Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 110, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 110, item 4 |
Gewasbeschermingsmiddelen
Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen (CD d.d. 15/05).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. Ik heet de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van harte welkom. Dat geldt ook voor de woordvoerders. Er hebben zich acht leden ingeschreven voor dit tweeminutendebat. De eerste spreker, ook aanvrager van dit debat, is het lid Kostić. Ik geef haar het woord. Dat spreekt zij uit namens de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Goedemorgen allemaal. In heel Nederland, van Drenthe tot Noord-Holland, komen bewoners in verzet tegen landbouwgif. Landbouwgif beperkt de vrijheid van mensen om gezond en veilig in hun eigen huis en tuin te kunnen zijn. Kinderen worden ziek gemaakt. Rechters geven burgers gelijk en wijzen erop dat de overheid uit voorzorg moet optreden om mensen te beschermen. Ook boeren zoeken naar meer zekerheid. In plaats van die te geven, is minister Wiersma aan het wegkijken en vertragen. Ze laat burgers én boeren in de steek. Door het gebrek aan landelijk beleid komen zij onnodig steeds meer tegenover elkaar te staan. Collega Meulenkamp zei het vorige keer treffend: gemeenten weten zich geen raad en nabuurschap ligt onder vuur. Deze minister zit hier alleen voor de belangen van de agro-industrie. Als de minister weigert stappen te nemen, moeten wij als Kamer dat wel doen, juist in het belang van boeren en burgers. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Raad van State recent oordeelde dat bij wetenschappelijke onzekerheid het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast en de gezondheid van omwonenden zwaarder moet wegen dan het economische belang van teelt;
constaterende dat het gerechtshof in Den Bosch onlangs heeft geoordeeld dat de wetgever en de toelatingsorganisatie steken laten vallen in het beschermen van bewoners tegen bestrijdingsmiddelen;
overwegende dat Nederland de eigenstandige verantwoordelijkheid heeft om in nationaal beleid het voorzorgsbeginsel toe te passen en gevoelige groepen, zoals kinderen, actief te beschermen tegen risico's van bestrijdingsmiddelen;
verzoekt de regering om wettelijke bufferzones vast te leggen tussen gevoelige bestemmingen zoals scholen, kinderopvang, zorginstellingen en woningen enerzijds, en percelen waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt anderzijds, en hierbij het voorzorgsbeginsel zoals door recente uitspraken van de rechter uitgelegd leidend te laten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van der Plas. Zij voert het woord namens BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Goedemorgen allemaal. Ik heb twee moties en die luiden als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat rechters in recente uitspraken vergaande beperkingen hebben opgelegd aan teelten, zoals de lelieteelt, op basis van het voorzorgsbeginsel;
overwegende dat dit grote gevolgen heeft voor boerenbedrijven, terwijl wetenschappelijk bewijs over de risico's niet altijd eenduidig is;
verzoekt de regering in overleg met betrokken instanties te onderzoeken hoe het voorzorgsbeginsel zo toegepast kan worden dat het proportioneel blijft en boeren niet zonder duidelijk wetenschappelijk bewijs onevenredig hard worden geraakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 inzet op vermindering van chemische middelen;
overwegende dat boeren alleen kunnen verduurzamen als er betaalbare, effectieve alternatieven beschikbaar zijn;
verzoekt de regering te zorgen voor versnelling in de toelating en opschaling van nieuwe technieken en groene middelen, en daarbij ook specifiek te kijken naar ondersteuning voor pilots en praktijkonderzoek bij boeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. U krijgt nog een vraag van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ben benieuwd naar het volgende. Veel mensen die veel doen met innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van gewasbescherming, zeggen: het zou een goed idee zijn om op een gegeven moment deadlines te stellen als "tot dan kunt u het nog gebruiken". Dan wordt de markt namelijk veel actiever en dan gaat de markt actief zorgen voor de alternatieven waar mevrouw Van der Plas nu voor pleit. Zou mevrouw Van der Plas een voorstander zijn van dat soort deadlines?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben heel erg tegen deadlines. De boeren, de industrie, de gewasbeschermingsmiddelenbedrijven, de wetenschappers en de WUR, iedereen kan goed kijken naar wat wel kan, wat wel nodig is en wat wel werkt. We hebben in Nederland geleerd dat het stellen van deadlines en jaartallen heel Nederland hele grote problemen brengt. U mag daarom lachen, mevrouw Podt. Daar bent u ook bij geweest, zeg ik via de voorzitter. U lacht dus tegen uzelf, zou ik zeggen. Het antwoord is dus: nee, wij zijn daartegen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Sorry, ik moest daar even heel hard om lachen. Volgens mij moeten we dit punt bewaren voor het debat over stikstof, waar we zo meteen toe overgaan. Dan zullen we het daarover ongetwijfeld hebben.
