minister Heinen:

Bijna, bijna. Er waren namelijk ook nog vragen gesteld over verkeersveiligheid. Nou, daar kan ik heel kort over zijn. Het kabinet blijft inzetten op het verminderen van het aantal verkeersslachtoffers. Het kabinet geeft in het regeerprogramma aan te verkennen welke extra maatregelen de trend van toenemende verkeersslachtoffers kunnen keren. Over de uitkomst van deze verkenning — Meer Veilig wordt daarbij betrokken; naar dat programma werd gevraagd — wordt de Kamer nog geïnformeerd.

Voorzitter. Ik heb al een aantal vragen beantwoord. Er waren wel nog vragen van de heer Dassen over — verrassend! — Europa en de EU-afdrachten. Hij vroeg ook hoe het tot die 1,6 miljard korting is gekomen. Nou, die is voortgekomen uit het vraagstuk hoe om te gaan met de terugbetaling van de gelden uit het coronaherstelfonds. Dat zijn forse terugbetalingen: zo'n 1,3 miljard per jaar. Daar bent u onlangs over geïnformeerd in het antwoord op schriftelijke vragen die hierover zijn gesteld. Het vorige kabinet heeft gezegd: die ramen wij als extra uitgaven die wij moeten doen. Dit kabinet heeft gezegd: wij gaan ervan uit dat dit binnen het MFK, dus binnen de begroting van de Europese Unie, wordt gedekt. Nou, we staan in Europa nog helemaal aan het begin van deze discussie. Ik ga u nog uitgebreid mededelen wat onze inzet in Europa wordt op tal van terreinen. Daar zult u het nu even mee moeten doen, want het kabinet komt pas net uit de startblokken. Maar dit is in ieder geval de analyse achter deze post op de begroting.

De heer Dassen (Volt):

Mijn vraag ging ook voornamelijk over hoe realistisch het is. Het CPB geeft eigenlijk aan dat die 1,6 miljard geen realistische wens is van dit kabinet, ook omdat dit niet unilateraal besloten kan worden. Dit kabinet, Nederland, wij dragen rond de 10 miljard af. Daarvan komt 3,5 miljard weer terug voor onderzoek en wetenschap, na allerlei aanvragen. Met 3,5 miljard aan invoerrechten blijft dan 2,7 miljard over, en daar wil het kabinet ook nog eens 1,6 miljard van afhalen. Ik vind dat zelf ook niet realistisch. En als je dat dan op zo'n manier meeneemt en inboekt, dan zeg je eigenlijk ook dat je je eigen teleurstelling mogelijk gaat organiseren. Dus ik ben even benieuwd hoe deze minister ernaar kijkt dat heel veel experts zeggen dat dit niet realistisch is, dat het de wens in Europa is om juist meer met die begroting te gaan doen, dat er wensen zijn in Europa om meer gezamenlijk aan te pakken. Dus hoe acht hij het een verstandig begrotingsbeleid om dit wel gewoon zo in te boeken?

Minister Heinen:

Het algemene antwoord is natuurlijk dat ik bijzonder gemotiveerd ben om alle doelstellingen uit het hoofdlijnenakkoord te bereiken. In de tweede plaats, de heer Dassen zei: u gaat er niet alleen over. Dat is niet waar. Er is unanimiteit als het gaat om het Eigenmiddelenbesluit in de begroting. Dus je kan als Nederland ook blokkeren. Ik wil daar niet uitkomen, want dat zouden geen goede verhoudingen zijn. Maar het kan wel, en als je dat zou doen, als je dat zou blokkeren, zou dat op jaarbasis al om en nabij een half miljard schelen. Nogmaals, ik ben daar niet naar op zoek, want ik wil dat in goede verhoudingen in Europa doen. Toen ik in Europa bij mijn eerste Raad was, zijn er ook veel landen naar mij toe gekomen die zeiden: we zijn blij dat Nederland weer in dit mandje zit. Want er zijn heel veel landen die ook echt kijken of die uitgaven in Europa niet wat minder moeten. Ook hier is de discussie weer: meer geld, meer doelstellingen, meer fondsen. En ook, of het nou op Europees niveau is of op rijksniveau of op decentraal niveau, moeten we keer op keer die discussie aangaan van: jongens, het kan ook minder; we kunnen ook minder uitgeven. Dat is een moeilijke discussie. Ik ga die graag aan, omdat ik het leuk vind om die te voeren. Maar ik loop een kamer in, en dan wordt er geroepen "meer uitgeven!", waarna ik elke keer moet roepen: nou, het kan ook een onsje minder zijn. Dat geldt ook voor Europa. Ik ga daar ambitieus mee aan de slag. Ik ga uw Kamer uiteraard informeren over de tussenstappen die wij daarin zetten. We hebben ook twee- à driewekelijks een commissiedebat hierover, waarin u mij daarnaar kan vragen. Zo gaan we het doen.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter, nog even, want de minister triggerde me. Is de minister daadwerkelijk bereid om een veto uit te spreken op het MFK op het moment dat hij die 1,6 miljard afdracht, dus die mindering, niet voor elkaar krijgt?

Minister Heinen:

De heer Dassen hoopt me hier natuurlijk een nieuwspuntje te ontlokken, maar dat ga ik hem niet gunnen.

De voorzitter:

Het blokje overig.

Minister Heinen:

Nou ... Daar wil ik ook naartoe, maar er zijn echt nog wel een aantal onbeantwoorde vragen. Maar een aantal zijn er al wel beantwoord. O, ik wil die met liefde overslaan hoor; dan gaan we nu dineren en zijn we klaar. Maar ik denk dat een aantal mensen wel erg graag hun vragen beantwoord willen zien. Onder anderen de heer Van Oostenbruggen, die vroeg naar het Social Climate Fund. Hij vraagt: wat onderneemt de minister en kan hij toezeggen, samen met de minister van SZW en de minister van Klimaat en Groene Groei, ten aanzien van de Nederlandse aanvragen voor dat Sociaal Klimaatfonds, dat in het verleden is opgezet? De aanvraag moet uiterlijk juni 2025 ingediend worden. Het kabinet beraadt zich momenteel nog over de invulling. Dit vereist nog echt wel uitzoekwerk voor een pakket dat hieraan voldoet. De minister van Klimaat en Groene Groei zal de Kamer hier in het eerste kwartaal van 2025 over informeren. Dus u bent nog aan zet om hierover het debat te voeren.

Dan was er ook een vraag van de heer Flach over valpreventie. We gaan nu even naar de categorie alle onderwerpen. Het kabinet zet de aanpak van valpreventie uit het vorige kabinet gewoon door. Dat is eigenlijk het inhoudelijke antwoord.

De voorzitter:

Kijk eens aan.

Minister Heinen:

Ja, laten we zorgen dat we niet zelf omvallen hier.

Dan had de heer Flach gevraagd of de minister bereid is om samen met de collega van VWS het gesprek aan te gaan om te kijken waar de grenzen van collectief gefinancierde zorg liggen, ook gezien de schaarse middelen. Dus die discussie. Ik vind dit echt een debat dat u ook met de minister van VWS moet voeren. Kijk, budgettair zien we die begroting toenemen, maar we hebben ook een hoofdlijnenakkoord en dat respecteer ik. Naar de toekomst toe zijn er uitdagingen. Daar denken wij verschillend over; elke politieke partij denkt daar verschillend over. Ik heb eerder al aangegeven dat er verschillende knoppen zijn waar je aan kan, tussen aanhalingstekens, draaien. Maar uiteindelijk gaat het om: grijp je in op prijzen, op volume of op kwaliteit? Dat kan via de markt, dat kan via direct ingrijpen of via budgettering. Dat zijn politieke keuzes, die we hier met elkaar moeten maken. Maar het zou niet goed zijn als ik hier nu een gezondheidsdebat of een debat over de Zorgverzekeringswet zou gaan voeren. Ik vind het erg leuk om dat te voeren, maar ik vrees dat ik dan collega's voor de voeten ga lopen. Daarmee heb ik ook antwoord gegeven op de vraag van de heer Eerdmans over dit onderwerp.

Dan is er nog één laatste vraag, van de heer Flach. Hij vraagt welke keuzes worden gemaakt als het gaat om de grootste uitgavenposten. Eigenlijk heb ik dat al in eerdere interruptiedebatten gezegd.

Dan is er toch nog een vraag, over ontwikkelingssamenwerking, en wel over het budget en de bni-koppeling. Door het vorige kabinet is bij de Voorjaarsnota een koppeling gemaakt met het bni. Dat heeft geleid tot stijging van het budget. Die koppeling heeft dit kabinet gewoon gerespecteerd, dus dat zie je ook in de begrotingen. Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet een korting toegepast op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dat is die 2,4 miljard. Maar je ziet het budget later weer stijgen, als gevolg van de koppeling die bij het CEP is toegepast. Dat is eigenlijk dat kommetje dat je nu in de begroting ziet.

Daarnaast heeft het kabinet ervoor gekozen om bij de Miljoenennota de bni-revisie niet toe te passen, in het licht van de totale problematiek, want er waren natuurlijk ook heel veel tegenvallers. Je kunt een euro maar één keer uitgeven. Dus die is niet toegepast. In het kabinet hebben we het besluit genomen om in het voorjaar weer deze discussie te hernemen, in het licht van de problematiek die we dan hebben, maar ik wijs er wel op — daar leek gisteren even verwarring over te ontstaan — dat de koppeling zoals die is toegepast bij de Voorjaarsnota en het CEP gewoon in de boeken staat. Dat kunt u ook teruglezen als u kijkt naar het ODA-budget.

De voorzitter:

Het blokje overig. Maar eerst nog een vraag van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Uit dit antwoord begrijp ik dus, zoals de heer Van Oostenbruggen gisteren uitgebreid toelichtte, dat de al 50 jaar bestaande reguliere systematiek, dus de koppeling aan het bni, in principe gewoon blijft gehandhaafd, behoudens op die momenten waarop het kabinet daarvan afwijkt met een specifiek besluit, zoals nu bij de begrotingsbesluitvorming in augustus is gebeurd, waarbij het verschil tussen CEP en MEV niet is goedgemaakt, om het maar eens in vakjargon te zeggen. Begrijp ik daarmee ook dat de minister van Financiën zegt dat de motie-Bikker, die bij de Algemene Politieke Beschouwingen is ingediend en die vraagt om in ieder geval structureel die bni-koppeling in stand te houden, oordeel Kamer krijgt?

Minister Heinen:

Nee. Volgens mij was die ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen ontraden, omdat er budgettaire consequenties aan zitten, gelet op hoe die motie is vormgegeven. Elk budgettair moment is een nieuw besluitvormingsmoment van het kabinet. Elke keer kan alles opnieuw ter discussie worden gesteld en besloten. Dat geldt ook voor dit onderwerp. Ik wijs erop dat bij de Miljoenennota is besloten om de revisie die we toen in beeld hadden op basis van de MEV niet is toegepast, ook in het licht van de totale problematiek. Daar kunt u geen besluitvorming voor de toekomst aan ontlenen, niet in positieve en niet in negatieve zin.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit klopt niet. Wat de ChristenUnie vindt van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking moge duidelijk zijn. Dat zijn niet onze keuzes. Wij vinden dat onze barmhartigheid of onze rechtvaardigheid niet ophoudt bij de grens, maar dat we ook moeten kijken naar de medemens verder weg. Maar daar gaat dit debat niet over. Daarover hebben we gewoon een verschil van mening. Op dat punt probeer ik het kabinet nu niet te overtuigen. Waar het debat gisteren over ging, in de bijdrage van de heer Van Oostenbruggen, en wat ook het punt is in de motie van mevrouw Bikker, is dat de reguliere systematiek, die we al 50 jaar handhaven, in principe gewoon structureel in stand blijft, behoudens dan dat het kabinet daar nu van is afgeweken. Prima. Dat staat allemaal in de begroting, maar deze motie legt dus geen claim voor de toekomst. Deze motie onderschrijft gewoon een 50 jaar oude traditie, namelijk de reguliere systematiek van koppeling tussen bni en ontwikkelingssamenwerking, het ODA-budget. Die houden we in stand. Dus met andere woorden: als in het voorjaar uit het CEP mocht blijken dat het bni harder is gegroeid of harder is gekrompen dan in het basispad was verondersteld, gaat dus het OS-budget daaraan gekoppeld omhoog dan wel omlaag en is dat geen claim of meevaller.

Minister Heinen:

Nou, als het bnp stijgt en je zou besluiten tot koppeling van dit budget, dan kost dat dus geld. Dat zal ook gedekt moeten worden. Daarom kijken we daar bij elk budgettair besluitvormingsmoment naar en wegen we het ook in het licht van de totale besluitvorming die dan voor ons ligt. Gisteren leek er in het debat het beeld te ontstaan alsof het budget voor ontwikkelingssamenwerking als het ware plat was. Daar kwamen ook zorgen uit voort: als het bnp dan stijgt, infleren we dan niet op die manier het budget weg? Ik wijs erop dat bij het CEP in het voorjaar een stijgende reeks is toegevoegd aan het budget. Dat respecteert dit kabinet in het hoofdlijnenakkoord. De revisie zoals die bij de MEV zou moeten plaatsvinden is niet toegepast in het licht van de totale problematiek. Mocht je besluiten om die in de toekomst weer toe te passen, dan zit daar een budgettaire component aan, maar ik kan daar nu niet op vooruitlopen, omdat je ook nog niet weet wat dan de standen zijn. Dat gaat het kabinet dan wegen. Daar zult u het mee moeten doen.

De voorzitter:

U bent door uw interrupties heen, meneer Grinwis. Mevrouw De Vries.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Nog kort twee vragen die zijn blijven liggen, volgens mij. Ik had nog gevraagd om een totaaloverzicht naar het kunnen blijven vervolgen van de bezuinigingstaakstelling op de subsidies. Twee: het regeerprogramma lijkt andere voorstellen te bevatten, maar ik neem aan dat het niet tot extra financiële claims leidt en het opgelost wordt in de huidige budgetten.

Minister Heinen:

De mooiste zin uit het regeerprogramma stond helemaal aan het begin. Het hele regeerprogramma moet binnen de financiële kaders passen van de startbrief en de startnota. De Miljoenennota is de startnota. Daar opent het regeerprogramma mee. Mevrouw De Vries heeft het dus al kunnen lezen. Hierbij bevestig ik dat ook. Er zijn geen extra middelen voor de ambities die worden geuit in het hoofdlijnenakkoord. Daar heb ik de collega's ook op aangesproken. Dan het overzicht van de subsidietaakstelling. Ik hoop dat ik mevrouw De Vries goed begrijp. Wanneer we naar de tweede termijn gaan, zal ik nog even checken of ik het zo goed begrijp. Anders kost het haar een extra interruptie. Er wordt gerapporteerd over de taakstelling via de budgettaire nota's. Vanuit Financiën beschouwd zijn die ingevuld. Ik heb de taakstelling doorvertaald naar de departementale begrotingen. Daar is het budget afgeboekt. De invulling en het type subsidie dat wordt geschrapt is aan de vakministers. Zij moeten dat nu ook bij hun begrotingen presenteren. Daar kunt u het debat over aangaan bij de departementale begrotingen.

De heer Flach (SGP):

Toch nog even over de koppeling van het budget van Ontwikkelingshulp aan het bni. Ik wil er eigenlijk maar één interruptie aan besteden, want ik ben ook al een heel eind op dreef. Ik ga mijn vraag dus heel helder en scherp proberen te stellen. Ik hoop ook op een dergelijk antwoord, want het antwoord van de minister in de richting van de heer Grinwis was verpakt in heel veel woorden, waardoor er volgens mij mist blijft bestaan. Is de koppeling nu eenmalig niet toegepast en geldt hierna gewoon de regel dat het gekoppeld is aan het bni? Of is de koppeling, wat ik meende te beluisteren in de woorden van de minister, feitelijk losgelaten en wordt bij elk budgettair moment bepaald of de koppeling weer eenmalig wordt toegepast of weer wordt uitgezet en is het dus een soort lichtknopjesmodel? Is het een van die twee?

