13 Antisemitisme

Antisemitisme

Aan de orde is het debat over antisemitisme.

De voorzitter:

Aan de orde is het meerderheidsdebat over antisemitisme. Veertien fracties hebben zich ingeschreven, met een spreektijd van zeven minuten. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik heet ook de leden welkom. Welkom aan de mensen op de publieke tribune, die in groten getale aanwezig zijn, en aan iedereen die dit debat van een afstand volgt.

Ik wil voorstellen om het aantal interrupties tot zes individuele vragen te beperken. We hebben vanavond namelijk nog een aantal debatten. We gaan ook nog twee keer stemmen. Anders gaan we tot wel heel diep in de nacht door. Ik hoop dus dat u daaraan mee wil werken.

Dan gaan we beginnen met de eerste spreker, die tevens de aanvrager van dit debat is. Dat is mevrouw Van der Plas, die het woord voert namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, burgers van Nederland, onze dierbare Joodse vrienden, en mensen op de tribune. Etty Hillesum, een Joodse jonge vrouw die vanaf 1924 in mijn eigen prachtige Deventer woonde, en eind november 1943 werd vermoord in Auschwitz, schreef in haar dagboek: "De omstandigheden, de goede en de slechte, moet men aanvaarden, wat niet belemmert dat men zijn leven eraan kan wijden de slechte te verbeteren." Zij en meer dan 100.000 andere Nederlandse Joden kregen helaas niet de kans om nog meer wijsheid met ons te delen. We zeiden na de Tweede Wereldoorlog: dat nooit meer. Dat nooit meer is nu.

Ik vraag me vandaag de dag weleens af wat Etty gedacht zou hebben als ze nu op straat zou lopen, het station in zou lopen, een voetbalstadion zou bezoeken, bij een supermarkt een boodschap zou doen of een universiteit of theater zou bezoeken. Dit zijn allemaal plekken in onze samenleving waar antisemitisme steeds vaker voorkomt. Filialen van supermarkten die onder druk van protesten door activisten dadels uit Israël uit de schappen halen, een rabbijn die wordt mishandeld in een Action in Utrecht, Joodse kinderen die niet meer veilig naar school kunnen, Joodse mensen die bang zijn om met een keppeltje over straat te gaan, Joodse restaurants en winkels die worden beklad, een hoogbejaarde overlevende van de Holocaust die, met zijn achterkleindochter, uitgescholden wordt tijdens de opening van het Holocaustmuseum, een man die, zich op de borst slaand, bij hetzelfde museum roept "Hamas is my brother", leuzen schreeuwende studenten op universiteiten, Joodse docenten die hun identiteit niet durven uit te dragen, sit-ins op stations waar onder het mom van antizionisme antisemitische leuzen worden geroepen, zoals "from the river to the sea", Hamasvlaggen op straat bij demonstraties: de voorbeelden zijn legio. Ik noem nu maar een fractie van wat er echt aan Jodenhaat wordt uitgestrooid.

Niet alleen onze Joodse Nederlanders, maar heel veel Nederlanders doet de toenemende Jodenhaat pijn. Zoals het kabinet ook treffend schreef in de brief die wij gisteren kregen: wie aan de Joodse gemeenschap komt, verzwakt Nederland als geheel. We moeten de Jodenhaat op alle fronten bij de horens vatten. Dat moet via justitie, via de wet, via het bevoegd gezag, via onze migratieketen, via de cultuursector en via het onderwijs. We moeten ons zelf ook keihard uitspreken wanneer er sprake is van Jodenhaat.

En nee, voorzitter, vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief voor Jodenhaat. Nederlanders, inclusief de Joodse Nederlanders, kijken met angst en beven naar onze nationale dodenherdenking op 4 mei. Iedereen is bang voor een verstoring van de waardige herdenking van onder meer de Holocaust en de Jodenvervolging. Dit is mijn oproep aan eenieder die overweegt zijn mond open te trekken tijdens de dodenherdenking: hou je mond en misbruik 4 mei niet voor je politieke standpunten.