Maar dit verbaast mij toch wel een beetje. Ik denk dat het terecht is dat mevrouw Van der Plas zelf oproept om te investeren in alternatieven. Ook zij lijkt te onderkennen dat het belangrijk is dat die alternatieven er komen. Ik denk dat dat een breed gedeelde wens van de Kamer is. Het voorstel dat ik doe, zou helpen om dat soort initiatieven juist te boosten en om te zorgen dat dat soort alternatieven er komen. Ik begrijp het dus eigenlijk niet zo goed. Ik heb nog niet echt een goed argument gehoord tegen zo'n deadline, naast het argument dat het innovatie juist kan boosten en kan zorgen dat dat soort alternatieven op de markt komen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
We hebben bij allerlei deadlines, als 2040, 2050, 2030 en 2035, gezien dat je bij rechters komt doordat doelen en deadlines niet gehaald worden. Boeren zijn al heel erg veel bezig met het gebruik van biologische middelen. Als een boer bezig is op zijn land of in zijn boomgaard, dan wordt er weleens gedacht dat het om allemaal chemische middelen gaat. Er zijn al heel veel biologische middelen. Wij zijn ervoor dat die sneller worden toegelaten. Het is fijn om te horen dat dat in de Kamer een brede wens is, maar Nederland zet zichzelf helemaal klem met allerlei deadlines. Nogmaals, daar zijn wij tegen.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Podt is de volgende spreker in dit tweeminutendebat. Zij voert het woord namens de fractie van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er onder andere door de stoppersregelingen voor stikstof veel percelen van grasland veranderen in intensieve teelten, met name sier- en bollenteelt;
overwegende dat het doel van de stoppersregeling bescherming van de natuur is, en sier- en bollenteelt een vergelijkbare, dan wel grotere, negatieve impact heeft op de gezondheid van Natura 2000-gebieden;
overwegende dat dit een ondoelmatige besteding van miljarden belastinggeld is, de natuur verder verslechtert en dit niet uit te leggen is aan veehouders die hun bedrijf verkopen;
verzoekt de regering om een plan van aanpak te maken om te zorgen dat uitgekochte boerderijen niet massaal omgezet worden in intensieve, niet-essentiële teelten zoals sier- en bollenteelt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat omwonenden van lelietelers en andere akkerbouwers bezorgd zijn over hun gezondheid in relatie tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen;
overwegende dat onderzoekers aangeven dat meer transparantie over het gebruik van bestrijdingsmiddelen bijdraagt aan meer inzicht in de effecten ervan;
overwegende dat meer kennis over de effecten van bestrijdingsmiddelen op die wijze kan bijdragen aan het vertrouwen tussen telers en omwonenden;
overwegende dat telers hun middelengebruik al registreren;
verzoekt de regering om in overleg met relevante kennisinstellingen een centraal register op te zetten waarbij het professioneel middelengebruik op percelen binnen twee weken na toepassing wordt geregistreerd;
verzoekt de regering om de toegang tot eventuele privacygevoelige informatie op voorwaarden beschikbaar te maken voor kennisinstellingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Ten slotte, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er bij het toelaten van pesticiden eenzijdig en tweezijdig getoetst kan worden op het risico van kanker;
overwegende dat een tweezijdige toetsing het risico van kanker versluiert omdat er twee keer zoveel tumoren aanwezig moeten zijn om een significant verband aan te tonen tussen de blootstelling aan pesticiden en het risico van kanker;
overwegende dat bij de toelating van onder andere glyfosaat een tweezijdige toetsing is toegepast, terwijl het Ctgb sinds kort internationaal pleit voor een eenzijdig toetsing;
verzoekt de regering om in overleg met het Ctgb glyfosaat alsnog eenzijdig te toetsen op het risico van kanker,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Dat was het. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Meulenkamp. Die ziet ervan af. Dan gaan we door met mevrouw Bromet. Zij spreekt namens de fractie GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik dien twee moties in om de Nederlanders te behoeden voor ziektes als gevolg van landbouwgif.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit nieuw onderzoek blijkt dat glyfosaat kankerverwekkend is, maar er nog steeds niet voor wordt gekozen om het van de markt te halen omdat de betrouwbaarheid "niet aanwijsbaar" zou zijn;
overwegende dat de overheid vanuit haar zorgplicht burgers preventief dient te beschermen bij dergelijke zorgwekkende onderzoeksresultaten;
verzoekt de regering om op korte termijn een verbod op glyfosaat in te stellen, ten minste totdat onomstotelijk is bewezen dat er geen risico is voor de volksgezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat pfas persistente stoffen zijn die zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen, het milieu en de drinkwaterkwaliteit;
constaterende dat er in Nederland nog steeds 26 pfas-pesticiden zijn toegelaten;
constaterende dat Denemarken al heeft besloten om de toelating van 23 pfas-pesticiden in te trekken omdat die het grondwater vervuilen;
verzoekt de regering om het voorbeeld van Denemarken te volgen en de goedkeuring van pfas-pesticiden in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Wat in Denemarken kan, kan in Nederland natuurlijk ook.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Nijhof-Leeuw. Zij spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Om de toelatings- en toepassingskaders voor middelen van natuurlijke oorsprong te verbeteren en te versnellen, heeft de PVV de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sommige biologische gewasbeschermingsmiddelen een direct toxisch effect hebben op plagen, wat deze middelen classificeert als "chemisch gewasbeschermingsmiddel";
overwegende dat een onderscheid op basis van oorsprong, afbreekbaarheid en milieueffect wenselijker is dan enkel het werkingsmechanisme;
verzoekt de regering te onderzoeken of biologische middelen met directe werking op plagen op grond van hun natuurlijke oorsprong, werkzame stoffen en milieuprofiel een eigen categorie kunnen krijgen binnen de toelatings- en toepassingskaders,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank. Dan kijk ik even naar de heer Holman. Nee, hij ziet af van zijn termijn. Dan tot slot de heer Flach. Hij voert het woord namens de SGP. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. We gooien het ene na het andere paar oude schoenen weg, terwijl er nog geen nieuwe schoenen beschikbaar zijn. De SGP maakt zich zorgen over de toekomst van onder meer de fruit- en groenteteelt. In het commissiedebat heb ik een punt gemaakt van de aangescherpte Europese toelatingsbeoordeling. Brussel kijkt niet langer naar het daadwerkelijke risico, maar naar het potentiële gevaar. Daardoor verdwijnen veel middelen die bij zorgvuldig gebruik weinig problemen zouden opleveren. De minister heeft in algemene woorden toegezegd dat ze zich met Eurocommissaris Hansen ervoor inzet om te voorkomen dat middelen waarvoor geen alternatieven zijn, verboden worden. Pleit ze in dat verband ook voor aanpassing van de toelatingscriteria?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
In een tussenzin zegt de heer Flach "bij zorgvuldig gebruik", maar het blijkt dat heel veel van deze middelen door soms wel 50% tot 80% van de boeren niet zorgvuldig worden gebruikt. Hoe kijkt hij daar dan naar, want dat kun je toch niet negeren?
De heer Flach (SGP):
Ten eerste zou ik willen zeggen dat het veel genuanceerder is dan het nu even in één zin lijkt. Er zijn allerlei regels die bijvoorbeeld heel lastig uit te voeren zijn door telers omdat percelen op een bepaalde manier aan elkaar grenzen, terwijl ze heel anders toegepast zouden mogen worden als het één perceel zou zijn. Het exact goed toepassen van de regels is dus ook erg lastig, maar ik zou zeggen: als daar het probleem zit, laten we daar dan op inzetten en niet het middel verbieden. Dat is hetzelfde als de auto verbieden als heel veel mensen te hard rijden. Dat voelt toch een beetje onlogisch.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Maar ondertussen zijn bijvoorbeeld biologische boeren slachtoffer van hun buurman, omdat die gifstoffen ook op hun terrein terechtkomen. Ondertussen zijn al die omwonenden slachtoffer van het niet goed gebruiken van die middelen, omdat ze er ziek van worden. Daar kan de SGP toch niet omheen lopen? Er is toch meer dan het boerenbelang; er is toch het belang van de volksgezondheid? Daar hoor ik de heer Flach niet over.
