8 Nationaal Actieplan Dakloosheid

Nationaal Actieplan Dakloosheid

Aan de orde is het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid.

Ik zie mevrouw Beckerman al bij de microfoon staan.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, voorzitter, voor een punt van orde.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Huizen eerst. Wonen eerst, zegt dit kabinet. Eerst een huis en dan de rest regelen. Maar de minister die gaat over wonen, wil niet naar dit debat komen. De Tweede Kamer heeft meermalen gevraagd: minister voor Wonen, kom met ons debatteren over dakloosheid. Hoe kun je dakloosheid oplossen, als degene die gaat over de daken niet komt? Wij willen toch graag een punt van orde maken en het kabinet vragen waarom minister De Jonge niet naar dit debat komt, ondanks herhaalde verzoeken van de Kamer.

De voorzitter:

Dit is een punt van orde. Ik weet eerlijk gezegd niet uit mijn hoofd of de Kamer in meerderheid dit verzoek heeft gesteund. Het is wel zo dat het kabinet altijd gaat over zijn eigen afvaardiging. Ik kijk ook even naar de staatssecretaris. Is hij bereid en in staat hier iets over te zeggen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank, voorzitter. Nee, ik weet het niet. Ik weet niet of er een verzoek ligt bij de heer De Jonge. Ik ben daarvan niet op de hoogte. In die zin kan ik er niet zo veel zinnigs over zeggen, maar het klopt natuurlijk wat de voorzitter aangeeft, namelijk dat het kabinet altijd met één mond spreekt. Ik zou het overigens zonde vinden als het debat daarom werd opgeschort. Maar goed, dat zou even mijn eerste reactie zijn. Van het aanvullende verzoek weet ik niet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is niet mijn intentie om het debat op te schorten. Het is mijn intentie om het debat goed te voeren. Daarom had ik verwacht dat wij, als de Kamer de minister meermalen verzoekt om te komen, in ieder geval een reden krijgen waarom de minister voor Wonen, de minister die gaat over daken, de minister die echt wonen eerst kan zetten, niet naar de Kamer wenst te komen. Ik hoop — en dat vraag ik dan toch aan de staatssecretaris — dat het wel zo is geregeld met alle ambtenaren dat alle vragen die liggen op het terrein van wonen en Wonen Eerst vandaag wel beantwoord kunnen worden.

De voorzitter:

Ik merk trouwens even op dat het niet in meerderheid is gevraagd. Dat krijg ik door van de griffie. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Uiteraard zorgen wij dat de vragen zo veel als mogelijk worden beantwoord. Ik weet niet precies hoe diep de vragen gaan, maar uiteraard gaan wij er alles aan doen om alle vragen te beantwoorden. Overigens niet alleen de vragen op het gebied van wonen. Ook armoedebeleid is natuurlijk echt een integraal onderdeel van dit plan van aanpak, de minister van APP. Dat nemen we allemaal mee, tenzij het ons echt overvraagt, maar daar gaan we niet van uit.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik wil even mevrouw Beckerman bijvallen. Wellicht is het verkeerd geregistreerd of zo, maar mij staat wel bij dat de Kamer in ieder geval dat specifiek heeft gevraagd, omdat het actieplan juist uitgaat van housing first. Daarom wil ik even aangeven dat mij dat zo bijstaat. Misschien is het formeel niet in meerderheid zo gevraagd, maar het is wel een expliciet verzoek vanuit de Kamer geweest en er is ook al een briefje gekomen dat de minister daar niet bij was. Maar ik begrijp de vraag die mevrouw Beckerman stelt. Ik hoop inderdaad ook dat de staatssecretaris antwoord kan geven op alle vragen die ongetwijfeld gaan komen over dat principe van housing first.

De voorzitter:

Fijn dat de staatssecretaris daartoe bereid is. Ik heb in ieder geval van de centrale griffie doorgekregen dat het niet met meerderheid was gevraagd.

Ik stel voor dat we nu gewoon beginnen met het debat. Mevrouw Westerveld gaat als eerste het woord voeren, en dat doet zij namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst een aantal bijzondere gasten op onze publieke tribune welkom heten. Daar zit een aantal ervaringsdeskundigen met wie we vandaag hebben gesproken en die ons hele waardevolle adviezen hebben meegegeven voor dit debat. Een van hen is Ashley, en Ashley kwam bijvoorbeeld op straat te staan omdat ze op haar 18de formeel niet meer onder jeugdzorg viel. Ik ben ontzettend trots op Ashley, maar ook op al die anderen die zelf weten wat het is om — soms gewoon door domme pech — op straat te belanden, geen dak meer boven je hoofd te hebben, maar zich nu inzetten om anderen te helpen. Heel fijn dat jullie hier zijn, want jullie helpen ons gewoon bij ons Kamerwerk.

Voorzitter. Eindelijk hebben we dit debat. Dat is heel hard nodig, want terwijl het aantal daklozen toeneemt, is dit onderwerp voor heel veel mensen — laten we eerlijk zijn — ook ver van hun bed. Terwijl het dus iedereen kan overkomen. Je kan je baan verliezen of in een scheiding komen of mentale problemen krijgen. Of je bent als arbeidsmigrant naar Nederland gehaald, vervolgens loopt je seizoenswerk af en word je keihard in de steek gelaten.

Voorzitter. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid, dat anderhalf jaar geleden werd gepresenteerd, heeft als doel dat in 2030 niemand meer dakloos is. 2030 is al over zes jaar, terwijl de aantallen mensen die dakloos zijn, stijgen. Toen dat plan werd gelanceerd vroeg ik deze staatssecretaris hoe hij herinnerd wil worden. Wil hij herinnerd worden als de persoon die een einde maakte aan dakloosheid of als de staatssecretaris van gebroken beloftes? Ik vraag het hem weer, want ik zou zo graag met deze staatssecretaris willen dat dakloosheid in 2030 tot de verleden tijd behoort. Maar als je een belofte maakt, dan moet je die natuurlijk nakomen. Dat raakt ook aan het vertrouwen van mensen in de overheid. Met dat stijgende aantal mensen zonder dak boven hun hoofd, raakt het doel van 2030 alleen maar verder uit zicht, en dat is nu juist niet de bedoeling.

Als ik de voortgangsbrief lees, dan staat die vol met termen als toolkits, webinars, masterclasses, handreikingen, verkenningen, factsheets, brainstorms, goede gesprekken, positionpapers. Maar ik lees niets over wat het actieplan nu concreet heeft opgeleverd. Ik wil dus graag vandaag van de staatssecretaris een aantal heel concrete antwoorden op onze vragen horen, die ik met het oog op de tijd heel kort stel.

Mijn vragen. Waar hebben de centrumgemeenten de 65 miljoen per jaar precies aan besteed? Hoe zorgt de staatssecretaris dat gemeenteraden kunnen controleren hoeveel geld gemeenten besteden en aan welk doel? Hoeveel dakloze mensen hebben inmiddels een briefadres? Wat is het effect van het verhogen van de leeftijd van de kostendelersnorm naar 27? Weten alle 342 gemeenten dat de kostendelersnorm voor alle leeftijden buiten werking kan worden gesteld bij dreigende dakloosheid, en doen zij dat ook?

Kloppen de signalen dat het aantal ggz-cliënten met een Wlz-indicatie in de nachtopvang toeneemt, bij gebrek aan passende woonzorgplekken? En is de staatssecretaris bereid om een plan te maken voor deze bijzonder kwetsbare groep? Wat gaat de staatssecretaris doen met signalen van de Nederlandse Straatdokters Groep dat er steeds meer onverzekerde dakloze arbeidsmigranten zijn? Wat gaat er concreet gebeuren met de motie van mezelf en collega Bikker die het mogelijk maakt om transformatiemiddelen uit het Integraal Zorgakkoord ook te besteden aan activiteiten die bijdragen aan de aanpak van dakloosheid? Er komt een factsheet, maar hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat er echte plannen worden uitgevoerd?

Ik had het net al even over Ashley. Ik heb ook namens haar een vraag: hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat jongeren die uit de residentiële jeugdzorg of uit justitiële jeugdinstellingen komen, niet op straat staan als ze 18 worden? Wordt er ook echt gecontroleerd dat ze een plek hebben om naartoe te gaan?

Voorzitter, ik rond af. Gisteren waren wij met een aantal collega's in de Koekamp in gesprek met dakloze mensen zelf, die allemaal een bijzonder verhaal hadden. Maar wij spraken ook straatverpleegkundigen, straatdokters, veldwerkers en organisaties als het Leger des Heils en Valente. Ik weet ook dat mensen van Team Thomas meekijken. Ik wil al deze mensen uit de grond van mijn hart bedanken voor het ontzettend waardevolle werk dat zij doen, de aandacht die zij hebben en de zorg die zij geven aan mensen die in een kwetsbare positie zitten. Dank jullie wel, allemaal.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Crijns, namens de Partij voor de Vrijheid. Ik meld even aan de leden dat u zes interrupties heeft, mocht u daar gebruik van willen maken.

De heer Crijns (PVV):

Dank, voorzitter. Het doet mij pijn in het hart wanneer ik lees dat Mila met haar pasgeboren baby noodgedwongen in haar auto woont, omdat haar urgentieverzoek is afgewezen. Het doet mij pijn dat Bo met haar driejarige zoontje moet leven uit koffers en elke paar weken moet verhuizen van een vriendin naar een vakantiepark, van een vakantiepark naar een hotel, en dan weer terug naar een vriendin. Het doet mij pijn in het hart dat Louise vier lange jaren — ja, vier jaar — op straat en in opvanghuizen heeft doorgebracht.

Voorzitter. Wonen is geen luxe. Het is een primaire levensbehoefte. Deze mensen halen misschien de media, maar diep in ons hart weten wij dat het probleem groter is. Het is te gek voor woorden dat we in een rijk land als Nederland spreken over economische daklozen en dat er mensen zijn die elke dag naar hun werk gaan zonder dat ze een dak boven hun hoofd hebben. Daarom vraag ik me af: waar gaat het mis in onze maatschappij? Waarom lijkt wel alles geregeld te worden voor asielzoekers die naar Nederland komen? Als een azc overvol raakt, worden zij ondergebracht in een vijfsterrenhotel of zelfs op een cruiseschip, compleet verzorgd met driemaal daags een uitgebreide maaltijd en een warme douche als kers op de taart. Het is eveneens onbegrijpelijk dat statushouders voorrang krijgen bij het toewijzen van een woning, terwijl de mensen die ik zojuist heb genoemd met hun kind moeten wachten op een woning of zelfs zien dat hun urgentieaanvraag wordt afgewezen. Daarom ben ik blij met het hoofdlijnenakkoord, waarin staat dat statushouders geen voorrang meer krijgen op een huis en dat er een coördinerend minister komt die rekening houdt met extra woningen voor kwetsbare groepen, zoals daklozen.

Voorzitter. Het is onacceptabel dat in een welvarend land als Nederland het aantal daklozen blijft stijgen. Recente cijfers van het CBS tonen een alarmerende stijging. Op 1 januari 2022 waren er 26.600 daklozen geregistreerd. In 2023 liep dit op tot 30.600 geregistreerde daklozen. Deskundigen uit het veld doen nog dramatischere schattingen. Zij vermoeden dat het werkelijke aantal daklozen dicht bij de 100.000 ligt. Dat betekent dat het cijfer van het CBS een grove onderschatting is.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Meneer Crijns van de PVV begint zelf over het hoofdlijnenakkoord. Hij geeft ook terecht aan dat het aantal dakloze mensen een groot probleem is. Het verbaast mij daarom wel dat in het hoofdlijnenakkoord met geen woord gerept wordt over deze groep, terwijl er wel een aantal andere maatregelen in staan die er alleen maar toe kunnen leiden dat er meer mensen op straat komen te staan. Mijn hele concrete vraag is dus: wat gaat er gebeuren om echt te zorgen dat er in 2030 geen dakloze mensen meer zijn? Gaat er een tandje bovenop komen, zodat we kunnen zorgen dat die doelstellingen echt worden gehaald? We lopen namelijk niet op schema. Wat gaat ook de fractie van de PVV straks doen voor al die mensen die nu geen dak boven hun hoofd hebben?

De heer Crijns (PVV):

Een terechte vraag van mevrouw Westerveld. Het hoofdlijnenakkoord is een akkoord dat in hoofdlijnen is gegoten. U moet het zo zien dat het een fundament is waar het nieuwe kabinet dadelijk op verder gaat bouwen. In het hoofdlijnenakkoord staat wel degelijk het woord "dakloosheid". Zoals ik al zei, komt er een coördinerend minister die rekening houdt met woningen voor aandachtsgroepen zoals jongeren, ouderen, jonge gezinnen en dak- en thuislozen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Goed dat er rekening wordt gehouden met groepen, maar mijn vraag is natuurlijk heel concreet. We hebben een heel ambitieus actieplan. We weten dat Nederland niet op schema ligt en dat het aantal mensen dat geen dak boven het hoofd heeft zelfs gaat stijgen. Dan is mijn vraag: als dit zo veel pijn doet, ook bij de fractie van de PVV, waarom worden er in het hoofdlijnenakkoord dan niet een aantal hele concrete maatregelen afgesproken, waardoor we echt zorgen dat die ambitie wordt gehaald? Want dat lees ik niet. Aandacht is prima, maar we hebben een hele grote groep, die in aantal stijgt. Dat bleek recent nog uit cijfers. Ik hou er niet zo van dat groepen tegenover elkaar worden gezet, terwijl al die mensen een dak boven hun hoofd nodig hebben. Dus wat gaat er de komende tijd nou echt heel concreet gebeuren om te zorgen dat de mensen die dat zo hard nodig hebben, waarvan de heer Crijns zelf de voorbeelden geeft, straks een dak boven hun hoofd hebben?

De heer Crijns (PVV):

Dat is eigenlijk dezelfde vraag, maar dan in een ander jasje. Ik ga weer zeggen: het hoofdlijnenakkoord is een basis. Het hoofdlijnenakkoord wordt dadelijk in een fundament gegoten door het nieuwe kabinet. Het kabinet gaat die plannen dadelijk mooi en netjes uitwerken. Als de bewindslieden dadelijk naast de Koning hebben gestaan en we het regeerakkoord in onze handen hebben, dan kunnen we waarschijnlijk verder debatteren. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris hier nu zit; ik had dit debat liever met de nieuwe bewindspersoon gehad.

Mevrouw Beckerman (SP):

De heer Crijns zei: het doet mij pijn om zo'n voorbeeld te zien van een vrouw wier urgentie is afgewezen. Dat is inderdaad echt heel pijnlijk. Daarom stelt de SP voor om alle mensen die dakloos dreigen te worden of dakloos zijn, die urgentie wél te geven. Daar willen wij vandaag ook een voorstel voor indienen. Kan dat ook op de steun van de PVV rekenen?

De heer Crijns (PVV):

Als de SP mij dadelijk het voorstel laat zien, kan ik naar het voorstel kijken en kan ik het overleggen met mijn fractie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat moet ik dan maar voorzichtig als iets positiefs beoordelen, hoewel er gister helaas bij de stemming bleek dat de handen toch omlaag bleven bij andere voorstellen waar de afgelopen tijd zo'n soort antwoord op kwam.

Mevrouw Westerveld wijst er volgens mij terecht op dat het hoofdlijnenakkoord nog heel weinig concreet is. Dit is voor ons wel een hoofdlijn. Als we zeggen "wonen eerst" en "in 2030 geen daklozen meer", kunnen we niet zeggen "je krijgt geen voorrang", "je krijgt geen urgentie", "ja, maar we bouwen niet voldoende woningen".

Ik probeer nog één hele concrete vraag voor te leggen, want die hebben we ook voorbereid voor vandaag. Er is nu een regeling — voor de SP is dat te weinig — om extra woningen te bouwen voor "aandachtsgroepen", zoals je dat noemt. We weten niet of die regeling nog doorgaat. Wil de PVV, vraag ik via de voorzitter, die regeling doorzetten? Want je kunt dakloosheid alleen maar oplossen met daken.

De heer Crijns (PVV):

Daar gaan dadelijk de ministers over. Zij gaan het beleid maken voor de komende tijd. Op dat moment gaan we kijken of die regeling doorgezet kan worden. Ik kan daar geen duidelijk antwoord op geven. Dat is niet het antwoord dat u wilt horen, maar de ministers gaan dadelijk over het regeerakkoord. Sorry.

De voorzitter:

Meneer Becke... Mevrouw Beckerman, sorry. Ik zag de heer Grinwis lopen. Mevrouw Beckerman, gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat maakt niet uit, voorzitter.

Kijk, je kunt niet beginnen met "dit doet mij pijn", "dat doet mij pijn", "ik vind het pijnlijk om te zien dat mensen op straat slapen", "ik vind het pijnlijk dat het zo ver gekomen is". Wij, hier, zijn volksvertegenwoordigers. Wij, hier, zijn de Tweede Kamer. Het is dus lippendienst en krokodillentranen als we vervolgens niet bereid zijn om het initiatief te nemen om daadwerkelijk dingen te veranderen, om daadwerkelijk de pijn te zien en het om te zetten in daden. Wat heeft iemand die in een auto slaapt er nou aan dat het ons pijn doet? Die heeft er iets aan als wij ervoor zorgen dat er daken komen en dat er urgentie komt. Daar zijn wij als Kamer toch verantwoordelijk voor? We gaan hier toch niet staan en zeggen: dat zien we dan over een tijdje wel weer?

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is mijn vraag, of de heer Crijns erkent dat je als Tweede Kamerlid een belangrijke volksvertegenwoordigende taak hebt en dus ook zelf voorstellen kan doen, in plaats van alleen maar zeggen dat het pijn doet.

De heer Crijns (PVV):

Ik erken mijn taak als volksvertegenwoordiger. Ik ben er ook heel erg trots op. Er staan hele mooie dingen in het hoofdlijnenakkoord. Daar staan mooie dingen in, bijvoorbeeld dat er voor mensen in de knel een potje van 500 miljoen is gereserveerd. Er komt nieuwbouw voor 5 miljard. Daarvan is 30% voor de sociale huurwoningen. Statushouders krijgen dadelijk geen voorrang, waardoor mensen die op straat slapen of in een auto slapen eerder voorrang krijgen op een sociale huurwoning. Er staan dus hele mooie dingen in het hoofdlijnenakkoord, maar links Nederland ziet alleen maar beren op de weg lopen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik vond dat collega Crijns mooi begon, met het hart op de goede plek als het gaat om mensen die niet op straat horen te verblijven en niet van bank naar vakantiewoning horen te hoppen, maar echt een veilige plek, een vast en betaalbaar huis moeten krijgen. Mijn eerste vraag aan de heer Crijns is: is voor de PVV-fractie nog steeds de doelstelling dat er nul dak- en thuislozen horen te zijn in 2030, zoals dat het ook was voor het oude, demissionaire kabinet?

De heer Crijns (PVV):

Ja.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan is mijn vervolgvraag: hoe wil de heer Crijns dat realiseren? Over het migratiedeel van de oplossing en over de voorrang voor statushouders heb ik de heer Crijns al wat horen zeggen, maar dat is maar een heel klein deel van het verhaal. Het grootste deel is dat afgelopen ... Nou ja, de afgelopen jaren is het hersteld, maar de jaren daarvoor is betaalbare volkshuisvesting eigenlijk gewoon verwaarloosd. In het hoofdlijnenakkoord wordt geld uitgetrokken voor woningbouwlocaties, maar daarmee kun je de gigantische achterstand die we hebben opgelopen in het bouwen van betaalbare woningen nog niet zomaar inlopen. Ik zie bijvoorbeeld nul euro voor extra aanpak om de maatschappelijke opvang te versterken of om nog meer te doen aan het bestrijden van dakloosheid. Wat is er volgens de PVV-fractie nodig om de doelstelling van nul daklozen in 2030, die de PVV-fractie onderschrijft, te realiseren?

De heer Crijns (PVV):

Dat is een goeie en terechte vraag van de heer Grinwis. In het hoofdlijnenakkoord staat inderdaad dat er tot 5 miljard wordt geïnvesteerd in nieuwbouw en dat daarvan 30% naar sociale huurwoningen gaat. Maar er wordt tegelijkertijd ook 2,5 miljard geïnvesteerd in de infra voor nieuwbouw. Ja, er moeten nieuwe woningen komen. Die kunnen wij nu niet een-twee-drie uit de lucht toveren, maar die gaan eraan komen. Dat heeft even tijd nodig.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ben blij met het antwoord dat de heer Crijns helemaal achter die doelstelling staat en dat we dat inderdaad moeten doen door genoeg sociale huurwoningen door het hele land bij te bouwen, zoals het hoofdlijnenakkoord stelt. Maar kunnen we dan samen optrekken om echt jaar op jaar goed te meten wat er van die doelstelling terechtkomt? Als de komende jaren de problematiek van dakloosheid alleen maar groter wordt, moeten we misschien wel bereid zijn om meer te investeren in het realiseren van betaalbare woningen en meer doen om het aantal daklozen omlaag te brengen, zodat meer mensen een veilig thuis hebben zonder stress. Is de heer Crijns dat met mij eens?

De heer Crijns (PVV):

In mijn vorige beroep was het "meten is weten". Elke keer als er een verandering komt, moet je dat even meten. Dan kunnen we kijken of we een tandje bij moeten zetten of dat we de teugels wat losser kunnen laten. Maar ik ben het met u eens.

