Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 102, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 102, item 4 |
Vragenuur
Vragen Van der Werf
Vragen van het lid Van der Werf aan de staatssecretaris Rechtsbescherming over het bericht "WODC: leer van de Britten over straffen genitale verminking - 'Risico het grootst in vakantieperiode'".
De voorzitter:
Wij heten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Aan hem wordt de vraag van mevrouw Van der Werf van de fractie van D66 gericht. Het woord is aan haar.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Het is bijna zomervakantie, een tijd waar veel mensen naar uitkijken. Maar niet iedereen doet dat. We weten dat er ieder jaar vrouwen en meisjes genitaal verminkt terugkomen. Ook dit jaar is dat zo. Naar schatting zijn er al 41.000 vrouwen in Nederland genitaal verminkt. Nog eens 4.200 meisjes in ons land lopen het risico hierop. 4.200 jonge vrouwen, kinderen eigenlijk nog, worden mogelijk meegenomen naar het buitenland en zo ernstig mishandeld dat zij daar de rest van hun leven last van hebben. Jaarlijks worden daarnaast ook nog eens 1.800 vrouwen in het buitenland achtergelaten of uitgehuwelijkt.
Voorzitter. Laat ik duidelijk zijn. Geen enkele cultuur is een excuus of een reden om jonge meisjes te verminken. Het WODC-onderzoek bevestigt nu dat Nederland tekortschiet in zijn aanpak van huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking. Er is onvoldoende zicht op de slachtoffers. Signalen worden niet opgepakt. Locatie- en contactverboden worden amper ingezet, en hulpverleners en leraren die wel een vermoeden hebben, hebben te weinig handvatten of te veel schroom om dit bespreekbaar te maken.
Voor D66 staat vast dat we deze vrouwen en meisjes moeten beschermen. In Engeland werken ze met beschermingsmaatregelen. Potentiële daders mogen het land niet verlaten met een meisje dat hierop risico loopt. Doen ze dat wel, dan hangt hun een gevangenisstraf van vijf jaar boven het hoofd. Slachtoffers, familieleden, hulpverleners, maar ook omstanders kunnen om zo'n maatregel vragen. Je ziet dat dit werkt. In Engeland is deze maatregel nu al ruim 5.000 keer opgelegd. Dan vraag ik de staatssecretaris: gaat u dit ook in Nederland invoeren?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Mevrouw Van der Werf vraagt terecht aandacht voor een heel ernstig probleem, dat juist nu, aan het begin van de zomervakantie, een grote mate van urgentie heeft. Praktijken als huwelijksdwang, achterlaten in het buitenland en vrouwelijke genitale verminking zijn mensonterende vormen van huiselijk geweld, die niet passen bij de normen en waarden van onze Nederlandse samenleving. Daarom zet het kabinet in op het voorkomen en bestrijden van deze vormen van geweld, die we ook wel aanduiden met de term "schadelijke praktijken". Het is een beetje eufemistisch, maar achter deze woorden gaat dat alles schuil. Om te leren van de aanpak van andere landen is op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid het rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd waarnaar mevrouw Van der Werf verwijst: een rechtsvergelijkend onderzoek in een aantal landen naar de wijze waarop de zogenaamde preventieve beschermingsbevelen bij vermoedens van vrouwelijke genitale verminking worden ingezet, en ook bij gevallen van huwelijksdwang en achterlating. De onderzoekers van het bureau Right to Rise concluderen dat vooral de aanpak in het Verenigd Koninkrijk aanknopingspunten biedt voor een verbetering van de aanpak van de schadelijke praktijken in Nederland. Dan gaat het inderdaad om de zogenoemde "protection orders" die hiervoor worden ingezet. Die vorm van maatregelen kennen we nog niet in de Nederlandse praktijk.
