Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 50, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 50, item 4 |
Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel)
Aan de orde is het tweeminutendebat Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) (CD d.d. 10/12).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Vergunningverlening, toezicht en handhaving. Welkom aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. We hebben een zestal mensen die graag het woord willen voeren, te beginnen met het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. We hebben ons via een breed rondetafelgesprek met onder anderen Jozias van Aartsen goed laten informeren over wat er nu nog nodig is om het systeem van vergunningen, toezicht en handhaving te verbeteren. Vandaag hoop ik dat we stappen maken op twee belangrijke punten. Een is de gezondheid en twee is burgers een stevige stem geven in het proces. Ik hoop echt dat we kunnen doorpakken en niet weer gaan afwachten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ILT in haar rapport "Voor de gezondheid: scherpere vergunningverlening bij uitstoot naar de lucht" meerdere aanbevelingen heeft gedaan om de gezondheid van burgers beter te beschermen, en dat bij het rondetafelgesprek over VTH door verschillende partijen naar deze aanbevelingen werd verwezen als goede handvatten om VTH te verbeteren;
verzoekt de regering om minstens het advies van de ILT over te nemen om gezondheid een prominentere rol te geven bij de vergunningverlening, en om een voorstel voor uitvoering hiervan rond de zomer van 2025 naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
In het voorstel om dat voor de zomer te doen ben ik natuurlijk flexibel, als de staatssecretaris denkt dat het misschien pas wat later lukt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat VTH-beleid en -regelgeving raken aan de levens van burgers, maar dat burgers nu ervaren dat ze onvoldoende gehoord worden;
constaterende dat onderzoeken laten zien dat kapitaalkrachtige partijen veel meer toegang hebben tot beleidsmakers en veel meer mogelijkheden hebben om beleid te beïnvloeden dan burgerorganisaties, wat leidt tot disbalans en gebrek aan een gelijk speelveld;
constaterende dat deze zorgpunten ook naar voren kwamen bij het rondetafelgesprek over het VTH-stelsel;
verzoekt de regering samen met onder andere burgerorganisaties te verkennen welke extra maatregelen genomen kunnen worden om de boven geschetste disbalans zo veel mogelijk weg te nemen en het dus burgers/burgerorganisaties makkelijker te maken om als volwaardige partners betrokken te worden in beleid rond VTH, en hierover aan de Kamer rond de zomer van 2025 te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de omgevingsdiensten in 2026 moeten voldoen aan verschillende robuustheidscriteria en de afzonderlijke diensten dit via hun gemeenschappelijke raden zullen moeten proberen te bewerkstelligen;
constaterende dat er ook veel omgevingsdienstoverstijgende taken zijn op het gebied van nieuwe kennisontwikkeling en kennisdeling;
constaterende dat deze taken voor veel gemeenschappelijke raden bovenop de te halen robuustheidscriteria komen;
verzoekt de regering om in overleg met VNG, IPO en ODNL te onderzoeken of en welke middelen er nodig zijn vanuit het Rijk om deze overstijgende taken te kunnen opvangen;
verzoekt de regering dit onderzoek ruim voor de behandeling van de begroting voor 2026 aan de Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat naar aanleiding van het rapport van Van Aartsen "Om de leefomgeving" uit 2021 een interbestuurlijk programma Versterking van het stelsel vergunningverlening, toezicht en handhaving (IBP VTH) is opgestart;
constaterende dat een van de aanbevelingen uit het rapport van Van Aartsen is dat de onafhankelijkheid van de omgevingsdiensten gewaarborgd moet zijn;
constaterende dat dat bij sommige omgevingsdiensten nog onvoldoende het geval is;
verzoekt de regering om erop toe te zien dat bij álle omgevingsdiensten de onafhankelijkheid gewaarborgd is en, als dat niet het geval is, in te grijpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Uit de ontvangen rapporten blijkt namelijk dat ongeveer negen omgevingsdiensten niet gaan voldoen aan de robuustheidscriteria. Wij weten dus nu al dat op 1 april 2026 hoogstwaarschijnlijk heel veel omgevingsdiensten nog niet robuust zullen worden. Dat is slecht voor de gezondheid, slecht voor het milieu. Ik wil u vragen of u ons een overzicht kan geven van wat de consequenties zullen zijn van het niet in 2026 robuust zijn van die omgevingsdiensten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Wingelaar van NSC.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat VTH-stelsel, maar zeker ook naar aanleiding van het rondetafelgesprek vorige week, waarvoor nog dank aan de deelnemers en zeker ook aan onze deelnemende medeoverheden, dien ik graag de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sprake is van gedwongen samenvoeging van omgevingsdiensten als oplossingsrichting voor het robuuster maken van omgevingsdiensten;
van mening dat het gedwongen fuseren van omgevingsdiensten als oplossingsrichting zeer onwenselijk is;
