28 DUO en hoger onderwijs

DUO en hoger onderwijs

Aan de orde is het tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs (CD d.d. 23/10).

De voorzitter:

Nu gaan we door met het derde tweeminutendebat, over DUO en hoger onderwijs. Het is aangevraagd door de heer Ergin. Hij zal als eerste het woord voeren, namens de fractie van DENK. Ook dit is een zaak die onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangaat. Meneer Ergin, gaat uw gang.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank je wel. Ik heb drie moties. Ik begin gelijk met het voordragen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister heeft toegezegd maatschappelijke organisaties en studentenorganisaties te betrekken bij de ontwikkeling van nieuwe risicogerichte toezichtsystemen;

overwegende dat consultatie en monitoring essentieel zijn om mensenrechtenschendingen te voorkomen;

verzoekt de regering voorafgaand aan de implementatie van nieuwe risicogerichte toezichtsystemen consultaties te houden met relevante maatschappelijke organisaties en studentenorganisaties, in het bijzonder met studenten die gediscrimineerd zijn;

verzoekt de regering om ook na ingebruikneming van deze systemen doorlopend te monitoren op risico's op mensenrechtenschendingen, en de maatschappelijke organisaties en studentenorganisaties hierbij te blijven betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 1163 (31288).

De heer Ergin (DENK):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van OCW heeft aangegeven op zoek te gaan naar een nieuwe en effectievere vorm van risicogericht toezicht;

overwegende dat eerdere systemen voor risicogericht toezicht discriminerende effecten hebben gehad op studenten;

verzoekt de regering te garanderen dat nieuwe algoritmemodellen voor risicogericht toezicht alleen in gebruik worden genomen indien met honderd procent zekerheid vastgesteld kan worden dat die geen directe dan wel indirecte discriminerende effecten hebben en om, als dat niet mogelijk is, over te stappen op aselecte controles,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 1164 (31288).

De heer Ergin (DENK):

De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer een motie heeft aangenomen (35510, nr. 21) waarin onder andere wordt opgeroepen tot onderzoek binnen het ministerie van OCW en DUO naar vervuilde data en de verwerking van afkomstgerelateerde indicatoren;

constaterende dat dit onderzoek reeds heeft plaatsgevonden en dat de Auditdienst Rijk (ADR) heeft aangegeven dat er diverse aandachtspunten zijn met betrekking tot de volledigheid en accuraatheid van de inventarisatie en toetsing;

verzoekt de regering om de inventarisatie en toetsing van vervuilde data en de verwerking van afkomstgerelateerde indicatoren opnieuw uit te voeren, met inachtneming van de aandachtspunten die door de ADR zijn geformuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 1165 (31288).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Stultiens namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik heb zojuist namens het linkse blok een e-mailverzoek ingediend aan de ambtelijke ondersteuning van OCW, om alle voor- en nadelen van de bezuinigingen te horen. Ik ben reuze benieuwd naar de antwoorden daarop. Ik moet wel zeggen dat ik het vreemd vind hoeveel moeite wij als oppositie moeten doen om informatie boven tafel te krijgen. Ik vind het ook vervelend dat ik hiermee ambtenaren op een soort politieke plek breng. Dat wil ik helemaal niet. Maar goed, het is helaas niet anders.

Ik heb mijn vragen vooral aan de minister gericht. Blijkbaar was dit memo voor hem ook nieuw. Hij heeft er niet mee in hoeven stemmen. Ik ben dus benieuwd hoe hij als politiek verantwoordelijke minister reflecteert op deze ambtelijke waarschuwingen, en dan vooral op de volgende zes punten, die wij via de media hebben kunnen vernemen.

Eén. De langstudeerboete raakt — wat vindt de minister daarvan? — vooral studenten die ziek zijn, mantelzorg verlenen of uit een arm gezin komen. Twee. Het maken van uitzonderingen kan DUO nauwelijks aan. Drie. Het is niet te berekenen of de langstudeerboete effect heeft op een snellere studieduur. Vier. Ambtenaren kunnen de berekeningen achter de besparing van 293 miljoen op internationale studenten niet onderbouwen en herkennen deze ook niet. Vijf. Salarissen van leraren in de Randstad zijn straks niet meer te betalen. Zes. De helft van de middelbare scholen komt vanaf 2026 in de problemen met de begroting.