Het rapport gaat wel iets ruimer. In de analyses en conclusies wordt gesignaleerd dat het probleem breder is. Ten eerste wordt niet altijd onderkend dat er een risico is op "schadelijke praktijken", zoals dat dan heet. Dat betekent dat we moeten investeren in de kennis bij de betrokken gemeenschappen, bij de professionals en bij de ketenpartners. Het rapport doet ook de aanbeveling dat het hybride model van een civiele beschermingsmaatregel wordt gevolgd. Dat is dus een civiele beschermingsmaatregel met een strafrechtelijke sanctie. Een derde aanbeveling is een robuust kader van ondersteuning, bescherming en handhaving. Het rapport zegt dat de randvoorwaarden moeten worden geborgd. Het gaat om passende hulpverlening en structurele training van rechters, juridisch personeel, de politie, het Openbaar Ministerie en het grenspersoneel, de Koninklijke Marechaussee. Het rapport zegt: realiseer structurele monitoring en adequate handhaving bij overtreding; een goed afgestemde, integrale aanpak vergroot de effectiviteit van de beschermingsmaatregelen. Ten vierde is er het voorkomen van stigmatisering. Beschermingsmaatregelen mogen niet leiden tot uitsluiting, wantrouwen of discriminatie in de samenleving of binnen de groep waarvan de kwetsbare persoon deel uitmaakt.
De bevindingen en aanbevelingen van het onderzoek ga ik bestuderen. Die worden betrokken, met alle partijen. Ik kan zonder meer bevestigen dat dit kabinet er alles aan wil doen om deze praktijken tegen te gaan. Het onderzoeksrapport onderstreept de huidige visie op de aanpak van schadelijke praktijken. Daarover zal het kabinet later dit jaar berichten. Dan denk ik in het bijzonder aan een meldplicht voor het onderwijs en zorgprofessionals, de inzet van sleutelpersonen en cultuurverandering in gesloten gemeenschappen.
Specifiek stelt mevrouw Van der Werf de vraag of ik van plan ben om de aanbeveling te volgen om een civielrechtelijk beschermingsbevel met strafrechtelijke sanctie mogelijk te maken in Nederland. Er zitten technische aspecten aan die vraag. Ik kan dat nu nog niet zeggen. Ik ga de aanbevelingen bestuderen. Dat wil ik zorgvuldig doen. Het rapport is pas onlangs bekend geworden. Het is evident dat het gaat om het beschermen van potentiële slachtoffers, maar het gaat ook over een type beschermingsmaatregel dat we in Nederland nog niet kennen. Hierover is al eerder advies uitgebracht, in 2021 door de landsadvocaat. Destijds trok de landsadvocaat de conclusie dat de beschermingsbevelen zoals die in het Verenigd Koninkrijk bestaan, niet goed passen in het Nederlandse rechtssysteem. In het onderzoek dat gisteren is verschenen, het WODC-onderzoek waarnaar mevrouw Van der Werf verwijst, worden wél mogelijkheden gezien. Ik ga dat in detail bestuderen. Ik kom er later dit jaar op terug.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor deze reactie en voor de samenvatting van de conclusies van het rapport. Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris even wat moet uitzoeken. Maar als er obstakels zijn, ga ik er ook van uit dat de staatssecretaris zijn best gaat doen om die weg te nemen. Als ik zie hoe effectief die beschermingsmaatregelen in het buitenland zijn, dan kan ik me niet voorstellen dat wij zo'n route niet zouden willen onderzoeken. Bestuderen is oké, maar ik zou vooral zeggen: laten we kijken hóé het zou kunnen. Misschien kan de staatssecretaris dus nog één keer wat preciezer antwoord geven. Welke richting zou hij op willen? Ik begrijp dat er niet morgen een nieuwe wet ligt, maar ik zou graag wel iets meer commitment van deze staatssecretaris willen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat, als we weten dat 4.200 jonge vrouwen en kinderen dit risico lopen, het geen prioriteit is om het op een nieuwe, effectievere manier te doen.