De heer Flach (SGP):
Een tweeminutendebat kenmerkt zich doordat het kort is. We hebben hiervoor een commissiedebat gehad, waarin ik veel meer heb gezegd dan dit. En ja, de gezondheid van omwonenden gaat mij zeker aan het hart. Daarom zeggen we ook: daar waar het kán moet je biologische middelen toepassen — daarom pleit ik ook voor versnelling van die procedures — maar tegelijkertijd moeten we wel beseffen dat we niet met een spelletje bezig zijn. Er wordt voedsel geproduceerd. Als we bepaalde middelen niet meer hebben, verdwijnen er oogsten. We moeten er dus alles aan doen om te zorgen dat dit heel precies wordt toegepast en dat we zo veel mogelijk proberen te werken met biologische middelen. Maar het rücksichtslos verbieden van middelen zonder dat er alternatieven zijn, leidt tot nieuwe problemen.
De voorzitter:
De heer Flach vervolgt zijn betoog.
De heer Flach (SGP):
Ik weet niet meer zeker of ik de volgende vraag al gesteld had, maar mijn vraag aan de minister was of ze in dat verband ook pleit voor aanpassing van de toelatingscriteria. Het is echt hoog tijd voor een voedselstrategie, een visie op de toekomst van onze voedselvoorziening. Het mag door de kabinetsval níét op de lange baan worden geschoven. Komt de minister ergens in de komende weken nog met haar voedselstrategie?
Dan tot slot een motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een wettelijk verankerde, onafhankelijke autoriteit is, die op basis van wetenschappelijke inzichten en Europese kaders besluiten neemt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen;
overwegende dat in civiele procedures, zoals recentelijk in de zaak tussen omwonenden en een lelieteler in Sevenum, wel deskundigen worden gehoord, maar rechters zelden gebruikmaken van de mogelijkheid om het Ctgb als onafhankelijke expert op te roepen;
verzoekt de regering om, in overleg met onder meer de Raad voor de rechtspraak, te bevorderen dat rechters in geschillen over gewasbeschermingsmiddelen eerder gebruikmaken van de mogelijkheid om het Ctgb als onafhankelijke deskundige te raadplegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dat was de termijn van de Kamer. Er zijn tien moties ingediend. We gaan ook tien minuten schorsen, dus tot 11.05 uur. Dan krijgen we een appreciatie van de minister van deze moties. Ik schors tot 11.05 uur.
De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.04 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen. Ik geef het woord aan de minister van LVVN.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik begin met de moties. Daarna heb ik nog een aantal vragen.
De motie op stuk nr. 718 is van het lid Kostić. Ik wil beginnen met het rechtzetten van het beeld dat geschetst wordt, namelijk dat kinderen ziek worden gemaakt. Dat herken ik gewoon niet. Juist de gezondheid van kinderen speelt een belangrijke rol. Dit aspect wordt ook specifiek meegenomen in de toetsing van gewasbeschermingsmiddelen. De motie ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Wat vindt de minister er dan van dat op basisscholen in Drenthe tientallen gifstoffen in het stof zitten? Is dat dan bescherming van kinderen tegen gifstoffen? Of kan dit allemaal geen kwaad?
Minister Wiersma:
Stoffen in de lucht kunnen overal vandaan komen. Als het gaat om gewasbeschermingsmiddelengebruik in de buurt van bufferzones, werken we op dit moment aan een rekenkader waarin een zonering onderbouwd wordt die veilig is voor mens, dier en milieu bij de juiste toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Ik wil niet dat we daar onnodig onrust over veroorzaken. Het beeld dat hier geschetst wordt, is dat kinderen ziek worden gemaakt. De heer Flach gaf zojuist ook heel terecht aan dat we het hebben over voedselproductie. Om die in dit licht te zetten ... Ik wil daar afstand van nemen, omdat de voedselproductie in Nederland voor de gezondheid van mensen juist van het grootste belang is. Dat wil niet zeggen dat boeren niet kunnen werken aan het steeds verder terugbrengen van het gebruik. Daar wordt hard aan gewerkt. Daar hebben we het in het debat ook uitvoerig over gehad. Gezondheid van mensen is een belangrijk uitgangspunt, juist bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Kinderen worden ziek gemaakt. Mensen kunnen niet veilig in hun eigen huis en tuin zijn. Landbouwgif klotst tegen de ramen. Ik vind het echt schandalig dat deze minister dit nu durft te zeggen. Ze zegt dat ze kinderen beschermt en dat de gezondheid wordt beschermd, terwijl rechters afgelopen maand tot twee keer toe … De Raad van State heeft gezegd: de minister beschermt de gezondheid onvoldoende; ze moet meer uit voorzorg gaan handelen. De uitspraak van de rechter van Den Bosch was: de Kamer, de wetgever en de toelatingsinstantie beschermen omwonenden onvoldoende; er moet worden ingegrepen. En wat zegt de minister? Ze zegt opnieuw: "We doen voldoende. We luisteren naar het Ctgb. Er is niks aan de hand. Blijf maar rustig thuis."
De voorzitter:
En uw vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik wil van deze minister eindelijk actie. Laat het nou een keer zien, joh! Het hele kabinet is uit elkaar gevallen. Neem nu een beetje verantwoordelijkheid. Zet een stap om die mensen te beschermen. Volg de rechter.
Minister Wiersma:
Er wordt hier het beeld geschetst dat het gif tegen de ramen klotst. Ik vind dat gewoon een karikatuur van de hoge standaarden waaronder in dit land voedsel geproduceerd wordt. Het is aan het lid Kostić om er zo'n karikatuur van te maken, maar zorgvuldig bestuur en het voorzorgsbeginsel, zoals dat is vastgelegd in Europese wetgeving, zijn belangrijke uitgangspunten. Het voorzorgsbeginsel gaat ook over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Daarin, en ook in het verbeteren van de toetsingskaders, speelt Nederland continu een actieve rol. Dat vind ik belangrijk. Zoals u weet — dat gaf ik net al aan — wordt er op dit moment een onderzoek opgestart door het RIVM, juist ook om een rekenmethode te ontwikkelen voor de onderbouwing van dergelijke spuitzones. Daar kunnen de gemeentes uiteindelijk gebruik van maken. Er gebeurt dus een hele hoop. Dat komt gewoon niet overeen met het beeld dat hier geschetst wordt.
