Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 102, item 28 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 102, item 28 |
Wijziging begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025 samenhangende met de Voorjaarsnota
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VIII).
De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VIII).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66. Zij heeft vijftien minuten spreektijd aangevraagd. Andere mensen gaan ook ruim spreken. Dat kan, maar ik streef er wel naar om minstens om 23.00 uur buiten te staan. Het woord is aan mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben de Kamer ingegaan als moeder van twee jonge kinderen, om het verschil te maken op het gebied van onderwijs. Wij hebben namelijk prachtig onderwijs in Nederland, met betrokken leraren, die iedere dag weer hun best doen voor onze kinderen. Maar het kan nog zo veel beter. Ik geloof in goed onderwijs waarin iedereen zich kan ontwikkelen tot zijn of haar beste zelf. Ik geloof dat we met goed onderwijs ook Nederland voorbereiden op de toekomst, omdat onze kinderen zich dan maximaal kunnen ontplooien. Ik maak me dan ook zorgen over het feit dat het reken- en taalonderwijs qua niveau achteruitgaat. Ik wil niet dat kinderen van school komen en niet eens een bijsluiter kunnen lezen, geen idee hebben wat er in een brief van de overheid staat, of niet kunnen solliciteren.
In een wereld waarin informatie op zo veel verschillende manieren naar ons toe komt, is het steeds moeilijker om te begrijpen wat wel of niet waar is. Ook daarvoor hebben we goed onderwijs nodig: voor kritische burgers, die de macht kritisch durven en kunnen bevragen. Om dat te bereiken, zijn investeringen, visie en politieke keuzes nodig.
Voorzitter. Wat doet dit kabinet? Het bezuinigt. Het kabinet-Schoof is niet meer, maar de onderwijsbezuinigingen die dit kabinet naliet, zijn nog springlevend. Terwijl het kabinet viel, stond het onderwijs, en iedereen die het onderwijs liefheeft, op. Leraren, ouders, leerlingen, bestuurders, CEO's en bedrijven vulden het Malieveld, kwamen in actie, spraken zich uit. Zelden was het verzet tegen een maatregel zo breed.
En met succes. De langstudeerboete ging van tafel. Maar veel andere bezuinigingen bleven overeind. Dit kabinet van VVD, NSC, BBB en PVV zal bekend komen te staan als het kabinet dat het meeste bezuinigde op onderwijs ooit. Het onderwijs werd de afgelopen anderhalf jaar geconfronteerd met ongekende bezuinigingen van bijna 2 miljard euro. En die bezuinigingen worden pijnlijk tastbaar. Scholen moeten stoppen met het aanbieden van een rijke schooldag. Daardoor komen jongeren niet meer met een rijk buitenschools aanbod van sport, cultuur, bijles en huiswerkbegeleiding in aanraking, maar worden ze overgelaten aan de straat.
De brede brugklas sterft uit, waardoor kinderen op veel te jonge leeftijd in hokjes worden geplaatst en daar met heel veel moeite uit komen. Denk ook aan extra begeleiding voor thuiszittende kinderen, voor hoogbegaafde jongeren, voor kinderen die dreigen uit te vallen: het houdt allemaal op of wordt fors minder. Op hogescholen en universiteiten verdwijnen hele werkgroepen. Onderzoeken naar parkinson of kanker komen onder druk te staan. Internationaal talent wordt buiten de deur gehouden. Daarmee worden ook nieuwe inzichten in innovatie en economische groei buiten de deur gehouden.
In het mbo stopt de samenwerking tussen scholen, bedrijven en regio's. Jongeren die met hun handen willen werken, verliezen uitzicht op een goede stageplek. Ik vraag de minister daarom ook: als hij dit zo hoort, wat vindt hij hier dan van? Als hij terugkijkt, wat zou hij dan anders gedaan hebben? Of was hij er misschien liever helemaal niet aan begonnen?
D66 heeft zich hier met hart en ziel tegen verzet. Dat deden we niet alleen. Vandaag zagen we nog iedereen in het land die in protest is gegaan. We zagen waar mensen allemaal de straat op zijn gegaan: in Groningen, in Nijmegen, in Eindhoven en in Maastricht. Leraren, schoolleiders en ouders uit het hele land deden mee. Er vonden demonstraties plaats. Het herstelplan van het kabinet klapte omdat de sector het vertrouwen opzegde in dit kabinet. Geen moment bleef onbenut om duidelijk te maken dat deze bezuinigingen van tafel moeten.
Het leidde tot een onwaarschijnlijke alliantie van D66, CDA, ChristenUnie, SGP en JA21. We vormden een monsterverbond en kregen de langstudeerboete van tafel. Uiteindelijk ging er 750 miljoen aan bezuinigingen van tafel. Dat was goed, maar voor ons was het niet goed genoeg. Voor ons moeten alle bezuinigingen van tafel. We kunnen geen enkele bezuiniging op onderwijs accepteren.
Voorzitter. Het is de rode draad van het afgelopen jaar: de coalitie laat het onderwijs vallen; geen enkele coalitiepartij maakte van onderwijs een prioriteit. De oppositie moest de ruk aan het stuur geven. Zelfs minister Bruins erkende in een interview: dankzij de oppositie en andere vrienden van het onderwijs staat het onderwijs er beter voor dan elf maanden geleden. Ik vond het een mooi compliment, maar ik dacht ook: met zo'n oppositie heb je misschien geen coalitie nodig. Daarom hebben we ook deze keer een amendement ingediend — dat is netjes gedekt — om alle bezuinigingen van tafel te krijgen, niet door naar het bedrijfsleven te kijken, maar door een kritische blik te werpen op het huishoudboekje van onze overheid. Ik vraag de minister: had hij zelf niet ook een sturende rol moeten pakken in het door de Kamer loodsen van de begroting, of gaat hij dat dan nu doen? Ik zou zeggen: pak zelf die strijkbout op en strijk die plooien glad.
Voorzitter. Slechts twee weken nadat de begroting door de Eerste Kamer was, zagen we in de Voorjaarsnota alweer nieuwe bezuinigingen staan, bezuinigingen die de kern van het onderwijs raken. Diep in de nacht was besloten om opnieuw te snijden, niet gehinderd door enige kennis van waar dit over gaat, niet gehinderd door de afspraken die met de oppositie werden gemaakt en al helemaal niet gehinderd door het verzet van duizenden mensen in het land. "Het zal wel, zo'n onderwijskansenregeling", dachten de fractievoorzitters van VVD, NSC, BBB en PVV. Het werd een bezuiniging van 177 miljoen euro structureel. 900 scholen worden geraakt, vooral het vmbo en het praktijkonderwijs. Dat zijn scholen waar kinderen op zitten van ouders in de schuldsanering, zonder diploma of met een taalachterstand, in wijken waar armoede geen uitzondering is en waar kinderen op school hun veilige plek vinden. Dat zijn kinderen die niet vanzelfsprekend geholpen worden met huiswerk.
Neem het Maris College in Den Haag, waar ik bezoek ging. Dat is een school waar lesgeven topsport is. Dankzij de onderwijskansenregeling, lieten zij mij zien, konden klassen kleiner worden, kwam er extra les in lezen en schrijven, en was er meer begeleiding. Die school verliest straks 1,5 miljoen euro. Dat zijn vijftien tot twintig lerarenbanen in één klap. "Ik kan me niet voorstellen hoe ik deze school draaiend moet houden zonder dat geld, want ik reken er al 30 jaar op", zei de schoolleider. Hij is niet de enige. Het gaat om honderden scholen en om wel 1.600 voltijdsleraren die met deze bezuiniging kunnen verdwijnen, vooral op het vmbo. 1.600! En dat terwijl we weten dat het niet goed gaat met het leesniveau. Een op de drie kinderen dreigt van school te gaan zonder goed genoeg te kunnen lezen en schrijven om mee te komen in het leven. Dan kan je hier toch nog niet op bezuinigen? Dat is toch harteloos? De minister zegt zelf terecht: ik kan dit niet onderbouwen. Dan zou ik zeggen: laten we er dan wat aan doen.
Er zit nog zo veel meer lelijks in deze Voorjaarsnota. Scholen verliezen straks 50 miljoen euro per jaar aan geld voor basisvaardigheden, terwijl de extra inzet op lezen en rekenen zo van belang is en werkt. Nu op de rem trappen is ronduit onverantwoord. In het mbo krijgt bijna de helft van de opleidingen een onvoldoende van de inspectie, leerden we uit de Staat van het Onderwijs dit jaar, maar van dit kabinet krijgt het een extra bezuiniging van 21 miljoen euro. Weer wordt er gesneden in praktijkleren. Er is 20 miljoen euro minder, waar oppositiepartijen in een deal met de coalitie juist 12 miljoen wilden investeren. Het gevolg: minder geld voor goede stages in de zorg, de techniek of de logistiek. Opnieuw wordt er 60 miljoen gekort op het hoger onderwijs, in tijden van arbeidsmarktkrapte. Dat is oliedom. Dat is het ook om in tijden van geopolitiek die van ons als Europa vraagt om weerbaarder te worden te bezuinigen op kennis en innovatie, die onze economie sterk houden. We zouden juist moeten investeren. Ik vraag de minister daarom het volgende. Kan hij in beeld brengen wat de effecten van deze extra bezuinigingen zijn op het vervolgonderwijs? Hoeveel instellingen raken die? Wat is het effect hiervan op de financiële positie van deze instellingen? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat we als Nederland voorbereid zijn op de toekomst? Welke regie neemt hij om ons vervolgonderwijs daarop voor te bereiden?
Voorzitter. Samen met de monsterverbondpartijen hebben we de constructieve oppositie opnieuw bij elkaar gebracht om wel onze verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb ook van andere partijen in de Kamer gezien dat zij samen willen werken om de onderwijsbezuinigingen van tafel te krijgen. Ik heb die beweging al gezien op de onderwijskansenregeling. Dat geeft heel veel hoop. Het zou heel goed nieuws zijn als we deze harteloze bezuiniging samen, als Kamer, van tafel krijgen. Ik hoop ook echt dat alle partijen in deze Kamer zich daaronder plaatsen en zich daar samen met ons voor willen inzetten.
Maar er moet meer van tafel. We hebben daarom een ander amendement ingediend voor alle nieuwe bezuinigingen en ook nog een amendement voor alle oudere bezuinigingen. Daarmee willen we maar laten zien: het kan wél. Want één ding is duidelijk: deze minister heeft geen meerderheid in het parlement voor de begroting. De coalitie weet dat. Wij gaan ervan uit dat zij een stap naar voren zet, zoals NSC dat al heeft gedaan.
Voorzitter, tot slot. Nederland snakt naar oplossingen, naar vooruitgang. Het is niet genoeg om de schade van de afgelopen periode te repareren; we moeten bouwen. Daarom presenteerde ik samen met Hans Vijlbrief het plan Lezen voor je leven. Dat is een plan om de leescrisis te keren en de basis op orde te brengen. Daarin zeggen we het volgende. Geen kind mag ongeletterd van school. Halveer laaggeletterdheid in tien jaar. Geef leraren weer de ruimte voor goed lesgeven: minder administratie en rompslomp, kleinere klassen, een bieb op elke school, begrijpend lezen eruit, rijke teksten erin. Maak kinderen automatisch lid van de bibliotheek bij geboorte. Zet een streep door toetsen die alleen trucjes meten. We gaan radicaal terug naar de basis: geweldige lessen door vakmensen. Maar dat vereist wel visie, investeringen en politieke keuzes. Precies dat ontbrak de afgelopen periode.
Voorzitter. Laten we vandaag een streep trekken door de bezuinigingen, tegen het idee dat onderwijs een knop is waar je aan kunt draaien als het geld even op is. Laten we onderwijs weer zien voor wat het is: een investering in de kansen van kinderen en het verdienvermogen van onze economie. Want wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat onwetendheid kost. Doe het niet!
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Stultiens, GroenLinks-PvdA.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik ga verder met de woorden waar mevrouw Rooderkerk mee eindigde: doe het niet! "Bezuinig niet op het onderwijs, op leerlingen, studenten, docenten, thuiszittende kinderen en wetenschappers", zeiden en vroegen al die tienduizenden mensen op het Malieveld in november. En toen deden ze het toch: het kabinet — de PVV, BBB, VVD en NSC — bezuinigde 1,2 miljard euro per jaar op het onderwijs, met steun van het monsterverbond. Totaal onnodig. Ik vind het een onbegrijpelijke keus.
Voorzitter. Toen moest het voorjaar nog beginnen. In het hele land kwamen er massale demonstraties. We waren overal bij: Groningen, Delft, Wageningen, Nijmegen, Utrecht, Leiden en Rotterdam. Mijn partij en andere bondgenoten hier stonden zij aan zij met deze wetenschappers, docenten en studenten, om steun te betuigen aan deze mensen, aan al die docenten, onderzoekers en bestuurders. We zeiden: "Wij staan aan jullie kant. Wij geven om jullie banen. Wij blijven knokken tot al die bezuinigingen van tafel zijn. Wij gaan het onderwijs nooit in de steek laten."
Toen kwam de beruchte nacht van de Voorjaarsnota. 24 uur zat men opgesloten in één kamer zonder ambtelijke adviezen, zonder experts uit het onderwijs en zonder checks met de minister van Onderwijs: amateurisme pur sang. De uitkomst was niet 1,2 miljard aan bezuinigingen, maar 1,6 miljard aan bezuinigingen. Dat is nog onbegrijpelijker en nog een stuk asocialer. Tien dagen nadat het monsterverbond akkoord was gegaan met de 1,2 miljard aan bezuinigingen, besloot de coalitie er toch gewoon maar weer 1,6 miljard euro van te maken.
Voorzitter. 1,6 miljard euro klinkt als een heleboel geld. Dat is het ook, maar het dreigt al snel iets ongrijpbaars te worden. Want waar praten we eigenlijk over? Laat ik daarom een paar bezuinigingen langslopen. Voor het hele overzicht verwijs ik graag naar ons amendement. De bezuiniging op de onderwijskansenregeling bedraagt 177 miljoen. Dat is een regeling voor leerlingen die juist extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege hun thuissituatie. Een half miljoen leerlingen vallen hieronder. We zeggen in deze Kamer allemaal dat wij deze achterstanden willen oplossen. Toch gebeurt het niet. Scholen moeten nu al mensen ontslaan door deze bezuiniging. In Den Haag denken we vaak: o, die bezuiniging gaat pas in in 2027, dus dat loopt wel los. Maar zo werkt de echte wereld niet. Op scholen wordt nu al rekening gehouden met deze begroting. Scholen moeten nu al kiezen of ze mensen aannemen of ontslaan. Die bezuiniging heeft nu al gigantische effecten. Met name vmbo-scholen zijn de dupe. Er komen nog vollere klassen, er komt nog meer werkdruk en er komt nog minder begeleiding.
Ik heb een ander voorbeeld in dezelfde categorie, namelijk het onderwijsachterstandenbeleid van gemeentes. Dit is geld voor schakelklassen en zomerscholen: allemaal belangrijke zaken om onderwijsachterstanden tegen te gaan. We kregen onlangs een voorbeeld binnen uit Deventer van een basisschool waar leerlingen moeite hebben met de Nederlandse taal — daarvoor zijn deze projecten bedoeld — en die moeten nu al €235.000 gaan korten.
Voorzitter. Een derde voorbeeld is het fonds voor de wetenschap. Wereldwijd staat wetenschap onder druk. Hierover gaan we nog doorpraten in het debat na de zomer, over academische vrijheid. Maar het domste wat je dan kunt doen, is de geldkraan dichtdraaien voor al dat nuttige onderzoek dat we nodig hebben. Al die mooie woorden hier in de Kamer over banen, innovatie en vestigingsklimaat betekenen helemaal niks als je het geld weghaalt bij de wetenschap.
Voorzitter. Uiteraard krijg je in de politiek nooit helemaal je zin, en zeker niet in de oppositie. Maar wat maakt het nu extra frustrerend? We zijn nu een jaar verder en er is nog steeds geen enkel argument aangeleverd waarom dit een goed plan zou zijn. Docenten vinden het slecht. Bestuurders vinden het slecht. Studenten vinden het slecht. Het bedrijfsleven, provincies, burgemeesters, rekenkamers en banken: iedereen vindt het een slecht plan. Toch gebeurt het. Mevrouw Rooderkerk zei het al: de minister gaf een eerlijk interview vorige week. Dat was verhelderend. Ik vraag aan de minister of hij vandaag net zo'n eerlijke bespiegeling zou kunnen geven over wat hij van deze bezuinigingen vindt, gewoon recht voor zijn raap over wat de gevolgen hiervan zijn.