Staatssecretaris Struycken:
Het heeft een grote mate van effectiviteit. Toen ik kennisnam van de conclusies, moest ik sterk denken aan de rapportages over het mishandelde pleegmeisje in Vlaardingen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik ook.
Staatssecretaris Struycken:
Daar zitten dezelfde systeemproblemen in. Die systeemproblemen behelzen bijvoorbeeld ook de schroom bij scholen, waarnaar wordt verwezen. Die herkennen we ook uit de rapportages over Vlaardingen. Het begint dus ook met een helder kader voor meldingen aan Veilig Thuis, door eenieder maar in het bijzonder ook door scholen. Dat is één aspect waaraan op dit moment door de staatssecretaris van Onderwijs wordt gewerkt in samenspraak met de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg, die verantwoordelijk is voor de Veilig Thuisorganisaties. Ik zie ook de terugkomende problematiek van informatie-uitwisseling, die herkenbaar is uit de wereld van de jeugdbescherming. Ik zie ook de problematiek van het aftasten wanneer je wel en wanneer je niet een formele jeugdbeschermingsmaatregel inzet. Ik zie de problematiek van herkenbaarheid van het probleem en van de scholing van de samenleving en de scholing van professionals. Het zijn allemaal elementen die tezamen moeten bijdragen aan een effectieve oplossing. En ja, wij moeten ook in aanvulling daarop kijken naar de mogelijkheden om additionele, makkelijk toegankelijke beschermingsmaatregelen in te voeren. Dit rapport is inderdaad inspirerend als het gaat om het civiele beschermingsbevel. Ik zeg dus zonder meer toe dat we in de loop van dit jaar gaan kijken hoe we dit kunnen vormgeven.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Nou, dat vind ik mooi nieuws. Dank dus aan de staatssecretaris voor deze toezegging. Het lijkt me namelijk heel belangrijk dat we er een schepje bovenop gaan doen. Ook ik moest denken aan het rapport over Vlaardingen als het ging om die andere maatregelen: wat kan je nou nog meer doen op het gebied van signalering? Ik wil voorkomen, zeg ik in de mij resterende tijd, dat we straks een brief krijgen, dat het vervolgens weer stilligt bij de formatie en dat we het hier volgend jaar zomer weer over dit onderwerp hebben omdat iedereen het gevoel heeft van "wat gaat er in de komende maanden weer gebeuren?", terwijl er in deze Kamer een heel breed mandaat is — ik zie het hier voor me staan — om meer maatregelen te nemen en meer te doen op dit onderwerp. Ik zou de staatssecretaris dus willen aansporen om de hem resterende tijd nuttig te gebruiken en met die beschermingsmaatregelen aan de slag te gaan. En laten we die preventiemaatregelen vooral ook gewoon nemen vandaag.
Staatssecretaris Struycken:
Ja, zonder meer. De tijd die mij nog rest ... Men weet nooit hoeveel dagen men nog heeft, maar ik zal ze allemaal benutten voor die bredere problematiek. Want we vinden elkaar gelukkig in de onderkenning dat dezelfde fenomenen in de diverse dossiers spelen. De jeugdbescherming heeft mijn grote aandacht en ook die van de staatssecretaris Maatschappelijke Zorg, die van de staatssecretaris van Onderwijs en die van de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport. Dit is een onfortuinlijke samenwerking van vier verschillende ministeries, maar ergens zit daarin ook een kracht. Het geeft wel aan dat al die vier erbij betrokken zijn. De nieuwe staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg heeft mij zojuist bevestigd dat de schadelijke praktijken waaronder dit alles valt, behoren tot haar drie prioritaire thema's.