Ik ga terug naar de motie.
De voorzitter:
Het lid Kostić, afrondend nog.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor de minister alleen maar over "meer onderzoek", terwijl we weten dat het risico dat mensen hierdoor ziek worden groot is. Het voorzorgsbeginsel zegt dat je dan moet ingrijpen en niet zes jaar moet wachten op nog meer onderzoek.
Mijn laatste vraag aan de minister is de volgende. Als straks met honderd procent zekerheid blijkt dat mensen, kinderen, inderdaad ziek zijn gemaakt door landbouwgif, onder andere glyfosaat, gaat de minister dan, vanuit welke functie dan ook, zeggen: het spijt me; hier heb ik aan bijgedragen?
Minister Wiersma:
Op basis van het creëren van angstbeelden kan ik als bestuurder geen besluiten nemen. Wij hebben wetenschappelijke instanties die zeer strenge toetsingskaders volgen. Dat zijn instanties waar ik vertrouwen in heb en die ik volg.
De motie op stuk nr. 718 moet ik ontraden vanwege alle punten die ik zojuist heb aangegeven.
De motie op stuk nr. 719 is van BBB. Dat is de motie die vraagt om met de betrokken instanties het voorzorgsbeginsel zo toe te passen dat het proportioneel blijft. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven, maar ik heb daar wel een interpretatie bij. Ik wil 'm zo interpreteren dat ik met betrokken organisaties in gesprek ga over de invulling van het voorzorgsbeginsel. Ik snap de onrust naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State, maar het is op dit moment echt te vroeg voor definitieve conclusies. Er vindt juist naar aanleiding van deze zaak een vervolgonderzoek plaats en er lopen of komen nog procedures die meer duidelijkheid zullen brengen. Ik ben hierover in gesprek met zowel het Ctgb, de provincies en de gemeenten als de sectorpartijen. Met die interpretatie kan ik 'm oordeel Kamer geven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het gaat natuurlijk om het afwegen van het belang van de boeren enerzijds — zij willen die giffen graag blijven gebruiken — en van de volksgezondheid anderzijds. "Proportioneel" is een woord dat daar een beetje tussenin ligt. Wat bedoelt de minister daarmee? Bedoelt ze daarmee dat een beetje ziek worden niet erg is en dat geen dodelijke ziekten oplopen ook niet erg is? Hoe kun je nou spreken over "proportioneel" als volksgezondheid op nummer één staat?
Minister Wiersma:
Ik denk dat het debatje van zojuist heel goed aangeeft wat proportioneel is. Als je beperkingen oplegt, dan moet daar wel echt een gedegen onderbouwing onder liggen, zodat we niet beslissen op basis van onderbuikgevoelens en doembeelden die geschetst worden, zoals "het gif klotst tegen de ramen op". Dat is gewoon pertinent onwaar. Op basis van dat soort uitspraken en stellingnames kunnen wij geen beleid formuleren. Ik zie het als proportioneel dat wij de wetenschappelijke instanties volgen die hierover gaan. Als zij het wetenschappelijk onderbouwen en zeggen dat het op deze manier veilig toepasbaar is, houden wij ons daaraan vast.
De heer Holman (NSC):
De minister zegt nu iets anders dan wat ze een minuut geleden zei en ook iets anders dan wat er in de motie staat. Wat is proportioneel? Ook bij stikstof zien we heel vaak dat woord en dat het haalbaar, betaalbaar en realistisch moet zijn. Betekent dat dat als het grote economische schade heeft voor de landbouw, je het middel dan mag blijven gebruiken?
Ik vraag dit ook een beetje omdat in het BBB-verkiezingsprogramma iets soortgelijks staat: "een middel mag pas uit de markt genomen worden als er een alternatief is dat vervangend is". Als er dus een middel is dat ziekte veroorzaakt en regionaal negatieve gevolgen heeft, dan mag dat pas uit de markt worden genomen als er een nieuw middel is. Is dat proportioneel? Volgens mij moet je op elk moment dat er schade is — en de rechter zegt: uit voorzorgsprincipe bij mogelijk verdachte schade — in actie komen. Ik zie nog steeds dat de minister dat gewoon niet wil doen.
Minister Wiersma:
Ook hier wordt iets gesteld wat pertinent onwaar is, namelijk dat de minister dat niet wil doen. Dit is onderdeel van het toetsingscriterium. Op dit moment is het al zo dat als er aanwijsbaar zorg is dat het daadwerkelijk gezondheidsimpact heeft, zo'n middel dan per direct door de aangewezen wetenschappelijke instantie, en dat is het Ctgb, uit de markt wordt gehaald. Punt. Daar sta ik volledig achter, want het is van belang dat we het voorzorgsbeginsel op een goede manier toepassen.
Ik zie in het dictum waar de heer Holman aan refereert dat "proportioneel" daar wel degelijk in relatie staat tot het niet zonder wetenschappelijk bewijs uit de markt halen. Dat is precies wat ik ook voorsta. Er moet wel een onderbouwing aan ten grondslag liggen. Het moet niet bepaald worden op basis van onderbuikgevoelens of doembeelden die geschetst worden over gewasbeschermingsmiddelen.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik constateer dat dit niet is wat de rechter zegt. De rechter beslist het niet op basis van onderbuikgevoelens. Die zegt: "als er een sterk vermoeden is dat er mogelijk iets is". Dat is een heel ander verhaal dan de minister houdt over als het wetenschappelijk bewezen is. We hebben nu keer op keer uitspraken van rechtszaken die voor de boeren een heel grote mate van onzekerheid opleveren. Bij elk perceel, bij elke boer kan er nu een rechtszaak komen waarin de rechter verbiedt dat daar gewasbeschermingsmiddelen gebruikt mogen worden. We moeten hier wat mee, in het belang van de burger en in het belang van de boer.
Minister Wiersma:
Nogmaals, zoals ik net in het debatje hiervoor ook al aangaf, doen we met het RIVM — ook WUR is erbij betrokken — juist onderzoek naar spuitvrije zones en dergelijke, zodat er ook wetenschappelijke onderbouwing voor geleverd wordt. Dat is in het verlengde daarvan.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Eerst een persoonlijk feit over dat het gif tegen de ramen klotst. Dat hoor ik gewoon van een van de inwoners in Noord-Holland. Af en toe ziet ze het gif van haar ramen afdruipen. De minister kan haar een leugenaar noemen, maar dat is dan aan haar.