verzoekt de regering het gedwongen fuseren van omgevingsdiensten uit te sluiten bij het verder uitwerken van oplossingen voor het behalen van de robuustheidscriteria,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Buijsse van de VVD.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat staalslakken in de bouw worden toegepast als vulmiddel naast meer gangbare materialen zoals grind of zand;
constaterende dat de verkeerde toepassing van staalslakken in het verleden tot milieu- en gezondheidsschade heeft geleid;
overwegende dat het wenselijk is om alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslakken te creëren met een lager milieu- en gezondheidsrisico;
verzoekt de regering om de leverancier te vragen om inzicht te geven en/of een onderzoek uit te voeren naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslakken met lagere milieu- en gezondheidsrisico's, daarover in gesprek te gaan en de Kamer voor het zomerreces daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Buijsse (VVD):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat opkomende technologieën als sensortechnologie, satellietbeelden, AI en cloud ingezet kunnen worden om overheidsdiensten klantgerichter en effectiever te organiseren;
constaterende dat opkomende technologieën, mits de werking ervan aantoonbaar en juridisch geborgd is, ook toegepast kunnen worden door omgevingsdiensten;
verzoekt de regering een inventarisatie te doen bij welke diensten van omgevingsdiensten deze technologieën toegepast kunnen worden;
verzoekt de regering in de inventarisatie ook te betrekken welke eventuele partijen deze diensten zouden kunnen bieden;
verzoekt de regering de Kamer vóór het zomerreces te informeren met een brief over de inventarisatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bamenga van D66 is volgens mij niet aanwezig. Dan is het woord aan de heer Boutkan van de PVV.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris heeft op verzoek van de PVV-fractie een toezegging gedaan om in gesprek te gaan met de maritieme sector. Dat is tot op heden nog niet gebeurd. De vraag is dan ook of de staatssecretaris bereid is om zelf dit gesprek op zéér korte termijn te voeren, gezien de ontwikkelingen in het pfas-dossier en besluitvoering in de Europese Commissie. Want het Europees Agentschap voor chemische stoffen is bezig met het advies voor de Europese Commissie. Ziet de staatssecretaris de urgentie om in deze kwestie vanuit Nederland de nodige informatie aan te leveren met betrekking tot de fluorelastomeren?
Voorzitter. Dan het VTH-stelsel. De stand van zaken, de voortgang van het stelsel is wat de PVV betreft een zorgenkind. Dat hebben we tijdens het commissiedebat in december al duidelijk gemaakt. Tijdens het rondetafelgesprek werd nog eens bevestigd dat na al die jaren slechts een enkele omgevingsdienst robuust is. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook wanneer hij het signaal gaat afgeven dat het genoeg is geweest. Wanneer gaat hij ingrijpen om ervoor te zorgen om het VTH-stelsel in Nederland wél berekend is op de opgelegde taken? Wanneer geeft de staatssecretaris duidelijkheid over wat zijns inziens de stelselverantwoordelijkheid van het Rijk is?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer zeven minuten nodig te hebben. Ik rond het maar even af en schors de vergadering tot 11.30 uur.
De vergadering wordt van 11.21 uur tot 11.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het woord is aan de staatsecretaris. Er is een zestal moties ingediend en nog een enkele vraag gesteld. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Kamer voor haar eerste termijn. Ik heb drie vragen. De eerste vraag is van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid: wat zijn de consequenties als omgevingsdiensten niet op tijd robuust zijn? We werken op dit moment aan het vastleggen van de robuustheidscriteria in de regelgeving. Het onderzoek dat nu plaatsvindt gaat over de mogelijkheden wat we doen als diensten er tegen die tijd niet aan voldoen. Hierover willen wij de Kamer rond de zomer informeren.
De voorzitter:
Een hele korte vraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dus dat betekent dat de omgevingsdiensten en wij voor de zomer weten wat de consequenties zijn als op 1 april 2026 negen omgevingsdiensten de robuustheidscriteria niet gehaald hebben? Voor de zomer weten we dus wat de consequenties zijn.
Staatssecretaris Jansen:
Rond de zomer, zei ik. Ik streef naar vóór de zomer, maar ik heb "rond de zomer" gezegd.
De voorzitter:
Ik sta maximaal één vraag toe van de hoofdindiener. Dat is geen uitlokking om sowieso een vraag te stellen.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. De tweede vraag is van de heer Boutkan van de PVV: wil ik in gesprek gaan met de maritieme sector over het pfas-verbod? Op dit moment loopt inderdaad de beoordeling door het wetenschappelijk comité van het Europees Agentschap voor chemische stoffen. In deze fase is er geen invloed van lidstaten of belanghebbenden mogelijk, zeg ik richting de heer Boutkan. Zo gauw er opinies liggen en de Europese Commissie een voorstel opstelt, gaan we in gesprek met de maritieme sector en andere belanghebbenden. Dat heeft te maken met de volgordelijkheid waar wij tegen aanlopen.