Minister Heinen:

Er wordt gesuggereerd dat besluiten uit het verleden in beton gegoten zijn naar de toekomst. Op elk budgettair moment, elk besluitvormingsmoment van het kabinet, kan elke maatregel heroverwogen worden. Zo maken wij hier beleid. Daar wijs ik op. In het voorjaar gaan we weer de totale problematiek zien. Dan zou je kunnen zeggen: we gaan dat budget koppelen aan een revisie die dan plaatsvindt. Als het bbp stijgt, heeft dat een budgettaire component. Ik denk dat we, als het bbp daalt — laten we hopen dat dat niet gebeurt — andere problemen hebben. Dan zou u zeggen: koppelt u het alstublieft niet, want dan daalt het ontwikkelingsbudget. Daarom bekijk je dat per keer, als we inzicht hebben in de ontwikkeling van de economie. Daar wijs ik op. Dat gaan we in het voorjaar weer bezien. Hij is nu niet toegepast. Als je hem wel zou toepassen, zit er een budgettaire component aan. Daarom is het zo belangrijk om dat in zijn totaliteit te bezien.

De voorzitter:

Het blokje overig.

Minister Heinen:

Ja, voorzitter. Ik ga naar het blokje overig. Dat waren niet heel veel vragen.

De voorzitter:

Kan dat in telegramstijl? Gewoon even kort de naam noemen, dan even twee zinnetjes en dan de volgende?

Minister Heinen:

Alles kan, maar dan moet u een nieuwe minister van Financiën kiezen. Ik ga gewoon netjes alle vragen beantwoorden.

De voorzitter:

Eerst nog even de heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):

Ik heb toch nog een vraag aan de minister over het vorige onderwerp, de ontwikkelingssamenwerking, die ontwikkelingshulp. Die koppeling met het bni is losgelaten. Dat is helder. Tenminste, dat maak ik op uit de beantwoording. Betekent dat ook nog dat er in de komende jaren automatisch nog iets gebeurt met inflatie, prijsindexatie, zoals die op een aantal posten in de begroting toegepast wordt? Of is het bedrag dat er nu staat, als er geen actie wordt ondernomen door Kamer of minister, gewoon een vlak bedrag tot in lengte van dagen?

Minister Heinen:

Ook hiervoor geldt dat dat volgt uit de besluitvorming die plaatsvindt in het voorjaar. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik denk dat de heer Vermeer wijst op een loon- en prijsbijstelling die je zou kunnen toepassen. Je kunt verschillende systematieken toepassen op dit budget. Nogmaals, daarover moet besloten worden op de geëigende momenten. In het voorjaar besluiten we over de begroting van 2026. Dat is het hoofdbesluitvormingsmoment. Dan weten we beter hoe de stand van de economie is, wat de mee- en tegenvallers zijn. Dan kunnen we alles integraal besluiten.

Ik ga proberen meer uw aanmoediging te volgen, voorzitter, want we zijn er bijna.

De heer Van Dijck vraagt waarom Nederland niet net als België spaarders een rente geeft van 2,8% via staatsbons — zoals ze dat daar dan noemen — om zo spaarders een hogere rente te geven. Ik heb daar een paar opmerkingen over. Allereerst zou ik België niet als financieel voorbeeld willen nemen voor Nederland. Dus ik denk niet dat alles wat daaruit voortkomt goed is en ik vind dit ook geen goed idee. Ook naar consumenten toe is het goed om te beseffen dat staatsobligaties beleggingen zijn. Daar zit ook een groter risico aan, want ook de nominale waarde van de belegging an sich kan fluctueren. Je hebt dan misschien een hoger rendement, maar een rendement reflecteert ook risico. Dus je kan daar dan uiteindelijk ook verliezen op leiden als je de staatsobligatie liquide maakt. In de fiscale sfeer worden beleggingen ook anders behandeld, dus je kan ook zomaar aangeslagen worden tegen een hoger tarief. Het lijkt dan misschien mooi dat je een hoge rente krijgt, maar dan wordt je via de fiscaliteit alsnog weer afgeroomd. Dus de discussie is genuanceerder. Ik zou hier geen voorstander van zijn. Ik vind het belangrijker dat we kijken hoe die spaarmarkt in Nederland functioneert. Ik heb begin van deze week een Kamerbrief gestuurd waarin de stappen staan die ik ga zetten om te proberen om meer mobiliteit in de spaarmarkt te krijgen en meer druk op de financiële instellingen, zodat de spaarrentes omhooggaan. Over die brief gaan we het denk ik nog uitgebreid hebben bij de commissiedebatten.

Mevrouw De Vries vroeg in het verlengde hiervan naar de conclusies van de Autoriteit Consument & Markt, de ACM, over de gebrekkige concurrentie in de markt. Dat heeft twee oorzaken. Je ziet dat consumenten weinig bewegen. Positief is dat ze heel tevreden zijn over hun spaarproducten. Ze hebben weinig reden om te switchen, maar er kunnen natuurlijk ook barrières zijn waardoor spaarders niet switchen. Dat leidt tot minder marktdynamiek. Hierdoor voelen ook grote instellingen zich niet geprikkeld om de spaarrentes te verhogen. De uitdaging is nu hoe wij die dynamiek op gang kunnen krijgen. We gaan nu eerst in kaart brengen wat de barrières zijn die spaarders ervaren. We gaan kijken hoe we de overstapservice kunnen verbeteren en hoe financiële instellingen transparanter kunnen zijn over hun spaarproducten. We laten ook onderzoek doen naar de koppeling tussen de voor- en nadelen van betaal- en spaarrekeningen. In de Kamer worden zorgen geuit over de kosten van betaalpakketten. Deze kosten zijn in Europees perspectief zeer laag, maar als deze kosten stijgen dan staat ook iedereen hier aan de interruptiemicrofoon. Dat kunnen natuurlijk wel consequenties zijn van het beleid dat we dan voeren. Ik denk dat we allemaal hetzelfde willen, namelijk een gezonde markt waarmee de consument uiteindelijk het beste af is. Daar streven we naar.

Dan vroeg de heer Van Oostenbruggen nog naar het Herstel- en Veerkrachtplan. Hij vroeg wat Nederland kan krijgen van die 5,4 miljard. In principe alles, als je gewoon de hervormingen doet. Het kabinet kijkt nu ook naar wat haalbaar is in het licht van het hoofdlijnenakkoord. We gaan daar nog over rapporteren. In algemene zin is het altijd mogelijk om hervormingen aan te passen. Je moet dan terug naar Europa, een nieuw plan presenteren, daar wordt dan kritisch naar gekeken en alle Europese landen moeten vervolgens instemmen met die nieuwe hervormingsplannen om de middelen uit het fonds te krijgen. Ik hecht er wel aan om te benadrukken dat we de hervormingen niet doen om geld uit het fonds te krijgen — we hebben er per saldo meer ingestopt dan dat we eruit halen — maar we doen dit vanuit de intrinsieke motivatie om Nederland sterker te maken, aangezien hervormingen leiden tot een gezondere economie.

Dan ben ik bijna bij het einde. Ik heb nog twee vragen. Ook de heer Eerdmans vroeg naar het Herstel- en Veerkrachtplan. Hij vroeg wanneer we de eerste miljarden tegemoet zouden kunnen zien. Het eerste betaalverzoek van 1,3 miljard hebben we ontvangen. We zijn nu bezig met het indienen van het tweede betaalverzoek van 1,2 miljard. Dat proces loopt. Er was ook nog een vraag over gemeenschappelijke schulden. Hierbij wil ik nogmaals bevestigen dat we daar geen voorstander van zijn.

Voorzitter. Dat vind ik ook een mooie afronding van mijn bijdrage aan de eerste termijn.

De voorzitter:

Ja. U heeft het netjes gedaan, hartelijk dank daarvoor. We gaan nog luisteren naar de beide staatssecretarissen. Ik geef eerst graag het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de heer Idsinga.

Staatssecretaris Idsinga:

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats natuurlijk dank aan alle leden voor hun inbreng tijdens deze Algemene Financiële Beschouwingen. Het is voor mij de eerste keer aan deze kant van de tafel. Ik zal het kort houden. Het fiscale seizoen is geopend, want we gaan het binnenkort nog uitgebreid hebben over het Belastingplan. Ik kijk er erg naar uit om daar met uw Kamer over in debat te gaan. Ik wil er nog op wijzen dat ik vrij recent mijn eigen fiscale beleidsprioriteitenbrief naar deze Kamer heb gestuurd. Daarin wordt ook duidelijk, naast alle lopende zaken, die altijd door moeten gaan, wat mijn prioriteiten zijn voor deze periode.

Ik mag het woord "blokjes" niet noemen, dus ik noem het net als de minister "thema's". Ik heb vier thema's: vermogen, ondernemingsklimaat, stelselherziening en fiscale regelingen en tot slot het blokje overige. Ik kijk naar een heel strenge voorzitter, dus ik zal proberen om er in rap tempo doorheen te gaan.

Ik begin met het blokje vermogen, te weten met een vraag van de heer Van Oostenbruggen. Hij vraagt wanneer we over kunnen naar het nieuwe box 3-stelsel en of ik kan garanderen dat mogelijke tegenvallers conform de begrotingsregels in het domein "vermogen en winst" zullen vallen. De hersteloperatie naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad, met name van de laatste arresten van juni, legt een groot beslag op de capaciteit van de Belastingdienst. Dat is boven op de noodzakelijke modernisering van de ICT-systemen. De Belastingdienst heeft daardoor niet voldoende ICT-capaciteit beschikbaar om het toekomstige stelsel in de huidige vorm per 1 januari 2027 te kunnen implementeren. Dan heb ik het over de huidige vorm. Ik heb daar recent een brief over gestuurd naar de Kamer. We onderzoeken momenteel alternatieve invoeringsopties die wel haalbaar zijn, zodat wij samen met de Kamer een zorgvuldige besluitvorming kunnen doen. Mijn voornemen is om de Kamer daarover te informeren, zodra het onderzoek is afgerond. Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek voor het einde van het jaar met de Kamer te kunnen delen. Overigens wachten we ook nog op het advies van de Raad van State rondom de nieuwe wetgeving. Ik kan nog niet vooruitlopen op hoe we omgaan met eventuele tegenvallers in box 3 of elders. We zetten vooralsnog alles op alles om ervoor te zorgen dat die tegenvallers er niet zullen zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Van Oostenbruggen is er niet, dus ik spring maar even in. Heeft dit uitstel budgettaire consequenties? Kan de staatssecretaris dat al overzien?

Staatssecretaris Idsinga:

Het is denk ik te vroeg om daar nu een eensluidend antwoord op te geven. Ik span mij tot het uiterste in om ervoor te zorgen dat wij per 01-01-2027 een of andere vorm hebben van een nieuw box 3-stelsel. Ik hoop de financiële consequenties die dat misschien wel of misschien niet zou kunnen hebben, zo beperkt mogelijk te houden. Dat is het streven, maar ik kan niks garanderen op dit moment.

Voorzitter. Dan was er nog een vraag van de heer Van der Lee. Wanneer komt er een werkende vermogensbelasting? Kan toegezegd worden dat aan een andere vorm van vermogensheffing gewerkt zal worden, zodat de meest vermogenden iets meer gaan betalen? Ik begrijp de vraag van de heer Van der Lee zo dat hij graag een vermogensbelasting zou willen zien, in plaats van of naast een heffing op inkomen uit vermogen. Het kabinet heeft op dit moment het voornemen om verder te gaan op dat laatste, namelijk op een heffing op inkomsten uit vermogen. Wij streven er nog steeds naar, zoals ik net al aangaf, om dat systeem per 2027 in te voeren, in welke vorm dan ook. Wij zijn van mening dat het stelsel op basis van het werkelijk rendement de voorkeur geniet, omdat dit het beste aansluit bij het draagkrachtbeginsel. Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid en doenlijkheid zou een vermogensbelasting wellicht een alternatief kunnen zijn. Alleen zijn we op dit moment nog niet zo ver. We wachten ook nog op het advies van de Raad van State.

Dan is er nog een vraag op het gebied van box 3. De heer Van Oostenbruggen vraagt wat er is misgegaan bij het schrijven van de box 3-wetgeving. Daarvoor moeten we even ver terug in de tijd. Het huidige box 3-systeem is ingevoerd in 2001. Dat was een tijd waarin er sprake was van vrij hoge rentes. Ik meen zelfs rond de 4% à 5%. Als je dan een belasting heft over een grondslag van 4%, dan is dat natuurlijk best reëel. Op dat moment waren er ook geen signalen dat het in strijd zou kunnen zijn met het EVRM, wat later wel is gebleken. De Raad van State en ook het parlement hebben in die tijd deze risico's van rentedaling niet ingecalculeerd. De rente is inmiddels flink gedaald, waardoor het forfaitaire rendement voor spaargeld steeds verder af kwam te liggen van de daadwerkelijk behaalde rente.

In 2017 is een nieuw systeem geïntroduceerd, waarbij werd uitgegaan van een vaste mix van vermogensbestanddelen. Gemiddeld genomen sloot deze benadering beter aan bij het werkelijke rendement. Ook is destijds de inschatting gemaakt dat dit juridisch houdbaar zou zijn. Tegelijkertijd is wel steeds de ambitie uitgesproken om toe te werken naar een stelsel van werkelijk rendement. Daar heeft de Hoge Raad echter niet op willen wachten; de Hoge Raad heeft in 2021 besloten dat het stelsel van een vaste mix van vermogensbestanddelen op basis van forfait niet langer houdbaar was, omdat dat te ver af stond van de werkelijkheid. Met de wijsheid van nu is de wijziging die we in 2017 hebben doorgevoerd dus te beperkt geweest om de gesignaleerde knelpunten voldoende weg te nemen.

Dan de vraag, ook van de heer Van Oostenbruggen, welke lessen we hieruit zouden moeten leren. Ik trek die vraag even wat breder, want dat geldt bijvoorbeeld ook ten aanzien van het recente arrest rondom Sondervermögen, het Duitse arrest op basis waarvan we een terugbetaling van vennootschapsbelasting moeten doen. Welke lessen kunnen we hiervan leren? De les die we hiervan kunnen leren, is dat het proces van wetgeving altijd zorgvuldig moet zijn, zowel in de voorbereiding als in de monitoring. Er zijn natuurlijk gedurende de jaren verschillende debatten geweest, in deze Kamer maar ook in de Eerste Kamer, over de houdbaarheid van het box 3-systeem. Maar we zijn op die weg voortgegaan. Ik denk dat op dit punt de hand in eigen boezem moet worden gestoken, zowel aan de kant van de regering als aan de kant van de beide Kamers. Wel denk ik dat nooit te voorkomen is — we leven in een rechtsstaat — dat er uiteindelijk ook uitspraken gedaan zullen worden over wetgeving die vandaag de dag geldt. Het is mogelijk dat de rechter in sommige gevallen zegt: deze wetgeving is niet houdbaar. Tegelijkertijd denk ik dat we in het box 3-dossier op dit punt wel eerder hadden kunnen en moeten ingrijpen.

Dan heb ik een vraag van de heer Dassen over de plannen van het kabinet voor het evenwichtiger belasten van zeer vermogende personen. Ik heb hier ook in mijn prioriteitenbrief aandacht aan besteed, ook naar aanleiding van Kamermoties op dit punt, die overigens breed zijn aangenomen. Nederland is voorstander van het maken van afspraken in internationaal en EU-verband over het belasten van zeer vermogende personen, omdat dit thema het beste kan worden aangepakt als zo veel mogelijk landen meedoen. De G20 heeft in juni in het Inclusive Framework van de OESO aangemoedigd om dit onderwerp in overweging te nemen en om daarmee aan de slag te gaan. Ook Nederland heeft zich ervoor ingezet om dit te blijven agenderen. Wij zetten in op een stapsgewijze aanpak. Dit draagt bij aan het inzicht in de problematiek en maakt de discussie voor veel landen relevant. Nederland wil een actieve bijdrage leveren en trekt waar mogelijk samen op met gelijkgestemde landen.

Tegelijkertijd wordt op nationaal gebied, mede naar aanleiding van moties van de leden Dijk en Maatoug en van mijzelf, in mijn vorige rol in de Kamer, in kaart gebracht hoe exitheffingen voor emigrerende inwoners in verschillende EU-landen vormgegeven zijn. Met name wordt daarbij gekeken naar Duitsland en Finland. De heffingen die in deze landen worden gebruikt, lijken volgens mij op het voorstel dat de heer Dassen deed rondom een inwonerschapsfictie. Ik beoog uw Kamer hierover in het najaar verder te informeren. Ik zie de heer Dassen knikken.