De voorzitter:

De heer Crijns vervolgt zijn betoog.

De heer Crijns (PVV):

Ik wil graag uitleg van de staatssecretaris. Sinds 2021 is er 65 miljoen euro beschikbaar gesteld aan gemeentes voor het verbeteren van de overgang van de opvang naar de permanente huisvesting. Hiervan is 7 miljoen euro specifiek gericht op een pilotproject voor dakloze EU-burgers. Toch neemt het aantal daklozen alleen maar toe. Heeft de staatssecretaris een idee waardoor dit komt?

Voorzitter. De pilots tonen positieve resultaten, maar we moeten ons afvragen hoeveel arbeidsmigranten daadwerkelijk zijn teruggekeerd of werk hebben gevonden. Ik hoop dat de staatssecretaris hier een toelichting op kan geven. Het is tijd dat werkgevers, en níét de belastingbetaler, de kosten gaan dragen voor hun terugkeer. Is de staatssecretaris het daar ook over eens?

Voorzitter. Terwijl wij de pilots opstarten, blijven arbeidsmigranten onze grenzen oversteken. Ze werken vaak onder zware omstandigheden en zodra ze niet meer nodig zijn, worden ze vaak aan hun lot overgelaten. De PVV is standvastig in haar mening: het verblijf zou eindigen na afloop van het contract. Want als we dit niet doen, dan is het dweilen met de kraan open. We kunnen wel duizend pilots opstarten, maar als we de kern van het probleem niet aanpakken, dan heeft het geen zin. Is de staatssecretaris het ook hiermee eens?

Tot slot, voorzitter, een korte opmerking over de jongeren die een aanzienlijk deel van de daklozenpopulatie vormen. Welke acties heeft de staatssecretaris ondernomen om de overgang van 18-min naar 18-plus soepeler te laten verlopen, zodat jongeren niet op straat belanden?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De derde spreker vandaag over dit onderwerp is mevrouw Beckerman. Zij doet dat namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Gisteravond gingen wij in gesprek met daklozen en hulpverleners hier in Den Haag. Mensen met hele concrete problemen, mensen die tegen de muren van onze bureaucratie oplopen. Vervolgens kwam ik terug en las ik de brief die het kabinet gisteren verstuurde voor dit debat. Ik kreeg soms echt zin om tegen muren te gaan schreeuwen: word eens concreet! Want twee jaar nadat het kabinet beloofde de dakloosheid in 2030 uit te bannen, neemt het aantal daklozen niet af maar toe. De brief van zeventien kantjes staat vol met "onderzoeken", "inventarisaties", een "dashboard", een "paradigmashift", "in kaart brengen", "ramen", "bezien", "kennis verzamelen", "factsheets", "gebundelde kennis", "actieonderzoek", nog een "dashboard" ... Maar hoe denkt het kabinet dakloosheid ooit te gaan uitbannen als we niet veel verder komen dan vrijblijvend proza?

Dit zijn onze voorstellen van vandaag.

1. Tel het aantal daklozen juist. We weten nog niet eens hoe groot het probleem is. Heel veel daklozen worden nog steeds niet meegenomen in de officiële telling. Vrouwen, kinderen, ouderen: de cijfers zijn onbetrouwbaar en incompleet. We vragen het kabinet: tel via de ETHOS-light-definitie.

2. Bouw extra woningen. Het is een open deur, maar als je dakloosheid wil oplossen, heb je daken nodig. Maar precies dat doet het kabinet onvoldoende. Zelfs als alle bouwplannen worden gerealiseerd, is er een structureel tekort, juist aan de kleinere en juist aan de meer betaalbare sociale huurwoningen. Wij vragen het kabinet: bouw 68.000 sociale huurwoningen extra en zet de regeling voort om juist voor daklozen te bouwen.

3. Deel bestaande woningen. De kostendelersnorm zorgt ervoor dat samenwonen voor mensen ouder dan 27 jaar financieel minder aantrekkelijk wordt voor sommigen. Wij vragen het kabinet: schaf de kostendelersnorm geheel af.

4. Pak leegstand aan. Midden in een wooncrisis, terwijl mensen letterlijk op straat in auto's en op banken slapen, is het niet te verteren dat er nog steeds zo veel leegstand is. Wij vragen het kabinet: pak leegstand harder aan, voer een leegstandsboete in, zorg dat leegstaande panden geschikt worden gemaakt voor bewoning.

5. Geef daklozen urgentie. Uit een echte telling van het aantal daklozen in Noordoost-Brabant blijkt dat kinderen 23% van het aantal daklozen vormen. Samen met jongeren is dit 40%. 40%! 40% van de daklozen is kind of jongere. Dat is om je helemaal wezenloos te schamen! Wij vragen het kabinet: geef hun urgentie bij het toewijzen van woningen. In nieuwe wetgeving worden zelfredzame daklozen weer uitgesloten en dat kan niet.

6. Verminder arbeidsmigratie. De problemen van het Westland liggen hier op de stoep: arbeidsmigranten die uitgebuit en gebruikt worden als wegwerpartikel. De werkgevers de winsten en de werknemers de ellende. 6.000 arbeidsmigranten zijn dakloos. Wij vragen het kabinet: pak malafide uitzendbureaus aan, zorg dat arbeidsmigranten rechtstreeks in dienst komen. Maak de beschikbaarheid van goede huisvesting een bindende voorwaarde voor het verlenen van vergunningen.

7. Geef daklozen zeggenschap. Je hoeft niet lang met daklozen te praten om te horen tegen welke democratische muren ze aanlopen. Stop criminalisering en stigmatisering en luister gewoon. Wij vragen de regering: laat jongeren en volwassenen met ervaring met dreigende dakloosheid en dakloosheid het lokale en landelijke beleid meebepalen.

8. Geef daklozen direct een briefadres. Een van de bureaucratische muren waar daklozen nog steeds tegen aanbotsen is dat alles stokt als je geen briefadres hebt. Wij vragen de regering: zorg dat alle daklozen binnen drie dagen na aanvraag een briefadres krijgen en help hen daarbij.

9. Verbeter de zorg. Daklozen in Rotterdam hebben drieënhalf keer meer kans op vroegtijdig overlijden. Zorg dat alle daklozen zorg krijgen. Neem hen weer op in de zorgverzekering. Zorg voor voldoende ggz-plekken.

10. Pak dakloosheid onder jongeren aan. Schaf het jeugdloon af. Ken sneller inkomen toe. Schaf de wachttijd bij de aanvraag van de bijstand af, net als de verplichte zoektermijn in de Participatiewet. Kort de bijzondere bijstand van jongeren niet en grijp vroeg in, ook bij kleine schulden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Bruyning gaat spreken namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Als volksvertegenwoordigers hebben we de belangrijke verantwoordelijkheid om op te komen voor de meest kwetsbare personen in onze samenleving. Dak- en thuisloosheid is een schrijnend en urgent probleem dat onze aandacht vereist. Daarom moeten wij als Tweede Kamer in actie komen om deze groep bestaanszekerheid te bieden.

Voorzitter. Het eerste punt dat ik wil bespreken, is het principe van housing first. Preventie van dakloosheid en de doorstroom van de maatschappelijke opvang naar een huis zijn bewezen effectieve methodes om dakloosheid te verminderen. Voor de bestrijding van dakloosheid is 55 miljoen beschikbaar voor de gemeenten. Op dit geld is echter geen toezicht. Weet de staatssecretaris wat er met dit geld gebeurt? Hoe zetten de gemeenten deze 55 miljoen euro in om de druk op de maatschappelijke opvang te verlagen en ervoor te zorgen dat de doorstroom naar een huis goed verloopt? Het is onacceptabel dat dak- en thuislozen gedwongen worden om buiten te verblijven. Om wat voor reden dan ook geen dak boven je hoofd hebben: wij kunnen daar als samenleving niet aan voorbijgaan. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat de handhaving van daklozen die op straat verblijven niet leidt tot verdere uitsluiting en marginalisatie van deze groep?

Voorzitter. De fractie van NSC constateert dat dak- en thuisloosheid niet alleen een woonprobleem is. Het gaat vaak gepaard met complexe problematiek op het gebied van bestaanszekerheid, zorg en sociale uitsluiting. Goed bestuur is essentieel om deze problemen op te lossen. De samenwerking tussen overheden, zowel nationaal als lokaal, is daarbij belangrijk, maar schiet tekort. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij ervoor gaat zorgen dat er een integrale samenwerking tussen alle lagen van de overheid komt om dakloosheid op een gestructureerde manier aan te pakken?

In dat kader is het mij ook opgevallen dat in de voortgangsrapportage is geschreven dat slechts de centrumgemeenten een beleidsplan moeten opstellen voor de uitvoering van het actieplan. Is de staatssecretaris het met mij eens dat met het voornemen om aandachtsgroepen te spreiden, alle gemeenten een beleidsplan zouden moeten opstellen of overnemen? Het is van cruciaal belang om alle vormen van dakloosheid in beeld te hebben, zowel de daklozen op straat als de verborgen dakloosheid onder het dak van de tijdelijke opvang als arbeidsmigranten die ontslagen worden en op straat terechtkomen zonder enige vorm van hulp als mensen die in een scheiding liggen. Iedere vorm van dakloosheid verdient aandacht en een oplossing op maat. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat geen enkele vorm van dakloosheid over het hoofd wordt gezien en dat maatwerkoplossingen worden geboden aan eenieder die dit nodig heeft?

Zelfraadzaamheid is een zeer nobel streven, maar uit de praktijk blijkt dat dit voor veel daklozen een te zware last is om te dragen. Zonder een dak boven het hoofd en zonder de juiste ondersteuning zijn zelfstandigheid en participatie voor veel daklozen slechts een illusie. De mensen die werken in de maatschappelijke opvang verdienen het grootste compliment van ons allemaal. Zij zijn echter niet toegerust op de taak om dakloosheid in deze omvang op te vangen. Dat kunnen wij als samenleving ook niet van deze mensen verlangen. Hoe biedt de staatssecretaris de juiste concrete begeleiding en perspectief aan daklozen om stappen te zetten naar de gewenste zelfstandigheid en participatie in de samenleving?

De winteropvang mag nooit tijdelijk zijn. Het is een kwestie van menselijke waardigheid om daklozen ook in de koude maanden een veilige en warme plek te bieden. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat permanente winteropvang gegarandeerd is en dat daklozen nooit en te nimmer aan hun lot worden overgelaten? In dat kader vraag ik ook speciale aandacht voor jongeren. Het aantal dak- en thuisloze jongeren blijft stijgen en de overgang en begeleiding vanaf 18 jaar is een stille ramp. Deze groep mag onder geen beding dakloos op straat eindigen. Wat is de speciale aanpak die de staatssecretaris hiervoor heeft? Ziet hij een verband tussen dakloosheid onder jongeren en de problemen in de jeugdzorg?

Tot slot, voorzitter. In deze Kamer spreken we niet alleen in feiten en cijfers, want achter elke statistiek schuilt een mensenleven: een verhaal van hoop en wanhoop, van strijd en veerkracht. Laten we dit debat aangrijpen om concrete stappen te zetten en niet langer weg te kijken van de daklozen in onze samenleving.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. U krijgt nog een interruptie, mevrouw Bruyning. U kunt nog even blijven staan, dan geef ik mevrouw Westerveld het woord.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Bruyning geeft, gelukkig net als een heel aantal andere mensen in deze Kamer, net aan dat het haar pijn doet dat zo veel mensen geen dak boven hun hoofd hebben. Een heel aantal van haar onderwerpen raken ook aan het nationaal actieplan van de staatssecretaris. Mijn vraag aan haar is wel: wat gaan we dan doen? Ze zei zelf letterlijk: de Tweede Kamer moet in actie komen. Maar wat moet de Tweede Kamer dan doen? Wat gaat ook de fractie van NSC doen om te zorgen dat we wel op koers raken?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dat is een terechte vraag van collega Westerveld. De vier partijen zijn een hoofdlijnenakkoord overeengekomen. Daar staan een aantal hoofdlijnen in en die moeten verder uitgewerkt worden door het komende kabinet. Dan kunnen we er verder mee aan de slag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mijn vraag ging over de rol van de Kamer, want daar verwees mevrouw Bruyning zelf naar. Maar dan ga ik verder over het hoofdlijnenakkoord. Ik verbaas me er enorm over dat zaken als 130 rijden op de snelweg wel een hoofdlijn zijn, maar dat de ambitie om naar nul daklozen te gaan volgens de nieuwe coalitie geen hoofdlijn is. Ik verbaas me daar oprecht over als ik de grote woorden hoor van verschillende partijen, van de PVV maar ook van NSC. Wat gaan we dan doen? Waarom staat dit niet in het hoofdlijnenakkoord als dit volgens een aantal fracties hier, die aan die onderhandelingstafel zaten, wel een enorm groot probleem is? Wat gaan we dan doen om ervoor te zorgen dat die ambities wél worden waargemaakt?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Zoals ik net al heb aangegeven, is dat hoofdlijnenakkoord een akkoord op hoofdlijnen. Dat moet dus nog verder uitgewerkt worden. Dat gaat het kabinet doen. Dan komt er een verdere invulling van de maatregelen die er eventueel niet in staan. Als Kamer kunnen wij daarop anticiperen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dan een hele concrete vraag: waarom is in dit hoofdlijnenakkoord 130 rijden wél een hoofdlijn en de aanpak van dakloosheid níét?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Daar kan ik geen uitspraken over doen. Het staat in het hoofdlijnenakkoord. Dat is, zoals ik net al heb uitgelegd, op hoofdlijnen. Op wat er niet in staat, is er dus ruimte over om dat in te vullen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Mevrouw Bruyning en ik stonden net buiten met ervaringsdeskundigen. Dat waren hele aangrijpende verhalen. Mensen zeiden: "Toen ik in de opvang zat, voelde dat vernederend, onveilig. Toen ik weer een huis had, kon ik gewoon tot rust komen en mijn leven weer oppakken en ging alles beter." Als ik nu zo naar de antwoorden luister, vraag ik me een beetje af of we vandaag als Kamer gaan proberen om die vernedering, die onveiligheid te helpen stoppen. Of zeggen we alleen maar dat we wachten totdat het hoofdlijnenakkoord verder is uitgewerkt? Wij hebben net allerlei voorstellen gedaan en hebben ook voorstellen in voorbereiding. Wat zeggen we nou eigenlijk?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Uiteraard zeg ik niet dat we moeten afwachten totdat het hoofdlijnenakkoord verder is uitgewerkt. Collega Westerveld gaf net aan dat het aan ons als Tweede Kamer is om actie te ondernemen, zoals ik ook zelf heb aangegeven. Het staat ons dus allen vrij als Tweede Kamerleden om vandaag voorstellen te doen die daar eventueel in kunnen ondersteunen. Als we die voorstellen met elkaar delen, kunnen we het daarover hebben.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan een heel concreet voorstel dat we vandaag willen doen. Er is extreem veel noodzakelijk, maar los van alles: als we wonen op de eerste plek willen zetten, dan moeten we zorgen voor meer daken. Het concrete voorstel dat wij hier vandaag doen, is: zorg dat je de regeling voortzet die er nu is om juist voor daklozen of voor aandachtsgroepen te bouwen en zorg voor meer woningen. Ik vraag aan mevrouw Bruyning of ze dat voorstel deelt.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik snap de gedachte van het voorstel en begrijp heel goed wat u daarmee bedoelt. In het hoofdlijnenakkoord is natuurlijk ook veel opgenomen over eventuele extra woningbouw en woningen die gebouwd gaan worden. Ik neem het voorstel mee en ik ga dat in overweging nemen.

De voorzitter:

Nogmaals dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Van Eijk. Zij spreekt namens de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Je hebt een huis nodig om je leven te kunnen opbouwen. Een huis biedt mensen een veilige plek, een toekomst. Zo kunnen mensen weer meedraaien in de samenleving. Mede als gevolg van de wooncrisis komt de aanpak moeizaam van de grond. De wooncrisis lossen we helaas niet van vandaag op morgen op. Het is daarom belangrijk om ons te blijven richten op wat er vandaag al wél kan om kwetsbare groepen te ondersteunen en vooruit te helpen. De cijfers bewegen de verkeerde kant op. Al diverse sprekers voor mij hebben dit geduid. Ik vind het zorgwekkend dat we eigenlijk niet eens precies weten hoe groot de groep dakloze mensen daadwerkelijk is, wie het zijn en waar ze zijn. Ik heb de volgende vraag aan de staatssecretaris. Hoe staat het met de ETHOS-tellingen? Hoe verhouden de uitkomsten van deze nieuwe telmethode zich tot de cijfers van het CBS? Klopt het dat er veel meer vrouwen en kinderen dakloos zijn dan verwacht? Kunnen we dit najaar de publicatie van data via de monitor dakloosheid verwachten?

De groep dakloze mensen is divers. Ik wil stilstaan bij drie groepen. Allereerst dakloze vrouwen. Zij zijn extra kwetsbaar voor seksueel misbruik en geweld. Ik lees niks over deze groep in de brief van de staatssecretaris van gisteravond. Met alleen het creëren van extra plekken in de vrouwenopvang is het probleem niet opgelost. Ook de door- en uitstroom moeten worden bevorderd. Hiervoor zou het beleidskader in-, door- en uitstroom vrouwenopvang als onderdeel van de ontwikkelagenda vrouwenopvang worden geactualiseerd. Hoe staat het hiermee, vraag ik de staatssecretaris.

Ten tweede de groep economisch daklozen. Gewone Nederlanders die werken en die mentaal en fysiek in goede gezondheid verkeren, maar toch dakloos raken. Deze groep heeft eigenlijk alleen een woonprobleem en heeft het vroeger altijd zelf kunnen rooien. Omdat deze groep daklozen geen last heeft van een verslaving of psychisch probleem, zijn zij volgens de gemeente zelfredzaam. Daarom komen zij niet in aanmerking voor de reguliere daklozenopvang, maar worden zij gevraagd hun eigen netwerk aan te spreken. Ik heb hierover de volgende vraag aan de staatssecretaris. Hoe voorkomen we dat economisch daklozen in een neerwaartse spiraal terechtkomen? Welke laagdrempelige voorzieningen zijn er om mensen van de straat te houden?

Ten slotte de arbeidsmigranten zonder baan. Het aantal dakloze mensen met een Europese herkomst neemt schrikbarend toe. Er worden stappen gezet om te voorkomen dat arbeidsmigranten op straat belanden bij verlies van hun baan. Dakloze arbeidsmigranten die niet terug aan het werk gaan of kunnen, moeten wat de VVD betreft zo snel mogelijk worden begeleid bij de terugkeer naar hun eigen land. Dit ontlast de opvang hier en creëert plekken voor andere groepen die die ook heel hard nodig hebben. Kan de staatssecretaris iets zeggen over de resultaten van de pilots die in een aantal gemeenten lopen? In aanvulling op de vragen die mevrouw Westerveld en mevrouw Bruyning hebben gesteld, het volgende ten aanzien van de besteding van de middelen die aan gemeenten zijn toegekend. 60% van de gemeenten zegt de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld, ook daadwerkelijk te besteden aan het voorkomen van dakloosheid. De vraag die hier opkomt, is: wat doet de overige 40% van de gemeenten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Een ogenblik. U krijgt interrupties. Het is de laatste interruptie van mevrouw Westerveld. Daarna de heer Grinwis; hij heeft nog iets meer ruimte.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik weet het, voorzitter. Ik heb een best concrete vraag. Met het actieplan lopen we niet op schema. We weten dat het aantal mensen dat geen dak boven hun hoofd heeft, verder is gestegen. Ik hoorde hier net een van de toekomstige coalitiepartners van mevrouw Van Eijk zeggen: het staat de Kamer vrij om voorstellen te steunen. Volgens mij is het nodig dat de Kamer ook voorstellen gaat doen, want we lopen niet op schema en willen wel vasthouden aan die ambitie. Tenminste, volgens mij is dat ook een gemene deler. Mijn vraag aan mevrouw Van Eijk is dus: wat voor voorstellen kunnen wij doen zodat we ook de steun krijgen van de VVD en de andere partijen? Kunnen wij dus ook echt voorstellen doen met elkaar, en staat zij er dan ook voor open om die voorstellen te steunen omdat het nodig is om die doelstelling straks te halen?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Goede vraag. Ik deel oprecht de frustratie die door mevrouw Westerveld en mevrouw Beckerman is uitgesproken ten aanzien van de brief van gisteravond. Daar staat heel weinig concreets in. We zijn vertrokken, we zijn van de kant af, maar het heeft naar onze beleving ook nog onvoldoende opgeleverd. Wat ons betreft, staat het Nationaal Actieplan Dakloosheid recht overeind en moeten we daar ook vooral mee doorgaan. Ik hoop oprecht dat er na de toch wat moeilijke aanloop die we nu hebben gehad, een moment komt waarop we kunnen gaan versnellen. Als er ideeën zijn op basis waarvan wij dat verder kunnen stimuleren, dan wil ik daar altijd naar kijken. Volgens mij hebben wij die discussie ook al gevoerd: uiteindelijk gaat het wel om dat dak boven het hoofd. Daarom begon ik mijn inbreng ook met "er is een wooncrisis". Die hebben we niet van de ene op de andere dag verholpen, maar er zijn wel al heel veel regelingen waar op dit moment al gebruik van kan worden gemaakt, ook door gemeenten. Ik vraag mij altijd af of alle mogelijkheden die we hebben, ook nu al echt benut worden. Daar zou ik vooral eerst naar willen kijken.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Collega Van Eijk legde de vinger bij de groep economische daklozen en zei: hier is dakloosheid louter het probleem van een gebrek aan betaalbare woningen. Nou heeft de VVD een wat ingewikkelde verhouding met betaalbaar bouwen en betaalbare woningen. In het verleden wilde zij niet zo graag veel sociale huurwoningen bijbouwen. Langzamerhand is dat allemaal een beetje bijgedraaid, maar in het hoofdlijnenakkoord staat nog steeds een multi-interpretabele zin: we willen wel 30% sociale huurwoningen, maar liever niet in Bloemendaal. Tenminste, zo heb ik 'm geïnterpreteerd. Wat is nou eigenlijk de boodschap die de VVD-fractie hier neerzet als het gaat om dakloosheid en de manier waarop we die gaan oplossen? Staat de doelstelling van nul in 2030 voor de VVD overeind, en wat is daarvoor nodig aan betaalbare woningbouw?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

De doelstelling staat wat de VVD betreft overeind. Dat heb ik net ook geprobeerd te zeggen. Het hele actieplan heeft nog altijd onze steun. Er is een gebrek aan woningen en in het bijzonder aan sociale huurwoningen, flexwoningen of bijzondere woonvormen: die achterstand hebben we gewoon nog niet ingelopen. Ik denk dat het hoofdlijnenakkoord duidelijk is. Ik deel niet de interpretatie die de heer Grinwis daaraan geeft. Volgens mij heeft men juist bedoeld te zeggen dat je niet op microniveau moet kijken, maar dat je best mag kijken hoe de verhoudingen in een regio zijn. Dat kan heel erg goed zo zijn. Ik woon zelf in een centrumgemeente met daaromheen een aantal kleinere kerkdorpen. Het is wat makkelijker om in de stad een aantal sociale huurwoningen bij te bouwen dan in de kleinere dorpen; wij hebben daarover een afspraak. Laten we met elkaar nagaan hoe we het streven van 30% sociale huur en twee derde betaalbaar op die manier heel concreet en goed kunnen invullen.