Dan inhoudelijk. Ik sluit me helemaal aan bij collega Holman. Ik wil gewoon weten wat de minister met de uitspraken van de rechter gaat doen, inderdaad van de Raad van State, maar ook van het gerechtshof in Den Bosch, dat heeft gezegd dat de wetgever en de toelatingsorganisatie steken laten vallen bij het beschermen van bewoners tegen landbouwgif. Wat doet de minister daarmee, behalve nog meer onderzoek?
Minister Wiersma:
Volgens mij heb ik dat net al drie keer gezegd. Op dit moment wordt door het RIVM, samen met de WUR, hiervoor een onderbouwing geleverd. De gemeentes kunnen dat vervolgens toepassen. Wat de rest betreft vertrouw ik op de wetenschappelijke instanties die deze stoffen beoordelen. Ik weet ook dat daar over het algemeen de kennis zit voor de beoordeling van die stoffen. De schoenmaker moet zich bij zijn leest houden. Dat is in dit geval het Ctgb.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is goed dat er onderzoek naar wordt gedaan, dat er naar een onderbouwing wordt gezocht. Mijn vraag is deze. We hebben het steeds over gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw. Dat is ook omdat we in een LVVN-commissie zitten. Maar wordt in die onderzoeken ook de situatie bij mensen thuis meegenomen? Er worden gifstoffen bij kinderen gevonden, wordt gezegd. Er zijn ook honden en katten met vlooienbanden. Daarbij worden veel hogere doses toegestaan dan de doses die boeren mogen gebruiken. Consumenten hoeven geen licentie te hebben om in hun eigen tuin met wat dan ook onkruid te verwijderen. Voor het volledige beeld, ik vraag me af of er met bijvoorbeeld de minister van IenW op bijvoorbeeld het gebied van milieu ook wordt gekeken wat dan precies de oorzaken zijn dat er gifstoffen bij kinderen worden gevonden.
Minister Wiersma:
Het onderzoek waar ik het zojuist over had, wordt door het RIVM gedaan. Dat ziet echt op eventuele zonering, dus zeg maar de spuitzonering of de spuitvrije zones. Dit maakt daar op dit moment geen onderdeel van uit. Zoals ik net in mijn inleiding zei, ben ik het met mevrouw Van der Plas eens dat er heel veel bronnen zijn van stoffen en dat dit niet per se gewasbescherminggerelateerd hoeft te zijn. Dat ben ik met haar eens. Maar dit maakt op dit moment geen onderdeel uit van dit onderzoek. Ik kan de collega van IenW vragen of dit iets is wat op dit moment daar onderzocht wordt. Het lijkt me wel relevant.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is gewoon zaak dat we hier heel zorgvuldig naar kijken. Er moet niet alleen worden gewezen naar de landbouw zonder te kijken wat er bij mensen thuis gebeurt. Heel veel mensen hebben een hond of een kat of zijn dagelijks of wekelijks bezig in de tuin. Ze kunnen naar de Welkoop gaan. Bij de drogist is er altijd nog iemand die vraagt "Weet u hoe u dit geneesmiddel gebruikt en in welke dosis?", maar bij een tuincentrum gebeurt dat niet, terwijl de winkelwagen soms vol zit met spul. Het is allemaal goedbedoeld, maar ik vind het wel belangrijk dat dit zorgvuldig wordt meegenomen. Ook als je het hebt over spuitzones of bufferzones, kan dat heel ver gaan. Het kan dan ook zo zijn dat je in Nederland uiteindelijk spuitzones en bufferzones krijgt bij mensen thuis. Hoe gaat dat dan uitgevoerd worden?
Minister Wiersma:
Dat is een interessante stellingname. Dat zal de praktijk uit moeten wijzen. Maar ik ben het ermee eens: er worden zelfs in vlooienbanden middelen gebruikt die in de landbouw verboden zijn — om een terechte reden overigens.
Afijn, ik zou graag door willen gaan met de moties.
De voorzitter:
Er is toch nog een interruptie. De geplande duur van dit debat is alweer overschreden. Er is straks een heel lang debat. Dus echt even kort.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik weet het, voorzitter. Ik stel steeds maar één vraag: wat gaat de minister doen aan de gifstoffen die uit die vlooienbanden in het milieu terechtkomen? Daar heb ik nog geen plan voor gezien. Gaat zij daar ook een plan voor ontwikkelen?
Minister Wiersma:
Ik zou deze vraag graag doorgeleiden naar de staatssecretaris, want dit gaat over huisdieren. Die vallen op dit moment niet onder mijn verantwoordelijkheid. Maar goed, ook daarvoor zullen we alternatieve middelen moeten hebben, omdat een vlooienplaag in de thuissituatie ook geen fijne situatie is.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 719 had oordeel Kamer. We zijn nu bij de motie op stuk nr. 720.
Minister Wiersma:
Ja, met interpretatie, heb ik gezegd. Ik ga ervan uit dat die dan akkoord is.
De motie op stuk nr. 720 is ook van BBB en gaat over groene middelen. Die wil ik ook graag oordeel Kamer geven, wel met interpretatie. Ik deel de absolute noodzaak om deze alternatieven sneller beschikbaar te krijgen. Op dit moment zet ik me in EU-verband in voor snellere procedures voor biologische gewasbeschermingsmiddelen. In het laatste kwartaal van dit jaar komt de Commissie met een voorstel om die groene middelen sneller beschikbaar te krijgen. Ik wil daar ook bij aansluiten en juich dat natuurlijk toe. Op dit moment wil ik onderzoeken hoe ik binnen Nederland experimenteerruimte kan benutten om voorafgaand aan de toelating bijvoorbeeld het instrument van een vrijstelling in te zetten. Daar werk ik op dit moment al naartoe met de sector. Dus: oordeel Kamer met deze toelichting.