Voorzitter. Dan "thema" twee, want ik mag geen "blokje" meer zeggen. Dat is het thema ondernemingsklimaat. De heer Van der Lee vraagt waarom de inkoop van eigen aandelen niet belast is met dividendbelasting. De inkoop van eigen aandelen is in principe belast met dividendbelasting. Dat geldt ook voor de inkoop door beursfondsen. Onder strikte voorwaarden kunnen beursfondsen bij de inkoop van aandelen afzien van de inhouding van dividendbelasting. Deze voorwaarden hebben als doel dat de inkoop niet ten koste mag gaan van het uitdelen van gewoon dividend. Om te voorkomen dat de uitdeling van contant dividend structureel en voor een deel vervangen wordt door een onbelaste inkoop van aandelen, is een aantal voorwaarden gesteld voor de toepassing van de inkoopfaciliteit en geldt tevens een maximum. De belangrijkste voorwaarde is dat er in het jaar van inkoop ook een contant dividend wordt uitgekeerd waarover dividendbelasting wordt geheven. Dit contant dividend moet minimaal gelijk zijn aan het gemiddelde bedrag aan dividend in contanten dat in de vijf voorgaande kalenderjaren is uitgekeerd. De dividendbelasting is geen winstbelasting die drukt op de vennootschap, maar is een voorheffing ten laste van de aandeelhouders, die in de meeste gevallen door de aandeelhouders ook verrekend kan worden met de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Daarnaast is de winst van de inkopende vennootschap gewoon belast met vennootschapsbelasting.

Bij beursfondsen doet zich bij die eigen aandeleninkoop een bijzonderheid voor, want zij weten namelijk niet van wie zij de aandelen inkopen. Een beursfonds kan de dividendbelasting dus niet inhouden ten laste van die aandeelhouder. De aandeelhouder waarvan een beursvennootschap de aandelen inkoopt, is namelijk onbekend bij het beursfonds. Dat betekent dat een beursfonds dat aandelen inkoopt, de dividendbelasting voor eigen rekening moet nemen. Dit leidt tot een hogere belastingdruk dan bij de uitkering van regulier dividend. Overigens, veel van die aandeelhouders zijn wij ook weer zelf, want dat zijn pensioenfondsen. Zonder inkoopfaciliteit zou dit schadelijk kunnen uitpakken voor het fiscale vestigingsklimaat van beursfondsen. Daarom is in het hoofdlijnenakkoord besproken om deze faciliteit te behouden.

De heer Van der Lee vraagt verder wat de achtergrond is van de verruiming van de generieke renteaftrekbeperking. Eerder is al gezegd dat het kabinet een goed ondernemingsklimaat belangrijk vindt. Een sterk ondernemingsklimaat is onmisbaar voor een stabiele Nederlandse economie en gezonde bedrijven waarvan iedereen meeprofiteert. Om het ondernemingsklimaat te verbeteren, heeft het kabinet in het regeerprogramma afgesproken om het percentage dat in aftrek genomen mag worden, te verhogen van 20% naar 25%. Dit komt ook overeen met het Europees gemiddelde, maar het is nog steeds strenger dan de Europese richtlijn van 30%.

De vraag van de heer Dassen rondom de Innovatiebox heeft de minister reeds beantwoord.

De heer Dassen vroeg verder of andere Europese landen een liquidatie- en stakingsverliesregeling kennen. Op basis van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn lidstaten verplicht definitieve verliezen van een buitenlandse dochtermaatschappij in de lidstaat van de moedermaatschappij te verrekenen. De exacte invulling van deze regeling kan verschillen per lidstaat. Nederland biedt deze mogelijkheid in de vorm van een liquidatie- en stakingsverliesregeling. Die gelden alleen in de omstandigheid dat door de liquidatie van een onderneming de mogelijkheid van verliescompensatie bij de desbetreffende deelneming verloren kan gaan. De liquidatie- en stakingsverliesregeling is de afgelopen jaren reeds verschillende malen herzien en ook ingeperkt om oneigenlijk gebruik daarvan tegen te gaan.

Dan zijn we aangekomen bij het derde thema: de stelselherziening.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had niet direct een vraag gesteld, dat klopt, maar ik had wel een heel mooi voorstel met betrekking tot de Wbso. Ik dacht dat de staatssecretaris mij met veel enthousiasme zou gaan aanmoedigen om dit amendement vooral snel in te dienen.

Staatssecretaris Idsinga:

Het staat mevrouw Van Dijk uiteraard vrij om een amendement in te dienen. Ik zal daar met interesse naar kijken.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Maar dan even de vraag: is de staatssecretaris met ons eens dat het beter is om enkele gerichte maatregelen in te zetten wat betreft het ondernemersklimaat, innovatie en het verhogen van de productiecapaciteit?

Staatssecretaris Idsinga:

We hebben in de fiscaliteit natuurlijk een aantal maatregelen om innovatie te stimuleren, waaronder de Innovatiebox. Mevrouw Van Dijk noemde zelf ook al de Wbso en dergelijke regelingen. Recent heb ik samen met de minister van Economische Zaken een brief naar de Kamer gestuurd rondom innovatie, met name wat betreft regelingen voor scale-ups en start-ups. We komen daar bij u op terug. Het specifieke amendement heb ik nog niet gezien. Ik kijk daar dus met veel interesse naar uit.

Voorzitter. Dan de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Meerdere leden hebben gevraagd naar de planning van de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Hiernaar is gevraagd door onder andere NSC, de SGP en JA21. Het kabinet heeft de ambitie om wetgeving voor te bereiden om het belasting- en toeslagenstelsel te hervormen. We hebben onlangs ook al een voorafgaand commissiedebatje gevoerd over hoe we dat eventueel zouden kunnen doen. Ik kan u vertellen, wat u ook terugleest in mijn beleidsprioriteiten, dat dit een van mijn persoonlijke prioriteiten is, en ook van mijn collega-staatssecretaris van Financiën. Zij zal straks iets zeggen over de toeslagen. Ook uw Kamer heeft zich achter dit voornemen geschaard, onder andere met de unaniem aangenomen motie-Bikker/Eerdmans.

Er is mij ook gevraagd wat de doelen van die hervorming zijn. Die definiëren we natuurlijk samen met u, maar ik kan er alvast een paar noemen. Wat mij betreft moet het stelsel eenvoudiger en begrijpelijker worden, zowel voor de burgers en de ondernemers in dit land als voor de uitvoeringsorganisatie. Het moet voorspelbaarder zijn en het moet meer zekerheid bieden aan eenieder. De grondslagen moeten ook meer robuust worden. Dit was een vraag van de heer Van Oostenbruggen. Natuurlijk moet werken ook lonen. Een significante verlaging van de marginale druk is niet mogelijk zonder een hervorming van het stelsel. We kijken naar opties voor modernisering in het hele belastingstelsel. Dit raakt uiteraard ook aan het ondernemingsklimaat, de woningmarkt en het klimaat. Er zullen de komende jaren veel keuzes te maken zijn wat betreft de invulling van de hervorming. Die zullen we stap voor stap maken en die zullen we ook samen met uw Kamer maken. Mijn vertrekpunt zou daarbij zijn om te beginnen met gemeenschappelijk gedragen vertrekpunten, zoals gemeenschappelijk gedragen doelen, criteria en randvoorwaarden. Ik zou niet willen beginnen met de fiscale paradepaardjes en de schuttersputjes, want als we op die toer gaan beginnen, denk ik niet dat we er snel uit zullen komen. Ik denk dat we dit gefaseerd moeten doen, vanuit gezamenlijkheid. Ik zie de heer Flach al staan, want hij had daarover een vraag gesteld.

De heer Flach (SGP):

Dit ontmoedigt licht, want ik wil niet met fiscale paradepaardjes aankomen. Mijn vraag was een noodkreet of de staatssecretaris in de herziening, naast de doelen die hij noemt wat betreft vereenvoudiging en voorspelbaarheid, ook wil kijken naar de kloof tussen een- en tweeverdieners. Het moet namelijk ook iets van uitlegbaarheid in zich hebben.

Staatssecretaris Idsinga:

Ik denk dat ieder voor zich zijn eigen doelen op tafel moet leggen. Ik ga daar nu nog niet op vooruitlopen, maar ik ga graag binnenkort het debat daarover met u aan.

Dan de vraag hoe het proces er gaat uitzien. Wij zullen voor het herfstreces een taakopdracht formuleren. Die zullen we ook delen met uw Kamer. Vanaf het voorjaar van 2025 willen we met u een open gesprek aangaan, aan de hand van een brief. We willen ook concreet varianten aan u voorleggen en vervolgens met u bespreken.

Dan een vraag van de heer Dassen. Ik zie hem al staan, maar volgens mij wacht hij nog even af of ik nu zijn vraag ga beantwoorden. Hij vraagt naar de taakstelling fiscale regelingen en de onlangs negatief geëvalueerde fiscale regelingen. De ingangsdatum van de taakstelling is 2026 en dat is volgens de afspraken die we binnen de coalitie hebben gemaakt. Het is niet verstandig om het eerder te doen, omdat we ook rekening moeten houden met de effecten voor belastingplichtigen en de implementatietermijnen.

Los van de taakstelling van 250 miljoen in het akkoord is er een bredere aanpak van fiscale regelingen, waarbij doorlopend beleidsopties uitgewerkt worden om tot een eenvoudiger en doelmatiger stelsel te komen. Zie hiervoor ook mijn fiscale strategische agenda, die op 26 september met uw Kamer is gedeeld. Het uitgangspunt bij negatief geëvalueerde fiscale regelingen is dat deze worden afgeschaft of aangepast. In oktober, binnenkort dus, volgt een brief met de kabinetsreactie op een flink aantal geëvalueerde regelingen uit de demissionaire periode van het vorige kabinet. Om alvast een antwoord te geven op de vraag die de heer Dassen daarover gesteld heeft: daar zit inderdaad ook de landbouwvrijstelling bij.

De heer Dassen (Volt):

Daar ging mijn vraag inderdaad over. Dit kabinet hanteert als uitgangspunt dat negatief geëvalueerde fiscale regelingen worden versoberd of afgeschaft. De landbouwvrijstelling van nu 2 miljard per jaar is de afgelopen vijf jaar met 1,2 miljard opgelopen. Keer op keer wordt die negatief geëvalueerd: donkerrood op doelmatigheid en doeltreffendheid. Ik ben benieuwd wat de verwachting van de staatssecretaris is over hoe het kabinet hiermee om zal gaan, nu eigenlijk al duidelijk is dat deze regeling volgens de eigen criteria van het kabinet van tafel zou moeten.

Staatssecretaris Idsinga:

Voor de volledigheid van het plaatje zeg ik erbij dat het is: afgeschaft, aangepast of "er moet een andere manier gevonden worden om het beleidsdoel in te vullen". Dat hoeft niet via de belastingen te gaan, want de belastingen worden nu zo'n beetje overal voor gebruikt en ook wel misbruikt. Het kan dus ook op een andere manier. Ik heb net gezegd dat we die brief in oktober zullen sturen. Dat gaan we doen en ik wil nu eigenlijk niet op de inhoud van die brief vooruitlopen. Dat gaat u in oktober zien.

De heer Dassen (Volt):

...

De voorzitter:

Ja ...

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter, ik wil er toch nog even op doorgaan, want ik heb toch een probleem met die taakstelling van 250 miljoen. We hebben 160 miljard aan fiscale regelingen. Het zijn er 116 en een heleboel daarvan zijn al negatief geëvalueerd. Daarvan wordt gezegd: daar moeten we vanaf. De vorige staatssecretaris heeft gezegd: je moet een rechte rug hebben om hier echt mee aan de slag te gaan, maar we moeten nu wel stappen blijven zetten. Die taakstelling van 250 miljoen vind ik eigenlijk heel beperkt als je alleen al kijkt naar die landbouwvrijstelling van 2 miljard. Daar zou je het al makkelijk mee redden. Ik vind dus dat het kabinet hier te weinig ambitie aan de dag legt.

Ik hoor de staatssecretaris net eigenlijk een derde component toevoegen, namelijk de beleidsdoelstelling. Nou, ik weet in ieder geval dat de beleidsdoelstelling die in 1918 verbonden was aan de landbouwvrijstelling, niet meer relevant is. Toen de nieuwe wet in 2001 geïmplementeerd werd, was die namelijk achterhaald. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan hoever de ambitie van dit kabinet nu echt gaat om te zorgen dat we van al die negatief geëvalueerde fiscale regelingen, waaronder zeker ook de landbouwvrijstelling, écht afscheid gaan nemen. Het zijn allemaal heilige huisjes voor doelgroepen en het kost ons enorm veel geld. Laten we daar alsjeblieft stappen in maken, zodat we ervoor kunnen zorgen dat de inkomstenbelasting naar beneden kan en iedereen in Nederland er gelijk op vooruitgaat.

Staatssecretaris Idsinga:

Dank u wel, zeg ik tegen de heer Dassen. Deze oproep omarmen wij en hij heeft dat ook in het akkoord teruggezien. We hebben daarin een stelpost opgenomen van 250 miljoen voor fiscale regelingen, maar die moet dus nog ingevuld worden. Tegelijkertijd hebben we als het gaat om het beoordelen van fiscale regelingen met elkaar de ambitie om dat stelsel te vereenvoudigen en te herzien. Ik wil niet te veel vooruitlopen op de uitkomsten, maar ik kan me zo voorstellen dat we ook een deel van het geld dat nu in al die fiscale regelingen zit opgepot, laat ik het zo maar even zeggen, nodig zullen hebben voor die stelselherziening. Daar zijn wij ambitieus in, dus in die zin kan ik de heer Dassen tegemoetkomen.

De voorzitter:

U continueert.

Staatssecretaris Idsinga:

Dan de laatste vraag in dit thema: de belasting op leidingwater. De heer Dassen vraagt of het heffingsplafond op leidingwater kan worden verhoogd voor grootverbruikers, maar dan met uitzondering van zwembaden en ziekenhuizen. Het kabinet vindt het belangrijk dat er zuinig wordt omgegaan met leidingwater. Er is net een onderzoek afgerond naar het beprijzen van watergebruik voor het realiseren van waterbesparing. Momenteel wordt de kabinetsappreciatie afgerond. Die komt binnenkort naar uw Kamer. Ik kan mij zo voorstellen dat de vraag van de heer Dassen en de uitkomsten van dat onderzoek dan verder zullen worden betrokken bij de behandeling van het Belastingplan.

Even een iets meer algemene opmerking. Ik vind wel dat we terughoudend moeten zijn met het gebruiken van het belastingstelsel om bepaalde bedrijven te belasten en andere bedrijven weer te ontzien. In de praktijk is het belastingstelsel namelijk minder maakbaar dan het op de tekentafel lijkt. Daarnaast hebben we ook meer en meer te maken met vraagstukken rondom ongeoorloofde staatssteun, maar dat is de andere kant op geredeneerd.

Voorzitter, tot slot, want dit is mijn laatste blokje. Er liggen nog een aantal vragen. De vraag van de heer Vijlbrief over de impactanalyse is reeds door de minister beantwoord.

De heer Vijlbrief vraagt verder of ik een actueel overzicht kan opstellen van maatregelen ter bestrijding van belastingontwijking en -ontduiking. Ik heb goed nieuws voor de heer Vijlbrief, want dat doen wij al op regelmatige basis, en wel in de voorjaarsnota. Ook dit jaar zullen wij in de Voorjaarsnota weer een bijlage opnemen met daarin een lijst van opmerkelijke belastingconstructies, inclusief de mogelijkheden om deze met beleid te adresseren. Er zijn de afgelopen tien jaren al meer dan 30 maatregelen genomen tegen belastingontwijking. In totaal heeft Nederland voor 5,5 miljard aan maatregelen genomen tegen belastingontwijking. Het Belastingplan van vorig jaar en het Belastingplan van dit jaar, dat nu voorligt, geven verder invulling aan een aantal van die maatregelen. Daarnaast hebben we natuurlijk ook de taakstelling die ik net al even heb genoemd.