De voorzitter:

Aanvullend, de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ben blij met dit antwoord, want het heeft in ieder geval mijn vrees weggenomen dat in de gemeenten met de bekende namen, zeker voor de VVD — ik hoef ze niet allemaal op te noemen — minder sociale woningen zouden worden gebouwd, terwijl de afgelopen tien jaar juist het probleem is geweest dat een aantal gemeenten eigenlijk hun snor hebben gedrukt. We kennen hier in Den Haag het voorbeeld van de arbeidsmigranten: helaas zien wij hen steeds meer op straat, omdat ze eigenlijk zijn afgedankt. Collega Beckerman had het er zelfs over dat de mensen worden behandeld als een wegwerpartikel. Nou, dat is daadwerkelijk de praktijk. In de duinen worden tentjes opgezet. En het heeft er deels mee te maken dat jarenlang enerzijds door gemeenten als Westland, Pijnacker-Nootdorp et cetera de arbeidsmigranten worden verwelkomd om in de kassen et cetera te werken, maar dat er geen betaalbare huizen voor zijn gebouwd. Staat dan inderdaad de VVD-fractie zij aan zij met ons, zodat inderdaad daar, in die gemeenten waar dus minder sociale huurwoningen zijn gebouwd, al jarenlang, daadwerkelijk de hand aan de ploeg wordt geslagen en er echt betaalbaar gebouwd gaat worden, juist ook voor groepen die nu noodgedwongen, ondanks dat ze inderdaad hard werken, economisch dakloos zijn?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ja, de doelstellingen zoals geformuleerd in het hoofdlijnenakkoord zijn ook grotendeels in lijn met de woondeals die in verschillende regio's zijn gesloten. En volgens mij staat daar heel helder in geformuleerd: 30% sociale huur, twee derde betaalbaar, maar doe het vooral ook op basis van regionale afstemming.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, laatste interruptie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, voorzitter. Over de economisch daklozen, mensen die werken en toch op straat leven ... Dat is natuurlijk een hele gruwelijke erfenis, toch wel, van dertien jaar Rutte en een heel pijnlijk woonbeleid. Maar ik wil één hele concrete vraag daarover stellen, omdat we dit vandaag zouden kunnen regelen. Er is al heel lang door het vorige kabinet beloofd — ik wijs naar de staatssecretaris, maar die heeft er niet zo veel mee van doen — dat we urgentie zouden regelen voor daklozen of dreigend daklozen. Nu blijkt dat in de voorstellen die nu bijna klaar zijn, die groep, die economisch daklozen, weer wordt uitgezonderd, en dat het alleen maar gaat over demuralisatie, dus mensen die uit bijvoorbeeld een opvang komen. Mijn hele concrete voorstel vandaag is: zullen we gezamenlijk als Kamer zorgen dat ook die groep economisch daklozen, die nood heeft aan een sociale huurwoning, die urgentie krijgt?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik zou hier één stap terug willen zetten, namelijk dat het beleid van de verschillende gemeenten, de mogelijkheden en volgens mij zelfs de verplichting vanaf een bepaalde datum tot werkelijke huisvestingsverordeningen, ook de basis zijn om aan te geven welke groep je kan aanwijzen als woonurgent of niet. Laten we vooral het gesprek met die gemeenten voeren, in gezamenlijkheid met de VNG; ik denk dat het ook erg belangrijk is om daar gezamenlijk in op te trekken. En het feit is ook dat inmiddels — dat is mijn eigen ervaring — vanuit de corporaties meer dan 40% van de woningen naar woonurgenten gaat, en dat er al zo ontzettend veel groepen en categorieën zijn die met voorrang een woning toegewezen moeten krijgen. En deze groep hoort daar ook bij, hè. Dus ik sluit deze groep absoluut niet uit. Maar om de verwachtingen te managen: het is niet zo dat we met het aanwijzen van een groep als woonurgent meteen ook die hele snelle toegang tot woningen hebben geregeld.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik heb een beetje een zorg met dit debat, wat ik enerzijds begrijp en anderzijds frustrerend vind. Die zorg is dit. Ik hoor nu drie coalitiepartijen meedenken en tegelijk ook zeggen: het hoofdlijnenakkoord moet nog worden uitgewerkt. Ik ga de voorspelling doen dat de staatssecretaris — en niets ten nadele van de staatssecretaris — straks ook gaat zeggen: dat is aan mijn opvolger. Ook in dit antwoord op collega Beckerman hoor ik dat we nog even moeten kijken naar gemeenten. Dus ik wil deze vraag stellen aan de VVD: wat is nu een realistisch tijdpad, waar wij ook als Kamer in mee moeten denken of kunnen denken; wanneer gaan we dit actieplan tot uitvoering zien komen? Want het bestaat natuurlijk al twee jaar. Wat ik zeg, is dat ik best mee wil denken in de menselijke neiging om nu te zeggen "eerst nog even wachten tot de uitwerking, de nieuwe bewindspersoon enzovoort", maar dat is ook wel frustrerend. Dus: waar gaan we nou concreet naar toewerken?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Nou, ik heb in mijn inbreng duidelijk aangegeven dat het Nationaal Actieplan Dakloosheid wat ons betreft gewoon staat. Er zijn hele kritische vragen gesteld aan de staatssecretaris. Die heb ik ook gesteld, dus daar sluit ik me ook bij aan. We moeten vooral komen tot uitvoering en een concreet zicht op het streven, het doel, dat we met z'n allen hebben, om dakloosheid daadwerkelijk op te lossen, te beëindigen. Dat hangt niet af van een hoofdlijnenakkoord of een nieuw kabinet. Volgens mij kunnen die acties gewoon doorlopen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat vind ik op zich een positief antwoord, want ik hoorde net van in ieder geval twee andere partijen dat een groot deel toch wel afhangt van de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord. Dus daarin onderscheidt de VVD zich dan. Maar mijn vraag was dit. Het actieplan en de doelen staan overeind. Dat hoor ik en daar ben ik blij om, maar we moeten natuurlijk ook concrete maatregelen hebben. Doelen zonder maatregelen betekenen niks. Mijn vraag was: wat is nou een realistisch tijdpad? Het actieplan bestaat al twee jaar. Een realistisch tijdpad, waarin we niet alleen echt vorderingen gaan zien omdat de nood hoog is, maar het actieplan zelf ook concrete maatregelen geeft. Dus wat vindt de VVD nou een realistische uitrol van die plannen, en wanneer gaan we vooruitgang zien?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik herhaal wat ik net heb gezegd. Dat is precies de vraag die ik ook aan de staatssecretaris heb. We hebben een actieplan. Gisteravond hebben we een brief gekregen waarin heel veel staat, maar ik zie ook nog niet dat het tot concrete resultaten leidt en die wil ik ook graag zien. Dus volgens mij staan wij daarin zij aan zij.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ja, dat begrijp ik. Mijn zorg is dat de staatssecretaris straks gaat aangeven: ik heb het actieplan tot zo ver kunnen brengen. Daar kunnen we dan gefrustreerd over zijn en er hopelijk ook lessen uit kunnen trekken, maar goed, deze staatssecretaris gaat het niet verder brengen. Ik spreek nu wel met een van de coalitiepartijen. Daarom leg ik de vraag hier nu op tafel. Wat is een concreet en realistisch tijdpad waarin we dat actieprogramma wel verder kunnen brengen?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dat suggereert alsof er nog allerlei wet- en regelgeving nodig is om bepaalde maatregelen te kunnen uitvoeren, maar dat is volgens mij niet aan de hand. Er ligt een actieplan dat concreet in uitvoering kan komen. Als het kabinet tegen iets aanloopt, in de zin dat er iets ontbreekt wat wel nodig is, dan hoor ik dat als Kamer graag terug.

De heer Krul (CDA):

Nu is de realiteit dat er aan de ene kant een nationaal actieplan ligt met een hele ferme doelstelling en aan de andere de constatering dat het probleem groter wordt. Dat is gewoon een delta die er is. Als de staatssecretaris straks zegt "dit probleem is veel groter dan we hebben zien aankomen en misschien zelfs groter dan we weten", dan hebben we meer geld nodig voor maatschappelijke opvang. Dan ben ik heel benieuwd hoe de VVD daar dan naar kijkt.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dan zie ik een uitgewerkt voorstel van een volgend kabinet graag naar de Kamer komen en dan beoordelen we dat op dat moment.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng en de antwoorden op de interrupties. Dan is de heer Krul aan de beurt om zijn termijn te houden en dat doet hij namens het CDA.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Gisteren waren we met meerdere Kamerleden bij de Koekamp, op een steenworp afstand van de Tweede Kamer. Op deze plek, nog geen honderd meter verderop, komen meerdere keren per week verschillende hulpverleners bij elkaar om klaar te staan voor dak- en thuislozen. Ze hebben een kop soep en een verschoning; er zijn straatartsen en verpleegkundigen. Ik sprak daar een hulpverlener en wat hij mij daar vertelde, maalt eigenlijk al sinds gisteravond door mijn hoofd. Hij vertelde mij namelijk: daklozen zijn de paria's van onze samenleving, in letterlijke zin. Het probleem is echter dat de samenleving ze ook als zodanig behandelt. Waar we als maatschappij eigenlijk een schild zouden moeten vormen om de meest kwetsbaren, behandelen we ze te vaak als buitenstaanders. In een fatsoenlijk land laten we dat gewoon niet gebeuren. Ik was zelf niet bij de totstandkoming van het nationaal actieplan maar bij het inwerken op deze portefeuille heb ik er wel veel over gelezen. En ik moet zeggen dat ik heel enthousiast was, eigenlijk al vanwege de naam: een actieplan. Acties, dat klinkt goed. Geen visie, geen akkoord maar een actieplan.

Na gisteravond is dat enthousiasme mij echter wat in de schoenen gezakt. Want wat blijkt? Het allerbelangrijkste resultaat van het actieplan is een paradigmashift, een andere manier van denken. En eigenlijk is dat toch wel een beetje tragisch, want het aantal daklozen groeit. Het aantal daklozen tussen de 18 en de 22 jaar groeit. Het aantal dakloze kinderen neemt toe en dat is onbestaanbaar. Jongeren aan het begin van hun volwassen leven die tussen wal en schip vallen. Misschien wel het meest schrijnende is, dat het ook veel jongeren betreft die vrijwel direct uit de jeugdzorg komen. Er is eerder bij de totstandkoming van dit actieplan een motie aangenomen die zegt dat er eerst woonaccommodatie geregeld moet worden voor jongeren die uit de jeugdzorg komen voordat ze daadwerkelijk uitgezet worden. Ik ben dan ook heel benieuwd hoe het met de uitvoering van die motie staat.

Toen ik jaren geleden als gemeenteraadslid te maken had met een andere groep, arbeidsmigranten, was het volgende al een beetje de werkelijkheid. Malafide uitzendbureaus lokken met te grote beloftes en valse voorstellingen jonge arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Zij worden hier behandeld als nummer, als wegwerpartikel, zoals mevrouw Beckerman terecht zei. Zij verdienen eigenlijk te weinig geld om terug te keren, schamen zich daarvoor of ontwikkelen een verslaving. Zij keren niet meer terug en komen hier op straat terecht. Er zijn veel organisaties die keihard en goed werk doen, zoals Barka. We horen ook verhalen van arbeidsmigranten die al voor de zesde, zevende of achtste keer op de FlixBus zijn gezet en een paar dagen later gewoon weer terug zijn. Hoe kan het dat deze malafide keten, want dat is het, dit ecosysteem, na al die jaren nog onverantwoord functioneert? Hoe kan het dat het ons blijkbaar niet lukt om hierop te interveniëren?

Voorzitter. Ik heb te weinig tijd, dus ik heb een paar staccato vragen. Het CDA heeft destijds samen met de ChristenUnie een motie ingediend om de kwalitatieve en de meetbare doelen te verbinden aan de monitor. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris uiteen kan zetten hoe het staat met de meetbare doelen van het actieplan.

Voorzitter. Het is er al heel veel over gegaan: een van de belangrijkste oorzaken, en misschien wel dé belangrijkste oorzaak, is het gebrek aan betaalbare woningen voor deze doelgroep. Ik ben heel benieuwd hoe de doorstroom van begeleid wonen en beschermd wonen naar beter wonen volgens de staatssecretaris op dit moment verloopt.

Voorzitter. Dan nog een technische vraag. Wij begrijpen dat er wat onduidelijkheden zijn over de verdeling van de middelen voor 2025. Wij zijn heel benieuwd wat er gaat gebeuren als straks de middelen die wat later beschikbaar zijn gekomen, toch nog beschikbaar komen. Wij zijn benieuwd of we nu al concreet weten wat gemeentes daarmee gaan doen.

Voorzitter. Ik ga afronden. Het was een beetje de frustratie van mevrouw Koekkoek en het is ook mijn frustratie in dit debat: aan de ene kant hebben we een werkelijkheid, die er niet goed uitziet en aan de andere kant hebben we heel veel plannen die blijkbaar niet tot wasdom komen. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daar in brede zin op reflecteert. Hoe realistisch zijn onze doelen als het tot nu toe amper lukt om echte resultaten te boeken?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Grinwis gaat nu spreken namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Je zult maar dakloos zijn: iedere dag stress vanwege het ontberen van een eigen plek, een veilig thuis. Dat is de kern. Dakloosheid is eerst en vooral een gebrek aan een betaalbaar huis, aan een eigen plek waar je je veilig voelt. Vooral het beleid ten tijde van minister Blok heeft de behoefte aan een betaalbaar huis volstrekt miskend. Corporaties werden in plaats van onze vriend de vijand, terwijl ze cruciaal zijn voor onze volkshuisvesting. Zij zijn het die betaalbare woningen moeten bijbouwen. Maar het bittere resultaat van de jaren tien is dat de sociale huurvoorraad nauwelijks is gegroeid, terwijl de vraag naar woningen door vergrijzing, gezinsverdunning en migratie ondertussen juist enorm toenam. Geen wonder dat de uitstroom uit de maatschappelijke opvang dan stokt en het aantal daklozen hand over hand toeneemt. Ze staan nu letterlijk op straat, hoppen van bank naar bank, slaan hun tenten op in de duinen of slapen met hun pasgeboren baby in een auto.

Voorzitter. We falen in onze grondwettelijke volkshuisvestelijke taak. Ik weet dat de afgelopen twee kabinetten een start hebben gemaakt om dit recht proberen te trekken. De verhuurderheffing is afgeschaft, de huren zijn betaalbaarder gemaakt, de huurtoeslag is verhoogd en er is extra geld uitgetrokken om dakloosheid te bestrijden, maar daarmee zijn we er nog niet. Hoe ziet de staatssecretaris het verband tussen betaalbare volkshuisvesting en de ontwikkelingen daarin en het bestrijden van dakloosheid? Uit mijn vraag begrijpt u dat wat mij betreft de aanwezigheid van minister De Jonge hier niet had misstaan.

Voorzitter. De cijfers en — nog veel belangrijker — de ervaringen van alle gemeenten en hulpverleners stellen me niet gerust. De dakloze arbeidsmigranten vullen meer en meer de opvang. Zolang werkgevers en uitzendbureaus hun arbeidskrachten uit Oost-Europa nog als moderne slaven inzetten en weer ontslaan wanneer ze daar zin in hebben, zolang je dan als arbeidsmigrant op straat staat, zolang vrij verkeer van personen de heilige graal van de Europese Unie is, zolang we sectoren alleen in de lucht kunnen houden met laagbetaalde arbeid en die uit het buitenland moeten halen, zolang we vervolgens met een boog om de problemen heen lopen, zó lang blijft dit bestaan. De afgelopen jaren heeft de staatssecretaris een en ander in gang gezet om dakloze arbeidsmigranten te helpen met opvang, met het oog op nieuw werk, en met terugkeer. De pilots in zes steden laten positieve resultaten zien. Voor dit jaar en volgend jaar is er nog geld, maar moeten we deze aanpak niet uitbreiden over het hele land? Kan ik ervan uitgaan dat deze aanpak structureel wordt doorgezet? Immers, in het vorige coalitieakkoord is 65 miljoen structureel bijgeplust, dus een miljoen of zeven moet dan geen probleem zijn, toch?

Voorzitter. Terug naar het actieplan zelf. De stip op de horizon is nul daklozen in 2030. Ik ben blij dat dat doel nog steeds heel breed in de Kamer wordt onderstreept en gesteund. Er zijn weleens minder ambitieuze doelen gesteld, maar het is een niet meer dan terecht streven. Ik ben wel ontzettend benieuwd of we de ambitie gaan realiseren en of we op koers liggen. Ik ben bang dat het antwoord daarop negatief is. Daarom heb ik anderhalf jaar geleden al gevraagd om meetbare doelen en goede monitoring door gemeenten: een dashboard met indicatoren die de realiteit weergeven, die meetbaar zijn en die goed gecontroleerd worden.

Wat ik tot nu toe heb gezien van dat dashboard en van die indicatoren roept bij mij een aantal vragen op. Zijn de indicatoren niet nog te veel gericht op processen en te weinig op resultaten? Gaat het ook echt goed in een gemeente als alle vinkjes op groen staan of hebben de proceduretijgers hun werk dan goed gedaan, maar is het aantal daklozen nog niet echt gedaald en is het aantal woonplekken nog niet echt gegroeid? Wie controleert hoe gemeenten dit invullen? Natuurlijk heeft de gemeenteraad hierin een belangrijke rol, maar de vraag blijft staan. Het dashboard wordt de komende maanden op basis van ervaringen nog bijgeschaafd. Ik begrijp van bijvoorbeeld het samenwerkingsverband Dakloosheid Voorbij! dat zij na de beginfase niet meer betrokken zijn bij het dashboard. Kunnen zij weer aanhaken de komende maanden?

Voorzitter, ten slotte. We zijn halverwege 2024. We hebben nog zes jaar tot 2030. Dan hebben mensen geen stress meer over een slaapplek voor de volgende nacht en zijn er genoeg betaalbare huizen bijgebouwd. Althans, dat is de doelstelling. Wat is er volgens de staatssecretaris voor nodig om die te halen?

De voorzitter:

Hartelijk dank. Tot slot van de zijde van de Kamer in eerste termijn is het woord aan mevrouw Koekkoek. Zij spreekt namens de fractie van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Een veilig thuis is de basis voor een menswaardig en vrij bestaan. Het is niet voor niets een grondrecht. Toch lukt het ons als samenleving nog niet om dit voor iedereen te garanderen. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid geeft ons de mogelijkheid om dak- en thuisloosheid in 2030 te beëindigen. Daarover heb ik meteen een eerste vraag aan de staatssecretaris. Als we nu terugkijken, is het opvallend om te zien dat we dit actieplan al twee jaar hebben, maar dat er nog geen grote stappen genomen zijn of doelen zijn behaald. Waarom niet, vraag ik aan de staatssecretaris. Wat zijn daarvoor de grootste obstakels geweest? Kan hij zijn reflectie daarop delen?

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris. Heeft hij er, gelet op het hoofdlijnenakkoord, vertrouwen in dat de doelstellingen uit het nationaal actieplan behaald zullen worden? Wat is daar nou concreet voor nodig? Mijn oproep — gelukkig hoor ik die ook terug bij de coalitiepartijen — is om dit nationaal actieplan te omarmen, te behouden en vooral ook uit te voeren, en om daarbij te leren van de afgelopen twee jaar.