We weten dit dankzij deze ambtelijke bijstand. Deze informatie was voor ons nieuw. Ik hoor graag van de minister wat zijn politieke oordeel is over deze zes waarschuwingen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Martens-America gaat nu spreken namens de VVD-fractie.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank, voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jongerenafdelingen van politieke partijen enkel in aanmerking komen voor het ontvangen van de bestuurdersbeurs voor jongerenorganisaties van nieuwe partijen wanneer de moederpartij in beide Kamers is vertegenwoordigd;

overwegende dat dit het voor nieuwe of kleine partijen moeilijk maakt om jongerenafdelingen op te zetten;

verzoekt de regering dit in kaart te brengen en met een voorstel te komen om dit speelveld gelijk te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en Soepboer.

Zij krijgt nr. 1166 (31288).

Mevrouw Martens-America (VVD):

En dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap subsidies verleent aan niet-onderwijsinstellingen;

overwegende dat subsidieverlening van belang is voor het uitvoeren van taken van deze organisaties;

overwegende dat een ordentelijke financiële boekhouding, inclusief een openbaar te raadplegen jaarverslag, het minimale is wat gevraagd mag worden van deze niet-onderwijsinstellingen die subsidie ontvangen;

verzoekt de regering niet-onderwijsinstellingen die subsidie ontvangen te vragen het jaarverslag online te publiceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.

Zij krijgt nr. 1167 (31288).

Dank u wel. Mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Toch is het een beetje gek, hè? We dienen nu allerlei moties in, maar deze week stemmen we over de begroting. Blijkbaar is er nog heel veel informatie en zijn er resultaten van onderzoeken die een deel van deze Kamer niet kent. Daarom sluit ik me van harte aan bij de vragen die de heer Stultiens stelde. Wij hebben in dit debat ook uitgebreid aandacht gevraagd voor de langstudeerboete en de impact die deze zal hebben. Die impact blijkt veel groter dan tot nu toe door het kabinet voorspeld. Het lijkt me niet meer dan logisch dat we daar met z'n allen een afgewogen oordeel over kunnen vellen en daarvoor meer informatie krijgen.

Een punt dat nu min of meer ondergesneeuwd raakt, is de inkomenspositie van studenten, met name uitwonende studenten. Ik begrijp dat we daar bij de begroting deels over stemmen, maar ik denk dat het ook goed is om daar langjarig goed over na te denken. Daarom deze onderzoeksmotie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige basisbeurs ontoereikend is om de stijgende kosten van levensonderhoud en studiekosten te dekken;

overwegende dat een ontoereikende basisbeurs studenten dwingt tot hoge schulden of langdurig werken naast de studie;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre de basisbeurs verhoogd moet worden om de koopkracht van studenten minimaal op peil te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 1168 (31288).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Tot slot van de zijde van de Kamer geef ik het woord aan de heer Soepboer, die spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. O, de heer Bamenga komt daarna nog. Sorry. Hij stond niet op mijn lijstje, maar ik heb het wel doorgekregen. Maar eerst gaan we luisteren naar de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat buitenlandse studenten in bepaalde gevallen recht hebben op Nederlandse studiefinanciering, zolang zij geen studiefinanciering van elders ontvangen;

constaterende dat gegevens hierover niet uitgewisseld worden tussen Nederland en andere landen;

verzoekt de regering een plan te maken om uitwisseling van gegevens over studiefinanciering en andere ondersteuning met andere landen alsnog te realiseren, daarbij te beginnen met landen (deelstaten) waar veel studenten vandaan komen;

verzoekt de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 1169 (31288).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat EER-studenten relatief gemakkelijk toegang hebben tot Nederlandse studiefinanciering, namelijk als zij 32 uur per maand werken en soms zelfs al bij 24 uur per maand werk, een bijbaan van 6 uur per week, en dat andere landen, bijvoorbeeld Zweden, Noorwegen, Vlaanderen en Duitsland, aanzienlijk hogere eisen hebben;

constaterende dat het aantal EER-studenten die recht hebben op Nederlandse studiefinanciering meer dan verdubbeld is in drie jaar tijd naar meer dan 20.000 studenten;

verzoekt de regering zich de komende zes maanden in te zetten om in Europa minimumeisen voor migrerende werknemers in te voeren, zodat pas bij grotere (bij)banen recht ontstaat op Nederlandse studiefinanciering, en de Kamer over de uitkomst te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Soepboer en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 1170 (31288).

Dank. Eén vraag van de heer Ergin.