Tot slot vraagt de heer Grinwis of het kabinet bereid is op zijn schreden terug te keren aangaande de giftenaftrek vennootschapsbelasting. We dachten dat we al een mooie stap in de goede richting hadden gezet, richting de heer Grinwis — ik zie hem nog een beetje zuinigjes kijken — want we hebben de giftenaftrek die we in eerste instantie hadden voorzien, al voor een groot deel begrenst met een beperking. Dan blijft er nog over de giftenaftrek in de Vpb en het geven vanuit de vennootschap. Daarbij teken ik meteen aan dat de giftenaftrek in de Vpb negatief is geëvalueerd. Voor het geven uit de eigen vennootschap geldt ook nog eens dat dit erg ingewikkeld is in de uitvoering voor de Belastingdienst en dat het vatbaar is voor constructievorming.

Door oneigenlijk gebruik is het voor hoge inkomens mogelijk om belastingheffing te vermijden. Het kabinet wil dan ook eigenlijk vasthouden aan het afschaffen van de giftenaftrek in de Vpb en het geven vanuit de onderneming. Daarbij merk ik meteen op dat dit niet betekent dat er niets mogelijk is. Het blijft natuurlijk voor ondernemers met een onderneming in de vorm van een bv altijd mogelijk om aan sponsoring en aan reclame te doen, zodat ook zakelijke kosten verrekenbar kunnen zijn in de vennootschapsbelasting.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Hogelijk gewaardeerd. De heer Grinwis is door zijn interrupties heen, dus we gaan het verder allemaal bij het Belastingplan bespreken.

Dan geef ik graag het woord aan de staatssecretaris Toeslagen en Douane. Maar de heer Flach heeft nog een korte mededeling. U bent er een beetje laat mee, moet ik zeggen, want we hebben net een change of scenery gedaan.

De heer Flach (SGP):

Ik val in voor de heer Grinwis. Ik had nog één interruptie richting de heer Idsinga, over de giftenaftrek voor bedrijven. De staatssecretaris zegt dat die gevoelig is voor constructievorming. Vervolgens eindigt hij zijn betoog met de opmerking: het staat bedrijven of ondernemers die in een bv een onderneming drijven vrij om aan sponsoring te doen. Over constructievorming gesproken: dat betekent dus dat giften vanaf nu het karakter van sponsoring zouden kunnen krijgen. Dat lijkt dus met elkaar in tegenspraak. Misschien kan de staatssecretaris daar nog op ingaan.

Staatssecretaris Idsinga:

Die tegenspraak is niet wat ik bedoel met sponsoring. Ik neem aan dat de heer Flach ook weleens langs het voetbalveld staat op zaterdagochtend, of bij andere sporten. Dan zie je natuurlijk sponsoring. Ik bedoel natuurlijk met name de situaties waarin een ondernemer geld geeft en daar ook iets voor terugkrijgt. In dit soort situaties gaat het om shirtreclame en dergelijke. Dat blijft natuurlijk gewoon mogelijk. Ik ben ondernemers niet aan het aanmoedigen om hierin de fiscale randen op te zoeken. Ik heb het echt wel over eigenlijke sponsoring.

De voorzitter:

Prima. Dan geef ik nogmaals het woord aan de staatssecretaris Toeslagen en Douane.

Staatssecretaris Achahbar:

Dank, voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor de vragen over de hervorming van het toeslagenstelsel en de afhandeling van de toeslagenaffaire. Ik heb twee vragen gekregen over de hervorming van het toeslagenstelsel. De heer Dassen vroeg naar mijn visie op de toeslagen, welke keuzes ik ga maken en wat voor mij leidend is in het nieuwe stelsel. De heer Eerdmans vroeg wat de concrete stappen zijn in de hervorming. Ik zal deze vragen gezamenlijk behandelen, gezien de sterke samenhang.

Voorzitter. Mijn aandeel in dit debat is zeer bescheiden vergeleken met mijn collega's, maar het onderwerp toeslagen is zeker niet onbelangrijk. Toeslagen zijn namelijk voor veel mensen onmisbaar om vitale voorzieningen te bekostigen zoals huur, zorg en de zorg voor de kinderen. 6 miljoen huishoudens ontvangen samen ongeveer 20 miljard aan toeslagen. In de meeste gevallen gaat dat goed, maar we zien ook dat het te complex is en dat mensen verdwalen in een doolhof van regelingen. Er ontstaan soms hoge terugvorderingen en er is niet-gebruik omdat mensen bang zijn voor terugvorderingen. Dat zijn vaak mensen die dit juist hard nodig hebben. Het is dus onwenselijk omdat mensen in de problemen kunnen komen bij niet-gebruik.

Het kabinet vindt ook dat het toeslagenstelsel zoals het nu is vormgegeven, afgeschaft moet worden. Dat vraagt voorzichtigheid en een lange adem, omdat mensen er afhankelijk van zijn en toeslagen ook doorwerken in andere fiscale en inkomensondersteunende regelingen. Een enkele wijziging kan een kettingreactie aan gewenste of ongewenste effecten hebben. Daarom is het belangrijk om voorzichtig te handelen. In het regeerprogramma zijn vijf uitgangspunten genoemd die leidend zijn bij het vereenvoudigen van het stelsel: de menselijke maat, begrijpelijke rechten en plichten, terugvorderingen en voorschotten beperken, toegankelijke dienstverlening en een goede inkomensbasis. Aan de hand van deze vijf leidende uitgangspunten worden op de korte termijn en op de middellange termijn al zes concrete stappen gezet door het kabinet.

De eerste is dat de aanvraagtermijn voor toeslagen wordt verlengd, zodat burgers ook aan het einde van het jaar toeslagen kunnen aanvragen. Op dat moment zijn ze namelijk zeker van hun inkomsten. Het schuift dan een beetje op naar een aanvraag met terugwerkende kracht. Dat is misschien ook meteen een eerste beweging naar het afschaffen van de voorschotsystematiek, die juist zo veel problemen veroorzaakt.

De tweede maatregel die nu al wordt genomen, is het aanpakken van schrijnende situaties waarin partners noodgedwongen elders verblijven. Gezinnen waarop dat van toepassing is, worden aangemerkt als alleenstaande ouder, waardoor ze nu wel recht op toeslagen hebben. We gaan niet meer terugvorderen wanneer het verblijfsrecht of het recht op kinderbijslag met terugwerkende kracht wordt gewijzigd. As we speak is er een pilot aan de gang. Daarin muteren wij zelf actief het recht op toeslagen aan de hand van inkomensgegevens, om te voorkomen dat er aan het einde van het jaar hoge toeslagen komen. Ook dit is een belangrijke eerste stap naar het verlaten van de voorschotsystematiek en het meer werken in de actualiteit.

De vijfde concrete stap is het invoeren van een directe financiering van de kinderopvangtoeslag aan de kinderopvangorganisatie. Daarbij wordt uitdrukkelijk gekeken naar een inkomensonafhankelijke vergoeding. Het is mijn wens om te verkennen of ook hierbij de voorschotsystematiek kan worden losgelaten. Ook dit is een belangrijke stap in de hervorming van het stelsel.

De zesde concrete stap is dat de huurtoeslag wordt vereenvoudigd en verhoogd.

Met deze zes kortetermijnstappen zijn we er zeker nog niet. Meerdere Kamerleden hebben de noodzaak aangestipt van het sterk vereenvoudigen en hervormen van het belasting- en toeslagenstelsel, omdat dit de bestaanszekerheid en inkomenszekerheid vergroot. Het kabinet deelt deze noodzaak. Mijn collega heeft uitgebreid stilgestaan bij de concrete stappen die genomen gaan worden in de vereenvoudiging. Ik zal dat hier op dit prachtige tijdstip dus niet herhalen.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Vermeer van de BBB. Zijn vraag houdt verband met toeslagen. Hij vroeg waarom letselschadevergoedingen niet meer zijn uitgezonderd voor de vermogenstoets toeslagen. De reden daarvoor is dat er tot 2023 een overgangsregeling bestond. Letselschadevergoedingen waren bepaald voordat bekend was dat de vermogensgrenzen gingen gelden. Die vergoedingen werden tijdelijk uitgezonderd, namelijk voor een periode van tien jaar. Na deze overgangsperiode van tien jaar konden mensen rekening houden met de vermogensgrens en daarom is deze uitzondering niet meer nodig.

De voorzitter:

De heer Vermeer. Kort en puntig.

De heer Vermeer (BBB):

Het is toch wat onbevredigend. Ik ken de regeling en ik wist dat die stopte, maar hoe konden de mensen die dat aangaat, hiermee rekening houden en ervoor zorgen dat zij hun zorgtoeslag, kindgebonden budget et cetera zouden verliezen?

Staatssecretaris Achahbar:

De regeling is op dit moment bekend, dus mensen kunnen er rekening mee houden. Zij kunnen bij het bepalen van het letselschadebedrag ook rekening houden met het tekort aan toeslagen dat zij oplopen, dus eigenlijk de toeslagenvermindering die optreedt. Dat kan in het letselschadebedrag worden verdisconteerd.

De heer Vermeer (BBB):

Dus als ik het goed begrijp, zegt de staatssecretaris: als de meneer die ons mailde, daar nu een probleem mee heeft, is zijn letselschadebedrag te laag vastgesteld.

Staatssecretaris Achahbar:

Dit is natuurlijk een heel casuïstische vraag. Deze meneer zou inderdaad kunnen aansturen op een verhoging van de letselschadevergoeding.

Dan kom ik aan bij een vraag van mevrouw Van Dijk: waarom heeft het kabinet de hersteloperatie niet benoemd als een van de drie prioriteiten? De hersteloperatie heeft wel degelijk hoge prioriteit voor dit kabinet. Het is niet voor niets dat al enkele weken na de beëdiging en voor het schrijven van het regeerprogramma een brede delegatie van het kabinet gesproken heeft met ouders en jongeren om uitdrukkelijk rekening te houden met hun wensen. De tweede reden is dat op verschillende plekken in het regeerprogramma de hersteloperatie echt uitdrukkelijk wordt benoemd. Er is natuurlijk een aparte staatssecretaris voor benoemd. Vlak voor het zomerreces is er nog 2,3 miljard gereserveerd voor de hersteloperatie, waarvan op dit moment 1,4 miljard op de Financiënbegroting staat. Er zijn ook duidelijke ambities opgenomen in het regeerprogramma, namelijk dat in 2025 alle integrale beoordelingen klaar zullen zijn en in 2027 ook alle ouders die voor aanvullende schade in aanmerking komen, zullen zijn geholpen.

Ik hoop hiermee uw vragen te hebben beantwoord. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik schors tot 20.10 uur voor het diner en wens u smakelijk eten.

Meneer Eerdmans, we waren eigenlijk klaar. Ik was al aan het voorgerecht begonnen!

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb mij heel lang ingehouden, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, dat deed u heel goed. Dat zou u vaker moeten doen.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar dit brengt mij toch op een vraag aan de staatssecretaris. Ik hoor haar een aantal goede punten benoemen rond het voorkómen van terugvorderingen enzovoorts, die we in het verleden natuurlijk te veel gezien hebben. Nou heb ik begrepen dat er weer signalen zijn van een nieuwe grootschalige Bulgarenfraude. Er is in het voorjaar een man uit Dordrecht aangehouden. Die zou voor veel mensen toelages hebben aangevraagd. Dat ging om 2.000 mensen, voornamelijk uit het buitenland. Dat gaat om valse inschrijvingen, om bsn-nummers uit het buitenland en om valse huurcontracten. Dat is weer zwendel. Ik vind het heel goed dat de FIOD weer begonnen is met handhaving, zeg maar de fraudeaanpak. Die mocht een aantal jaren niet zo genoemd worden en heette toen "intensief toezicht". Die stond on hold. Maar ik weet wel dat de voormalige staatssecretaris, uw voorganger — dat is mevrouw De Vries, die ook in de zaal zit — zei: de aanpak van meervoudige signalen hebben we nog niet goed ingeregeld. Dus als er signalen zijn die wijzen op fraude, dan is dat nog niet geïmplementeerd. Kortom, we weten hoeveel geld er omgaat in de toeslagen. Wat zijn nu de risico's voor een nieuwe Bulgarenfraude?

Staatssecretaris Achahbar:

Ik heb u verteld wat de plannen zijn om het toeslagenstelsel te vereenvoudigen. Een van de belangrijke doelen is ook om meer te werken in de actualiteit, dus om ervoor te zorgen dat er een directe link is met bijvoorbeeld inkomensgegevens of andersoortige gegevens die nodig zijn om het toeslagbedrag vast te stellen. Dat zal hopelijk ook misbruik kunnen voorkomen.

De voorzitter:

Ik schors tot 20.15 uur voor het diner.

De heer Eerdmans (JA21):

Omdat u honger heeft, mag ik geen vraag meer stellen? Dat is een beetje het probleem.

De voorzitter:

Ik dacht dat u alweer wegliep. Maar goed.

De heer Eerdmans (JA21):

Wat zegt u?

De voorzitter:

Ik dacht dat u weer wegliep, maar u blijft nu bij de microfoon staan.

De heer Eerdmans (JA21):

Nee, ik ben hier en ik stond ook hier. Er is niets aan de hand. Ik geloof dat we nog in het debat zitten. Ik ben vier, vijf uur lang keurig op mijn plek geweest en heb daar het debat gevolgd. Ik wil graag nog een tweede vraag stellen als dat mag.

Het probleem is de voorschotten. Ik denk dat u daar gelijk in had. De vraag is dan: wanneer kunnen we daar iets over tegemoetzien? Ik denk dat het grootste probleem bij de toeslagen is dat mensen hun geld al krijgen. In veel gevallen is dat terecht, maar als het niet terecht is, is de dader gevlogen. Die heeft het geld en is vervolgens weer terug naar Bulgarije of waar dan ook. Kortom, het punt is eigenlijk: is de FIOD nu genoeg in staat om die signalen op te pakken en daarop te handhaven? De voormalig staatssecretaris zei het ook. Dat staat nog los van de goede punten die de staatssecretaris noemt om het beleid aan de passen. Als nu daadwerkelijk gewoon wordt gesjoemeld met gegevens — inkomens, kinderen die helemaal niet in de opvang zitten — zijn we daar dan genoeg alert op? Is de dienst ertoe in staat om dat aan te pakken?

Staatssecretaris Achahbar:

Als u mij toestaat, zal ik in de tweede termijn ingaan op de vraag van de heer Eerdmans.

De voorzitter:

Nog een klein vraagje, meneer Eerdmans? Ik zei: niet nog een klein vraagje?

De heer Eerdmans (JA21):

Wanneer bent u van plan om te gaan schorsen?

De voorzitter:

Ik schors tot 20.15 uur en dan gaan we weer luisteren naar de Tweede Kamer.

De vergadering wordt van 19.14 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de Algemene Financiële Beschouwingen.

Het woord is aan de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Veel dank aan de drie bewindslieden voor de beantwoording. Ik ga eerst even de moties doen, want anders ga ik misschien over mijn spreektijd heen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een steeds groter deel van het geld dat we in heel Nederland verdienen naar winsten gaat, getuige de alsmaar stijgende winstquote, en arbeid daarbij achterblijft;

overwegende dat dit grote maatschappelijke gevolgen heeft en ervoor zorgt dat werken minder loont ten opzichte van kapitaal;

verzoekt de regering in samenspraak met onafhankelijke instanties zoals het CPB of de WRR onderzoek te doen naar de oorzaken van de achterblijvende arbeidsinkomensquote en naar potentiële opties om die weer op een historisch normaal niveau te krijgen;

verzoekt het kabinet in reactie op dit onderzoek ook mogelijke beleidsopties aan de Kamer voor te leggen die verdere divergentie tussen winst- en arbeidsinkomensquote voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Vijlbrief, Dassen, Grinwis, Inge van Dijk en Dijk.

Zij krijgt nr. 7 (36600-IX).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de koopkracht voor 2025 achterblijft bij wat op basis van het hoofdlijnenakkoord verwacht mocht worden … Nee, dit is dezelfde motie. Sorry. Mag ik één tel, voorzitter? De andere motie ligt daar, op mijn tafel.