De heer Boutkan (PVV):
Zo'n antwoord is leuk, maar er ligt gewoon een toezegging van de staatssecretaris om in gesprek te gaan. Een paar jaar geleden heeft de BBB-fractie zelfs een motie ingediend die aangenomen is. Wat gaat de staatssecretaris nu feitelijk doen, is dan de vraag.
Staatssecretaris Jansen:
Wij gaan het gesprek voeren, maar op dit moment liggen er geen opinies, dus kunnen we op dit moment geen invloed uitoefenen. Het heeft te maken met het tijdsaspect. Zodra het kan, gaan we inderdaad in gesprek met belanghebbenden en gaan we daarover het gesprek zelf aan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. De tweede vraag van de heer Boutkan: wanneer geeft de staatssecretaris duidelijkheid over wat de stelselverantwoordelijkheid precies inhoudt? Hierover is een notitie opgesteld die ook is gedeeld met de partijen in het stelsel. Die hebben we ook al eerder met de Kamer gedeeld, maar ook bij de volgende voortgangsbrief zullen we daar nog een keer aandacht aan besteden. Een van de instrumenten die we kunnen inzetten is het maken van wetgeving. Zoals u natuurlijk allemaal weet, is dat precies hetgeen waar we nu mee bezig zijn.
Dan kom ik bij de moties, voorzitter.
De voorzitter:
Dat zijn er zeven. Ik zei zonet dat het er zes waren, maar het zijn er zeven.
Staatssecretaris Jansen:
Dat klopt. Het zijn er zeven. Ik wou ze al natellen.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 409 is van lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Hierin wordt de regering verzocht om minstens het advies van de ILT over te nemen om gezondheid een prominente rol te geven bij vergunningverlening. Deze motie is ontijdig. Dat heeft te maken met het feit dat onder de actieagenda Industrie en Omwonenden hier al meerdere onderzoeken naar worden gedaan, waaronder naar de vraag hoe de GGD een rol zou kunnen spelen in de advisering over gezondheid en hoe gezondheid een volwaardige plek zou kunnen krijgen onder de Omgevingswet. De kabinetsreactie op deze onderzoeken wordt eind 2025 verwacht. Lid Kostić vraagt eigenlijk rond de zomer of later. Maar dat is een proces dat al loopt. Dan zal ik ook ingaan op de vraag of en, zo ja, hoe het mogelijk is om gezondheid een prominente plek te geven in de vergunningverlening.
De voorzitter:
Het oordeel is "ontijdig". Meneer Gabriëls, ik heb gezegd dat ik alleen de indiener van een motie toesta om een vraag te stellen. De tweede motie.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. De tweede motie, op stuk nr. 410, is wederom van lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Deze verzoekt de regering om burgers en burgerorganisaties als volwaardige partner mee te nemen in het VTH-stelsel. Ook deze motie krijgt het oordeel ontijdig, want onder de actieagenda Industrie en Omwonenden doet het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving een verkenning naar een dialoog tussen omwonenden, overheid en industrie. Dit advies wordt verwacht in Q2. Naar aanleiding van dit advies zal besluitvorming plaatsvinden over burgerparticipatie rondom industrie. Deze motie is dus ontijdig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 410 is ontijdig.
Staatssecretaris Jansen:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 411 van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Deze motie verzoekt de regering met VNG, IPO en ODNL te kijken welke middelen er nodig zijn vanuit het Rijk om deze overstijgende kosten te betalen. Ook deze motie krijgt het oordeel ontijdig. Provincies en gemeentes zijn verantwoordelijk voor de financiering van de omgevingsdiensten. Hier krijgen ze ook middelen voor uit het Provinciefonds en Gemeentefonds. Ik zal mijn antwoord afmaken, dan snapt u het misschien, meneer Gabriëls. Excuus, dat zeg ik via u, voorzitter. Daarnaast is er geld beschikbaar gesteld voor het opzetten van een kennisinfrastructuur. Ik heb in het debat ook toegezegd om voor de Voorjaarsnota nog een brief te sturen over de financiën.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 411 is ontijdig. Een interruptie van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor het antwoord, zeg ik via de voorzitter. Het is natuurlijk wel zo dat we de hele tijd discussie hebben over de vraag of er nou wel of niet meer geld nodig is en of er nou wel of niet voldoende geld is voor de stelselverantwoordelijkheid. De gemeentelijke raden moeten al de robuustheidscriteria halen. Het gaat hier om de overstijgende taken. Daarvan zeggen zij: er is 30 tot 60 miljoen nodig. Wij weten dat niet. Daar hebben wij een debat over gehad. Het is dus heel raar om nu te zeggen: nee, dat doen we niet. Er komt al een brief. Wij vragen hier gewoon om met VNG en IPO — dat zijn de aanvragers — samen te gaan zitten en ons duidelijkheid te geven over hoeveel er nodig is. Dan kunnen wij beslissen of we het er wel of niet mee eens zijn voor de begroting van 2026.