De heer Ergin (DENK):

De heer Soepboer heeft twee moties ingediend. Het klinkt allemaal goed. Hij heeft waarschijnlijk of mogelijkerwijs informatie kunnen halen uit een memo dat hij wel heeft gekregen, maar wij als oppositie niet. Ik heb één hele simpele vraag. Kan ik straks meelopen naar de kamer van de heer Soepboer om die memo gewoon uitgereikt te krijgen?

De heer Soepboer (NSC):

Nee.

De heer Ergin (DENK):

Waarom niet? Ik wil op z'n minst een toelichting. NSC is toch zo van goed bestuur?

De voorzitter:

Maar dat is wel al een tweede vraag. Meneer Soepboer, wilt u een toelichting geven?

De heer Soepboer (NSC):

Nou, ik ga niet op dit moment bij dit debat met meneer Ergin onderhandelen over of hij met mij mee mag lopen naar mijn kamer om even iets in te zien waarvan meneer Stultiens net heeft gevraagd of hij het op een andere manier kan krijgen. Daar ga ik op dit moment natuurlijk geen antwoord op geven.

De voorzitter:

Helder. Dan gaan we door naar de heer Bamenga. Hij is de laatste spreker in de termijn van de Kamer. Hij doet dat namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op meerdere plekken binnen de rijksoverheid gebruik wordt gemaakt van risicoprofilering;

overwegende dat risicoprofilering kan leiden tot onbedoelde negatieve gevolgen, zoals discriminatie en schending van grondrechten, als deze onvoldoende is onderbouwd en niet transparant is;

overwegende dat er voor iedere vorm van risicoprofilering gedegen onderzoek moet zijn uitgevoerd naar de effectiviteit, de proportionaliteit en de impact op het recht op non-discriminatie;

overwegende dat de situatie bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, DUO, heeft aangetoond dat het onvoldoende onderbouwen van risicoprofilering kan leiden tot etnisch profileren en grote schade voor de betrokkenen, met name kwetsbare groepen;

verzoekt de regering om uitsluitend gebruik te maken van risicoprofilering als objectief en transparant onderzoek heeft aangetoond dat het gebruik van risicoprofilering in dat specifieke geval effectief, noodzakelijk en proportioneel is, en dat het recht op non-discriminatie gegarandeerd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Stultiens.

Zij krijgt nr. 1171 (31288).

Dank u wel. Blijft u nog even staan, meneer Bamenga? Eén vraag nu, meneer Ergin. Ik kan 'm raden, maar gaat uw gang.

De heer Ergin (DENK):

Ja, voorzitter. De heer Bamenga dient een motie in die ik van harte kan ondersteunen. Ik ken de heer Bamenga ook als iemand die zich altijd inzet tegen racisme en discriminatie. Daarvoor prijs ik de heer Bamenga ook. We zagen de afgelopen dagen van de fractie van D66 een heel raar beeld. We zagen dat D66 koffie ging drinken bij Wilders. De partij die uitgerekend een bondgenoot zou moeten zijn in de strijd tegen Wilders ging op de koffie bij Wilders, ging onderhandelen met Wilders. Ik heb daar eigenlijk één vraag over aan de heer Bamenga. Waarom draagt D66 met deze houding bij aan de normalisatie van discriminatie in dit land?

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij dragen wij of draag ik op geen enkele wijze bij aan een bepaald beeld. Volgens mij gaat het hier om onderwijs. Wij proberen de miljardenbezuinigingen die er zijn geweest, terug te draaien. We willen zorgen dat bepaalde boetes van studenten teruggedraaid worden. Er wordt op dit moment ontzettend gekort op de wetenschap, maar wij willen zorgen dat dat niet gebeurt. Wij willen zorgen dat de leraren in ieder geval hun werk kunnen gaan doen. Dat is volgens mij ons werk. Dat is volgens mij iets waar we met z'n allen voor zouden moeten staan: goed onderwijs. Dat is waar D66 voor staat. Dat is wat wij er in ieder geval uit proberen te halen.