De voorzitter:

U mag dezelfde motie ook nog een keer indienen, hoor.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Nee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de koopkracht voor 2025 achterblijft bij wat op basis van het hoofdlijnenakkoord verwacht mocht worden;

constaterende dat dit mede het gevolg is van de juridisch verplichte compensatie voor vermogenden;

overwegende dat het begrotingssaldo in 2024 veel gunstiger lijkt uit te vallen dan voorspeld en er meer ruimte in het saldo van dat jaar is ontstaan;

van mening dat zeker de lage en middeninkomens extra geld in de portemonnee goed kunnen gebruiken om de stijgende kosten van levensonderhoud te betalen, maar nu mede worden aangeslagen voor de dekking van de box 3-compensatie;

verzoekt het kabinet om de koopkrachtverbetering — zeker voor lagere en middeninkomens — dichter op het niveau van de cMEV-cijfers te brengen door de algemene heffingskorting met 1 miljard euro te verhogen;

verzoekt het kabinet om dit te dekken door de compensatie voor vermogende Nederlanders volledig op te vangen in het saldo van 2024, een iets hoger tarief in box 3 in te voeren en de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Dijk en Teunissen.

Zij krijgt nr. 8 (36600-IX).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Kijk, we zijn in dit debat bepaald niet dichter bij elkaar gekomen. De enige winst is volgens mij dat er een onderzoek komt naar hoe we de ramingen kunnen verbeteren. Ik constateer echter wel dat, als het gaat om gedane beloftes, de PVV op sociaal-economisch terrein bijna iedere belofte gebroken heeft die ze aan haar kiezers heeft gedaan; dat de VVD op veel terreinen krijgt wat ze altijd wil, namelijk lagere lasten voor bedrijven en meer lastenverlichting voor vermogenden, een kleinere overheid en een situatie waarin hardwerkend Nederland met de mond wordt gesteund maar in de realiteit wordt bedonderd. Dat is gewoon wat we zien. De koopkracht is niet op de hoogte die het hoofdlijnenakkoord had voorspeld. Dat neem ik dit kabinet zeer kwalijk. Wij zullen bij het Belastingplan met alternatieven komen, ook al geeft de coalitie aan geen enkele andere dekking te willen accepteren als maar eentje van de coalitiepartijen daartegen is. Dat stemt mij diepbedroefd.

De voorzitter:

De heer Vijlbrief van D66.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording. Ik heb ook nog enkele stichtelijke woorden, maar ik lees eerst even wat moties voor. Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat personeelstekorten de komende decennia misschien wel de grootste uitdaging van onze samenleving en economie zullen zijn en dat onderzoek laat zien dat veel mensen bereid zijn meer te werken als ze daar meer aan zouden overhouden;

verzoekt de regering om een lastenverlichting voor werkenden in te voeren, waarbij iedereen die minstens drie dagen per week werkt een extra belastingvoordeel krijgt;

verzoekt de regering om wat betreft de vormgeving hiervan de zelfstandigenaftrek te nemen en deze regeling uit te breiden naar alle mensen die minimaal drie dagen per week werken, en het voordeel te verdubbelen;

constaterende dat deze maatregel leidt tot een extra voordeel van minimaal €650 netto per jaar, terwijl de verlaging van het eigen risico slechts tot een voordeel van maximaal €220 per jaar leidt;

verzoekt de regering om voor het restant van de dekking de verlaging van het eigen risico terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 9 (36600-IX).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat politieke partijen de pilaren zijn voor onze democratie en dat het aflopen van de Jettengelden voor de partijfinanciering na 2025 met 3,7 miljoen euro dus problematisch is;

overwegende dat de Jettengelden zijn verlengd met motie-Grinwis c.s. (36410-VII) uit de middelen voor goed bestuur, maar de subsidie ook is verlaagd als gevolg van de subsidietaakstelling;

overwegende dat goede ondersteuning van partijen noodzakelijk is en politieke partijen meer bestedingsvrijheid moeten krijgen over de verdeling van deze middelen;

verzoekt de regering om de financiering van de Jettengelden structureel te maken zodat politieke partijen structureel meer vrij besteedbare middelen krijgen en dit te dekken uit de vrijval van de loon- en prijsbijstelling op de reservering op de Aanvullende Post artikel 55,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief, Grinwis, Flach, Dassen, Van der Lee, Teunissen, Inge van Dijk en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 10 (36600-IX).

Ik heb hier nog één vraag over, en dan kijk ik ook even met een schuin oog naar de heer Van der Lee. Volgens mij gaan die Jettengelden niet naar de politieke partijen, maar naar de fracties hier in de Tweede Kamer.

De heer Vijlbrief (D66):

Allebei; het zijn twee componenten.

De voorzitter:

Ik heb niets gezegd.

De heer Vijlbrief (D66):

Geeft niks.

Voorzitter. Het was een goed debat vandaag over de inhoud, waarvoor dank. De minister deed goed mee, en op ieder voorstel had hij wel een anekdote; over de Sovjet-Unie of een lofzang op de American dream, hij had alles paraat. Hoe leuk dat allemaal ook is, het gaat — en dat moeten we ons allemaal realiseren — uiteindelijk wel om mensen. Dat geldt voor mij, dat geldt voor alle mensen hier. Het gaat om kinderen, studenten, ondernemers, en die worden soms geraakt door bezuinigingen op onderwijs, innovatie en wetenschap; soms door de boete via de btw voor hun boek, hun krant, hun dagjes uit. De mensen worden allemaal geraakt. Ik vind dat jammer. En ik blijf het zeggen dat het kabinet weigert om goed naar de effecten hiervan te kijken. Dat is beleid op de tast. Ik hoop daarom dat toch de focus op de inhoud en vooral op mensen de boventoon blijft voeren, in mijn ronde om het weeskind van het kabinet een huis te geven. Ik blijf daar mijn best voor doen. En het Belastingplan komt nog. Dank aan de bewindslieden.

De voorzitter:

Mevrouw Aukje de Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Wat mij betreft geen motie, maar toch nog een aantal woorden. Allereerst dank aan de bewindspersonen voor de toelichting. Het is goed om te zien dat het college geven in ieder geval gebleven is bij de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst. Het is altijd mooi om te zien dat dit soort dingen verdergaat.

Ik denk dat wij een goed inhoudelijk debat hebben gehad met elkaar, op de inhoud. Ik denk dat dat mooi is en dat ook duidelijk is gebleken dat er verschillen zijn als het gaat om de vraag: wat verwacht je van de publieke partijen, de overheid, en wat verwacht je van private partijen? Mijn partij denkt dat de overheid niet voor alles de oplossing kan bieden. Wij denken dat je daar ook andere partijen voor nodig hebt en dat je daarvoor de ruimte moet geven.

Ik vind het goed om te zien dat in ieder geval heel veel mensen het ook over de werkende Nederlanders hebben gehad. Ik zie dat zelfs terug in een aantal moties. Ik weet niet of ik het altijd met de dekking eens ben, maar dat gaan we straks zien bij de stemmingen. Ik zie dat er een interruptie is, voorzitter, wilt u dat ik ...?

De voorzitter:

Maakt u even uw verhaal af.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik denk dat het belangrijk is dat er al stappen gezet zijn om de koopkracht van mensen te verbeteren. Ik noem het verlengen van de lagere brandstofaccijnzen. De energiebelasting gaat omlaag. De kinderopvangtoeslag voor werkenden gaat omlaag. Ik noem ook lagere lasten voor de middeninkomens. Maar we zijn er nog niet, dus ik ben blij met de toezegging dat de minister gaat kijken naar een expertgroep om te bezien hoe die extra structurele inkomsten er nu uitzien. Ik denk dat het wel belangrijk is om te kijken hoe je dat straks eventueel kunt vertalen naar lage lasten. Want we zien ook wel dat heel veel mensen gewoon moeilijk kunnen rondkomen als het gaat om de boodschappen, het wonen en een heleboel andere zaken.

Tot slot nog een punt dat eigenlijk een beetje is blijven liggen. De minister heeft het weliswaar gehad over de spaarrente en over wat hij daarmee van plan is, maar ik zou hem toch willen aanmoedigen om op een aantal punten wat meer stappen te zetten, want ik denk dat er meer mogelijk is richting de banken. Dan gaat het over de transparantie: hoe is de rente opgebouwd? Ik noem ook het versnellen van de mogelijkheid om over te stappen en het makkelijker maken daarvan. U voelt het wel een beetje: toen ik hier net begon, had ik het daar ook al over, tien jaar geleden. Misschien zijn we daar niet zo heel veel verder mee. Ik zou de minister willen vragen of het onderzoek over koppelverkoop dat hij heeft aangekondigd iets sneller zou kunnen, omdat het echt wel een probleem is waar mensen tegen aanlopen op het moment dat ze willen overstappen naar een spaarrekening die wel een betere rente vergoedt.

Dat was het wat mij betreft, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag aan mevrouw De Vries. De heer Schoof heeft de hand uitgestoken naar de oppositie. In naam is dit kabinet extraparlementair. Ook de heer Heinen heeft gezegd: ik steek de hand uit naar de oppositie, kom maar met alternatieve ideeën. Maar er ligt een afspraak tussen vier partijen: er kan alleen een alternatief voorstel gesteund worden als er een dekking bij zit waar alle vier de partijen het over eens zijn. Nu zou het heel zonde zijn als dit debat eindigt met het nettoresultaat dat er onderzoek wordt gedaan naar betere ramingen en er verder niks verandert. Mijn vraag aan mevrouw De Vries is: kan zij een dekking noemen waar de vier partijen het over eens zijn, waarna de oppositie kan nadenken over de vraag welk alternatief zij daaruit gaan financieren? Ik wil het graag een keer omdraaien.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik vind het belangrijk om te kijken waar dingen mogelijk zijn. Maar ik zal er ook eerlijk over zijn dat de mogelijkheden inderdaad beperkt zullen zijn. Niet omdat wij niet iets zouden willen veranderen; wij hebben daar volgens mij bij de Algemene Politieke Beschouwingen een aantal zaken over aangegeven. Maar ik ben ook wel eerlijk. Als de vier partijen het over de dekking eens moeten zijn — dat vind ik ook wel belangrijk, want we hebben hierover gewoon afspraken gemaakt — zullen er inderdaad beperkte mogelijkheden zijn. Ik heb tot nu toe geen voorstellen voorbij zien komen waarvan ik denk: dat is een goed verhaal qua dekking en draagbaar voor alle andere partijen. Maar ik ben wel blij dat in elk geval ook het kabinet de handschoen heeft opgepakt om op een aantal punten, zoals de giftenaftrek, de Kamer tegemoet te komen. Ik denk dat dit een breed gedragen wens was.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

De heer Van Oostenbruggen was helderder in zijn verhaal in Trouw gisteren. Hij zei gewoon: er gaat niks veranderen aan deze begroting, want afspraak is afspraak. Ik hoor ook mevrouw De Vries zeggen: beperkte mogelijkheden. Maar mijn vraag was: noem nou eens één mogelijkheid. Eentje maar.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Als wij die hadden ... Voor mijn partij — daarover zult u niet verbaasd zijn — is geen enkele lastenverhoging eigenlijk heel leuk. Ik vind het ook niet leuk om te bezuinigen. Daar is dus nadrukkelijk naar gekeken. We hebben in de formatie heel lang met elkaar gesproken om te kijken welke oplossingen er zijn. Daar zijn deze voorstellen uiteindelijk uitgekomen. Als we destijds andere voorstellen hadden kunnen bedenken die op draagvlak van die vier partijen konden rekenen, dan hadden ze er wel in gestaan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Mag ik dan één suggestie doen? Er is namelijk één onuitvoerbare lastenverhoging, btw-verhoging, opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en ook in het Belastingplan. De juridische categorie "logies" moet voortaan worden onderscheiden in "hotels", "glampings" en "kampeerterreinen". In de technische briefing bij het Belastingplan was de ondertoon dat we die eigenlijk niet kunnen onderscheiden en dat we naast iedere tent een belastinginspecteur moeten gaan zetten. Als we die categorie gewoon structureel doortrekken, "logies", dan is er 177 miljoen aan dekking. Daar knapt de Belastingdienst van op. Daar knapt die maatregel van op en dan hebben we ook geld om goede dingen te doen. Wat vindt mevrouw De Vries daarvan?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb niet de afdronk van de technische briefing gehad dat er bij elke tent een belastinginspecteur zou moeten staan. Wat ik ervan begrepen heb, was dat er wel twee categorieën waren, maar dat er nooit een reden was om onderscheid te maken omdat ze in hetzelfde btw-tarief vielen. In de praktijk kwam het niet voor en hoefde daar dus ook geen discussie over te zijn. Dat is nu wel het geval. Maar het uitzonderen van de kampeerterreinen is een afspraak die we met de vier partijen hebben gemaakt en wij zijn goed voor die afspraken.

De voorzitter:

Prima. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik begin ook maar met twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet een stevige inspanning op aanpak van de schuldenproblematiek wil leveren;

overwegende dat financiële problemen van inwoners mede het gevolg zijn van gebrek aan inzicht in de financiële positie, waardoor het moeilijk kan zijn gedurende de maand inkomsten en uitgaven op elkaar aan te laten sluiten;

overwegende dat inkomensondersteunende regelingen van de centrale en decentrale overheden vaak op verschillende momenten in de maand worden uitbetaald, wat juist het inzicht voor financieel kwetsbare groepen moeilijk maakt;

verzoekt de regering te onderzoeken of inkomensondersteunende regelingen van de overheid op een vast moment in de maand kunnen worden uitbetaald, welke belemmeringen daarvoor zijn en hoe die kunnen worden opgelost, en daarover voor de zomer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Flach en Grinwis.

Zij krijgt nr. 11 (36600-IX).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kader voor de financiële verhoudingen tussen overheden is vastgelegd in artikel 2 Financiële-verhoudingswet en artikel 108, derde lid Gemeentewet;

constaterende dat artikel 2 Financiële-verhoudingswet zegt dat het Rijk moet aangeven hoe decentrale overheden financiële gevolgen moeten dekken die voortvloeien uit beleidsvoornemens van het Rijk, en artikel 108, derde lid Gemeentewet stelt dat waar sprake is van medebewindstaken het Rijk de kosten die ten laste van gemeenten komen aan hen dient te vergoeden;

verzoekt de regering de Kamer een overzicht te doen toekomen van alle door gemeenten uitgevoerde medebewindstaken met daarbij de onderbouwing hoe artikel 2 Financiële-verhoudingswet en artikel 108, derde lid Gemeentewet zijn toegepast en dit naast inhoudelijk ook financieel te onderbouwen;

verzoekt de regering dit overzicht voor behandeling van de Voorjaarsnota 2025 aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Flach, Vijlbrief en Grinwis.

Zij krijgt nr. 12 (36600-IX).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had in mijn betoog aandacht gevraagd voor een vaste betaaldag en een vaste incassodag, om het maar simpel te zeggen. In mijn motie vraag ik heel nadrukkelijk om dingen die de overheid zou kunnen doen. Wij willen natuurlijk op de samenleving het appel doen om mee te denken, want hoe meer we dit kunnen stroomlijnen, hoe makkelijker het overzicht voor de burger wordt. We zijn dus begonnen met een manifest. We zijn er pas net mee begonnen. We hebben al een paar mooie medeondertekenaars. Dat wil ik graag aan u aanbieden. Daarin staat het idee nog verder uitgewerkt. Wij gaan verder met het verzamelen van medestanders. Het zou echt wel mooi zijn als we hier samen stappen in kunnen zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik neem het in ontvangst en zal het verspreiden. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Oostenbruggen van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. Ik heb goed nieuws: het tweeminutendebat Consulaire zaken gaat niet door, dus ook de stemmingen niet.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Krijg ik dan een paar minuten extra?