Voorzitter. Er is al veel gezegd. Daarom wil ik aandacht besteden aan een aantal groepen die bijzondere aandacht verdienen. Allereerst jongeren. We hoorden het al van collega's: kinderen tot 18 jaar blijken maar liefst 23% van het aantal daklozen te vormen en voor de leeftijdsgroep van 18 tot 27 jaar is dat zelfs 40%. In het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019-2021 staan heel veel concrete oplossingen voor dakloosheid, specifiek onder jongeren. Kan de staatssecretaris aangeven wat de eerste stappen zijn die gezet moeten worden om het actieprogramma concreet uit te werken?

Voorzitter. Een andere groep die oververtegenwoordigd is onder dak- en thuislozen zijn arbeidsmigranten, vooral die uit de Europese Unie. Vorige maand nog bleek dat drie op de vijf mensen die op straat staan, arbeidsmigrant is. Het aantal arbeidsmigranten dat op straat staat, neemt bovendien enorm toe. Collega's zeiden dat al. Er zijn middelen beschikbaar gesteld tot 2024 om een deel van de klap op te vangen, maar de komende jaren zijn die middelen nog niet zeker. Kan de staatssecretaris aangeven welke maatregelen om dakloosheid van arbeidsmigranten tegen te gaan hij met prioriteit uitvoert, met name met betrekking tot duurzame huisvesting voor arbeidsmigranten? Want nu heeft iedere gemeente ander beleid en moet iedere gemeente vooral zelf regelen dat er voldoende mensen en middelen beschikbaar zijn. Op welke manier kunnen en gaan wij gemeenten beter ondersteunen bij de opvang van arbeidsmigranten, ook die uit de Europese Unie? Kunnen wij daarvoor een beroep doen op het Europees Sociaal Fonds Plus, het ESF+? Kan de staatssecretaris in kaart brengen wat de mogelijkheden zijn, zowel om het als Nederland aan te vragen, maar ook om het geld te oormerken, zodat het echt gebruikt kan worden om de dakloosheid in Nederland en in Europa tegen te gaan?

In het verlengde daarvan maak ik me ook zorgen over het afbouwen van de landelijke voorziening vreemdelingen. In het hoofdlijnenakkoord wordt de lvv afgeschaft en daarmee worden mensen op straat gezet. Dit gaat recht in tegen de ambitie van het nationaal actieplan. Welke reflecties kan de staatssecretaris meegeven over het belang van een woning en de rol van de lvv hierin?

Voorzitter, tot slot. Niemand is gebaat bij de oude stigma's rondom dak- en thuisloosheid. Het is een probleem dat ons allemaal aangaat. We weten dat de Finse aanpak, Housing First, werkt. We moeten het nationaal actieplan de komende jaren daarom doorzetten. Maar we moeten ook de regie voor de uitvoering bij het Rijk leggen, zodat we echt concrete stappen maken. Zo kunnen we beter dan de afgelopen twee jaar is gelukt echt stappen maken om dakloosheid in 2030 te beëindigen. In dat kader heb ik nog twee korte vragen aan de staatssecretaris. Kan hij meegeven hoe groot het belang is van een brede definitie van dakloosheid? Dat is de definitie waarin ook groepen mensen worden meegenomen die in een auto slapen of bij vrienden op de bank. Kan hij meegeven welke stappen we vrijwel meteen kunnen zetten, zoals het stoppen van uithuisplaatsing zonder zicht op opvang? Ik vond de woorden van de VVD daarover net heel bemoedigend: we hoeven inderdaad niet te wachten op de aanpassing van wetten; we kunnen nu meteen aan de gang als Kamer en dat zouden we ook moeten doen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan schorsen tot 16.45 uur. Dan krijgen we het antwoord van de staatssecretaris op alle vragen die zijn gesteld.

De vergadering wordt van 16.26 uur tot 16.48 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mag in zijn eerste termijn antwoorden geven op de vragen die in de eerste termijn van de zijde van de Kamer zijn gesteld. Ook hier geldt dat er maximaal zes interrupties zijn. De staatssecretaris heeft het woord.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Voorzitter, dank u wel. Net zoals veel Kamerleden liep ik net voorafgaand aan het debat ook even naar buiten, bij de mensen van het Leger des Heils langs. Een van de aanwezigen daar was mevrouw Beers. Ze loopt al een tijdje mee en ze zit daar ook op de publieke tribune. Ja, u staat nu ook in de Handelingen. Mevrouw Beers zei tegen mij dat dit het eerste plenaire debat over dakloosheid is in de afgelopen jaren, misschien zelfs wel ooit. Ik vroeg me af of het waar is. Misschien kan de voorzitter het nog checken. Maar als het zo zou zijn, dan zou het eigenlijk toch wel uniek zijn dat we pas nu dit eerste plenaire debat over dakloosheid hebben. Wellicht is er nog wel tijd om het te checken, maar als het zo is, zou ik willen zeggen: wat is dit een beginpunt en wat moest er blijkbaar veel in de samenleving gebeuren voordat het noodzakelijk werd geacht om hier plenair alleen over dakloosheid met elkaar het debat te voeren. Ik zou willen zeggen: maar het is goed dat we dat nu doen.

Voorzitter. Er is veel gezegd over het aantal daklozen. Aan het begin wil ik daar toch heel graag iets over zeggen. Allereerst noem ik toch even de allerbelangrijkste uitspraak: uiteindelijk is elke dakloze er één te veel. Ieder mens zonder huis is één persoon met een onnoemelijk leed dat we niet kunnen accepteren. Dat staat bovendien ook nog eens op gespannen voet met onze Grondwet, waarin nou eenmaal een recht op huisvesting is gewaarborgd. Kortom, elke dakloze is er één te veel.

Dan wil ik toch even kijken naar de cijfers. Wat is er nou de afgelopen jaren eigenlijk van terechtgekomen? Ik volg daarbij toch maar even de gegevens van het CBS, niet omdat ze volmaakt zijn — sterker nog, er is best wel terecht kritiek op te geven — maar omdat ze toch wel enige richting geven over wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Als je naar die cijfers kijkt, zie je eigenlijk vanaf 2009 zo'n beetje een voortdurende groei van het aantal mensen dat dakloos is. Elk jaar neemt dat aantal eigenlijk toe, neemt nog verder toe en neemt nog verder toe tot ongeveer 2018. Dan zie je in, pak 'm beet, tien jaar tijd in z'n totaliteit bijna een verdubbeling van het aantal mensen dat dakloos is geworden. Misschien mag ik het toch wel zo zeggen: het is eigenlijk een schandalige ontwikkeling geweest dat tien jaar lang elk jaar het aantal daklozen is toegenomen. Pas dan komt er een kentering in ons beleid en zien we ook dat het aantal daklozen eindelijk tot een daling wordt gebracht en eigenlijk tot rust wordt gebracht, althans volgens die cijfers van het CBS. Je ziet dan ook een kentering. Die is er niet voor niks gekomen; er zijn middelen ter beschikking gesteld, er zijn wetten voor aangenomen en er zijn keuzes voor gemaakt.

Tegelijkertijd zijn we nog lang niet terug op het niveau waarop we in 2009 stonden. Sterker nog, als je nu de opvang binnenloopt, lijkt het wel alsof die daling helemaal nooit is ingezet. Dat is misschien wel het punt van nu dat het CBS en vooral ook alle opvangorganisaties eigenlijk aangeven. Dat is de situatie waarin we nu staan. Wat is daar nu precies gebeurd? Dat is ook een van de dingen waar ik zo nog wat langer bij stil ga staan. Het belangrijkste wat daar gebeurd is, is dat we nu zien dat die Oost-Europese arbeidsmigranten de meest kwetsbare groep zijn gaan vormen die nu in onze straten dakloos is. De groep die al veel langer dakloos is, ondervindt daar uiteindelijk ook de negatieve consequenties van. De druk op de opvang en op het aantal plekken in de opvang neemt daardoor toe, en de mogelijkheid om uiteindelijk naar huis te gaan, neemt steeds meer af. Kortom: dat is dus echt een cruciaal onderwerp om daarin het verschil te maken.

Zijn er dan door dat nationale actieplan wel praktisch verschillen zichtbaar? Dat was een van de vragen die gesteld werden. Ik dacht dat de heer Krul het vroeg, maar eigenlijk was er heel breed een soort gevoel van: wat hebben we eigenlijk aan al die factsheets en al die algemeenheden in die voortgangsrapportage? Er zijn heel concreet wel degelijk een aantal grote stappen gezet. Ik denk gewoon even aan al die grootschalige opvanglocaties die zijn omgebouwd naar kleinschalige plekken. Daar zijn dus niet meer die slaapzalen, maar individuele plekken voor mensen die dakloos zijn. Dat betekent een heel groot verschil, want daardoor is er vaak weer dagstructuur mogelijk en is het mogelijk om naast de opvang bijvoorbeeld ook weer aan het werk te zijn. Dat kan niet in die grote zalen; dat kan wél in die kleinschalige opvang.

We hebben een grote verandering gezien van heel veel nachtopvanglocaties naar 24 uursopvanglocaties. In plaats van die plekken waar je om 08.00 uur 's ochtends eruit werd gezet om vervolgens 's avonds om 22.00 uur weer welkom te zijn, zijn er nu steeds meer plekken die 24 uur lang opvang bieden. Ook dat betekent een groot verschil voor de mensen die dakloos zijn geraakt, want daardoor is die stress van "heb ik vanavond weer een slaapplaats?" weg. Ook dat is dus een aanmerkelijk verschil als je de situatie van nu vergelijkt met die van, pak 'm beet, een jaar of vijf geleden.

Het derde wat ik zou willen zeggen, is dat steeds meer gemeenten heel bewust ervoor kiezen om vaak maar een heel klein deel — maar wel dat hele kleine deel — specifiek beschikbaar te stellen voor mensen die dakloos zijn of dakloos zijn geweest. In plaats van te zeggen "nee, wij hanteren geen doelgroepenbeleid; we hanteren alleen urgenties in algemene zin" wordt dan heel precies gezegd dat er in een bepaald nieuwbouwproject voor wordt gezorgd dat twintig of tien woningen uiteindelijk beschikbaar zijn voor mensen die dakloos zijn. Dat zijn hele concrete, zichtbare resultaten van dit actieplan in de afgelopen jaren.

Voorzitter. Er moet nog veel meer gebeuren. Ik denk dat ik daar mijn inleiding mee wil afsluiten. Wat mij betreft ligt een van de belangrijkste dingen die er moet gebeuren, immers niet op mijn eigen beleidsterrein, maar op het terrein van de heer De Jonge. Dat is ook al ingezet en dat ligt zelfs al bij de Kamer. Dat is namelijk de Wet versterking regie volkshuisvesting; mevrouw Beckerman noemde die wet ook. In die wet worden immers een aantal cruciale stappen gezet waardoor gemeenten en het Rijk echt een stok achter de deur krijgen om die huisvesting voor dakloze mensen perspectief te geven. Kortom, als u mij vraagt wat het allerbelangrijkste zou zijn wat in ieder geval de komende jaren moet gebeuren, zou mijn dringende advies aan de Kamer zijn: neem die wet aan, als het kan zo snel mogelijk.

Voorzitter. Dan ga ik naar mijn kopjes toe van dit debat. Allereerst wil ik wat meer toelichten en de vragen beantwoorden die gaan over de voortgang van het actieplan. Dat zijn de meer algemene vragen, maar ook de vragen over de voortgang. Daarna kom ik op de vragen over de monitoring en de financiële randvoorwaarden: waar is het geld naartoe gegaan, et cetera. Daarna komt er een blok over arbeidsmigranten; dat kondigde ik al aan in de inleiding. Volgens mij is dat onderwerp bijna door allen van u genoemd. Het vierde blok gaat over jongeren. Ten slotte zijn er nog een aantal overige vragen.

Voorzitter. Ik begin met het actieplan en de voortgang daarvan in algemene zin. Dan begin ik met de vraag van mevrouw Bruyning. Zij vroeg of dat een taak is van de centrumgemeenten of van alle gemeenten. Het antwoord daarop is eigenlijk tweeledig. In eerste instantie is natuurlijk het antwoord dat de centrumgemeenten nu de taak en de verantwoordelijkheid hebben om dakloosheid aan te pakken. Die taak ligt niet bij alle gemeenten, maar die taak ligt specifiek bij de centrumgemeenten. Maar ik noemde in de inleiding al de Wet versterking regie volkshuisvesting. Daarmee willen we uiteindelijk bereiken dat er woonzorgvisies worden gemaakt. Die moeten natuurlijk door alle gemeenten worden vastgesteld, want dat kan niet alleen bij centrumgemeenten liggen. In die woonzorgvisies moet uiteindelijk ook de verantwoordelijkheid worden genomen om deze groep dakloze mensen prioriteit te geven. Daarin ligt dus ook een verantwoordelijkheid voor alle gemeenten.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Bruyning. Hoe zorgen we ervoor dat geen enkele vorm van dakloosheid over het hoofd wordt gezien? Dat heeft natuurlijk vooral te maken met de vele verschillende vormen van dakloosheid die we, helaas, zien. De groep economisch daklozen werd al genoemd. Er werden groepen gezien die vooral te maken hebben met bijvoorbeeld jongeren, waar ik nog apart op inga. Wat we uiteindelijk proberen is inderdaad heel precies te zijn in welke groep hier dakloos is. Want de verschillen zijn soms dermate groot dat het ook echt gerechtvaardigd is om daar een andere aanpak op te hanteren.

Mevrouw Koekkoek vroeg: wat zou de reflectie van de staatssecretaris zijn op de afgelopen twee jaar? Wat is er nou eigenlijk gebeurd? Maar misschien ook: wat zou het vooruitzicht zijn over de komende jaren? Ik zie dat die paradigmashift, waar we mee begonnen zijn, eigenlijk steeds vaker toch weer een beetje op het tweede plan verdwijnt. Ik wil daar toch even wat meer woorden aan geven. Die paradigmashift is cruciaal. Het gaat er namelijk om dat we niet meer denken vanuit opvang maar primair vanuit huisvesting. Als iemand dakloos is, is dus niet primair meer het probleem dat we iemand een opvangplek moeten bieden en daarmee de noodzakelijke zorg. Het primaire probleem dat we moeten oplossen, is dat iemand een huisvestingsplek krijgt. Die manier van denken lijkt heel eenvoudig en misschien ook wel heel logisch en standaard, maar die ís niet de standaard. Heel vaak hebben we juist geredeneerd vanuit opvang en zorg en niet vanuit huisvesting. Ik denk dat daar nog steeds de crux zit. Als we echt een grotere verandering willen, kijk ik toch naar Finland en inderdaad naar Housing First. Ik weet niet meer wie, maar een van de Kamerleden noemde ook het succes dat daarmee geboekt is. Dit zal echt het cruciale thema moeten zijn in de komende jaren.

De SP deed wel tien voorstellen en ik heb op elk voorstel wel een vorm van een reactie. Ik weet niet helemaal wat nou de vraag van mevrouw Beckerman was, maar ik vond het wel mooi om te zien dat een aantal voorstellen die zij deed eigenlijk naadloos in lijn zijn met het actieplan. Ik noem de ETHOS-light-methode. Daarin wordt natuurlijk echt geïnvesteerd en dat is ook gedaan door daar in het actieplan afspraken over te maken. Die afspraken zijn ook nadrukkelijk gemaakt met belangenorganisaties, zorgaanbieders en ervaringsdeskundigen, die dat heel belangrijk vonden. Het is precies een van de dingen die we hier doen. U noemde ook de urgentie voor mensen die dakloos zijn. Daarbij is het altijd een beetje de vraag wie er dan allemaal die urgentie moeten krijgen. Daar hintte u ook al op. Maar ook dat is een van de punten die juist nu worden opgepakt. In de wet regie op de huisvesting regelen we urgentie voor deze groep. Dat is onderdeel van het actieplan. Ik kan ze niet allemaal langslopen, maar ik zie eigenlijk wel een vorm van verbinding tussen uw tien plannen en de plannen van het kabinet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Op mijn vraag over de urgentie zegt de staatssecretaris: dat pakken we op in die wet. Maar dat was nou juist het punt. We hebben dit jarenlang gehoord: dat gaan we oppakken en in die wet gieten. En wat zien we nu die wet er in concept is? We zien dat juist de zelfredzame daklozen weer worden uitgesloten. Dat is dus een probleem. Daar is net in het debat al heel veel aandacht voor gevraagd. Onze vraag was dus niet of de staatssecretaris nog een keer wil zeggen dat die wet er aankomt en dat een deel van de mensen urgentie krijgt. Onze vraag was: deelt de staatssecretaris met de SP dat het heel onverstandig is om maar weer een klein deel urgentie te geven?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dit komt best heel nauw. Net zoals mevrouw Beckerman ken ik een heel aantal heel schrijnende voorbeelden van mensen die op straat belanden, uiteindelijk toch nog ergens een stempel "zelfredzaam" krijgen en daardoor geen aanspraak kunnen maken op de voorzieningen die voor hen bedoeld zijn. Ik vind dat dat probleem moet worden aangepakt en opgelost. Dat ben ik dus zeer met mevrouw Beckerman eens. Tegelijkertijd is er ook een groep mensen die op dit moment geen huisvesting heeft, maar niet per definitie dakloos of niet zelfredzaam is. Over het algemeen moet je dan vaak denken aan mensen die te maken hebben met een scheiding. Over het algemeen zijn het vaak ook nog mannen in de situatie van scheiding. Voor die groep geldt inderdaad dat er wat vaker sprake is van zelfredzaamheid. Deze personen, deze mannen over het algemeen, wordt daardoor echt vaker gevraagd om zelfstandig op zoek te gaan naar andere huisvesting. Ik denk dat het terecht is dat we in deze wet voor die groep — ik zet ze nu even tegenover elkaar — niet overgaan tot urgentie, want op een gegeven moment wordt een groep dermate groot dat dit uiteindelijk niet meer leidt tot de prioritering die je zou willen geven. Dus, ja, ik ben het met mevrouw Beckerman eens dat er inderdaad soms een groep is die je wel degelijk die urgentie moet geven, maar die dan soms net buiten de definitie valt. Maar categorisch gezien denk ik dat de wet op dit moment voor een terechte insteek kiest, namelijk dat je onderscheid maakt tussen zelfredzaamheid of geen zelfredzaamheid.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dit verhaal klinkt heel logisch. Je zegt: ja, maar wacht eens even, er zijn misschien mannen die wel even kunnen wachten. Het probleem is dat de staatssecretaris en het kabinet een handtekening hebben gezet en dat daarmee is afgesproken dat er in 2030 een einde zou komen aan dakloosheid. Maar er zijn wachtlijsten. Daarom is het een beetje flauw dat de staatssecretaris zegt dat hij twee vragen van de SP ongeveer beantwoord heeft en dat we de rest wel zien. Als je je handtekening zet dat er in 2030 een einde zal komen aan de dakloosheid, dan moet je dus zorgen voor voldoende daken. Je moet er dan voor zorgen dat mensen die niet in de opvang komen, maar wel dakloos zijn, aan zo'n woning kunnen komen. Als je dat niet met urgentie wilt regelen, dan zul je dus wel ervoor moeten zorgen dat die woningen er zijn. Wij denken daar verschillend over. We hebben hier heel veel vragen over gesteld, want die woningen zijn er nu niet en we weten niet of er de komende jaren nog middelen zijn om voor deze groep te bouwen.

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Beckerman (SP):

Nou, voorzitter, mijn vraag is of mijn vragen dan beantwoord kunnen woorden. Want het is heel makkelijk om te zeggen dat de mannen die scheiden het maar moeten uitzoeken; ze krijgen geen urgentie. Maar daarmee los je het probleem niet op.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Kijk, op het punt van die urgentie is het denk ik toch echt wel cruciaal om een onderscheid te maken tussen woningzoekend en dakloos. Met een hele stellige interpretatie van woningzoekend, zou je ook op een bepaalde manier kunnen zeggen dat iemand dakloos is. Iemand kan bijvoorbeeld op dit moment echt niet de ruimte hebben waar 'ie uiteindelijk terecht hoort te komen. Dat kan ook te maken hebben met het grijswonencircuit en het terechtkomen in het woningcircuit tussen verschillende huisvestingsplekken in. Als je die categorie te uitgebreid maakt, wordt die zo uitgebreid dat de mensen die het meest kwetsbaar zijn — dat is een paar keer genoemd vandaag — hier uiteindelijk niet door geholpen worden. Die worden dan uiteindelijk weer weggeconcurreerd door mensen die wel zelfredzaam zijn. De bedoeling van de wet is nou juist dat er onderscheid gemaakt wordt tussen mensen die de bescherming echt nodig hebben en de groep die zelf toch meer mogelijkheden heeft om een huis te zoeken en te vinden. Dat proberen we te waarborgen. Het is niet de bedoeling om wat mevrouw Beckerman zegt categorisch af te doen als: zij wil iedereen een huis geven. Zo is het niet. Maar ik zeg wel dat het echt oppassen is met de definitie die je hanteert, want als het uiteindelijk in de wet wordt vastgelegd, dan geldt het voor iedereen.