De voorzitter:

Dank. Dit is het einde van de termijn van de Kamer. We gaan zeven minuten schorsen. Dan krijgen we een appreciatie van de negen moties en een aantal antwoorden. We zijn geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Bruins:

Voorzitter. Er is een negental moties ingediend. Een aantal daarvan gaan over de uitwonendenbeurs. Ik denk dat het goed is om even kort te schetsen wat ik wél doe, zodat ik dat ook kan gebruiken bij de appreciatie van de moties. Bij de ontwikkeling van het nieuwe selectiemodel bij DUO worden wetenschappers, experts én studenten betrokken. Ik zal er dan ook voor zorgen dat het selectiemodel wetenschappelijk onderbouwd is en niet discrimineert. Als het selectiemodel klaar is, zal het ook nog eens periodiek onafhankelijk getoetst worden op rechtmatigheid en vooringenomenheid. Daarover is bij een eerder debat over dit onderwerp ook al de motie-Bamenga/Stultiens aangenomen. In het voorjaar zal ik uw Kamer verder informeren over een plan van aanpak voor het ontwikkelen van dat nieuwe controleproces. Dat is dus wat ik ga doen en wat ik heb toegezegd, maar er ligt dus ook een aangenomen motie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1163 van de heer Ergin. Na dit verhaal kan ik zeggen dat deze overbodig is, want dit heb ik reeds toegezegd.

De motie op stuk nr. 1164 is ook overbodig. Ik heb al gezegd dat ik een nieuw algoritme wil ontwerpen dat niet discrimineert. Ik moet daar nog wel even iets over zeggen. Hier staat: "indien honderd procent is vastgesteld". Dan reageer ik even als wetenschapper op de heer Ergin: het is zelfs niet honderd procent zeker dat morgenochtend de zon weer opgaat. Dat maakt het wel ingewikkeld om, zeker met een wetenschappelijke inborst, zo'n motie te moeten appreciëren. Maar ik zit helemaal op de lijn van de heer Ergin. Ik ga doen wat ik net heb voorgelezen. Daarmee geef ik de motie de appreciatie overbodig.

Naar de motie op stuk nr. 1165 heb ik toch wel met een sympathiek oog gekeken. Het is een goed idee van de heer Ergin. Ik geef hier oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1166 van mevrouw Martens-America en de heer Soepboer. Die kan ik oordeel Kamer geven, als ik 'm als volgt mag interpreteren. Ik overleg met de collega van BZK en ik breng de voor- en nadelen in kaart van een mogelijke uitbreiding van die regeling. Maar die regeling is niet oneindig. We hebben 40 plekken, en als we meer ruimte willen voor meer kleine partijen, dan komt er dus ook minder ruimte voor andere organisaties. Ik heb geen extra geld. Dus als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Er wordt instemmend geknikt door mevrouw Martens-America.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1167 moet ik ontraden. De onderwijsinstellingen in het p.o., vo, mbo, hbo en wo zijn al verplicht om jaarverslagen openbaar te maken. Overige organisaties, cultuur- en onderzoeksinstellingen zijn niet op basis van OCW-wetgeving verplicht om jaarverslagen openbaar te maken. Maar subsidie-ontvangende organisaties moeten bij OCW wel altijd een verantwoording indienen over de besteding van de gelden. Die wordt dan ook door OCW gecontroleerd. Indien de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd, wordt de subsidie pas achteraf definitief vastgesteld. OCW verantwoordt deze subsidie-uitgaven vervolgens via haar eigen OCW-jaarverslag. We weten dus heel goed wat er gebeurt. Maar een jaarverslag vragen over niet-OCW-middelen zou niet de juiste weg zijn, dus deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Martens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Een hele concrete vraag. Er zitten bij u organisaties aan tafel die als klankbord dienen als het gaat over mbo, hbo en wo. Die krijgen daar subsidie voor. Dat is gewoon bekend; dat staat in de begroting. Wanneer ik vanuit mijn controlerende taak deze instellingen opzoek, zie ik dat er in sommige gevallen staat dat er een gala wordt georganiseerd, of andere feesten en partijen. Ik snap dat die helderheid er bij jullie is. Maar snapt de minister, vraag ik via de voorzitter, dat het voor mij heel erg oncomfortabel is dat er organisaties aan tafel zitten waarvan ik niet weet waar ze het geld aan uitgeven? Als er een andere formulering mogelijk is, dan doe ik dat graag.