Maar daarmee moeten we niet volstaan, want het probleem zit natuurlijk op de korte termijn aangezien de vakantie nu gaat beginnen. Juist nu moet ik hiervoor daarom aandacht vragen, net zoals u dat doet, waarvoor ik mijn waardering uit. Dit is namelijk het moment om mensen bewust te maken van de risico's die er bestaan, want nu kunnen de professionals belangrijk werk verrichten. Dan denk ik in de eerste plaats niet alleen aan de Veilig Thuisorganisaties en de onderwijsinstellingen, die zien gebeuren dat de vakantie eraan komt voor specifieke kinderen, maar ook aan de Koninklijke Marechaussee aan de grens.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank voor de antwoorden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hier echt een gefrustreerd Kamerlid staat. Ik vraag al vanaf 2019 aandacht voor dit onderwerp, en eigenlijk zijn de antwoorden van de kant van het kabinet niet heel veel anders dan toen. Dat baart mij grote zorgen, want het gaat hier om meisjes en vrouwen bij wie dreigt te gebeuren dat hun clitoris met een bot mesje of een schaar wordt verwijderd of dat zij van onderen dichtgenaaid worden. Dit is een reëel risico voor meisjes hier en nu in Nederland. We zijn als Kamer al een hele tijd bezig om zo'n uitreisverbod te bepleiten, iets waar mevrouw Van der Werf nu opnieuw voor pleit. Wij bepleiten ook al een hele tijd dat medeplichtigheid strenger wordt gestraft, dat er een meldplicht komt voor zorg en onderwijs, dat er voor schoolvakanties brieven worden gestuurd naar scholen, dat er stickers komen op Schiphol en nog zo veel meer. Ook het goedkeuren van het besnijden van vrouwen in moskeeën wordt aangepakt. En dan hoor ik het kabinet vandaag toch weer zeggen: we gaan nog eens heel goed onderzoeken wat er mogelijk is. Ik wil geen onderzoek; de VVD wil actie.
Staatssecretaris Struycken:
Het onderzoek betreft specifiek de suggestie om het instrument uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen. Zoals ik heb proberen aan te geven is dat een deel van een aanpak. De kern van de aanpak is veel actueler en urgenter. Die is ook ingegeven door de rapporten die we de afgelopen jaren en maanden hebben gezien. Ik onderken de frustratie die in uw Kamer leeft. Ik onderschrijf het gevoel van urgentie. Ik wil niet eens denken aan de gruwelijkheden die mevrouw Becker beschreef, zij het dat dat wel goed is omdat het helpt voor de urgentie. Ik denk dat dit kabinet op dat punt grote voortgang maakt. Ik schetste niet voor niks de prioritaire thema's voor vier staatssecretarissen in dit kabinet. Ik wil ook een woord van waardering uitspreken aan mijn ambtsvoorganger op deze portefeuille. Ook zij heeft veel gedaan om de problematiek van femicide op de kaart te zetten. Het is nooit snel genoeg. Het gaat nooit hard genoeg. Ik gebruik de term "femicide", maar dat gaat over geweld tegen vrouwen. Dat valt niet specifiek onder de noemer "schadelijke praktijken", maar het heeft wel vergelijkbare problematiek. Er moet namelijk onderkend en gesignaleerd worden dat de omgeving in actie moet komen. Dat is precies wat er gebeurt, in een betrekkelijk gesloten context, of dat nou een gezin, een familie of een groep is. In wezen zien we dezelfde dynamieken die we moeten doorbreken. Dat heeft de aandacht van dit kabinet, de volle aandacht.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij zijn we het er allemaal met elkaar over eens dat het hartverscheurend is dat nog steeds duizenden vrouwen en meisjes het risico lopen op vrouwenbesnijdenis, een gedwongen huwelijk of achterlating. Ik meen dat wij niet kunnen wachten tot het misgaat. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat we nog niet zo ver zijn dat we, net als in Engeland, een uitreisverbod en bij overtreding een celstraf kunnen opleggen, omdat daar wellicht een wetswijziging voor nodig is. Maar er zijn middelen die we nu al wel kunnen inzetten. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe we ervoor kunnen zorgen dat de middelen die we wél hebben, zoals een straat- of een huisverbod, zo snel en zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden. Wat gaat hij daaraan doen?