Voorzitter. We hebben het steeds over de Holocaust en over kennis daarover, maar de Holocaust kwam niet als een hagelbui uit de lucht vallen. Daar gingen vele jaren van toenemend antisemitisme aan vooraf. Weten we nog wat er gebeurde in de jaren dertig en de vroege jaren veertig, vóór de Holocaust? Zijn we vergeten dat het antisemitisme ook toen, in stapjes, als onkruid woekerde? Zien we de parallellen wel? Wat leren kinderen hier allemaal over op school? Hoe borgen we dat scholen allemaal lessen geven over de Jodenvervolging, de Jodenhaat en de Holocaust, zo vraag ik de minister. Zijn we vergeten dat de Jodenvervolging begon met scheldpartijen, uitsluiting en het verbieden van producten in winkels? Het gebeurde stapje voor stapje. Snappen wij hier met z'n allen hoe de tolerantie ten opzichte van antisemitische uitlatingen en handelingen in Nederland Joden in Nederland diep in hun ziel raakt? Wat zijn wij bereid om daar concreet aan te doen, zo vraag ik het kabinet.

Voorzitter. Laten we dit nu stoppen. Geen dialogen over welke vormen van antisemitisme wel kunnen, zoals de staatssecretaris Cultuur hier enkele weken geleden opperde. Geen pappen en nathouden. Er is geen enkele vorm van antisemitisme waarover we moeten debatteren. Jodenhaat mág niet en kán niet. Je moet niet zeggen dat je Jodenhaat veroordeelt en er dan snel "en alle andere vormen van discriminatie en racisme" achteraan roepen omdat je bang bent dat je kritiek krijgt als je alleen maar antisemitisme noemt. Weg met die slappe hap! Jodenhaat is Jodenhaat. Daar spreek je je keihard tegen uit. Geen mitsen, geen maren.

In Duitsland zijn leuzen die Jodenhaat bevatten gewoon strafbaar. Ook vereisen ze in Duitsland dat nieuwkomers de Holocaust erkennen en beloven Joden te beschermen. Ziet de minister ruimte voor vergelijkbare wetgeving in Nederland? Die is hard nodig, aangezien uit onderzoek van het Arab Center for Research & Policy Studies blijkt dat 67% van de mensen in islamitische landen 7 oktober een legitieme verzetsoperatie vond. 19% van deze mensen vond het een imperfecte maar legitieme verzetsoperatie. Slechts 5% vond het een illegitieme operatie.

Voorzitter. BBB heeft de afgelopen maanden al diverse keren gewezen op de groeiende Jodenhaat in onderwijsinstellingen en de culturele sector. We hebben als overheid de plicht om Joden te beschermen, op straat, in theaters, in winkels en op scholen en universiteiten. Wanneer stoppen de minister van Onderwijs en de staatssecretaris Cultuur zich te verschuilen achter slappe excuses als "academische vrijheid" of "dit behoort niet tot mijn taak"? Veel van de demonstranten binnen de onderwijsinstellingen hebben niet eens een band met deze instellingen. Ze studeren er niet, ze werken er niet. Ze hebben dus niets te zoeken binnen de muren van zo'n school. Wat gaat de minister hier concreet tegen doen?

Tot slot, voorzitter. In het statement van Theater De Generator in Leiden worden collega-theaters opgeroepen om selectief te zijn in hun programmering. Ben je Joods en steun je Israël, dan ben je niet langer welkom in Theater De Generator in Leiden. Goede Joden die zich uitspreken tegen Israël mogen immers wel optreden in dit zwaar door de gemeente gesubsidieerde theater. Moeten we van dit soort cultuurinstellingen niet gewoon de subsidies afpakken, vraag ik de staatssecretaris, hier niet aanwezig.