De voorzitter:

U kunt tot ver na middernacht blijven doorpraten.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Hahaha! Goed. Voorzitter. Dank voor dit debat. Ik heb met bijzonder veel interesse geluisterd naar de uiteenzetting van de minister op het gebied van onze markteconomie en onze democratie. Ik zou daar nog heel graag heel lang met hem over nadenken. Ik ben het in ieder geval met hem eens dat we trots mogen zijn op onze macro-economische cijfers, de lage staatsschuld, het acceptabele begrotingstekort, de lage werkeloosheid en de hoge mate van welvaart. Dat is ook iets waar we als land heel blij mee moeten zijn. Ik heb nog een punt richting de heer Jimmy Dijk. Ik wil tegen hem zeggen dat we van mening kunnen verschillen over democratie, communisme en socialisme, maar dat Koreanen niet in dat rijtje thuishoren. Zij horen daar al helemaal niet thuis in een negatieve context. In de APB werden Koreanen ook al niet in positieve context genoemd in een minidebatje tussen de heer Dijk en de heer Wilders. Mijn lieve vrouw is een klein beetje Koreaan, dus ik krijg vanavond vast weer voor de voeten wat Den Haag tegen Koreanen heeft. Helemaal niks, neem ik aan. Het is heel goed om dat ook in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Nee, de heer Dijk wil ook niet stoken in een goed huwelijk.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dat leidt mij tot het hoofdpunt van mijn inbreng. In acht boekjaren blijkt dat we 118 miljard hadden kunnen investeren in het verkleinen van ongelijkheid, het tegengaan van polarisatie en de versterking van bestaanszekerheid. Ook grote projecten als de Lelylijn, de Nedersaksenlijn of de bouw van kerncentrales hadden van start kunnen gaan. Ik ben blij dat de minister hier zelf initiatieven op neemt, met een expertgroep onder zijn leiding. Dat lijkt me gewoon een hele goede stap. Zoals aangekondigd zou ik deze problematiek eveneens graag laten onderzoeken door de Algemene Rekenkamer en daarom kom ik graag met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksbegrotingen van 2022, 2023 en 2024 tekorten voorspelden van respectievelijk 21,3 miljard, 29,6 miljard en 31,7 miljard euro;

constaterende dat er in 2022 uiteindelijk een sluitende jaarrekening was;

constaterende dat er in 2023 een klein tekort van 3,5 miljard euro was;

constaterende dat het CBS meldt dat er over de eerste zes maanden van 2024 zelfs een overschot is van 7,8 miljard euro;

constaterende dat er wel grote eenmalige tegenvallers waren (zoals het prijsplafond), maar geen grote eenmalige meevallers (bijvoorbeeld een grote privatisering) om dit te verklaren;

constateert dat de ramingen er structureel tientallen miljarden naast zaten, dat dit in het verleden niet gebeurde en in omliggende landen ook niet gebeurt;

verzoekt de Algemene Rekenkamer op grond van artikel 7.23 van de Comptabiliteitswet 2016 een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de grote verschillen tussen de ramingen van het begrotingstekort en de uitkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oostenbruggen, Tony van Dijck, Vermeer, Aukje de Vries, Inge van Dijk, Van der Lee, Eerdmans, Flach, Vijlbrief en Dassen.

Zij krijgt nr. 13 (36600-IX).

Dat lijkt wel een handtekeningenactie. Er is een vraag van de heer Tony van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nou, ik hoor de heer Van Oostenbruggen elke keer zeggen dat we in 2023 een klein tekort hadden, maar we hadden een klein overschot van 0,3%.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Stond dat verkeerd?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Misschien dat het tekort in de motie even veranderd kan worden in een overschot, want dan klopt het.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Als de minister van Financiën zegt dat er een klein tekort was, dan geloof ik hem daarin.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Nee, er is eerst nog een interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik weet niet of de heer Van Oostenbruggen er nog iets over wilde zeggen, maar in eerste termijn was hij buitengewoon helder over het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. Hij zei dat NSC met pijn in het hart staat voor de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord om 2,4 miljard te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking en de daarbovenop gekomen bezuiniging door de rit die is gemaakt in de raming van ons nationaal inkomen tussen het voorjaar en het najaar. Maar, zo gaf de heer Van Oostenbruggen aan, niet om het basispad voor de jaren daarna op deze wijze aan te passen. De minister van Financiën was in zijn termijn helaas klip-en-klaar. Het was buitengewoon helder. Hij zei: nee hoor, het is wél de oude regel van meegroeien met de economie, die 50 jaar heeft gefunctioneerd. Dus niet alleen meegroeien met de inflatie, maar ook meegroeien met de economie en met het bni. Dat is geen automatisme meer. Bij elke voorjaarsbesluitvorming zal dit moeten worden gewogen. Ergo, als het bni groeit, moet er geld bij en dat is een beslissing in het geheel van de begrotingsproblematiek. De heer Van Oostenbruggen kan toch geen genoegen nemen met dit antwoord van de minister? Wat doet NSC met dit antwoord? Hoe gaat NSC daarmee verder?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Goede vraag. Wij hebben tijdens het hoofdlijnenakkoord allerlei zaken met elkaar besproken en afgesproken. Zo ook een heel pijnlijke bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking, die oploopt tot 2,4 miljard en daarna 2,4 miljard blijft. Het loslaten van de indexatiekoppeling zou inderdaad een aanvullende bezuiniging opleveren. Daar hebben wij niet voor getekend. Overigens herken ik ook dat de minister in die zin iemand is van "een man, een man, een woord, een woord". Als hij zegt dat hij het meeneemt naar de Voorjaarsnota en het gaat regelen, dan ga ik ervan uit dat hij dat doet in lijn met wat we de afgelopen 50 jaar gedaan hebben.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Als ik daarop door mag gaan: dat heeft de minister niet gezegd. De minister heeft niet gezegd dat hij dit gaat regelen in het voorjaar. In het voorjaar ligt gewoon alles op tafel. Ook deze kwestie kan op tafel worden gelegd door de NSC-bewindslieden of door de minister voor Ontwikkelingshulp, maar de minister van Financiën zal het niet meer doen, want het is geen automatische koppeling. Hij was heel helder daarover. Begrijp ik het antwoord van de heer Van Oostenbruggen zo dat NSC diametraal tegenover deze uitleg door de heer Heinen over het beleid staat en dus diametraal tegenover het hoofdlijnenakkoord? Stelt de heer Van Oostenbruggen zich helemaal op langs de lijn van de motie-Bikker die ik hem in eerste termijn al heb voorgehouden? In eerste termijn heeft de heer Van Oostenbruggen gezegd: voordat we voor die motie gaan stemmen, wil ik heel graag de visie van de minister op dit punt horen. De visie van de minister op dit punt is buitengewoon helder. Hij heeft een andere lezing dan NSC en hij heeft ook een ander standpunt dan NSC. Dus stemt NSC straks voor de motie-Bikker?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Ik sta hier voor NSC. NSC is niet akkoord gegaan met het loslaten van de indexatiekoppeling. Dat is wat ik u kan vertellen. Dat is ook waarmee wij het debat over de Voorjaarsnota ingaan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik zie de stemming met vertrouwen tegemoet.

De heer Flach (SGP):

Even doorgaand op dit punt. Ik zie duidelijk dat collega Van Oostenbruggen niet blij is met de loskoppeling van het bni. Hij zal achter de schermen van alles doen om die weer te herstellen, kan ik me voorstellen. Stel dat hij wordt afgescheept met een loon- en prijscompensatie. Maakt dat voor de heer Van Oostenbruggen uit? Is hij dan tevreden?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Dat is een hele goede vraag. Ik moet zeggen dat ik het budgettaire effect daarvan vergeleken met de bni-koppeling niet direct kan beoordelen, al is het alleen al vanwege het feit dat beide voordelen hebben. De loon- en prijscompensatie is een hele mooie stabiele, vlakke lijn, die schuin naar boven loopt, terwijl de bni-koppeling een heel grillige lijn is, omdat het flink kan tegenvallen, zoals we hebben gezien in 2020. In die zin kan ik dat op dit moment niet beoordelen.

De heer Flach (SGP):

Misschien kan ik u dan een beetje helpen. Er zit wel een verschil in. De loon- en prijscompensatie is een technische correctie, die uitgaat van onze eigen lonen en prijzen, terwijl de koppeling aan het bni een soort morele indicator is. Die geeft aan: als het met ons goed gaat, dan delen wij dat met de wereld. Dan stellen we meer geld beschikbaar aan mensen in nood buiten onze grenzen. In die zin is de bni-indicator denk ik een veel betere indicator die past bij het karakter van ontwikkelingshulp. Is de heer Van Oostenbruggen dat met mij eens?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Nou, ik ben het er per definitie mee eens dat ontwikkelingshulp iets is wat wij als een van de rijkste landen ter wereld moeten geven door te delen in onze rijkdom met andere landen. Ik moet wel zeggen dat er veel ontwikkelingen in de wereld zijn, waardoor samenwerking helaas steeds meer plaatsmaakt voor hulp. Dat is volgens mij ook iets wat wij moeten constateren. Dat we uiteindelijk met elkaar naar een nieuwe visie gaan, daarover is in het regeerprogramma een flink aantal pagina's geschreven. Het lot van eenieder gaat ons aan, vandaar dat wij duidelijk zijn over de afspraken die we wel en niet gemaakt hebben in het hoofdlijnenakkoord.

De heer Vijlbrief (D66):

Laten we het debat even in duidelijkheid afsluiten. Als mijn duiding is dat de heer Van Oostenbruggen namens NSC het dus niet eens met wat de minister heeft gezegd, dan klopt dat? Hij is het dus niet eens met wat de minister zegt, want de minister heeft gezegd: we laten de koppeling los. Dat is dus iets anders dan wat de heer Van Oostenbruggen zei. Je kunt niet allebei tegelijk vinden.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Nou, ik zou zeggen dat we uiteindelijk de impact daarvan nog moeten zien. De minister heeft duidelijk gezegd dat hij het bij de Voorjaarsnota gewoon weer op tafel legt. Als hij uiteindelijk netjes langs de lijnen van het hoofdlijnenakkoord met oplossingen komt, is er natuurlijk helemaal niks aan de hand. Maar goed, als jullie mij vragen wat nu de positie van NSC is, dan ben ik daar glashelder over: afspraak is afspraak.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik sluit af, voorzitter, want het is laat. Maar in het voorjaar weer op tafel leggen dat gekeken wordt naar dekking van het geheel, is echt iets anders dan wat de koppeling inhield en wat blijkbaar in het hoofdlijnenakkoord stond.

De voorzitter:

Gaat de vraag van de heer Van der Lee ook over ontwikkelingshulp? Ja. Ik heb even een vraag aan de heer Grinwis, die net sprak over een motie die is ingediend tijdens de APB, maar die daar is aangehouden. De vraag is of die motie alsnog in stemming wordt gebracht. Ik vraag dit even voor onze eigen administratie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dat is een breed ondertekende motie van collega Bikker. Die motie is aangemeld voor de stemmingen van dinsdag.

De voorzitter:

Voor dit debat?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja. Maar dat is allemaal al geregeld via de Griffie.

De voorzitter:

Perfect. Dan zijn we op de hoogte. De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Mijn fractievoorzitter, Frans Timmermans, heeft deze motie ook medeondertekend.

De slogan van dit kabinet is: hoop, lef en trots. Nu mag de heer Van Oostenbruggen best trots zijn op het feit dat hij een motie indient die heel breed is ondertekend. Daar feliciteer ik hem mee. Ik sta daar zelf ook onder, want ik vind het belangrijk dat dat onderzoek er komt. Ik vrees alleen dat dat het enige resultaat van dit hele debat is. Ik complimenteer de heer Van Oostenbruggen trouwens ook met het feit dat hij lef heeft, want hij staat hier wel in tweede termijn, terwijl Tony van Dijck blijft zitten, als grootste partij. Dat vind ik jammer.

Maar dan de hoop. Daar heb ik toch een vraag over. Mag ik hoop putten uit het feit dat de heer Van Oostenbruggen zegt: we hebben dit niet afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Mag ik dat uitleggen als: daarmee achten wij ons niet gebonden aan de afspraak dat dekken van het toch koppelen van dit budget aan de groei een dekking zou moeten zijn waar alle vier de partijen het over eens zijn?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

U heeft er wel een handje van om een heel lange vraag te stellen. Ik sta hier met trots. Ik ben trots op de Miljoenennota die ook namens NSC is opgesteld. Ik denk dat ik hier ook met lef sta om duidelijk aan te geven wat onze positie is op ontwikkelingssamenwerking. Wij hadden daar ook andere keuzes in kunnen maken. Ik heb absoluut de hoop dat dit netjes en goed geregeld wordt door onze minister van Financiën bij de Voorjaarsnota, conform de afspraken die we daarover gemaakt hebben.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Het is mooi dat u die hoop heeft. Maar ik wil even zeker weten dat dit punt niet valt onder de gemaakte afspraak dat als dit niet doorgaat, er een dekking moet komen waarover alle vier de partijen het eens zijn. Dit staat namelijk niet in het hoofdlijnenakkoord. Dus dan kunt u niet gebonden zijn aan die afspraak. Dat klopt toch?

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Wij hebben geen afspraak gemaakt over het loslaten van de indexatiekoppeling. Dus daarna zou ik ook geen dekking hoeven te organiseren.

De voorzitter:

De volgende spreker is de heer Dijk van de fractie van de SP.

De heer Dijk (SP):

Dank u wel, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat (kinder)armoede moet afnemen;

verzoekt het kabinet extra voorstellen met dekking voor het laten afnemen van de (kinder)armoede naar de Kamer te sturen, voorafgaand aan het debat over de begroting SZW,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 14 (36600-IX).

De heer Dijk (SP):

Ik dien deze motie in zonder zelf een dekking te regelen, want anders was het lastenverzwaring geweest. Ik wens de minister daar veel succes mee. Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiële crisis van 2008 ongekende schade heeft aangericht aan onze economie en de levens van mensen;

constaterende dat een van de lessen uit deze crisis, onder andere verwoord door de Parlementaire enquête financieel stelsel, is dat er stevige grenzen moeten worden gesteld aan de bonuscultuur, salariëring en financiële prikkels bij banken en andere financiële instellingen;

verzoekt het kabinet de huidige bonusregels voor de financiële sector niet te verzwakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 15 (36600-IX).

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Dan de laatste; het is een hele lange. Ik heb deze motie eerder ingediend, maar ik heb het idee dat deze het bij de stemmingen nu zomaar wel gaat halen. Dat is heel mooi, want het gaat over 1,2 miljoen mensen in leefgebieden, wijken en delen van steden waar heel veel gedaan moet worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verschillende volkswijken langdurig zijn achtergesteld en de leefbaarheid onder druk staat;

constaterende dat met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) onmisbare steun wordt gegeven aan verschillende van deze wijken;

voorts constaterende dat er bindende afspraken zijn gemaakt tussen gemeenten en het Rijk om deze wijken vijftien tot twintig jaar te steunen;

overwegende dat het noodzakelijk is dat de langjarige financiering beschikbaar blijft op ten minste het huidige niveau;

verzoekt de regering om uiterlijk in 2025 met een plan te komen dat de NPLV-gebieden in staat stelt om tot ten minste 2028 hun generatielange opgaven voor wijken met achterstelling voort te zetten en waar mogelijk de bureaucratie te verminderen door financiële regelingen die er al zijn hiervoor te gebruiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Grinwis, Bontenbal en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 16 (36600-IX).

De heer Dijk (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):

Even voor de heer Dijk. De vorige keer hebben wij die motie weggestemd omdat wij ten onrechte dachten dat dat budgettaire gevolgen zou hebben. Wij zijn daar heel duidelijk in geweest. Maar fijn dat hij de motie opnieuw indient. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

De heer Dijk (SP):

Fijn dat u het even toelicht. Het zou heel mooi zijn als deze motie het haalt, want dat betekent heel veel voor 1,2 miljoen mensen in buurten en wijken waar een heleboel opgeknapt moet worden.

De voorzitter:

De volgende spreker is de heer Vermeer van de fractie van BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen zei premier Schoof dat mensen elkaar weer moeten ontmoeten, elkaar in de ogen moeten kijken en elkaar moeten helpen. Dat is de basis van de samenleving. BBB is dat met hem eens. De overheid moet dat zo goed mogelijk ondersteunen. Daarom willen wij boeren en vissers uitzicht geven op een bestaan als boer en visser in plaats van hen als ongewenst element in een slimme uitkoopconstructie te duwen. Het is ook werken aan bestaanszekerheid, zorgen voor woningbouw, meehelpen dit land veilig te maken en grip te krijgen op migratie. We danken de minister, zijn staatssecretarissen en het ministerie voor de antwoorden op de vragen en het vele werk dat is verzet in de afgelopen maanden. Ik weet dat het samenvallen van een nieuw kabinet en het opstellen van een Miljoenennota bij menig ambtenaar tot een korte of zelfs geen zomervakantie heeft geleid. Onze dank daarvoor.