Staatssecretaris Jansen:
Mijn antwoord geeft aan hoe de situatie is, hoe de structuur is ingedeeld. Er zijn middelen beschikbaar. Wat betreft deze taken zijn we in gesprek met elkaar, maar wij denk dat er afdoende middelen beschikbaar zijn om de taken op deze manier uit te voeren. Nogmaals, wij gaan daarop nog terugkomen bij de Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 411 blijft ontijdig. Dan de motie op stuk nr. 412.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 412 is wederom van de heer Gabriëls en verzoekt erop toe te zien dat de onafhankelijkheid van omgevingsdiensten gewaarborgd is. Die motie moet ik het oordeel overbodig geven. Er wordt namelijk al ingezet op versterking van de onafhankelijke positie van de omgevingsdiensten. Het modelmandaat en de financieringssystematiek dragen hier ook nog aan bij. Daarnaast werken we ook aan de elementen van onafhankelijkheid. Die werken we uit in het wetsvoorstel waar we mee bezig zijn.
De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De motie gaat verder dan dat. Die vraagt namelijk ook om in te grijpen als dat niet het geval is. Dit is in combinatie met de vragen die ik net aan de staatssecretaris gesteld heb over de robuustheidscriteria. De consequenties zijn nog niet duidelijk, de middelen zijn nog niet duidelijk; niets is duidelijk. Ook hierin is het antwoord: we doen het allemaal al, we doen het allemaal al. Dat is dus niet het geval. We hebben hier in het debat heel uitgebreid over gesproken. Is de staatssecretaris van mening dat er ingegrepen moet worden op het moment dat nu al bekend is dat er omgevingsdiensten zijn die de robuustheidscriteria niet gaan halen en ook niet onafhankelijk zijn?
Staatssecretaris Jansen:
Wij gaan er nog steeds van uit dat alle omgevingsdiensten uiteindelijk per april 2026 wel voldoen aan de robuustheidscriteria. We willen daar niet op vooruitlopen. We geven ze op dit moment de kans om daaraan te voldoen. We begeleiden ze daarin ook, via de bevoegde gezagen en in rechtstreekse gesprekken. Stel dat wij tegen de situatie aanlopen. Wat dan? Daar kom ik zo direct bij een van de andere moties op terug.
De voorzitter:
Voor de motie op stuk nr. 412 blijft het oordeel overbodig. De motie op stuk nr. 413.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 413 is van mevrouw Wingelaar van NSC. Kan ik gedwongen fusies uitsluiten? Die motie vinden wij ontijdig. Op dit moment werken de omgevingsdiensten aan die robuustheid. 1 april 2026 is de deadline daarvoor. We monitoren dit proces en voeren ook gesprekken daaromtrent. Om omgevingsdiensten de kans te geven hieraan te voldoen, wil ik niet vooruitlopen op eventueel wel of geen ongewenste fusies. Als ze vrijwillig fusies aangaan, is dat een ander verhaal. Maar we willen wat dat betreft niet vooruitlopen op ongewenste fusies.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 413 is ontijdig. Mevrouw Wingelaar, kort graag.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Daar wil ik toch wel even een verhelderende vraag over stellen. U zegt: gedwongen fusies willen we niet uitsluiten. Ik ben er overigens voorstander van dat het van onderop komt. Maar u kunt er toch wel iets over zeggen of dit een oplossingsrichting is?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij zeg ik net dat wij alle oplossingsrichtingen open willen houden, maar dat wij er op dit moment van uitgaan dat alle omgevingsdiensten op 1 april 2026 wel degelijk voldoen aan de robuustheidscriteria.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 413 blijft ontijdig. De motie op stuk nr. 414.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 414, van de heer Buijsse van de VVD, verzoekt de regering om de leverancier te vragen om inzicht te geven en/of een onderzoek uit te voeren naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslakken. Enzovoorts, enzovoorts, zeg ik maar even om tijd te besparen. Die krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 414 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 415, tot slot.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 415, wederom van de heer Buijsse, over opkomende technologieën bij omgevingsdiensten, krijgt ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 415 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors even heel kort voordat we verdergaan met het volgende debat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-50-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.