Dan de motie van mevrouw Podt op stuk nr. 721. Het dictum daarvan is: een plan van aanpak maken om te zorgen dat uitgekochte boerderijen niet massaal worden omgezet in intensieve, niet-essentiële teelten, zoals sier- en bollenteelt. De boerderijen worden niet omgezet, maar de percelen soms wel natuurlijk. Ik moet deze motie ontraden. Dat heeft de volgende reden. Grond maakt op dit moment geen onderdeel uit van uitkoopregelingen. Dat heeft een aantal redenen. De eerste reden is, en dat is zo vanwege Europese staatssteunkaders, dat als je grond onderdeel laat zijn van een uitkoopregeling, deze gronden omgezet moeten worden naar bos of natuur. Dat betekent dat ook in de toekomst de economische activiteiten, maar ook bijvoorbeeld de aardappelteelt, niet meer op die gronden kunnen plaatsvinden. De tweede reden is dat dit een regeling heel duur maakt. De gemiddelde hectareprijs is op dit moment zo'n €100.000 in Nederland. Reken maar uit. Waar het om grondgebonden bedrijven gaat, maakt een gemiddeld bedrijf dat zich laat uitkopen dergelijke uitkoopregelingen zo enorm duur dat dat eigenlijk gewoon niet op te brengen valt. Dat zijn de overwegingen om dat niet te doen. Ik moet de motie dan ook ontraden.
Mevrouw Podt (D66):
Dit verbaast mij een klein beetje, want ik spreek helemaal nergens over het aanpassen van de opkoopregeling an sich of over het opkopen van grond. Daar spreek ik helemaal niet over. Ik heb het over het volgende. Ik ga naar de Veluwe en spreek daar met een biologische boer die ziet dat haar buren de grond verkocht hebben door een opkoopregeling en dat daar een zeer intensief teeltbedrijf ontstaat waar enorm veel gif gebruikt wordt. Zij zegt: had het mij maar aangeboden; ik had het ook wel willen hebben. Als de provincie of de gemeente daar maatregelen voor had genomen, dan had dat ook gekund. Dus wat ik van deze minister vraag, is niet: ga zelf die grond opkopen. Dat vraag ik helemaal nergens. Ik vraag: maak een plan van aanpak en kijk met provincies en gemeenten wat je kunt doen om te voorkomen dat we straks in Nederland alleen bollen- en sierteelt overhouden, omdat dat het enige is dat nog rendabel is. Volgens mij hebben de vorige regering en ook deze regering uitgesproken dat we er niet op uit zijn om de sier- en bollenteelt nog massaal te laten groeien. Dat vinden we volgens mij allemaal een slecht idee. Nou, hier is een goed begin.
Minister Wiersma:
Ik wil dit even overwegen. Ik vind het met deze toelichting … Ik had 'm als volgt gelezen. De stoppersregeling wordt hierbij aangehaald. Dat is gewoon niet mogelijk. "Uitgekochte boerderijen" staat hier. Het dictum is wel in algemene zin, dus dan geef ik de motie alsnog niet oordeel Kamer. Ik moet 'm alsnog ontraden, want het staat hier in algemene zin. In algemene zin kunnen we geen beperkingen aan grondgebruik opleggen omdat dat de waarde van de grond enorm beïnvloedt en ik de ondernemers zelf de ruimte wil geven om te kiezen wat ze doen met hun duurbetaalde grond. Ik snap het als je in de buurt van Natura 2000-gebieden kijkt. Dan zie je ook dat daar al plannen lopen en dat de provincie daar al naar kijkt. Maar in algemene zin kan ik dit niet doen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Maar, nogmaals, ik begrijp dat niet helemaal. Deze minister heeft zelf aangegeven: laten we er nou voor zorgen dat het niet allemaal bollen- en sierteelt wordt. Dus dat gaat niet alleen om Natura 2000-gebieden. Volgens mij zijn er heel veel middelen waar je als overheid gebruik van kunt maken om dat op de een of andere manier te ontmoedigen, zonder dat je je gelijk allerlei grond gaat toe-eigenen. Dat is waar ik deze minister om vraag. Dus ik vraag haar nogmaals: kan zij dit niet in overweging nemen en gewoon met gemeenten en provincies kijken wat ze op dit vlak kan doen? Volgens mij willen we dit namelijk allemaal.
Minister Wiersma:
Ja, "willen we dit allemaal" … Kijk, ik ben er ook voor de ondernemers. Daar waar het gaat om deze sectoren, staat hier "niet-essentiële" teelten. Ik kan me dat met het oog op voedsel voorstellen. Tegelijkertijd zie ik dat ook deze sector heel forse stappen zet op het gebied van het reduceren van middelengebruik. In die zin wil ik niet, zoals hier wel in algemene zin gesteld wordt, bij al die uitkoopregelingen voorkomen dat de bedrijven die stoppen zelf kunnen beslissen wat ze vervolgens gaan doen met die grond, die vaak ook het onderpand is van hun bedrijf. Dan kan het soms economisch aantrekkelijk zijn om het een of het ander te doen. In bepaalde situaties kan ik me voorstellen dat het onwenselijk is, maar in algemene zin kan ik dat niet stellen. De motie is dus ontraden.
Dan is er nog een motie van het lid Podt, op stuk nr. 722. Die gaat over het register. Daar hebben we het ook eerder over gehad. Ze verzoekt om als overheid een centraal register op te stellen waarin het middelengebruik geregistreerd wordt. Ik moet ook deze motie ontraden. Ik hecht absoluut aan meer inzicht in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar de sector heeft op dit moment het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een benchmarksysteem, en dat steun ik. Daar hebben we het al eerder over gehad. Ik ben ook van plan om geld voor een cofinanciering daarvoor uit te trekken. De motie gaat echt over een centraal register van de overheid, terwijl we juist zien dat de sector nu zelf met het benchmarksysteem aan de slag is. De motie sluit dus niet aan op de plannen waar ik nu op inzet. Ik moet die dus ontraden.
Mevrouw Podt (D66):
De minister stak net de loftrompet over de wetenschap, en dan denk ik: laten we de wetenschap dan ook op dit vlak een beetje helpen. Van het benchmarkverhaal van de minister kan ik mij nog niet een enorm duidelijke voorstelling maken. Stel nou dat we ervoor zorgen dat het benchmarkverhaal van de minister daarop aansluit en die data openbaar zijn voor in ieder geval kennisinstellingen en de wetenschap. Deze vraag komt heel specifiek uit de rondetafel die we hebben gehad. Daar zaten veel onderzoekers aan tafel die zeiden: we hebben behoefte aan meer data over wat er wordt gespoten, waar er wordt gespoten, waar er bijvoorbeeld uitspoeling is naar het water en wat daar vervolgens mee gebeurt. Ik vind het prima om gebruik te maken van iets wat de sector zelf maakt, maar als je dit zou doen en dat beschikbaar zou maken voor de wetenschap, dan hebben we volgens mij allemaal onze zin. Want dan kan de wetenschap waarover de minister net zo'n grote loftrompet heeft gestoken, dat werk gewoon doen.
Minister Wiersma:
Zeker. Ik steek daar ook de loftrompet over, maar ik zei net al dat het niet een register is van de overheid. Ik kan die data hier dus niet aan welke instantie dan ook toezeggen; daar kan ik niet toe besluiten. Ik ben voorstander van het meer inzichtelijk maken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar dit benchmarksysteem is een initiatief van de sector zelf. Daar wil ik cofinanciering voor beschikbaar stellen. Ik kan dat niet afdwingen. Het is geen register van de overheid zelf. Die data liggen dus niet bij de overheid.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de minister weleens zeggen dat ze in gesprek is met de sector. Best wel vaak eigenlijk. Dit zou dus zomaar iets kunnen zijn waarover je met de sector in gesprek zou kunnen gaan. Dat geldt al helemaal als je de cofinancier bent van het geheel. Je kunt zeggen: de overheid, die hiervan cofinancier is, wil daar natuurlijk ook iets voor terugzien en wat zij wil terugzien, is dat deze data open en transparant beschikbaar komen voor onze kennisinstellingen en onze wetenschap. Dat kan je allemaal heel zorgvuldig en privacygevoelig doen. Dan kan de wetenschap haar werk doen, en dan kunnen de ondernemers dat ook.
Minister Wiersma:
Ik ben zeker bereid om dit mee te nemen in de gesprekken die ik met de sector voer, ook over dit systeem. Ik zei het al: daar sta ik echt voor; ik ben echt voor meer inzicht in middelengebruik, juist om de angel eruit te halen. Ik kan het niet afdwingen, maar ik zeg het lid Podt wel toe dat ik dit meeneem in de gesprekken die ik met de sector voer.
De voorzitter:
Neeneenee, mevrouw Podt. U heeft twee keer … Sorry, maar we lopen al een kwartier uit.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, ik ga de motie zo aanpassen dat die aansluit bij het benchmarksysteem.
De voorzitter:
Oké. De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Mevrouw Podt heeft nog een motie, op stuk nr. 723, over het tweezijdig toetsen. Ik geef deze motie de appreciatie overbodig. Het Ctgb is al in gesprek geweest met de wetenschappers. Het is ook niet aan mij om dit te bepleiten. Dat is namelijk echt aan het Ctgb. Op dit moment heeft het Ctgb de stoffen zowel tweezijdig als eenzijdig beoordeeld, maar uiteindelijk is men overeengekomen internationaal te pleiten voor een aanpassing van deze richtlijn voor toetsing. Uiteindelijk is het ECHA in dezen het bevoegd gezag. Dat is de bevoegde chemicaliënautoriteit. Het ECHA zegt iets over het wel of niet kankerverwekkend zijn van een stof. Het Ctgb draagt op dit moment al uit dat het achter die eenzijdige toetsing staat. Het is ook aan hen om dat te doen. Daarnaast moet ik wederom benadrukken dat het Ctgb wel heeft geconcludeerd dat een aangepaste wijze van statisch toetsen niet leidt tot een andere conclusie over het kankerverwekkend zijn van glyfosaat. Maar daar hebben we het in alle debatten, met name inzake glyfosaat, al heel erg vaak over gehad. Ik geef deze motie dus het oordeel overbodig.
Mevrouw Podt (D66):
Opdat ik het goed begrijp: zegt de minister hier nou eigenlijk dat het Ctgb die eenzijdige toets op glyfosaat al heeft gedaan?
Minister Wiersma:
Nee, dat zeg ik niet, maar zij hebben gezegd, in overleg met de ... Jazeker, van het Ctgb weet ik dat glyfosaat tot nu toe zowel tweezijdig als eenzijdig werd getoetst. Dat is waar het om gaat. Dus er werd gekeken naar de potentieel positieve effecten van zo'n stof en niet alleen naar de mogelijk negatieve effecten. En dat is juist waar die hele discussie over gaat, dat de wetenschappers waarmee het Ctgb in gesprek gegaan is, zeggen: "Je moet niet ook tweezijdig toetsen, want dat hoeft niet bij zo'n stof die niet bedoeld is voor positieve effecten op de gezondheid; dus daar moet je alleen eenzijdig toetsen." Het Ctgb heeft toen gezegd: jullie hebben een punt; wij kunnen ons daarachter scharen. Dat betekent dus dat in het verleden beide toetsen gedaan werden, zowel eenzijdig als tweezijdig, maar dat zij zich achter het standpunt scharen dat er alleen eenzijdig getoetst zou moeten worden. En dat draag ik ook uit.
De zevende motie, die op stuk nr. 724, is van mevrouw Bromet. Die gaat over een verbod op glyfosaat. Deze motie hebben we wel vaker gehad. Ik blijf bij het standpunt dat ik deze motie ontraad. Nogmaals, glyfosaat is getoetst. Recent zijn de licenties verlengd, in Europees verband. Er liggen meer dan 2.400 wetenschappelijke studies aan ten grondslag dat glyfosaat veilig kan worden toegepast. Ook het Ctgb heeft de studie die mevrouw Bromet aanhaalde, beoordeeld en heeft daarna niet het oordeel aangepast. Daar blijf ik bij, dus deze motie moet ik ontraden.
Mevrouw Bromet had nog een motie, die op stuk nr. 725, over het voorbeeld van Denemarken om de goedkeuring van pfas-pesticiden in te trekken. Ja, er zijn inderdaad ook gewasbeschermingsmiddelen die pfas bevatten. In dit specifieke geval heeft Denemarken gewasbeschermingsmiddelen verboden die trifluorazijnzuur bewerkstelligen. Deze motie geef ik het oordeel ontijdig, want het Ctgb bestudeert op dit moment de onderbouwing hiervoor en kijkt ook wat deze besluiten betekenen voor de Nederlandse situatie. Dus daar is het Ctgb voor, en daar ga ik dus in eerste instantie ook niet over. Als er reële inzichten zijn dat die ook in Nederland risico's opleveren, zullen zij ingrijpen als dat nodig is. Zodra het Ctgb tot het besluit komt, informeer ik uw Kamer. In het verlengde daarvan: als het gaat om trifluorazijnzuur, zijn gewasbeschermingsmiddelen echt maar voor een minimaal aandeel de veroorzakers daarvan, want dat zit 'm met name ook in lozingen vanuit de industrie. Desalniettemin hebben we met elkaar de verantwoordelijkheid om ons grondwater schoon te houden. Het Ctgb kijkt hiernaar.