Voorzitter. Er is ook goed nieuws, want er is een alternatief. Het kan anders. Daarom hebben we samen met de SP, de Partij voor de Dieren, Volt en DENK een amendement ingediend om die hele onderwijsbezuiniging van tafel te halen, dus niet alleen die pijnlijke 400 miljoen van de beruchte nacht van de Voorjaarsnota, maar ook die 1,2 miljard, die mede mogelijk gemaakt is door het monsterverbond. Het is netjes gedekt met maatregelen uit verkiezingsprogramma's van links tot rechts. Ik wijs ook graag op de motie van Jetten, Bontenbal en Bikker, die dit precies vroegen bij de APB. Deze dekking komt letterlijk uit jullie motie. Het bedrijfsleven, de fiscale constructies, de ondoelmatige regelingen en de digitechbedrijven kunnen prima wat meer bijdragen. Dan hebben we geen bezuiniging op vmbo-scholen nodig. Ik roep vooral de coalitie, maar ook het monsterverbond op om niet dezelfde fout als vorig jaar te maken: geen slappe toezeggingen, niet schuiven met geld binnen de Onderwijsbegroting, niet alsnog geld weghalen bij andere sectoren die onder druk staan. Luister naar al die duizenden mensen die protesteerden op het Malieveld, maar ook de afgelopen maanden. Dat doen ze namelijk niet zomaar. Bezuinig niet op de toekomst van ons land. Doe het niet.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Zo was u ook begonnen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ja, zo is het mooi rond. Een bruggetje.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goeienavond. Deze minister heeft zich meermalen opgesteld als een soort slachtoffer van zijn eigen beleid. De bezuinigingen zijn, in zijn woorden, pijnlijk en lelijk. De minister heeft het beleid verdedigd als: slecht, maar noodzakelijk. Er moet nou eenmaal bezuinigd worden, zei hij. Die logica dat hij moet bezuinigen en dat die bezuiniging dan juist de armere leerlingen treft, is wat de SP betreft al absurd, maar de afgelopen weken is het wat ons betreft eigenlijk nog absurder geworden. Miljarden voor "daddy Trump" — de NAVO-norm van 5% — worden zomaar toegezegd, maar geld vinden voor goed onderwijs, dus geld voor onze meest kwetsbare leerlingen, zou echt onmogelijk zijn.
Deze Voorjaarsnota maakt dat eigen beleid nog veel erger. Van meer dan een miljard aan bezuinigingen gaan we nu naar ruim anderhalf miljard. Het is een bezuiniging van anderhalf miljard die vooral de armste leerlingen en studenten het hardst raakt.
Waarschijnlijk de pijnlijkste bezuiniging in deze Voorjaarsnota is die op de onderwijskansenregeling. Die is al twee keer genoemd. Het is een gerichte bezuiniging op de 455.000 meest kwetsbare leerlingen. Je moet er maar op komen om gericht te zeggen: juist de leerlingen die het het hardst nodig hebben om wat extra steun te krijgen, gaan we die steun afnemen. Nu blijkt dat scholen soms wel 8% van hun leraren moeten ontslaan. Landelijk gaat het over een aantal van tot wel 1.700 fulltimeleraren op voornamelijk vmbo-scholen en praktijkscholen. Dat zijn juist de scholen waarop de onderwijskwaliteit al het meest onder druk staat.
Maar de bezuiniging op de onderwijskansenregeling is niet de enige bezuiniging in de Voorjaarsnota. De heer Stultiens noemde het zonet ook al: praktijkleren, basisvaardigheden, minder geld voor middelbare scholen en minder geld voor mbo. Die bezuinigingen komen dus boven op dat grote pakket dat al in de begroting zat.
Voorzitter. Het kan anders. Ik ga even terug naar die minister, die zichzelf graag presenteert als slachtoffer van zijn eigen beleid. Een tijdlang was het idee: deze rücksichtslose bezuinigingen zijn vooral de wens van de PVV en haar rancune tegen het onderwijs en zeker tegen de wetenschap. We hoorden een PVV-Kamerlid zeggen dat je vroeger nog goede wetenschappers had en nu alleen nog wokewetenschap uit het buitenland. En als goed voorbeeld van vroeger werd dan de in Duitsland geboren socialist Einstein genoemd. Het kan verkeren. Maar nu is de PVV weg en is het beleid dat de minister zégt zo slecht en pijnlijk te vinden, er nog steeds. Dat vind ik toch wel bijzonder, want Mona Keijzer had maar enkele uren nodig. Na het vertrek van de PVV draaide zij, tegen de zin van de SP, direct de huurbevriezing terug. Ze veroorzaakt daarmee een gat in de Voorjaarsnota. Mijn vraag aan de minister is: waarom doet u niet hetzelfde? Want het kan blijkbaar wel. Een andere minister kan wel een gat slaan in de Voorjaarsnota en zegt wel "ik wil dit niet; ik doe dit niet meer", maar deze minister niet. Waarom niet? Durft u het niet? Of zégt u vooral dat de bezuinigingen pijnlijk en lelijk zijn maar vindt u het stiekem eigenlijk allemaal wel best zo?
Voorzitter. Dan over hoger onderwijs en wetenschap. Vanmiddag kregen we nog een petitie van de FNV over wat de bezuinigingen nu al voor impact hebben. Ik noem reorganisaties, vacaturestops, verhoogde werkdruk en tijdelijke contracten die niet verlengd worden. En 88% van de medewerkers denkt dat de kwaliteit van de opleiding hierdoor achteruitgaat.
Ik wil gewoon één concreet voorbeeld noemen, want zoals zonet ook al werd gezegd: miljarden bezuinigen, wat betekent dat nou eigenlijk? Waar komt dat terecht? Is dat een laag managers of is dat bureaucratie? Hm, dat zou misschien nog niet zo slecht zijn. Maar de praktijk is een hele andere. Ik wil één voorbeeld noemen, gewoon één concreet voorbeeld van wat de bezuinigingen betekenen. Dan blijf ik even bij een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, namelijk de archeologie. In die wetenschap zorgt isotopen- en DNA-onderzoek voor een revolutie. Een eeuw lang hebben we gedebatteerd over migratie. Komen de vondsten die we nu doen, bijvoorbeeld vondsten uit het derde millennium voor Christus, hier nou doordat mensen contact hadden met hun buren en die weer met hun buren? Of waren het migratiestromen?
Voor het eerst kunnen we dat oplossen. Iedereen hier weet dat een afgebroken tand nooit meer aangroeit, maar een gebroken bot wel. Nou, dat is de basis van isotopenonderzoek. Om een bot en een tand aan te maken, haal je energie uit voedsel en dat voedsel heeft een unieke isotopenverhouding. Dat betekent dat als je van een skelet een tand en een stuk bot vindt, en die isotopenverhouding vergelijkt, je weet waar iemand was net voordat hij die tanden wisselde en waar die persoon de laatste jaren van zijn leven was. Dat is zulk gaaf onderzoek! Ineens weten we heel precies wie er migreerde en wie niet, bijvoorbeeld. In Nederland kan dat onderzoek op één plek. Eén plek. Bij aardwetenschappen aan de VU. En die opleiding gaat grotendeels verdwijnen. Dat is heel, heel concreet wat bezuinigen in plaats van investeren kan aanrichten. Wij doen gewoon niet meer mee aan die wetenschappelijke revolutie.
Voorzitter. Je kunt dan zeggen "ach, dat vind ik niet zo heel erg bijzonder" of "dat interesseert me niet zo" of "dat is voor de toekomst van Nederland niet zo van belang". Dat kan. Ik zou het naar vinden, maar het kan. Maar die opleiding is zo veel meer. Duurzame mijnbouw, waterveiligheid, de energietransitie en de toegang tot kritieke grondstoffen: al deze zaken waar we als Nederland mee te maken krijgen, staan onder druk als deze ene studie verdwijnt. Dat is wat dit beleid concreet kan betekenen. Hoe kan deze minister daar nou voor zijn, vragen we hem.
Voorzitter. Op 8 april stemde de Eerste Kamer over de OCW-begroting. Op 8 april. Dat is heel laat. Heel lang leek er geen meerderheid te zijn. Dat was een unieke kans om die draconische bezuinigingen van tafel te krijgen. Op 8 april kreeg hij een meerderheid door het monsterverbond. In plaats van dat alle bezuinigingen van tafel gingen, gingen er een paar van tafel. Dat was op 8 april. Op 18 april kwam het kabinet, of eigenlijk de coalitie, met een nieuwe Voorjaarsnota, met weer extra bezuinigingen op onderwijs. De bezuinigingen die net waren tegengehouden in ruil voor een meerderheid voor de begroting, stonden er gewoon weer in. Ik neem aan dat de monsterverbondpartijen zich daardoor — laten we het netjes zeggen — bedrogen voelden. De vraag is of we nog een kans laten lopen om deze draconische bezuinigingen te stoppen. Of wordt het weer een serie dealtjes? Wat de SP betreft zeggen we tegen de coalitie en het monsterverbond nog steeds: doe het niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ceder van de ChristenUnie. Tja, hij was er net nog. Dat zal wel plankenkoorts zijn, denk ik. Meneer Ceder? Dingdong, dingdong. Meneer Ceder? Dan gaan we toch gewoon naar de heer Kisteman luisteren? O, daar is-ie! Jongens, hij is boven water! U heeft inmiddels de helft van uw spreektijd opgebruikt, meneer Ceder. De printer zat vast? Ja, die smoes ken ik. En de brug stond open. Het woord is aan de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Met een kleine fractie van drie zetels moet je soms dingen zelf doen, zoals printen.
Voorzitter. Eind vorig jaar hebben we als ChristenUnie samen met CDA, SGP en JA21, en aanvankelijk D66, stevig gestreden voor betere onderwijskansen. Dat deden we niet omdat we tevreden waren met het voorstel, maar omdat we wisten dat het in elk geval mogelijk was om de schade te beperken. We pleitten voor behoud van de maatschappelijke diensttijd, het schrappen van de langstudeerboete en het verzachten van de bezuinigingen op onderwijs, inclusief het behoud van godsdienstig vormingsonderwijs. Dat was gelukt. Maar wat gebeurde er? In een bizarre nacht in het voorjaar besloten de coalitiepartijen opnieuw te bezuinigen op onderwijs. Het is wrang, want als je de begrotingen met elkaar vergelijkt, dan zie je dat op geen enkele begroting na de voorjaarsbesluitvorming zó hard is ingegrepen als op die van Onderwijs.
Het schrappen van de onderwijskansenregeling is een klap voor kwetsbare leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het leidt tot grotere klassen, minder intensieve begeleiding, minder huiswerkbegeleiding en andere zaken die kinderen die een extra steuntje nodig hebben, juist helpen. Of kijk naar het niet-uitkeren van de loon- en prijsbijstelling die het onderwijs bovengemiddeld hard raakt. Dit klinkt abstract, maar het raakt de kwaliteit van het onderwijs keihard. Kan de minister uiteenzetten wat de gevolgen zijn voor de bezuinigingen op de lpo, zowel voor dit jaar, bijna 70 miljoen euro, als voor de komende jaren? Welke onderwijssoorten en welke regelingen raakt dit? Kan de minister dat concreet maken? In de Voorjaarsnota werd het vaag gehouden, maar ik zou daar graag duidelijkheid over willen hebben. Ten koste waarvan gaan deze extra bezuinigingen?
Voorzitter. We spreken over cijfers, maar wat we vandaag bespreken, gaat over de toekomst van kinderen en de toekomst van ons land. De kansen van kinderen worden op het spel gezet. Het vertrouwen in de onderwijssector wordt wederom beschaamd. De ChristenUniefractie vraagt zich af in hoeverre met de overgebleven coalitie te onderhandelen is. Een collega van mij zei net ook al: het leek alsof het de PVV was die dwong en noopte tot ingrijpende maatregelen die niet uit te leggen waren als je een groot hart voor het onderwijs had, maar nu de PVV eruit is gestapt, zijn de bezuinigingen er nog steeds zonder uitleg of toelichting van de coalitiepartijen. Waarom is dat zo, als jullie het er niet mee eens zijn? De enige logische gevolgtrekking is dat de coalitiepartijen dit juist wél willen en dat niet de PVV, maar VVD, NSC en BBB het gewoon op deze manier willen. Want wat houdt hen tegen om dit te wijzigen? Dit is een retorische vraag.
Voorzitter. Samen met andere oppositiepartijen hebben we een amendement ingediend. Dat geeft de coalitie nog een kans om de bezuinigingen ongedaan te maken. Ik zie weinig opties om de huidige suppletoire begroting, die de toekomst van ons onderwijs onder druk zet, te steunen. Onderwijs is geen kostenpost, maar een investering in de samenleving van morgen. Het is tijd dat de coalitie deze woorden serieus neemt.
Daarnaast heb ik nog één specifiek punt. Ik noemde al de maatschappelijke diensttijd als onderdeel van de afspraken met de coalitie van december. Hier hecht de ChristenUnie veel waarde aan, juist omdat de mdt mensen leert om iets te doen voor een ander. De nieuwe mdt-regeling is gepubliceerd en daarin is het een specifieke eis dat penvoerders een solvabiliteit van 25% moeten hebben. Dit is een bijzondere eis, aangezien veel organisaties vanwege de eisen rond de anbistatus geen hoog eigen vermogen mogen hebben en omdat er bij mdt sprake is van voorfinanciering. Organisaties hebben deze financiering dus al op hun balans staan en dan is het niet mogelijk om aan deze solvabiliteitseis te voldoen. Het gevolg is dat mdt-organisaties met veel ervaring niet mee kunnen doen aan deze trajecten en duizenden jongeren op die manier een traject mislopen. Ik vind dit teleurstellend. Ik hoor geluiden dat 40% van eerdere mdt-organisaties besluit om geen aanvraag in te dienen. Erkent de staatssecretaris deze inschattingen? Is de minister bereid om in kaart te brengen hoeveel organisaties die eerder meededen, vanwege deze eis geen aanvraag gaan indienen? Wil de minister met hen om tafel gaan om te kijken hoe zij in de volgende regeling weer mee kunnen doen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kisteman, VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Kinderen hebben het recht op goed onderwijs, op onderwijs dat ben hen past en bij hun behoefte aansluit, op onderwijs dat de lat altijd iets hoger legt, zodat kinderen continu worden uitgedaagd en op onderwijs waarin er een goede focus is op wat kinderen écht moeten leren. Kinderen zijn tenslotte onze toekomstige werkenden. Ze gaan oplossingen bedenken voor problemen in de toekomst of zijn misschien wel onze nieuwe ondernemers. Dagelijks werken leerkrachten keihard om onze kinderen dit goede onderwijs te geven. De VVD heeft dan ook alle vertrouwen in de leerkrachten.
Maar, voorzitter, niet alles in het onderwijs gaat goed. Daarom werkt deze staatssecretaris aan het herstelplan onderwijs. Dit plan is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs. Het plan focust op drie belangrijke thema's, namelijk het verbeteren van de basisvaardigheden, zoals lezen, schrijven en rekenen, het aantrekken en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel en het garanderen van structurele financiering voor scholen. Dit plan werd breed gedragen door de sector. Ze hadden ook allen hun handtekening onder het plan gezet. Een uniek moment. Echter, de sector heeft zijn handen van het plan afgetrokken. Nu ligt het stil. Het is voor mijn fractie onduidelijk wat de status van dit langverwachte plan is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: heeft zij er alles aan gedaan om de sector weer aan tafel te krijgen? Als dit zo is en de sector besluit om niet meer aan te schuiven, hoe gaat dit herstelplan dan een vervolg krijgen? Kan de staatssecretaris het plan ook naar buiten brengen zonder de handtekening van de sector, zodat de volgende stappen voor het herstelplan voor het onderwijs gezet kunnen worden?
Voorzitter. Dan zou ik het graag willen hebben over de samenwerkingsscholen. In Nederland hebben scholen van diverse richtingen, bijvoorbeeld openbaar en christelijk, de mogelijkheid om samen te gaan in een samenwerkingsschool. Dit zou met name een oplossing kunnen zijn in kleinere dorpen waar met moeite meerdere scholen worden opengehouden, wat financieel eigenlijk onhaalbaar is. Er zijn nog maar dertien van deze scholen in Nederland, terwijl het een heel goede oplossing is. Mij bereiken signalen dat met name besturen en ouders van bijzondere scholen in de weg liggen van een samenwerkingsschool, terwijl leerkrachten dit wel graag willen. Is de staatssecretaris bekend met deze signalen?
Voorzitter. De kleinescholentoeslag, of de dunbevolktheidstoeslag, is bedoeld om de laatste school in een dorp in stand te houden. Er maken nu soms echter meerdere scholen in een dorp gebruik van deze toeslag. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik wil daarom graag van de staatssecretaris weten hoe zij kan zorgen dat scholen die gebruikmaken van de kleinescholentoeslag meer gestimuleerd worden tot het vormen van een samenwerkingsschool. Zijn besturen hiervan op de hoogte? En wat kan zij doen tegen de weerstand, met name van de kant van het bijzonder onderwijs? Wat als meerdere scholen in een dorp gebruikmaken van deze toeslag? Hoe kan de staatssecretaris de besturen motiveren om stappen te zetten voor een samenwerkingsschool? En hoe staat het met de aanpassing van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag? Worden deze nog steeds aangevraagd door scholen in grote steden? Kunnen er in grote steden nog steeds kleine scholen worden gesticht? Hoe staat het met het voorstel om dit niet meer mogelijk te maken? Dat is een nadrukkelijke wens van de G4. Kinderen hebben recht op goed onderwijs, en dat is niet op te kleine scholen die met veel moeite worden opengehouden terwijl er betere alternatieven zijn. Welke mogelijkheid ziet de staatssecretaris hierin?