Minister Bruins:

Het staat mevrouw Martens altijd vrij om met een andere formulering te komen. Dan kan ik een andere appreciatie geven. In de begroting van OCW is een lijst van subsidies opgenomen, zodat de Kamer deze kan controleren. Verder zorgen wij ervoor dat er bij alle subsidies een verantwoording wordt ingediend bij OCW over de besteding van de gelden. Die wordt door ons gecontroleerd en daarna geaccordeerd. Er zit dus ook bij ons weer een controle op en pas daarna wordt de subsidie definitief vastgesteld. Het is de taak van het ministerie om dat goed te controleren. Daar zitten bij ons op het ministerie hele deskundige mensen op. Een verdere doordetaillering zou ik een ongewenst effect vinden. In deze vorm blijft de motie ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 1168.

Minister Bruins:

Mocht er een nieuwe formulering komen, dan zal ik er natuurlijk opnieuw naar kijken.

De voorzitter:

Ja, dus de motie op stuk nr. 1167 is ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 1168.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1168 van mevrouw Beckerman gaat over de koopkracht van studenten. We hebben net het Nibud-onderzoek gehad. Ik zie geen meerwaarde van nog een onderzoek op dit moment. Ik wil deze motie dus ontraden.

De motie op stuk nr. 1169 van de heer Soepboer is overbodig, want we zijn hierover al in gesprek met andere landen. Dit is overigens wel een kwestie van lange adem, want voor het resultaat zijn we afhankelijk van de welwillendheid van andere landen. Ik zie het dan ook als een inspanningsverplichting en niet als een resultaatsverplichting. We doen dit dus al en daarmee is deze motie overbodig.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 1170. We zijn hierover al in gesprek met andere landen. Sterker nog, in de laatste OJCS-Raad heb ik speciaal een gesprek hierover gehad met Europese collega's, om te kijken naar de minimumeisen voor migrerende werknemers en de relatie met nationale rechtspraak, zoals die ook in Nederland heeft plaatsgevonden. Ik heb ook aan de collega's daar gevraagd hoe dat bij hen gaat en wat hun visie daarop is. We zijn dus in gesprek; dat blijf ik ook, maar ook dit is een zaak van de lange adem, zeg ik tegen de heer Soepboer.

De voorzitter:

De heer Soepboer, één vraag.

De heer Soepboer (NSC):

Ik krijg de appreciatie dat de motie overbodig zou zijn, maar ik vraag eigenlijk naar een concreet plan om de uitwisseling van gegevens over de studiefinanciering en andere ondersteuning met andere landen te realiseren. Daar vraag ik dus om. Dat plan heb ik nog niet gezien. In die zin zou de motie volgens mij dus niet overbodig zijn. Die andere motie vraagt de regering zich in te zetten voor dat minimum. Daar heb ik eigenlijk ook niks ... Ik weet dat u naar die OJCS-raad bent geweest. Maar zou u daarover in ieder geval toe kunnen zeggen dat u de Kamer van uw harde werk op de hoogte gaat stellen en zo ja, wanneer? Van de ene zou ik dus graag een concreet plan zien. Die vind ik in die zin dus niet overbodig. Van de andere zou ik graag willen weten wanneer we op de hoogte worden gebracht.

Minister Bruins:

Ik blijf de gesprekken met de Europese collega's voortzetten. Zodra ik kansen zie om op dit vlak stappen vooruit te zetten in Europees verband, dan zal ik ook u terstond daarvan melding doen. Maar ik wil toch enige coulance vragen. Dit vergt wel eerst goede gesprekken met de collega's, zeker met "binnen zes maanden" in gedachten. Ik zal mij er binnen de komende zes maanden in Europees verband voor blijven inzetten om dit onderwerp op de kaart te zetten. Maar wanneer dat gebeurt? Daar is mijn kristallen bol niet hightech genoeg voor.

De voorzitter:

En de eerste vraag over de andere motie?

Minister Bruins:

Dus ...

De voorzitter:

De vorige motie. Die ging over een plan.

Minister Bruins:

We gaan even terug naar de motie op stuk nr. 1169. Die ging over het maken van een plan waardoor gegevens uitgewisseld worden met andere landen. Als ik dit dan mag lezen als een inspanningsverplichting om tot een plan te komen ... Dat is dus wel afhankelijk van de gesprekken die ik heb met de andere landen. Het moeilijke is dat veel landen nu geen juridische grondslag hebben om de gegevens te mogen delen met andere landen. Dat is mijn praktische punt op dit moment. Het is dus nog niet zo heel makkelijk om daarvoor met een plan te komen. Maar als ik het zo mag lezen dat u mij op pad stuurt met een inspanningsverplichting om een plan te maken, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven. Maar ik kan nog niet toezeggen dat dat plan ook mogelijk is, zeker niet binnen een halfjaar. Ik kan wel over een halfjaar rapporteren over hoe het ermee staat. Als ik dus mag zeggen dat het een inspanningsverplichting is en dat ik over een halfjaar rapporteer hoe het staat met dit onderwerp, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De heer Soepboer (NSC):

Dat klinkt mij als muziek in de oren. De motie op stuk nr. 1169 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 1170 laat ik gewoon ingediend. Daar denk ik nog even over na. Dank u wel.