Mevrouw Beckerman (SP):

De staatssecretaris gaf als eerste aan dat hij zich committeert aan de ETHOS Light-definitie; zo gaat hij tellen. Die definitie van dakloosheid hebben we Europees hebben afgesproken; de handtekening van het kabinet staat daaronder. De hele groep valt onder die definitie. Dat per groep verschilt wat er nodig is, is volkomen helder. Maar als je zegt dat er in 2030 een einde moet zijn aan dakloosheid, zal je dus moeten zorgen dat er voldoende huizen zijn, zodat iedereen die nu dakloos is, volgens de ETHOS-definitie die het kabinet zelf onderschrijft, aan een woning kan komen. Dat kan niet als we groepen tegen elkaar uitspelen. Het kan al helemaal niet als we niet zorgen voor voldoende huisvesting. Linksom of rechtsom, die definitie staat.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Die ETHOS Light-definitie bestaat inderdaad, maar dat gaat echt over iets anders. Dat gaat namelijk over het tellen van het aantal dakloze mensen. Daarvoor gebruiken we de ETHOS Light-aanpak. U verwart nu de aanpak voor het tellen van het aantal mensen dat dakloos is met de definitie die je in de wet moet opnemen voor wie je uiteindelijk urgentie geeft. Daar zit een verschil tussen. Die twee zijn niet congruent met elkaar.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank, voorzitter. Ik ga naar een vraag van de ChristenUnie en Volt over of we de doelstellingen uit het actieplan gaan halen: wat is daar eigenlijk concreet voor nodig? Er is een heel breed pakket aan acties in het actieplan opgenomen. Ik ben ervan overtuigd dat we heel veel van die acties ook daadwerkelijk gaan halen. Dat gaat over kleinschaligheid, maar inderdaad ook de ETHOS Light-definitie en de preventieaanpak. Op tal van manieren worden er acties uit het actieplan afgehecht. Als u mij vraagt of we het gaan halen dat er in 2030 0 daklozen zijn, dan blijf ik bij mijn opvatting, die ik overigens vanaf het begin heb, dat je de stip aan de horizon en het morele principe van 0 daklozen nodig hebt, maar dat je moet oppassen dat je erop reageert alsof het een soort prestatie-indicator is. Dan zou je eigenlijk moeten zeggen: je hebt zes jaar de tijd en het gaat om ongeveer 30.000 daklozen, dus dan moeten het er elk jaar zo- of zoveel minder zijn et cetera. Ik vind eigenlijk niet dat die doelstelling op deze manier zou moeten functioneren, want ik denk dat dit uiteindelijk nooit de bedoeling is geweest. Dat zeg ik niet nu pas, maar eigenlijk al vanaf het begin. Het is een soort principieel uitgangspunt. Ik vind het ook wel een moreel noodzakelijk uitgangspunt. Ik gebruik dat woord niet zomaar, maar in dit geval denk ik dat het terecht is. Ik zou er dus niet naar willen kijken alsof het een prestatieafspraak is, die je bijvoorbeeld wel maakt woningbouwcorporaties.

Dan de laatste vraag in dit blokje. Nee, die heb ik ook al gehad; dat was de vraag over de doelstellingen uit het actieplan. Daarmee zou ik dit blokje willen afronden en ga ik naar de monitoring en de financiering. Dat is blokje twee.

De voorzitter:

Toch nog een vraag van mevrouw Westerveld over de voortgang van het actieplan; dat was dit onderdeel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik heb sterk de indruk dat de staatssecretaris een paar dingen wat rooskleuriger schetst dan ze volgens mij zijn, in ieder geval in de signalen die ik hoor. Dat gaat bijvoorbeeld over het niet meer kunnen uitzetten van mensen en de 24 uursopvang, maar ook over een aantal andere zaken. Mijn punt is dat het voor ons heel moeilijk wordt om het kabinet en de voortgang van het actieplan goed te kunnen controleren op het moment dat we aan het discussiëren zijn over definities. Er is ook een discussie over de telling. Gisteren kregen we een brief met daarin heel weinig concreets. Hoe kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat wij zijn opvolger veel beter dan nu kunnen controleren, om te bezien of we de doelstellingen van het actieplan gaan halen? Wat zou hij ons aanraden om daarbij mee te geven? Want als we al zoveel discussies hebben over definities en de staatssecretaris dingen vertelt die ik echt anders hoor uit de praktijk, dan wordt het voor ons als Kamer oprecht heel moeilijk om onze controlerende taak uit te voeren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb de kritiek breed gehoord dat de voortgangsrapportage die we gisteren hebben gestuurd, eigenlijk veel te algemeen en daardoor niet goed inzichtelijk was. Dat heb ik heel duidelijk begrepen. Dat is wat mij betreft een les die we ons gewoon moeten aantrekken. Het had concreter en duidelijker gemoeten. Point taken, zou ik bijna willen zeggen. We hebben natuurlijk geprobeerd om de reacties op een aantal aangenomen moties en voorstellen die er lagen, zo precies mogelijk te formuleren. Maar ik neem die kritiek ter harte. Dat zeg ik in algemene zin.

Ik zeg er ook bij dat het klopt dat een aantal afspraken die we in het dashboard vervatten — dat hoort overigens ook al een beetje bij dit blokje — soms over het proces gaan. Dat is niet bedoeld om niet concreet te worden. Dat doen we omdat dat uiteindelijk ontzettend relevant is voor de stappen daarna, de concrete vervolgstappen. Dat is dus de andere kant. Denk bijvoorbeeld aan de vraag welke centrumgemeenten nu al een nieuw plan van aanpak hebben dat gebaseerd is op het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Dat is een procesding, maar dat is tegelijkertijd superrelevant. Als de helft van de gemeenten dat namelijk nog niet heeft gedaan, is dat heel belangrijke informatie. Dan zou het actieplan dat we op nationaal niveau hebben afgesproken, namelijk niet worden geïnterpreteerd door de centrumgemeenten en de steden. We zullen er dus ook niet helemaal aan ontkomen om soms met elkaar procesafspraken door te nemen en te beoordelen of die groen of rood zijn.

Voorzitter. In dit blokje zitten ook de financiën. Daarbij gaat het onder andere over het uitgeven van die extra middelen. Dat gaat om structureel 65 miljoen extra. De gemeenten ontvangen deze middelen bovenop de decentralisatie-uitkering Maatschappelijke Opvang, de DUMO, voor de kenners. Het klopt dat we best een tijd discussie hebben gevoerd met de gemeenten over welke uitkeringsvorm gemeenten zouden krijgen; ik denk dat de vraag van NSC op dit punt hierover ging. Ik zeg gewoon even in alle eerlijkheid dat de gemeenten met name een uitkeringsvorm wilden met veel vrijheid, terwijl wij vanuit het Rijk meer hechtten aan een uitkeringsvorm waarmee we nadrukkelijk konden controleren waar die middelen naartoe zouden gaan.

Tegelijkertijd is mijn standpunt dat ik centrumgemeenten niet onnodig wil belasten met allerlei vormen van bureaucratie. Als zij elk jaar voor een paar miljoen weer een enorme aanvraag moeten versturen, ook weer een verantwoording, en het jaar daarop eigenlijk weer hetzelfde moeten doen, gaat dat de praktijk ook niet veranderen en verbeteren. Daarom hebben we destijds afgesproken dat we beginnen met een wat meer specifieke uitkering. Maar als de gemeenten dan leveren en laten zien dat ze stappen vooruitzetten, zijn we uiteindelijk bereid om de gemeenten wat meer vrijheid te geven, via die decentrale uitkering. Zo is de afgelopen periode verlopen. We hebben de afgelopen keer de keuze gemaakt om de uitkering inderdaad toe te voegen aan de DUMO.

Dan vroeg mevrouw Westerveld hoe we ervoor zorgen dat de gemeenteraden een goed beeld hebben van de manier waarop het geld wordt besteed. Uiteindelijk is dat echt een taak die bij gemeenten ligt; die moeten met hun colleges goede afspraken maken over welke informatie ze krijgen en hoe vaak ze die informatie krijgen. Vanuit dit parlement kan ik daar heel moeilijk iets over zeggen, maar ik zou gemeenteraden in ieder geval aanraden om waar te nemen hoe hun centrumgemeente functioneert binnen dat dashboard, dat binnenkort publiekelijk beschikbaar wordt. Ik raad ze aan om op basis daarvan vragen te stellen aan hun college wat betreft hoe zaken ervoor staan, of dat nou positief of negatief is.

Dan was er een vraag van de VVD over de ETHOS-telmethode — daar hadden we het al even over — en over of het klopt dat veel meer vrouwen en kinderen dakloos zijn dan verwacht. Het klopt inderdaad dat er in de pilots die we in de regio's Oss en Den Bosch hebben gedaan, een telling heeft plaatsgevonden van het aantal daklozen. Het CBS doet een schatting. Dat is natuurlijk een enorm verschil. Het klopt inderdaad dat er in die pilots meer vrouwen en kinderen zijn geteld. Die waren vaak ook niet in beeld bij instanties. Kortom, het beeld dat u schetst moet ik helaas — dat zeg ik erbij — bevestigen.

Het CDA, de heer Krul, vroeg nog om ook de kwalitatieve doelen te verbinden aan de monitor en niet alleen maar de procesdoelen op te nemen. Ook daar heb ik al op gereageerd: we ontkomen er niet aan om een aantal procesafspraken met elkaar te maken en ook daarop te reflecteren.

Over de monitoring en het dashboard heb ik eigenlijk al iets gezegd, maar ik ga toch nog even naar de vraag van de heer Grinwis. Het klopt inderdaad dat het dashboard heel binnenkort — wat zal het zijn? — met een enkele week of twee online gaat. Daar zijn we in principe met elkaar uit. Er was een lange discussie over welke indicatoren daar dan in komen et cetera. Uiteindelijk zijn we het met elkaar eens geworden. Maar die lijst met indicatoren, waar de heer Grinwis het ook over had, staat wel vast. Daar kan ik nu niets meer aan toevoegen en af halen, want die hebben we bestuurlijk vastgesteld met de gemeenten. Dat zou van mijn kant bestuurlijk onverantwoord zijn. Ik ben het met de heer Grinwis eens dat er wel wat moet gebeuren als er signalen zijn — die gaf u aan — dat de belangenbehartigers hier niet goed bij worden betrokken. Dan gaan we dus gewoon met de VNG in gesprek om dat te regelen. Ik geloof dat u het had over de organisatie Dakloosheid Voorbij! Het kan niet zo zijn dat die nu in één keer aan de zijlijn staat. Dat kan niet de bedoeling zijn, dus dat gaan we dan oplossen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik bedoelde inderdaad organisaties als Dakloosheid Voorbij! en het Straat Consulaat hier in Den Haag et cetera. Hoe kunnen we daar zicht op krijgen? Gaat de staatssecretaris ons daar te zijner tijd over informeren? De andere vraag gaat over de vrees die ik een beetje heb bij het dashboard. Het dashboard was echt bedoeld om zicht te krijgen op de feiten en de resultaten. Het mag straks natuurlijk niet zo zijn dat het allemaal indicatoren zijn die inzicht geven in welke acties er allemaal zijn uitgevoerd, terwijl het dashboard geen inzicht geeft in het daadwerkelijke effect. Hoe zorgen we ervoor dat het niet te veel op de procedure, op input is gericht, maar dat we daarmee daadwerkelijk meer zicht krijgen op de output, op het resultaat?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat is een hele terechte vraag. Het was niet voor niets best een ingewikkeld klusje om het met elkaar daarover eens te worden. Over het algemeen gaan de discussies tussen het Rijk en gemeenten vooral over geld, zeg ik maar even. In dit geval ging het echt over het dashboard. Ik kan me nog een bestuurlijk overleg herinneren waarin we echt behoorlijk met elkaar overhooplagen. Dat heeft ermee te maken dat gemeenten toch denken: wacht eens even, hoe helpt die verantwoording mij nou eigenlijk vooruit in de opgave die ik in mijn gemeente heb? Wij zeggen natuurlijk dat we gewoon zicht moeten hebben op wat er gebeurt en wat er niet gebeurt. Dat was dus echt een behoorlijke confrontatie.

Het klopt dat er een aantal processtappen in zitten; dat geef ik onmiddellijk toe aan de heer Grinwis. Daar ontkom ik ook niet aan. Tegelijkertijd zitten er ook een aantal echt concrete zaken in, bijvoorbeeld de verandering naar kleinschalige opvang. Dat zijn gewoon concrete keuzes: zijn die nou wel of niet gemaakt? Er zit bijvoorbeeld ook een stap in met betrekking tot de vraag: is er naar aanleiding van het nationaal actieplan nou een nieuw actieplan gemaakt of niet? Dan kom je behoorlijk in de concrete sfeer. Maar zelfs dan geldt het volgende, en dat is meer in algemene zin altijd de belemmering van zo'n dashboard: als je ergens een vinkje zet, bijvoorbeeld om aan te geven dat er een nieuw actieplan is gemaakt, dan weet ik op basis van de informatie die ik dan krijg, natuurlijk niet of dat er echt eentje is die in lijn is met onze nationale aanpak, of dat er uiteindelijk toch allemaal afwegingen zijn gemaakt en afslagen zijn genomen waardoor het een slap aftreksel is van wat we met elkaar hadden bedoeld. Het blijft dus altijd een instrument dat behulpzaam is, maar waarbij je tegelijkertijd altijd zit te kijken wat je er nu aan hebt. Dat is ergens ook de weerbarstige praktijk van dashboards, zou ik willen zeggen.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik wil dat niet nog complexer maken, maar ik begrijp dat er ook een dashboard is voor het programma Beschermd Thuis.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Klopt.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dat heeft natuurlijk ook een relatie met dakloosheid of thuislozen. Om het overzicht compleet te krijgen en om de totale populatie te kunnen blijven monitoren, zou je ze misschien zelfs moeten combineren. Hoe staat de staatssecretaris daartegenover?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik zou daar nu geen toezegging op willen doen, want dan gaan we het nog ingewikkelder maken. Het Beschermd Thuis-dashboard dat we met elkaar hebben afgesproken, gaat ook over de algemene aanpak van beschermd wonen en Beschermd Thuis. Daar zit natuurlijk primair een relatie met de ggz in de Wet langdurige zorg. We hebben met elkaar best een hele grote opgave om te zorgen dat die wetten goed op elkaar inwerken en elkaar niet tegenwerken. Daar was trouwens ook nog een vraag over van mevrouw Westerveld, namelijk over mensen met een ggz-achtergrond in de daklozenopvang. Maar het klopt dat er een absolute relatie is tussen die twee. Over het algemeen worden maatschappelijke opvang en beschermd wonen met elkaar verbonden, als een soort twee-eenheid. In de dashboards hanteren we een aanpak van dakloosheid met het Nationaal Actieplan Dakloosheid, en een aanpak met betrekking tot ggz, Wlz, beschermd wonen en beschermd thuis, als twee verschillende thema's.

Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee alle vragen over de monitoring en de verantwoording beantwoord.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de arbeidsmigranten.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik noemde dit ook niet voor niks in mijn inleiding, want dit is echt een heel kwetsbaar onderwerp. Ik herken alle signalen die daarover zijn gegeven. Er zijn veel vragen over gesteld. Ik denk dat ik ze maar even kort langsloop. Allereerst de vraag van mevrouw Westerveld van GroenLinks-PvdA over de signalen van de Nederlandse Straatdokters Groep dat er steeds meer onverzekerde dakloze migranten zijn. Allereerst wil ik vooropstellen dat onverzekerde personen medisch noodzakelijke zorg moeten kunnen ontvangen als zij dat nodig hebben. Ik ken alle complicaties, maar ik wil toch even deze basislijn neerleggen, omdat het cruciaal is dat dat onze ondergrens is. Als de patiënt het niet kan betalen, kan de zorgaanbieder een beroep doen op financiële regelingen daarvoor. Die worden over het algemeen uitgevoerd door het CAK. Maar het is altijd beter als arbeidsmigranten wel verzekerd zijn. Daarvoor is het belangrijk dat de arbeidsmigranten goed worden geïnformeerd en dat er wordt geholpen bij de registratie. Daarnaast proberen we met werkgevers en zorgverzekeraars het verzekerde aanbod bij deze groep mensen te krijgen. Dit valt natuurlijk in de totale context van de aanpak van Roemer als het gaat om de bescherming van arbeidsmigranten, en het aanjaagteam dat daarvoor is aangesteld. Uiteindelijk blijft de rode draad van het kabinet dat we de aanbevelingen van Roemer en het aanjaagteam onverkort uitvoeren.

Dan een vraag van de PVV over arbeidsmigranten.

De voorzitter:

Ogenblik. Mevrouw Westerveld, op het vorige punt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de beantwoording van de staatssecretaris. Gisteren hoorde ik tijdens het gesprek van een aantal straatartsen dat ze wisten dat je hiervoor bij het CAK terechtkunt. Maar dat levert wel gedoe aan de achterkant op.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Klopt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dat levert veel bureaucratie op. Het zijn vaak al mensen die zich voor een deel vrijwillig inzetten voor deze groep. Soms kan het gebeuren dat mensen die dakloos zijn, wat extra aandacht nodig hebben, of dat er een taalbarrière is enzovoorts. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is: kan hij eens met het CAK, andere instanties en de straatdokters zelf in gesprek gaan om te bekijken hoe dit bureaucratische gedoe aan de achterkant zo veel mogelijk voorkomen kan worden? We willen natuurlijk allemaal dat deze groep mensen de noodzakelijke zorg gewoon krijgt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik vind dat een goed idee. Dat gaan we doen. Dat neem ik ruimhartig over. Ik ken die signalen ook dat het een enorm gedoe is aan de achterkant. Er zijn ook veel discussies: wel of niet? Ik zeg dat dus graag toe.

Dan de PVV. Ik deel over het algemeen uw insteek. Tegelijkertijd was het her een der een route die ik niet helemaal op die manier meemaak. Ik doe het even een voor een. U vroeg allereerst: hoeveel arbeidsmigranten zijn er daadwerkelijk teruggekeerd? Op dit moment wordt de evaluatie nog uitgevoerd. Daar wordt de laatste hand aan gelegd. Ik kan daar nu de cijfers dus nog niet van geven. Die komen op hele korte, afzienbare, termijn naar de Kamer toe. Zoals ik het nu voorzie, krijgt u gewoon het hele pakket van de evaluatie. Dan zitten daar zo veel mogelijk concrete cijfers in van de zes pilots die we hebben gehad.

U vroeg ook: is het niet mogelijk dat de werkgevers betalen voor de terugkeer? Daarvan zou ik willen zeggen, nog even los van de precieze cijfers en de eventuele successen, dat mij dat ongelofelijk ingewikkeld lijkt. Ik ben het in algemene zin wel met u eens. Alleen, er kunnen natuurlijk legitieme en niet-legitieme redenen zijn voor een ontslag waardoor iemand op straat belandt. In algemene zin is het heel ingewikkeld om tegen werkgevers te zeggen: wat de reden ook is van het arbeidscontract dat verloopt … Misschien is er niet eens sprake van een ontslag, maar is er een andere reden voor de dakloosheid. Collectief is een werkgever altijd aansprakelijk, nog los van het punt dat ik denk dat het juridisch ongelofelijk ingewikkeld is. Immers, op basis van welke juridische titel moet ik werkgevers ervoor aansprakelijk maken? Mijn insteek zou meer als volgt zijn. Er zijn ontzettend veel malafide partijen— ik zeg het toch maar even zo — die arbeidsmigranten misbruiken voor hun eigen winstgevende business. Die malafide praktijken moeten gewoon zo snel mogelijk naar de Arbeidsinspectie toe. Dergelijke partijen moeten worden aangepakt vanwege hun daadwerkelijk foute praktijken. Die route lijkt mij effectiever dan proberen het op te lossen via hun verantwoordelijkheid voor dakloosheid. Volgens mij heb ik daarmee uw vragen over arbeidsmigranten te pakken, zeg ik tegen de PVV.

Ook de VVD had nog een vraag op dat punt, namelijk over de resultaten van de pilot. Ik heb daar al iets over gezegd. Deze resultaten komen zo snel mogelijk naar u toe. In algemene zin kan ik zeggen dat de pilots wel degelijk een positief beeld laten zien en dat ik van mening ben dat we vervolgstappen moeten zetten op basis van deze pilots. Dat heeft onder andere te maken met wat de heer Grinwis zei over een aantal gemeenten die nu geen onderdeel van de pilot zijn, maar die deze problemen wel ervaren en graag verder willen worden geholpen. Dat snap ik. Daarnaast heb ik toen ik onlangs in Brussel was en daar sprak met mijn vertegenwoordigers uit Polen en Roemenië, al gekeken of we ook tussen de landen afspraken kunnen maken, waardoor uiteindelijk de verschillende landen en regeringen een warme verantwoordelijkheid voelen om deze mensen een goede toekomst te bieden, is het niet in het land van herkomst dan is het wel in Nederland of op welke plek dan ook. Dus dat we niet tegenover elkaar staan, maar schouder aan schouder staan voor de mensen die het betreft.

Om de verwachtingen te temperen, zeg ik hier wel bij dat dit alles nog op een zeer prematuur niveau staat. De eerste contacten zijn gelegd, maar een en ander is nog helemaal niet uitgewerkt tot een programma. Maar als je het mij vraagt, biedt dit wel kansen voor de komende jaren. Het is nog niet eenvoudig — hoe doe je het precies en waar leg je welke verantwoordelijkheid neer? — maar als u het mij vraagt, zou het heel mooi zijn als we als natiestaten, Polen, Roemenië, Nederland en misschien andere landen in Noordwest-Europa, die afspraken kunnen maken.