De minister van Financiën heeft de noodzaak benadrukt om de overheidsfinanciën te beheersen. Alle begrotingen dragen bij aan het terugdringen van de tekorten. Ook voor infrastructuur zullen we realistisch moeten ramen. Stap voor stap gaan we kijken hoe we grote, noodzakelijke investeringen, zoals de Nedersaksenlijn en de Lelylaan, mogelijk kunnen maken de komende jaren. "Koopkrachtplaatjes vertegenwoordigen niet altijd de werkelijkheid aan de keukentafel", zei de minister van Financiën. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota zullen wij verder ingaan op het verschil tussen de systeemwerkelijkheid van modellen versus de menselijke realiteit. Oftewel: de verhoudingen tussen overheidsfinanciën en de portemonnee van de gewone burger. Voor nu wensen wij de minister en de staatssecretarissen veel succes bij het bewaken van onze schatkist en het maken van de juiste keuzes op die momenten dat de zaken anders lopen dan gepland. Vergeet ons dan als Kamer daarin niet mee te nemen. Neem ons mee, want samen komen we verder.

Dank u wel.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik heb het gevraagd aan de heer Tony van Dijck en mevrouw De Vries, beiden coalitiegenoten van de heer Vermeer. De heer Van Oostenbruggen biedt nog een beetje hoop als het gaat om het toch blijven koppelen van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget aan de groei. Maar dan heb ik toch nog een vraag aan de heer Vermeer. Kan hij mij één voorbeeld noemen van een alternatieve dekking waarin deze vier coalitiepartijen zich zouden kunnen vinden die de oppositie nog een beetje hoop geeft dat ze bij het Belastingplan nog ergens een zaak kunnen doen?

De heer Vermeer (BBB):

Als wij deze dekking samen gevonden hadden, dan hadden wij bijvoorbeeld een aantal btw-verhogingen niet doorgevoerd. Ik heb bij die gesprekken gezeten. Ik ben ook tot de conclusie gekomen dat wij geen gezamenlijke dekking kunnen vinden waar alle vier de partijen achter staan en die kan zorgen voor extra ruimte. Anders hadden wij die zeker al benut.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dan dank ik de heer Vermeer voor zijn eerlijkheid, want hij zegt ronduit: er is geen alternatieve dekking die een wijziging kan aanbrengen in deze Miljoenennota. Ik merk wel op dat andere collega's uit de coalitie praten over beperkte mogelijkheden en daar vaag over zijn. Meneer Van Oostenbruggen was ook helder in de krant. Er gaat dus niets meer veranderen, omdat deze coalitie het over geen enkel alternatief eens kan worden. Dank daarvoor.

De heer Vermeer (BBB):

Ik wil even benadrukken dat wij geen enkele alternatieve dekking hebben kunnen vinden waar we alle vier achter staan. Als de heer Van der Lee met iets creatiefs komt wat wij vergeten zijn mee te nemen, dan gaan we dat gewoon bespreken. Zo simpel is dat. Hij mag het dus niet alleen bij ons neerleggen. Hij heeft zelf ook een taak om iets te vinden waar hij vier partijen achter kan krijgen. Dan is er geen enkel probleem.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Houwelingen, Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Dank ook voor de beantwoording. Het is duidelijk dat wij ons zorgen hebben gemaakt over de alsmaar uitdijende overheid. De lastendruk op het bbp was een eeuw geleden 10%. Nu is dat inmiddels 40%. De minister geeft ook toe dat dat verder en verder toeneemt. De Staat dijt dus uit. Het is opmerkelijk dat er wel grenzen worden gesteld aan de schuld. Daarover hadden we het aan het begin van dit debat. De schuld mag maximaal 60% zijn. Daar stellen economen ook grenzen aan. Een heel bekend artikel, dat de minister vast kent, zegt: een staatsschuld van meer dan 90% moet je niet willen hebben. Maar als het dan gaat over de omvang van de overheid, is er geen enkele grens. Ik wil aan de minister dus misschien toch de volgende suggestie meegeven. Als je al begrotingsregels hebt, waarom dan niet een begrotingsregel voor de maximale omvang van de overheid? Wat ons betreft mag die minder zijn.

Voorzitter. Tot slot heb ik één motie. Daarmee wil ik de minister trouwens helpen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat apparaatsuitgaven van verschillende ministeries een, twee, drie, vier jaar eerder structureel lager worden geraamd dan uiteindelijk daadwerkelijk vastgesteld;

overwegende dat, zoals onder andere de Algemene Rekenkamer stelt, ramingen echter realistisch behoren te zijn;

overwegende dat de huidige inschattingen van het kabinet aan Kamerleden én burgers structureel een te rooskleurig beeld geven van de apparaatsuitgaven van de verschillende ministeries;

overwegende dat dit onwenselijk is omdat daardoor de sterke groei van deze apparaatsuitgaven onvoldoende wordt onderkend;

verzoekt het kabinet voortaan op Prinsjesdag als deel van het reguliere begrotingsproces voor alle zogenaamde "niet-beleidsartikelen" op de begroting (waaronder dus de apparaatsuitgaven van de ministeries), naast de begrotingsraming en meerjarenraming, ook standaard de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven van de afgelopen vier jaar in de tabellen mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 17 (36600-IX).

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat de apparaatsuitgaven van de verschillende ministeries structureel lager worden geraamd dan uiteindelijk vastgesteld, heb ik hier uitgebreid betoogd. Verder heeft de minister er ook belang bij dat de sterke groei van de apparaatsuitgaven wordt onderkend, want zo kunnen we gaan bezuinigen en die reductie van 22% binnenhalen. Met de genoemde tabellen kunnen we makkelijk de trendlijnen zien. Volgens mij is dat een hele kleine moeite. Het zijn een paar extra kolommen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Flach, Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Ik citeer de minister: "We leven in een land met een hoge sociale mobiliteit en een laag risico op armoede en sociale uitbuiting. Godzijdank." Het is mooi dat de minister de dank brengt op de plek waar die hoort. Inderdaad, we mogen God dankbaar zijn voor al die zegeningen die we in Nederland elke dag ervaren.

Tegelijk blijven er ook zorgen. Dat brengt me bij de kinderarmoede. Ik ben het met de minister eens dat we dat niet alleen met geld moeten aanpakken. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een deel van de kinderen helaas in armoede opgroeit;

overwegende dat (kinder)armoede niet alleen met meer geld te verhelpen is;

overwegende dat het beter is om (kinder)armoede te voorkomen, dan dat er achteraf maatregelen genomen moeten worden om het op te lossen;

constaterende dat het kabinet binnenkort komt met een nationaal programma armoede en schulden;

verzoekt de regering bij uitwerking van dit programma in te zetten op een versterking van de (preventieve) aanpak ten aanzien van (kinder)armoede, door onder andere in te zetten op financiële coaching en vroegsignalering door vrijwilligers, brede ondersteuning vanuit gemeenten, kerken en vrijwilligersorganisaties en ondersteuning van lokale, maatschappelijke initiatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Grinwis en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 18 (36600-IX).

De heer Flach (SGP):

Dan het kindgebonden budget. Door het stijlere aflooppad gaan gezinnen met middeninkomens de rekening betalen voor de verhoging van het kindgebonden budget voor gezinnen met lagere inkomens. Dat begint al bij €55.000. De minister omzeilde dat handig door naar koopkrachtplaatjes te verwijzen, maar dat is te makkelijk. We brengen daarom onze motie op stuk nr. 23, ingediend bij de APB, aanstaande dinsdag in stemming. Ik ben heel blij met de plus voor de lagere inkomens, maar laat dat niet betalen door de middeninkomens, want die zijn al hard genoeg geraakt. We komen hier bij de begrotingsbehandelingen op terug. Ik zeg het maar even duidelijk: dit is voor de SGP heel belangrijk.

Voorzitter, nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de financiële houdbaarheid van de gezondheidszorg onder druk staat door bijvoorbeeld vergrijzing en de toename van het aantal chronisch zieken;

constaterende dat volgens het regeerprogramma de voorgenomen halvering van het eigen risico naar verwachting zal leiden tot een extra toename van de zorgvraag;

overwegende dat goede en houdbare gezondheidszorg vergt dat er keuzes gemaakt worden om een onnodig beroep op zorg te voorkomen, zeker in de eerstelijnszorg;

verzoekt de regering in overleg met de relevante ministeries, Financiën en VWS, opties uit te werken om onnodige zorgconsumptie te verminderen, en de Kamer daar bij de Voorjaarsnota 2025 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Inge van Dijk, Grinwis, Vijlbrief en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 19 (36600-IX).

De heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen. Het ging vloeiend!

De Kamer en de coalitie. Voorlopig hebben we geen extraparlementair parlement. Nee, we hebben te maken met een extreem monistische coalitie. Ik hoop dat de behandeling van het Belastingplan tot een andere conclusie leidt dan deze tussenconclusie bij de Algemene Financiële Beschouwingen.

Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in haar beleid inzet op het voldoen aan de Europese begrotingsregels, maar niet expliciet stuurt op de Europese doelstelling om de inflatie tot 2% te beperken;

constaterende dat het inflatiepeil in Nederland met 3,5% momenteel het op een na hoogste van de eurozone is en dat volgens de laatste CPB-raming (MLT) de inflatie gedurende de gehele beoogde kabinetsperiode ruim boven de 2% dreigt te blijven;

overwegende dat prijsstabiliteit primair een taak is van de centrale banken, maar budgettair en fiscaal beleid ook doorwerkt in de consumentenprijzen;

overwegende dat inflatie de sluipmoordenaar is van de koopkracht van (al dan niet) hardwerkende Nederlanders;

verzoekt de regering de gevolgen voor de inflatie mee te wegen in haar financieel-economische beleid en vervolgens in de Miljoenennota aandacht te besteden aan het effect van de begroting en het Belastingplan op de inflatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Inge van Dijk, Dassen, Flach, Vijlbrief en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 20 (36600-IX).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het voornemen heeft de overheidsuitgaven, waaronder de apparaatskosten, om te buigen;

constaterende dat de regering in haar regeerprogramma spreekt over een hervormingsagenda tot versobering van de Algemene Bestuursdienst (ABD) maar niet specificeert hoe die versobering eruit moet zien anders dan dat "het leren en ontwikkelen van topambtenaren minder vrijblijvend wordt" en dat iedere topambtenaar "een persoonlijk en toetsbaar plan maakt";

overwegende dat het in de rede ligt om bij bezuinigingen op het ambtenarenapparaat ook de Algemene Bestuursdienst te laten krimpen;

verzoekt de regering niet alleen te bezuinigen op externe inhuur en communicatieafdelingen, maar ook het aantal topambtenaren van de Algemene Bestuursdienst en ABDTOPConsult en hun vloot aan dienstauto's te reduceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Dijk, Eerdmans en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 21 (36600-IX).

De heer Vermeer (BBB):

Even een vraag aan de heer Grinwis. Volgens mijn informatie valt die ABD-groep, de Algemene Bestuursdienst, ook al onder de taakstelling, terwijl de motie suggereert dat dat niet zo is.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, dat suggereert de motie niet. Wij hebben het regeerprogramma nauwkeurig gespeld. Daarin zijn allerlei zinsneden opgenomen over de ABD die ik ook heb geciteerd in een van de overwegingen van mijn motie. Maar daar staat niet bij dat de ABD expliciet onderdeel is van de taakstelling. De ABD valt natuurlijk onder de apparaatskosten en als zodanig doet die wel mee. Maar zo specifiek als het hoofdlijnenakkoord spreekt over communicatiemedewerkers en externe inhuur wordt er tot nu toe niet over gesproken dat juist ook topambtenaren en zeker ook ABDTOPConsult mee zouden moeten doen in die taakstelling. Deze motie onderstreept dat. Het is dus geen tegenstelling, maar een aanmoediging.

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren ...

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, misschien nog één korte slotzin. Gezien het interruptiedebatje met collega Van Oostenbruggen neem ik aan dat de NSC-fractie met niets minder genoegen neemt dan met een structurele koppeling van het OS-budget aan het bni.

De voorzitter:

De heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de uitgebreide beantwoording vandaag. Drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er 116 fiscale regelingen zijn die jaarlijks 163 miljard euro kosten en dat het kabinet een stelselpost fiscale regelingen en constructies afbouwen heeft opgesteld;

constaterende dat het kabinet, als het de eigen taakstelling voor het versoberen dan wel afschaffen van deze regelingen niet haalt, de inkomstenbelasting of de heffingskortingen in de inkomstenbelasting verhoogt;

overwegende dat hierdoor alle belastingplichtigen de dekking bieden voor het fiscaal voordeel van enkelen;

verzoekt de regering het niet behalen van de taakstelling niet ten laste te laten komen van burgers door hogere inkomstenbelasting, maar een stelpost te nemen in een ander belastingdomein,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen, Grinwis, Van der Lee en Dijk.

Zij krijgt nr. 22 (36600-IX).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland vermogende emigranten zijn die vertrekken naar laagbelastende jurisdicties en zodoende belasting ontwijken;

constaterende dat er een maatregel is die emigratie om belastingredenen tegen kan gaan, namelijk de inwonerschapsfictie voor inkomstenbelasting na emigratie, oftewel de exitheffing;

overwegende dat in mensen die in Nederland zijn opgegroeid veel publieke middelen zijn geïnvesteerd, en dat het om die reden redelijk is om van je verdiensten wat bij te dragen aan de publieke zaak;

verzoekt de regering om opties uit te werken om belastingontwijking tegen te gaan, bijvoorbeeld een inwonerschapsfictie na emigratie, en voor het einde van het jaar de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen en Grinwis.

Zij krijgt nr. 23 (36600-IX).

De heer Dassen (Volt):

En de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de landbouwvrijstelling oorspronkelijk in 1918 bedoeld was voor het realiseren van een fiscaal gelijke behandeling tussen de eigenaar-agrariër en de eigenaar-verpachter;

constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord staat dat het uitgangspunt van het kabinet is dat negatief geëvalueerde fiscale regelingen worden afgeschaft of versoberd;

constaterende dat de regeling als doeltreffend noch doelmatig is geëvalueerd en dat de regeling ook niet gerechtvaardigd kan worden uit de realisatie van eventuele neveneffecten;

constaterende dat afschaffing van de regeling de logische en uitvoerbare beleidsoptie is;

verzoekt de regering om de landbouwvrijstelling af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 24 (36600-IX).

De heer Dassen (Volt):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil de bewindslieden bedanken voor hun goede beantwoording. Het was hun vuurdoop, denk ik, en dat bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Complimenten dus: goed doorheen geslagen. Ik heb al gezegd dat er op een aantal fronten prima wordt bijgestuurd door dit kabinet. Daar is JA21 best tevreden mee. Maar we hebben nog wel een paar zorgen. Die heb ik geuit in mijn bijdrage en die wil ik vastleggen in een paar ideeën en ook in een paar uitspraken van onze kant.

Voorzitter. Mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het rapport-Draghi over de toekomst van het Europees concurrentievermogen wordt gesuggereerd om gezamenlijke schulduitgiftes binnen de EU in te voeren;

overwegende de risico's daarvan voor de financiële autonomie van Nederland en de democratische controle over de begroting;

verzoekt de regering geen nieuwe gezamenlijke Europese schulden aan te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Grinwis.

Zij krijgt nr. 25 (36600-IX).

De heer Eerdmans (JA21):

De tweede motie ziet op mijn probleem met de verhoging van de btw op hotels. Ik heb dat toegelicht.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorgenomen btw-verhoging op logies ongunstige gevolgen kan hebben voor de hotelsector, zoals een afname in winstgevendheid en een mogelijke daling van toeristische bestedingen in andere sectoren zoals horeca, cultuur en retail;

overwegende dat drie vijfde van de Nederlanders overweegt om Nederlandse logies te vermijden en in plaats daarvan over de grens te gaan, bijvoorbeeld naar Duitsland, waar het btw-tarief lager is met 7%;

verzoekt de regering om de btw-verhoging op logies, die structureel 1,2 miljard moet opleveren, ten minste één jaar niet door te voeren en in plaats daarvan gebruik te maken van een incidentele dekking van 1,39 miljard euro uit het Klimaatfonds, specifiek uit de middelen voor de gebouwde omgeving;

verzoekt de regering tevens voor de jaren erna voorstellen te doen voor een structurele dekking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 26 (36600-IX).

De heer Eerdmans (JA21):

Overigens is deze mogelijkheid, zoals bekend, al door ambtenaren gesuggereerd in hun grote lijst met voorstellen. Ik haal het daar gewoon uit. Voor de liefhebbers heb ik die hier ter plaatse.

