Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 81, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 81, item 4 |
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124) (36321-(R2181)).
De voorzitter:
Aan de orde is nu de behandeling van de goedkeuring van het op 18 november 2015 te Valletta tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (36321).
Ik heet de leden van de Tweede Kamer natuurlijk van harte welkom. De heer Idsinga staat al klaar. Dat is bemoedigend. Ik heet ook de bijzonder gedelegeerden welkom. Zij zijn aangewezen door de Staten van Curaçao. Dat zijn mevrouw America-Francisca, de heer Brownbill, mevrouw Mc William en de heer Mercelina. Ik ben vereerd dat u er bent en dat ik deze historische behandeling mag voorzitten. Voorts heet ik in vak K de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Financiën van harte welkom. In de Voorzittersloge heet ik de gevolmachtigd minister van Curaçao, de heer Manuel, het Statenlid mevrouw Jesus-Leito en de griffier van de Staten van Curaçao, de heer Cijntje, van harte welkom.
Aangezien het gaat om de behandeling van een rijkswet, hebben de bijzonder gedelegeerden het recht het woord te voeren. Ik heb een sprekerslijst vastgesteld waarop de Nederlandse afgevaardigden afwisselend met de afgevaardigden van Curaçao het woord het voeren. Conform artikel 17 van het Statuut hebben de bijdragen van de zijde van de bijzonder gedelegeerden het karakter van het geven van voorlichting. Gelet hierop zal ik indien nodig slechts verduidelijkende vragen toestaan. Deze vragen zal ik toestaan aan het eind van de bijdrage van de bijzonder gedelegeerde.
We beginnen traditiegetrouw met een gedicht. Er was ooit een Kamerlid Hein Roethof van de Partij van de Arbeid. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de eilanden en had er een bijzondere band mee. Hij heeft er zelfs iets over geschreven, de zogenaamde Antilliaanse sonnetten. Ik wil er graag een van ten gehore brengen. Het is het sonnet Curaçao.
Onzichtbaar groeit het kruid, maar in twee dagen
kan rode kale grond er groen van zijn.
Als zonlicht even wijkt voor regenvlagen
krijgt een dor land van vruchtbaarheid de schijn.
Twee dagen hebben dit festijn doen slagen
en onvermijdelijk volgt daarop de pijn
voor wie niet overmaat van licht verdragen,
want zonnebrand krijgt alles wel weer klein.
Twee dagen maken van een mens een wezen,
dat zich bewust wordt van zijn levensloop
en nog eens twee doen hem alhaast weer vrezen,
dat hem niet anders rest dan ijdele hoop.
Misschien. Doch wat ons werkelijk heeft geraakt,
kan door getij noch tegenstroom geslaakt.
Aldus Hein Roethof, indertijd Kamerlid voor de Partij van de Arbeid, in zijn Antilliaanse sonnetten. Het sonnet Curaçao.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Idsinga van de fractie van NSC. Hij heeft zeven minuten spreektijd. Het woord is aan hem.
De heer Idsinga (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor het mooie gedicht, waar u iedere vergadering mee begint.
Voorzitter. In de eerste plaats ook namens mijn fractie, de fractie van Nieuw Sociaal Contract, van harte welkom aan de gedelegeerden van de Staten van Curaçao. We hebben gisteren met de meeste mensen die ik in de zaal zie al kennisgemaakt beneden in het Kamergebouw. Dat heb ik als zeer plezierig ervaren. Het is bijzonder om vandaag samen met u een tweetal debatten te mogen voeren.
Voorzitter. Voor Curaçao en Nederland zijn internationale investeringen en betrekkingen belangrijk, in de eerste plaats onderling, maar uiteraard ook met andere landen. Straks spreken wij over de wijziging van de Belastingregeling Nederland Curaçao — de onderlinge betrekkingen dus — en nu eerst spreken wij over het belastingverdrag tussen Curaçao en Malta. Ik had trouwens liever gezien dat de twee debatten zouden zijn omgedraaid, omdat ik over het verdrag waarover we straks spreken een stuk minder kritisch ben dan over het verdrag dat nu eerst voorligt: het verdrag tussen Curaçao en Malta. Dat is ook de reden dat ik een extra ronde van schriftelijke vragen heb ingelast. Die vragen zijn afgelopen maandag beantwoord — een beetje laat dus. Gisteren ontvingen wij nog een nazending.
Voorzitter. De fractie van Nieuw Sociaal Contract juicht het toe dat Curaçao werk maakt van het sluiten van belastingverdragen die duidelijkheid beogen te bieden aan burgers en bedrijven. Een vraag aan de bewindspersonen is echter waarom dit verdrag zo lang heeft stilgelegen. Het is in 2015 tot stand gekomen en vandaag, negen jaar later, in 2024, vergaderen wij er pas over. Waarom is dan als eerste verdragsland gekozen voor Malta? Dat is nota bene een land met een toch vrij dubieuze internationale reputatie. Tevens is het een land waarmee Curaçao weinig economische betrekkingen onderhoudt, zo blijkt uit het antwoord op mijn schriftelijke vragen. Malta is een land dat grotendeels draait op de gokindustrie en dat Europese paspoorten verkoopt aan miljonairs van buiten de EU. Het is een land waarvan de voormalige minister-president momenteel voor de rechter staat vanwege een corruptieschandaal. Waarom is voor het eerste belastingverdrag, dat vaak zo'n belangrijk startpunt is, niet gekozen voor buurlanden van Curaçao of voor landen in de regio waarmee veel handel wordt gedreven? Denk bijvoorbeeld aan de Verenigde Staten, Venezuela of Colombia. Waarom in vredesnaam Malta?
Voorzitter. Ik lees in de stukken dat Malta Curaçao veel te bieden zou hebben op maritiem gebied. Wat is dat dan precies? Malta heeft weliswaar het grootste scheepsregister van Europa en het zesde grootste wereldwijd, maar ik vraag aan de bewindspersonen: is het niet juist vanwege zeer gunstige fiscale redenen dat schepen geregistreerd staan in de hoofdstad Valletta?
Dan de Maltese gokindustrie. Zijn die 350 gamingbedrijven, waarvan gokbedrijven een belangrijk deel uitmaken — dat lezen wij in de schriftelijke stukken — nou echt op Malta gevestigd? Hebben ze daar echt hun vestigingsplaats of zijn dat pure brievenbusvennootschappen?
Voorzitter. Dan mijn vraag over constructies waarmee op kunstmatige manier geprobeerd kan worden om belastingverdragsvoordelen te behalen, bijvoorbeeld wanneer betalingen van Curaçao aan een derde land kunstmatig via Malta zouden worden omgeleid. Volgens antwoorden van de regering kunnen de belastingdiensten van Curaçao en Malta dan de zogenaamde principal purpose test toepassen. Maar gaan zij dat dan ook actief doen, of zijn het juist derde landen die een beroep op deze test moeten doen? Zo ja, hoe dan? Hoe reageert de regering op de input die ik kreeg vanuit belastingwetenschappers die zeggen dat het nogal surrealistisch is om te veronderstellen dat het verdrag zou kunnen worden misbruikt in de verhouding tussen deze landen? Ze kennen geen van beide een bronheffing op dividend, op royalty's en op rente. Er valt dus niet zo veel te misbruiken, dus de opmerking dat het verdrag voldoet aan de minimumstandaarden is dan nogal gratuit. Als er misbruik is, doet dit zich voor jegens derde landen. Klopt dat? Graag een inhoudelijke reactie.
Voorzitter. Waarom slechts voldoen aan de minimumeisen? Waarom worden er geen specifieke antimisbruikbepalingen uit het MLI ter omzeiling van een lokale vaste inrichting aangevinkt? Graag een reactie.
Voorzitter. Het zijn veel kritische vragen, maar met oprecht goede bedoelingen. We — ja, ook Nederland — moeten af van dat stempel "belastingparadijs". Ik kom daar straks in het volgende debat nog wat uitgebreider op terug. Ik denk namelijk dat het belangrijk is dat wij samen met Curaçao voor onze beide landen vanuit achterstand bouwen aan een sterke internationale reputatie rondom fiscaal beleid en het tegengaan van belastingontwijking. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de bewindspersonen en de input van de collega's en zal op basis daarvan mijn fractie adviseren hoe te stemmen over dit wetsvoorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Idsinga stelt terecht, denk ik, een aantal zeer kritische vragen. Maar ook Nederland is ooit ergens vandaan gekomen. Ook Nederland heeft op lijstjes gestaan waar wij liever niet op staan. Niet ieder land kan hetzelfde tempo hanteren. Hoe kijkt de heer Idsinga aan tegen het feit dat Curaçao ook een been heeft bij te trekken? Vindt hij ook dat dit een goede stap in de juiste richting is?
De heer Idsinga (NSC):
Dat is een zeer terechte vraag. Dank u wel voor deze vraag, zeg ik tegen mevrouw Van Eijk van de VVD. Ik ben me daar zeer van bewust. Ik zeg ook in mijn bijdrage: ik steek ook de hand in eigen boezem. Nederland had ook een been bij te trekken en heeft met behoorlijk wat voorstellen moeten komen de afgelopen jaren — dat hebben we ook gedaan — om ervoor te zorgen dat we van het stempel "belastingparadijs" af kwamen. Daarvoor hebben we in deze Kamer veel nationale, maar ook internationale wetgeving behandeld. Ik bied ook graag aan om, voor zover ik dat kan doen namens ons allemaal — ik denk dat dat belangrijk is — elkaar te helpen en vast te houden om van het stempel "belastingparadijs" af te komen. Wat ik begrijp, bijvoorbeeld ten aanzien van Curaçao, is dat het nog steeds op zwarte lijsten staat van bepaalde landen. Daar kom ik in mijn volgende bijdrage ook op terug. Ook bij de EU staat het nog op een grijze lijst. Daarbij moeten we elkaar vasthouden. We moeten elkaar echt helpen om daarvan af te komen. Wij zullen echt samen hard moeten werken, ook als Nederland, aan het kwijtraken van onze nare reputatie dat wij een belastingparadijs zijn, of ik moet eigenlijk zeggen: waren. Daarom stel ik mijn vraag aan de bewindspersoon.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Brownbill, bijzonder gedelegeerde, aangewezen door de Staten van Curaçao.
De heer Brownbill:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst willen wij onze dank uitspreken voor de gelegenheid om als bijzonder gedelegeerden van de Staten van Curaçao het woord te mogen voeren.
Vandaag wil ik de Kamer meenemen naar het begin van de twintigste eeuw, een cruciale periode voor de ontwikkelingen van handelsbetrekkingen, gedreven door de oprichting van de olie-industrie. In de vroege jaren 1900 markeerde de ontdekking van olie in Venezuela en de oprichting van raffinaderijen op Curaçao het begin van een robuust economisch partnerschap. De Royal Dutch Shell-raffinaderij, later bekend als de Isla-raffinaderij, werd in 1918 op Curaçao opgericht en speelde een cruciale rol in de verwerking van Venezolaanse ruwe olie. Deze samenwerking leidde tot belangrijke economische activiteiten, onder andere import en export, toerisme en diensten, en infrastructuur en logistiek.