Voorzitter. Afrondend wil ik het nog even hebben over de doorstroomtoets. Afgelopen jaar was de tweede keer dat deze toets werd afgenomen. De doorstroomtoets zorgt ervoor dat je een eerlijk schooladvies krijgt, waar je wieg ook heeft gestaan, wat de achtergrond van je ouders ook is, welk advies je broer of zus ook heeft gekregen. Die kans heeft elk kind en daar hebben ze recht op. Daarnaast geeft het ons een goede mogelijkheid om scholen te kunnen beoordelen. Ik wil de staatssecretaris aanmoedigen om met deze doorstroomtoets door te gaan en om op te blijven komen voor een eerlijke kans voor elk kind.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
De heer Kisteman maakt een paar mooie punten bij deze behandeling van de suppletoire begroting, waar het CDA zich ook in kan vinden. Ook als je kijkt naar de grootste mutaties die in deze begroting staan, ben ik eigenlijk wel benieuwd hoe de VVD al die extra bezuinigingen weegt.
De heer Kisteman (VVD):
De VVD heeft keuzes moeten maken. Om goed financieel beleid te voeren, hebben we bepaalde bezuinigingen moeten doorvoeren. De VVD kiest voor onze veiligheid. De VVD kiest voor defensie. Dat is de reden dat we ervoor kiezen om in het onderwijs bepaalde bezuinigingen te doen. Zo kunnen we de uitgaven voor defensie doen om ons land veilig te houden. Dat is de weging die wij hebben gemaakt.
De heer Krul (CDA):
Op zich is het fair dat de heer Kisteman eerlijk zegt: we vinden het een belangrijker dan het ander. Politiek is afwegingen maken. Op zich kan ik hem dat ook helemaal niet ontzeggen. Maar kijk bijvoorbeeld naar de kansenregeling. Dat is, om even in VVD-taal te blijven spreken, ook het arbeidsmarktpotentieel van de toekomst. Is het dan niet enorm een kwestie van goedkoop-duurkoop om juist daarop te bezuinigen? Want dat zijn misschien wel de jongens en meisjes die straks bij Defensie moeten gaan werken als ze eenmaal de arbeidsmarkt op gaan. Is het dan niet veel verstandiger om dit soort regelingen overeind te houden, willen we straks een draaiende krijgsmacht kunnen hebben?
De heer Kisteman (VVD):
Kijk, als we niet hoeven te bezuinigen, hoeven we ook geen keuzes te maken. Het meest ideale plaatje is: niet bezuinigen en het geld overal laten zoals het is. Maar dat is niet de werkelijkheid. Ik val nu wel in herhaling, maar dan kiezen we en maken we onze keuzes. In dit geval kiezen wij voor de onderwijskansenregeling.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Er zijn inderdaad keuzes gemaakt, maar dat is nogal een holle frase. Het gaat er natuurlijk om wáár je voor kiest. Als je kiest voor een land dat een sterke economie heeft en veilig is in deze geopolitieke tijd, toch zaken waar ik de VVD steeds over hoor, dan kies je toch niet voor bezuinigingen op onderwijs? Kan de heer Kisteman mij uitleggen wat de logica daarachter is?
De heer Kisteman (VVD):
Bedoelt mevrouw Rooderkerk de bezuiniging op het onderwijs überhaupt of hoe wij deze begroting hebben opgesteld? Dat eerste, begrijp ik van mevrouw Rooderkerk. Er worden gewoon keuzes gemaakt. Pak bijvoorbeeld de onderwijskansenregeling, waarop wij dus bewust bezuinigen. Het is ongelabeld geld en we weten niet eens helemaal zeker of dat wel zijn doel raakt. Daarom kiezen wij ervoor om op die regeling te bezuinigen, zodat wij ergens anders geld kunnen uitgeven en dus kunnen kiezen voor onze veiligheid.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Volgens mij zegt de heer Kisteman twee dingen die niet kloppen. Ten eerste zegt hij dat er bewust op bezuinigd is. Ik begrijp namelijk echt uit alle verhalen over de onderhandelingen, die om 4.00 uur 's nachts plaatsvonden, dat niemand doorhad waarop ze nu aan het bezuinigen waren. Is de heer Kisteman hier dan over geconsulteerd? Is hij hier dan over gebeld?
De heer Kisteman (VVD):
Ik heb gewoon vertrouwen in de mensen die die begroting hebben samengesteld, mevrouw Rooderkerk.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan mijn volgende vraag. Hij zegt namelijk: we weten niet of het wel doelmatig is. Dit geld gaat rechtstreeks naar kleinere klassen. Dit geld gaat rechtstreeks naar extra les en begeleiding voor kinderen in rekenen en taal. Dit geld gaat rechtstreeks naar extra ondersteuning voor kinderen die dit het hardst nodig hebben. De heer Kisteman zegt dat we niet weten of het doelmatig is, maar dat weten we wel, want dit is letterlijk waar dit geld aan wordt uitgegeven. Dat weten we wel, want ik ben in een school geweest waar ze mij dat hebben kunnen laten zien. Dat weten we wel, omdat alle leraren en schoolleiders die in protest komen tegen de bezuiniging ons dit vertellen. Weten de heer Kisteman en de VVD inmiddels wél waar deze bezuiniging over gaat?
De heer Kisteman (VVD):
Het kan zijn dat het geld daaraan wordt uitgegeven. Dat kan en dat klopt. Maar het is ongelabeld geld en scholen zijn vrij om zelf te bepalen waar dat geld aan uitgegeven wordt.
De voorzitter:
Afrondend, echt kort.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dit geld is niet ongelabeld, want het is geld dat bestemd is voor bepaalde regelingen. Daar kun je dit geld voor inzetten. Is de heer Kisteman dan voornemens om de lumpsum af te schaffen, als hij er nu opeens een punt van maakt dat scholen niet zelf mogen bepalen waar ze geld aan uitgeven binnen de doelen die zijn gesteld voor dat budget? Wat zegt hij nou eigenlijk? Is hij nu in twijfel aan het trekken wat scholen met dat geld doen? Ik vind dat namelijk echt, echt, echt niet oké richting scholen, want die doen ontzettend belangrijke dingen van dit geld. Die helpen van dit geld de meest kwetsbare kinderen op het vmbo en het praktijkonderwijs. Het lijkt er echt op dat de VVD nog steeds niet weet wat ze hiermee aanricht.
De heer Kisteman (VVD):
Nogmaals, de onderwijskansenregeling mag aan die dingen besteed worden. Scholen zijn er vrij in om te kiezen waaraan ze dat doen. Dat geld is niet gelabeld. De scholen zijn daar gewoon vrij in. Volgens mij is dat duidelijk. De VVD zegt niet: zoek het maar uit en we gaan de lumpsum aanpakken. Dat is niet wat ik zeg. Maar het geld is niet gelabeld. Scholen zijn zelf vrij om te kiezen waar het geld aan uitgegeven wordt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er kijken best veel mensen, ook onderwijsbestuurders, dus het is wel goed om te weten waar de VVD staat. U zei net dat u degene die onderhandelde, vertrouwde met het resultaat. Daarnaast zei u dat dit een niet-bewezen regeling is en u dus een principiële keuze maakt om hierin te snijden. Gelooft u nou dat het schrappen van de onderwijskansenregeling echt een goede stap is? Staat u daarachter? Of vertrouwt u erop dat de onderhandelaar, in het licht van de vele dingen die gekozen moeten worden, vast wel de juiste keuzes gemaakt heeft? Volgens mij kan het niet beide waar zijn.
De heer Kisteman (VVD):
Wij vertrouwen erop dat de onderhandelaars bepaalde keuzes hebben gemaakt. De keuzes die wij hebben gemaakt, zijn voor onze veiligheid en onze defensie. Als je daar geld aan wil uitgeven, moet je ergens anders bezuinigen. Zij hebben er met het volle verstand voor gekozen om onder andere te bezuinigen op de onderwijskansenregeling.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is dus precies mijn punt. Of u bent principieel tegen de onderwijskansenregeling omdat u daar goede redenen voor heeft. Of u zegt: we moesten heel veel keuzes maken; dit is heel belangrijk, maar we vinden andere dingen belangrijker. Het kan niet beide waar zijn. Dus of u heeft een principiële keuze gemaakt: wij vinden het niet belangrijk, dus we schrappen 'm. Of u zegt: het was moeilijk, moeilijk, moeilijk, maar uit tien goede dingen moesten we er drie kiezen en dit is er een van geworden; dat vinden we jammer, maar zo is het leven. Welke is het en kunt u toelichten waarom?
De heer Kisteman (VVD):
De keuze die wij hebben gemaakt, is dat we kiezen voor defensie. Daar willen we extra geld aan uitgeven. Een van de dingen waarop we bezuinigen, is de onderwijskansenregeling. Wij kiezen voor de defensie en bij de onderwijskansenregeling halen we wat geld weg. Dat is de waarheid en zo zit het in elkaar.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Afrondend, voorzitter. Ik doe nog één poging, want ik krijg geen antwoord op mijn vraag, dus ik ga 'm anders proberen te stellen. Klopt het dat u het jammer vindt dat er bezuinigd wordt op de onderwijskansenregeling, maar dat u kiest voor defensie? Of vindt u het eigenlijk een hele goede keuze, omdat het toch al niet effectief is of omdat het een openeinderegeling is? Vindt u het jammer? Ik ben benieuwd wat u daarvan vindt.
De heer Kisteman (VVD):
Volgens mij begon ik daar mijn eerste interruptie mee: elke bezuiniging is jammer. Als we het niet hoeven te doen, doen we het niet. Maar in dit geval kiezen wij voor een financieel gezond beleid. Daar horen bezuinigingen bij. Een van die bezuinigingen valt in de onderwijskansenregeling.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik ben benieuwd waarom de heer Kisteman geen antwoord wil geven op de vraag of hij de onderwijskansenregeling nou een goede regeling vindt of geen goede regeling vindt.
De heer Kisteman (VVD):
Nogmaals, dan val ik in herhaling. Als wij die regeling in stand kunnen houden en we hebben dat geld, dan is het een hele goede regeling. Alleen moeten wij keuzes maken. Wij kiezen daarin voor defensie. Wij kiezen voor onze veiligheid. Daarmee halen we wat geld weg bij de onderwijskansenregeling.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is dus een bewuste keuze om te zeggen: we willen extra investeren in bommen en niet in de meest kwetsbare leerlingen. Begrijp ik dat nou goed? Dat is een bewuste keuze? U wist wat voor regeling het was en u heeft bewust gekozen: we willen het geld weghalen bij 455.000 van de meest kwetsbare leerlingen. Is dat de afweging die gemaakt is, dus met het volle verstand en met kennis van die regeling?
De heer Kisteman (VVD):
Ik denk dat dit echt een heel vies frame is. Wij kiezen voor de veiligheid van ons land, zodat de kinderen veilig naar school kunnen gaan, zodat u hier veilig uw werk kunt doen. Daar kiezen wij voor. Het is niet dat wij bommen … Dat is helemaal niet waar we het over hebben. Wij kiezen voor de veiligheid van ons land, zodat wij hier veilig kunnen wonen, werken en naar school kunnen gaan. Daar kiezen wij voor defensie. Daarvoor halen wij een deel van het geld weg bij de onderwijskansenregeling.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik weet niet wat hier een "vies frame" aan is, want volgens mij is dit precies wat de heer Kisteman zelf zegt: wij kiezen ervoor om het bij de meest kwetsbare leerlingen weg te halen en we geven het uit aan de wapenwedloop die gaande is. Dat is geen vies frame, dat zijn de woorden van de heer Kisteman. Is er dan ook een andere bezuiniging overwogen? Is dat, gelet op de reacties, ook van scholen en leerlingen zelf, nog een mogelijkheid voor de VVD? Of zegt u: nee, de armste leerlingen, de meest kwetsbare leerlingen, dat is de groep die we willen raken?
De heer Kisteman (VVD):
Ik was er niet bij die nacht, dus ik weet niet of er andere bezuinigingen zijn overwogen. Dat weet ik niet. Er zijn talloze opties geweest van de oppositie om eventueel op een andere manier een dekking te vinden voor deze bezuiniging, maar het was niet verantwoord om die op die manier te doen. Ik weet verder niet of er andere bezuinigingen zijn besproken die nacht.
De voorzitter:
Heel kort nog.
Mevrouw Beckerman (SP):
De heer Kisteman verschuilt zich achter die nacht en zegt dat hij er toen niet was. Wij hebben hier vanavond een debat. Wij, de Tweede Kamer, hebben budgetrecht. Wij maken die keuzes. De vraag is niet wat andere mensen achter gesloten deuren voor fouten hebben gemaakt. De vraag is of de heer Kisteman zelf deze keuze ook zou maken of dat hij liever toch, zeker nu we zien wat de impact is, de meest kwetsbare leerlingen dit geld zou laten doen toekomen. Wat vindt de heer Kisteman zelf, vraag ik via de voorzitter.
De heer Kisteman (VVD):
Ik dacht dat mij werd gevraagd of er was nagedacht over andere bezuinigingen. Daar heb ik op gereageerd, waarna mijn antwoord vervolgens niet doeltreffend is of niet voldoet aan de vraag. Maar wij kiezen bewust voor de onderwijskansenregeling als een van de bezuinigingen, zodat we voor de veiligheid van ons land kunnen opkomen. Zo staan we hier nu en dat is wat wij verdedigen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Kisteman zei dat er wel een degelijke dekking moet zijn. Dat is natuurlijk terecht, maar daarom hebben we juist gekeken wat er in het VVD-programma staat. In het VVD-programma staat dat je heel veel geld kunt ophalen door een constructie in de winstbelasting tegen te gaan of door fossiele subsidies af te schaffen. Ik ben benieuwd waarom de heer Kisteman onze dekking niet degelijk vindt, want die komt uit zijn eigen programma.
De heer Kisteman (VVD):
Dat is omdat we daar momenteel andere keuzes in maken dan jullie daarin maken. Wij vinden dat het beleid dat er nu is, een goed beleid is. Daar valt onder andere die bezuiniging op de onderwijskansenregeling onder, zodat we dat geld op een andere manier kunnen uitgeven. Dat is hoe wij het nu zien. Daarom vinden wij het geen verstandige dekking.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dus eigenlijk is de heer Kisteman het niet meer eens met zijn vorige programma van twee jaar terug. Gaat de VVD deze keer dan wel eerlijk zeggen: wij bezuinigen liever op vmbo-scholen en dan geven we het geld weg aan multinationals? Dat gebeurt hier namelijk. In het programma staat nu: geen bezuinigingen op vmbo-scholen, wel geld ophalen met constructies winstbelasting. Dat is het VVD-programma van twee jaar geleden. U doet het omgekeerde. Gaat de VVD de volgende keer wel eerlijk opschrijven waar ze echt voor staan?
De heer Kisteman (VVD):
Volgens mij hebben we opgeschreven waar wij voor staan, maar vervolgens komen er verkiezingen. Dan maak je een regeerprogramma, en daarvoor kom je bij elkaar en maak je keuzes. Daarbij ontstaan er onder andere dit soort keuzes.
De voorzitter:
Heel kort, afrondend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Dit suggereert dat het van een andere partij gekomen is. Maar het is toch het plan van de VVD om te bezuinigen op het onderwijs?
De heer Kisteman (VVD):
We doen het met z'n allen. We hebben dit met vier partijen besloten en met vier partijen staan we hierachter, of stonden we hierachter.
De heer Krul (CDA):
De heer Kisteman verweert zich kranig. We hebben altijd geleerd dat als je niet wil uitglijden, je gewoon een vierkantje voor jezelf moet tekenen. Dat vierkantje blijf je dan gewoon aflopen. De heer Kisteman heeft daar vier dingen opgeschreven: kiezen voor veiligheid, kiezen voor defensie en dat we lastige keuzes moeten maken. Het gaat hem goed af, maar ik heb daar toch één vraag over. We zouden natuurlijk ook kunnen zeggen: zonder dat we de investeringen bij Defensie hoeven te minderen — die staan; daar is het CDA ook voor — kunnen we op die andere onderwerpen nog wel keuzes maken. Op het moment dat wij met dekkingen komen, en dan bedoel ik niet een dekking die de veiligheid raakt, want daar is het CDA natuurlijk ook niet voor, is de VVD dan überhaupt bereid daarover te praten?
De heer Kisteman (VVD):
Wij zijn altijd bereid om erover te praten. Er zijn meerdere amendementen ingediend met bepaalde dekkingen. Daar hebben we ook naar gekeken en intern onze afweging over gemaakt: kunnen we dit steunen? Is dit verantwoord of moeten we dit niet steunen? Tot nu toe hebben wij geen dekking gevonden die wij verantwoord vonden.
De heer Krul (CDA):
Dan wordt het best wel ingewikkeld, want dan kunnen we honderdduizend dingen noemen, maar dan gaat de VVD elke keer zeggen: wij vinden dat geen goede dekking. Is de VVD bereid om met ons mee te zoeken naar een alternatieve dekking, omdat ze bijvoorbeeld de onderwijskansenregeling, de bezuiniging op het praktijkleren of iets anders wat ze echt belangrijk vinden zo vervelend vinden dat ze willen meedenken? Is de VVD daartoe bereid, of zegt de VVD, waar de heer Ceder net ook naar vroeg: wij vinden deze bezuiniging eigenlijk best wel gerechtvaardigd? Dan hoeven we namelijk ook niet te gaan zoeken samen.
De heer Kisteman (VVD):
Wij zijn niet blij met deze bezuiniging. Maar in de keuzes die we maken, vinden we dit gewoon een verantwoorde bezuiniging, met het hele pakket dat er ligt. We gaan dus niet meezoeken naar een oplossing hiervoor.
De voorzitter:
Prima. De volgende spreker is de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Er is wederom veel te doen over het onderwijs. We vatten de gebeurtenissen nog maar even samen. Het hoofdlijnenakkoord bevatte enorm veel bezuinigingen. Het CDA heeft met andere oppositiepartijen constructief de hand uitgestoken om een deel van die bezuinigingen terug te draaien. Daarmee hebben we de maatschappelijke diensttijd gered, de langstudeerboete van tafel geveegd en nog meer van dat soort gruwelijke bezuinigingen tegengehouden.
Toen kwam de Voorjaarsnota, die weer vrolijk bezuinigingen bevatte die we net hadden teruggedraaid, zoals de subsidie voor praktijkleren. Daar komt het wegbezuinigen van de onderwijskansenregeling bovenop. Deze coalitie, die inmiddels niet meer bestaat, heeft keer op keer het onderwijs geplunderd. Het gaat om maatregelen die leerlingen, studenten, docenten en onderwijsinstellingen direct raken, maar het gaat ook om het zich houden aan afspraken; het gaat om vertrouwen. In de beslisnota van de Voorjaarnota lazen we letterlijk: "Dekking voor tegenvallers wordt gevonden binnen posten die met het amendement-Bontenbal c.s. afgelopen december zijn opgeplust." Het kabinet heeft er dus willens wetens bewust voor gekozen om de constructieve oppositie te schofferen. Afspraken bleken op dat moment niks waard.
Voorzitter. Laat het helder zijn: het CDA staat voor degelijk, goed bestuur, maar bovenal voor goed onderwijs. Wij steunen deze bezuinigingen dus niet. Daarom hebben wij met D66, de ChristenUnie, SGP en JA21 een amendement ingediend om die bezuinigingen terug te draaien. Een van die bezuinigingen betreft dus de onderwijskansenregeling. Die geeft — of moet ik "gaf" zeggen? — scholen voor voortgezet onderwijs extra geld om leerlingen te ondersteunen die minder goed mee kunnen komen of een achterstand hebben. Zij moeten ook hun talenten kunnen ontwikkelen. Deze bezuiniging gaat ons echt te ver. Het gaat om kwetsbare kinderen. Ik heb daar een mooi verhaal bij, maar dat heb ik keihard gestolen van de heer Soepboer, en ik blijf geen plagiaat plegen.
Ik luisterde laatst naar een podcast waar de cabaretier Kees van Amstel aan meedeed; misschien is hij je welbekend. Hij is ook leraar geweest. Hij vertelde in die podcast over zijn ervaringen in de coronaperiode. Hij vertelde hoe het voor hem als onderwijzer heel bijzonder maar ook confronterend was om via dat digitale scherm direct in de huis- of slaapkamer van zijn leerlingen te komen, en ook wat voor beeld dat eigenlijk voor hem schetste. Een van die voorbeelden was een digitale toets. Ze moesten een digitale toets maken. Alle leerlingen maakten dezelfde toets. Er was een leerling met heel goed internet. Die zat op haar eigen slaapkamer met een noise-cancelling headphone, in een hele goede omgeving om in alle rust die toets te maken. Er was ook een leerling die aan de keukentafel die toets aan het maken was terwijl hij half op broertjes en zusjes aan het passen was. En er was een leerling die erg slecht internet had. Dat was eigenlijk gestolen van de buren en viel elke keer uit. Hij moest elke keer opnieuw inloggen, waardoor die toets eigenlijk helemaal verknald werd. Deze leerlingen maakten allemaal dezelfde toets, maar ze waren niet allemaal gelijk qua omstandigheden. Dan lijken cijfers goed te vergelijken, maar de weg ernaartoe was dat niet.
Voorzitter. De moraal van dit verhaal is dat gelijkwaardigheid niet altijd hetzelfde is als iemand gelijk behandelen, want deze leerlingen waren gelijk behandeld, maar niet gelijkwaardig. Soms moet je leerlingen, jonge mensen, ongelijk behandelen om ze gelijke kansen te geven. Dat is cruciaal in het leven. Dat is wat deze regeling doet, en deze coalitie zet er een keiharde streep door. Middelbare scholen kunnen met dit geld bijvoorbeeld kleinere klassen organiseren, onderwijsassistenten inzetten en zorgen voor extra onderwijstijd voor kinderen die dat nodig hebben. In de gezamenlijke verklaring van de sectorpartners in het primair en voortgezet onderwijs geven zij aan zich terug te trekken uit de gesprekken rondom de totstandkoming van het herstelplan, juist vanwege deze bezuinigingen. Het is weer zo'n klap. Voor de onderwijskansenregeling was een budget beschikbaar van 177 miljoen euro per jaar. In de Voorjaarsnota is besloten de regeling in 2027 te verminderen met 90 miljoen euro en die daarna, in 2028, te schrappen.
Voorzitter. Het CDA was verbaasd het volgende te lezen in de brief van staatssecretaris Paul op 11 juni 2025: "Tegelijkertijd is het ook de realiteit dat bij een maatregel op de onderwijsbegroting de politieke ruimte sterk begrensd is, onder meer door het amendement-Bontenbal c.s. Op dit moment zie ik binnen de kaders geen ruimte voor een alternatieve dekking van deze bezuiniging." Wat staat hier nou precies, vraag ik de staatssecretaris. Het amendement-Bontenbal, dat overigens namens heel veel partijen is ingediend, heeft juist verschillende bezuinigingen teruggedraaid en was daarvoor bedoeld. Vervolgens heeft het demissionaire kabinet zelf bezuinigingen toegevoegd en probeert het de schuld daarvoor in de schoenen van de oppositie te schuiven. Dit is toch de omgekeerde wereld? Wat bedoelt de staatssecretaris met "politieke ruimte"?
Voorzitter. Voor ons is deze bezuiniging echt een brug te ver. De heer Ceder zei het net ook al: de fractie van het CDA ziet erg weinig ruimte, erg weinig mogelijkheden, om deze begroting te steunen.
Tot slot over datzelfde amendement-Bontenbal. Daarin staan namelijk ook middelen voor de maatschappelijk diensttijd. Die zijn ontzettend belangrijk. Wij begrijpen — de heer Ceder had het daar ook al even over — dat er voor de subsidieregeling in 2025 gekozen is om financiële voorwaarden op te nemen, zoals eisen aan solvabiliteit en werkkapitaal. Maar waarom, vraag ik de staatssecretaris. Kleinschalige projecten met persoonlijke begeleiding, die jongeren ondersteunen om hun weg te vinden door middel van stages en het opdoen van werkervaring, zijn namelijk heel zinvol. Op deze manier is het bijvoorbeeld voor anbistichtingen, die heel moeilijk aan zulke solvabiliteitseisen kunnen voldoen, ingewikkeld om mee te kunnen doen, terwijl zij een hele waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het leven van jonge mensen. Is de staatssecretaris bereid daar wat aan te doen?
Voorzitter. Daar wilde ik het eigenlijk bij laten.
De voorzitter:
Maar de heer Stultiens denkt daar anders over.
De heer Krul (CDA):
Dat is …
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Mijn goed recht.
De heer Krul (CDA):
Zijn goed recht!
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank. Over die 1,2 miljard zullen wij het niet eens worden, maar gelukkig wel over die aanvullende 400 miljoen, die nieuwe bezuinigingen. Daarvan zegt ook het CDA namelijk: onacceptabel. Daar ben ik blij mee. Nu ligt er een amendement waarover zijn collega vorige week aangaf: we gaan nog zoeken naar een nieuwe dekking, want volgens het kabinet levert het niet het geld op dat het zou moeten opleveren. Nu is mijn vraag of het CDA inmiddels een nieuwe dekking heeft gevonden die het geld wel oplevert.
De heer Krul (CDA):
Nee. De dekking zoals genoemd in ons amendement — in beide amendementen overigens — komt voort uit Keuzes in Kaart. Daar is geen alternatief voor gevonden. Wat ons betreft staat het amendement ook als een kaart overeind. Ik had al de vraag aan de heer Kisteman of hij wilde meezoeken. Die bereidheid is er ook gewoon niet. Het gevolg daarvan is, zoals ik aangegeven heb ik mijn inbreng, dat het voor het CDA gewoon heel ingewikkeld wordt om deze begroting te steunen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot geef ik dan graag een aanbeveling mee. De motie-Jetten/Bontenbal/Timmermans is een leestip. Daar staan hele goede dekkingen in. Die komen ook terug in ons amendement.
De heer Krul (CDA):
Ik heb die inderdaad net snel opgezocht, want de heer Stultiens refereerde er al aan. Ik ben daar ook gewoon heel eerlijk in: dat vinden wij heel lastig. In het hele pakket van GroenLinks-Partij van de Arbeid zitten eigenlijk best goede dingen waar het CDA ook voor staat en waar we ons eerder al voor hebben uitgesproken. Maar uiteindelijk moet je wel een soort totaalplaatje afwegen. 500 miljoen op de digitaledienstenbelasting is ook ingewikkeld, zeg ik maar even, net als die miljard tegen de ontduiking van winstbelasting et cetera. Er zitten ook doeltreffende maatregelen in waar we achter kunnen staan, maar die vinden we dan allemaal ook weer ingewikkeld. Zo maken wij dus ook onze afweging. Maar volgens mij staan de heer Stultiens en ik meer aan elkaars zijde dan we misschien denken. Het is alleen even zoeken naar hoe we hierbij gaan landen met elkaar.
De heer Kisteman (VVD):
De VVD waardeert de inzet van het CDA voor onder andere de onderwijskansenregeling. Wij lezen ook dat het CDA mede moties zal indienen om hier iets aan te doen. Mijn fractie vraagt zich af met welk geld dat betaald gaat worden.
De heer Krul (CDA):
Grappig dat de coalitie gewoon broddelwerk aflevert en het vervolgens de oppositie kwalijk neemt dat ze er iets aan willen doen. Het is niet onze begroting en niet onze keuze om op deze cruciale regeling, de onderwijskansenregeling, te bezuinigen. Daar gaan wij ook gewoon niet voor staan. Dus dan dienen wij een motie in waarin we eigenlijk tegen het kabinet zeggen van: "Nou, weet je, dit gaat ons een maatje te ver. We begrijpen ook best wel dat zoeken naar geld ingewikkeld is. We hebben immers in december meeonderhandeld. Ik kan dat dus best beamen. Maar dit gaat ons te ver." Naast het amendement dat we hebben liggen, zeggen we: ga op zoek naar een alternatief en meld je terug voor de augustusbesluitvorming. Maar wij gaan het aapje niet op onze schouders nemen en met een dekking komen waarvan de VVD net na een interruptie aan de heer Kisteman heeft gezegd: wij gaan toch niet meedenken. Want dan blijf ik bezig.
De heer Kisteman (VVD):
De heer Krul zei in zijn inbreng dat het CDA staat voor goed bestuur. We kennen het CDA natuurlijk als partij die verantwoord financieel beleid voert. Maar hoe verhoudt dat zich dan tot deze motie? Want volgens mij moeten we constateren dat dit gewoon een luchtkasteel is waarmee het CDA het onderwijs een beetje blij probeert te maken, terwijl achteraf blijkt dat het helemaal geen oplossing is.
De heer Krul (CDA):
Ik krijg een beetje flashbacks naar december, toen ook de VVD-woordvoerder maar bleef volhouden dat we toch echt die volle mep gingen bezuinigen op het onderwijs. Het is ons toen uiteindelijk gelukt om een paar zaken terug te draaien, of het nou ging om de langstudeerboete, de maatschappelijke diensttijd of het geld voor de sectorplannen, zonder dat er elders op de OCW-begroting meer bezuinigd werd. Als de heer Kisteman een klein beetje vertrouwen heeft in hoe wij dat gaan aanvliegen, dan zou ik hem willen verrassen in augustus. Wie weet lukt het ons om deze gruwelijke bezuiniging tegen te houden, zonder dat we geld weg hoeven te halen bij Defensie en zonder te hoeven bezuinigen op iets anders heel belangrijks in het onderwijs. Als we dat vinden, dan hoop ik ook dat de VVD zegt: nou, dit is redelijk; daar kunnen we in meegaan. Als de VVD dat niet zegt of niet kan vinden, moeten ze het ook niet doen. Maar ik zou zeggen: kijk hoe de hazen lopen.
De heer Kisteman (VVD):
Maar dan begrijp ik dat het nieuwe financiële beleid van het CDA is dat ze moties gaan indienen zonder dekking en gokken dat het een paar maanden later alsnog goed komt. Is dat dan het financieel verantwoord beleid van het CDA?
De heer Krul (CDA):
Dat is een mooi frame. Ik zal het gewoon nog een keer herhalen. Dit is niet onze begroting. Dit is niet onze bezuiniging. Wij vinden het een crime. Wij hebben in de zoektocht naar dekkingen gemerkt — dat merkte u in het debat met de heer Stultiens en mijzelf, maar ook in ons debat net, zeg ik tegen de heer Kisteman — dat het ontzettend ingewikkeld is om een dekking te vinden die iedereen kan dragen. Onze ervaring is dat het op dat moment ook heel nuttig kan zijn om tegen de regering te zeggen: goh, regering, er is een Kamermeerderheid die deze bezuiniging ingewikkeld vindt; ga deze heroverwegen en kom met een, twee, drie of wie weet zelfs vier, maar ik denk het niet, alternatieven die de Kamer opnieuw kan afwegen. Dat heeft niks te maken met ondeugdelijk beleid of geen prudent financieel huishoudboekje willen voeren. Wij denken juist mee met deze coalitie, met dit kabinet, om van heel slecht beleid minder slecht beleid te maken. Dat blijven wij als CDA gewoon doen.
De voorzitter:
De heer Soepboer, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Soepboer (NSC):
Dank, voorzitter. We moeten het monster maar even in de bek kijken. Ik kan hier wel leuke praatjes gaan houden, maar het gaat vandaag over bezuinigingen. En bezuinigen is niet leuk, maar soms wel noodzakelijk, als je met een financiële situatie achter wordt gelaten waarin het water je tot aan de lippen staat en je gewoon een bezuinigingsopgave hebt. Sommige bezuinigingen zijn voor de fractie van Nieuw Sociaal Contract dan ook uitlegbaar; een tijd geleden stond ik hier een Onderwijsbegroting te verdedigen.
In de afgelopen jaren is er veel geld bij gekomen in het onderwijs. Heel veel van dat geld is niet doelmatig besteed. Daar vinden wij best wel wat van. Het gaat ook eigenlijk helemaal niet heel goed met het onderwijs. Er is heel veel geld heen gegaan, zonder dat dit in alle gevallen tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik vind dat je gewoon eerlijk moet zijn. Daar mag je best wat van vinden. Daar mag je best streng naar kijken. Maar dat moet je wel met visie doen. Daar moet je goed over nadenken. Daarvoor moet je mensen bij elkaar zetten die verstand van onderwijs hebben, en die zeggen: hier zou je op kunnen bezuinigen en daar zou je op kunnen bezuinigen. Dan kom je tot een gewogen beeld. Zoals de heer Kisteman net, volgens mij terecht, heeft gezegd, heb je dan ook andere afwegingen te maken, over dingen die buiten het onderwijs vallen en die we ook belangrijk vinden. Dus ja, die opgave ligt er. Ja, er moet bezuinigd worden. Maar doe dat dan met zo veel mogelijk visie. Ik stond hier kortgeleden nog een begroting te verdedigen. Dat heb ik graag gedaan, omdat daar dingen in zaten die verdedigbaar waren.
Dan nu iets over de bezuiniging van de Voorjaarsnota. Daar wil ik nu naartoe, maar misschien …
De voorzitter:
Misschien op het vorige punt nog even de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Soepboer zegt: als je bezuinigt, moet dat gebeuren met visie en met kennis van onderwijs. Is hij van mening dat de mensen die in die beruchte nacht aan tafel zaten, visie en een kennis van onderwijs hadden?
De heer Soepboer (NSC):
Dat was eigenlijk het punt waar ik nu naartoe wilde. Dat scheelt mij weer een stukje spreektijd.
De voorzitter:
Oké. U gaat …
De heer Soepboer (NSC):
Nee, ik kan de vraag van meneer Stultiens gewoon beantwoorden. Dan slaan we twee vliegen in één klap. Daar hebben mensen bij elkaar gezeten die dezelfde opgave om te bezuinigen hebben gevoeld. Daarin voel ik mee met die mensen. Het was ook een lange nacht. Ik denk wel dat er in die nacht bezuinigingen uit zijn gekozen — misschien zijn die uit een lijst gehaald — waarvan op dat moment niet voldoende duidelijk was wat de langetermijngevolgen ervan zouden zijn. Zo zie ik dat, als onderwijswoordvoerder. Ik was er niet bij. Ik had er wellicht met andere ogen naar gekeken.
Ik wilde nu naar die specifieke nacht toegaan. Daarin zijn een aantal besluiten genomen die ik toch iets pijnlijker vind dan die van de vorige keer; toen stond ik hier om de begroting te verdedigen. Daarom zei ik ook: we moeten het monster maar gewoon in de bek kijken en bij de naam noemen. Die vind ik dus lastiger te verdedigen. De lastigste vind ik toch de onderwijskansenregeling. Eigenlijk is het helemaal niet chic om in de eerste termijn naar een motie te verwijzen die nog helemaal niet is ingediend, maar ik geloof dat dat net in het tweeminutendebat al gebeurde. Maar mocht er sprake zijn van zo'n soort motie, dan zal de fractie van Nieuw Sociaal Contract ook geneigd zijn om die mede in te dienen, omdat we vinden dat hiermee de kinderen die deze het allerhardste nodig hebben, het allerhardste geraakt worden. Daarom willen we graag kijken of we daar iets anders voor kunnen vinden. Wij leggen dat inderdaad bij het kabinet neer: kunnen zij in de augustusbesluitvorming kijken of ze met een andere dekking kunnen komen? Dat is eigenlijk wat ik hierover zou willen zeggen. Punt.
De voorzitter:
De heer Flach van de SGP. O, die is ook weg. Iedereen die moet spreken, is afwezig. Wat is er aan de hand hier? De heer Ergin zie ik ook niet. Meneer Uppelschoten, u moet dit debat redden! Het woord is aan u.
De heer Uppelschoten (PVV):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Voor ons ligt de suppletoire begroting van 2025. In de financiële vertaling van de aangekondigde bezuinigingen in de Voorjaarsnota komt dit neer op een bezuiniging van ongeveer 400 miljoen euro groot. Die bezuinigingen betreffen vooral inhoudelijke projecten en activiteiten. Natuurlijk doen deze bezuinigingen pijn. Maar ik wil toch ook iets relativerends zeggen: de wereld stort niet in omdat er een extra bezuiniging plaatsvindt van 400 miljoen. Het lijkt wel of we vergeten dat, ondanks de extra bezuiniging van 400 miljoen, de begroting van OCW is gestegen van 58 miljard naar 60 miljard. Er is de afgelopen jaren veel geld bij gekomen. Groei was goed — daar is met enthousiasme op gereageerd — maar bezinning op de vraag of dat allemaal echt goed besteed is, mag ook best plaatsvinden. Als je die bezinning doet, zou het ook kunnen betekenen dat je tot bezuiniging zou kunnen komen. Ik moet zeggen dat de stijging van 58 naar 60 miljard vooral veroorzaakt wordt door loon- en prijscompensaties en dus niet door meer personeel of door meer of andere projecten.
Een opmerking. Ik ben eigenlijk nooit kritisch over de minister, maar hij heeft me er deze keer toch mee verrast dat ik in een studentenblaadje — ik noem het maar een "blaadje" — tegenkwam dat de minister niet stond te juichen bij de realisering van de bezuinigingen die toch waren afgesproken in het kabinet. De ontboezeming van de minister in een studentenblad dat hij met steun van zijn vrienden bij de oppositie zo veel mogelijk bezuinigingen heeft weten af te zwakken of terug te draaien, was — "schokkend" is een te zwaar woord — wel onthullend.
De aandacht richt zich vooral op het toekennen van loon- en prijscompensaties, omdat daar veel geld mee gemoeid is. Inhoudelijke kortingen betreffen het afschaffen van de onderwijskansenregeling, wat wij ook erg vinden, het beperken van School en Omgeving en het afschaffen van de brede brugklas. In het wo is het vooral een korting op het wetenschappelijk onderzoek en het beperken van Engelstalige opleidingen. Bezuinigingen doen pijn en dat realiseren we ons terdege, maar ze worden door de PVV geaccepteerd. We zijn en blijven een betrouwbare partner. We zullen daarom de bezuinigingen niet afwijzen omdat we geen deel meer uitmaken van de regering, want dat zou wel heel makkelijk zijn, om niet te zeggen heel opportunistisch. Het blijkt heel moeilijk om te bezuinigen in het onderwijs zonder weerstand op te roepen, want dat merken we nu. Welke bezuiniging je ook voorstelt — "een hele toestand" wil ik niet zeggen — het roept heel veel weerstand op en er zijn heel veel reacties.
De PVV zal niet meegaan met andere oppositiepartijen — ik moet me nu namelijk ook een oppositiepartij noemen — die alle bezuinigingen willen terugdraaien en zich graag willen voordoen als redders van het onderwijs. Het onderwijs wordt alleen gered als de kwaliteit van het onderwijs toeneemt, als er weer een leercultuur op scholen ontstaat en de didactiek van het geven van het onderwijs weer centraal komt te staan. Dit wordt niet bereikt door meer geld aan het onderwijs te geven en al helemaal niet door paniek te zaaien als er bezuinigd wordt op onderdelen van het onderwijs. Het bolwerk van het onderwijs, en zo noem ik dan maar even het ministerie, inspectie, scholen en instellingen, moet geconfronteerd worden met eisen die leiden tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de bevordering van een leercultuur op school. Een school is de plek om te leren, waar iedere leerling zich verder kan en moet ontwikkelen. Dit kan volgens de PVV zonder dat er extra geld nodig is. De omslag moet tot stand komen via een reshuffling van het bestaande onderwijsbudget.
Als ik dan nog iets kritisch mag zeggen: het welzijnsdenken in het onderwijs leidt af van het leren, van het streven om meer te weten en te kunnen en van het gegeven dat je de lat steeds hoger hoort te leggen om verder te komen.
Dat zijn mijn opmerkingen over de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
Hogelijk gewaardeerd.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoop dat ik de heer Uppelschoten goed citeer, maar volgens mij zei hij "bezinnen of alles wel goed besteed wordt". Ik denk dat dat juist geciteerd is, maar in ieder geval zou de SP daar ook niet tegen zijn. Het is volgens mij heel logisch om te kijken of het goed besteed wordt als je extra miljarden uitgeeft. We hebben hier natuurlijk ook schriftelijk over gedebatteerd. Onder andere is de vraag gesteld over de onderwijskansenregeling, vraag 74: "Heeft u een analyse laten maken van de gevolgen van het beëindigen van de onderwijskansenregeling?" Die zin is nog langer. Dan is het antwoord: "Er is geen analyse gemaakt." Herkent de heer Uppelschoten, vraag ik via de voorzitter, dat dit geen bezinning is, maar gewoon een rücksichtslose bezuiniging?
De heer Uppelschoten (PVV):
Natuurlijk is dit een bezuiniging. Laat ik zeggen dat er net allerlei opmerkingen zijn gemaakt over keuzes die je moet maken als je bepaalde dingen belangrijk vindt. Er is door de VVD aangegeven dat defensie heel belangrijk is. Voor ons is de bestaanszekerheid van mensen heel belangrijk. In de discussies hebben jullie ook gemerkt dat wij, laat ik zeggen, huurverhogingen willen beperken en dat we een bonus willen geven aan mensen, zodat het leven minder duur is. De bestaanszekerheid van mensen heeft voor ons de hoogste prioriteit, daarmee niet zeggend dat onderwijs niet belangrijk is. Maar als we keuzes moeten maken, heeft dat op een schaal toch een verschillende plek. Dan kiezen we voor de bestaanszekerheid.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat vind ik mooi. We hebben ook lange tijd gestreden voor die huurbevriezing, en dat blijven we ook doen. Ik denk dat die extra huurverhoging voor heel veel mensen ook noodzakelijk is. Daar zullen we ook voor blijven staan. Maar dan is toch de optelsom dat de huurbevriezing niet doorgaat — dat vinden onze partijen allebei zeer pijnlijk — en dat de boodschappenbonus niet doorgaat, maar dat u, via de voorzitter, wel doorgaat met de bezuiniging op de meest kwetsbare leerlingen via de onderwijskansenregeling. Maar daar is helemaal geen analyse van. De enige verhalen die we daarover horen, zijn dat dit juist de meest kwetsbare leerlingen het hardst gaat raken. Waarom zou je daar dan nu nog mee doorgaan?
De heer Uppelschoten (PVV):
Laat ik het volgende zeggen. Ik heb net gezegd dat als er andere dekkingen zouden kunnen komen om dingen door te laten gaan — die moeten wat ons betreft vooral binnen de Onderwijsbegroting worden gevonden — we daar zeker naar willen kijken. Het is niet zo dat wij hier op voorhand nee gaan zeggen. Het zou heel onzinnig zijn om, als er goede voorstellen met goede dekkingen zijn, die niet te heroverwegen. Maar voorlopig zeggen we, ook in de positie waarin wij nu zitten: luister eens, wij zijn medevormgever geweest van deze bezuinigingen, dus wij kunnen niet ineens, nu we niet meer in de regering zitten, zeggen "weg met alle bezuinigingen", "we doen mee met de oppositie" en "alles moet van tafel". Dat is namelijk wel wat door GroenLinks-Partij van de Arbeid wordt gezegd.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nou, ook door de SP. Wij staan namelijk onder dat amendement.
De heer Uppelschoten (PVV):
O nee, ik bedoel "door de SP". Neem me niet kwalijk!
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik neem het u niet kwalijk, maar ik zie wel een hele passieve houding. U zegt: we gaan bezuinigen, want we willen investeren in bestaanszekerheid. Nu gaan die investeringen niet door, maar zegt u wel: nou goed, misschien moeten we er toch maar even mee doorgaan en kunnen we kijken of er nog een dekking wordt gevonden. Ik begrijp dit niet zo goed, want dit raakt de 455.000 leerlingen met de grootste achterstanden. Die worden op deze manier echt meermalen gepakt. Hun gezinnen worden gewoon meermalen gepakt, want er komen hogere huren, er komt geen hogere huurtoeslag, en hun kinderen krijgen ook nog eens minder goed onderwijs omdat leraren verdwijnen. Waar komt die passieve houding vandaan? Waarom wordt er niet gezegd: "Ja, wacht eens even. Dat gaan we niet doen. Daarvan vindt ook de PVV dat het tot hier en niet verder is. We zoeken naar een dekking daarvoor"?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik heb ook geprobeerd te zeggen dat er nu steeds wordt gezocht naar extra projecten en extra geld, terwijl we ook zeggen dat het onderwijs zelf zo goed zou moeten zijn dat die dingen binnen het onderwijs zelf worden opgelost, zonder dat het afhankelijk is van projecten die een tijdje lopen en dan weer opgeheven kunnen worden. Juist in het praktijkonderwijs en het vmbo zijn er middelen — maar dat moeten dan structurele middelen zijn — waarmee dat soort leerlingen geholpen kunnen worden. Dat is dan een andere benadering, maar ik zeg: het gaat er dan vooral om dat de kwaliteit van het onderwijs zelf moet toenemen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Het lijkt een soort tegenstelling, maar dat is het natuurlijk niet. Als je bezuinigt op het onderwijs, op extra les in rekenen en taal voor kinderen, terwijl we weten dat een op de drie kinderen van school gaat zonder goed te kunnen lezen en schrijven, dan zorgt dat natuurlijk niet voor een betere kwaliteit. Mijn vraag aan de heer Uppelschoten is de volgende. Ik heb hem leren kennen als iemand die jarenlang in het mbo gewerkt heeft. Ik hoor hem nu dus een tekst uitspreken en zeggen dat het hem allemaal niet zo veel uitmaakt, maar dat geloof ik niet. Hij heeft namelijk jarenlang zelf in het onderwijs gewerkt en weet dat onderwijs begint bij een goede leraar voor de klas en dat het dan natuurlijk ontzettend naar, harteloos en onnodig is om te gaan bezuinigen op het vmbo. Vindt hij dat niet ook?
De heer Uppelschoten (PVV):
De kwaliteit van het onderwijs wordt heel erg bepaald door de docenten; dat is zeker waar. Maar er is een heel ander probleem. Als leerlingen de scholen verlaten zonder dat ze goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, hebben we het over een ander probleem en niet over de onderwijskansenregeling. Ik zou bijna zeggen dat het een hulpmiddel is — maar goed, dat klinkt ook een beetje raar voor zo'n project — om gaten die in de kwaliteit van het normale onderwijs vallen op te vullen. We hebben een hele andere discussie. Het is heel moeilijk. Het onderwijs veranderen is namelijk niet eenvoudig. Maar er zou iets moeten gebeuren. We moeten veel scherpere afspraken maken met scholen over welke kwaliteit ze moeten leveren, met name op de gebieden van lezen, rekenen en schrijven. Maar zo werken wij niet, want we hebben een systeem waarin we heel terughoudend zijn met het maken van hele harde afspraken over kwaliteit die geleverd moet worden. Het lijkt namelijk wel of we niet alleen een vrijheid van onderwijs hebben, maar ook een vrijheid van geen verantwoording. Die verantwoording zou er als volgt uit moeten zien. Je hebt wel afspraken gemaakt met de overheid en met de inspectie. Dit percentage leerlingen moet voldoen aan de basiseisen. Als de scholen er niet aan voldoen, hebben ze een probleem, want dan voldoen ze niet aan de eisen die wij stellen. Wij horen die eisen te stellen.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik hoor nu weer iets van onderwijspassie terugkomen. Dat is dus mooi. Maar het klopt niet dat de onderwijskansenregeling een project is. De school waar ik was, zei: wij kunnen al 30 jaar rekenen op extra geld, omdat wij meer kinderen hebben met achterstanden, omdat wij meer kinderen hebben die uit arme gezinnen komen die geen laptop kunnen aanschaffen, omdat wij willen zorgen voor kleinere klassen voor die kinderen, en omdat we extra les en begeleiding in rekenen en taal willen geven. Dit geld is voor hele concrete dingen bedoeld. Dit geld gaat gewoon naar scholen waar kinderen het meer nodig hebben dan op andere scholen. Dus het is geen project, het is geen regeling die je zomaar weghaalt. Dit is geld waar scholen al 30 jaar op kunnen rekenen om te kunnen zorgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Dus als de heer Uppelschoten dan de kans krijgt om deze bezuiniging, die zo dom is, van tafel te krijgen en het kabinet de opdracht te geven om op zoek te gaan naar een andere manier om dit te doen, vinden wij hem dan aan onze zijde?
De heer Uppelschoten (PVV):
Dat is mijn onderwijshart. Als er iets gedaan kan worden aan bezuinigingen op het onderwijs en als er goede voorstellen zijn, zullen we daar natuurlijk naar kijken. Iedereen die daar niet naar zou willen kijken, zou dom zijn.
De voorzitter:
Oké. Helder.
De heer Uppelschoten (PVV):
Het is dus niet zo dat wij zeggen: dat gebeurt nooit; daar willen wij niet naar kijken. Maar ik probeer uit te leggen dat zoals het nu is, het te makkelijk is om te zeggen: we gaan met de andere oppositiepartijen mee en alle bezuinigingen zijn van tafel. Dat vind ik te kort door de bocht. Dat kan niet.
De voorzitter:
Ik denk dat het wel een beetje helder is, maar goed.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Uppelschoten heeft een heel degelijk, een bijna technocratisch argument waarom de PVV steun blijft geven aan bezuinigingen, terwijl al zijn collega's in de fractie het tegenovergestelde doen. In de zorg zijn de bezuinigingen van tafel. De WW wordt weer ingekort. Het minimumjeugdloon … Al zijn collega's hebben wel de ruimte om bezuinigingen los te laten, alleen de heer Uppelschoten niet. Mijn vraag is: hoe kan dat?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik zou bijna zeggen: ik zou het niet technocratisch willen noemen. Maar het heeft ook iets te maken met dat waar je aan begonnen bent. We zijn niet uit de regering gestapt vanwege het onderwijs, maar vanwege de asielcrisis en de migratieproblemen. Dat is waarom we eruit gestapt zijn. Als dit het onderwerp geweest zou zijn, dan hadden we er nu iets aan moeten doen. Dan zouden we nu de vrije hand hebben. Het beeld klopt dus niet.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Maar dan blijft het de vraag waarom de PVV wel elke week instemt met moties die zeggen dat de zorgbezuinigingen van tafel moeten, maar niet met moties over onderwijs. Dan is onderwijs toch gewoon minder belangrijk voor de PVV? Zelfs NSC, dat nog in de coalitie zit, zegt: we vinden het pijnlijk, maar we gaan die motie gewoon steunen. Maar de PVV is loyaler aan de bezuinigingen dan NSC, omdat de PVV die vmbo-scholen eigenlijk niet belangrijk genoeg vindt. Wees daar nou gewoon eerlijk over.
De heer Uppelschoten (PVV):
Neeneenee, ik vind vmbo-scholen, als voorbereiding op het middelbaar beroepsonderwijs en op de beroepspoot, juist uitermate belangrijk. We vinden het belangrijk dat er twee stromen zijn, dus een theoretische, cognitieve stroom naar het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderwijs, én een beroepspoot, en dat het vmbo meteen ook de lijn wordt voor het beroepsonderwijs. Nee, dat vinden we heel belangrijk. Ik zou zeggen: het zou achterlijk zijn als we dat niet zouden zien, want daar zitten de mensen die de beroepen gaan vervullen die hard nodig zijn in de komende tijd. Dat is hier ook al gezegd.
De heer Krul (CDA):
Maar ik denk dat de heer Uppelschoten wel begrijpt dat het heel verwarrend is dat er een week geleden een motie werd aangenomen van de SP die zei dat alle zorgbezuinigingen teruggedraaid moeten worden en van tafel moeten en dat de PVV die motie steunde omdat ze zich nu blijkbaar niet meer aan die bezuinigingen gecommitteerd voelt, maar dat de PVV bij een veel kleinere bezuiniging op het gebied van onderwijs ineens komt met het argument: ja, maar waar we aan begonnen zijn, moeten we afmaken. Kan de heer Uppelschoten dat dan verklaren?
De heer Uppelschoten (PVV):
Ik heb niet gezegd: waar we aan begonnen zijn, moeten we afmaken. Maar je zit in een bepaalde positie nadat je uit het kabinet gestapt bent. Dan moet je heel veel laten vallen van waar het kabinet mee bezig was en wat je zelf ook mede vormgegeven hebt. Dat is een beetje de afweging. Natuurlijk vinden wij zorg heel belangrijk. Dat daarover al een motie aangenomen is, is heel mooi. Voor onderwijs weet ik het nog even niet, maar als mij gevraagd wordt naar de onderwijskansenregeling, zeg ik dat het mij persoonlijk pijn doet. Ik denk dat dat het antwoord is.
De voorzitter:
Prima, helder. Tot zover de eerste termijn van de Kamer. De bewindspersonen hebben gevraagd om een halfuur, maar ik heb niet één vraag aan hun adres gehoord. Nou ja, twee vragen dan, maar geen nieuwe serie technische vragen. Ik stel dus voor dat we om 21.30 uur weer gaan beginnen, want u heeft hele intelligente ambtenaren, die dit allemaal allang hebben voorbereid. 21.30 uur dus, ministers? … Tja, dat vind ik wel een moeilijke. Nou ja, goed, dan doen we een halfuur. So be it.
De vergadering wordt van 21.15 uur tot 21.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat ik vandaag in dit huis de inzet van dit inmiddels demissionaire kabinet mag verdedigen wat betreft de veranderingen die zijn ontstaan door de Voorjaarsnota op het gebied van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Veel dank aan uw leden voor de inbreng en voor de passie en betrokkenheid die ik in de eerste termijn mocht aanschouwen. Ik ben opnieuw onder de indruk van de pleidooien vanuit alle politieke richtingen over het belang van goed onderwijs en de waarde van wetenschap. Ik onderschrijf die. Voor mij zijn kennis en innovatie de kurk waar Nederland op drijft, ook voor de toekomst. Goed onderwijs gaat ook over onze talenten, die we willen voorbereiden om bij te dragen aan onze samenleving. Daarbij zijn brede toegankelijkheid en gelijke kansen voor iedereen principes die deze Kamer en ook mij heel na aan het hart liggen.
Maar uw leden, onder anderen de leden Rooderkerk, Stultiens en Ceder, vroegen mij naar het proces en naar mijn reflectie. Daar wil ik dan ook even kort bij stilstaan. Wanneer we specifiek kijken naar mijn eerste suppletoire begroting, dan leek het — het klinkt misschien raar — in eerste instantie best een normaal en overzichtelijk voorjaar voor de OCW-begroting te worden. Er was per saldo een beperkte tegenvaller op de ramingen. Een tegenvaller op de ramingen betekent dat er meer studenten zijn. Dat kost OCW dus meer geld en dat moeten we binnen de eigen begroting oplossen. Er waren ook wat investeringen nodig. Er waren ook wat beleidsmatige problemen en wensen die moesten worden ingepast. Conform de begrotingsregels hebben we dat allemaal opgelost binnen de OCW-begroting, deels met inzet van meevallers, deels met middelen die relatief probleemloos konden worden vrijgemaakt en deels met bezuinigingen.
Maar helemaal aan het einde van het proces bleek dat er van OCW helaas toch nog een bijdrage aan de rijksbrede problematiek werd verwacht in de vorm van de 50% korting op de prijsbijstelling. Toen kwam ook de door uw leden zeer vaak genoemde afschaffing van de onderwijskansenregeling. Dit is bij elkaar circa 350 miljoen. Wij zien ook dat de financiële opgaven groot zijn. We hebben als kabinet toch echt een paar grote maatschappelijke problemen moeten oplossen. Daarnaast moeten we niet vergeten — de heer Uppelschoten noemde het al — dat in deze eerste suppletoire begroting ook ruim 2 miljard aan loon- en prijsbijstelling aan de begroting is toegevoegd. Het per-saldo-effect van de voorjaarsbesluitvorming op de OCW-begroting is daarom wel wat negatiever dan we gehoopt hadden, maar altijd nog ruimschoots positief.
Voorzitter. Normaal komt dan het moment dat ik mijn blokjes aankondig, maar ik heb geen blokjes. Ik zal gewoon een aantal losse vragen beantwoorden. Na mij zal de staatssecretaris ingaan op de aan haar gestelde vragen, waaronder de vragen over de onderwijskansenregeling, waar uw leden naar gevraagd hebben.
Voorzitter. Met deze eerste suppletoire begroting wordt — ik zei het al — de OCW-begroting met structureel 2 miljard verhoogd, vooral door loonbijstelling. We hebben een aantal problemen en tegenvallers binnen de begroting opgelost zoals de begrotingsregels dat voorschrijven. Al met al verdedig ik hier een aanpassing van een Onderwijsbegroting waarmee we ons nog steeds kunnen blijven inzetten voor onze beleidsdoelstelling; daar ben ik van overtuigd.
Mevrouw Rooderkerk en de heer Ceder vroegen mij: kan de minister in beeld brengen wat nou de effecten zijn van de veranderingen op de begroting, met name wat betreft de bezuinigingen op het vervolgonderwijs? Hoeveel instellingen raakt dit? Wat zijn de financiële effecten? Als ik daar zo goed mogelijk op reflecteer, denk ik dat ik moet beginnen te zeggen dat het kabinet vindt dat er met deze Voorjaarsnota wel een afgewogen pakket aan maatregelen staat. De ombuigingen op het vervolgonderwijs zijn generiek van aard. De bezuiniging wordt namelijk doorgevoerd op het totale budget van de bekostiging en wordt via het verdeelmodel verdeeld over alle instellingen. Alle instellingen worden dus evenveel geraakt. Maar hoe dit uitpakt, is per instelling verschillend, aangezien een instelling bestedingsvrijheid heeft. Het is dus niet op voorhand te zeggen wat de effecten per instelling zijn en wat de effecten hiervan zullen zijn op de instroom van studenten in het vervolgonderwijs.
Ten aanzien van het voorbereiden van het vervolgonderwijs op de toekomst heb ik uw Kamer in het voorjaar mijn beleidsbrief Vervolgonderwijs en wetenschap gestuurd. Ik geef onverminderd uitvoering aan de lijnen die ik daarin geschetst heb, bijvoorbeeld het werken aan toekomstbestendige en stabiele financiering voor het vervolgonderwijs, omdat we in de toekomst een grote demografische krimp zien aankomen, die ook het mbo, het hbo en het wo zal treffen.
De heer Ceder vroeg mij specifiek of ik wilde ingaan op de gevolgen van de bezuinigingen op de loon- en prijsbijstellingen en op de vraag welke onderwijssoorten en regelingen dit raakt. Hij vroeg mij om dat meer concreet en duidelijk te maken. Ten eerste maak ik duidelijk dat er geen korting is op de loonbijstelling. Die is volledig uitgekeerd aan OCW. In totaal is hiermee circa 2 miljard aan loonbijstelling toegevoegd aan de OCW-begroting. Rijksbreed is wel besloten om 50% van de prijsbijstelling niet uit te keren, maar in te zetten voor andere opgaven waar het kabinet zich voor gesteld ziet.
Op de OCW-begroting gaat het om circa 172 miljoen per jaar structureel, opgeteld over alle sectoren. Binnen de OCW-begroting is met deze gehalveerde loon- en prijsbijstelling eerst alle wettelijk verplichte prijsbijstelling uitgekeerd, bijvoorbeeld in het primair onderwijs. Het primair onderwijs heeft dus een volledige loon- en prijsbijstelling gekregen. Dat geldt ook voor de studiefinanciering. De studenten hebben dus ook een volledige loon- en prijsbijstelling gekregen, eigenlijk een inflatiecorrectie. Hetzelfde geldt ook voor de landelijke publieke omroep, want dat is vastgelegd in de Mediawet. Daarna resteerde er een zeer beperkte prijsbijstelling voor de overige budgetten, dus voor de overige sectoren op de OCW-begroting. Om geen verschil tussen het primair en het voortgezet onderwijs te laten ontstaan, is met herprioritering alsnog de volledige prijsbijstelling aan het voortgezet onderwijs uitgekeerd. De herprioriteringen zijn binnen de begrotingsartikelen voor het funderend onderwijs gedaan. De staatssecretaris kan u daarover meer vertellen in haar bijdrage.
De voorzitter:
Is dat uw bijdrage?
Minister Bruins:
Nee, ik heb nog drie vragen.
De voorzitter:
Oké, we gaan eerst even de heer Stultiens beluisteren.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De minister geeft aan: bij het primair onderwijs is deze prijsbijstelling wettelijk verplicht, dus dat geld kan eigenlijk niet worden weggesnoept door coalitiepartijen. Zou het niet beter zijn om het voor alle onderwijssectoren verplicht te maken dat ze jaarlijks worden gecompenseerd voor de inflatie, zodat we volgend jaar niet weer hetzelfde circus krijgen?
Minister Bruins:
Ik hoor een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks aankomen. Alles is mogelijk in deze wereld, maar op dit moment is de situatie dat het alleen voor het primair onderwijs, voor studiefinanciering en voor media vastligt. We gaan er met z'n allen over hoe de wet er in de toekomst uitziet.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank. Dan blijft de inhoudelijke vraag wel waarom het bij de helft van het onderwijs verplicht is en bij de andere helft niet.
Minister Bruins:
Omdat de wet zo is. Dat is op dit moment de werkelijkheid. Zelfs als je voor alle sectoren wettelijk zou vastleggen dat de loon- en prijsbijstelling volledig moet worden uitgekeerd, dan heb je nog steeds een probleem, want uiteindelijk moet je het gewoon doen met het geld dat je hebt. Om te zeggen dat je de volledige lpo uitkeert, zou je dus moeten bezuinigen op de lumpsum. Dat lijkt me een heel gekunstelde situatie.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman vroeg mij waarom ik nou niet gewoon een gat in de begroting sla, zoals ook is gebeurd met de huurbevriezing. Ze noemde daar de naam van mijn collega Keijzer. Laat ik beginnen door te zeggen dat ik hier niet ben om collega's te recenseren. Ook is de situatie niet vergelijkbaar, onvergelijkelijk. Rondom de huurbevriezing moest het kabinet eigenlijk kiezen tussen een gat dat geslagen werd of een veel groter gat dat geslagen werd als gevolg van de onderhandelingen die in de bewuste nacht hadden plaatsgevonden tussen de fractievoorzitters. Het kabinet heeft dus noodgedwongen moeten kiezen voor het kleinst mogelijke gat. Daarom komt de huurbevriezing er niet. Als u vraagt naar mijn begroting, dan zie ik geen aanleiding om nu een gat in mijn begroting of in de hele rijksbegroting te slaan. Dat vind ik niet verantwoord. Volgens de begrotingsregels zou ik dat immers zelf moeten dekken en die ruimte heb ik gewoonweg niet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Vindt de minister ook keuzes die gemaakt zijn in de bewuste nacht pijnlijk en lelijk, zoals hij eerder grote bezuinigingen typeerde?
Minister Bruins:
Ik heb eerder gezegd dat de onderwijskansenregeling mij ook buikpijn heeft bezorgd. Ja, dat is gewoon heel lelijk.
Mevrouw Beckerman (SP):
Hoe kan het dat andere ministers nog geen paar uur nadat de coalitie uit elkaar was gevallen, zeiden: ik zie ruimte om te stoppen met aspecten uit die onderhandelingsnacht? Deze minister ziet die ruimte blijkbaar niet.
Minister Bruins:
Zoals ik zei zijn de situaties onvergelijkbaar. Het kabinet — dit was trouwens niet mevrouw Keijzer, maar het hele kabinet — zag zich geconfronteerd met een onvoorzien gat in de begroting, als gevolg van de onderhandelingsuitkomst van die nacht. Het was het gevolg van een meevaller die niet zou komen. Er zou dus sowieso een gat geslagen worden. Doorgaan met de maatregel zou een nog veel groter gat, een miljardengat, slaan. Het niet laten doorgaan van de huurbevriezing was een kleiner gat. Dar heeft dit kabinet uit moeten kiezen. Ik kan nog verder in details treden, maar dit gaat eigenlijk over een andere begroting.
De voorzitter:
Ja. Afrondend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij gaat het niet over de huurbevriezing. Daar kunnen we namelijk een heel lang debat over voeren, maar dit is het niet het moment daarvoor. Maar het gaat nu wel over de ruimte die bewindspersonen hebben of zien. Daar ben ik naar op zoek. Zit dat 'm puur in financiën? Is er inhoudelijk dan geen enkele ruimte voor deze minister? Is hij dan puur en alleen een soort marionet van die wilde nacht van de coalitie? We vinden het allemaal "lelijk" en "pijnlijk", maar "het moet nou eenmaal". Ziet deze minister geen enkele ruimte voor zichzelf?
Minister Bruins:
Met het onderhandelingsresultaat heeft het kabinet een etmaal later ingestemd. Daarmee is het ook de verantwoordelijkheid van het kabinet en ook die van mij. Ik sta er dus ook voor. Ik verdedig hier dus een begroting waarvoor ik sta. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat we waardevolle dingen kunnen doen. Tegelijkertijd vind ik de bezuiniging op de onderwijskansenregeling, die we allemaal niet zagen aankomen, inderdaad een lelijke. Maar nog steeds sta ik voor mijn begroting en kan ik dit dragen.
De voorzitter:
Prima. Er waren nog twee andere vragen.
Minister Bruins:
Dat is inmiddels één vraag. Verder heb ik de appreciatie van de amendementen. Die ene vraag was van mevrouw Beckerman. Hij ging over aardwetenschappen aan de VU. Hoe kan ik er nou toch voor zijn dat daar de aardwetenschappen verdwijnen? Ik ben daar niet per se voor. Instellingen hebben een grote mate van autonomie. Zij geven zelf invulling aan hoe zij hun budgetten besteden. De situatie bij aardwetenschappen was al meerdere jaren financieel ingewikkeld, met name door dalende studentenaantallen. Al sinds 2022 was de VU bezig met nadenken over wat ze moesten doen met aardwetenschappen en de dalende studententallen daar. Het is jarenlang gelukt om die opleiding toch op poten te houden door hem te financieren met middelen die eigenlijk voor andere opleidingen bedoeld waren. Daar kwamen inderdaad de bezuinigingen bij, maar het kan niet een-op-een gerelateerd worden aan de bezuinigingen. Ik vertrouw erop dat de VU weloverwogen keuzes maakt, in afstemming met de medezeggenschap en de andere instellingen. Specifiek wat betreft isotopenonderzoek zie ik ook het GeoLab aan de Universiteit Utrecht, dat buitengewoon goed geëquipeerd is. Ik ben me er overigens van bewust dat er nog Kamervragen hierover liggen. Ik zal die spoedig naar uw Kamer sturen, zodat we er in detail verder over van gedachten kunnen wisselen. Dat geldt zeker voor mevrouw Beckerman, want wij delen een passie voor isotopenonderzoek. Jazeker!
Voorzitter. Dan de amendementen. De meeste amendementen zijn al door de minister van Financiën geapprecieerd. Het amendement van het lid Dassen zal ook door de minister van Financiën van een appreciatie worden voorzien. Dat zal zo snel mogelijk na dit debat schriftelijk gebeuren.
Dan blijft er nog één amendement over, van het lid Kostić, over de vermindering van proeven op niet-humane primaten. Mijn appreciatie daarvan is: ontraden.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Maar ik zie ook nog het amendement op stuk nr. 18 staan, van de heer Stultiens, over middelen voor het terugdraaien van bezuinigingen. O, dat is al ontraden?
Minister Bruins:
Dit is wat ik heb meegekregen, dus ik ga ervan uit dat de rest bij de staatssecretaris ligt.
De voorzitter:
O, die was ter vervanging van het amendement op stuk nr. 12. Eerst had het nr. 6. Als amendement op stuk nr. 6 is het ontraden. Dan is het zoekplaatje weer rond.
Minister Bruins:
Dan heeft de minister van Financiën dat al gedaan, ja.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het zoekplaatje is rond, maar ik ben alleen nog niet tevreden met de appreciatie. Dat komt vooral omdat de minister van Financiën, dus ook het kabinet, eigenlijk zegt: we ontraden dit omdat het de begrotingsregels schendt, want je kunt niet extra uitgaven dekken met extra belastingen. De minister is ook financieel woordvoerder geweest en kent de argumentatie. Ik vind dat problematisch, omdat het kabinet deze regel zelf ook vaak genoeg schendt, afgelopen maand nog, toen de energiebelasting omlaagging en dat gedekt werd uit het Klimaatfonds. Maar belangrijker: door het beruchte amendement-Bontenbal van een paar maanden terug ging een belasting ook omhoog om bezuinigingen te besparen. Ik wil dus graag een inhoudelijke appreciatie, zonder verwijzing naar de begrotingsregels — want die worden heel selectief toegepast — van waarom de minister dit amendement niet kan steunen.
Minister Bruins:
Ik zal de heer Stultiens, denk ik, toch teleurstellen met mijn antwoord. Dat is natuurlijk dat ik hier uiteindelijk als minister van OCW sta. Dat betekent dat ik ieder voorstel om ofwel geld van een begroting van een collega te halen, ofwel de inkomsten-uitgavenscheiding te schenden eigenlijk per definitie zal moeten ontraden.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan voor de geschiedschrijving. Een paar maanden terug gaf de minister oordeel Kamer aan het amendement-Bontenbal, waar dit ook gebeurde. Nu doet hij dat niet.
Minister Bruins:
En die geschiedschrijving klopt.
De heer Krul (CDA):
De minister en ik waren vorige week op de Waddenzee, voor maritieme archeologische vondsten, mede op het spoor gezet door mevrouw Beckerman.
Minister Bruins:
Zeker.
De heer Krul (CDA):
We troffen mogelijk ook enkele dukaten aan op de zeebodem, die we helaas niet mochten gebruiken voor de OCW-begroting. Het laat wel zien hoe de zoektocht naar geld inmiddels tot creativiteit leidt. Ik begrijp dat de minister aangeeft dat hij gewoon strikte regels heeft en dat hij geen geld van zijn collega's kan uitgeven, maar dat hij zelf ook gewoon erg krap aan de wind zeilt. Kan de minister wel toezeggen dat hij bereid is om het gesprek aan te gaan in het kabinet? Als deze Kamer hem op pad stuurt om in het kabinet het gesprek aan te gaan om breed te kijken naar een alternatieve invulling van die bezuiniging, kan hij dat dan wel doen richting zijn collega's?
Minister Bruins:
Laat ik beginnen met melden dat we de dukaten van de zeebodem niet konden oprapen omdat we het beleid hebben om archeologische vondsten op de zeebodem vooral in situ te beheren. Dat betekent dat we ze niet van de zeebodem halen, maar daar zo goed mogelijk bewaren. Dat is de reden waarom de dukaten niet zijn meegekomen naar Den Haag. Bovendien zou dat illegaal zijn, want ik ben geen gediplomeerd archeoloog. Maar alle gekheid op een stokje, de echte vraag van de heer Krul is buitengewoon relevant. Als de staatssecretaris en ik een brede oproep vanuit de Kamer zien om toch nog eens heel goed te bekijken hoe we deze problematiek met elkaar kunnen oplossen, dan is dat in ieder geval iets wat ik in de processen van de komende weken en maanden wel weer vol verve, energie en overtuiging wil oppakken, om te bekijken of daar steun en draagvlak voor zou zijn.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is goed om te horen, want we horen van veel partijen in de Kamer, en ik hoop eigenlijk alle partijen, de oproep om die bezuinigingen van tafel te halen, ook de onderwijskansenbezuiniging. Als de minister die zoektocht gaat doen en daar met andere bewindspersonen over in gesprek gaat, zoekt hij dan ook naar een dekking die het onderwijs niet raakt? Dat is mijn verzoek daarbij. Zoekt hij dan naar een dekking die niet op dezelfde manier kinderen raakt? Want dat is natuurlijk ongekend gebleken. De oproep is om dat niet te doen.
Minister Bruins:
Zoals ik al zei: als ik zo'n brede oproep zou zien, dan begrijp ik ook dat daar natuurlijk de boodschap van de Kamer bij zit om niet iets anders kwetsbaars op de Onderwijsbegroting te raken. Eerlijk gezegd zijn de plooien binnen de Hoftoren wel zo'n beetje leeg. Ik zou ook niet heel goed weten waar ik de dekking dan vandaan zou moeten halen. Dat is dus buitengewoon lastig. Tegelijkertijd weet ik dat ik niet zomaar andere collega's hiermee kan lastigvallen. De rijksbegroting is sowieso een buitengewoon precair plaatje. Het moet ook allemaal met elkaar kloppen en daar moeten we het ook over eens zijn. Tegelijkertijd zie ik mijzelf ook wel weer in november of december een begroting staan te verdedigen die eind augustus wordt uitonderhandeld. Ook daar moet dan weer een meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer voor zijn. Ik begrijp dus ook dat het geen geloofwaardig verhaal is wanneer we alleen maar vestzak-broekzak doen en we iets gaan weghalen bij kwetsbare leerlingen om het aan kwetsbare leerlingen te geven. Ik begrijp dat ik daar niet zomaar mee kan aankomen in de Kamer.
De voorzitter:
Prima. Dat was uw bijdrage?
Minister Bruins:
Ja. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de staatssecretaris. Ik wijs er nog even op dat we echt om 23.00 uur dit gebouw verlaten moeten hebben, dus ik hoop dat zij kort en puntig door de onderwerpen en de enkele vragen heen kan gaan. Het woord is aan haar.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter, dank. Ik ga mijn best doen om het kort en krachtig te doen. Ik kan natuurlijk van alles over die suppletoire begroting zeggen, maar ik ga maar gewoon beginnen met de olifant in de kamer. Het is namelijk heel duidelijk waar uw Kamer wat betreft de bezuinigingen met name problemen mee heeft. Het gaat met name over het afschaffen van de onderwijskansenregeling per 2027. Ik zeg ook maar dat ik dat een moeilijke maatregel vind. Die is genomen om de Voorjaarsnota en de onderliggende maatschappelijke opgaven en politieke wensen budgettair sluitend te maken.
Heb ik gekeken naar alternatieven of heb ik lijdzaam toe zitten kijken? Ik heb gekeken naar eventuele alternatieven met een mogelijk minder groot negatief effect die ik uw Kamer zou kunnen aanreiken. Waren die er uiteindelijk dan? Nou, nee. Binnen mijn eigen begroting waren die er niet. Elk alternatief doet ergens pijn. De arbeidsmarkttoelage in het funderend onderwijs, bedoeld om docenten op de scholen met de grootste achterstanden extra te belonen, heeft weliswaar zijn effectiviteit nog niet volledig bewezen, maar wordt met name door de onderwijsbonden als cruciaal ervaren. Het verlagen van de middelen voor basisvaardigheden heeft een negatief op de onderwijskwaliteit, waar we samen zo hard aan werken. Dat raakt alle scholen en alle leerlingen. Daarbij geldt dat de ruimte op de Onderwijsbegroting politiek sterk begrensd is. Met onder andere het amendement-Bontenbal heeft uw Kamer duidelijk gemaakt waar deze periode ook niet aan getornd mag worden. In antwoord op de vraag van de heer Krul kom ik daar straks nog wat specifieker op terug.
Het is eerlijke verhaal is dus het volgende. We hebben het nu over de eerste suppletoire begroting. Die gaat over 2025. De bezuiniging op de onderwijskansenregeling start in 2027. Ik heb gehoord wat uw Kamer zegt. De schaduw werpt zich al vooruit. Ik realiseer me dat heel goed. Ik heb eerder vandaag meegeluisterd naar wat de minister van Financiën daarover zei in de Eerste Kamer, want ook hij kreeg bij de behandeling van de Voorjaarsnota veel vragen over de onderwijskansenregeling. Ook hij gaf aan dat het een lastig punt is en dat er veel moties en amendementen zijn ingediend rond de Voorjaarsnota, die nog niet is vastgesteld; dat gebeurt donderdag. Net als ik heeft de minister van Financiën heel goed geluisterd naar uw Kamer. Dat vind ik belangrijk om te zeggen. We wachten de stemmingen af, voor we daar al te grote afspraken over maken. Maar ik zeg u, eigenlijk een beetje in het verlengde van wat de minister van Financiën ook zei: deze gaan we terugzien, zo niet deze week bij de Voorjaarsnota, dan bij de Miljoenennota in augustus. Ik sluit me aan bij de woorden van collega Bruins. Ook ik zal me inspannen om te kijken naar passende oplossingen, want de lucht, de rek, uit de eigen begroting is weg. Ik voel er ook helemaal niks voor om het ene gat met het andere te dichten. Maar ik weet ook, zoals collega Bruins ook zei, dat andere bewindspersonen op andere ministeries met hun begrotingen niet klaarstaan om te zeggen: stas Paul, doe een graai en zorg dat je met mijn middelen jouw problemen kunt oplossen. Dat zijn gesprekken die we moeten gaan voeren. Maar ik wil uw Kamer in ieder geval meegeven dat ik me daar ten volle voor zal inzetten, want ik heb u gehoord.
Dan zou ik graag door willen gaan …
De voorzitter:
De heer Soepboer nog even op dit punt.
De heer Soepboer (NSC):
Ik ben vaak kritisch op deze staatssecretaris geweest, maar ik wil haar nu een heel groot compliment geven. Dank u wel.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik sluit me daarbij aan. Ik vind het heel hoopvol om beide bewindspersonen te horen zeggen: als deze oproep vanuit de Kamer er komt, als er een aangenomen voorstel komt — daar hebben we nu al een meerderheid voor — om de bezuiniging op de onderwijskansenregeling van tafel te halen, ga ik mij er hard voor maken dat dat gebeurt en dat er ook een dekking voor gevonden wordt die niet langer kwetsbare kinderen raakt, en niet binnen de Onderwijsbegroting.
De voorzitter:
De staatssecretaris continueert.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter. Ik ga door met een vraag van de heer Krul. De heer Krul stelde de vraag wat ik in mijn brief bedoelde met beperkte politieke ruimte naar aanleiding van de motie-Bontenbal. Het punt is dat uw Kamer ons met de motie-Bontenbal een heel duidelijke opdracht heeft gegeven inzake datgene waar we in ieder geval niet op mogen bezuinigen, dus waar de Kamer geen bezuinigingen duldt. Als mij dan naar alternatieven voor dekking wordt gevraagd voor de onderwijskansenregeling, dan betekent dat dat ik per definitie maar naar een deel van mijn begroting kan kijken, en dat ik dus niet naar dat deel kan kijken waar we al afspraken over hebben gemaakt rondom dat amendement. Ik zou dus ook willen aangeven dat, voor zover dat zo is overgekomen … Dat is niet een verwijt. Het is niet een verwijt dat dat niet kan, maar juist een erkenning dat ik hier dus niet terugkom op gemaakte afspraken.
Voorzitter. Dan ga ik door met een vraag van de heer Kisteman over de samenwerkingsscholen. Ik heb zelf in de praktijk ook mooie voorbeelden gezien, in Friesland, van openbare en bijzondere scholen die een samenwerkingsschool vormen. Dat geeft mij altijd hoop, want we kijken in het onderwijs vaak heel kritisch naar bepaalde dingen die niet lukken. Dat is ook logisch, want we zijn hier om dingen op te lossen. Maar ik vind het altijd heel mooi en inspirerend om de goede voorbeelden ook te zien. Als ik dan met bestuurders en met schoolleiders praat, hoor ik dat er soms wel degelijk nog drempels worden ervaren om tot die samenwerking te komen, ook in wet- en regelgeving. Daarom onderzoeken we wat de mogelijkheden zijn om het vormen van een samenwerkingsschool te verruimen en te stimuleren. Ik zie in ieder geval dat voor veel scholen wet- en regelgeving geen belemmering is, dus ik zou iedereen bij wie dat relevant is willen aansporen om vooral aan de slag te gaan. Maar wij gaan aan de slag met het wegnemen van obstakels.
De heer Kisteman had, een beetje in het verlengde, ook een vraag over de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag. Dat doen we niet per se voor ons plezier. We doen dat omdat het onderwijs, met name het primair onderwijs, voor grote uitdagingen staat. In grote steden staan soms wel vijf te kleine scholen naast elkaar, die drukken op het enorme lerarentekort en ook op de uitdagingen die we hebben op het gebied van schoolhuisvesting. Er zijn geregeld wanhopige wethouders die bij mij aankloppen met de opgaven waar zij mee worstelen. Die situatie is wat mij betreft niet houdbaar. In de regio zien we weer andere problematiek, namelijk dat kleine scholen die cruciaal zijn voor de leefbaarheid van het gebied soms dreigen om te vallen of te verdwijnen. We weten allemaal dat als een school verdwijnt, zo'n kern weer minder aantrekkelijk is voor bijvoorbeeld jonge gezinnen om zich te vestigen. Dan verdwijnen er in de slipstream heel veel andere vitale diensten en voorzieningen. Dat moeten we zien te voorkomen. Leefbaarheid in de regio is superbelangrijk. Die scholen moeten we behouden en ondersteunen. Daarom ben ik aan de slag met de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag. Dat is best wel een exercitie. Het is een hele grote verandering, waarbij ik het ook heel belangrijk vind om draagvlak te hebben, zowel in de regio als in de steden. Daar ben ik zelf, net als het ministerie, ook volop mee bezig. In de tussentijd roep ik scholen en besturen op om die samenwerking te blijven zoeken, want dat is gewoon belangrijk.
Dan een vraag van … Nee, ik heb nu een vraag van de heer Ceder en de heer Krul.
De voorzitter:
De heer Kisteman.
De heer Kisteman (VVD):
Ik dacht: ik wacht het even af. Over de samenwerkingsscholen geeft de staatssecretaris aan dat de regelgeving in principe niet extreem in de weg zit. Dat zijn ook de signalen die mij bereiken, en dat vooral het bijzonder onderwijs niet de stap wil zetten om samen te gaan met bijvoorbeeld het openbaar onderwijs. Hoe kijkt de staatssecretaris daar dan naar? De regelgeving zit niet in de weg; het zijn gewoon persoonlijke voorkeuren. Wat kan de staatssecretaris dan doen om dit wel te stimuleren, zodat dat soort voorkeuren dit niet in de weg zitten?
Staatssecretaris Paul:
Wat kan ik daaraan doen? Uiteindelijk hebben scholen, zeker met de vrijheid van onderwijs die in Nederland grondwettelijk geborgd is, veel ruimte om daar keuzes in te maken. Maar ik zie het als mijn taak om juist die goede voorbeelden, zowel ten aanzien van de manier waarop dat procesmatig gaat, als de inspirerende en positieve resultaten van samenwerkingsscholen waar het wél lukt, breed uit te venten. Op het gebied van communicatie en het delen van best practices is er misschien nog wel meer werk aan de winkel voor het ministerie. Dat pak ik graag op. Uiteindelijk hoop ik dat scholen, of het nou gaat om openbare scholen of scholen voor bijzonder onderwijs, toch echt inzien dat ze als ze op bepaalde plekken niet beter samenwerken of er gezamenlijk de schouders onder zetten, helemaal kunnen verdwijnen. Dat moeten we niet willen. Ik heb net gezegd wat ik heb gezegd over de leefbaarheid in die kernen.
De heer Kisteman (VVD):
Aanvullend: zijn er dan voorbeelden bekend van dorpen waar meerdere scholen een kleinescholensubsidie krijgen? Als dat bekend is, zou de staatssecretaris dan extra aandacht willen geven aan die plekken, zodat daar gestimuleerd wordt om naar samenwerkingsscholen te gaan? Is dat dus bekend en, zo niet, zou daar eventueel onderzoek naar gedaan kunnen worden? Dan kunnen we ervoor zorgen dat we niet onnodig meerdere subsidies geven in één dorp om meerdere kleine scholen in stand te houden.
Staatssecretaris Paul:
Dat is onderdeel van de hele exercitie. Bij de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag is precies dit punt van belang. In eerste instantie denk ik oprecht dat er winst valt te behalen door te kijken naar de grotere steden, waar vaak zelfs op loopafstand meerdere kleine scholen zijn. Maar in deze hele exercitie nemen we ook de veelheid aan kleine scholen in de regio mee. Volgens mij refereert de heer Kisteman daaraan. Ik zeg er ook maar bij: uiteindelijk wil je een goed onderwijsaanbod in stand houden. Dat is onderdeel van deze exercitie.
Dan ga ik nu toch door naar de vraag van de heer Ceder en de heer Krul. Die ging over mdt en het feit dat een aantal organisaties heeft besloten om nu geen aanvraag in te dienen vanwege de gewijzigde voorwaarden van de subsidieregeling mdt 2025. Er zijn in die voorwaarden strakkere regels opgenomen met betrekking tot de financiën van de subsidieaanvragen. Dat is om meer de zekerheid te creëren dat subsidieaanvragers bijvoorbeeld tegenvallers kunnen opvangen, dat ze onvoorziene kosten voldoende kunnen opvangen. Het is ook om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Ik moet zeggen dat we het signaal herkennen, maar misschien niet in de aantallen die de heer Ceder noemt. Maar er is voor mij voldoende reden om hier verder in te duiken en in kaart te brengen waar we het nou precies over hebben en wat nou de redenen zijn. Soms heeft het namelijk niet met de solvabiliteitseis te maken, maar zijn er andere redenen waarom ze niet willen intekenen. Dat ga ik dus in kaart brengen. We gaan in ieder geval met een deel van die organisaties in gesprek. Bij de volgende voortgangsrapportage mdt zal ik daarover terugberichten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank. Ik ben blij met deze toezegging. Volgens mij is die concreet en de staatssecretaris komt erop terug. Maar volgens mij is het probleem wel wat dit betekent voor de huidige regeling in 2025. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris acteert als uit de gesprekken blijkt dat de regels inderdaad te streng zijn en dat daarmee onbedoeld een effect is gecreëerd dat alle partijen niet beoogd hebben. Ik denk dat het namelijk belangrijk is en dat het ook gewoon in het algemeen belang is dat we dat dan repareren.
De voorzitter:
Prima!
Staatssecretaris Paul:
Zeker, maar dan heb ik zelf ook nog wat meer input nodig. Vandaar dat we in gesprek gaan en dat we dat verder in kaart brengen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank. En ter verduidelijking: komt de voortgangsrapportage voor de aankomende begroting?
Staatssecretaris Paul:
Nee, volgens mij komt die voortgangsrapportage begin volgend jaar.
De heer Krul (CDA):
Ik kan het gewoon overnemen van de heer Ceder. Dat is eigenlijk net te laat, dus als de staatssecretaris de toezegging iets kan aanscherpen en kan zeggen "ik ga dat gesprek aan" — dat kan in een klein briefje of op een andere manier, maar wel voor de begroting — dan geeft dat het CDA en de ChristenUnie iets meer comfort, denk ik.
Staatssecretaris Paul:
Ik bedenk me nu ineens dat we ook helemaal niet zeker weten of die begrotingen in het normale ritme in november gaan plaatsvinden, gezien de verkiezingsperikelen en alles wat daarmee samenhangt. Maar ik begrijp de wens. Die begrijp ik heel goed. Mag ik er in tweede termijn op terugkomen? Dank u wel. Dan doe ik dat graag in tweede termijn.
Dan ben ik, denk ik, door mijn vragen heen.
De voorzitter:
Ja, hoor, hartstikke goed. Bedankt. Dan ga ik naar de tweede termijn en geef ik graag het woord aan mevrouw Rooderkerk, D66. Ik verzoek iedereen kort en puntig te zijn; een motietje indienen en dat was het. Dan staan we zo buiten. Mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Na dit debat wil ik graag een motie indienen die inmiddels heel breed is ondertekend in de Kamer. Daar ben ik blij mee. We hebben ook van de bewindspersonen gehoord dat zij hier uitvoering aan willen geven en buiten de Onderwijsbegroting nieuwe dekking willen zoeken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er diep in de nacht tot een bezuiniging is besloten op 455.000 van de meest kwetsbare leerlingen, zonder dat coalitieleiders wisten wat de effecten waren;
constaterende dat nu blijkt dat scholen soms wel 8% van hun leraren moeten ontslaan, dat het landelijk gaat over een aantal van tot wel 1.700 fulltime leraren op voornamelijk vmbo-scholen en praktijkscholen;
constaterende dat de onderwijsinspectie stelt dat de onderwijskwaliteit het meeste onder druk staat op vmbo-scholen;
overwegende dat er grote arbeidsmarkttekorten zijn voor praktische beroepen en ambachten;
van mening dat het daarom een bijzonder slecht idee is om te bezuinigen op het vmbo en pr.o.-leerlingen;
verzoekt de regering deze bezuiniging op de onderwijskansen van de allerkwetsbaarste kinderen bij de augustusbesluitvorming te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rooderkerk, Eerdmans, Krul, Ceder, Stoffer, Soepboer, Beckerman en Stultiens.
Zij krijgt nr. 20 (36725-VIII).
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Rest mij te zeggen dat dit pas stap één is. Wat D66 betreft gaan alle onderwijsbezuinigingen van tafel. Op dit moment is het kabinet nog steeds op een hele harde muur af aan het rijden, namelijk een suppletoire begroting die verworpen zal worden in de Eerste Kamer. Ik heb daar nog geen beweging in zien ontstaan bij de coalitiepartijen. Ik ben heel benieuwd wat er gaat gebeuren, want ik kan me toch niet anders voorstellen dan dat ook de VVD niet wil dat haar minister van Financiën, voor zover ik weet voor het eerst in de geschiedenis, een begroting ziet stranden in de Eerste Kamer. Ik roep u allen op om donderdag bij de stemmingen onze amendementen te steunen, om alle bezuinigingen van tafel te krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stultiens, GroenLinks-PvdA.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb inderdaad de motie van mevrouw Rooderkerk medeondertekend, omdat we met elkaar vinden dat die bezuiniging van tafel moet. Ik wil er wel bij zeggen: met dit kabinet moet ik nog maar zien hoe ze 'm gaan uitvoeren. Eerlijk gezegd ben ik het laatste jaar namelijk vaak teleurgesteld. Dat komt ook door wat er afgelopen voorjaar gebeurd is en het feit dat er nog zo veel bezuinigingen zijn blijven staan.
Daarom roep ik ook alle partijen op: er liggen amendementen die over het hele bedrag gaan en geen interpretatiemogelijkheid laten; het is gewoon een harde wetswijziging. Ik roep alle mensen met een hart voor het onderwijs dus op: steun de amendementen, haal de bezuiniging van tafel en zorg ervoor dat we over een paar maanden niet opnieuw worden teleurgesteld door een coalitie waarvan we weten dat onderwijs niet op plek een, twee, drie, vier of vijf staat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik sluit me van harte aan bij die laatste woorden van de heer Stultiens. Het is uitermate pijnlijk dat de begroting de vorige keer alsnog door de Eerste Kamer kwam, waarbij vervolgens verschillende van die bezuinigingen die tegengehouden werden net zo hard weer in deze Voorjaarsnota terecht zijn gekomen. Ik denk dat het echt tijd is dat al die bezuinigingen van tafel gaan.
Voorzitter. Voor dit moment dien ik nog twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de opleiding aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam dreigt te verdwijnen, mede door financiële problemen en reorganisaties;
overwegende dat aardwetenschappen van vitaal belang zijn voor maatschappelijke opgaven, zoals klimaatbeleid, waterveiligheid, energietransitie, duurzame mijnbouw en de toegang tot kritieke grondstoffen;
overwegende dat het verdwijnen van deze opleiding niet alleen een verlies betekent van wetenschappelijke expertise, maar ook van nationale kennisinfrastructuur en beleidsadviserende capaciteit;
constaterende dat vergelijkbare afspraken in het verleden zijn gemaakt om strategisch belangrijke opleidingen te behouden;
verzoekt de regering om, in samenwerking met universiteiten en relevante ministeries, een plan op te stellen om de aardwetenschappen als discipline structureel te behouden in Nederland, inclusief oplossing voor de huidige dreigende sluiting van de opleiding aan de VU,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Stultiens.
Zij krijgt nr. 21 (36725-VIII).
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is belangrijk om daarbij op te merken dat het voor ons niet afdoende is om te verwijzen naar Utrecht. We zien namelijk dat juist al die verschillende subdisciplines slechts op één universiteit worden gegeven. Het is dus al heel erg beperkt. Wij denken dat veel van die losse disciplines ook echt cruciaal zijn voor andere uitdagingen waar we als Nederland voor staan.
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ieder kind gelijke kansen in het onderwijs verdient;
constaterende dat recente voorgenomen bezuinigingen effect kunnen hebben op leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte;
verzoekt de regering om voor Prinsjesdag een pakket aan maatregelen te presenteren dat de kansengelijkheid van alle leerlingen in het onderwijs borgt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Stultiens.
Zij krijgt nr. 22 (36725-VIII).
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar laat ik het bij. Dank u.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording. We willen dat de bezuiniging op de kansenregeling van tafel gaat. Mede daarom hebben wij net een motie ingediend met mijn collega Rooderkerk. We hopen ook op steun van een Kamermeerderheid.
Voorzitter. Ons amendement is al ingediend. We hopen daarbij ook op steun van de Kamer voor het terugdraaien van bezuinigingen waarvan wij denken dat die op een andere manier ingevuld kunnen en zouden moeten worden.
Tot slot ben ik blij met de toezegging die mij is gedaan ten aanzien van de mdt, namelijk dat het ook eerder kan. We hopen namelijk dat een project dat volgens ons heel goed is voor het algemeen belang de juiste zuurstof krijgt, mocht blijken dat de huidige regels te knellend zijn.
Tot zover. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Kisteman van de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris en de minister bedanken voor de beantwoording. Er staat nog één vraag van mij open. Die gaat over het herstelplan voor het onderwijs. Wat als de sector besluit om niet meer aan te sluiten of de handtekening er niet meer onder te zetten? Wat is er dan nog wel mogelijk wat betreft dat herstelplan?
Daar wilde ik het graag bij laten.
De voorzitter:
O, dat was wel heel snel! De heer Krul van het CDA. Dat moet korter kunnen, zei ik buiten de microfoon. De heer Krul ziet dat als een uitdaging, zei hij.
De heer Krul (CDA):
Mand!
Voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor de beantwoording, maar ook voor de constructieve houding. Dat wordt echt gewaardeerd. Maar het is wel een kwestie van show, don't tell, zeg ik er maar even bij. Dank voor de toezegging van staatssecretaris Paul rondom de mdt. Daar had ik een motie voor, maar die ga ik nu niet indienen.
Ik heb nog één vraag voor de minister. Die heb ik niet in de eerste termijn gesteld, maar ik heb net gezien wat voor kundige mensen er nu klaarzitten om hier een antwoord op te formuleren. Die vraag gaat over neerlandistiek. Dat is iets wat ons beiden aan het hart gaat. Ik heb me er meermaals voor uitgesproken. Er ligt nog steeds een amendement, het amendement-Van der Molen/Van der Woude, dat geld beschikbaar stelt voor neerlandistiek in het buitenland. Hoe staat het daarmee?
Tot zover.
De voorzitter:
Dat is een interessante vraag. De heer Soepboer van Nieuw Sociaal Contract ziet af van zijn spreektijd. De heer Flach en de heer Ergin zijn nog steeds niet verschenen. De heer Uppelschoten doet er ook het zwijgen toe.
Ik schors vijf minuten. Daarna gaan we luisteren naar de minister en de staatssecretaris.
De vergadering wordt van 22.28 uur tot 22.33 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Voorzitter. In de tweede termijn van uw Kamer is er één motie ingediend die ik zal behandelen; dat is de motie op stuk nr. 21. De moties op de stukken nrs. 20 en 22 zullen door de staatssecretaris worden behandeld. Ik heb ook nog een vraag gekregen over aardwetenschappen. Nee, sorry, de motie gaat over aardwetenschappen! Ik heb een vraag over de Taalunie gekregen van de heer Krul.
Ik zal met die vraag beginnen. Die ging om de 1 miljoen euro die destijds, in 2022, bij motie van de heer Van der Molen en mevrouw Van der Woude is geregeld door uw Kamer. Die 1 miljoen bestaat nog steeds. 7 april jongstleden heb ik uw Kamer een brief gestuurd waarin ik schreef dat de Taalunie en de IVN samen voor het eerst de toegezegde extra middelen voor de versterking van de internationale neerlandistiek kunnen besteden. Vanaf dit jaar is die 1 miljoen beschikbaar. Die komt dus terecht bij de Taalunie en de IVN. Eind dit jaar stuur ik u de eerste voortgangsbrief. Dan kan ik u ook vertellen wat er met die miljoen is gebeurd.
Dan de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Beckerman over aardwetenschappen. Ik kan haar zeggen dat we het opleidingsaanbod in zijn totaliteit bezien, dus over het hele land. Het is aan de sector om keuzes te maken en het aanbod vorm te geven. Op dit moment is de Vrije Universiteit met meerdere partijen in gesprek om dat totaalplaatje te maken. Dat doet mij deugd. Mevrouw Beckerman zal begrijpen dat het voor mij als minister van OCW niet passend is om mij met individuele opleidingen te bemoeien, maar het is juist aan de instellingen om ervoor te zorgen dat er een landelijk dekkend aanbod is. Dus dat betekent dat ik deze motie zal ontraden.
De voorzitter:
Helder. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Paul:
Dank u wel, voorzitter. Dan begin ik met de moties.
Eerst de motie op stuk nr. 20 van mevrouw Rooderkerk over het terugdraaien van de bezuiniging op de onderwijskansenregeling. Ik begrijp de wens van de indieners om die bezuiniging terug te draaien bij de augustusbesluitvorming heel goed. Volgens mij heeft de Kamer ook heel goed gehoord wat minister Bruins en ikzelf daarover hebben gezegd. Als dus de vraag is of ik mijn uiterste best ga doen om dat dan teruggedraaid te krijgen en ervoor te zorgen dat het niet van de Onderwijsbegroting wordt afgehaald, dan is het antwoord volmondig ja. Maar op dit moment moet ik de motie het predicaat ontijdig meegeven, omdat het dus ook afhangt van wat ik in de augustusbesluitvorming gefikst krijg. Met andere woorden: ik zou u willen vragen de motie aan te houden.
De voorzitter:
Maar dat gebeurt niet en dan is het dus "ontijdig".
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat leidt wel tot een vraag, want dat zijn toch een beetje gemengde signalen, met name voor al die mensen in het onderwijs zelf, die docenten. Die lezen in de krant goed nieuws en denken dat ze misschien hun baan kunnen behouden, maar ondertussen is het onduidelijk, want ik krijg geen appreciatie oordeel Kamer. We stemmen er morgen over. Ik neem aan dat die aangenomen wordt. Hopelijk. Fingers crossed. Zegt de staatssecretaris dan morgen tegen al die docenten en al die scholen: u hoeft de mensen niet te ontslaan, want het gaat goedkomen?
De voorzitter:
We stemmen er overigens overmorgen over.
Staatssecretaris Paul:
Ik zou tegen iedereen willen zeggen dat ik samen met collega Bruins mijn uiterste best doe om in de augustusbesluitvorming een passende oplossing te krijgen, die niet drukt op de Onderwijsbegroting.
De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 22 nog, denk ik.
Staatssecretaris Paul:
De motie op stuk nr. 22 is ontraden.
Dan de vraag van de heer Kisteman over het herstelplan. Nog los van de discussies die zijn ontstaan over de bezuinigingen en het feit dat de sociale partners zijn weggelopen van de gesprekstafel, is het kabinet inmiddels ook demissionair. Ik beraad me er dan ook op of nu een voor de hand liggend moment is om het herstelplan, komend vanuit het kabinet alleen, naar de Kamer te sturen. Het is een integraal herstelplan. Er zitten heel veel zaken in waarop we samen met de sociale partners al veel stappen hadden gezet. De handtekeningen stonden er nog niet onder, maar het was misschien wel een 95%-versie, denk ik. Ik vind het dus heel jammer dat we het niet over de eindstreep hebben kunnen trekken. Zelf heb ik in ieder geval gevraagd om in gesprek te blijven. In de tussentijd heb ik met de sociale partners — er zit in ieder geval een sociale partner hier op de publieke tribune, die het debat met belangstelling volgt — in contact te blijven. Nogmaals, we moeten dit samen doen. Ik kan het niet eigenmachtig doen. Ik heb daar de mensen in het veld voor nodig. Ik zal de komende periode dus ook in contact blijven. Maar het lijkt me gezien de situatie en de demissionaire status van het kabinet niet heel logisch om het herstelplan op korte termijn uit te sturen.
De voorzitter:
Kort, want we moeten echt afronden, meneer Kisteman.
De heer Kisteman (VVD):
Dat komt helemaal goed, voorzitter. In het commissiedebat hebben wij als politieke partij best vaak vragen gesteld. In de beantwoording werd dan heel vaak verwezen naar het herstelplan. Is het niet mogelijk om de vragen die wij gesteld hebben uit het herstelplan te halen? Zo kunnen we op bepaalde onderwerpen gewoon verder en hoeven we niet te wachten op het herstelplan. Het gaat bijvoorbeeld om samenwerkingsverbanden et cetera.
Staatssecretaris Paul:
Dat lijkt me niet de logische weg voorwaarts. Ik zou daarbij tegen de heer Kisteman willen zeggen dat er heel veel zaken spelen. We wisselen van alles in debatten. De Kamer spoort mij ook door middel van moties aan om voortvarend met bepaalde zaken aan de slag te gaan. Heel veel zaken lopen ook gewoon door. Ik heb onlangs het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs naar de Kamer gestuurd. Dat zijn allemaal dingen die een plek hebben in het herstelplan. Daar zijn aanvullende acties en flankerend beleid voor nodig. Dat staat niet stil. Maar ik zou het niet goed vinden om wat dingen eruit te plukken. Dat zou ook geen recht doen aan de samenwerking die ik tot dusver heb gehad met de sociale partners. Daar komen we dus op terug.
Tot slot heb ik een toezegging richting de heren Ceder en Krul over mdt. De vraag was om iets eerder geïnformeerd te worden dan bij de voortgangsrapportage. Die behoefte snap ik. We zullen er dus voor zorgen dat er voor de begrotingsbehandeling en in ieder geval voor het einde van dit jaar een update komt met een stand van zaken. Zo weet u ook waar u aan toe bent.
Dat was het, voorzitter. Veel dank.
De voorzitter:
Prima. Tot zover dit debat. Dank aan de minister. Dank aan de staatssecretaris. Wel thuis. Dank ook aan de sociale partners op de publieke tribune. Zo vaak zien we ze niet.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Donderdag gaan wij stemmen over de moties. Ik sluit de vergadering van 1 juli.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-102-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.