Mijn allerlaatste motie gaat over het bedrijfsleven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vestigings- en ondernemersklimaat in Nederland de afgelopen jaren aanzienlijk is verslechterd, met een dalende score voor het ondernemersklimaat in 2024 tot een 6, waarbij 20% overweegt naar het buitenland te vertrekken;

constaterende dat regeldruk, onvoorspelbaar overheidsbeleid, hoge energieprijzen en een hoge belastingdruk leiden tot toenemende onzekerheid en een verslechterd vestigingsklimaat;

verzoekt de regering toe te zeggen dat nieuwe tegenvallers worden opgevangen door middel van ombuigingen en alleen nog in het uiterste geval over te gaan tot lastenverzwaring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Flach.

Zij krijgt nr. 27 (36600-IX).

Ik schors vijftien minuten.

De heer Eerdmans (JA21):

O, ik krijg nog een antwoord van de staatssecretaris op de vraag over de toeslagen.

De voorzitter:

Nee, nee, mevrouw Achahbar, blijft u zitten. Dat doen we straks in de termijn van de regering. Ik schors vijftien minuten en dan gaan we luisteren naar het kabinet.

De vergadering wordt van 21.05 uur tot 21.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Heinen:

Voorzitter. Ik heb een aantal moties, een aantal amendementen en er ligt nog één vraag. Ik loop ze langs, te beginnen met de moties die zijn ingediend bij dit debat, de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik loop ze een voor een langs.

De motie op stuk nr. 7: ontraden.

De motie op stuk nr. 8: ontraden.

De motie op stuk nr. 9: ontraden.

Ja, u moet wel meeschrijven.

De motie op stuk nr. 10 kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 11 kan ik oordeel Kamer geven.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 12.

De motie op stuk nr. 13 is niet aan het kabinet gericht, maar aan de Algemene Rekenkamer. Dat is dus aan uw Kamer.

De motie op stuk nr. 14: ontraden.

De motie op stuk nr. 15: eveneens ontraden.

De motie op stuk nr. 16 kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 17 kan ik … ontraden. Het was nog even spannend.

De motie op stuk nr. 18: oordeel Kamer.

Mijn voorstel zou zijn om de motie op stuk nr. 19 aan te houden en dat debat ook te voeren met de minister van VWS. Als dat niet gebeurt, ontraad ik hem. Ik kijk dus even naar de indieners.

De voorzitter:

Dat is de heer Flach. Hij is de eerste indiener. U kan ook gewoon knikken, meneer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik moet knikken dat ik 'm toch nog even zo laat en erover nadenk of ik 'm aanhoud.

De voorzitter:

Wat doet u als de motie ingediend blijft, minister?

Minister Heinen:

Dan moet ik 'm ontraden, ook omdat er al heel veel onderzoeken zijn gedaan. Ik wijs op de Technische werkgroep macrobeheersing, de ombuigingslijst, Zorgkeuzes in Kaart en het ibo ouderenzorg.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 20. Nee, de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Waarom zou ik 'm aanhouden als dit eigenlijk gewoon het antwoord is?

Minister Heinen:

Omdat u in het debat met de minister van VWS kan kijken of er nog onderzoeken ontbreken. Ik vind het echt aan de vakminister om daar het debat over te voeren. Als de minister zegt dat zij nog ruimte ziet om verder te onderzoeken, dan is dat natuurlijk tussen u en die minister. Anders zou ik zeggen: doe het niet.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Hij ging zo snel. Ik wil u toch even onderbreken en terugkomen op de motie op stuk nr. 7. Zit het 'm in het eerste of in het tweede verzoek?

Minister Heinen:

Het CPB gaat al onderzoek doen en er liggen al heel veel opties, bouwstenen en ibo's, onder andere op vermogen. Ik beoordeel de motie als overbodig en daarom ontraad ik 'm.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Oké.

Minister Heinen:

Het is uiteindelijk aan u om daarover te stemmen. Dat staat vast.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Het is laat en ik dacht in het debat dat de minister wat toegefelijker was, maar daar is hij kennelijk weer op teruggekomen. Dat is jammer.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

De minister verwees zojuist naar een ander vakdepartementen. Ik besef heel goed dat de motie op stuk nr. 12 ook bij een ander vakdepartement ingediend zou kunnen worden, namelijk bij Binnenlandse Zaken. Is de reden dat de motie ontraden is dat die hier minder goed thuishoort?

Minister Heinen:

Kijk, dit vraagt heel veel. Ik heb ook even contact gezocht met de minister van Binnenlandse Zaken. Die zegt: dit valt gewoon niet in kaart te brengen. Vandaar dat ik de motie heb ontraden. Ik kan mij wel voorstellen dat u het nog betrekt in het debat met de minister van Binnenlandse Zaken om te kijken of u er daar samen verder uitkomt. Maar vanuit mijn rol nu zou ik 'm ontraden.

De voorzitter:

Ja. De motie op stuk nr. 20.

Minister Heinen:

De motie op stuk nr. 20: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 21: ontraden.

Dan maak ik een klein sprongetje naar de motie op stuk nr. 25, omdat de staatssecretaris ook nog wat moties zal appreciëren. De motie op stuk nr. 25: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 26: ontraden.

De motie op stuk nr. 27 ... Nee, excuus. Ik kom op één ding terug. Even kijken. Dat gaat over de motie op stuk nr. 25. Die geef ik oordeel Kamer als ik 'm zo mag lezen dat het gaat over nieuwe instrumenten. Om een voorbeeld te noemen: we hebben nu ook het nieuwe macrofinanciëlebijstandinstrument, dat ook gebruikt wordt om steun aan Oekraïne te geven. Daarvoor moet geleend worden en daarom zou je dat kunnen lezen als nieuwe Europese schulden. Als de heer Eerdmans de motie dus zo strikt indient, moet ik 'm ontraden. Maar we hebben het over hetzelfde, denk ik, namelijk geen nieuwe schulden bij nieuwe instrumenten. Dan zijn we het zeer eens en kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Eerdmans bevestigt dat.

Minister Heinen:

Dan ben ik bij de laatste motie, op stuk nr. 27. Die ontraad ik wegens strijdigheid met de begrotingsregels. We hebben een uitgavenkader en een lastenkader. Ik dek binnen die kaders. Uiteraard spreekt het hoofdlijnenakkoord er ook van dat we wel de ambities bij de uitgaven zoeken als er bredere tegenvallers zijn.

Dan heb ik nog een hele set aan amendementen. Deze zijn op verschillende begrotingen ingediend. Mij is gevraagd deze te appreciëren. Ik neem ze snel door. Ik noem het begrotingshoofdstuk en dan het amendementnummer. Ook hier moet dus even goed meegeschreven worden.

Eerst bij het begrotingshoofdstuk VIII het amendement op stuk nr. 4: ontraden.

Op hetzelfde begrotingshoofdstuk VIII het amendement op stuk nr. 8: ook ontraden.

Dan op begrotingshoofdstuk IX het amendement op stuk nr. 6: oordeel Kamer.

Dan op begrotingshoofdstuk XII het amendement op stuk nr. 11: ontraden.

Op hetzelfde begrotingshoofdstuk XII het amendement op stuk nr. 10: ontraden.

Op begrotingshoofdstuk XII — daar zijn we nog steeds, maar we doen één klein stapje terug — het amendement op stuk nr. 9: ontraden.

Dan gaan we naar begrotingshoofdstuk XIV met het amendement op stuk nr. 4: oordeel Kamer.

Op hetzelfde begrotingshoofdstuk XIV, maar dit keer het amendement op stuk nr. 5: ontraden.

Dan gaan we naar begrotingshoofdstuk XVI. Daarop is ook een amendement ingediend, namelijk dat op stuk nr. 11. Dat ontraad ik.

Datzelfde geldt voor het amendement op stuk nr. 6 op hoofdstuk XVI. Dat is ook ontraden.

Op hoofdstuk XVI was er ook nog het amendement op stuk nr. 10. Dat is ook ontraden.

Dan is er nog een begrotingshoofdstuk dat geen cijfer maar een letter heeft. Dat is hoofdstuk B, dat gaat over het Gemeentefonds. Het amendement op stuk nr. 12 ontraad ik.

Dan was er nog één vraag van mevrouw De Vries. Zij vroeg om een inspanningsverplichting om ook tempo te maken met de onderzoeken die ik heb aangekondigd als het gaat om de spaarmarkt. Ik zie dit ook als een aanmoediging om daar vaart achter te zetten. Ik doe dat zo snel als het kan. Alles wat eerder kan, gaat natuurlijk eerder naar de Kamer. Ik hoor ook heel goed wat mevrouw De Vries zegt, namelijk om daar niet jaren op te gaan studeren.

Voorzitter, afrondend. Ik ben hiermee aangekomen bij het einde van mijn tweede termijn. Voordat ik het woord aan de staatssecretaris geef, wil ik graag u allen, inclusief het ondersteund personeel, bedanken voor dit debat en de organisatie daarvan. In het bijzonder wil ik de ambtenaren van het ministerie van Financiën bedanken. Zij hebben, zoals de heer Vermeer al zei, een paar ongekende maanden achter de rug. Ze hebben de hele zomer, weekenden, avonden doorgewerkt de afgelopen maanden. Er moest een Miljoenennota worden gemaakt, begrotingen, belastingplannen, budgetplannen voor Europa, Kamerbrieven, wetten, antwoorden op heel veel feitelijke vragen. En er zit nog veel meer werk achter. Het werk dat wordt verzet door hen is echt ongekend, met een ongekende kwaliteit en loyaliteit. Nederland mag in z'n handen wrijven of, zo moet ik in goed Nederlands zeggen, knijpen, met zo'n goed, professioneel ambtelijk apparaat. Zonder hen zou deze overheid niet functioneren. Ik hecht eraan om dat tijdens mijn eerste Financiële Beschouwingen te benadrukken, ook in het licht van alle taakstellingen die wij hebben. De waardering is zeer groot. Ik denk ook dat ik namens ons allen spreek als ik zeg dat die waardering zeer groot is.

(Geroffel op de bankjes)

Minister Heinen:

Afrondend zou ik ook de Kamerleden willen bedanken. Ik zou zeggen: de volgende keer bij mij. Maar er lopen al zo veel Kamerleden op mijn gangen rond dat ik u graag weer hier zie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag nog van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik sluit me aan bij die hulde, ondanks mijn ook wat vergaande motie richting de ambtenaren. Maar dat gaat niet ten koste van de waardering.

De beoordeling van de amendementen ging zo snel. Werd nou "oordeel Kamer" gezegd bij het amendement op stuk nr. 4 bij hoofdstuk XIV?

Minister Heinen:

Ja, hoor ik.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Top. Dank u.

Minister Heinen:

Als dat niet klopt, kom ik er nog op terug. Even kijken, hoofdstuk XIV, het amendement op stuk nr. 4 …

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat klopt, dat klopt, dat klopt!

Minister Heinen:

Ja, het klopt: oordeel Kamer.

De heer Dijk (SP):

De minister ontraadde ook de motie op stuk nr. 15 over het in stand houden van de huidige regels voor bonussen in de financiële sector en om die niet af te zwakken. Ik heb die motie ingediend omdat ik bij de regeling ook om een debat had gevraagd. Een aantal partijen zei: ja, doe dat nou bij de Financiële Beschouwingen. En dan doe ik dat hierbij, maar dan zou ik ook graag echt een argumentatie willen van de minister waarom hij deze motie ontraadt.

Minister Heinen:

Ik ging in zo'n hoog tempo, maar ik heb er wel een toelichting bij. Het beeld is ontstaan alsof dit kabinet de bonuswetgeving gaat versoepelen, maar het volgende is aan de hand. In de bonuswetgeving zoals die, uit mijn hoofd gezegd, al in 2013 is ingegaan, is een evaluatiebepaling gezet. In 2018 heeft mijn voor-voor-voorganger, de heer Hoekstra, die evaluatiebepaling weer op vijf jaar gezet. Dat is op dit moment. Dat loopt. Dat liep al zonder wat wij in gang hebben gezet. Aan het einde van dit jaar worden de resultaten van die evaluatie opgeleverd. Die komen dan ook naar de Kamer. Ik vind het dus niet tijdig om daar nu al uitspraken over te doen. Laten we nou eerst die evaluatie afwachten. Dat is het formele argument. Ik begrijp heel goed dat de motie wordt ingediend, maar ik vind het wel een goed gebruik om een onderzoek dat wordt gedaan, af te wachten voordat we een oordeel vellen. Dat is de reden waarom deze motie wordt ontraden. En dank voor deze vraag, want dat geeft mij de gelegenheid om toe te lichten dat niet dit kabinet dat onderzoek heeft ingesteld.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit.

Staatssecretaris Idsinga:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

De motie-Dassen c.s. op stuk nr. 23 wil ik ontraden.

Als ik de motie-Dassen/Grinwis op stuk nr. 24 mag lezen als een ondersteuning van eerder ingediende moties, namelijk de moties van de leden Dijk, Maatoug, Van Eijk en van mijzelf in mijn vorige rol, geef ik deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zoek even oogcontact met de heer Dassen. Hij knikt. Hij beaamt dat.

Staatssecretaris Idsinga:

Onder verwijzing naar het debat zou ik de heer Dassen willen verzoeken om de motie-Dassen/Van der Lee op stuk nr. 24 aan te houden. Anders zal ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Hij blijft zitten. De heer Dassen houdt hem aan? Ja.

Op verzoek van de heer Dassen stel ik voor zijn motie (36600-IX, nr. 24) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Idsinga:

Tot slot sluit ik mij graag aan bij de woorden van dank van de minister. Dank aan u allen. Dank aan de Kamerleden. Dank aan de ondersteuning van de Kamer en natuurlijk in het bijzonder heel veel dank aan al die ambtenaren van het ministerie van Financiën die de afgelopen zomer dag en nacht heel hard hebben gewerkt om dit spektakel mogelijk te maken. Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Toeslagen.

Staatssecretaris Achahbar:

Voorzitter. De heer Eerdmans heeft nog een antwoord van mij tegoed. Hij vraagt naar de risico's op een nieuwe Bulgarenfraude en hij vraagt of de dienst in staat is om te handelen op meervoudige fraudesignalen. Ik werd wat overvallen door deze technische vraag over een zeer specifieke materie. Ik wilde zorgvuldig zijn in mijn beantwoording, vandaar mijn verzoek om uitstel tot de tweede termijn.

Zoals de heer Eerdmans aangeeft, is het intensief toezicht inderdaad begin dit jaar weer opgestart, met de signalenregistratie en het rechtmatigheidsonderzoek. De andere deelprocessen uit het intensief toezicht, namelijk de verwijtbaarheidsbeoordeling en sanctionering, worden op dit moment met waarborgen omkleed ingericht. Het klopt dat de aanpak van meervoudige signalen van misbruik later geïmplementeerd zal zijn dan die van enkelvoudige signalen. Als oud-officier van justitie juich ik het handelen op fraudesignalen zeker toe, maar daarbij moet wel worden voldaan aan de waarborgen van onze rechtsstaat, onder andere om te voorkomen dat onschuldige mensen in de problemen komen.

Op dit moment wordt in kaart gebracht wat nodig is om de behandeling van meervoudige signalen zo goed mogelijk weer op te starten. Dit moet zorgvuldig gebeuren en vergt daarom tijd. Ik zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren. Overigens worden, zoals mijn voorganger ook al heeft geschreven, alle signalen beoordeeld op rechtmatigheid. Een groot deel daarvan is al beoordeeld. Daarnaast is in dit geval de mogelijkheid benut om de signalen over te dragen aan de FIOD of aan het OM. Het is dus niet zo dat op dit soort signalen niet geacteerd wordt.

Dat is mijn antwoord.

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de minister en van mijn collega-staatssecretaris van dank aan en waardering voor de ambtenaren van het ministerie van Justitie, de Kamerleden en de ondersteuning hier.

De voorzitter:

U zegt "het ministerie van Justitie".

Staatssecretaris Achahbar:

Zei ik "Justitie"? Ik bedoel het ministerie van Financiën!

De voorzitter:

Ook Justitie.

Staatssecretaris Achahbar:

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel.

Hartelijk dank aan de drie bewindspersonen voor hun aanwezigheid en de beantwoording van de vragen.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik sluit de vergadering van 3 oktober.

Naar boven