Echter, met een knip van de vingers werd deze wederzijdse, voordelige relatie in 2010 ernstig beïnvloed door de economische ineenstorting van Venezuela. Dit leidde tot verstoringen in de handel, een afname van toerisme en uitdagingen voor Venezolaanse bedrijven en expatriates. Het voelde net zo significant als dat Nederland de banden met Duitsland zou verbreken.
Als levend bewijs van de risico's die gepaard gaan met grote afhankelijkheid van één land voor handelsbetrekkingen, is het voor ons als land belangrijk om nieuwe potentiële handelspartners te verkennen op een transparante en eerlijke manier. In de hedendaagse wereld maken landen vaak gebruik van verdragen als middel om economische partnerschappen te ontwikkelen.
Een van deze instrumenten is het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Deze belastingverdragen zorgen ervoor dat het inkomen niet wordt belast door zowel het bronland als het woonland. Deze eliminatie van dubbele belasting vermindert de totale belastingdruk op de individuen en bedrijven en stimuleert de economische ontwikkeling van een land.
Nederland heeft zo honderden van dergelijke verdragen ondertekend, waaronder met landen als Armenië, Ethiopië, Barbados en Malta, om er maar een paar te noemen. Ook voor Curaçao is het essentieel om belastingverdragen af te sluiten met landen als Malta, die een vergelijkbare economie als de onze hebben. Ik noem in het bijzonder het toerisme, de financiëledienstensector en scheepvaart als belangrijke economische pijlers, niet in de laatste plaats vanwege onze strategische ligging en onze expertise in de financiëledienstensector.
Het is belangrijk op te merken dat het gebruik van belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting als instrument om handelsbetrekkingen en economische groei te bevorderen, gepaard gaat met enkele risico's die niet goed worden beheerd. Als land moeten we bij het sluiten van deze verdragen voorkomen dat afspraken worden gemaakt die ertoe leiden dat verschillen in belastingregels van landen worden uitgebuit en winsten kunstmatig worden verschoven naar locaties waar een lage belasting of geen belasting wordt geheven en weinig economische activiteiten plaatsvinden. Dit is ook wel bekend als Base Erosion and Profit Shifting, BEPS.
Curaçao is lid van het zogeheten Inclusive Framework van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Curaçao heeft een multilateraal verdrag ondertekend, een MLI. Dit is een efficiënt en uitgebreid instrument voor het actualiseren en verbeteren van belastingverdragen om BEPS te bestrijden. Het MLI stelt meerdere landen in staat om de door hen afgesloten bilaterale belastingverdragen tegelijkertijd te wijzigen om BEPS-maatregelen op te nemen zonder dat over elk verdrag afzonderlijk hoeft te worden heronderhandeld. Dit versnelt het proces aanzienlijk en zorgt voor een gecoördineerde implementatie van de BEPS-aanbevelingen in een breed scala van rechtsgebieden. Dit is waarom ik ervan overtuigd ben dat Curaçao het MLI heeft ondertekend en Malta heeft aangemeld, juist omdat Curaçao het belangrijk vindt dat de door Curaçao afgesloten verdragen voldoen aan alle internationale standaarden.
Nu, voorzitter, acht jaar na de ondertekening van dit belastingverdrag tussen Curaçao en Malta, is het voor Curaçao van groot belang dat het hiervoor steun van de Tweede Kamer krijgt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. We gaan luisteren naar mevrouw Van Eijk van de fractie van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik mede namens mijn fractie de leden en de bijzonder gedelegeerden van de Staten van Curaçao bedanken voor hun deelname en bijdrage aan de plenaire behandeling van deze rijkswet. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de gevolmachtigd minister, de heer Carlson Manuel. Het benadrukt de bijzondere relatie die wij hebben binnen het Koninkrijk en maakt zichtbaar dat we het belangrijk vinden om voortdurend samen te werken aan de totstandkoming van belastingverdragen.
Voorzitter. Curaçao heeft een open economie. Door de beperkte binnenlandse markt is Curaçao sterk afhankelijk van de import uit het buitenland. Door het sluiten van belastingverdragen laat Curaçao zien bereid te zijn tot internationale samenwerking. De handel met en investeringen door verdragspartners worden gestimuleerd teneinde duurzame economische ontwikkeling te bevorderen. De VVD vindt het een positieve ontwikkeling dat het vestigingsklimaat op deze manier wordt verbeterd. Zo kunnen bedrijven voor Curaçao worden behouden en worden aangetrokken. Dat heeft een positief effect op belastingopbrengsten en draagt bij aan een verdere versterking van het Caribisch deel van Nederland.
Curaçao bepaalt zelf met welke landen het over belastingverdragen wenst te onderhandelen en het voert deze onderhandelingen ook zelf. Sinds geruime tijd wordt onderhandeld over verdragen met Cuba, Qatar, Seychellen, Verenigde Arabische Emiraten, Jamaica en San Marino. Uit het schriftelijk overleg dat met de Kamer is gevoerd, blijkt echter dat bij partijen onduidelijkheden bestaan over de doelen die Curaçao met het sluiten van bepaalde belastingverdragen nastreeft. Welke strategie ligt hieraan ten grondslag, en wat is de rol van de private sector, vraag ik aan de minister. Ik denk dat een beter inzicht in de overwegingen en de gewenste resultaten kan bijdragen aan een vlottere behandeling in de Kamer.
Door een beperkte capaciteit en de investering in tijd die het vergt om een belastingverdrag tot stand te brengen, is Curaçao genoodzaakt tot prioritering. Door de minister van Financiën van Curaçao is dit jaar een commissie ingesteld genaamd Taskforce belastingverdragen. Deze werkgroep heeft als voornaamste doel te onderhandelen over belastingverdragen ten behoeve van Curaçao en erop toe te zien dat het proces dat voor een dergelijk belastingverdrag in Nederland en Curaçao moet worden doorlopen, voortvarend verloopt. Wat de VVD betreft is dat een goede ontwikkeling. Op welke manier, vraag ik de minister, kan Nederland hieraan bijdragen? Is de minister het met de VVD eens dat, wil Curaçao als potentiële verdragspartner serieus genomen worden, een verdere professionalisering van het proces zeer wenselijk is?
De keuze voor Malta als eerste verdragsland heeft veel vragen opgeroepen. Hoe is deze keuze tot stand gekomen? En op welke manier draagt het sluiten van juist dit verdrag bij aan een duurzame economische ontwikkeling van Curaçao en zijn ongewenste neveneffecten uitgesloten? En hoe gaan we dit monitoren, vraag ik de minister. Curaçao is voor de fiscale inrichting van zijn wetgeving autonoom. Ik vind dat we die autonomie moeten respecteren. Dat ontslaat de Kamer echter niet van de verantwoordelijkheid om kritische vragen te stellen. Dat hebben we gedaan in twee schriftelijke rondes, en dat doen we vandaag in de plenaire behandeling. Ik kijk uit naar de reactie van de minister en de beantwoording van de vragen.
De heer Idsinga (NSC):
Dank voor de bijdrage van mevrouw Van Eijk. Eén vraagje. Het is natuurlijk heel makkelijk vingerwijzen. En ik heb zelf ook een kritische inbreng geleverd ten aanzien van Malta. Tegelijkertijd heb ik ook de hand in eigen boezem gestoken. Ook Nederland heeft op dit moment een verdrag met Malta. Graag een reactie van mevrouw Van Eijk over hoe zij daartegen aankijkt.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Zoals gezegd, Nederland heeft ontzettend veel belastingverdragen gesloten. Er worden op dit moment volgens mij ook heel veel onderhandelingen gevoerd over verdragen die op onderdelen moeten worden aangepast. Ik vind het belangrijk dat we blijven voldoen aan de minimumstandaarden. Volgens mij hebben we dat tempo in de afgelopen jaren ook heel goed gevolgd. Het punt blijft dat er altijd verdragen zullen zijn en blijven die niet volledig kunnen voldoen aan de standaarden die wij vandaag de dag hier hanteren. Dat kost tijd. Dus ik volg die brieven heel nadrukkelijk en kijk ook welke prioriteiten daarin gelegd worden. En als wij als Kamer zouden vinden dat die prioritering niet juist is of dat bepaalde landen een bepaalde mate van urgentie vragen, dan wil ik daar samen met de heer Idsinga graag naar kijken.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Mc William. Ook zij is bijzonder gedelegeerde, aangewezen door de Staten van Curaçao. Het woord is aan haar.
Mevrouw Mc William:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Goedemorgen. Ik dank u voor de geboden gelegenheid om vandaag als speciaal gedelegeerde van de MAN-fractie in de oppositie, met u te spreken over de goedkeuringswet over het belastingverdrag tussen Curaçao en Malta uit 2015. Voor ons land, voor Curaçao, staat voor de MAN-fractie de vraag centraal of dit belastingverdrag de economische ontwikkeling, zijn onafhankelijkheid en zijn positie binnen het Koninkrijk wel ten goede komt. Is daarnaar onderzoek gedaan? Voor het beantwoorden van die vraag moeten we kijken naar het verleden, naar de aanleiding van het verdrag: hoe is het begonnen? Ook moeten we kijken naar het heden: waar staan we nu? En we moeten kijken naar de toekomst: wat zijn de te verwachten ontwikkelingen? In mijn bijdrage vandaag sta ik dan ook kort stil bij het verleden, het heden en de toekomst. Ik trek daarbij een conclusie en sluit af met een aantal vragen en een takeaway.
Geschiedenis en aanleiding. Ten aanzien van de geschiedenis kan men gerust zeggen dat dit belastingverdrag een zeer lange weg heeft afgelegd. De onderhandelingen tussen Curaçao en Malta begonnen in 2011. Dat is niet lang nadat Curaçao op 10-10-10 de status van autonoom land heeft gekregen in het Koninkrijk. Wat kan men zeggen van de aanleiding? Het blijkt dat de onderhandelingen zijn gestart als gevolg van een zogenoemde peerreview. Dat is kort gezegd een beoordeling van landen op hun interne economische beleid. Die peerreview gebeurt onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, OESO, een organisatie gericht op de ontwikkeling en de bescherming van de economische belangen van Europa. De OESO liet er dus nog geen jaar na onze verworven autonomie, met andere woorden, geen gras over groeien voor een peerreview. Uiteindelijk is er dan vooral door toedoen van de OESO in 2015 een belastingverdrag gekomen. Dat verdrag volgt op hoofdlijnen de visie van de OESO, dus niet zozeer de visie van Curaçao, voor de goede orde. Die visie komt erop neer dat belastingheffing dient plaats te vinden op de plaats waar het bedrijf zijn oorsprong heeft, waar het de meeste substance heeft. Voor een onshore economy zoals die van de meeste Europese landen, is dat uitgangspunt natuurlijk gunstig. Voor een offshore economy als de onze is dat uitgangspunt overwegend ongunstig. Ik leg dat uit.