De heer Grinwis had een vraag over de middelen, die 7 miljoen. Kan dat geld ook voor de komende jaren beschikbaar worden gesteld? Het is toch structureel beschikbaar, dus kan het niet gewoon uit die 65 miljoen worden gefinancierd? In algemene zin is het natuurlijk waar dat het zou kunnen. Maar ik denk dat het niet helemaal gepast is als ik in mijn nadagen hier nog even de structurele lijn voor de komende jaren doortrek. Ik denk dat het ergens ook wel gepast is als een nieuw kabinet daar zijn eigen licht over laat schijnen. Het tweede is dat de timing ook om een andere reden niet heel gelukkig is. We hadden namelijk gezegd dat als we de evaluatie binnen hebben — de signalen zijn dat die er positief uit komt te zien — we op basis daarvan een besluit zullen nemen over hoe verder te gaan met de pilots. Daarbij moeten we ons ook altijd realiseren — ik zeg dit indachtig hetgeen de heer Crijns zei — dat als we die 7 miljoen uitgeven aan deze groep, dat geld uiteindelijk niet gaat naar de brede algemene uitkering. Dan is het specifiek voor de groep arbeidsmigranten beschikbaar en daarmee niet voor de algemene uitkering.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat leidt tot een vraag. Als daar een toezegging op komt, voorkomt die een motie. Ik snap dat de staatssecretaris in zijn nadagen zit. Maar als de evaluatie daar aanleiding toe geeft — en daar heeft het alle schijn van — is de staatssecretaris dan bereid om landelijk afspraken te maken met de gemeenten en andere relevante partners om die opvang uit te breiden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat is nog weer een grotere stap. Want dat betekent dat u dan meer dan die 7 miljoen zou willen uitgeven, zeg ik tegen de heer Grinwis. Of begrijp ik het niet goed? Mag ik een tegenvraag stellen? Dat is eigenlijk niet de bedoeling, zeg ik tegen de voorzitter.

De voorzitter:

Nee, maar ik sta het even toe.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het staat voorzichtig opgeschreven: voorzichtig positieve eerste resultaten. Maar laten we het kort en goed even samenvatten als: de resultaten van de zes pilotgemeenten zijn gewoon positief. Dat geeft dus aanleiding om op basis van de evaluatie te komen tot afspraken over hoe we verdergaan met de opvang van kwetsbare migranten, vaak arbeidsmigranten, uit EU-landen. Mijn vraag is: als de evaluatie inderdaad positief is, hoe zou de staatssecretaris daar een verder vervolg aan willen geven? De andere vraag die daaraan is gekoppeld, is de volgende. Ik begrijp dat de 65 miljoen die structureel is uitgetrokken tijdens de vorige formatie niet helemaal structureel belegd is door de staatssecretaris. Met andere woorden, er zijn nog vrijheidsgraden in het aanwenden van de structurele middelen na 2025.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat klopt inderdaad. Over die 7 miljoen hebben we in ieder geval het volgende gezegd. Dat was ook nog onduidelijk de afgelopen weken; dat kan ik hier wel aangeven voor gemeenten die daar wellicht duidelijkheid over willen. Voor volgend jaar is die 7 miljoen gewoon opnieuw beschikbaar, dus ongeacht ... Stel dat er uit de pilots toch nog andere signalen zouden komen. Volgend jaar is in ieder geval duidelijk: dan is die beschikbaar. Of die 7 miljoen daarna ook structureel beschikbaar komt, zal een nieuw kabinet moeten besluiten op basis van die evaluatie.

Als u het mij nu vraagt, dan zou ik zeggen dat het heel logisch lijkt om dat te doen. Er moet inderdaad nog één probleem worden opgelost: hoe ga je dan om met de landelijke dekking? Je hebt nu zes pilots. Er zijn meer gemeenten die met dit probleem kampen en nu vaak dan maar uit eigen middelen iets financieren. Daar moeten we nog een oplossing voor bedenken. Ik zou er zelf voor willen waken dat dat toch weer ergens wordt opgelost in de brede decentralisatie-uitkering voor daklozen in algemene zin, want dan is het uiteindelijk een herverkaveling binnen de dakloosheidsproblematiek. Volgens mij moet je het op een andere manier oplossen. Ik ga nu wel erg ver over mijn graf heen regeren, maar pas even op met kijken of de landelijke dekking ook weer uit de DUMO kan, zeg ik maar even met excuses voor de techniek.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Helder, maar wat kunnen we dan afspreken over het vervolg, is mijn vraag aan de staatssecretaris. Want ja, we kunnen wachten op een volgend kabinet. We kunnen als Kamer hier een uitspraak doen: verzoekt te kijken hoe met de beschikbare middelen deze aanpak verder uitgebreid kan worden. Ik zit een beetje te zoeken wat dan nu verstandig is. Of moeten we gewoon geduld hebben en wachten tot de volgende bewindspersoon het oppakt? Ik zou het zonde vinden als we nu tot eind 2025 iets hebben geregeld en er daarna een gat valt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De Kamer is natuurlijk altijd in charge. De Kamer kan uiteindelijk zelf een opvatting geven over hoe verder te gaan met deze middelen. Uiteindelijk moet de Kamer ook in de spiegel kijken: wat willen wij; willen we daar een uitspraak over doen of niet? Het is niet helemaal aan mij om daar een antwoord op te geven. Als de Kamer nu al een soort doorkijk wil geven na 2025, dan kan dat. Dat zou kunnen.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog en gaat over naar de jongeren ... Oh!

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb nog twee vragen over arbeidsmigratie liggen. De ene vraag gaat over de afschaffing van de lvv, een vraag van Koekkoek. De afschaffing van de lvv is geen onderdeel van het beleid van dit kabinet, dus ik denk dat u die vraag moet stellen aan een volgend kabinet. Ik heb daar een andere opvatting over, en dit kabinet ook, dan het nieuwe kabinet dat zal aantreden. Dat kan ik wel zeggen.

Dan was er nog een vraag over het ESF+-fonds, ook van mevrouw Koekkoek: kunnen we dat niet benutten op deze manier? Eerlijk gezegd is het best wel een goed idee. Alleen is het probleem nou eenmaal dat het voor de huidige periode al helemaal benut is. Er lagen hier inderdaad kansen en ik dacht ook dat een aantal andere landen dat gedaan hadden. Ik dacht uit mijn hoofd Italië, maar ik weet het niet helemaal zeker. Ik kan ernaast zitten, maar ik dacht dat een aantal landen het ESF+-fonds hadden benut. Maar op dit moment is het voor Nederland in deze periode al belegd, helaas.

De voorzitter:

Mevrouw Koekkoek komt naar voren en stelt een vraag.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank daarvoor, maar dat wist ik inderdaad. Daarom vroeg ik in mijn inbreng wat de mogelijkheden zijn. Het is natuurlijk iets wat Nederland vaker moet aanvragen. We concludeerden hier in het debat met elkaar: er ligt een actieplan, dat kun je uitvoeren en hier zijn extra fondsen beschikbaar. Gelet op de lessen die we de afgelopen twee jaar geleerd hebben en juist deze beschikbare middelen is mijn vraag aan de staatssecretaris of hij een overzicht hiervan of een soort tijdpad aan de Kamer kan geven, zodat de Kamer daar misschien regie op kan pakken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ja, dat kan ik doen. Het is zeker — daar begon ik ook mee — een goed idee. De denkrichting waardeer ik ook. Het is voor nu niet mogelijk, maar ik zal zorgen — dat is een toezegging voor mijn opvolger — dat in ieder geval de informatie beschikbaar is, tijdig, zodat de Kamer daar zelf richting aan kan geven, zo veel als mogelijk. Wanneer het dan komt, weet ik natuurlijk niet. Dat is ingewikkeld. Tenminste, ik dacht uw vraag al bijna te lezen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat was inderdaad de vervolgvraag. Wat ideaal zou zijn, als dat mogelijk is, is dat we dat voor het zomerreces krijgen, omdat we natuurlijk nu de ontwikkelingen zien van de nieuwe coalitie, maar ook richting de Miljoennota gaan werken. Dat hoeft niet gelijk op te gaan met die aanvraag, maar ik denk dat het goed is, ook voor de Kamer, om die informatie beschikbaar te hebben, zodat we weten wat de middelen zijn die we mogelijkerwijs tot onze beschikking hebben. Vandaar de vraag of dat om en nabij de zomer kan gebeuren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat wordt heel ingewikkeld, denk ik. Ik denk ook niet dat het opportuun is op dat moment. Ik denk dat het eigenlijk wat meer opportuun is als er in Europees verband een nieuwe Meerjarig Financieel Kader opgesteld wordt en landen opnieuw kunnen bekijken hoe ze daarmee om willen gaan. Ik denk eigenlijk dat het logischer is om dat later in de tijd te zetten, helemaal gezien de Europese situatie waarin we natuurlijk uiteindelijk tot een nieuwe window of opportunity zouden moeten komen. Ik denk dus dat we dit niet voor de zomer moeten doen, maar eerder in het najaar, als het op dat moment opportuun is.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat wil ik volgen. Ik snap dat. Morgen zijn de Europese verkiezingen. Allemaal gaan stemmen! Het is belangrijk dat je dan even ziet hoe de zaken ervoor staan, ook op Europees niveau. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, is het najaar dan een opportuun moment om dat te doen. Ik wil namelijk voorkomen dat we als Kamer eigenlijk te laat zien dat dit ook een middel is. Zo'n aanvraag kost tijd en daar moet de Kamer ook iets over vinden. Het moet dus wel in die zin zo op tijd komen dat het niet bij wijze van spreken een paar dagen voor de deadline voor de aanvraag komt, want Nederland heeft daar natuurlijk tot nu toe nog geen gebruik van gemaakt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb het heel goed begrepen. Ik snap dat de behoefte er is om richting te geven als dat nog kan, in plaats van te laat. Dat heb ik heel duidelijk begrepen. Ik kan heel moeilijk nu een precieze tijd aangeven. Ik zei al: opportuun — dat is zo algemeen als het maar kan — maar ik denk het najaar. Ik heb heel goed begrepen wat de wens is van mevrouw Koekkoek. Ik kijk wat ik daar zelf nog aan kan doen. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat u op het juiste moment, tijdig, nog richting kan geven.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan ga ik naar blok vier, over jongeren. Ik heb daar veel vragen gehoord over 18-min en 18-plus. De PVV had daar een vraag over, GroenLinks-Partij van de Arbeid had daar een vraag over en NSC had daar ook een vraag over: hoe gaan we om met die 18-min-/18-plusgrens? Daar komen natuurlijk ook twee portefeuilles van mij samen: de portefeuille over de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg en natuurlijk de portefeuille over de aanpak van dakloosheid. Misschien even stap voor stap. De Hervormingsagenda Jeugd is natuurlijk wel het relevante uitgangspunt. In de Hervormingsagenda Jeugd committeren gemeenten en jeugdhulpaanbieders zich om samen met jongeren op tijd perspectief te bieden aan jongeren als ze 18 worden. Dan gaat het over de vijf aandachtsgebieden die u kent, de Big Five, die op orde moeten zijn: wonen, zinvolle daginvulling, gezondheid … U kent ze.

Ik vind — dat zeg ik er altijd bij — dat het eigenlijk onbestaanbaar is dat er toch jongeren dakloos worden als ze 18 worden, want er zijn heel veel dingen onzeker in het leven van jongeren, maar niet wanneer ze 18 worden. Dus met alle respect voor de complexiteit in het stelsel: dakloosheid kan geen fatsoenlijke uitkomst zijn voor jongeren die 18 worden en nog in een jeugdzorginstelling of in een pleeggezin wonen. Dat wetende zie ik de problemen. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, dat heel vaak praktisch hands-on hulp biedt, is gestart, in opdracht van VWS, om in de regio's in kaart te brengen wat er nodig is om een, zoals dat zo prachtig heet, sluitend zorgaanbod te creëren, kortom dat al die Big Five-elementen die je nodig hebt daadwerkelijk aanwezig zijn zodat jongeren daadwerkelijk kunnen doorstromen naar of een vervolgplek in de langdurige zorg of, wat natuurlijk altijd de voorkeur heeft, gewoon naar huis.

Los daarvan — dat is eigenlijk meer de nevenkant daarvan — vind ik dat er heel goede voorbeelden zijn en heel slechte voorbeelden en weet ik dat gemeenten veel meer met elkaar uitwisselen. De vraag is hoe je nu voorkomt dat de slechte voorbeelden leidend worden en hoe je ervoor zorgt dat de interactie tussen gemeenten zo is dat ze van elkaar leren en de goede voorbeelden staande praktijk worden.

Dan een andere vraag.

De voorzitter:

Ogenblik. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

De staatssecretaris zegt: je weet als jongere wanneer je 18 wordt, dus het kan niet zo zijn dat dat als een verrassing komt en je op straat komt te staan. En toch gebeurt het. En toch krijg ik nog regelmatig signalen van jongeren dat dat gebeurt. Ik stuur ze regelmatig door naar het ondersteuningsteam van het ministerie. Die doen fantastisch werk, maar hoe zorgen we ervoor dat dat ondersteuningsteam hier niet meer voor nodig is en dat het gewoon niet meer gebeurt? Welke middelen heeft de staatssecretaris om tegen gemeenten te zeggen: het kan niet dat jongeren 18 worden en op straat komen te staan? Hoe gaan we daarvoor zorgen? Niemand wil dat. Ik denk dat niemand in de Kamer zijn hand opsteekt en zegt: ik vind dat iemand op zijn 18de op straat moet staan. Hoe gaan we ervoor zorgen dat wat wij allemaal niet willen, ook niet meer gebeurt?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb net al een aantal dingen aangegeven die daartoe zouden moeten leiden. Maar dan kom ik nog één keer terug bij mijn inleiding, bij mijn hartenkreet, namelijk: neem de Wet versterking regie volkshuisvesting aan! Waarom? Ook voor deze groep is dat superrelevant, want het is de bedoeling in die wet om jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uit een accommodatie voor jeugdzorg stromen — dat kan ook een gesloten jeugdzorgaccommodatie zijn — aan te merken als een urgente groep, waardoor zij voorrang krijgen op huisvestingstoewijzing en de kans op dakloosheid enorm wordt gereduceerd. Er zijn meer dingen die ik heb aangegeven, maar dit is echt een cruciaal element om dit voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Niet iedereen die urgentie zou moeten krijgen, komt in aanmerking voor een urgentieverklaring, vind ik. En dan nog steeds kan het zo zijn, zegt de staatssecretaris, dat de kans kleiner wordt. Als hij zegt dat het niet zo kan zijn, kan ik dan de volgende keer als iemand bij mij of een van de collega's aanklopt, met de opvolger van deze staatssecretaris de afspraak maken dat het niet meer gebeurt, dat iemand die 18 wordt niet op straat wordt gezet en dat het ministerie dan meteen gaat zorgen voor een oplossing in samenwerking met de gemeente? Want het kán inderdaad niet zo zijn, maar het mág ook niet gebeuren. Volgens mij moeten we die afspraak met elkaar gaan maken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Het is eigenlijk nog beter, concreter en directer om met die jongere naar de gemeente toe te gaan waar die jongere in een voorziening woont en te zeggen: "Daar woonde deze jongen/dame; nou, zeg het maar: hoe kan dit? Wat is hier gebeurd?" Dat is niet om het af te schuiven, ook niet om het voor mijn opvolger makkelijker te maken, helemaal niet zelfs, maar uiteindelijk ligt daar de sleutel. Daar ligt de sleutel. Daar ligt ook de mogelijkheid om soms direct iets te doen. Het klopt inderdaad dat het ministerie soms in deze situaties springt. Wat mij betreft blijven we dat doen en blijft mijn opvolger dat ook doen, maar het is nog sneller geregeld als het direct bij de betreffende gemeente wordt aangegeven. De algemene uitspraak dat het onbestaanbaar is in ieder geval een goede reden om nog eens goed na te gaan of het echt zo is dat die persoon dakloos mag/moet worden.

Is er een verband met de problemen in de jeugdzorg? Die vraag werd ook nog op het punt van de jongeren gesteld. Daarvoor wil ik verwijzen naar de Hervormingsagenda Jeugd. Er zijn tal van issues die we in de jeugdzorg moeten aanpakken. Dit is een van de grote issues dat daar ook in zit. Maar het heeft ook te maken met hoe je op basis van kwaliteit goed samenwerkt. Daarom hebben we met het Nederlands Jeugdinstituut, NJi, de actieve afspraak gemaakt in die Hervormingsagenda Jeugd om kwaliteit meer centraal te stellen. Mevrouw Bruyning zei terecht dat kwaliteit dan ook echt leidend moet zijn en uiteindelijk bepalend moet zijn voor wat jongeren kunnen verwachten. Er worden ook echt richtlijnen daarvoor vastgesteld, zodat het niveau van ondersteuning die jongeren krijgen, ook echt omhooggaat. Dat zal voor 18-min, 18-plus versterkt moeten zijn, maar daar krijg je ook nieuwe vormen van, bijvoorbeeld vormen waarin 18-min én 18-plus door dezelfde aanbieder wordt aangeboden, waardoor binnen dezelfde instelling gerouleerd kan worden en een nieuwe plek kan worden geboden. Dat heeft allemaal te maken met kwaliteit. Daarom is die richtlijn van het NJi cruciaal.

Voorzitter. Dan ga ik ten slotte naar de overige vragen. De vraag van de heer Krul van het CDA was: hoe loopt volgens de staatssecretaris de doorstroom van begeleid wonen naar beschermd wonen en naar beter? De uitstroom van mensen uit beschermd wonen wordt in de meeste regio's natuurlijk belemmerd door een gebrek aan passende huisvesting. We bekijken in de bestuurlijke afspraken rond dit onderwerp hoe we dit kunnen verbeteren.

De heer Grinwis vroeg wat het verband is tussen betaalbare volkshuisvesting en het bestrijden van dakloosheid. Het mag natuurlijk duidelijk zijn dat die sterk correleren. Daarom staat wonen eerst centraal in dit actieplan.

Mevrouw Westerveld vroeg wat het effect van de kostendelersnorm is geweest. De effecten van de wijziging zijn nog niet bekend. Uiteindelijk is dat natuurlijk de portefeuille van de minister voor APP. Het is dus ook nog niet bekend in welke en in hoeveel gevallen dat dakloosheid heeft kunnen voorkomen.

Dan was er ook nog een vraag over de kostendelersnorm in algemene zin. Weten al die gemeenten eigenlijk wel dat die buiten werking gesteld kan worden? We doen er natuurlijk alles aan om dit breed bekend te maken. Ik vind echt dat gemeenten ook in het dashboard moeten laten zien of zij dit inderdaad op maat toepassen. Ik denk inderdaad dat dit in hoofdlijnen zo is. Maar als het dashboard zo meteen naar buiten komt, zullen we dat uiteindelijk ook concreet inzichtelijk krijgen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Wij hebben daar ook een vraag over gesteld. Kijk, als je dakloosheid wilt oplossen, moet je er niet alleen voor zorgen dat er meer woningen bij komen, maar moet je er ook voor zorgen dat het makkelijker is om een woning te delen. Die kostendelersnorm maakt het voor veel mensen moeilijker om een woning te delen, omdat het gewoon geld kost als je boven de 27 jaar oud bent. Nu is er een mogelijkheid voor gemeenten om die kostendelersnorm buiten werking te stellen. Maar is het niet veel logischer om dat ook nationaal te doen? Ook op volkshuisvesting pakken we namelijk de regie terug, omdat we zien dat dit gewoon grote gevolgen heeft en woningdelen echt een goede oplossing is.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik snap die vraag ontzettend goed. Het is totaal niet de bedoeling om dit van mij af te schuiven, maar ik vind dat die vraag uiteindelijk thuishoort bij de minister voor APP, omdat er natuurlijk veel meer met die kostendelersnorm samenhangt dan alleen de vraag over dakloosheid. Ja, het is een oplossing voor dakloosheid. Absoluut. Er zijn ook nog heel veel andere redenen — die worden hier in het parlement ook opgevoerd — voor de vraag hoe je nou verder moet met die kostendelersnorm. Als het gaat om dakloosheid, is het heel duidelijk dat er een mogelijkheid is om die buiten werking te stellen. Wij moeten er dan vanuit dit programma voor zorgen dat dit echt bekend is bij de gemeenten en dat die dat ook toepassen. De kostendelersnorm mag nooit de reden zijn dat er toch dakloosheid optreedt. Het is best aantrekkelijk om hier nu in algemene zin een uitspraak te doen over de kostendelersnorm, want het is mooie portefeuille, maar ik vind dat niet zo passend.

De voorzitter:

En "APP" staat voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Het gaat over minister Schouten.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ja.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Bruyning over de samenwerking tussen de andere departementen. De samenwerking is de afgelopen jaren natuurlijk enorm intensief geworden. Die samenwerking groeit ook nog steeds. Dat is maar goed ook. Ik denk ook dat wij, doordat wij nu zo intensief samenwerken, het goede voorbeeld aan gemeenten geven. Daar speelt vaak hetzelfde probleem, namelijk dat de afdeling Wonen, de afdeling Ruimtelijke Ordening en de afdeling Zorg of Maatschappelijke Opvang ook niet altijd met elkaar samenwerken. Dus als wij hier laten zien dat wij dit inderdaad vanuit die drie verschillende invalshoeken samen oppakken, is dat ook een heel goed voorbeeld voor de gemeenten om dat ook op die manier, namelijk echt in gezamenlijkheid, aan te pakken.

