8 Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing

Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing

Aan de orde is het tweeminutendebat Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing (CD d.d. 04/06).

De voorzitter:

Wat mij betreft gaan we gelijk door met het laatste debat van vandaag. Het is ook het laatste debat van de minister, en eigenlijk überhaupt het laatste debat van deze hele ploeg, namelijk het tweeminutendebat Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing. Een zestal collega's heeft zich hiervoor ingeschreven, waarvan vier ook een termijn willen inspreken. Als eerste gaat mevrouw Mutluer namens de fractie GroenLinks-PvdA het woord voeren.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben ons behoorlijk druk gemaakt over vuurwerk en de opslagen van vuurwerk in wijken. Daar hebben wij met een aantal collega's de volgende motie voor gemaakt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport "Leren van twee vuurwerkrampen" van de Universiteit Twente blijkt dat consumentenvuurwerk in geval van brand een massa-explosie kan veroorzaken, zelfs als de vuurwerkopslag voldoet aan alle huidige regels;

constaterende dat Brandweer Nederland inmiddels heeft besloten om het optreden bij incidenten met consumentenvuurwerk sterk aan te scherpen;

verzoekt de regering om in overleg met de gemeenten zo snel mogelijk regelgeving te ontwikkelen om de opslag van consumentenvuurwerk gefaseerd uit woonwijken te weren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Six Dijkstra, Van Nispen, Boswijk en Aardema.

Zij krijgt nr. 256 (29517).

De heer Six Dijkstra wil er toch iets over vragen.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Ik ben mede-indiener van de motie, maar in het kader van de Handelingen hecht ik er wel aan om te benadrukken dat deze motie consumenten niet verbiedt om een paar dagen voor oud en nieuw zelf in hun eigen woning vuurwerk op te slaan.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dat kan ik beamen, alhoewel ik hoop dat mensen daar heel voorzichtig mee zijn en we geen duizenden kilo's aan vuurwerk thuis gaan opslaan met alle gevolgen van dien.

Dat gezegd hebbende, ga ik verder met mijn twee andere moties. De brandweer gaat mij heel erg aan het hart. Ze zitten hier vandaag ook op de publieke tribune. Ik heb een tweetal moties, die gelukkig mede ondersteund worden door mijn collega's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat publieke dienstverleners bij verschillende beroepsgroepen tijdens hun werk PTSS kunnen oplopen, waaronder militairen, politie, brandweer en ambulancepersoneel;

overwegende dat het aanbod van hulp bij PTSS bij alle geüniformeerde beroepen anders is geregeld;

van mening dat dit aanbod niet afhankelijk zou moeten zijn van beroepsgroep of werkgever;

van mening dat het gewenst is dat kennis over PTSS als beroepsziekte alsook de aanpak daarvan gebundeld wordt;

verzoekt de regering de breed geleefde wens voor een nationaal PTSS-instituut te onderschrijven en in overleg met de betreffende werkgevers voor eind 2024 te komen tot een plan voor zo'n instituut, en waar mogelijk gebruik te maken van al aanwezige kennis en instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Boswijk, Van Nispen en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 257 (29517).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in uitoefening van hun beroep zowel beroeps- als vrijwillige brandweerlieden PTSS kunnen oplopen;

overwegende dat de 25 veiligheidsregio's als werkgever geen eenduidige ondersteuning of compensatie kennen en niet allen recoverytrainingen aanbieden voor herstel;

overwegende dat PTSS nog geen landelijk erkende beroepsziekte is;

verzoekt de regering PTSS als beroepsziekte nadrukkelijk te erkennen;

verzoekt de regering tevens te zorgen dat er gezamenlijk met de veiligheidsregio's een structurele en eenduidige landelijke aanpak van PTSS komt ten behoeve van brandweerlieden, waar tevens het bieden van recoverytrainingen in is opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Van Nispen, Boswijk en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 258 (29517).

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik ben door mijn tijd heen. Maar nogmaals, heel erg dank aan deze minister voor al haar inspanningen en voor al het werk dat ze heeft verricht. Minister zijn is een hondenbaan. Ook al waren we het niet altijd met elkaar eens, uiteindelijk willen we dit land verder brengen. Ik wil haar daar heel erg voor bedanken.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Boswijk. Hij spreekt namens het CDA. Ga uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Aangezien mijn motie van net is ontraden, neem ik mijn dankwoorden van zojuist terug. Nee, geintje!