Curaçao is een jong land en per definitie een emerging economy. Dat betekent dat het zijn positie op de wereldmarkt nog moet veroveren en veilig moet stellen. Dat betekent dat landen zoals het onze doorgaans alleen maar grote bedrijven hosten omdat die bedrijven in een offshoreverblijf bepaalde voordelen zien. Die bedrijven, bijvoorbeeld het Nederlandse Shell, gaan vervolgens ook weer weg als ze die voordelen niet meer zien of krijgen. Dat land, die host, heeft dan doorgaans het nakijken omdat de bedrijven die bij ons te gast zijn, niet echt investeren, geen substance vestigen, wat het voor een land als het onze moeilijker maakt om te voldoen aan de regels van de OESO en ook moeilijker om belasting te kunnen heffen.
Curaçao is een jong land en heeft wat betreft landen als Nederland nog steeds een grote achterstand. Het belastingverdrag van 2015 is nooit goedgekeurd. Bekijkt men wederom het verleden dan wordt het duidelijk dat dit niet aan Curaçao ligt. De OESO kwam namelijk in 2017 met het project BEPS, de Base Erosion and Profit Shifting, dat de al zeer strenge regels zelfs nog verder aanscherpte. Kort gezegd, verbiedt BEPS alle mogelijkheden om heffing over winsten te verplaatsen naar andere offshorelanden. Bij een gunstige Europese belastingregeling, een royaltystructuur zoals in Nederland, raakt dat daar opmerkelijk genoeg niet aan. Dus het raakt Nederland niet. Zo vestigden de Rolling Stones en anderen hun kantoor in Amsterdam. De tekst van het in 2015 gesloten verdrag hield met de strengere BEPS-eisen uiteraard geen rekening. Daarom moest het verdrag na commentaar van de Raad van State worden aangepast. Er waren sinds 2015 ook nog andere ingrijpende gebeurtenissen. Zo werd Malta als eerste Europees land in 2021 door de Financial Action Task Force op de grijze lijst geplaatst in verband met witwasrisico's en gebrek aan transparantie. Tot zover het verleden.
Waar staan we nu? Het verdrag is niet noemenswaardig aangepast. Hoewel Malta inmiddels maatregelen tegen witwassen zegt te hebben genomen, is het niet onderzocht en blijft het ook onduidelijk wat al deze ontwikkelingen sinds 2015 voor effect hebben in relatie tot ons land, dat wij moeten koesteren. Is het verstandig voor een land om een negen jaar oud verdrag in werking te laten treden zonder dat er enig onderzoek is gedaan naar wat er tussentijds is gebeurd en naar de effecten?
Dan de toekomst. Hoe nu verder met dit belastingverdrag? Hoe ziet de toekomst eruit? Mevrouw mr. Rekwest, wetenschappelijk docent Belastingrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam schreef een artikel met als titel "De verdragsrechtelijke status van Curaçao". Daarin stelt zij dat voor de vraag of Curaçao er goed aan doet om verdragsonderhandelingen op te starten, er drie criteria moeten worden langsgelopen. Is het noodzakelijk; is er noodzaak voor een belastingverdrag? Wat is de inrichting van het fiscale stelsel? En hoe ziet het huidige verdragennetwerk eruit?
Hoewel wij als land zelf deze vragen moeten beantwoorden, geeft Rekwest hiervoor wel een advies. De noodzaak, de voordelen van het sluiten van een belastingverdrag, ziet zij niet, behalve wellicht de voordelen voor sporters en artiesten. Het relatief gunstige fiscale stelsel wordt nog steeds hervormd.
Ten aanzien van het verdragennetwerk zou Curaçao, net zoals de andere Caribische landen, tot het CARICOM-netwerk kunnen toetreden. Dat voorkomt zeer kostbare, tijdrovende een-op-eenonderhandelingen. Rekwest concludeert in haar artikel met de opmerking dat Curaçao zijn eigen fiscaal verdragsbeleid moet ontwikkelen, rekening houdend met het eigen karakter van Curaçao, ons land. Daar zijn wij het mee eens.
Dan de conclusie. Om alle door mij genoemde redenen zijn wij van mening dat voor een eventuele goedkeuring van dit belastingverdrag eerst deugdelijk onderzoek gedaan moeten worden naar mogelijke negatieve effecten van dit verdrag op de economie van Curaçao. Een ander concreet punt waar volgens ons onderzoek naar moet worden gedaan, is of het sluiten van een verdrag met Malta een onbedoeld negatief effect zal hebben op de online goksector. De maritieme sector, de toerismesector en de luchtvaart kunnen zeker een positieve bijdrage leveren, maar maakt het verdrag het gokken niet juist onveiliger? Malta is hiervoor in 2021 op de vingers getikt. Daarom stelde de aanstaande regeringspartij Nieuw Sociaal Contract terecht de vraag of het effect van dit belastingverdrag kan zijn dat winsten hierdoor juist worden doorgesluisd naar andere landen. Wij delen deze vrees. Daarom vragen wij om een deugdelijk onderzoek hiernaar.
Meneer de voorzitter. Ik sluit af met een tweetal vragen. Ziet de minister als voortrekker van dit proces mogelijkheden om ons land te ondersteunen met het organiseren van een deugdelijk, degelijk onderzoek naar de mogelijke negatieve effecten van dit belastingverdrag en een effectrapportage? De MAN-fractie is niet tegen het verdrag, maar dat moet wel op een verantwoorde wijze tot stand komen om zo onze fiscale economie te koesteren.
En een takeaway. Een offshore-economie moet waakzaam zijn als andere landen heel graag willen dat je iets doet, want negen van de tien keer pakken ze van je af. Of niet, papa Smeets?
Dank u wel, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer White van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Goedemorgen. Bon nochi voor de mensen die overzees meekijken. Ik wil vanuit mijn fractie, GroenLinks-PvdA, graag beginnen met het welkom heten van de aanwezige leden van de Staten van Curaçao en de gevolmachtigd minister. We behandelen vandaag een rijkswet die ook, of eigenlijk vooral, van toepassing is op Curaçao, dus het is goed dat zij er zijn. In dat kader wil ik ook graag zeggen dat het jammer is dat het niet gelukt is om dit debat wat later op de dag te plannen, want door het tijdsverschil van zes uur is het op dit moment nog erg vroeg daar. Dat is natuurlijk niet fijn voor de mensen op Curaçao die dit debat graag zouden willen volgen.
Voorzitter. Sinds 2010 is Curaçao een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. We hebben in het Statuut voor het Koninkrijk met elkaar afgesproken welke aangelegenheden door het Koninkrijk als geheel worden behartigd; op de andere onderwerpen maken de landen hun eigen beleid en voeren zij dat ook uit. Curaçao gaat dus over het eigen beleid, waaronder het fiscaal beleid. Daarom voel ik als Nederlands Tweede Kamerlid wat terughoudendheid om mijn mening te uiten over een belastingverdrag tussen Curaçao en Malta, waar Nederland inhoudelijk eigenlijk niet zo veel mee te maken heeft. Maar nu we hier toch bij elkaar zijn als Koninkrijksparlement, heb ik wel een paar vragen en opmerkingen, al denk ik dat terughoudendheid hierbij echt een gepaste houding is.
Voorzitter. Als GroenLinks-PvdA vinden wij het gek dat de Eerste en Tweede Kamer in Nederland kunnen beslissen over rijkswetgeving zonder dat Statenleden uit andere landen binnen het Koninkrijk mee kunnen stemmen. Wij noemen dat: een democratisch tekort. Het is een feit dat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten samen één Koninkrijk vormen, dat belastingverdragen nou eenmaal tussen twee staten worden afgesloten en dat het Koninkrijk daardoor verdragspartij is, maar het is wel raar dat de inwoners van Nederland daar dan indirect meer over te zeggen hebben dan de inwoners van Curaçao, zeker omdat het gaat over een verdrag dat vooral voor Curaçao relevant is. Hoe kijkt de minister van Buitenlandse Zaken hiernaar? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om het democratisch tekort binnen het Koninkrijk op te lossen? In het regeerakkoord van het huidige demissionaire kabinet stond dat het democratisch tekort zou worden opgelost doordat er ruimte zou komen voor een proportionele stem van Carabische landen bij rijkswetgeving. Helaas zijn daar nog geen concrete stappen voor gezet.
Verder wil ik de minister graag vragen of zij kan toelichten waarom het zo lang heeft geduurd voordat dit verdrag ter ratificatie aan ons is voorgelegd. Ik heb namelijk begrepen dat het verdrag al sinds 2015 af is. Is de minister het met mij eens dat Nederland hierin eigenlijk maar een beperkte rol zou moeten spelen? Kan zij toelichten waarom het ratificatieproces zo traag verloopt en hoe het komt dat er zo weinig verdragen gesloten zijn?
Voorzitter. Nu we hier toch zijn, wil ik graag nog enkele vragen stellen over de inhoud van en vooral over de aanleiding voor het belastingverdrag dat voorligt. Mijn fractie is heel benieuwd waarom er specifiek is gekozen voor het verdrag van Malta. Kan de staatssecretaris dit toelichten? Mijn fractie heeft ook wel enige zorgen op dit gebied. Malta lijkt ons niet de meest logische keuze om een verdrag mee te sluiten. Het is een klein land, dat ver van Curaçao ligt, met niet zo'n goede reputatie op het gebied van belastingontwijking. Ook staat het bekend om het verkopen van paspoorten aan vermogende mensen en het faciliteren van de online gokindustrie. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? Verwacht hij dat dit verdrag tot meer investeringen in Curaçao zal leiden? Zo ja, wat voor soort investeringen dan? Ik hoor ook graag van de staatssecretaris welke belemmeringen er nu concreet worden ervaren en hoe dit verdrag die belemmeringen gaat wegnemen.
Tot slot, voorzitter, ben ik ben benieuwd hoe de werking van dit verdrag gemonitord en geëvalueerd gaat worden en hoe de regering gaat waarborgen dat de internationale, financiële en economische positie van Curaçao niet zal verslechteren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Mercelina, eveneens bijzonder gedelegeerde aangewezen door de Staten van Curaçao. Het woord is aan hem.
De heer Mercelina:
Geachte voorzitter, excellenties, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden van het parlement van Curaçao. Bon dia for di tur skina di Reino Hulandes, spesial pa Kòrsou. Met dankbaarheid en verantwoordelijkheid sta ik hier vandaag als een bijzonder gedelegeerde van de Staten van Curaçao om uw goedkeuring te krijgen voor het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta dat op 18 november 2015 te Valletta tot stand is gekomen. Het is een voorrecht om hier te mogen zijn en ik ben vastbesloten om onze stem te laten horen in een belangrijke aangelegenheid, want ik sta hier ongeacht partij, ongeacht politieke kleur, ongeacht ideologie, want we staan hier met een mandaat van de Staten van Curaçao.
Zoals we in ons volkslied zingen: "Lanta nos bos ban kanta Grandesa di Kòrsou". Dus: laten we samen de grootheid van Curaçao bezingen. De mensen thuis die nu naar ons kijken, moeten het gevoel zien en begrijpen wat voor rol verdragen en het Unierecht hebben in ons sui generis unieke stelsel, het Statuut voor het Koninkrijk der Nederland. We zijn hier aanwezig om onze stem te laten horen. Alleen door mee te doen zal het Koninkrijk Curaçao ook zeer serieus nemen. Men ziet hoe serieus wij onze taak nemen, ongeacht alles. Het is essentieel dat we erkennen dat hoewel het Europees recht niet volledig van toepassing is op de Caribische landen, de relevantie ervan steeds groter wordt.