Dan was er een vraag van mevrouw Westerveld over Wlz in de opvang. Ik herken dit signaal. Er is inderdaad echt sprake van cliënten die eigenlijk in de Wlz thuishoren en die daar soms zelfs ook al een beschikking of indicatie voor hebben, en die dan toch in de opvang belanden. Er wordt op dit moment ook al gekeken naar wat hierbij nu precies speelt, hoe vaak dit voorkomt en welke oplossingen we daarvoor kunnen bieden. Het staat ook op de agenda voor het bestuurlijk overleg daarover. Ik kan u wel toezeggen een terugkoppeling te geven van hoe de situatie zich ontwikkelt.

Dan een vraag van NSC over de winteropvang. Is die eigenlijk gegarandeerd? Dat was volgens mij kort en bondig de vraag. Dat er een winterkouderegeling is, is inderdaad een landelijke afspraak. Maar in de toelatingseisen hebben de gemeenten meer ruimte om met elkaar te variëren. Zo zijn er natuurlijk gemeenten die een permanente winterkouderegeling hebben, die eigenlijk al vanaf het begin van de winter in werking treedt. Er zijn ook gemeenten die dat niet hebben. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om daar verschillend mee om te gaan.

Dan de handhaving van daklozen op straat.

De voorzitter:

Een ogenblik. Mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat de gemeenten daar beleidsvrijheid in hebben. Dan zeg je eigenlijk dat daklozen in de ene gemeente wel de kans kunnen krijgen om in een winteropvang te verblijven, maar in de andere gemeente niet. Is de staatssecretaris het dan met mij eens dat dit leidt tot ongelijkheid?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Heel feitelijk beschouwd moet ik daar het antwoord ja op geven. Het is dus inderdaad zo dat mensen naar zo'n opvang kunnen gaan in gemeenten die een permanente winterkouderegeling hebben, terwijl dat in andere gemeenten niet zo is. Ik zeg er wel bij: er is over het algemeen geen toelatingsbeleid bij de winterkoudeopvang, ook niet op basis van achtergrond en plaats van herkomst. Dat maakt dat dit vaak ook plekken zijn waar mensen uit andere gemeenten soms hun heil zoeken.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik hoor wat de staatssecretaris zegt. Maar deelt de staatssecretaris dan de mening dat er eigenlijk wel in elke gemeente een permanente winteropvang beschikbaar zou moeten zijn, zodat alle mensen — dat zijn in dit geval de dak- en thuislozen — gelijk behandeld worden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat is op zich een heel nieuw debat, zou ik bijna willen zeggen. De vraag is natuurlijk: wie vangen we nu eigenlijk op bij die winterkouderegeling? De afspraak is dat we daar iedereen opvang bieden. Er is geen enkel onderscheid. Het maakt niet uit of je nou een arbeidsmigrant bent, geen status hebt of whatever je achtergrond is. Dat is de afspraak van de winterkouderegeling: als het vriest, kijken we niet meer naar de achtergrond en dan is iedereen gewoon welkom in de opvang. Dat is de afspraak.

Het is natuurlijk best ingewikkeld om categorisch te zeggen dat dit voor vier of vijf maanden voor alle gemeenten het geval is. Dan zet je nogal een afspraak neer; dat heeft een enorme impact. Ik ben ook wel bang dat dat heel veel neveneffecten met zich meebrengt die wij niet per se willen. Ik moet helaas constateren dat sommige malafide arbeidsondernemers of ondernemers die nogal gebruikmaken van arbeidsmigranten er soms dankbaar gebruik van maken. Ze zeggen dan: "Joh, je kan daar slapen. Hoezo moeten wij nog huisvesting voor je regelen?" Het heeft dus helaas ook neveneffecten. Dus categorisch zeggen dat we vier, vijf maanden of hoelang dan ook voor iedereen de deur openzetten, ongeacht wat iemands achtergrond is, is denk ik geen goed idee. Hoe goed het ook in eerste instantie klinkt, dat levert zo veel complicaties op in de uitvoering en voor wat betreft welke mensen daarnaartoe komen, dat ik daar niet voor ben.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris. Het doel van het Nationaal Actieplan Dakloosheid is nul dak- en thuislozen in 2030. Hoe rijmt u dat dan met bijvoorbeeld het niet hebben van een permanente winteropvang?

Staatssecretaris Van Ooijen:

De vraag is dan welke definitie je hanteert als je het hebt over nul dak- en thuislozen. Een ongedocumenteerde asielzoeker heeft ook recht op de winterkoudeopvang. Die kan daar dus ook in. In de vier of vijf maanden die je dan zo'n winterkoudeopvang zou bieden in heel Nederland, heeft die ook recht om daarheen te gaan. Over het algemeen denk ik dat we terecht verschillend beleid hebben voor hoe we omgaan met mensen die asiel zoeken, die wel of geen status krijgen en die uitgeprocedeerd zijn. Ik denk dat daar ook wel verschillende opvattingen over zijn. Maar het is terecht dat je daar een ander beleidskader voor hebt. Alleen, die winterkoudeopvang is juist bedoeld om op dat moment te zeggen: we maken nu geen onderscheid; het maakt niet uit of je wel of geen statushouder bent. Het maakt ook niet uit of je misschien uit een andere regio of misschien uit een ander land of wat dan ook komt.

Ik denk dus ook dat je dat secuur en passend moet inzetten en niet categorisch moet inzetten, want dan wordt dat instrument vanzelf bot. Gemeenten die de winterkoudeopvang wél permanent aanbieden, zeggen dan ook: het is bedoeld voor deze en deze doelgroep en niet voor die en die doelgroep. Dit terwijl het principe van die winterkouderegeling eigenlijk is: als het vriest, dan ligt er niemand op straat. Althans, niemand hoeft op straat te liggen, want sommige mensen maken een andere keuze. Dat is het principe. Het hooghouden van dat principe staat op gespannen voet met het toch weer aanwijzen van doelgroepen, waarbij je zegt: de winterkoudeopvang is wel voor die groep bedoeld maar niet voor deze groep.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De handhaving op straat is ook wel een belangrijk punt. Ik denk dat mevrouw Bruyning vooral op de boetes ingaat. In algemene zin vind ik eigenlijk ook dat dat niet werkt. Ik zeg het maar heel simpel. De gemeenten hebben daar hun eigen mogelijkheden in. Ze kunnen er in een APV een afspraak over maken. In sommige gevallen, als er echt sprake is van ingewikkelde overlastsituaties, kan ik me voorstellen dat je moet ingrijpen. Maar in algemene zin is de richting die ik aan gemeenten geef: wees daar buitengewoon terughoudend in; als het in een APV staat, als het dat al doet, hoef je het nog niet toe te passen. Dat je die stok achter de deur hebt, omdat je wil voorkomen dat er een overlastsituatie ontstaat, betekent nog niet dat je boetes moet gaan uitdelen. Want als je niks meer hebt, je met je tentje, of soms ook zonder tentje, op straat ligt en we je ook nog een boete gaan geven, dan denk ik: hoever willen we nog verder afglijden? Ik zeg het maar even zoals ik het beleef.

De vraag over de briefadressen van Westerveld. Hoe zat het met de briefadressen? Hoeveel mensen hebben inmiddels een briefadres gekregen? Er is natuurlijk de verandering in de BRP. Die is nu gewijzigd. Er is voor gemeenten een verplichting gekomen om in te schrijven. Maar de statistische veranderingen daarin worden niet bijgehouden. Dat gegeven kan ik dus niet delen, want ik heb die cijfers niet.

Wat is er gebeurd met de aangenomen motie van ...

De voorzitter:

Een ogenblik. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mijn vraag is meer naar aanleiding van de optelsom van concrete gegevens die we niet hebben. Meerdere mensen hier vroegen namelijk hoe het geld in gemeenten besteed wordt, hoe gemeenteraden kunnen controleren, hoe het zit met de kostendelersnorm en hoe het zit met als jongeren 18 zijn. Over heel veel van die aspecten zegt de staatssecretaris geen gegevens te hebben. Dat is nou precies waar anderhalf jaar geleden, toen het actieplan werd gelanceerd, onze kritiek — en die was breed in de Kamer — over ging. We zeiden toen: de doelen zijn heel mooi, maar iemand, óf wij óf de gemeenteraden, moet het wel kunnen controleren. We hebben dus concrete gegevens nodig. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus als volgt. We hebben nog zes jaar. Hoe gaan we de komende jaren zorgen dat we hele concrete cijfers krijgen, zodat we ook heel concreet op al die verschillende subdoelen in het actieplan kunnen controleren?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik snap de vraag. Ik heb mij de kritiek ook aangetrokken. Ik moest niet te algemeen zijn, ik moest oppassen met alle factsheets en noem het allemaal maar op. Maar zoals ik ook de heer Grinwis heb aangegeven, zou het ook buitengewoon ingewikkeld zijn als ik morgen de VNG zou opbellen en zou zeggen: "Ik heb een goed Kamerdebat gehad, maar de afspraak is dat het dashboard omver gaat: we gaan er vijftien indicatoren aan toevoegen en alles wat we tot nu verzamelden, doen we niet meer." Ik zeg het even een beetje cru en te hoekig; dat vergeeft mevrouw Westerveld me vast. Ik snap de wens, maar tegelijkertijd is het echt een bestuurlijk ingewikkeld ding. Gemeenten zijn er namelijk murw van, en dat snap ik ook, dat ze, soms letterlijk, aan het begin van het jaar een aanvraag moeten doen voor een miljoen, dat ze die aan het eind van het jaar moeten verantwoorden en dat ze vervolgens weer nieuwe aanvraag moeten doen, om uiteindelijk alle cijfertjes die wij voor ze verzamelen, in beeld te kunnen brengen. Zij denken: geef het geld nou, want dan kunnen we er goeie dingen mee doen, in plaats van dat we eindeloos bezig zijn om het aan te vragen en te verantwoorden. Daar heb ik begrip voor. Dat zet ik er even naast.

De voorzitter:

Dit is uw laatste interruptie, dus ...

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ja, voorzitter, ik weet het, maar dit is het relevante punt. Precies dit was anderhalf jaar geleden namelijk de discussie met de staatssecretaris. Dat weet hij natuurlijk; dat weet ik ook. Toen zaten we precies te zoeken naar hoe je ervoor kan zorgen dat het doel gehaald wordt. We wilden allemaal dat het doel gehaald werd. De hele Kamer wilde dat. Niemand in de Kamer wil dat de gemeenten alleen maar bezigzijn met het registreren. Maar we zeiden toen ook tegen elkaar: het gaat over een hele bak geld en, veel belangrijker, over heel veel mensen die we kunnen helpen als het goed wordt uitgevoerd, dus ergens moet er sturing zijn. Ik constateer eigenlijk dat we er anderhalf jaar na dato achter komen dat noch wij noch gemeenteraden heel goed kunnen sturen. Dat vind ik wél kwalijk. Daarom zou ik heel graag willen dat er een manier komt waarop we enige informatie hebben over de belangrijke hoofdlijnen uit dit actieplan, want iemand moet wel kunnen controleren of het grote, ambitieuze doel van nul mensen dakloos straks gehaald wordt. Dat kan alleen als we ook kunnen bijsturen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Die conclusie lijkt mij toch iets te ver gaan. Het dashboard staat nog niet online. Het heeft, geloof ik, drie dagen online gestaan — dat was namelijk een soort testfase — maar is dus nog niet online. We weten dus ook nog niet hoe het zich ontwikkelt. Cruciaal aan zo'n dashboard is dat je op een gegeven moment de ontwikkeling kan volgen. Je moet dus niet elk jaar de indicatoren veranderen, want dan zie je de ontwikkeling niet. Het is, denk ik, dus iets te snel om nu al te concluderen: het dashboard is nog niet geboren, maar we vinden het bij voorbaat eigenlijk al niks, want wat we tot nu toe aan informatie krijgen, is te dun. Ik zou de Kamer dus eigenlijk willen vragen: heb even geduld en kijk goed naar het dashboard dat echt met een paar weken online komt. Ik heb natuurlijk de testfase goed bekeken en dan zie je uiteindelijk ook per gemeente op verschillende terreinen wat de acties zijn en wat de voortgang is. Als de Kamer nog steeds wensen heeft, of misschien wel meer dan dat, over wat er uiteindelijk voor informatie moet komen, dan staat het de Kamer altijd vrij om daar de instrumenten voor te gebruiken. Ik zou er echter wel voor oppassen om nu halsoverkop een hoek te maken. Daar zou ik niet voor zijn.

De voorzitter:

De heer Krul geeft een interruptie aan mevrouw Westerveld. Dat is eigenlijk niet zoals we het doen, maar voor deze keer.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dat is een mooie manier van samenwerken.

De voorzitter:

Ik wil wel één opmerking maken. Dit debat duurt wat langer omdat ook het vorige debat is uitgelopen, maar we hebben Europese verkiezingen en we hebben met elkaar de afspraak dat we vanavond niet te lang doorvergaderen. We moeten nog drie debatten doen, dus … Ja, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Veel dank aan de heer Krul. Zo kunnen we in de Kamer ook met elkaar samenwerken. Dat is af en toe misschien ook mooi om te zien. Ik heb niet gezegd dat het dashboard niks was. Maar als de staatssecretaris nu nog op bijna al mijn concrete vragen "dat weet ik niet" zegt, terwijl hij zelf wel aan de achterkant heeft kunnen kijken, dan heb ik daar wel een hard hoofd in. Dat is mijn punt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik constateer het.

De heer Krul (CDA):

Ik ga er toch even op door. Dat vindt de staatssecretaris vast goed. Pak nou even die adressen. De staatssecretaris geeft aan: eigenlijk hebben we die gegevens niet. Hij heeft ook het testdashboard gezien. Ik ben wel heel benieuwd of hij, om de doelen te halen en om het goed meetbaar te maken, het zelf eigenlijk heel verstandig vindt om deze gegevens in ieder geval goed bij te houden, zodat erop gestuurd kan worden. Zou hij dat zelf verstandig vinden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb zelf ook een aantal wensen gehad over wat ik voor informatie in het dashboard beschikbaar wilde hebben. Dat waren natuurlijk mijn bestuurlijke wensen. Het is natuurlijk ook uiteindelijk een onderhandeling met gemeenten om te kijken waar je dan uiteindelijk landt en wat dan de afspraak is die je met elkaar maakt. Dat is dus niet helemaal alleen maar alles wat het kabinet wil en wat ik wil. Dat wordt uiteindelijk ook in onderhandeling bepaald en vervolgens leg je met elkaar vast: laten we het op deze manier gaan doen. Voor mij was het cruciaal dat in ieder geval heel duidelijk naar voren kwam of nou de beweging naar huisvesting, als centraal uitgangspunt, gemaakt wordt. Dat klinkt misschien als een algemene of een vage keuze, maar het is cruciaal. Die paradigmashift, waar we niet alleen dit debat mee begonnen zijn maar waar we ook anderhalf jaar geleden mee begonnen zijn, is namelijk de echte beweging. Gaan we nog steeds blijven denken in opvang en in het plaatsen van stretchers, of gaan we naar huisvesting toe? Een van mijn belangrijkste wensen was: ik moet kunnen terugzien of er in al die gemeenten sprake is van de beweging naar huisvesting als centraal uitgangspunt. Dan heeft u in ieder geval zicht gekregen op wat ik daarin cruciaal vond.

De heer Krul (CDA):

Dat klinkt niet alleen als een abstract en vaag verhaal, dat ís een abstract en vaag verhaal. Ik vraag heel specifiek het volgende. Dat actieplan heeft allerlei doelen, vrij concrete doelen. We hebben daar ook subdoelen in staan. Vindt de staatssecretaris, als het bijvoorbeeld gaat om het direct toewijzen van de adressen, dat we dat moeten kunnen meten? Dat is gewoon een vrij duidelijke vraag.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat is een vrij duidelijke vraag. Mijn antwoord is dat ik vind dat we afspraken hebben gemaakt over wat we meten en ook over wat we niet meten. Dit meten we niet. We meten dus wel of er in elke gemeente een plan is gemaakt waarin wonen centraal staat. Is er in elke gemeente een verandering gemaakt van grootschalige naar kleinschalige opvang? Dat zijn de zaken die we meten. Ik vind het overigens prima dat meneer Krul "wonen eerst" benoemt als "vaag". Dat is ook helemaal niet erg, maar vergis u niet. Dat is de sleutel geweest waardoor in Finland uiteindelijk het aantal daklozen verminderd werd, eigenlijk als enige land van Europa. Het klopt; het is in algemene zin iets waarvan je denkt: wat gebeurt er dan precies en verandert er dan wel wat? Maar het is niet iets vaags dat we stoppen met het denken in opvang, onze paradigmashift maken en dat we huisvesting centraal stellen. Dat is iets wat direct zichtbaar is voor heel veel mensen die dakloos zijn: word ik geholpen doordat ik een plek in de opvang krijg, of krijg ik een huis aangeboden? Dat is het verschil.

De heer Krul (CDA):

Een paradigmashift is niet zichtbaar. Dat zijn de resultaten die je dan vervolgens moet boeken. De frustratie die ik voel en die volgens mij wel breder in dit debat zit, is dat we aan de ene kant zeggen dat we een nationaal actieplan hebben met allerlei doelstellingen en een heel ambitieus streven voor 2030, en dat de staatssecretaris als belangrijkste succesfactor zegt om vooral een wet aan te nemen waar hij niet over gaat. Ik ben zo benieuwd wat nou de acties zijn en waarop wij het actieplan specifiek kunnen meten. Waarvan zegt de staatssecretaris: houd bij mijn opvolger de vinger daar streng aan de pols, omdat daarop gestuurd kan worden? Dat daarboven hangend een paradigmashift nodig is en dat die nu ingezet is, ontken ik helemaal niet, maar als we niet op meer plekken kunnen sturen en controleren, vrees ik dat we moeilijk kunnen bijsturen als het toch niet blijkt te lukken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De Kamer krijgt natuurlijk nadrukkelijk ook concrete gegevens, alleen niet op bijvoorbeeld het punt van de briefadressen. Het is overigens ook ongelofelijk ingewikkeld om dat te meten, maar dat vergt misschien een iets te gedetailleerd antwoord op alleen dit punt. Maar in algemene zin: natuurlijk krijgt u concrete gegevens. De ETHOS Light-telling is misschien wel het meest concrete beeld dat we met u kunnen wisselen. Daarbij zijn we met twee gemeenten gestart. Dat gaan we uitbreiden naar zes gemeenten. Daarmee krijgt u een ontzettend concreet beeld van de stand van zaken in die regio's. Het kost ook ontzettend veel tijd en geld om dat op orde te krijgen. Ik zeg in alle eerlijkheid dat ETHOS light eigenlijk een behoorlijk dure methode is om goed zicht te krijgen op wat er in die gemeenten gebeurt. Natuurlijk krijgt u dus ook concrete beelden en concrete gegevens, ook in het dashboard. Maar nogmaals, mijn oproep zou zijn om nog even geduld te hebben. Het dashboard komt online. Mocht de Kamer dan nog steeds vinden dat het allemaal veel te vaag is, dan staat het de Kamer altijd vrij om haar instrumenten te gebruiken om het aan te scherpen.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, graag een nieuwe vraag, want ik denk dat er nu al een paar keer dezelfde vraag is gesteld.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar er is geen antwoord, voorzitter. Dat is natuurlijk wel een probleem.

De voorzitter:

Dat is niet waar. Sorry, u mag dat vinden, maar er is antwoord gegeven. Ik heb vier keer dezelfde vraag gehoord. Ik geef u het woord, maar ik moet echt de tijd bewaken. We hebben nog drie debatten te gaan en we zouden op tijd afronden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan is de hele concrete vraag die ik ook in de eerste termijn stelde: kan de staatssecretaris zorgen dat iedere dakloze binnen drie dagen een briefadres krijgt en kunnen mensen die dat aanvragen, daar ook mee geholpen worden?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik weet niet of "drie dagen" in de gewijzigde Wet BRP staat. Daar moet ik dan in de tweede termijn even op terugkomen.

De voorzitter:

Oké, de staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Wat is er gebeurd met de aangenomen motie over de transformatiemiddelen? Dat vraagt mevrouw Westerveld, die de motie samen met mevrouw Bikker indiende. Die motie is wel degelijk aangepakt. We hebben een aantal goede voorbeelden opgehaald van hoe gemeenten een transformatieplan indienen wat betreft met name ggz en dakloosheid. Die goede voorbeelden worden gedeeld en andere gemeenten worden geprikkeld om ook zo'n plan in te dienen. Ik zou het ze ook echt aanraden, want soms proef ik ook bij gemeenten: moeten we dat wel doen? Ik zeg echt: kom op, pak die kans nou in het transformatiebudget, want er liggen echt financiële mogelijkheden.

Dan heb ik nog een vraag over de vrouwenopvang. Hoe staat het met de actualisatie van het beleidskader? Dat was een vraag van de VVD. Dat nieuwe beleidskader is sinds mei 2024 beschikbaar en bevat bindende afspraken tussen gemeenten en opvanginstellingen om knelpunten ten aanzien van de capaciteit aan te pakken.