Voorzitter. Wij hebben een goed debat gehad over dit thema. Voor mij was PTSS het hoofdthema. Het ging specifiek over de brandweer. Ik ben al een aantal jaar woordvoerder Defensie, waar PTSS helaas een vaak terugkomend onderdeel is. Ik ben er wel echt van geschrokken dat andere geüniformeerde beroepen nog 30, 40 jaar achterlopen op wat er bij Defensie ontwikkeld wordt. Vrij recent heeft de politie de zorg bij het Veteraneninstituut weggehaald. Ik heb daar iets over gepost op LinkedIn en ben echt geschrokken van het aantal reacties van mensen in verschillende geüniformeerde beroepen. Ik heb er veel gesprekken over gehad. Collega Mutluer heeft er net ook een aantal moties over ingediend. Ik hoop dat die moties het gaan halen.

De minister heeft in het debat een toezegging gedaan over mogelijk einde van het jaar. Ik zeg er meteen bij dat ik daar niet heel veel vertrouwen in had. Ik ben er, als het gaat om de brandweer, bang voor dat de verantwoordelijkheid bij de veiligheidsregio's wordt neergelegd en vervolgens bij de gemeentes, maar dat de gemeentes zeggen dat ze geen geld hebben en ze toch weer naar de landelijke overheid kijken. Over een jaar gaan we dan misschien met de opvolger van de minister ditzelfde gesprek voeren. Om die reden wil ik toch bekijken of we op dit onderwerp breed in de Kamer met een initiatiefnota aan de slag kunnen, gelijk voor alle geüniformeerde beroepen. Dat zou recht doen aan dit onderwerp, denk ik.

Nogmaals dank aan de minister.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Aardema gaat nu spreken namens de PVV-fractie. Ga uw gang.

De heer Aardema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. In meer dan 400 woonwijken ligt consumentenvuurwerk tot 10.000 kilo opgeslagen. Uit onderzoek is gebleken dat consumentenvuurwerk tot massa-explosies kan leiden, zelfs als deze vuurwerkopslagen voldoen aan alle wet- en regelgeving. Vuurwerkopslagen tot 10.000 kilo kunnen een gevaar vormen voor omwonenden maar vuurwerkopslagen waar meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk ligt opgeslagen, zijn misschien nog gevaarlijker. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport "Leren van twee vuurwerkrampen" van de Universiteit Twente blijkt dat consumentenvuurwerk dat in een opslag ligt, toch massa-explosief kan reageren bij brand, ondanks dat de vuurwerkopslag voldoet aan de huidige regelgeving;

constaterende dat omwonenden gevaar kunnen lopen bij brand in een vuurwerkopslag;

constaterende dat voor vuurwerkopslagen van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kilo een vergunningplicht geldt;

overwegende dat het voor ondernemers een financiële opgave is de vuurwerkopslagen te verplaatsen;

verzoekt de regering te onderzoeken of de opslagen van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk op een voldoende veilige afstand liggen ten opzichte van omwonenden, indien de vuurwerkopslag tot massa-explosie zou komen;

verzoekt de regering, indien blijkt dat vuurwerkopslagen zich niet op een veilige afstand bevinden, bij nieuwe vergunningaanvragen pas over te gaan tot verlening en bij huidige vergunningen pas over te gaan tot verlenging, indien een voldoende veilige afstand is gewaarborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aardema.

Zij krijgt nr. 259 (29517).

De heer Aardema (PVV):

Tot slot wil ik de minister bedanken voor haar inzet in onze commissie.

Dank u wel. En volgens mij ben ik niet over mijn spreektijd heen gegaan, voorzitter.

De voorzitter:

Zeker niet, nee. Tot slot van de zijde van de Kamer is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen. Zij voert het woord namens de VVD-fractie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Dank u wel. We hebben het in de Kamer niet al te vaak over de brandweer en dat is eigenlijk onterecht. We hebben dat ook in het debat met elkaar gezegd: deze mannen en vrouwen doen ongelofelijk mooi en belangrijk werk. Ik wil dat hier ook nog maar een keer bevestigd hebben. Ik hoop dat we met het nieuwe kabinet de frequentie van debatten over dit belangrijke werk iets kunnen opschroeven.

Voorzitter, ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de meldkamerfunctie ambulancezorg conform de Politiewet moet worden uitgevoerd op de meldkamer;

constaterende dat het een groot goed is dat er op tien locaties een multidisciplinaire meldkamer (blauw, wit en rood) operationeel is voor de afhandeling van 112-meldingen;

constaterende dat het kabinet aangeeft dat er pilots kunnen worden opgestart om de meldkamerfunctie ambulancezorg geheel of gedeeltelijk buiten de meldkamer uit te voeren;

overwegende dat het voor de politie essentieel is dat de "witte kolom" op de meldkamer aanwezig is, met directe toegang tot de ggz in het kader van de opvolging van meldingen van personen met verward gedrag;

van mening dat de voorgestelde pilots indruisen tegen de uitgangspunten van de multidisciplinaire meldkamer en de opgaven waar we voor staan;

voorts van mening dat er geen wijzigingen in de organisatie van de meldkamers gemaakt mogen worden zonder een expliciet akkoord van de korpsleiding van de politie;

verzoekt de regering de Kamer actief te informeren over de invulling, voortgang en uitkomst van de pilots;

verzoekt de regering om geen onomkeerbare wijzigingen door te voeren in de organisatie van de meldkamerfunctie ambulancezorg voordat de Kamer hierover uitdrukkelijk is geïnformeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 260 (29517).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik heb overigens ook beide moties van mevrouw Mutluer over PTSS en de brandweer meegetekend.

Dan heb ik zelf nog een motie over natuurbranden, ook een onderwerp waar het in het debat over is gegaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat natuurbranden een toenemend probleem vormen door veranderende klimaatomstandigheden en veranderingen in landgebruik;

overwegende dat een integrale aanpak nodig is om de risico's en gevolgen van natuurbranden effectief te beperken, waarin preventie en repressie samenkomen;

overwegende dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een stevige ambitie heeft op de preventie van natuurbranden, onder andere door aanpassing van het landschap;

overwegende dat de bestrijding van een natuurbrand veelal vraagt om een bovenregionale aanpak, waarbij een innovatieve manier van werken essentieel is;

verzoekt de regering om te komen tot een integrale aanpak van natuurbranden, door samenwerking van de twee betrokken ministeries, de brandweer, veiligheidsregio's en natuurbeheerorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Van Campen.

Zij krijgt nr. 261 (29517).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zou dan toch nog enkele woorden tegen deze minister willen zeggen. Wij komen elkaar hierna denk ik ook nog weleens tegen, maar ik hecht eraan hier en nu te zeggen dat ik veel bewondering heb voor hoe zij deze zware baan de afgelopen jaren heeft gedaan. Je ziet het alleen al aan hoe de mensen uit het veld met haar en voor haar zijn gaan staan omdat zij ook altijd voor hen is gaan staan. Ik denk dat dat heel belangrijk is in het werk, los van alle inhoud die wij hier met elkaar bespreken. Daar wil ik haar ook namens al die mensen heel hartelijk voor bedanken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat is meteen ook het einde van de inbreng van de Kamer in dit debat. We gaan een paar minuten schorsen zodat iedereen de moties heeft en dan krijgen we daarna een reactie van de minister en haar appreciatie van de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voorzetting van het tweeminutendebat Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing. Het woord is aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u, voorzitter. Nu ga ik in mijn allerlaatste debat iets doen wat ik al die tijd hier niet heb gedaan. Ik ga terugkomen op het debat dat we net hebben afgerond. Mag dat? Het is heel raar; dat vind ik ook.

De voorzitter:

Het ligt eraan wat u gaat zeggen, dus ik ben benieuwd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga het nog ingewikkelder maken. Over de motie op stuk nr. 724 had ik een discussie met de heer El Abassi, die nu weg is. Ondertussen heb ik zelf even de andere motie opgezocht waarnaar hij verwees. Dat had ik niet tijdens dat debat gedaan. Ik vind wel dat hij een punt heeft dat de formuleringen erg op elkaar lijken. Ik zou het volgende willen doen, als dat mag. Anders heb ik het hierbij geprobeerd en mag het niet. Met exact dezelfde interpretatie als toen, namelijk dat het kabinet en de Kamer niet gaan over wat strafbaar is of niet, kan mijn opvolger dit met het Openbaar Ministerie bespreken. Zoals ik destijds aangaf, kan dit in letterlijke zin niet. Dat is ontraden. Maar als ik het mag interpreteren als een wens dat we dit meenemen in een gesprek met het Openbaar Ministerie, het daar neerleggen en het daarna volledig aan het Openbaar Ministerie laten, min of meer op dezelfde wijze als waarop het vorige gesprek is gegaan en zoals het ook in de demonstratierechtbrief terugkomt, kan ik er milder in zijn.

De voorzitter:

"Milder in zijn" betekent dat het oordeel aan de Kamer is?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Met die interpretatie. De heer El Abassi is er nu niet, maar met exact diezelfde context kan de motie oordeel Kamer krijgen. Maar het gaat dan wel absoluut daarover. Het is een gekke figuur, maar ik doe het toch maar even zo, omdat het dan fair is.

De voorzitter:

Ja, dat snap ik, maar ik kan het nu niet checken, want de heer El Abassi is niet in de zaal. We gaan straks al stemmen, rond 16.00 uur.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik het zo zeggen. Ik zal op basis van dit debat in ieder geval aan mijn opvolger meegeven dat hij überhaupt neerlegt bij het Openbaar Ministerie dat dit heeft gespeeld. Dan wordt er op die manier een vervolg aan gegeven. Dan heb ik dit rechtgetrokken volgens dezelfde lijn als de eerdere motie, want het dictum leek er inderdaad op. Er was niet alleen een spreekt-uitdictum, maar ook een ander dictum.

De voorzitter:

Oké.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ga ik naar het onderwerp waar we het nu over hebben. Over de motie op stuk nr. 256 heb ik aangeven: aanhouden. Het vraagstuk ligt bij mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat. Onder leiding van het ministerie wordt op dit moment gewerkt aan een kabinetsreactie. Die komt zo snel mogelijk na het reces naar de Tweede Kamer. Ik zou willen adviseren om de motie aan te houden. Als men dat niet wil, moet ik haar ontraden, maar dat gesprek hebben we in het debat al met elkaar gehad.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer schudt nee bij het woord "aanhouden". Daarmee is de motie op stuk nr. 256 ontraden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Over de motie op stuk nr. 257 zeg ik dat we met elkaar absoluut staan voor goede hulp voor alle hulpverleners die door hun werk te maken krijgen met PTSS en andere problematiek. Er zijn nu al verschillende initiatieven om kennis en ervaring te bundelen. Het is niet duidelijk of een nationaal instituut de beste oplossing is. Ik zou het heel graag willen overlaten aan de praktijk, aan het veld, om met de beste oplossingen te komen in plaats van het alvast vanuit de Kamer in te vullen. Die gesprekken zijn echt gaande. Natuurlijk is de veiligheidsregio daar leidend in. Om die reden zeg ik "ontraden". We gaan dat niet voor het veld bepalen, maar laten hen met de ideeën komen.

Dan de motie op stuk nr. 258. Zoals de motie letterlijk luidt, moet ik haar ontraden. Er staat: verzoekt de regering te bewerkstelligen dat PTSS als beroepsziekte wordt erkend. Dat kan ik niet doen, want daar gaat de regering niet over, maar we kunnen het wel stimuleren. We kunnen wel zorgen dat er, zoals er vervolgens in de motie staat, inderdaad een gezamenlijke landelijke aanpak komt. Met die interpretatie krijgt de motie oordeel Kamer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij heb ik het in de motie die ik heb uitgesproken, niet over "bewerkstelligen" gehad.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Excuus.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik heb het erover gehad om PTSS nadrukkelijk te erkennen bij de brandweer. Ik had de motie dus aangepast.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Sorry dat ik mevrouw Mutluer onderbrak. Ook bij "erkennen" is er een actieve rol van het kabinet. Ik wil die actieve rol wel heel graag nemen — laat ik het even goed formuleren — maar het kabinet kan die laatste stap niet zelf vervolmaken. We hebben daar uitvoerig over gedebatteerd. Volgens mij zitten mevrouw Mutluer en ik er redelijk hetzelfde in. Alles wat vanuit de bevoegdheden van het kabinet kan worden gedaan, kunnen we gezamenlijk doen. Maar de laatste stap, dus het echt regelen, is natuurlijk aan een ander. Daar ging het over.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

De motie spreekt voor zich. PTSS bij de brandweer moet landelijk worden erkend. Ik zie een grote rol weggelegd voor in dit geval de nieuwe minister om dit samen met de veiligheidsregio's in goede banen te leiden. Dat is hoe het moet worden geïnterpreteerd. Ik snap de opmerking, maar ik denk dat het goed is om dat nogmaals even te vermelden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wij zijn niet de werkgever — als dat feitelijk zo is, ontraad ik 'm — dus dan is de motie straks ook niet uitvoerbaar. Het lijkt mij dus beter om met elkaar te kijken naar wat wel kan, in plaats van dat de nieuwe minister dan meteen met een brief moet komen waarin staat dat het niet uitvoerbaar is omdat het kabinet niet de werkgever is. Maar dat is wat het is. Als die dus letterlijk zo blijft, wat ik zou snappen, kan de motie niet uitgevoerd worden. Om die reden ontraad ik 'm. Maar ik weet zeker dat mijn opvolger dit absoluut wel gaat stimuleren, want we zijn het met elkaar over de insteek meer dan eens.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 258 is dus ontraden?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja.

Om dezelfde reden ga ik vragen om ook de motie van de heer Aardema op stuk nr. 259 aan te houden. Dat is namelijk niet aan mijn ministerie, maar aan IenW. Ik zou de heer Aardema dus willen vragen om de motie daar in te dienen.

De motie op stuk nr. 260 …

De voorzitter:

Ik zie de heer Aardema nee schudden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De motie op stuk nr. 260 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ja, maar we gaan even terug naar de motie op stuk nr. 259, want de heer Aardema schudt nee.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Oké. Dan ga ik de motie ontraden, omdat ik er niet over ga.

De voorzitter:

Helder. Dat is duidelijk.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan sluit ik af met de motie op stuk nr. 261. Die krijgt oordeel Kamer.

Als het goed is, heb ik dan alle moties gehad.

Ik heb van de heer Hugo de Jonge gewonnen, want die heeft hier ook iets van achttien keer afscheid genomen. Ik ook, dus dan ik heb toch het laatste woord. Ik wil uw Kamer, de voorzitter en alle Kamerleden, die zo vol passie voor veiligheid hebben gestreden en dat natuurlijk blijven doen, heel erg danken. Bovenal wil ik natuurlijk de mensen hier in de Kamer bedanken. Ik ga ze nog tegenkomen, maar ik ga ze toch noemen: de bodes, al de ambtenaren, die heel hard bezig zijn en die u eigenlijk nooit ziet, maar die echt massaal aanwezig zijn, en degenen die ons in dit pand veilig houden en er altijd staan, inclusief onze politiemensen. Dus heel veel dank. En mevrouw Mutluer: het is geen hondenbaan; het is de mooiste baan van de wereld, op Kamerlid zijn na, moet ik nu natuurlijk wel zeggen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel veel dank aan de minister. Ik wil de minister ook nog hartelijk danken voor haar inspanningen tijdens deze kabinetsperiode. Dat spreek ik namens de Kamer eigenlijk uit richting de hele ploeg, omdat de minister hun laatste vertegenwoordiger is. We gaan niet echt afscheid nemen van de minister in persoon, want ze blijft Kamerlid. We zullen haar de komende periode vast nog veel aan het woord zien. Geniet dus ook even van het moment in de overdracht en de rust daarna.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan straks stemmen, ook over deze moties. Dat doen we rond 16.00 uur. De lijst moet nog even worden opgesteld. De stemmingsbel zal luiden als gebruikelijk. Daarna kan ik de vergadering sluiten. Nogmaals veel dank aan de minister.

De vergadering wordt van 15.20 uur tot 16.01 uur geschorst.

Naar boven