Extra reminder. Ik doe aan alle Nederlandse burgers een oproep om morgen bij de Europese Parlementsverkiezingen te gaan stemmen, ook voor de Caribische landen. Dat is absoluut belangrijk. Burgers van de Caribische landen moeten in staat zijn om te profiteren van de rechten die de EU-burgers genieten. Dit impliceert volgens de Afdeling advisering van de Raad van State dat de Caribische landen meer betrokken moeten worden bij de verdragen die de EU samen met de lidstaten sluit.
Het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Malta waarover wij vandaag debatteren, is van groot belang op financieel, fiscaal en economisch gebied. Het is een terechte oproep in deze tijd waarin Curaçao gebruikmaakt van zijn fiscale autonomie om een verdragennetwerk opnieuw te gaan bouwen. Echter, het proces via de Tweede Kamer lijkt ingewikkeld en frustrerend aangezien niet het parlement van Curaçao maar dat van Nederland uiteindelijk over het voorstel beslist. Desondanks beschikken we over voldoende capaciteit om te onderhandelen op dit gebied. De regering heeft een en ander over de toekomstige economische betrekkingen geschreven en de antwoorden zijn in lijn der verwachting. Zo is het verdrag aangemeld voor het MLI van de OECD en zal daarmee aan de internationale minimumstandaarden voldoen.
Als Statenlid van Curaçao en volksvertegenwoordiger wil ik graag uw aandacht vestigen op de huidige stand van zaken met betrekking tot onze belastingverdragen. Op dit moment hebben we nog geen belastingverdragen in ons netwerk, behalve die met Malta, die alleen geratificeerd kunnen worden als Nederland dat wil. Het belastingverdrag met San Marino is stilzwijgend voorgelegd en met Suriname wordt in juli een verdrag ondertekend. Dat wordt daarna eveneens ter stilzwijgende goedkeuring voorgelegd aan de Tweede Kamer. Het is ons streven dat deze verdragen, die volledig voldoen aan alle internationale standaarden, gewoon geratificeerd worden. Curaçao onderhandelt niet met landen die op de zwarte lijst staan. Het onderhandelt dus niet met Panama en niet met Trinidad en Tobago. Wij vinden de internationale standaarden absoluut belangrijk. We willen niets meer dan dat onze belastingverdragen, net als die van Nederland, stilzwijgend goedgekeurd kunnen worden, gezien onze fiscale autonomie en ons vermogen om zelf te onderhandelen.
Het belastingverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, Curaçao en de Republiek Malta is een product van het rapport van de Raad van State, inhoudende Koninkrijksverdragen en het Unierecht. Het is van belang om op te merken dat het Koninkrijk op basis van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden verantwoordelijk is voor het verdragenbeleid. Het Statuut regelt de organen van het Koninkrijk, waarbij de landen zelfstandig hun eigen aangelegenheden behartigen en aangelegenheden van het Koninkrijk in een samenwerking van Nederland, Aruba, Sint-Maarten en Curaçao worden behartigd. De Raad van State benadrukt dat de betrokkenheid van de Caribische landen van essentieel belang is wanneer een verdrag effect heeft op de landen en die dus raakt. In dat geval zouden de Caribische landen bij het gehele proces, van onderhandeling tot bekrachtiging van een verdrag, betrokken moeten zijn. Daarom zijn we ook hier. Helaas constateert de Afdeling advisering dat dit niet altijd het geval is, mede door de beperkte omvang van het overheidsapparaat van de Caribische landen. Aan Nederlandse zijde kan er echter ook meer aandacht zijn voor de betrokkenheid van de Caribische landen.
Ik heb dus een paar vragen. Heeft Nederland ook zelf een verdrag met Malta? Hoe staat het met de economische banden van Nederland met Malta? Hoe werken jullie op dit vlak samen met Malta? Het is een contradictio in terminis, een structurele ordening van boven naar beneden, waarbij staatsrechtelijk gezien onze piramide hier in Den Haag eindigt. Een beslissing van een Nederlands-Caribisch land is altijd voorwaardelijk. Dat is een situatie die inherent is aan onze huidige staatsinrichting.
Ik heb onze Voorzitter van de Tweede Kamer net een gedicht horen oplezen. Er is een citaat toegeschreven aan Abraham Lincoln, dat eigenlijk van William Boetcker is. Het luidt: "Je kunt geen welvaart bewerkstelligen door spaarzaamheid te ontmoedigen. Je kunt geen broederschap tussen mensen bevorderen door klassenhaat aan te wakkeren. Je kunt geen karakter en moed opbouwen door het initiatief en de onafhankelijkheid van mensen weg te nemen. Je kunt mensen niet permanent helpen door voor hen te doen wat ze zelf zouden kunnen en moeten doen."
In het proefschrift van Moises Frumencio Da Costa Gomez, getiteld "Het wetgevend orgaan van Curaçao", benadrukt hij de noodzaak van onze eilanden een natie te smeden. Hij wijst op het gebrek aan rechtswezen en rechtvaardigheidsgevoel. Zijn woorden blijven tot op de dag van vandaag even relevant. Doctor Da Costa Gomez was een belangrijke kracht in de strijd om de staatsrechtelijke emancipatie van de Nederlandse Antillen en speelde een grote rol in de totstandkoming van het Statuut der Nederlanden.
De parlementaire wetgevende instantie voor Koninkrijkswetgeving is de Staten-Generaal. Maar zij zijn niet "generaal" in die zin dat de Statenvergadering voor het hele Koninkrijk is. Dit blijft een fundamentele weeffout, die aandacht verdient. Ik zou niet direct een definitief oordeel van de bewindslieden willen horen over dit vraagstuk, maar misschien kunnen zij aangeven of de manier waarop wij omgaan met dit democratische tekort een cruciaal punt is in de visie die we gezamenlijk ontwikkelen over het Koninkrijk. De wetgevende macht is er, maar er ontbreekt een wetgevend orgaan voor het Koninkrijk. Ik roep u op om deze kwesties serieus te nemen en te streven naar een eerlijke en rechtvaardige staatsinrichting, die de belangen van alle betrokken partijen behartigt.
Door dit verdrag goed te keuren, zetten we een belangrijke stap in de richting van een eerlijk en effectief belastingstelsel, dat ten goede komt aan zowel het Koninkrijk, Curaçao als Malta. Ik doe een beroep op uw steun en begrip voor de goedkeuring van dit verdrag, niet alleen voor het welzijn van Curaçao, maar ook voor de integriteit van het belastingstelsel en de rechtvaardigheid die wij als samenleving samen nastreven. Laten we samen streven naar transparantie, eerlijkheid en gelijkheid in ons Koninkrijksbelastingstelsel, zodat we samen kunnen bouwen en een rechtvaardige en welvarende toekomst hebben voor alle Nederlandse burgers, zowel de Europese als de Caribische burgers.
Ik dank je wel.
De voorzitter:
U bedankt. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Vlottes van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het woord is aan hem.
De heer Vlottes (PVV):
Voorzitter, veel dank. Allereerst een heel hartelijk woord van welkom aan de bijzonder gedelegeerden van Curaçao die hier aanwezig zijn om hun inbreng te leveren. Het gaat hier namelijk om een belastingverdrag tussen Curaçao en Malta. En naar de PVV-fractie heeft begrepen, zou dit het eerste belastingverdrag zijn waarover Curaçao op eigen initiatief heeft onderhandeld.
Toegegeven: het heeft even geduurd, want we lezen immers dat het verdrag zo'n negen jaar heeft stilgelegen. Desalniettemin, hier staan we dan. Dit oponthoud lijkt te zorgen voor enkele tegenstrijdigheden in dit verdrag. Zo leest de PVV-fractie dat de inzet van de onderhandelingen in 2013 was om het OESO-modelverdrag uit 2010 te gebruiken. Toch wordt op maar liefst dertien punten afgeweken van dit modelverdrag.
Ik pak een enkel voorbeeld: artikel 7, de winst uit onderneming. Op uitdrukkelijk verzoek van Malta wordt voor dit gedeelte zelfs gekozen voor de tekst uit 2005, maar liefst twintig jaar geleden. Dit omdat, zo schrijft het kabinet, Malta indertijd nog onvoldoende inzicht had in de praktische uitwerking van de nieuwe verdragstekst. Dit is toch opmerkelijk, want de onderhandelingen zijn immers in 2013 gestart. Hoe is het mogelijk dat Malta en Curaçao wel binnen twee jaar een geheel nieuw belastingverdrag zouden kunnen optuigen, maar dat Malta na drie jaar kennelijk nog geen inzicht had in een enkel artikel als onderdeel van dit verdrag? Kunnen de bewindspersonen aangeven of dit inzicht er inmiddels is gekomen? We zijn nu zo'n elf jaar verder, dus dan zou je toch mogen verwachten dat zowel Curaçao als Malta tijd hebben gevonden om dit verdrag mogelijk nog te updaten. Graag een reactie. Op deze manier heeft dit verdrag wel iets weg van een soort cherrypicking; we kijken even wat ons het beste uitkomt en zo fietsen we het verdrag in elkaar.
Voorzitter. Dan nog een tweede punt. Dat is het zogenaamde BEPS-project. Beide partijen hebben uitgesproken om zich te houden aan een minimumstandaard en deze te implementeren na een kennisgeving. Na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag van afgelopen maandagavond, schreef het kabinet: het MLI geeft geen vaste termijn voor het doen van deze aanvullende kennisgeving aan een depositaris. Dit maakt het allemaal wel heel erg vrijblijvend. Want wat betekent dit? Zou deze kennisgeving dan ook na bijvoorbeeld twee, drie, negen of tien jaar nog kunnen gebeuren? Wat betekent dit voor de doelen uit het BEPS-project?
Voorzitter. Dit brengt ons ten slotte bij het economisch belang van dit belastingverdrag. Want hoe moet de PVV-fractie dit zien? Opnieuw worden in de nota naar aanleiding van het verslag een aantal dingen bij naam genoemd. Zo wil Curaçao graag een hub zijn. Dat is een hip woord voor een soort verzamelpunt. Een hub voor Maltese bedrijven naar Zuid-Amerika. Waarom moet dit dan per se via Curaçao? Wat is de meerwaarde hiervan voor Curaçao? Aan welke goederen, diensten en personen moeten we dan zoal denken?
Een andere economische activiteit die met name wordt genoemd, is de sterke gamingsector, waarvan een zeer substantieel aantal bedrijven op Curaçao is geregistreerd; laat ik het zo zeggen. Wat betekent dit voor Curaçao en wat betekent het voor dit verdrag? Eind vorig jaar heeft Curaçao hiervoor speciale regelgeving geïntroduceerd: de Landsverordening op de Kansspelen, kortweg LOK. Daarin staan aangescherpte eisen voor het verkrijgen van een gaminglicentie. Volgens lokale berichtgeving kan dit ervoor zorgen dat die kantoren juist zullen uitwijken naar landen met veel minder strenge regels. U raadt het al: een land dat specifiek wordt genoemd, is Malta. Dus ook hier de vraag: wat betekent dit voor Curaçao? Kan het dan zo zijn dat de gokpaleizen massaal verhuizen naar Malta en dat ook alleen daar belasting betaald gaat worden, onder het verzorgende beleid van speciale Maltese wetgeving, die gokbedrijven juist extra beschermt tegen schadeclaims?
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors vijftien minuten en dan gaan we luisteren naar de bewindspersonen.
De vergadering wordt van 11.13 uur tot 11.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik de bijzonder gedelegeerden hartelijk danken voor hun aanwezigheid. Ze hebben gloedvol gesproken. Ik heb met veel belangstelling naar uw argumenten geluisterd. Ik kom straks nog terug op de vragen over het democratisch tekort, maar ik kan me goed indenken dat het vanuit die gedachte ook wel dubbel voelt. Het gaat namelijk om een verdrag dat Curaçao zeer aangaat. Dat is ontzettend belangrijk voor Curaçao. De bijzonder gedelegeerden staan hier de Nederlandse Kamerleden te overtuigen om dat belang te onderschrijven. Dat laat ook weer de kracht van ons Koninkrijk zien. We hebben met elkaar die dialoog. We proberen dat met elkaar zo goed mogelijk te doen. Ik zal daar straks dus nog even op terugkomen.
Ik sta hier samen met de staatssecretaris van Financiën. We hebben namelijk allebei een verantwoordelijkheid hierin. Als minister van Buitenlandse Zaken ben ik verantwoordelijk voor de totstandkoming van verdragen. Het gaat dan om verdragen binnen het Koninkrijk, maar ook om alle andere verdragen die het Koninkrijk der Nederlanden sluit. De staatssecretaris is de specialist op het gebied van belastingen en fiscaliteit.
Er werd net toegelicht dat dit het eerste verdrag is dat Curaçao gesloten heeft nadat het autonoom werd. Het is dus een hele belangrijke stap na de autonomie die Curaçao heeft gekregen. Het is ook de start van wat daarna komt. De belangrijkste vraag hierbij is: waarom nou Malta? Dan moet ik allereerst zeggen dat wij gewoon een verdrag hebben met Malta. Dat hebben wij al sinds 1977. Dat is echt een hele lange periode.
Omdat we het hebben over de verdragsverhouding binnen het Koninkrijk der Nederlanden tussen Nederland en de andere autonome landen, waaronder Curaçao, is het volgens mij heel goed om nog even te benadrukken wat de bijzonder gedelegeerden zijn. Het is namelijk echt een autonome aangelegenheid van Curaçao. Dat blijkt uit artikel 25 en 26 van het Statuut. Daar vroeg de heer White ook naar. Ik ben verantwoordelijk voor de verdragsprocedures en coördineer het traject dan ook. Maar wij hebben eigenlijk een terughoudende rol, omdat het echt om een autonome bevoegdheid gaat.
Daarnaast kwam de vraag van meerdere partijen maar zeker ook van de heer Idsinga: waarom nu Malta? Dan past mij een bepaalde bescheidenheid en terughoudendheid, omdat het een autonome bevoegdheid van Curaçao is. Malta heeft in 2013 zelf het initiatief hiertoe genomen. Ze zijn zelf op Curaçao afgestapt en hebben hen benaderd voor verdragsonderhandelingen. Dat gebeurde inderdaad, zoals ook werd aangegeven door de bijzonder gedelegeerde, in het kader van de OESO, in het kader van een peerreview die toentertijd plaatsvond. Dat was het begin van de wens van Curaçao om een belastingverdragennetwerk op te bouwen.
Om dan terug te gaan naar welk land het eerste was: ik zou het niet weten. Misschien weet de staatssecretaris van Financiën met welk land wij ooit als eerste een verdrag hebben gesloten en wat voor ons toen de reden was om dat te doen. Maar dan moeten we wel heel ver teruggaan in de geschiedenis. Maar als ik daar een beetje overheen kijk, dan is Malta natuurlijk ook qua omvang goed vergelijkbaar met Curaçao, heeft het een insulair karakter en weet ook welke uitdagingen dat biedt. Bovendien wilde men de economische betrekkingen verbeteren. Maar Malta is dus op Curaçao afgestapt.
Waarom heeft het zo lang stilgelegen? Na het advies van de Raad van State in november 2016 heeft mijn ministerie eveneens in november de opmerkingen op het verdrag met de aanvullende vragen aan Curaçao verzonden. Dat is best wel technisch en deskundig, en dan moet er ook gewoon institutionele capaciteit zijn. Dat maakt dat de beantwoording van de vragen op Curaçao heeft stilgelegen. Het goede is dat de minister van Financiën van Curaçao dit in 2022 heel actief heeft opgepakt. Er is een team van specialisten aangesteld om het belastingverdragennetwerk op te bouwen. Dat team is toen ook voortvarend aan de slag gegaan.
Curaçao heeft hier dus een belangrijke en noodzakelijke stap gezet met het instellen van de Taskforce belastingverdragen, zeg ik ook tegen mevrouw Van Eijk. Dat draagt ook bij aan de professionalisering van het proces. Er vindt periodiek overleg en afstemming plaats tussen de Taskforce belastingverdragen van Curaçao, het ministerie van Financiën en mijn ministerie om Curaçao te ondersteunen bij het hele verdragstraject. De afgelopen jaren is ook de samenwerking tussen de vier landen van het Koninkrijk geïntensiveerd, onder meer als gevolg van het gezamenlijk opstarten van het project medegelding verdragen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten. Ik heb de Kamer hierover in oktober 2023 geïnformeerd. Onderdeel van dat project, dus van dat meewerkprogramma, is ook dat verdragsjuristen van mijn ministerie gedetacheerd worden naar Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Het heeft dus lang stilgelegen, maar door die goede stap van de minister van Financiën van Curaçao om specialisten samen te trekken en door ook met ons een actieve samenwerking aan te gaan, is het weer vlot getrokken.
De heer Idsinga (NSC):
Dank aan de minister voor het antwoord. Het valt te prijzen dat de regering van Curaçao een groep van specialisten heeft aangesteld om dit proces heel zorgvuldig verder te begeleiden vanaf 2022. Maar het verdrag is uit 2015, en toen was die groep van specialisten nog niet aan boord. Toen zijn er op initiatief vanuit Malta, begrijp ik, onderhandelingen gestart. Hoe is er dan onderhandeld met Curaçao op het moment dat die specialisten nog niet aan boord waren, maar er toch wel een verdrag werd uitgewerkt? Hoe vergewissen wij ons ervan, ook in het belang van het Koninkrijk, dat daar destijds ook van de kant van het Koninkrijk kritisch naar is gekeken?
Minister Bruins Slot:
Dan stelt u een vraag over elf jaar geleden, waarbij ook geldt dat Malta op Curaçao is afgestapt. Het gaat hier om een autonome bevoegdheid van Curaçao. Er is in ieder geval wel een periode geweest vanaf 2016 waarin die institutionele capaciteit op Curaçao er niet was, maar daarvoor was wel heel nadrukkelijk te zien dat er voortgang was. Daarmee kunnen we in ieder geval constateren dat die capaciteit er toentertijd wel was.
De heer Idsinga (NSC):
Het is niet alleen een vraag over toen, maar ook over de toekomst: is er toen vanuit Nederland hulp geboden? Zijn zij bijgestaan door Nederlandse ambtenaren en specialisten om ervoor te zorgen dat de inhoud van dat verdrag modern was en aan alle eisen voldeed?
Minister Bruins Slot:
Dat verwijst naar de fiscaliteit en volgens mij ook naar het MLI en dergelijke. Daar gaat de staatssecretaris verder op in.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
De minister refereerde net terecht aan een bepaalde terughoudendheid van Nederland, maar ze legde ook een verband met het punt van het democratisch tekort. Ik ben even benieuwd welke mogelijkheden de minister ziet om het democratisch tekort binnen het Koninkrijk op te lossen.
Minister Bruins Slot:
Dit vond ik een heel goed onderdeel van het regeerakkoord, het coalitieakkoord van dit demissionaire kabinet. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dit twee jaar geleden ook actief opgepakt toen zij aan de slag ging. Zij heeft tijdens het bestuurlijk overleg in 2023 met de landen het democratisch tekort besproken, om in gezamenlijk overleg met de verschillende landen tot een nadere invulling te komen. Dat heeft ze gedaan mede naar aanleiding van de motie van Van Raak, oud-Kamerlid van de SP. Het idee was toen dat dat besproken zou worden in een Koninkrijksconferentie, want dat is de beste plek om dat te doen. Helaas is natuurlijk — nou ja, helaas voor ons — in juli vorig jaar het kabinet gevallen. Daarmee is de organisatie van de Koninkrijksconferentie ook stil komen te liggen. Het oplossen van het democratisch tekort zal dus bij het nieuwe kabinet terecht moeten komen, want zij moeten daar een Koninkrijksconferentie voor beleggen.
De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ziet de minister het ook als een taak van het huidige demissionaire kabinet om er zorg voor te dragen dat dit punt wordt doorgeleid naar het nieuw te vormen kabinet?
Minister Bruins Slot:
Ik weet niet hoe de samenstelling van het ministerie van Binnenlandse Zaken precies gaat worden, maar in een overdrachtsdossier staan altijd alle lopende zaken. Ik ga ervan uit dat alles wat rondom het Koninkrijk speelt daar ook een goede plek in zal krijgen en ik ben ervan overtuigd dat er anders in ieder geval één actief Kamerlid van PvdA-GroenLinks is dat een nieuwe bewindspersoon hier actief naar gaat vragen.
Voorzitter. Er was nog een vraag van de heer White over welke verdragen er zijn. Momenteel heeft Curaçao met twee landen, Malta en San Marino, een belastingverdrag ondertekend. Verder wordt er onderhandeld met Suriname en er zijn plannen om onderhandelingen op te starten met Andorra en Barbados. Je ziet dat men voor de vervolgstappen dus vaak relatief kleine landen pakt of landen die een insulair karakter hebben. Suriname is natuurlijk een land waarmee er van oudsher altijd al hechte banden zijn.
Er werden de nodige opmerkingen gemaakt over hoe het nu staat met de rechtsstaat in Malta. Ik vind het goed om daar nog wel iets over te zeggen. Met een lidmaatschap van de Europese Unie vindt er natuurlijk actief monitoring plaats door het Europees Parlement via rule of law-rapportages. Er is nu ook een Herstel- en Veerkrachtplan voor Malta, gemonitord door de Commissie. Het behalen van mijlpalen op het gebied van het tegengaan van corruptie en witwassen is daar een sterk onderdeel van. Je merkt dat Malta daar de afgelopen anderhalf jaar actiever stappen in zet. Eigenlijk is Malta, als je het vergelijkt met andere landen, in een recordtijd van de greylisting van de FATF af gekomen. Als je het vanuit Europees perspectief bekijkt en ook vanuit de afspraken die ze daar hebben gemaakt om corruptie en witwassen tegen te gaan, dan zie je dat ze daar actief stappen in zetten. Het lijkt mij van belang om dat te benadrukken.
Verder werd er ook nog door een bijzonder gedelegeerde gevraagd hoe de economische banden van het land Nederland met Malta zijn. We werken zowel politiek als economisch samen. We zitten natuurlijk samen in de Europese Unie. Er zijn diverse Nederlandse bedrijven actief. De Nederlandse export naar Malta bedroeg in 2022 510 miljoen euro.
Wat heeft Malta Curaçao op maritiem gebied te bieden? Het heeft veel te bieden, waaronder hoogwaardige scholing en ervaring. Zo bevindt ook het Nautical Institute zich in Malta. Dit instituut richt zich op hoogwaardige trainingen en opleidingen op het gebied van maritieme aangelegenheden. Het bijzondere van Curaçao is natuurlijk dat Curaçao beschikt over een natuurlijke haven, wat echt een bijzonderheid is om die reden.
De heer Idsinga verwees ook naar het scheepsregister. Ja, er zitten fiscale redenen in, maar er zitten ook andere aspecten in die het interessant maken om bedrijven en vaartuigen te registreren in Malta. Vaartuigen van elke leeftijd kunnen geregistreerd worden. Verschillende vaartuigen krijgen een voorkeursbehandeling in havens als ze onder Maltese vlag varen. Er vallen ook olieplatforms, platbodems en andere soorten platforms onder. Het is dus breder dan alleen fiscaliteit. Er zijn nog een heleboel andere elementen die maken dat het interessant is om onder Maltese vlag te varen.
Gamingbedrijven bestaan uit een mix van verschillende soorten bedrijven, ook brievenbusmaatschappen. Een substantieel aantal bedrijven is daadwerkelijk gevestigd in Malta, met werknemers ter plaatse. De sector is als werkgever populair voor jongeren, maar ook voor Europese expats om zich in Malta te vestigen.
Voor de volledigheid: ja, wij hebben ook een belastingverdrag met Malta uit 1977. Die is in hetzelfde jaar in werking getreden. In 1995 is het verdrag bij protocol gewijzigd.
De voorzitter:
Toch goed dat u allemaal van dit soort dingen weet.
Minister Bruins Slot:
Dat is waar. '77 is mijn geboortejaar.
De voorzitter:
Ach, dat kan geen toeval zijn. Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris, de heer Van Rij.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank, voorzitter. Het is inderdaad een bijzonder moment om in deze vergadering met de bijzonder gedelegeerden van de Staten van Curaçao te spreken over het belastingverdrag tussen Curaçao en Malta.
Ik zal op een aantal concrete vragen ingaan, in de eerste plaats op die van mevrouw Van Eijk. Zij vroeg: waarom is voor het eerste belastingverdrag niet gekozen voor buurlanden van Curaçao of voor landen in de regio waarmee veel handel wordt gedreven, zoals de Verenigde Staten, Venezuela of Colombia? Waarom Malta? Zoals de minister zojuist terecht heeft gezegd, is Curaçao op fiscaal gebied autonoom. Curaçao kiest zelf met welke landen het een belastingverdrag wil sluiten. Ik kan er wel iets algemeens over zeggen. Belastingverdragen zijn er natuurlijk om dubbele belasting te voorkomen. Het voorkomen van dubbele belasting over winst of inkomen leidt in de regel tot meer economische betrekkingen en handel; dat kan ook in de vorm van dienstverlening. Nederland liep altijd voorop als het hierom gaat. In 1928 sloten wij het eerste belastingverdrag met Duitsland. Overigens is dat nooit in werking getreden. Nederland was natuurlijk een handelsland en was als klein land gebaat bij het sluiten van belastingverdragen om dubbele belasting te voorkomen.
Dat is precies de situatie waar Curaçao nu ook voor staat, zoals ook is toegelicht door de gedelegeerden. Curaçao is sinds 10-10-10 een van de vier landen in het Koninkrijk. Die landen kunnen zelfstandig belastingverdragen sluiten. Dit is het eerste belastingverdrag. Dat dat gebeurt met Malta, is een eigen keuze. Ik kan me daar ook wel iets bij voorstellen, in die zin dat het ook om andere gebieden gaat. Curaçao is net als de andere eilanden — het gaat dus niet alleen om de landen, maar ook om Caribisch Nederland, want we hebben Europees Nederland en Caribisch Nederland — een zogenoemde small island state. Het ligt eigenlijk best wel voor de hand dat je naar gelijkwaardige partners zoekt, die vergelijkbare problematiek hebben en waar ook kansen liggen. Ook over allerlei andere onderwerpen zoeken small island states elkaar op. Dat Curaçao zelf een verdragennetwerk wil opbouwen, kunnen wij alleen maar toejuichen. Het is voor landen als de Verenigde Staten van belang om te zien of landen zoals Curaçao ook een verdragennetwerk hebben.
Last but not least nog een van de punten die naar voren kwam. Nederland heeft 94 belastingverdragen gesloten ter voorkoming van dubbele belasting.
Wat is nu de winst van het MLI? Ik zal daar straks nog op ingaan. In de preambule van het MLI staat namelijk: het gaat niet alleen om het voorkomen van dubbele belasting, maar ook om het voorkomen van dubbele niet-belasting, waarbij een land gebruikt wordt of zich laat gebruiken om helemaal geen belasting te betalen. In die zin is dit verdrag heel belangrijk als het gaat om het eventueel tegenaan van belastingontwijking. Dat wil ik nog met nadruk zeggen. Dat is natuurlijk het gevolg van de discussie in de OESO nadat de G20 in 2009, na de financiële crisis, de OESO de opdracht had gegeven om belastingontwijking tegen te gaan. Daar is de BEPS, de Base Erosion and Profit Shifting, in 2015 uit voortgevloeid, en als gevolg daarvan in 2017 de MLI's. In die zin voldoet dat verdrag volledig aan dat MLI. Ik kom straks nog wel even op de technische vragen daarover als het gaat om het deponeren bij de OESO.
Voorzitter. Er was ook nog een vraag over het scheepsregister. Daar heeft de minister al antwoord op gegeven, maar ik zal nog ingaan op het fiscale aspect. Veel landen hebben een specifiek regime voor scheepvaart. Kijk naar Europees Nederland: wij hebben dat ook, met de tonnageregeling. Dat geldt ook voor Malta. Landen hebben de vrijheid om zo'n regime zelf vorm te geven. In een belastingverdrag spreek je af welk land het heffingsrecht heeft en welk land dat niet heeft. Dat geeft alleen maar duidelijkheid. Je wil juist voorkomen dat er misbruik van wordt gemaakt. Daarvoor worden die minimumstandaarden geïmplementeerd. Ook derde landen kunnen deze toepassen als zij een verdrag met Malta met de minimumstandaarden hebben.
Voorzitter. Dan de vraag van de heer Idsinga over de Maltese gokindustrie. Zijn die 350 gamebedrijven, waarvan gokbedrijven een belangrijk deel uitmaken, echt op Malta gevestigd of zijn dat pure brievenbusmaatschappijen? In aanvulling op het antwoord van de minister en ook onze schriftelijke antwoorden ga ik in op het fiscale aspect van de brievenbusmaatschappijen. Het belastingverdrag tussen Curaçao en Malta is op bedrijven in de goksector op dezelfde manier van toepassing als op andere bedrijven. "Brievenbusmaatschappijen" is natuurlijk een begrip geworden, maar in de fiscale wereld gaat het om de vraag of een vennootschap die ergens gevestigd is voldoende substance heeft of niet. Of is het inderdaad alleen maar een brievenbus waar de post wordt opgehaald? Ik kan niet anders constateren dan dat op zowel Malta als Curaçao — Curaçao was van oorsprong misschien een offshoreland, ook als het om de financiële sector gaat — door de ontwikkeling die ik net heb beschreven, met OESO en BEPS, heel veel bedrijven hun offshorevennootschappen met weinig substance hebben teruggehaald, onder meer naar Nederland, maar ook naar andere landen. Ze zijn onshore gegaan. Vandaar dat Curaçao, uiteraard ook met het vertrek van de oliemaatschappij, zoekt naar economische kansen, bijvoorbeeld toerisme, zoals is uitgelegd. Je kan nog steeds wat betekenen in de economische sector, mits je aan de substance voldoet. Dat is in het belang van Curaçao. De minister van Financiën van Curaçao, waar ik meerdere malen mee gesproken heb de afgelopen tweeënhalf jaar, is zich daar zeer wel van bewust en heeft daarom ook die taskforce ingesteld. Uiteindelijk gaat Curaçao er natuurlijk zelf over, net zo goed als Nederland daar zelf over gaat. Maar wij zien dus een positieve ontwikkeling.
Dat geldt ook voor Europees Nederland, waar de heer Idsinga terecht op gewezen heeft. Tien jaar geleden zaten wij in de categorie belastingparadijs, maar inmiddels niet meer. Dat hebben we wel multilateraal geregeld in de EU, maar Nederland heeft in een aantal gevallen daar zelf een kop op gezet met eigen beleid. Het is uiteraard aan Curaçao. Ik zie dat Curaçao daar de juiste stappen aan het doen is. Het is ook niet in het belang van Curaçao om op een grijze lijst te blijven staan.
Voorzitter. De heer Idsinga had ook nog een vraag over de belastingdiensten van Curaçao en Malta: gaan zij zelf actief de principal purpose test toepassen? Of zijn het juist de derde landen die een beroep kunnen doen op die principal purpose test? Curaçao en Malta hebben zich net als Nederland gecommitteerd aan noodzakelijke maatregelen om belastingontwijking te kunnen aanpakken. Die principal purpose test is natuurlijk een belangrijke maatregel in belastingverdragen. Die zorgt ervoor dat landen geen verdragsvoordelen hoeven te geven als, kortgezegd, een constructie of transactie vooral gericht is op dat belastingvoordeel, zoals bijvoorbeeld het afzien van bronheffingen zonder goede economische redenen. Dat is in het MLI afgesproken. Dat is het gevolg van BEPS. Dat staat dus goed in dit verdrag. De vraag is echter of de principal purpose test kan worden toegepast door de belastingdiensten. En dat is zo. Zij zouden verdragsvoordeel, zoals het afzien van bronheffingen, toepassen als deze antimisbruikbepaling is opgenomen in het belastingverdrag. Als het gaat om bronheffingen van landen die in een verdrag met Malta hebben afgesproken daarvan af te zien, dan is het aan de belastingdienst van dát land om al dan niet die principal purpose test in te zetten. Ik noem een voorbeeld. Laten we zeggen dat Malta een verdrag heeft met Egypte. Ik weet niet of dat zo is. Maar stel dat in dat verdrag geen principal purpose test staat. Als er dan een transactie tussen Egypte, Malta en Curaçao is, dan is dat natuurlijk aan de belastingdienst van Malta. Overigens is het dan aan Curaçao en Malta om daarop toe te zien. Dat kan heel goed, want er is natuurlijk altijd overleg tussen de belastingdiensten van die twee landen.
De heer Idsinga (NSC):
Dank voor het antwoord. Ik heb met verschillende mensen in de belastingwetenschappen gesproken over dit verdrag. Dan ontstaat het beeld dat Curaçao en Malta toch wel voor het absolute minimum zijn gegaan qua antimisbruikbepalingen. In de titel van het verdrag staat iets over het voorkomen van dubbele belasting. Verder is er eigenlijk alleen maar een hele algemene antimisbruikbepaling opgenomen. Er is ook geen stap verder gegaan dan dat. Je kunt vervolgens nog extra stappen zetten om specifieke antimisbruikbepalingen verder handen en voeten te geven. Zo heb je bijvoorbeeld een regeling om te voorkomen dat bouw- en installatiecontracten van langer dan twaalf maanden worden opgeknipt. Je hebt een regeling die voorkomt dat een lokale vertegenwoordiger aan de vi-status ontsnapt et cetera, et cetera. Hoe reflecteert de staatssecretaris erop dat gekozen is voor het absolute minimum aan antimisbruikbepalingen?
Staatssecretaris Van Rij:
In de eerste plaats ben ik het er niet mee eens dat dit het absolute minimum is. Wat Curaçao en Malta doen, is het MLI van toepassing verklaren. Wist u dat van die 94 landen waar Europees Nederland een belastingverdrag mee heeft, er rond de 50 landen zijn die het MLI niet eens willen ondertekenen of op dit moment hebben ondertekend? U heeft het over het absolute minimum, maar ik zou willen zeggen: Malta en Curaçao staan híér — zie mijn gebaar — terwijl nog heel veel landen in de wereld dat MLI om allerlei redenen níét tekenen. We moeten het als verdragspartner heel zuiver houden. Nederland heeft gelukkig wel met heel veel landen dat MLI, maar met sommige landen, zoals met Duitsland, hebben wij bilateraal de antimisbruikbepalingen. Daar heb je gradaties in. Maar u begint híér, bij de top. U wilt de hoogste norm aan Curaçao en Malta opleggen, zo begrijp ik uit deze vragen, gebaseerd op wat belastingwetenschappers zeggen. Dat zijn wetenschappers, en vanuit de studeerkamer is het altijd makkelijk oordelen hoe de echte wereld in elkaar zit. Ik zeg: Curaçao en Malta staan híér — zie mijn gebaar — waar Nederland nog een aantal lastige gesprekken heeft met andere verdragspartners om daar te komen. Uiteindelijk willen we natuurlijk die norm hoger hebben, maar daar moeten we naartoe groeien. Dat is mijn antwoord daarop. Ik zie het ook als een duidelijke eerste stap. Curaçao zal ongetwijfeld met de andere landen belastingverdragen willen sluiten, zoals ook is aangegeven door de gedelegeerden. Wij kunnen daar in de kennisuitwisseling met elkaar over van gedachten wisselen, maar het is aan het land Curaçao zelf om te beslissen wat het wel of niet doet. Ik constateer dat ze helemaal niet aan de onderkant zitten. Sterker nog, dit verdrag heeft een beetje een aparte voorgeschiedenis gehad. Maar ik begrijp wel dat er op de rem is getrapt in 2015, want toen werden de BEPS-actiepunten, waarbij "BEPS" staat voor "Base Erosion and Profit Shifting", bekend in de OESO. Nederland is in 2017 akkoord gegaan met het MLI en heeft dat in 2019 geratificeerd. Dat is precies wat Curaçao en Malta ook gedaan hebben.
De heer Idsinga (NSC):
Laat ik dan een wat meer algemene vraag stellen aan de staatssecretaris. Wat is het Nederlandse verdragsbeleid rondom het MLI? Gaat Nederland ook voor het minimum of gaat Nederland in de toekomst, vanaf nu, daar strenger op toezien?
Staatssecretaris Van Rij:
Ons verdragennetwerk is bekend bij de heer Idsinga. Ik heb hem heel hoog zitten. Hij weet precies dat wij qua antimisbruikbepalingen verder willen gaan in verdragen. Dat doen wij ook om de goede naam die Nederland nu internationaal heeft, overeind te houden. Dat doen wij ook om vooral de echte handel en dienstverlening door dit land te laten stromen, en geen geld aan te trekken dat er alleen maar in komt en weer uit gaat zonder substance. Uiteraard heb je dat in jouw verdragenbeleid staan, maar dat wil nog niet zeggen dat je wat je wil ook meteen de volgende dag bereikt hebt. Zo werkt het niet bij verdragen en onderhandelingen. It takes two to tango.
De heer Idsinga (NSC):
Dan constateer ik dat het dus niet puur een kwestie is onder Kamergeleerden, zoals de staatssecretaris net aangaf, maar dat er ook in de praktijk door Nederland wordt aangestuurd op verdergaande maatregelen dan alleen de minimummaatregelen, zeker naar de toekomst toe. Ik heb het niet over de verdragen waarover op dit moment niet onderhandeld of heronderhandeld wordt. Dit is ten aanzien van nieuwe verdragen.
Staatssecretaris Van Rij:
Kort en goed. Wat ik bedoelde te zeggen, is het volgende. Ik lees ook altijd met grote belangstelling het Weekblad Fiscaal Recht. Ik heb dat ook heel hoog zitten. Alleen, u deed een beroep op de belastingwetenschappers. Dat heb ik echt willen nuanceren. Want nogmaals, de norm ligt hoog en dat is ook de norm waar Nederland natuurlijk naartoe wil, net zo goed als andere landen. Maar de praktijk is nog een andere. U bracht het in verband met Curaçao en Malta. Ik wilde echt even scherp gesteld hebben dat ik dat niet juist vond. Het leek namelijk net alsof u de suggestie wekte — misschien heb ik u verkeerd begrepen — dat Curaçao en Malta op dat hoge niveau moeten zitten, terwijl ze duidelijk al boven het onderste niveau zitten. Ze hebben het MLI. Ik heb ook gezegd dat Europees Nederland zelf ook nog met een aantal landen gesprekken te voeren heeft om te kijken of wij die hogere norm, die inderdaad in ons internationale verdragsbeleid staat, kunnen realiseren.
De voorzitter:
Ik heb u drie keer gehoord. Kan het heel kort?
De heer Idsinga (NSC):
Ja, voorzitter, ik wil het wel even rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat ik ga voor het aller-, allerhoogste niveau. Ik heb alleen gezegd of geconstateerd dat in dit verdrag sprake is van het allerlaagste niveau. Er zijn wat mij betreft nog heel veel grijstinten. Vandaar mijn vraag.
Staatssecretaris Van Rij:
In één zin: het is niet het allerlaagste niveau, want het allerlaagste niveau is als je het MLI niet getekend en geratificeerd hebt. Zo is het wel. Zo is het echt.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
In relatie tot dit vraagstuk. Er zijn op dit moment verschillende andere verdragen in onderhandeling en zelfs al goedgekeurd. Die gaan in ieder geval de verdere procedure in. San Marino is een voorbeeld daarvan. Kan de staatssecretaris aangeven wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de verdragen die lang geleden zijn gesloten en die waar recent over wordt onderhandeld ten aanzien van welke norm er gehanteerd wordt? Ziet hij ook dat bijvoorbeeld het belastingverdrag met San Marino alweer meer antimisbruikmaatregelen bevat dan het verdrag dat nu voorligt?
Staatssecretaris Van Rij:
Nogmaals, ik ga niet treden in de overwegingen en de afwegingen die de regering van Curaçao en de Staten van Curaçao maken. Het verdrag met San Marino komt hier overigens ook aan de orde als u dat wilt. Ik wil alleen maar zeggen dat ik het beeld wil tegenspreken dat Curaçao geen been heeft bij getrokken. Dat hebben ze zeer nadrukkelijk wel gedaan bij de verdragen, niet alleen qua capaciteit maar ook qua voldoen aan de internationale standaarden. Ik heb net aangegeven dat dat ook nog eventueel een trapje hoger kan, maar dat is aan Curaçao. Als Curaçao tegen ons zegt "Nederland, we zouden graag met jullie kennis willen uitwisselen, hoe zijn jullie tot dat kader van het internationaleverdragennetwerk gekomen?", dan zijn wij natuurlijk graag bereid om uit te leggen waarom wij wel naar hogere normen streven.
De voorzitter:
Prima. Kunnen wij al naar de tweede termijn?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kijk even naar de vragen die ik nog heb liggen. Ik heb nog een vraag liggen, maar die heeft de minister al beantwoord. Dat was een vraag van mevrouw Van Eijk en de heer White over meer investeringen. De andere vraag van mevrouw Mercelina gaat ook over de economische relatie. Daar zijn de minister en ikzelf op ingegaan.
Dan de vraag of het gemonitord wordt. Ook hier past grote terughoudendheid van Nederland, vind ik. Het zou, op zijn zachtst gezegd, toch wel heel apart zijn als Nederland belastingverdragen gaat monitoren van Curaçao. Curaçao moet dat zelf monitoren. Curaçao valt net als Europees Nederland gewoon onder de peerreview van de OESO. Daar willen ze aan voldoen. Dat hebben we net gehoord. Daar voldoen ze ook aan. Op zijn zachtst gezegd past het dan niet, ook niet in het kader van het Statuut, dat Nederland — lees: de staatssecretaris van Financiën — een aparte monitoring op Curaçao loslaat. Verder heb ik al gezegd dat Curaçao er natuurlijk zelf ook alles aan doet om van de grijze lijst af te komen. Dat is alleen maar toe te juichen.
Voorzitter. De heer Vlottes had nog een hele technische vraag. Hij vroeg: klopt het dat het belastingverdrag gebaseerd is op intussen gedateerde concepten uit 2005 en 2010? Dan heeft hij het met name over de winstallocatie bij de vaste inrichting en over dat dat niet in lijn is met de door de OESO geautoriseerde benadering. Ik kan het heel ingewikkeld en technisch maken, maar dat ga ik niet doen, voorzitter. Ik zie u namelijk al een beetje streng kijken naar mij. Ook hier hebben de landen de keuze. Het is niet zo dat de OESO dat oplegt. Het is een terechte constatering van de heer Vlottes, maar ook hierbij is het weer aan Curaçao zelf, maar ook aan de verdragspartijen waar zij mee te maken hebben, om te kijken of ze de door de OESO geautoriseerde benadering in de verdragen kunnen krijgen. Ook hier wijs ik er weer op dat Europees Nederland ook belastingverdragen heeft met landen die in het verdrag niet voldoen aan de door de OESO geautoriseerde benadering. Dat zijn er best nog wel wat.
Voorzitter, de laatste technische vraag en dan ben ik klaar. Die vraag was ook van de heer Vlottes. Hij vroeg: hoe snel moet de MLI-notificatie gebeuren om dit verdrag voor MLI aan te melden? Ik ga er gewoon van uit dat na de ratificatie van dit verdrag, ook door dit parlement, de Tweede en de Eerste Kamer, het in het belang van Curaçao en Malta is om dat aan te melden bij het OESO-secretariaat en de notificatieprocedure te volgen. Curaçao heeft ook toegezegd dit te doen. Dat gebeurt uiteraard in samenspraak met het Nederland ministerie van Buitenlandse Zaken.
De heer Vlottes (PVV):
Ja, daar ga ik ook van uit. Ik ben ook een optimistisch persoon. Maar is er een monitoring dat die kennisgeving ook gebeurt? Ik vraag dit ook gezien de lange doorlooptijd die dit verdrag en deze behandeling hebben gehad. Wordt dit gemonitord vanuit Nederland? Wordt dit opgevolgd?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga er volledig van uit dat dat gebeurt, want nogmaals, het is in het belang van Curaçao en Malta om dat te doen. Het is in het belang van beide landen om dat te doen. Uiteraard zal Curaçao dat netjes aan ons melden. Die procedure loopt in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn. Het is tijd voor de tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Idsinga.
De heer Idsinga (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de bijdragen van de collega's uit Curaçao en natuurlijk ook voor die van de collega's hier uit Nederland, en dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen.
Ik dien samen met mevrouw Van Eijk en de heer White één motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op 18 november 2015 te Valletta een belastingverdrag tot stand is gekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta;
verzoekt de regering twee jaar na inwerkingtreding en in samenwerking met Curaçao een evaluatie naar de Kamer te sturen, waarin aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van de economische banden tussen beide landen als gevolg van dit belastingverdrag, waarin tevens wordt ingegaan op in welke economische sectoren deze ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en wordt geëvalueerd of het verdrag dan aangepast dient te worden in het licht van nieuwe internationale inzichten rondom belastingontwijking en -ontduiking, alsmede eventuele ongewenste neveneffecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Idsinga, Van Eijk en White.
Zij krijgt nr. 11 (36321-(R2181)).
De heer Idsinga (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Brownbill uit Curaçao.
De heer Brownbill:
Dank u wel, voorzitter. Om het nogmaals te benadrukken: Curaçao is lid van het zogenaamde Inclusive Framework van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Curaçao heeft het multilaterale verdrag MLI ondertekend, een efficiënt en uitgebreid instrument voor het actualiseren en het verbeteren van het belastingverdrag om BEPS te bestrijden. Dit lidmaatschap speelt tevens een cruciale rol bij de evaluatie van belastingverdragen. Daardoor kunnen we garanderen dat onze verdragen voldoen aan internationale normen en effectief zijn bij het voorkomen van belastingontwijking. Mijn vraag aan de bewindspersonen is: wat betekent dit voor het specifieke verdrag tussen Curaçao en Malta en hoe verloopt dit evaluatieproces?
Thank you.
De voorzitter:
Dank u wel. Een aantal mensen ziet af van hun tweede termijn.
Ik geef graag het woord aan de heer Mercelina voor zijn tweede termijn. Hij is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna luisteren we weer naar de bewindspersonen.
De heer Mercelina:
Dank je wel, voorzitter, en dank aan de excellenties voor het beantwoorden van onze vragen.
Het is van groot belang dat Curaçao optimaal gebruikmaakt van de unieke staatkundige positie binnen het Koninkrijksverband. Nederland beschikt over een uitgebreid belastingverdragennetwerk en over een ervaren team van verdragsonderhandelaars. Curaçao zou enorm kunnen profiteren van de kennis en expertise die Nederland te bieden heeft. Er is regelmatig overleg tussen Curaçao en het team van fiscaalverdragsonderhandelaars in Nederland, wat de inzet en de samenwerking op dit vlak versterkt.
We kunnen een interessante vergelijking maken, bijvoorbeeld tussen het fiscaal verdragsbeleid van Curaçao en dat van Barbados, want Barbados is ook een eiland in het Caribisch gebied en heeft maar liefst 21 belastingverdragen, terwijl Curaçao er momenteel none, geen enkele, heeft. Het ratificeren van het verdrag met Malta zou niet alleen de informatie-uitwisseling en samenwerking verbeteren, maar ook de positie van Curaçao versterken in zijn relaties met andere landen.
In 2022 heeft Nederland verdragen gesloten met Colombia en Chili. Het is van belang dat deze verdragen ook van toepassing worden verklaard voor bijvoorbeeld Curaçao. Daarnaast is het noodzakelijk dat Curaçao fiscale verdragen aangaat met nabijgelegen landen en eilanden zoals die binnen de CARICOM. Ik ben van mening dat Curaçao de gelegenheid moet aangrijpen om meerdere fiscale verdragen af te sluiten. Momenteel worden de meeste verdragen alleen maar toegepast op Nederland binnen het Koninkrijk. Daar is voor ons zeker meer uitleg gewenst, hoewel het Koninkrijk als verdragssubject toch een beginsel van toepassing heeft dat alle landen binnen het Koninkrijk niet automatisch kunnen aansluiten bij elk verdrag. Dus het is cruciaal dat Curaçao zijn positie versterkt door het aangaan van meer bilaterale belastingverdragen en door actief deel te nemen aan internationale onderhandelingen. Het ratificeren van het verdrag met Malta is een belangrijke stap in deze richting.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Ik schors drie minuten, en dan gaan we luisteren naar beide bewindspersonen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De minister.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Ik wil de leden van de Tweede Kamer danken voor hun inbreng, maar deze keer nog veel nadrukkelijker de bijzonder gedelegeerden. Het is een voorrecht dat we hier met elkaar het debat mogen aangaan en als Koninkrijk over dit soort belangrijke onderwerpen van gedachten mogen wisselen. En ik wil hen ook bedanken voor de inzichten in het verleden, het heden en de toekomst, maar ook voor de diepere beschouwingen op een aantal zaken die ook raken aan onze relatie tussen het land Curaçao en Nederland.
De heer Vlottes wil ik duidelijk maken dat, als het gaat om het toezien en monitoren van de registratie en het MLI, het ministerie van Buitenlandse Zaken dat doet. De heer Vlottes kan er dus van uitgaan dat dat nauwgezet wordt gevolgd. Maar ik ga ervan uit dat dat ook snel gebeurt, omdat beide verdragspartijen daar gewoon baat bij hebben. Ik kan de heer Vlottes verzekeren dat wij dat monitoren.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dank. Ik moet eerst even iets rechtzetten. Ik heb kennelijk in de eerste termijn gesproken over een mevrouw Mercelina, maar dat moet de heer Mercelina zijn. Excuses daarvoor.
Nu de motie, die op stuk nr. 11. Voordat ik de appreciatie zal geven, hecht ik eraan om te zeggen hoe de binnen de OESO afgesproken procedure gaat. Curaçao maakt onderdeel uit van het Inclusive Framework van de OESO. De OESO maakt altijd eens in de zoveel tijd een peerreview. Dat is actiepunt 6 van BEPS. Dan wordt er heel goed gemonitord of de verdragen die gesloten zijn door alle landen die onder de OESO en dat Inclusive Framework vallen, ook daadwerkelijk worden nagekomen. Het is naar mijn mening niet juist als wij nu als Nederland nog een extra evaluatie gaan doen, want dat gebeurt al in OESO-verband in het kader van het Inclusive Framework. Nederland doet dat met geen enkel ander land. Nederland maakt wel afspraken in belastingverdragen en er zijn contacten. Dan zouden we dit nu dus gaan opleggen aan Curaçao terwijl het om een verdrag gaat tussen Curaçao en een derde land. Dat lijkt mij volstrekt onjuist. Dus we zouden deze motie willen ontraden, maar ze kan natuurlijk ook nog ingetrokken worden.
De heer Mercelina:
Ik wil de staatssecretaris nog vragen of deze motie niet indruist tegen het Statuut.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is natuurlijk een vraag die de minister primair moet beantwoorden, maar u heeft uit mijn formulering precies kunnen halen hoe de minister en ondergetekende daarin staan. Ik heb bewust de formulering gekozen dat dan de indruk zou kunnen ontstaan dat Nederland iets oplegt aan Curaçao, wat het zelf niet doet met belastingverdragen die het sluit, over een belastingverdrag dat een autonoom land in het Koninkrijk, Curaçao, met Malta sluit. Ik ga verder geen staatsrechtelijke bespiegelingen doen over het Statuut, maar ik denk dat er geen woord Spaans bij zat.
De voorzitter:
Ook geen Papiamento.
Staatssecretaris Van Rij:
Conta bai!
De voorzitter:
Bon dia!
De heer Idsinga (NSC):
Het is geenszins de bedoeling om iets op te leggen. Als de motie zo gelezen wordt door de staatssecretaris, dan is dat al een signaal dat we het anders op moeten schrijven. Ik ga daar het initiatief toe nemen. Dus ik zal met een gewijzigde motie komen.
De voorzitter:
Ja, die zal dan door de staatssecretaris van commentaar moeten worden voorzien, als die motie binnen is. We zien een aangepaste motie van u met plezier tegemoet. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Laatste woord hierover. De peerreview wordt gewoon gepubliceerd en kan gewoon aan het parlement, aan de Staten van Curaçao worden gestuurd. Dat is transparantie ten top. Als Europees Nederland hebben we onze recente peerreview gedeeld toen wij met de Kamer discussieerden over het internationale fiscale beleid.
Voorzitter. Ik ben benieuwd wat de motie dan gaat inhouden. Dat wachten wij met belangstelling af, maar van de kant van het kabinet zijn we denk ik heel duidelijk geweest.
De voorzitter:
Dan ligt er nog een vraag van de heer Mercelina.
Minister Bruins Slot:
Zeker. Het opleggen gaat tegen het Statuut in. Curaçao is een autonoom land. Dus dat is een helder antwoord daarop.
De heer Mercelina:
Dan heb ik nog de vraag of Nederland zelf een evaluatiebepaling heeft in het kader van het verdrag met Malta.
Minister Bruins Slot:
Dan kom ik weer uit bij de staatssecretaris van Financiën. Dan gaan we terug naar 1977. Ik denk dat de staatssecretaris er helder over is geweest. Staatsrechtelijk kan ik nog zeggen dat het opleggen ingaat tegen het Statuut. Ik heb de staatssecretaris helder horen zeggen dat er gewoon een review komt vanuit de OESO die hier ook over gaat, van het verdrag als dit verder geratificeerd wordt. Dat is eigenlijk een hele zuivere manier. De heer Brownbill zei het eigenlijk heel goed, namelijk dat het betekent dat de Staten van Curaçao dan verder het gesprek erover kunnen voeren. Het betekent voor het parlement in Nederland, zo zeg ik tegen de heer Idsinga, dat het die review kan gebruiken om te kijken naar de eventuele voortgang, net zo goed als het dan de reviews kan zien van de verdragen waar wij geen MLI mee hebben, want die zijn er ook niet. Ook hiervoor geldt weer dat er met dit verdrag weer een extra waarborg is ten opzichte van een heleboel andere verdragen die Nederland ook gesloten heeft.
De heer Mercelina:
Als we de economische ontwikkelingen willen monitoren, moet dat misschien via een rijkswet gebeuren.
Minister Bruins Slot:
Ik ga ervan uit — dan kijk ik ook de staatssecretaris van Financiën aan — dat het bestuur, de regering van Curaçao, de economische ontwikkelingen monitort. Verder vindt er natuurlijk overleg plaats binnen de Koninkrijksconferentie als wij dat samen kunnen bevorderen.
De voorzitter:
Tot zover dit debat.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over de motie en over de wet. Ik schors tot 13.10 uur en ik nodig de gedelegeerden graag uit voor een gezellige lunch in ons Ledenrestaurant: broodje kaas, glaasje melk, u kent het wel.
De vergadering wordt van 12.32 uur tot 13.27 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-81-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.