Voorzitter. Helaas is antisemitisme niet dood. Het is springlevend. Laat ik eindigen met deze woorden: wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd deze te herhalen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Een ogenblik nog, de heer Van Baarle heeft een interruptie.

De heer Van Baarle (DENK):

Er zit geen licht tussen wat mevrouw Van der Plas vindt van Jodenhaat en wat ik vind van Jodenhaat. Het moet snoeihard bestreden worden. Ik zou mevrouw Van der Plas willen vragen waarom zij in haar inleiding, waarin ze een aantal zaken opsomde waarvan veel mijn maag doen omdraaien, bijvoorbeeld noemde het protesteren tegen bepaalde producten in winkels, sit-ins en het gebruik van bepaalde leuzen. Ik wil 'm even goed afpellen, bijvoorbeeld als het gaat om producten in supermarkten. Als er bijvoorbeeld mensen protesteren tegen het feit dat er producten zijn die tot stand zijn gekomen in illegaal bezet gebied — Israël heeft een illegaal nederzettingenbeleid — vinden sommige mensen, ik vind terecht, dat je mag oproepen tot een boycot van die producten. Waarom stelt mevrouw Van der Plas in haar inleiding een protest tegen producten die voortkomen uit het illegale nederzettingenbeleid per definitie gelijk aan antisemitisme? Dat is het toch niet? Je mag toch kritiek hebben op het nederzettingenbeleid en oproepen tot een boycot van producten die daaruit voortkomen zonder dat je antisemiet bent? Die dingen zijn toch niet hetzelfde?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou zeggen: schrijf een brief aan Albert Heijn als u dat vindt, maar ga niet stickers plakken op allerlei pakjes met dadels. U heeft gezien wat supermarkten doen. Omdat ze bang zijn voor activistische protesten, halen ze het product maar gewoon weg: weet je, laten we het maar niet doen. Dat is nou juist de kern van het probleem. Dat we gaan zwijgen, dat we gaan denken: "Weet je, laat ik het maar niet doen, want dan komen die activisten en daar hebben we niks aan. We gaan een product dat uit Israël komt maar niet meer neerleggen." Het is niet de eerste keer dat dat soort oproepen worden gedaan. Dat is de kern van het probleem. Daarom noem ik niet alleen de Holocaust, maar ook de jaren dertig. Want het ging in hele kleine stapjes. Van uitschelden ging het steeds verder. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de vernietiging van heel veel Joden in Europa en in Nederland. We mogen niet zwijgen als we dit soort dingen zien. Als de heer Van Baarle vindt dat het niet mag, schrijf dan een brief aan Albert Heijn, Jumbo, PLUS en noem ze allemaal maar op. Zeg dan: ik ben het er niet mee eens, kunt u dat heroverwegen? Maar door die activistische handelingen met die stickers wakker je gewoon Jodenhaat aan. Meneer Van Baarle, ik zeg u via de voorzitter: er is in Nederland een gelukkig kleine groep — maar die is wel heel luid — die mensen die Joods zijn, dus iemand die een keppeltje draagt, daarmee gelijkstelt. Die mensen hebben te maken met scheldpartijen en met agressie. Dat moeten we gewoon stoppen, nu.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat laatste ben ik met mevrouw Van der Plas eens. Als we mensen uitschelden en ter verantwoording roepen over beleid alleen maar omdat ze Joods zijn, dan is dat pertinent onrechtvaardig. Daar moeten we ons tegen verzetten. Maar ik stelde mevrouw Van der Plas een vraag. Ze zoomt in haar inleiding in op een aantal hele specifieke zaken. Ze noemt dat het producten zouden zijn uit Israël. Dat zijn ze niet. Het zijn producten uit illegaal bezet gebied. Ik vraag het nogmaals aan mevrouw Van der Plas. Als mensen daartegen actievoeren, op welke manier dan ook — mevrouw Van der Plas mag daar alles van vinden — is het toch onrechtvaardig om mensen die ageren tegen een illegaal nederzettingenbeleid per definitie als antisemiet te verslijten? Dat klopt gewoon niet. Kan mevrouw Van der Plas dat op z'n minst terugnemen? Ik vind namelijk dat we haat keihard moeten bestrijden, maar dat we de discussie niet moeten vervuilen door er zaken bij te halen die geen haat zijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Van Baarle heeft als hij niet het antwoord krijgt dat hem zint, altijd het mechanisme dat hij zegt dat er geen antwoord is gegeven op de vraag. Volgens mij heb ik uitgebreid antwoord gegeven en heb ik ook antwoord gegeven op de vraag waarin mijn zorg zit. Als je dat soort stickers gaat plakken en als er mensen voor een supermarkt staan met vlaggen, denkt een supermarktondernemer, een filiaalhouder: joh, laat ik het dan maar niet doen, want dan heb ik al dat gedoe niet. Die haalt die producenten dan maar uit de supermarkt. Als u vindt dat de Albert Heijn of welke supermarkt dan ook, dat fout doet, schrijf die dan een brief. Dat kan ook de Jumbo of de PLUS zijn. Ik noem ze maar even allemaal, anders maak ik reclame. Dat zeggen ze altijd. Nou ja, alle supermarkten in Nederland dus. Ga op een legitieme manier in gesprek met een supermarktorganisatie die dat in uw ogen fouten doet. De heer Van Baarle is eigenaar van zijn eigen gevoel en zijn eigen mening. Hij heeft alle recht om dat te vinden. Het gaat er juist om dat dit allemaal acties zijn die kunnen leiden tot toenemende Jodenhaat. Heel veel mensen kunnen misschien niet het onderscheid maken. Als er dan een Joodse meneer rondloopt met een keppeltje op, wordt die daar heel vaak op aangesproken. We zien al die filmpjes. We zien al die voorbeelden. Ik praat over die man in de Action in Utrecht, die gewoon gevraagd wordt: wat doet u hier; waarom loopt u hier? Die wordt gewoon mishandeld. Al dat soort kleine prikjes, al dat soort acties, leiden daartoe. Dat is de kern van de zaak. Meer kan ik er niet over zeggen.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik constateer alleen maar dat mevrouw Van der Plas in haar inleiding begon met het opsommen van heel veel zaken die zij Jodenhaat noemde, maar waarvan zij niet hard kan maken dat dit ook daadwerkelijk Jodenhaat is. Als we met elkaar het gif van antisemitisme willen bestrijden, moeten we met elkaar de discussie zuiver houden en het niet vermengen met politieke voorkeuren of meningen over bijvoorbeeld een illegaal nederzettingenbeleid.

Voorzitter. Mevrouw Van der Plas zei ook dat zij er voorstander van zou zijn om nieuwkomers een verklaring te laten onderteken om de Holocaust te erkennen en om Joden te beschermen. Ik zou het volgende aan mevrouw Van der Plas willen vragen. We voeren vandaag een debat over een vorm van haat en discriminatie die walgelijk is. Ik vraag aan mevrouw Van der Plas: op het moment dat je mensen die, vanaf welke plek dan ook, naar Nederland komen per definitie verdacht maakt op basis van een soort argument dat stelt dat zij eerder genegen zijn antisemiet te zijn — zij moeten namelijk van mevrouw Van der Plas een verklaring ondertekenen dat zij dat niet zijn — is dat dan niet ook wantrouwen en discriminatie? Als we daadwerkelijk iedereen gelijkwaardig willen behandelen, past het niet om nieuwkomers per definitie weg te zetten als verdacht van antisemitisme. Dat doet mevrouw Van der Plas. Ik zou tegen mevrouw Van der Plas willen zeggen: trek dat voorstel in; het dient echt geen doel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb nog helemaal geen voorstel ingediend. Ik heb de minister de vraag gesteld hoe zij dat ziet en of er mogelijkheden zijn om dat ook in Nederland te doen. Dat is dus geen voorstel; dat is een vraag. Het antwoord laat ik bij de minister. Feit is wel dat uit dat onderzoek dat ik noemde, blijkt dat het grootste deel van mensen in islamitische landen, namelijk twee derde, het gewoon wel oké vindt wat er op 7 oktober is gebeurd. Dat vind ik wel zorgelijk hoor. Stel dat die mensen naar Nederland komen en een groot deel heeft aangegeven het wel oké te vinden wat er op 7 oktober is gebeurd. U weet nog wel: die gruwelijke slachtpartij, die moordpartij en die verkrachtingen van vrouwen. Het gaat ook om baby's en oude mensen. Er zijn nu nog steeds ik-weet-niet-hoeveel mensen niet vrij en niet terug bij hun familie. Wij mogen verwachten dat mensen die naar Nederland komen, onderschrijven dat ze Joodse mensen, de Joodse gemeenschap, beschermen en zich daarover uitspreken. Ik zou het liefst ook nog zien dat ze verplicht naar een museum gaan, zoals het Nationaal Holocaustmuseum, Kamp Westerbork of een museum waar dan ook in Nederland, om zich daar heel goed van te vergewissen. Ik zou hier nog aan willen toevoegen dat ik graag zou willen dat op scholen geborgd wordt dat er onderwezen wordt over de Holocaust en vooral over wat daaraan vooraf is gegaan, want dat is juist het gevaarlijke. Dat kan niet geborgd worden, want wij hebben ook van docenten begrepen dat er scholen en docenten zijn die het toch een beetje lastig vinden om dat te doen. Dan zijn ze toch bang voor wat tegenstellingen en wat discussies en dan doen ze het maar niet. Je moet je dit even goed indenken, voorzitter en iedereen: dit wordt op scholen niet meer gedaan omdat mensen bang zijn voor een discussie. Dit is precies waar het over gaat! Dit gebeurde ook in de jaren dertig. Mensen gingen zich niet uitspreken, durfden zich niet uit te spreken, waren bang dat zij dan de straf kregen en dat mensen dan tegen hen waren. Jongens, alsjeblieft, wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd deze te herhalen. Daar gaat de discussie over.

De voorzitter:

Nog een vraag. U heeft zes interrupties. Dit wordt uw vierde.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik weet het, voorzitter. Maar ik vind het zo buitengewoon kwalijk wat mevrouw Van der Plas doet. Ze kan zo veel voorbeelden noemen als ze wil, maar wat ze doet, is mensen met een andere afkomst per definitie wegzetten als antisemiet of als risico op antisemitisme. Dat is zó buitengewoon vals, want dan doe je mensen onrecht aan. Je moet mensen beoordelen op basis van wie ze als individu zijn. Volgens mij gaat de kern van dit debat daarover. We weten dat er problemen zijn met antisemitisme binnen verschillende geledingen van onze samenleving, bijvoorbeeld ook in het voetbal. We laten niet iedereen die een voetbalstadion binnenkomt, een verklaring ondertekenen in de zin van: gij zult geen antisemiet zijn. We beoordelen mensen op basis van wie ze zijn en we pakken mensen niet aan op basis van de groep waartoe ze behoren. Ik zou mevrouw Van der Plas nog één keer willen oproepen: als u echt oprecht bent in uw strijd tegen discriminatie, tegen antisemitisme in alle vormen dan ook, stel dan niet dat mensen die niet uit Nederland komen, per definitie eerder genegen zouden zijn om antisemiet te zijn. Dat is kwalijk.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou ja, baat het niet, dan schaadt het niet, zou ik zeggen.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik hoorde mevrouw Van der Plas in haar mooie speech een aantal hele rake punten maken over inburgering en verplichte aandacht voor antisemitisme. Dat vind ik een heel belangrijk punt. De SGP heeft daar zelfs een motie over in voorbereiding. Daar hangt echter ook een bescheiden prijskaartje aan. Is daar in dit debat ook over te spreken met de BBB?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou, laten we eerst het debat even voeren. We hebben straks nog een tweede termijn. Ik vind het gewoon heel erg belangrijk dat dit gebeurt, want we zien ook in Nederland, ook onder Nederlandse mensen, dus niet alleen onder islamitische mensen of onder mensen uit islamitische landen, dat de kennis van de Holocaust, van de Jodenvervolging en van wat er voor de Tweede Wereldoorlog gebeurde, echt erbarmelijk is. Daar moet echt meer aandacht voor komen.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Helder. Dat vind ik een bemoedigend antwoord. Daar haak ik ook op aan, juist omdat mevrouw Van der Plas zoals altijd erg "boter bij de vis" uitstraalt. Het zijn dus niet alleen maar woorden. Daar kom ik graag op terug.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik hoorde net in het laatste antwoord op collega Van Baarle "baat het niet, dan schaadt het niet", maar ik denk dat hier nou net geldt: baat het niet, dan schaadt het wél. Het punt dat gemaakt werd en dat ik onderschrijf, is immers dat je haat en antisemitisme niet bij één groep kunt leggen. Als je dat doet, onderken je het gevaar van antisemitisme niet, omdat het uit verschillende hoeken van de samenleving komt. Dat willen we aanpakken. Als wij gaan focussen op één bepaalde groep, leggen we de schuld en de verantwoordelijkheid meer bij één groep dan bij een andere. Dat schaadt. Ziet mevrouw Van der Plas dat gevaar ook?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb niet gezegd dat het maar vanuit één groep komt. Ik begrijp de vraag in die zin dus niet zo, want ik heb niet gezegd dat het uit één groep komt. Maar ik heb wel die studie voorgelegd. Voor iedereen in Nederland, uit welk land je ook komt en welke afkomst je ook hebt, geldt: als jij je schuldig maakt aan Jodenhaat, moet je keihard worden aangepakt. Er zijn culturele instellingen, zoals dat theater in Leiden, die zeggen: de Joden die Israël of het beleid van Israël niet afwijzen, hebben we hier liever niet, maar de anderen mogen wel komen. Jongens, echt waar. Alle alarmbellen moeten gaan rinkelen als we dit soort dingen krijgen. Alle mensen zijn welkom in het theater, wie dan ook. Al zitten er 1.000 mensen met een keppeltje op. Dat mag nooit uitmaken, nooit!

We zijn op een punt gekomen … Ik begrijp werkelijk waar niet dat die rode vlaggen niet allemaal omhooggaan bij het afglijden van dingen als: "ja, maar zo mag het misschien wel", "het is niet mijn portefeuille", "deze vormen van antisemitisme moeten we niet hebben" of "we moeten een dialoog vormen". We gaan geen dialoog vormen! Mevrouw Koekkoek, zeg ik via de voorzitter, we gaan geen dialoog vormen over Jodenhaat. Daar is geen dialoog over. Je ziet op universiteiten steeds meer antisemitische leuzen. Het is inmiddels een vrijplaats geworden op heel veel universiteiten waar dat gebeurt. Ik vraag me serieus af of de jongeren die daar komen — het zijn namelijk veelal jongeren die daar komen, maar ook oudere mensen — überhaupt enig benul hebben waar dit soort dingen toe kunnen leiden. Het is een vrijbrief.

Ik noem het Nationaal Holocaustmuseum als voorbeeld. Natuurlijk staan daar mensen die met de beste bedoelingen iets willen zeggen. Moet je dat daar doen op de opening van het Nationaal Holocaustmuseum? Ik zeg: nou, dat lijkt me niet heel erg oké om dat te doen. Ik zeg niet dat die mensen allemaal antisemiet zijn, maar ze trekken wel mensen aan die het wél zijn. Die idioot die daar op zijn borst staat te kloppen en "Hamas is my brother" roept, staat daar ook. Er staat daar een organisatie die in Duitsland allang verboden is. Dat trek je ook aan. Dat moeten we niet willen. Dat wil niet zeggen dat er geen demonstraties meer mogen zijn. Maar dát moet keihard worden aangepakt.

Ik wil er hier zo graag toe oproepen dat we de signalen herkennen van hoe het begon, het kleine stapje. Iedereen heeft waarschijnlijk de film Schindler's List gezien. Iedereen heeft Der Untergang misschien ook gezien. Aan het einde van een van die films kwam een oud-medewerkster van Adolf Hitler aan het woord. Zij zei: "We hebben het gewoon niet gezien. Waarom hebben we het niet gezien? Omdat het hele kleine stapjes waren. Het was een klein beetje van dit. Mensen dachten: nou, als het hierbij blijft. Toen was het weer een beetje van dat." Je kunt niet springen van de kelder naar de zolder, maar uiteindelijk kom je met hele kleine stapjes wel op die zolder terecht. Dat is mijn zorg. Die zorg wil ik hier graag met z'n allen bespreken.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik denk dat het echt mooi is dat mevrouw Van der Plas haar zorgen deelt. Ik voel ook de urgentie. Ik voel de oproep. Dat vind ik echt mooi. Mijn vraag doelde op het specifieke voorbeeld dat zij volgens mij aanhaalde, als ik haar goed begrepen heb, om als nieuwkomer in Nederland een verklaring te ondertekenen. Daar zie ik een zorg, omdat je één specifieke groep extra aanspreekt op de plicht die wij allen hebben om mensen niet te haten en om geen antisemitische uitingen te doen. Die plicht hebben wij allemaal. Het gaat nu over het voorleggen bij één groep, waarmee je zegt: ik wil extra aandacht voor deze groep. De zorg daarover probeer ik uit te spreken. Ik denk dat we daar niet naartoe moeten, omdat antisemitisme niet uit één groep komt. Dat ben ik helemaal eens met mevrouw Van der Plas. Het komt zeker niet uit één grote stap; het komt uit allemaal kleine stapjes.

Ik ben ongeveer anderhalve week geleden naar Auschwitz geweest. Dat was mijn grootste les. Het begon niet met de slechtheid van mensen. Zoals mevrouw Van der Plas het ook mooi verwoordt: het begon met kleine stapjes, zodat je het niet ziet. Ik wilde nu specifiek het debat aangaan over de verklaring die ondertekend moet worden. Ik denk namelijk niet dat we één groep extra moeten aanspreken op de basale plicht die wij allen hebben om niet te haten.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind van wel.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik vind het ingewikkeld, niet zozeer dat mevrouw Van der Plas dat wel vindt, maar wel dat ik een heel kort en een beetje bot antwoord krijg. Ik probeer hier het debat te voeren dat volgens mij ook in de maatschappij leeft. Ik hoor de zorgen die mevrouw Van der Plas hier op tafel legt. Ik vind dat mooi en ik complimenteer haar daarmee, want dat zijn zorgen die ook in de maatschappij leven. Maar op het moment dat we hier in de Kamer niet op een oprechte en authentieke manier met elkaar het debat kunnen voeren over zaken waar wij ons zorgen over maken, dan kunnen we er ook mee ophouden. Ik snap dat mevrouw Van der Plas een andere mening heeft over dit specifieke standpunt, maar ik daag haar uit om mijn zorg te zien. We moeten de haat jegens de ander niet bij één groep leggen, maar we moeten die plicht van ons allen vragen. Ik hoop dat zij mij een iets uitgebreider antwoord geeft waarom zij vindt dat ze we daarop moeten inzoomen, zeg ik via de voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb het volgens mij gewoon al uitgelegd. Uit het onderzoek van het Arab Center for Research and Policy Studies blijkt dat 67% van de mensen uit islamitische landen 7 oktober een "legitieme verzetsoperatie" vond. Bij mij gaan er wel alarmenbellen rinkelen. Ik vind dat zorgelijk. Wat ik aan de minister vraag — ik vraag niets meer dan dat — is of zij ruimte ziet voor wetgeving hiervoor in Nederland. Dat antwoord van de minister wil ik graag afwachten.