Ten slotte een vraag van de VVD over de economisch daklozen. Wat kunnen we doen om de negatieve spiraal te voorkomen en welke laagdrempelige voorzieningen zijn er voor deze groep mensen? Ik denk eigenlijk dat het voor deze groep toch wel cruciaal is dat de betaalbare woningvoorraad voor deze groep wordt vergroot. Inloopvoorzieningen zijn natuurlijk belangrijk. Op die inloopplekken kunnen ze uiteindelijk soms ook hulp bieden. Maar het punt is natuurlijk dat deze groep mensen eigenlijk zelfstandig is en ook werkzaam is. Ze hebben maar één probleem, namelijk dat ze geen woning hebben. De oplossing voor deze groep is dus echt: zorgen dat ze een woning krijgen. Dat kan ook een flexwoning of een tussenvorm zijn, maar dat is wel de kern voor deze groep.

Dat is het, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik zie toch nog een slotvraag. Dat is ook de laatste interruptie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb een vraag die niet beantwoord is. Die sluit mooi aan. De staatssecretaris zegt terecht dat je zonder woning dakloos blijft. Een van de vragen die ik gesteld heb, ging over leegstand. We zien dat er midden in de wooncrisis nog ongelofelijk veel leegstand is, niet alleen op plekken waar het moeilijk is maar zeker ook bijvoorbeeld hier in Den Haag, in de binnenstad. Daar zien we nog steeds leegstaande panden. We zien dat het aantal leegstaande panden dat omgezet wordt naar woningen afneemt. Onze vraag was dus of de staatssecretaris kan zorgen dat er meer leegstand wordt ingezet om daklozen te huisvesten.

Staatssecretaris Van Ooijen:

In algemene zin heeft de minister van BZK ook de prioriteit om de leegstand goed aan te pakken. Op 30 januari jongstleden heeft hij daar nog een aparte brief over gestuurd. Dan gaat het inderdaad over allerlei manieren om leegstand te benutten. Het gaat over transformatie van leegstaande gebouwen, maar ik ken ook hele mooie voorbeelden van het tijdelijk benutten van leegstand. Dan is het vaak meer opvang dan huisvesting. Maar dit is inderdaad ook een prioriteit die de minister afgelopen januari met de Kamer heeft gedeeld.

De voorzitter:

Dit is voor uw tweede termijn, mevrouw Beckerman, want u bent door uw interrupties heen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, voorzitter, maar dit was een vraag die in eerste termijn gesteld was en waarop ik dus normaal zou kunnen doorvragen bij interruptie. Ik kan er niet veel aan veranderen dat die niet beantwoord is.

De voorzitter:

Nee, maar u heeft die vraag weer gesteld. U kunt die nog een keer herhalen, maar ik denk dat dan hetzelfde antwoord komt. U mag de vraag nog één keer stellen, want dit houdt alleen maar op.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar mijn vraag was niet om de brief te herhalen, want uit die brief bleek nou juist precies wat ik in eerste termijn zei, namelijk dat het aantal transformaties afneemt terwijl er nog steeds heel veel leegstand is. Onze vraag was dus ook: grijp harder in bij leegstand, voer zo'n leegstandboete in en zorg dat je die panden gaat omzetten om ze geschikt te maken als woningen. Wil het kabinet meer doen? Dat was puur de vraag.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Het kabinet wil meer doen op dit onderwerp. Daarom is die brief ook geschreven. Het klopt dat het ongelofelijk ingewikkeld is. Het kabinet heeft in de woonopgave absoluut de bereidheid en de prioriteit om leegstand te benutten in algemene zin, en wat mij betreft ook voor de aanpak van dakloosheid. Of daarbij alle voorstellen worden gehonoreerd, zoals de boete, dat weet ik niet. Ik denk het niet, zeg ik in alle eerlijkheid. Maar de transformatie van leegstand om de woningopgave aan te pakken is absoluut een van de denkrichtingen die ook het kabinet heeft.

De voorzitter:

Goed, we zijn nu aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering. We gaan door met de tweede termijn. In reactie op de inleiding van de staatssecretaris zeg ik nog het volgende. Er is inderdaad in ieder geval in de afgelopen vijftien jaar geen plenair debat geweest waarin dakloosheid centraal stond en ook in de titel van het debat was opgenomen. Er zijn in de afgelopen vijftien jaar wel ieder jaar commissiedebatten geweest over maatschappelijke opvang waarin dit onderwerp is besproken. Die hebben elf keer geleid tot een tweeminutendebat in de plenaire zaal waarin over het onderwerp is gesproken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Kijk, mooi, mooi. In die zin is het dus vijftien jaar geleden, begrijp ik.

De voorzitter:

Nou, dat weten we niet zeker, want dan moet je nog verder terugkijken in de tijd. Wanneer het laatste debat was, weten we dus nog niet.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank, voorzitter, voor deze mooie wetenswaardigheden.

De voorzitter:

Dan gaan we door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer en is het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Eigenlijk vind ik het helemaal geen mooie wetenswaardigheid, maar vind ik het gênant dat de Kamer over zo'n belangrijk onderwerp zo weinig debatteert in deze zaal. Ik zou de rest van de woordvoerders willen oproepen om echt vaker over dit belangrijke onderwerp te praten. Volgens mij komt dat goed. Ik wil namelijk graag concrete resultaten en daarover heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Actieplan Dakloosheid de ambitie heeft om in 2030 nul daklozen te hebben;

constaterende dat het aantal dak- en thuisloze mensen toeneemt en dit doel verder uit het zicht komt;

spreekt uit dat het nieuwe kabinet het Nationaal Actieplan Dakloosheid met alle departementen (VWS, BZK, SZW) moet voortzetten en elk halfjaar een concrete voortgangsrapportage naar de Kamer moet sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Beckerman, Grinwis en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 160 (29325).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

En dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer mensen met een indicatie voor Wlz-ggz-zorg in daklozenopvang terechtkomen;

constaterende dat deze mensen vaak te maken hebben met multiproblematiek en geen passende zorg krijgen vanwege een tekort aan woonzorgplekken;

constaterende dat er vanuit verschillende ministeries werkagenda's zijn die raken aan dit onderwerp, zoals de Werkagenda Langdurige Zorg en de werkagenda samenhang reguliere ggz en forensische ggz;

verzoekt de regering om vanuit de verschillende werkagenda's en samen met zorgkantoren en gemeenten een noodplan te maken met het doel deze mensen passende woonvoorzieningen met langdurige zorg te bieden;

verzoekt de regering tevens zorgkantoren en gemeenten te ondersteunen in de concrete uitvoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 161 (29325).

Dank voor uw inbreng. De heer Crijns ziet af van zijn tweede termijn. Dan is het woord aan mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen uit het "Nationaal Actieplan Dakloosheid: eerst een thuis" niet gehaald dreigen te worden;

constaterende dat veel problemen ontstaan of verergeren wanneer een dakloze geen briefadres heeft;

verzoekt de regering met concrete voorstellen te komen om ervoor te zorgen dat alle dakloze mensen binnen drie dagen na aanvraag een briefadres krijgen en indien gewenst zij actief geholpen worden met de aanvraag daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Westerveld en Grinwis.

Zij krijgt nr. 162 (29325).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen uit het "Nationaal Actieplan Dakloosheid: eerst een thuis" niet gehaald dreigen te worden;

constaterende dat wanneer we de focus willen verleggen van opvang naar "wonen eerst" er daadwerkelijk woningen nodig zijn voor daklozen om in te wonen, en de kostendelersnorm er nu voor zorgt dat samenwonen voor mensen ouder dan 27 jaar financieel minder aantrekkelijk is;

verzoekt de regering de kostendelersnorm geheel af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Westerveld.

Zij krijgt nr. 163 (29325).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen uit het "Nationaal Actieplan Dakloosheid: eerst een thuis" niet gehaald dreigen te worden;

constaterende dat wanneer we de focus willen verleggen van opvang naar "wonen eerst" er daadwerkelijk woningen nodig zijn voor daklozen om in te wonen, en er nu een schrijnend gebrek is aan betaalbare sociale huurwoningen;

verzoekt de regering de Regeling huisvesting aandachtsgroepen voort te zetten en te coördineren dat er daadwerkelijk voldoende woonruimte gecreëerd wordt voor (dreigend) daklozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 164 (29325).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland nog duizenden panden (deels) leegstaan, die deels geschikt gemaakt kunnen worden voor bewoning;

constaterende dat het in de periode dat we moesten starten met de opvang van Oekraïense vluchtelingen razendsnel lukte leegstaande panden te vinden en geschikt te maken voor opvang;

verzoekt de regering samen met gemeenten een plan uit te werken om ten minste 10.000 extra woonplekken te realiseren in leegstaande panden voor de huisvesting van daklozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 165 (29325).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Bruyning. Zij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jongerendakloosheid een ernstig maatschappelijk probleem is en dat de preventie van jongerendakloosheid essentieel is om kwetsbare jongeren te ondersteunen;

constaterende dat een gecoördineerde aanpak vanuit de overheid, maatschappelijke organisaties en ervaringsdeskundigen die noodzakelijk is om jongerendakloosheid effectief aan te pakken momenteel ontbreekt;

verzoekt de regering om een integraal en preventief beleid gericht op het voorkomen van jongerendakloosheid op te stellen met een inbegrip van de thema's:

  • -versterking samenwerking betrokken instanties;

  • -creatie van meer betaalbare en toegankelijke huisvestingsmogelijkheden voor kwetsbare jongeren;

  • -stimulatie van maatschappelijke initiatieven en programma's die zijn gericht op het bieden van ondersteunen en begeleiden van jongeren in risicosituaties;

  • -bestaanszekerheid van jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruyning, Krul en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 166 (29325).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het opleggen van een boete aan dak- en thuislozen bij het overtreden van wet- en regelgeving, zoals het op niet toegestane momenten en locaties slapen in de buitenlucht, niet effectief is;

constaterende dat het bijbehorende incassotraject vele lasten met zich meebrengt;

constaterende dat bij boeteoplegging niet de vergelding voorop moet staan, maar juist een beter handelingsperspectief;

overwegende dat dak- en thuislozen gebaat zijn bij hulp die een beter handelingsperspectief bevordert en de onderliggende problemen oplost op het gebied van werk, opleiding, sociaal netwerk en ontbrekend perspectief;

verzoekt de regering om de gemeenten en de VNG op te roepen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes, om zo de onderliggende problematiek van dak- en thuisloosheid op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 167 (29325).

Een vraag nog van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ja, over deze laatste motie. Het lijkt mij een groot probleem dat mensen die buiten slapen soms boetes krijgen, ook omdat ze vaak geen alternatief hebben. Wil de indiener van deze motie deze mensen dan andere sancties opleggen? Wat gaan we nou doen? Zou er in de motie niet gewoon moeten staan dat mensen die noodgedwongen buiten slapen geen boetes of andere sancties opgelegd mogen krijgen?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Zoals ik heb aangegeven in de motie gaat het om het bieden van hulp. Zoals de staatssecretaris net ook al heeft aangegeven, is een boete dus eigenlijk zinloos; dat waren niet helemaal uw woorden, maar wel die van mij. Het gaat dus om het bieden van hulp. Met "alternatieve maatregelen" bedoel ik dus: het zoeken naar hulp en het oplossen van de redenen waarom die persoon buiten slaapt.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Van Eijk en de heer Krul zien af van hun tweede termijn. Dan krijgt de heer Grinwis nu het woord namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording in, wie weet, zijn laatste debat. Maar iedere week komen er weer nieuwe debatten bij, dus wie weet.

Over het dashboard nog één zin. De ChristenUniefractie wil geen vinkjescultuur maar resultaten op weg naar 0 dakloze medemensen in 2030. Dat willen we allemaal. Ik snap dat het taai is om tot een goed dashboard te komen, maar ik hoop dat niet alleen de staatssecretaris en zijn ministerie, maar ook de gemeenten en gemeenteraden deze strijd echt aangaan, om daadwerkelijk stappen te zetten op weg naar 0 dakloze medemensen in 2030. Wij moeten daar samen de schouders onder zetten: wij als Kamerleden, het kabinet, gemeenten, gemeenteraden, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en werkgevers. Want het pamflet van het Leger des Heils dat we vanmiddag als Kamerleden kregen, eindigt terecht met: samenleven doe je niet alleen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, mevrouw Koekkoek namens de fractie van Volt. Gaat uw gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Het is bijna jammer, want het waren erg mooie slotwoorden van collega Grinwis. Ik denk inderdaad dat dit de eindboodschap moet zijn van dit debat, dus excuses dat ik er nog even doorheen kom.

Voorzitter. Ik heb moties meegetekend met collega's. Ik dank de staatssecretaris en de ondersteuning voor de beantwoording. Ik heb net de staatssecretaris gehoord over het overzicht voor het ESF+-fonds en wanneer we dat gaan aanvragen. Ik wil daar nog even op doorvragen, niet om te zagen, maar wel omdat er nu al door SZW gekeken wordt naar mogelijkheden om die aanvraag voor in te zetten. Althans, dat heb ik zo begrepen. Kan de staatssecretaris vanuit zijn positie toezeggen dat Nederland in ieder geval zijn uiterste best gaat doen zodat die aanvraag echt gaat zitten in de bestrijding van dakloosheid?

We hadden het eerder over de timing. Het meerjarig plan is al tot 2027 toegezegd, dus dat gaat doorlopen. We kunnen ons dus voorbereiden op een nieuwe aanvraag. Volgens mij zou het dan echt opportuun zijn om het om en nabij de behandeling van de begrotingen bij de Kamer te hebben. Waarom? Op een gegeven moment heb je het herfstreces. De Nederlandse aanvraag moet eind 2024 binnen zijn. De Kamer krijgt dan ook de tijd om het beeld dat uit de begrotingen blijkt plus wat wij willen goed te combineren. Mijn verzoek is dus om daarop te mikken.

Dank.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan zijn we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van Kamer. We gaan even schorsen. Daarna krijgen we een appreciatie van de staatssecretaris op de acht ingediende moties en geeft hij nog antwoord op nog een enkele vraag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering. Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 160 is een spreekt-uitmotie en behoeft dus geen appreciatie.

Wat betreft de motie op stuk nr. 161: daar wordt nu, as we speak, aan gewerkt. In feite zijn we aan het doen wat daarin staat. We noemen het niet helemaal een noodplan, maar we zijn wel met dit thema bezig; dat doen we ook op die manier. Ik zou de motie dus oordeel Kamer willen geven, met dien verstande dat we daar al mee bezig zijn en dat dit in het kader is van afspraken die we al aan het maken zijn.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 162. Ik heb net ten aanzien van die drie dagen aangegeven niet precies te weten wat daarover in de wet staat. Uit navraag blijkt dat die niet in de wet staan. Er is op dit moment dus geen wettelijk kader. Ik kan het nu dus ook niet aan gemeenten opleggen. Daarom moet ik de motie ontraden.

Dan is er de motie op stuk nr. 163, over de kostendelersnorm; die is eigenlijk niet aan de orde in dit debat, zoals ik al heb aangegeven. Het is natuurlijk relevant hoe je daarmee omgaat bij situaties rondom dakloosheid, maar in algemene zin is die kostendelersnorm natuurlijk veel meer een issue. Die norm is voor nog heel veel meer issues een vraagstuk. In het kader van dit debat kan ik dus niet anders dan de motie ontraden, omdat die nu echt niet aan de orde is.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 164, over de Regeling huisvesting aandachtsgroepen. Dat is een hartstikke mooie regeling, maar die is uitgeput. In feite is dit dus een motie om die financieel weer in het leven te roepen. Uiteindelijk is dat een vraag voor een nieuw kabinet. Ik kan nu namelijk niet zeggen: daar gaan we nog eens x miljoen aan uitgeven. Ik kijk even naar de ene kant van de Kamer: wellicht kan een nieuw kabinet, of eigenlijk een nieuwe bewindspersoon, hier geld voor uittrekken. Dat zou kunnen. Denk aan de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Maar ik kan dat nu niet invullen voor een nieuw kabinet. Ook in dat opzicht moet ik deze motie dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 165, over 10.000 extra woonplekken. Dat is natuurlijk een hartstikke goed idee, maar minister De Jonge heeft een heel bouwwerk aan plannen ten aanzien van het bouwprogramma, de regeling voor nieuwe woonplekken, de betaalbaarheid et cetera et cetera. Deze motie voegt niet zo veel aan dat bouwwerk toe. Sterker nog, die maakt het eigenlijk een beetje diffuus. In dat opzicht moet ik deze, ook vanuit BZK, ontraden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik kan niet op al die moties apart ingaan. Maar laten we wel wezen: we willen dákloosheid oplossen. We hebben te weinig daken. Dit kabinet zegt over alle voorstellen die we vandaag doen om ervoor te zorgen dat er ofwel meer daken komen, ofwel meer mensen onder één dak kunnen wonen: ontraden, ontraden, ontraden. Wat zeggen we nou eigenlijk tegen daklozen? "Ga maar in een paradigmashift wonen"? Dit kan toch niet?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Volgens mij heb ik de afgelopen paar uur heel veel voorstellen van de Kamer omarmd. Dan heb ik het bijvoorbeeld over 18- en 18+. Ik heb net nog een motie over de ggz oordeel Kamer gegeven. We hebben afspraken gemaakt over arbeidsmigranten. Ik heb de heer Grinwis nog toezeggingen gedaan wat betreft de afspraken en het financiële kader. Ik zou het dus absoluut niet zo willen beschouwen dat ik vandaag alleen maar "nee" verkoop. Ik zou dat overigens ook onterecht vinden, gezien wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Maar goed, dat is misschien een persoonlijke noot.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nee, mijn opmerking ging precies over het volgende punt. De staatssecretaris zegt steeds dat je dakloosheid alleen maar kunt oplossen als je zorgt voor daken. Maar juist op dat punt, die extra woonruimte, zitten geen toezeggingen. Daarin komen we dus niet verder.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat denk ik wel, eerlijk gezegd, want er zijn op dat punt juist hele belangrijke stappen gezet. Het actieplan puilt uit. Het onderliggende principe van het actieplan is "wonen centraal stellen". Daarom hebben we de financiële regelingen aan elkaar gekoppeld. Daarom hebben we gemeenten de opdracht gegeven om hun eigen actieplannen daarop aan te passen en dit in hun plannen centraal te stellen. Ik deel dus echt niet de opvatting dat we op dat punt niet leveren. Maar goed, wellicht hebben we daarover een verschil van inzicht. Dat zou kunnen. Maar dit is het meest centrale uitgangspunt. Mijn denken begínt überhaupt bij dit punt. Om nou te zeggen dat daar niet wordt geleverd ... Ik zei het al: dat vind ik een onderschatting van wat er de afgelopen jaren is gebeurd.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 166.

Staatssecretaris Van Ooijen:

De motie op stuk nr. 166. Jongerendakloosheid is natuurlijk gewoon een onderdeel van het plan van aanpak dat we nu hebben. Ik zou er dus niet voor zijn om daarnaast een plan van aanpak voor jongerendaklozen te maken. Daarom wil ik die motie ontraden.

De motie op stuk nr. 167 wil ik oordeel Kamer geven, onder verwijzing naar wat ik al heb aangegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Bruyning heeft nog een interruptie over de motie op stuk nr. 166, denk ik.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Zeker. De staatssecretaris geeft aan dat het al onderdeel is van het plan dat er nu ligt. Dat plan is natuurlijk al twee jaar geleden in werking gesteld. De cijfers blijven oplopen. Hoe rijmt de staatssecretaris dat met zijn punt dat er geen aparte urgentie benodigd is om toch de jongerendakloosheid tegen te gaan?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nee, ik vind dat die urgentie er absoluut moet zijn. Daar is dus geen enkele discussie over tussen mevrouw Bruyning en mij. Laat daar op geen enkele manier een misverstand over zijn. Alleen, er zijn nog wel een paar andere groepen die ook buitengewoon kwetsbaar zijn voor dakloosheid. We hebben het vandaag expliciet over jongeren gehad, maar bijvoorbeeld ook de LHBT+-groep is extra kwetsbaar voor dakloosheid; niet voor niks krijgt die ook extra prioriteit in het nationale actieplan. Ik vind dat we moeten oppassen met allemaal groepen eruit halen om daar aparte plannen voor te maken. Daarom zeg ik dat zo'n plan alleen maar gaat werken als je zegt: dit is het plan en daar gaan we met z'n allen voor. Het werkt niet als we daarnaast nog voor allemaal verschillende doelgroepen andere plannen maken. Die doelgroepen geven we wel degelijk prioriteit, zeker ook jongeren. Dat doen we binnen de kaders van het bestaande actieplan.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Is de staatssecretaris dan eventueel bereid om met het jongerenpanel te kijken wat er aanvullend nodig is om die jongerendakloosheid tegen te kunnen gaan en ervoor te zorgen dat de cijfers eindelijk gaan dalen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik spreek het Jongerenpanel de Derde Kamer overigens geregeld. Dat zijn eigenlijk altijd mooie en heel constructieve ontmoetingen. Dat gesprek voer ik dus al en dat blijf ik voeren. Ik hoop dat mijn opvolger dat ook gewoon ongeveer elk halfjaar blijft doen.

De voorzitter:

Is de staatssecretaris klaar?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dit was het, ja.

De voorzitter:

Dank voor zijn inbreng in tweede termijn. Dit is het einde van het debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan op 11 juni, aanstaande dinsdag, stemmen over de moties. Ik dank de leden en ook zeker de mensen die dit op de publieke tribune hebben gevolgd. Zoals ik zei, hebben we nog drie debatten te gaan. Die begeven zich op het terrein van Verkeer en Waterstaat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven