Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 90, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 90, item 5 |
Zoönosen en dierziekten
Aan de orde is het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten (CD d.d. 13/06).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister voor Medische Zorg van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden. Acht fracties hebben zich ingeschreven. Ieder heeft twee minuten, want het is een tweeminutendebat. Als eerste is het woord aan mevrouw Podt en zij spreekt namens D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Wij hebben vorige week een goed debat gehad. Was het vorige week? Ja, volgens mij wel. Het was goed en belangrijk dat we dat konden doen, ook door de urgentie die speelt op het gebied van de vogelgriep en blauwtong. Het was ook goed en belangrijk vanwege de noodzaak om voorbereid te zijn als het onverhoopt wel weer uit de hand loopt. Daar heb ik een motie over gemaakt en die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bestrijding van zoönosen in Nederland geen garantie biedt voor het voorkomen van een pandemische virusvariant;
overwegende dat zoönosen, zoals de vogelgriep, ook in andere landen pandemische vormen kunnen aannemen en het van belang is dat wij daarop voorbereid zijn;
constaterende dat de nieuwe coalitie voornemens is om aanzienlijk te bezuinigen op pandemische paraatheid;
overwegende dat deze bezuiniging gevolgen heeft voor een snelle detectie door de GGD's, de snelle opschaling van ic-bedden en de beschikbaarheid van vaccins voor Nederlanders;
overwegende dat de coronacrisis het belang van pandemische paraatheid pijnlijk heeft weergegeven;
verzoekt de regering bij het aantreden van het nieuwe kabinet om de bezuiniging op pandemische paraatheid te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Dan denk ik inderdaad toch dat minister Adema gelijk had en dat het misschien wel de laatste keer is dat deze twee ministers hier zitten. Ik wil ze beiden danken voor hun inzet en voor de fijne debatten. Met de minister voor Medische Zorg heb ik wat minder debatten gehad, maar toch nog eentje. Dat was leuk. Beiden heel veel dank voor alles wat jullie gedaan hebben.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Pierik gaat het woord voeren. Dat doet hij namens de fractie van de BBB.
De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De BBB-fractie heeft geen moties, maar wil meneer Adema, in dit laatste debat met hem, wel bedanken voor zijn inzet en betrokkenheid. Wij waren het inhoudelijk vaak niet eens. Maar we deelden heel nadrukkelijk de drijfveer om de wereldwijd toonaangevende, innovatieve agrarische sector beter toekomstperspectief te geven. In het laatste commissiedebat sloot de minister af met een korte preek, geïnspireerd door theoloog en kerkvader Augustinus. Die schreef in 430 na Christus al: "Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden." Alles heeft zijn tijd, staat in Prediker 3. "Er is een tijd om te planten en een tijd om te rooien. Een tijd om te spreken en een tijd om te zwijgen." Voor u komt nu een eind aan het spreken in het huis van de democratie. De BBB-fractie hoopt dat uw welsprekendheid op andere plaatsen in de samenleving voortgang zal vinden. We wensen u in ieder geval eerst tijden van meer rust en minder spanning. We wensen u gezegende tijden met allen die u dierbaar zijn.
Natuurlijk ook woorden van dank aan de minister van Gezondheidszorg.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Van Campen gaat nu spreken namens de VVD. Gaat uw gang.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Diergezondheidsfonds een begrotingsfonds is waaruit de kosten worden betaald die verband houden met de bestrijding, bewaking en preventie van besmettelijke dierziekten en zoönosen;
overwegende dat ieder dier dat gevaccineerd is en dus niet ziek wordt, ook niet geruimd hoeft te worden;
van mening dat bij toegelaten vaccins tegen dierziekten, in het bijzonder tegen vogelgriep en blauwtong, het voor veehouders de norm of het uitgangspunt zou moeten zijn om dieren te vaccineren;
verzoekt de regering een plan van aanpak uit te werken voor vaccinatie tegen de dierziekten in de dierhouderij;
verzoekt de regering daarbij de meerwaarde in kaart te brengen van een vaccinatieplicht en van een monitoring op vaccinatiegraad voor de belangrijkste dierziekten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Campen (VVD):
Dan rest mij, voorzitter, om ook van mijn kant de beide bewindspersonen van harte te danken voor hun inzet voor het landsbestuur. Met name de samenwerking met minister Adema heb ik altijd als zeer prettig ervaren. De passie en de betrokkenheid waarmee hij zijn ambt vervulde, waren erg prettig, of het nou ging om het belang van dierenwelzijn, het onder de aandacht brengen van het belang van voedselzekerheid — dat wordt, zoals de minister weet, geregeld nog vergeten — of op andere terreinen. Het is een ambt dat niet eenvoudig is en een portefeuille die zwaar is en heel erg ingrijpt op het leven van individuele veehouders en individuele ondernemers. Dat was lang niet altijd makkelijk. Soms gingen de koppen echt wel even stevig tegen elkaar, soms voor en soms achter de schermen. Maar het gebeurde altijd op basis van de inhoud. Na afloop was de persoonlijke relatie met elkaar altijd goed en bekeken we hoe we met elkaar het goede konden doen in het belang van de mooie agrarische sector en daarmee in het belang van Nederland en het ondernemerschap van boeren. Minister Adema, het ga u goed. Dank voor de prettige samenwerking.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet namens de fractie van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het transport van landbouwhuisdieren, zoals jonge kalveren, niet alleen veel dierenleed met zich meebrengt, maar ook zeer onwenselijk is vanwege infectierisico's;
constaterende dat de expertgroep zoönosen al in 2021 heeft aanbevolen om het transport van landbouwhuisdieren in Europees verband te beperken;
verzoekt de regering om in Europees verband toe te werken naar een reductie van het transport van levende landbouwhuisdieren om het risico van verspreiding van niet of nog niet gereguleerde opkomende zoönosen te verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dan wil ik ook graag beide ministers bedanken voor hun inzet voor de publieke zaak. In het bijzonder dank ik natuurlijk minister Adema, met wie ik met woorden heb gevochten. Zo hoort het ook in een democratie. We vliegen elkaar niet écht in de haren, maar we doen dat in het debat. Dat ging er heel stevig aan toe. Ik ben altijd wel heel hard geweest tegen de minister. Ik vind het heel goed dat hij het ministerschap op zich heeft genomen, zeker omdat ik denk dat het een van de moeilijkste posten is in het Nederlandse kabinet. Het ga u beiden goed.
Dank u.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Het woord is nu aan de heer Graus namens de Partij voor de Vrijheid.
De heer Graus (PVV):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik begin met het voorlezen van mijn moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering gericht, aanvullend onderzoek in te stellen naar de mogelijke insleep van het blauwtongvirus middels verplaatsing door onder andere afvaltransporten uit het buitenland, windgedrevenheid, natte teelten en opgelegde vernatting van gebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om een adequaat registratie- en monitoringssysteem ter voorkoming van toekomstige virusuitbraken of om deze tijdiger te beteugelen en veterinair te regisseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Graus (PVV):
Nu komt een heel belangrijke motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de gevaren voor virusuitbraken door het deel van de traditionele medicijnen waarin gewerkt wordt met wilde, bedreigde dieren serieus te nemen en eraan bij te dragen dat er binnen de WHO Traditional Medicine Strategy 2025-2034 wordt opgenomen dat het gebruik van dieren, waaronder de voornoemde, in traditionele medicijnen wordt afgekeurd en voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Graus (PVV):
Als ik het goed begrepen heb, zat de minister voor Medische Zorg een beetje op mijn lijn. Zij gaat ons natuurlijk ook verlaten, dus ik hoop dat we zo een stok achter de deur hebben.
Dan rest mij nog één punt, omdat het ook over dierziekten gaat. Ik hoop dat de minister al bezig is om die dierenartskosten te beteugelen met prijsplafonds en het stoppen van private equity, waardoor al die praktijken worden overgenomen. We hebben daar pas nog een petitie voor in ontvangst genomen. Ik hoop dat dat allemaal loopt.
Ik ken de minister voor Medische Zorg nog altijd het allerbeste van Vinger aan de Pols. Ik heb nooit bij haar in een commissie gezeten. Ik kwam haar laatst toevallig tegen omdat ik moest voorzitten. Ik wens beide ministers een heel behouden vaart. Geniet ervan. Wees ook blij dat u uit het wespennest bent; dat is altijd wel een verlossing. U heeft al een mooie coupe voor de zomer, minister Adema. Ik heb begrepen dat u veel gaat varen met uw vrouw. Geniet ervan. Ik hoop dat ik u beiden nog een keer mag tegenkomen in een beter en ander leven. Veel geluk allemaal.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan het lid Kostić namens de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het commissiedebat hadden de heer Holman en ik een mooie uitwisseling van ideeën, zoals eigenlijk zo vaak. Het ging over gezondheidsrisico's door veehouderijen en Q-koorts. De heer Holman vertelde dat hij veel berichten kreeg van mensen die Q-koorts hebben en over de verschrikkelijke impact die dat op hun leven heeft. Hij stelde daarbij dat het absoluut niet verstandig is om geitenhouderijen verder uit te breiden in Nederland. En dat lijkt me nou echt een mooie boodschap richting de provincies die die geitenstop nu lijken te heroverwegen. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat eerder aan provincies is gevraagd om een geitenstop in te stellen vanwege de verhoogde kans op longontstekingen voor omwonenden van geitenhouderijen;
constaterende dat het aantal geiten in Nederland sinds de Q-koortsepidemie bijna is verdubbeld en nog altijd groeit;
constaterende dat sommige provincies hun geldende geitenstop heroverwegen;
spreekt uit dat het absoluut niet verstandig is om geitenhouderijen verder uit te breiden in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van RIVM, GGD, Universiteit Utrecht en Wageningen Universiteit blijkt dat er honderden extra coronadoden zijn gevallen door de slechte luchtkwaliteit, wat voor een groot deel is veroorzaakt door de veehouderij;
constaterende dat al meer dan tien jaar uit opeenvolgende onderzoeken blijkt dat omwonenden van geitenhouderijen een sterk verhoogd risico lopen om een longontsteking te krijgen;
overwegende dat veel mensen in de buurt wonen van veehouderijen, maar zich onvoldoende bewust zijn van de risico's voor hun gezondheid;
verzoekt de regering zich in te spannen voor meer bewustzijn bij omwonenden over de gezondheidsrisico's van veehouderijen door bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne te starten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Holman namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. We hebben twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR) een algemeen voorkomende virusziekte is met een negatieve impact op de diergezondheid en het dierenwelzijn en met aanzienlijke economische schade;
overwegende dat bij de start van een actief IBR-programma het nog minimaal vijf jaar duurt voor IBR volledig verdwijnt;
overwegende dat de sector al twintig jaar met een privaat bestrijdingsprogramma werkt aan het bestrijden van IBR en daarin redelijk succesvol is geweest;
overwegende dat het zonder wettelijke bestrijding, moeilijk, zo niet onmogelijk, is om volledig IBR-vrij te worden;