Staatssecretaris Struycken:
Inderdaad, sommige van deze middelen zijn al inzetbaar. In het bijzonder een uitreisverbod, een zogenaamde aanwijzing, kan nu al gegeven worden in het kader van een ondertoezichtstelling. Dat is een kinderbeschermingsmaatregel. Die ziet dan alleen op minderjarige vrouwen. Overigens is het probleem iets breder dan alleen vrouwen. Het rapport signaleert dat ook sommige jongemannen risico's lopen. Maar zodra er een ondertoezichtstelling is, een formele kinderbeschermingsmaatregel dus, is er veel mogelijk, zelfs een uitreisverbod. Het kan nog steviger, namelijk met een uithuisplaatsing. Dat spectrum aan mogelijkheden is er al. Er zit wel een groot verschil tussen minderjarigen en meerderjarigen. Bij de meerderjarigen moeten we een ander spectrum inzetten. Daar is het zeker zo dat we wellicht aanvullende maatregelen nodig hebben. De toegankelijkheid van dergelijke maatregelen is ook wel een punt, want ik signaleer dat we er juist op uit zijn om minder formele kinderbeschermingsmaatregelen, formele ondertoezichtstellingen, te krijgen. De keerzijde kan dan zijn dat we dan ook verminderde inzetbaarheid hebben van die deelmaatregelen, zoals een uitreisverbod.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
De reden van de vraag is uiteraard dat we willen voorkomen dat dit soort verschrikkelijke dingen jonge vrouwen en meisjes overkomen. Het gaat heel vaak mis. We moeten harder optreden, maar er moet ook beter gesignaleerd en beter samengewerkt worden. Daar zei de staatssecretaris ook het een en ander over. Ik denk dat dat een blinde vlek is. Is de staatssecretaris bereid om een zeer concreet plan te maken, samen met de andere departementen, om te komen tot de herkenning en die melding, dus niet alleen een meldpunt, maar ook de opvolging daarvan? Nogmaals, de middelen en de mogelijkheden zijn er, maar het gebeurt nu gewoon niet goed genoeg. Wat wil hij daarmee doen?
Staatssecretaris Struycken:
Er moeten dus meldingen komen; niet een meldpunt, maar meldingen bij Veilig Thuis. Dat is echt de route naar de inzet van formele maatregelen. Ook in het kader van de kinderbescherming moedigen we zeer aan dat er een bredere bekendheid komt van Veilig Thuis en dat er ook voor professionals heldere protocollen en regels komen om te melden. Er is zelfs sprake van een meldplicht voor bijvoorbeeld scholen, in het geval van risico's voor kinderen. Dat is dus zeker van belang. Maar mevrouw Mutluer sprak over een blinde vlek. Ik denk dat we in de samenleving inderdaad een blinde vlek hebben. Dat vergt een veel bredere aanpak. In dat kader is bijvoorbeeld een campagne die door VWS is ingezet van belang. Die heet: Recht op Nee. Dat is een campagne die op internet te vinden is. Daar lees je allerlei verhalen die te maken hebben met kwalijke praktijken. Dat heeft uiteraard tot doel om die blinde vlek in te kleuren. Je ziet daar namelijk concrete personen, concrete slachtoffers, die hun verhaal vertellen. Als mensen beginnen te praten, zijn er ook mensen die luisteren en dan wordt die blinde vlek langzaam ingevuld.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik denk dat hier terecht onderstreept en benadrukt wordt dat dit een urgent en heel groot probleem is, waar zeker nu, in aanloop naar de zomervakantie, op geacteerd moet worden. De staatssecretaris zegt dat hij ten eerste gaat bestuderen of die maatregel naar Brits model, een civiele maatregel met een strafrechtelijke sanctie, in ons rechtssysteem past en ten tweede of die überhaupt geïmplementeerd kan worden. Dat is een traject waar natuurlijk jaren overheen gaan. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is: is er niet nu al een mogelijkheid om in zijn periodieke gesprekken met de Raad voor de rechtspraak te kijken — dat hoeft misschien niet op een-op-een — of er binnen het strafrecht niet al een benadering mogelijk is die enigszins tegemoet zou kunnen komen aan datgene wat beoogd zou worden bij zo'n lang wetswijzigingstraject?
Staatssecretaris Struycken:
Ik zeg de Kamer toe dat ik nog dit jaar kom met een beleidsreactie op het WODC-rapport waar we nu over spreken. Ik denk dat ik dus al voor het einde van het jaar een standpunt kenbaar zal kunnen maken met betrekking tot de vraag of het al dan niet een begaanbare route is om die specifieke maatregel van Britse snit onderdeel uit te gaan laten maken van het Nederlandse spectrum. Ik moet namelijk wel zeggen dat een strafrechtelijke sanctie met een lange gevangenisstraf als zodanig natuurlijk ook een aspect hiervan is dat wel ingepast moet worden, zowel principieel als praktisch. Het moet wel uitvoerbaar zijn en het moet een significante sanctie zijn. Dus er zitten wellicht haken en ogen aan, maar die analyse gaan we zeker maken. We spreken nu over een civiele maatregel met een strafsanctie. Dat zijn overigens begrippen die in een Britse context voor een commonlawjurist sowieso al moeilijk te duiden zijn. Maar als we dan toch die begrippen gebruiken, denk ik ook aan een bestuursrechtelijke maatregel, want wellicht dat er in het bestuursrecht maatregelen mogelijk zijn of gemaakt kunnen worden als het gaat om bijvoorbeeld een gebiedsverbod. Daar ga ik naar kijken. Dit is allemaal onderdeel van de brede aanpak van schadelijke praktijken, waarin we dus in samenspraak met diverse ministeries proberen te komen tot een gecoördineerde aanpak en een duidelijk traject voor verbetering van beschikbare maatregelen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank aan mevrouw Van der Werf voor het stellen van deze vraag, want ik denk dat nu het moment ervoor is. De zomer komt eraan. Het is nú het moment om wat te doen, omdat 4.200 meisjes in Nederland risico lopen om op een gruwelijke manier verminkt te worden en de zomer daar een hele risicovolle periode voor is. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: ik voel de urgentie; we zijn bezig met een brede aanpak en ik kom over een halfjaar met een reactie op het rapport. Maar er is nu al bekend wat er moet gebeuren. De strafbaarstelling voor het verheerlijken van of het oproepen tot genitale mutilatie moet er komen. Er moet een meldplicht komen. Er moet een uitreisverbod komen. Ook moet er een enorm grote voorlichtingscampagne komen, zoals ze dat ook in het VK doen. Mevrouw Becker zei het ook al: er wordt al jaren om gevraagd. Dit zijn geen nieuwe voorstellen en het is ook geen nieuw rapport wat dat betreft. Dit alles is hier allang bekend.
De voorzitter:
U heeft maar 30 seconden, hè.
Mevrouw Dobbe (SP):
Waarom doet hij er zo lang over?
Staatssecretaris Struycken:
Het rapport en ook de vraag zagen specifiek op het civielrechtelijk beschermingsbevel, zoals ze dat in Engeland kennen, als extra instrument in de kist om dit probleem te adresseren. Gelukkig spreken we ook over het bredere kader, want juist in dat bredere kader kunnen we op korte termijn urgente stappen ondernemen. Het is goed dat we er nu over praten, want de mensen thuis zien misschien ook dat dit een probleem is dat ze misschien niet onderkend zouden hebben. Heel concreet betekent het dat de Koninklijke Marechaussee wordt getraind op basis van profielen en indicatoren, zodat zij aan de grens het risico op vrouwelijke genitale verminking of achterlating beter kunnen herkennen. Dat zijn geen maatregelen waar we heel veel tijd voor nodig hebben. Dat gebeurt in het hier en nu; dat gaat over het creëren van bewustzijn en het aanreiken van instrumenten en kaders, waarmee mensen makkelijker en sneller kunnen gaan acteren. Dat kan nu; daarvoor hoeft niet gewacht te worden op mijn beleidsreactie.
Mevrouw Dobbe (SP):
De staatssecretaris doet nu net alsof dit vragenuurtje onderdeel is van een soort voorlichtingscampagne. Dit lijkt me toch niet de meest effectieve manier om de doelgroep te bereiken die we willen bereiken. Ik stelde heel concreet vier voorstellen voor die allang bekend zijn en die hierbij zouden helpen. Ik heb daar nog een hele korte aanvullende vraag over, als u mij dat toestaat, voorzitter. Op het moment dat dit vrouwen en meisjes overkomt en zij op een afschuwelijke wijze worden verminkt, dan hebben wij gefaald, maar vervolgens is er ook geen hulp meer voor die meisjes en vrouwen. Ze moeten dan bijvoorbeeld een hersteloperatie ondergaan, omdat ze enorm ernstige lichamelijke klachten kunnen krijgen. Dan moeten ze zowel het eigen risico als de hersteloperatie betalen. Kan de staatssecretaris daar nu eens wat aan doen?
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb op dit moment geen gedetailleerd zicht op de precieze regels die gelden rond het verlenen van medische zorg. Het is evident dat die meisjes na zo'n vreselijke operatie medische zorg nodig hebben. Ik heb op dit moment geen indicaties dat daar niet in wordt voorzien, maar het is evident dat ze zorg behoeven.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De staatssecretaris begon zijn beantwoording net met "juist nu is het een belangrijk moment om het hierover te hebben". Mijn vraag is dan: de staatssecretaris heeft dit podium hier in deze zaal, maar hoe vraagt het kabinet hier in het land aandacht voor? Zou u bijvoorbeeld een brief kunnen sturen naar alle scholen, nog voor de zomervakantie, waarin u nog één keer zegt "leraren, let allemaal nog één keer goed op; bij vermoedens of twijfels kunt u hier aan de bel trekken"?
Staatssecretaris Struycken:
Ik zal bij mijn collega-bewindspersonen nog deze week de vraag neerleggen of, in het licht van de communicatie die er is geweest, het opportuun is om daar nogmaals aandacht voor te vragen. Die toezegging doe ik gaarne.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank daarvoor. De staatssecretaris zei ook: het kost even tijd om die beschermingsmaatregel goed uit te kunnen zoeken. Daar heb ik begrip voor, maar we kunnen ook meer doen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen daar nou niet een halfjaar over te doen, maar in september, bijvoorbeeld voor Prinsjesdag, met een brief over de volgende stappen te komen. Enkel de route van Veilig Thuis volgen vind ik eerlijk gezegd wat mager. Wanneer gaat die meldplicht er nou komen? Laat dat dan in elk geval voor Prinsjesdag aan de Kamer weten.
Staatssecretaris Struycken:
Mijn collega-staatssecretaris, die zojuist is begonnen, is bezig met een brief over schadelijke praktijken. Daar maakt dit allemaal deel van uit. Ik ga niet voor haar een toezegging doen ten aanzien van een termijn. Zij heeft mij gezegd dat ze ernaar streeft om er voor het einde van het jaar een complete visie op te hebben. Het is voor mij evident dat wij allemaal, dus ook binnen het kabinet, moeten doen wat op korte termijn mogelijk is. De toezegging om voor Prinsjesdag met een notitie te komen, kan ik niet doen, maar ik ben er zeker van dat het haar aandacht heeft en haar prioriteit is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. Ik schors een enkel minuutje.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-102-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.