De voorzitter:

Ja, heel goed.

Minister Bruins:

Prima.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 1171.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 1171. Deze motie heeft rijksbrede implicaties. Dit gaat namelijk over de hele rijksoverheid. Ik vind het vanuit mijn blik op de OCW-wereld dus moeilijk om daarover iets te zeggen. Dit wordt dus gecoördineerd vanuit Binnenlandse Zaken. Het is specifiek de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken die dit coördineert. Ik vind dit niet passend op dit moment. Ik wil de motie hier dan ook als "ontijdig" appreciëren. Maar ik wil de heer Bamenga er wel op wijzen dat er volgende week een commissiedebat over algoritmes is met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik zou hem vooral willen aanmoedigen om dit onderwerp ook daar te agenderen.

De voorzitter:

Nog één vraag, meneer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Ik zou graag per brief een appreciatie van de staatssecretaris willen, als dat kan, als het daar beter past.

Minister Bruins:

Even kijken. Ik geef een appreciatie op dit moment en die appreciatie is "ontijdig", dus de motie krijgt de appreciatie "ontijdig".

De voorzitter:

Dat is helder. Het antwoord op de vraag is dus: nee, er komt geen aparte appreciatie van de staatssecretaris. U kunt dat aankaarten bij een commissiedebat, een tweeminutendebat of een ander commissiedebat. Zo zijn de regels, meneer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Ja, maar dan kan ik daar vervolgens weer vragen om een appreciatie, terwijl we het er nu over hebben en ...

De voorzitter:

De minister geeft aan ...

De heer Bamenga (D66):

Dat snap ik ...

De voorzitter:

Ja.

De heer Bamenga (D66):

Dat snap ik, maar ik vroeg gewoon via de voorzitter of dat verzoek eventueel doorgestuurd kon worden.

De voorzitter:

Maar de minister zegt: ik heb een oordeel gegeven; als u iets anders wilt, moet u dat op een ander moment met de staatssecretaris bediscussiëren.

Minister Bruins:

Ja, voorzitter. De appreciatie "ontijdig" betekent: het is óf niet het goede moment, óf niet de goede plek. Met name dat laatste criterium, dus dat dit niet de goede plek is voor deze rijksbrede motie, maakt dat ik de appreciatie "ontijdig" geef.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Bruins:

Dat was het.

De voorzitter:

Ja? Oké. Ik zie de heer Stultiens nog.

Minister Bruins:

O, ik heb nog een vraag van de heer Stultiens. Hoe kan ik dat vergeten? Dat is nogal wat. De heer Stultiens vroeg mij hoe ik reflecteer op de inhoud van wat er in de krant staat over de technische informatie, de technische bijstand, die is geleverd door mijn ambtenaren. Ten aanzien van de langstudeermaatregel: de dilemma's die genoemd zijn, is men bij de uitwerking tegengekomen. Ik heb daar ook over gesproken in het commissiedebat in oktober. Ook bij de begrotingsbehandeling heb ik best heel duidelijk openheid gegeven over de dilemma's die we tegenkomen. Daar wordt ook over gesproken in de berichten die ik lees. Ik heb in die debatten ook duidelijk gemaakt dat die dilemma's er zijn. Ik vind het onverstandig om hier teksten te recenseren die we uit de krant hebben. Dat heeft ook niet per se te maken hebben met de technische bijstand en ondersteuning die door mijn ambtenaren is geleverd. Ik wil mijn ambtenaren dus niet recenseren of politieke duiding geven op basis van krantenartikelen.

De voorzitter:

Helder. Ik dank de minister en de leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan over de moties stemmen op dinsdag 10 december aanstaande. We gaan nu schorsen voor de dinerpauze. Dat doen we tot 19.20 uur, denk ik. Ja, tot 19.20 uur.

De vergadering wordt van 18.36 uur tot 19.23 uur geschorst.

Naar boven