overwegende dat voor het verkrijgen van de EU-vrijstatus en het maximaliseren en consolideren van de behaalde gezondheidswinst het nodig is dat alle rundvee- en vleesveebedrijven participeren in de bestrijding;
verzoekt de regering zich samen met de sector in te zetten om zo spoedig mogelijk een EU-vrijstatus voor IBR te behalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat boviene virus diarree (BVD) een wereldwijd veelvoorkomende infectie is die voor dierenleed en grote economische schade zorgt;
overwegende dat de melkveesector een succesvol privaat bestrijdingsprogramma voor BVD heeft en de minister op 5 april 2023 heeft toegezegd dit met een nationaal wettelijk kader te ondersteunen;
overwegende dat het aantal dragers dat wordt geboren op melkveebedrijven de afgelopen jaren sterk is afgenomen;
overwegende dat een BVD-vrije status zorgt voor een grote daling in het antibioticagebruik in de keten, bijdraagt aan een hogere gezondheid van de rundveestapel en leidt tot een daling van de kalversterfte;
overwegende dat sinds de inwerkingtreding van de Europese Diergezondheidsverordening in 2021 er een formeel EU-kader bestaat waarbij lidstaten een EU-vrijstatus voor BVD kunnen behalen;
overwegende dat voor het verkrijgen van de EU-vrijstatus en het maximaliseren en consolideren van de behaalde gezondheidswinst het nodig is dat alle rundveebedrijven en hobbydierhouderijen participeren in de bestrijding;
verzoekt de regering om bedrijven met melkvee, vleesvee en natuurgrazers, hobbydierhouderijen en dierentuinen waar BVD-antistoffen (in tankmelk of jongvee) worden aangetroffen, te verplichten BVD-dragers op te sporen, voor 1 januari 2026 of zo spoedig mogelijk;
verzoekt de regering een verbod op handel in BVD-dragers in te stellen;
verzoekt de regering zich in te zetten om voor 1 januari 2026, of zo spoedig mogelijk, een EU-vrijstatus voor BVD te behalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dit ontlokt toch nog een vraag bij mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil meneer Holman graag de mogelijkheid geven om adem te nemen na deze lange motie. Ik vroeg me over die laatste motie het volgende af. Kan de heer Holman iets zeggen over wat het doet met de import van kalveren voor de kalverhouderij?
De heer Holman (NSC):
Jawel. Eigenlijk is deze motie een beetje geïnspireerd door de petitie die de kalverhouderij heeft aangeboden. Na jaren waarin ze geen actief programma hadden om BVD te weren of BVD-vrij te worden, komen ze nu zelf met het plan om geen BVD-kalveren meer aan te voeren. Ook zeggen ze: als we de BVD-vrije status hebben, importeren we geen kalveren meer uit landen die niet BVD-vrij zijn. Dat betekent dat er geen kalveren meer uit Ierland, Portugal, Italië en Oost-Europa aangevoerd worden naar Nederland. Dat zou een enorme stap zijn. Ik vind het heel positief wat de kalverhouderij doet. Ik zou daar nog de uitdaging bij willen neerleggen om niet af te wachten tot we BVD-vrij zijn en een officieel programma hebben. Ze tonen echt lef als ze zeggen: vanaf 1 januari 2025 gaan we geen kalveren uit Ierland meer importeren. Dan versnellen ze het programma. Dit zal een behoorlijke impact hebben op het aantal transporten van beesten naar Nederland. Als wij IBR- en BVD-vrij zijn, zorgen we dat er geen beesten meer naar Nederland geïmporteerd worden uit landen die niet BVD-vrij zijn. Dat heeft dus grote impact.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer in dit debat is het woord aan mevrouw Beckerman. Zij voert het woord namens de Socialistische Partij. Ga uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag.
Voorzitter. Voor nu hebben we gelukkig even minder last van vogelgriep. Tegelijkertijd is er natuurlijk geen reden om te juichen of om te verslappen. Juist voor wilde besmette dieren is er vorig jaar, na een motie van D66 en SP, een tijdelijke aanpak gekomen, waarin dierenhulporganisaties ook ondersteund worden. Daar willen wij verder in gaan. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ministerie van LNV bevoegd gezag is voor het opruimen van de kadavers van wilde vogels en de opvang van mogelijk besmette dieren;
overwegende dat op dit moment dierenhulporganisaties de verantwoordelijkheid op zich hebben genomen en tijdelijke ondersteuning geregeld is middels de motie-De Groot/Beckerman (Kamerstuk 29683-282);
overwegende dat bij een aanhoudende epidemie en onvoldoende financiële ondersteuning zij deze taak niet oneindig kunnen blijven uitvoeren;
overwegende dat daarmee soortenbescherming, bescherming van pluimvee, de pluimveebedrijven en uiteindelijk de volksgezondheid in het geding komen;
verzoekt de regering om in overleg met dierenhulporganisaties te bezien hoe gezamenlijk met een structurele financiële strategie te komen en deze bij de begroting voor 2025 te presenteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het kan naar analogie van het Diergezondheidsfonds gebeuren, maar we willen daar gewoon graag overleg over.
Voorzitter. Ik heb in het debat zelf al complimenten uitgedeeld, vooral aan minister Adema, omdat ik met hem het meest te maken had. Dat was zeker niet om de andere minister te negeren. Uiteraard bedank ik hen beiden nogmaals, maar zeker voor minister Adema denk ik dat het een hele zware taak is geweest om op een heel moeilijk moment in te stappen en heel moeilijke debatten met ons te voeren. Heel veel dank daarvoor.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. We zijn aan het einde van de termijn van de zijde van de Kamer. We gaan een minuut of vijf à zes schorsen en dan krijgen we een appreciatie van de twaalf ingediende moties.
De vergadering wordt van 13.29 uur tot 13.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten. Er zijn in de eerste termijn twaalf moties ingediend. Beide bewindslieden gaan elk een deel van die moties appreciëren. Als eerste ga ik het woord geven aan de minister voor Medische Zorg.
Minister Dijkstra:
Dank u wel, voorzitter. Laat me ook zeggen dat het mij een genoegen is nog even over dit onderwerp met de Kamer van gedachten te kunnen wisselen, samen met mijn collega Adema.
De motie op stuk nr. 289 van de leden Podt en Paulusma vraagt de regering om bij het aantreden van het nieuwe kabinet de bezuinigingen op pandemische paraatheid te heroverwegen. Het huidige kabinet heeft naar aanleiding van adviezen van onder meer de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de commissie-Bekedam, de Algemene Rekenkamer en het Verwey-Jonker Instituut en op grond van alle ervaringen uit de covidpandemie, er doelbewust voor gekozen om te investeren in de publieke gezondheid, de zorg en de leveringszekerheid om de pandemische paraatheid te versterken. De tussentijdse evaluatie van het programma Pandemische paraatheid laat zien dat verdere inzet nodig is. Het volgende kabinet maakt op dit thema eigen keuzes. Ik lees deze motie als een oproep aan het nieuwe kabinet. Ik heb al gezegd hoe wij als huidig kabinet hiertegenaan hebben gekeken. Dat blijft staan. Dus laat ik het daarbij laten. Mevrouw Podt zou ik willen verzoeken om deze motie aan te houden, zodat die bij het volgende kabinet terecht kan komen.
Mevrouw Podt (D66):
Dit is een beetje een dilemma. Ik begrijp de minister heel goed. Zij kan hier natuurlijk heel moeilijk een appreciatie geven van die motie omdat die niet aan haar gericht is. Tegelijkertijd weten we dat het nieuwe kabinet deze zomer allemaal dingen op gaat schrijven over hoe het allemaal verder moet. Dus ik wil dit toch graag meegeven aan het nieuwe kabinet. Als dat tot gevolg heeft dat deze motie ontraden wordt, vind ik dat natuurlijk jammer maar begrijp ik dat ook wel. Als ik de minister goed hoor, heeft dat dan ook niet zo veel met de inhoud van de motie te maken maar meer met het wat vreemde limbo waar we ons nu met elkaar in bevinden.
Minister Dijkstra:
Dat klopt. Als de motie niet wordt aangehouden, kan ik die alleen maar de appreciatie ontraden geven, omdat ik hier domweg niets meer mee kan. En dat heeft niet met de inhoud te maken; laat ik dat ook bevestigen.
Dan kom ik op de motie van de heer Graus op stuk nr. 295 over traditionele medicijnen. We hebben dat inderdaad ook al gewisseld in het debat en toen heb ik ook al aangegeven aan de heer Graus dat ik het ook heel belangrijk vind dat we dit ook bij de WHO onder de aandacht brengen, zowel vanuit het zoönotische risico als vanuit het belang van biodiversiteit. Mijn inzet daarbij is: agenderen en beperken. Dus zou ik de motie oordeel Kamer willen geven.
De voorzitter:
Het gaat om de motie op stuk nr. 295.
De heer Graus (PVV):
Ik dank de minister hier ook voor, maar ik wil wel echt de stok achter de deur hebben zodat het ook gebeurt. Maar in ieder geval hartelijk dank voor uw toezeggingen.
Minister Dijkstra:
De motie op stuk nr. 297 van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren verzoekt de regering actief te communiceren over de gezondheidsrisico's van veehouderijen door een voorlichtingscampagne te starten gericht op omwonenden van veehouderijen. Ik kan vaststellen dat uit het genoemd onderzoek naar COVID-19 en luchtkwaliteit van het RIVM en partners is gebleken dat mensen die wonen in een omgeving met slechte luchtkwaliteit een grotere kans hadden om corona te krijgen en daar ernstiger ziek van te worden en erdoor te overlijden. Overigens geldt dat risico niet alleen voor mensen die wonen in de buurt van veehouderijen maar ook voor mensen die wonen in andere gebieden met mindere luchtkwaliteit door bijvoorbeeld wegverkeer. We hebben het langlopende onderzoek gehad op het terrein van veehouderij en de gezondheid van omwonenden, waarbij we hebben gezien dat er rondom de geitenhouderij meer kans is op longontsteking. Dat onderzoek wordt eind 2024 afgerond. Op dit moment worden de effecten van veehouderijen op de gezondheid al op verschillende manieren betrokken bij beleid. Daarnaast staan er concrete afstandsadviezen in de Handreiking Veehouderij en gezondheid omwonenden en het NPLG. Kortom, er is al veel informatie beschikbaar over gezondheidsrisico's van veehouderijen, onder andere op de websites van het RIVM en het Kennisplatform Veehouderij en humane gezondheid. Nu vraagt het lid Kostić om een voorlichtingscampagne. Ik snap die vraag heel goed. Mijn voorstel is om de uitkomsten van het VGO-onderzoek af te wachten. Dan kan mijn opvolger in beraad gaan met de collega's van LNV en IenW om te kijken of er inderdaad meer informatie voor omwonenden nodig is. Of een voorlichtingscampagne dan het goede instrument is, is dan ook ter beoordeling. Ik verzoek ook nu weer om de motie aan te houden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank aan de minister. Ten eerste, het was een voorbeeld. Ik verzoek niet specifiek om een voorlichtingscampagne. Het ging mij erom dat burgers meer bewust worden gemaakt van de gevaren die er zijn. Natuurlijk staat er iets op de RIVM-website, maar wie gaat daar nou zomaar zoeken? De insteek van de motie is om daar iets aan te doen. Maar u heeft het over het wachten op een VGO-onderzoek?
Minister Dijkstra:
Ja. VGO staat voor "Veehouderij en Gezondheid Omwonenden". Op dit moment wordt er een langlopend onderzoek gedaan op dat gebied. Daar zijn natuurlijk al wat resultaten van bekend. Ik noemde al dat de geitenhouderij slecht is voor de gezondheid en dat mensen daardoor meer risico lopen op longontsteking. Het is best lastig om die data allemaal goed op een rijtje te krijgen, maar het is wel de bedoeling dat het resultaat van dat onderzoek later dit jaar bekend wordt. Dan zou het ook nog wenselijk zijn om de Gezondheidsraad om een advies te vragen, maar ik weet niet hoe mijn opvolger daarover denkt. Dan kan mijn opvolger in beraad gaan met de opvolgers van mijn collega's van LNV en IenW om te kijken of de informatie inderdaad gewoon niet goed bereikbaar is, zoals ik al zei. Er gebeurt namelijk wel heel veel. Het feit dat wij inmiddels allemaal weten dat je meer risico loopt op longontsteking als je in de omgeving van een geitenhouderij woont, betekent dat die informatie verder verspreid is en wordt. Ik zou het lid Kostić willen vragen om te wachten op het resultaat van het onderzoek, want ik kan me voorstellen dat daar het nodige uit komt en dat je van daaruit iets organiseert. Welke vorm dat moet krijgen, is natuurlijk aan mijn opvolger. Daarom vraag ik om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Wat is uw reactie?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben in een goede bui vandaag, dus ik wil de motie best aanhouden. Maar ik wil wel echt benadrukken dat we dit al heel lang weten. De onderzoeken van het RIVM en de GGD die ik net heb genoemd, zijn heel duidelijk en ook breder dan de geitenhouderij. Heel veel mensen weten gewoon niet dat ze gevaar lopen. Ik houd de motie aan, maar ik zal ook het komende kabinet scherp houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Dijkstra:
Dat waren de moties die mij regarderen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Minister Adema:
Had ik nou toch maar een dikkere pruik gehad! Mijn dop viel op de grond en toen stootte ik mijn hoofd. Als er straks rookpluimen uit het spreekgestoelte komen, is dat mijn fout, want de zaak is hier behoorlijk nat geworden. Misschien kan iemand een doekje brengen om het droog te maken. En dat tijdens mijn laatste debat, beste mensen. Mocht het zo zijn dat ik straks over een totaal ander onderwerp begin, dan betekent dat dus dat ik een hersenschudding heb; dat begrijpt u, hè?
Goed, meneer de voorzitter. Ik zou bijna zeggen: daar ben ik weer. Ik kom er zo nog even op terug aan het eind van de appreciaties.
Allereerst is er de vraag van de heer Graus over de dierenartstarieven. U weet dat wij een onderzoek zijn gestart naar de tarieven in de diergezondheidszorg. Daarbij bekijken we ook de mogelijkheden van het Rijk om daarop in te grijpen. Daarin speelt mee dat er private-equityfondsen zijn die dierenartsenpraktijken overnemen. Dat onderzoek komt dit najaar, tezamen met de mogelijkheden die de overheid heeft om hierop in te grijpen. Dat zoeken we direct uit en dat wordt mee aangeboden, zodat daar de discussie ook over kan plaatsvinden.
De heer Graus (PVV):
Ik heb een korte vraag. Zou het mogelijk zijn dat dit in ieder geval voor de begrotingsbehandeling klaar is? Dan kunnen we namelijk amendementen en moties indienen. Dat is het beste debat daarvoor.
Minister Adema:
De laatste begrotingsbehandeling hadden we na 1 januari, dus dan zou het najaar precies passen! Nee, dat is natuurlijk niet zo. Dit ligt echt even aan mijn opvolger. Ik zei "dit najaar": ik denk dat we een heel eind kunnen komen om het voor de begrotingsbehandeling te doen. Als die in december is, zal het ongetwijfeld voor die tijd gereed zijn.
Meneer de voorzitter. De motie op stuk nr. 290 van de heer Van Campen en mevrouw Podt over de vaccinatie geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 291 van mevrouw Bromet gaat over transporten. Wij voeren een beleid om langeafstandstransporten in Europa zo veel mogelijk te beperken. Daar voeren wij ook beleid voor in Europa. Dat wordt in Europa nog niet overal overgenomen, helaas. Ik vind echt dat er wat moet gebeuren in het kader van dierenwelzijn. We doen dit in het kader van dierenwelzijn. Niet specifiek hiervoor, maar in zijn algemeenheid bepleiten wij in Europa ten zeerste om te stoppen met langeafstandstransporten. Dat zal inderdaad ook effect hebben op de verspreiding van zoönosen. Met die interpretatie geef ik de motie oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 292 gaat over onderzoek naar de insleep van het blauwtongvirus. Dat is heel complex. Zoals u weet hebben we daar onderzoek naar gedaan. Ik vind het echt te ver gaan om nu weer een nieuw onderzoek op te starten naar de insleep van blauwtong. Overigens is een onderzoek naar de insleep van het virus een vast onderdeel na elke uitbraak van het blauwtongvirus. Wij hebben dat hier ook laten doen. WBVR, het nationaal referentielaboratorium, heeft dat gedaan. Zij hebben ook vergeleken met de wereldwijde verspreiding van blauwtong, ook in Italië. We hebben het daar in het debat ook over gehad met elkaar. Ook daaruit zijn de conclusies die in het debat door de heer Graus zijn genoemd, niet te trekken, zeker niet wat het afval betreft. Wij doen dit bij elke uitbraak. Ik stel voor om er nu geen breed onderzoek naar te doen. Dat heeft gewoon geen zin. Je moet ook een uitbraak hebben, wil je dit kunnen onderzoeken.
De voorzitter:
En uw oordeel?
Minister Adema:
Het oordeel is dus: ontraden.
De heer Graus (PVV):
Ik heb eergisteren een NVWA-dierenarts gesproken. In 2006 of 2007 — ik weet dat niet exact — is er ook een uitbraak geweest, na de woestijnregen. Toen zaten al onze auto's onder het woestijnzand. Er is toen een hele grote uitbraak geweest. Sommige deskundigen zeggen dat het 60 kilometer tot 80 kilometer kan verwaaien en sommige zeggen zelfs dat het honderden kilometers kan verwaaien. Het is heel raar dat dat niet wordt meegenomen, terwijl het niet kan worden uitgesloten. Het kan gewoon niet worden uitgesloten. Daarom druk ik de minister nogmaals op het hart om hiernaar te kijken, want er zijn ik weet niet hoeveel tienduizenden dieren om zeep gegaan met een hele nare dood.
Minister Adema:
We zijn het zeer met u eens dat het een hele nare dood is. Ik ben zelf ook bij bedrijven geweest en ik heb het gezien. Het is verschrikkelijk om te zien. Het is ook verschrikkelijk om te zien dat de houders van de dieren, bijvoorbeeld schapenhouders, er huilend bij staan en niks kunnen doen. Daarom ben ik zo ongelofelijk blij dat we nu een vaccin hebben waarmee we de ziekte wel kunnen bestrijden. Daar hebben we enorm op ingezet. Daar hebben we zelfs in de Europese samenwerking op ingezet. We weten zeker dat de verspreiding van het blauwtongvirus door de knut komt en niet door woestijnzand. Het komt echt door de knut. Dat is de reden dat wij, op het moment dat er weer een uitbraak is, gaan onderzoeken waar die vandaan komt. Maar ik denk niet dat het zinvol is om nu een grootschalig onderzoek te doen naar de herkomst, naar woestijnzand en noem maar op. Dat gaat ons niks brengen. Laten we ervoor zorgen dat we de bestrijding en de vaccinatie goed oppakken en dat we op het moment dat er een uitbraak is, naar die specifieke uitbraak kijken.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Graus.
De heer Graus (PVV):
Ik heb niet gezegd dat woestijnzand heeft gezorgd voor de besmetting; ik zei dat in 2006 en 2007, toen er ook die blauwtongvirusuitbraak was, hier in Nederland een hele grote woestijnzandregen was. Deskundigen zeggen dat die knutten daarin ook kunnen zijn meegedreven. Ik weet ook dat het door de knut komt — dat weet inmiddels bijna iedere Nederlander — maar het gaat erom dat die windgedrevenheid niet wordt meegenomen; dat heeft Wageningen nooit gedaan. Ik snap niet dat ze dat niet meenemen, terwijl de Belgen daar wel al mee bezig zijn.
Minister Adema:
Ik blijf bij mijn appreciatie van het ontraden van de motie.
Ik wil de motie van de heer Graus op stuk nr. 293, over het monitoringssysteem, oordeel Kamer geven.
De motie van de heer Graus op stuk nr. 294 geef ik ook oordeel Kamer. Die gaat over het onderzoeken van de gevolgen van toegediende vaccins.
De motie over IBR van de leden Holman en Vedder geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Is dat de motie op stuk nr. 296?
Minister Adema:
Dat is de motie op stuk nr. 298.
De voorzitter:
We willen graag ook een appreciatie van de motie op stuk nr. 297. O nee, die is aangehouden. Sorry, dit ging even heel snel.
Minister Adema:
Voor zover ik weet, was dat een motie voor de minister van VWS.
Dan heb ik hier dus de motie van de heer Holman en mevrouw Vedder op stuk nr. 298, over IBR. Die geef ik ook oordeel Kamer.
Dan de motie over BVD. Ik wil daar een interpretatie bij geven. Dat is de motie op stuk nr. 299. Ik wil 'm oordeel Kamer geven, maar er wordt gesproken over tijdlijnen. Daar zitten best nog wel wat haken en ogen aan. Ik wil dus het volgende voorstellen. Kabinet en Kamer zijn het namelijk helemaal eens over de inhoud, maar ik stel voor dat mijn opvolger na de vakantie komt met een brief hierover om iets te schetsen over de tijdlijnen, zodat dat helder is. Nogmaals, we steunen de inhoud, maar we moeten wat mij betreft nog even goed kijken naar de genoemde tijdlijnen. Die zullen we dan ook na de vakantie sturen in een brief aan de Tweede Kamer. Met die interpretatie wil ik 'm oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dat ging over de motie op stuk nr. 299. Ik kom toch even terug op de motie op stuk nr. 296, want daar hebben we nog geen oordeel over. Die gaat erover dat het niet verstandig is om geitenhouderijen verder uit te breiden. O, dat was een spreekt-uitmotie. Sorry.
Minister Adema:
Ja, dat was een spreekt-uitmotie.
De voorzitter:
Het gaat hier zo snel dat we in de war raken, maar we zijn gecorrigeerd. We gaan door naar de volgende motie.
Minister Adema:
Ik ga er maar snel doorheen, want u moet toch een keer van mij af komen.
De voorzitter:
Ja, precies!
Minister Adema:
Goed, dan heb ik de laatste motie. Dat is de motie van mevrouw Beckerman op stuk nr. 300. Het klinkt als een hele sympathieke motie. In de basis is dat natuurlijk ook zo. We hebben er bij uitbraken van vogelgriep onder wilde vogels voor gezorgd dat de organisaties extra werden ondersteund. In 2022 was dat met €50.000 en in 2023 met €100.000. Daar waren ze ook blij mee. Op dit moment zijn er geen uitbraken onder wilde vogels. Ik vind het niet gepast om dan een structurele financiering aan te bieden voor het opruimen van wilde vogels. Ik kan u wel toezeggen dat we opnieuw kijken naar een extra financiering op het moment dat er weer een uitbraak is en bijvoorbeeld de dierenambulance en vrijwilligersorganisaties aan de slag gaan om dieren te ruimen, op basis van de kosten en problemen die er dan zijn. In dat licht moet ik deze ontraden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik kan goed in die lijn komen. Alleen, dat is niet wat we beogen met die motie. We zagen de vorige keer natuurlijk dat het een tijd duurde voordat de ondersteuning echt op gang kwam, eerst met hulpmiddelen en later pas met financiële middelen. Misschien moeten we het nog iets duidelijker verwoorden. We weten namelijk dat het niet helemaal weg is en dat we er helaas bijna van uit kunnen gaan dat het terugkomt. We zeggen eigenlijk: ga nou met die organisaties praten. Je kunt ook bijvoorbeeld, naar analogie van het Diergezondheidsfonds, met organisaties in gesprek om te vragen of ze een deel willen bijdragen, zodat die meteen van start kunnen gaan als er een uitbraak is. Er hoeft dus niet nu geld gereserveerd te zijn en het hoeft zeker niet uitbetaald te worden op het moment dat er niks aan de hand is. Maar het gaat erom dat je wel zorgt dat het alvast ingeregeld is, zodat je bij een uitbraak direct los kunt gaan.
Minister Adema:
Ik begrijp wat er wordt bedoeld. Het gaat niet om structurele financiële steun, maar het gaat erom dat we weten hoe we omgaan met financiële steun op het moment dat er een uitbraak is. Ik ben ook voor het laatst bezig, dus misschien kan ik nog een beweging maken. Mag ik de motie als volgt interpreteren? U zegt: ga nou eens met de dierenhulporganisaties in gesprek en kijk eens of er mogelijkheden zijn om als er uitbraken zijn, van tevoren te weten hoe we daar dan mee omgaan; kijk eens of je daarvoor tot afspraken kunt komen. Met die specifieke interpretatie, waarbij ik natuurlijk geen garantie geef dat we daaruit komen, wil ik de motie in dit geval oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie toch oordeel Kamer.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is echt heel mooi. Dat is ook precies hoe wij willen dat die gelezen wordt, want dat is eigenlijk hetzelfde als bij het Diergezondheidsfonds. Dat hoeft niet uitgegeven te worden zolang er niks aan de hand is. Hier moet je gewoon dat overleg starten zodat je dat goed geregeld hebt. Dus dat is heel mooi en zo lezen wij 'm zelf ook. Dank u.
Minister Adema:
Aan het Dierengezondheidsfonds wordt wel vaker gerefereerd. Maar het is wel zo dat als je daarbij kijkt naar de bijdragen die de sectoren zelf leveren en naar wat de overheid levert, dat laatste maar een beperkt percentage is. Dat kan dus nog best lastig worden, maar laten we het meenemen in dat gesprek.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik spreek niet namens de dierenorganisaties, maar zij zeggen het nu al voor 90% zelf te financieren. Hier is dus goed met hen over te spreken. Zonder dat ik voor hen wil spreken, zeg ik dat die analogie in overleg met hen zo wel is getrokken.
Minister Adema:
Oké.
De voorzitter:
De minister nog? Nee? Dan is de heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
We willen hier natuurlijk allemaal graag financiële wensen neerleggen, maar ik zou de minister toch willen vragen waarom dit dan niet is meegenomen in de onderhandelingen over het nieuwe Diergezondheidsfonds. Dat zou hier dan toch onder kunnen vallen? We leggen hier toch een structurele financiële claim op de toekomst, al klinkt het allemaal heel subtiel in het dictum van de motie. Ik snap dat deze minister scheidend de motie misschien iets soepeler apprecieert, maar vindt hij met mij dat als zijn opvolger deze motie moet uitvoeren, zij wel structurele financiële dekking moet zoeken voor het uitvoeren van deze motie?
Minister Adema:
Daarom heb ik juist gezegd dat ik de motie interpreteer als het voeren van een gesprek met de sector zonder dat daaraan verplichtingen zitten en zonder dat daaraan garanties zitten dat er iets gaat gebeuren. Het gaat erom in ieder geval een gesprek te voeren met de sector over de vraag: stel je voor dat er weer een uitbraak komt, hoe gaan we daar dan vervolgens mee om? Dat is een engere interpretatie van de motie dan de motie aangeeft; dat ben ik met de heer Van Campen eens, maar zo heb ik 'm net geapprecieerd. Dat is de enige reden voor mij om de motie oordeel Kamer te kunnen geven. Als de interpretatie vanuit de Kamer nu toch scherper wordt, zal ik 'm alsnog moeten ontraden.
De heer Van Campen (VVD):
Ik zie mevrouw Beckerman als indiener van de motie knikken bij de interpretatie van de minister, dus laten we dat optekenen in de Handelingen. Dan zou ik de minister tot slot nog eens even goed willen vragen of dit inderdaad betekent dat het zoeken van structurele financiële dekking niet per definitie ook in dat gesprek bij de overheid komt te liggen, omdat ook het bedrijfsleven en andere overheden daar een taakstelling voor zichzelf zouden kunnen zoeken. Is de minister dat met mij eens als het gaat om het voeren van dat gesprek?
Minister Adema:
Ik doe geen enkele toezegging over wie er aan de bak moet zijn. Ik doe niet eens een toezegging over of er structurele financiering moet komen. Ik heb alleen de toezegging gedaan dat er een gesprek gevoerd moet worden, en dan moet er maar gekeken worden wat daar verder uit komt. Ik neem dus geen voorschot op de toekomst en geen voorschot op structurele financiering.
Meneer de voorzitter. Ook ik sta hier voor het laatst. De eerste voorzitter had het al over Heintje Davids. Het wordt nu dus echt tijd dat ik vertrek, want anders gaat die reputatie mij nog volgen. Ik wil nog een paar woorden tot u richten, maar allereerst wil ik de commissie heel hartelijk bedanken voor de scherpe, inhoudelijke, betrokken debatten. U kunt trots zijn op uzelf. Ik heb het volgende al eerder gezegd. Er werd hier altijd over inhoudelijke zaken gedebatteerd. Dat gebeurde soms heel scherp, maar ondertussen waren de onderlinge verstandhoudingen bijzonder goed. Dat is een voorbeeld van hoe het parlement zou moeten functioneren en hoe het parlementaire werk zou moeten zijn.
Ik wil ook, via u, meneer de voorzitter, de Griffie heel hartelijk bedanken voor het ondersteunende werk. Ik wil zeker de griffie van deze commissie daarvoor bedanken, overigens ook voor het plezierige contact dat ik af en toe persoonlijk heb gehad; ik denk alleen al aan de Grüne Woche in Berlijn. Ook aan hen heel veel dank. En er is hier een groep die ervoor gezorgd heeft dat ik me altijd bijzonder warm welkom heb gevoeld, niet alleen vanwege de warme koffie, maar juist ook vanwege de warme ontvangst. Dat zijn onze bodes, die een applaus verdienen, vind ik. Echt geweldig!
(Applaus)
Minister Adema:
Meneer de voorzitter. We zijn aan het einde gekomen van de periode van deze minister, zeker in relatie met deze Kamer. Waar ik ooit weer eens een keer opduik? Ik zou zeggen: laat u verrassen, want het is voor mij een even grote verrassing. Ik heb inderdaad — meneer Pierik refereerde eraan — in het debat gerefereerd aan de woorden van kerkvader Augustinus, die voor ons, in onze partij, in mijn achterban en voor mij persoonlijk, buitengewoon belangrijk is. Hij heeft hele mooie dingen geschreven. Kijk alleen maar naar hoe mooi in De civitate Dei de stad Gods beschreven is voor christenpolitici.
Ik wil u toch nog iets persoonlijks meegeven. Ik heb begrepen dat heel veel debatten hier worden afgesloten met een Bijbeltekst. Ik doe het ook. Ik doe dat juist omdat deze Bijbeltekst voor mij persoonlijk heel belangrijk is geweest in mijn werk en elke keer weer terugkomt, ook op momenten dat het lastig is. Ik wil u heel graag die Bijbeltekst meegeven. Het is een tekst uit Timoteüs: "Want God heeft ons niet een geest gegeven van lafheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid." Dat wens ik jullie allemaal toe. Wees moedig in je werk, niet laf. Heb de moed om op te staan, om tegendraads te zijn. Heb de moed om verantwoordelijkheid te nemen, ook al is dat niet altijd makkelijk en wordt dat niet altijd begrepen. Doe dat met de kracht van je eigen verhaal, de idealen waarmee je dit hoge ambt vervult. En doe dat met liefde voor de medemens, de schepping en al het kwetsbare dat ons is toevertrouwd. Wees ook bezonnen. Waai niet met elke wind mee, niet met elke hype, niet met elke oplossing die goed voelt maar niet goed is. Hou koers, met realisme, dicht bij de mensen en de leefomgeving waarom het gaat.
Dit wens ik jullie toe: moed, kracht, liefde en bezonnenheid. Het ga jullie goed. Adieu!
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Namens de hele Kamer wil ik de minister van harte danken. Ik wil hem danken dat hij, op basis van de leidraad die hij net beschreef, 22 maanden lang het land heeft gediend. Hij is uit hetzelfde geboortejaar als ik, dus ik weet dat hij nog heel veel werkzame jaren te gaan heeft. Dat ligt iets anders voor de minister voor Medische Zorg. Zij genoot van een andere levensfase toen zij bijna vijf maanden geleden tot dit ambt werd geroepen. Heel veel dank voor haar inzet en betrokkenheid. Ik wens ook haar veel genot toe met het vervolgen van die levensfase. Nogmaals veel dank aan beide bewindslieden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-90-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.