De negende motie, die op stuk nr. 726, is van mevrouw Nijhof-Leeuw. Die gaat over de biologische middelen met een directe werking op plagen, met de vraag of die op grond van hun natuurlijke oorsprong een eigen categorie kunnen krijgen. Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, maar heb er wel een interpretatie bij, want ik vind ook, zoals ik net al zei, dat er echt snellere toelatingsprocedures moeten komen voor biologische gewasbeschermingsmiddelen. In Nederland duurt het zo lang, in Europa eigenlijk, juist vanwege die strenge voorzorgsmaatregelen. Ik sprak recent jonge ondernemers die nu naar Zuid-Amerika gaan omdat ze daar binnen twee jaar een middel op de markt hebben, terwijl wij hen hier graag willen behouden. De Europese Commissie komt straks, in het laatste kwartaal, zoals ik net al zei, met het voorstel over het bevorderen van de markttoegang van biologische gewasbeschermingsmiddelen. Ik verwacht dat daar ook een definitie in zit voor deze middelen. Als ik dit daarin mee kan nemen ... Ik zal uw Kamer daar gelijk over informeren als dat verder is, want ik juich dat toe. Ik zet me daar ook voor in, maar dat is dan wel in Europees verband. Met die interpretatie: oordeel Kamer.
Dan had de heer Flach nog een motie, die op stuk nr. 727, over het Ctgb, om in overleg met de Raad voor de rechtspraak te bevorderen dat rechters in geschillen eerder gebruikmaken van de mogelijkheid om ook deze deskundigen te raadplegen. Met een interpretatie zou ik die ook oordeel Kamer willen geven, en wel met de interpretatie dat ik in algemene zin met partijen in overleg treed over het benutten van het Ctgb als absoluut kennisinstituut op dit gebied; dus niet alleen in beroeps- of rechtsprocedures, maar in algemene zin. Ik ben van mening dat het goed is als het Ctgb erbij wordt betrokken, zeker in procedures die het toelatingskader voor gewasbeschermingsmiddelen raken. Dus met die interpretatie geef ik 'm oordeel Kamer.
Mevrouw Podt (D66):
Even een vraag over die interpretatie. In de motie staat: verzoekt de regering om te bevorderen dat rechters in geschillen over gewasbeschermingsmiddelen eerder gebruikmaken van de mogelijkheid van het Ctgb. Dat vind ik nogal een oproep aan de regering, dus ik hoop ook dat de minister zich hierover kan uitlaten. Het lijkt mij dat wij ons hier als rijksoverheid niet moeten gaan bemoeien met de manier waarop de rechter zijn of haar uitspraken doet.
Minister Wiersma:
Dat is ook de reden waarom ik natuurlijk in algemene zin adviseer om het Ctgb als absoluut kennisinstituut te raadplegen daar waar het raakt aan onderwerpen rondom gewasbeschermingsmiddelen, dus niet alleen qua rechtspraak, maar in algemene zin. Volgens mij is dat ook juist waarvoor we het Ctgb hebben. Dat adviseer ik ons en dat adviseer ik uw Kamer overigens ook.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, afrondend.
Mevrouw Podt (D66):
Dan even heel precies: u gaat het dus niet bevorderen.
Minister Wiersma:
Ik ga het in algemene zin uitdragen.
De heer Flach (SGP):
Er worden nu allerlei eigen interpretaties gegeven aan hoe ik deze motie bedoeld zou hebben. Ook voor de SGP staat de trias politica gewoon onaantastbaar overeind. Rechters gaan over hun eigen oordelen en ook over hoe ze daartoe komen. Onze indruk is dat het Ctgb daarbij zou kunnen helpen. Als in algemene zin daarover wordt gesproken door de minister en gezegd wordt dat het goed zou zijn om het Ctgb erbij te betrekken als expert daar waar het het toelatingskader raakt, bevorder je het bewustzijn van rechters, maar is het nog steeds aan henzelf of ze daar gebruik van maken. Dat is voor de SGP voldoende, dus ik kan leven met de interpretatie.
Minister Wiersma:
Dan had de heer Flach nog een aantal vragen. Hij vraagt of ik ervoor pleit het toelatingscriterium aan te passen. Ik moet zeggen dat het toelatingssysteem zo is ingericht dat middelen alleen op de markt komen als bewezen is dat middelen veilig zijn voor mens, dier en milieu. Indien er echt noodsituaties zijn, is er ruimte voor vrijstelling, maar het toelatingscriterium dat bewezen moet zijn dat het veilig is voor mens, dier en milieu is wel essentieel. Daar wil ik niet aan tornen. Dat toelatingscriterium wil ik niet verruimen, want ik vind ook dat het een randvoorwaarde moet zijn dat middelen die op de markt komen veilig zijn. Dat wil ik benadrukken. Dus daar pleit ik niet voor.
De tweede vraag was of ik kom met een voedselstrategie. Ik heb uw Kamer eerder medegedeeld dat die er dit jaar komt. Dit najaar zal ik uw Kamer over de voedselstrategie informeren.
De heer Flach (SGP):
Een korte vraag. De minister gaf in antwoord op de eerste vraag aan wat ze niet zal doen. Ze gaat niet pleiten voor een aanpassing van het toelatingscriterium, maar ze heeft in algemene woorden toegezegd dat ze zich er met de Eurocommissaris voor zal inzetten om te voorkomen dat middelen waar geen alternatieven voor zijn verboden worden. Hoe doet de minister dat dan wel?
Minister Wiersma:
Dat is een ingewikkelde vraag. De inzet is er vooral op gericht om te zorgen dat de alternatieven versneld op de markt komen. Er is een mogelijkheid voor vrijstellingen, maar dat wil niet zeggen dat je het toelatingscriterium verlaagt. Dus in noodsituaties, als teelten echt onder grote druk komen te staan — dat hebben we het afgelopen jaar natuurlijk ook weer gezien — is zo'n vrijstelling de weg om toch een middel toe te staan. Maar het toelatingscriterium, de bewezen veiligheid voor mens, dier en milieu, is wel een goede randvoorwaarde. Daarnaast moeten we absoluut zorgen voor alternatieve middelen, want ik zie ook dat het middelenpakket steeds minder uitgebreid is en dat dit op alle gebieden een bedreiging vormt voor onze voedselzekerheid. Laten we zorgen dat die alternatieve middelen versneld toegelaten kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de termijn van de zijde van de regering.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan we aanstaande dinsdag, 9 september, stemmen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-110-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.