Mevrouw Koekkoek complimenteerde mij met mijn oproep en zei dat ze die mooi vindt, maar ik vind die helemaal niet mooi. Ik vind het verschrikkelijk dat ik die oproep moet doen. Die oproep is niet mooi; die oproep is heel erg lelijk, omdat we hiermee te maken hebben in Nederland. Ik heb het gevoel dat we de urgentie om de Joodse gemeenschap knetterhard te beschermen niet zien. Ik voel die urgentie niet. We staan hier nu al een hele tijd te praten over zaken die hier zeker mee te maken hebben, maar ik wil dat het om de essentie gaat. Ik hoor graag wat de collega-Kamerleden straks gaan inbrengen, maar ik wil dat we vandaag die rode vlag gaan zien en dat we die alarmbellen horen rinkelen.

Het is namelijk aan het afglijden. Het is toch niet voor te stellen dat een theater de ene groep Joden wel wil toelaten en de andere groep Joden niet wil toelaten? Dat hadden we toch niet kunnen bedenken? Ik niet, hoor. Ik had niet kunnen bedenken dat dat zou gebeuren. Ik vind het verschrikkelijk; dat meen ik echt. Dáár moet het hier over gaan: accepteren we dat? Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat ook de mensen die nieuw in ons land komen, weten dat wij hier in Nederland de Joodse gemeenschap beschermen, dat wij onze Joodse vrienden beschermen en dat wij hier de Holocaust erkennen? Dat is wat ik vraag aan de minister.

De voorzitter:

Goed. Ik zou wel een herhaling van zetten willen voorkomen. Mevrouw Koekkoek heeft nog recht op een interruptie.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik zal afronden, voorzitter, want ik wil ook geen herhaling van zetten, maar ik hoor hier nu weer iets anders. Ik hoor nu echt iets anders dan net en daar ben ik blij om. De vraag hoe wij ervoor zorgen dat iedereen in Nederland doordrongen is van het belang van vechten tegen antisemitisme, van kennis van de Holocaust en van de kleine stapjes is een vraag waar ik me bij aansluit. Ik zou die niet richten op één groep, maar op ons allen in Nederland. Die oproep hoor ik nu en daar kan ik mij helemaal in vinden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou, dank u wel. Volgens mij heb ik in mijn hele inbreng verschillende oproepen gedaan. Ik heb ook de voetbalstadions genoemd; ik heb eigenlijk alles wel genoemd. Laten we het debat vervolgen en de antwoorden van de minister afwachten.

De voorzitter:

Nogmaals dank voor uw inbreng en voor de antwoorden op de interrupties. De volgende spreker is de heer Boon. Hij zal spreken namens de Partij voor de Vrijheid. Het is zijn maidenspeech. Zoals gebruikelijk bij een maidenspeech wordt degene die speecht, niet geïnterrumpeerd. Ik wens de heer Boon veel succes.

De heer Boon (PVV):

Voorzitter, dank u wel. 83 jaar na de Duitse bezetting zien we de terugkeer van openlijke Jodenhaat in Nederland. Als Nederlander vervult dit mij met diepe afschuw. Maar voordat we de opkomst van het antisemitisme in Nederland bespreken, moeten we teruggaan naar 7 oktober 2023. In Israël werden meer dan 1.200 onschuldige mensen op brute wijze afgeslacht tijdens een pogrom. Ze werden plotseling opgejaagd, verkracht en vermoord. Na zo'n afschuwelijke terreurdaad past geen "ja, maar". Israël en het Joodse volk verdienen onze steun.

Helaas ziet niet iedereen dit zo. Al jaren kampt Nederland met een groeiend antisemitisme, maar na de verschrikkingen van 7 oktober zijn alle remmen los. We zien het iedere dag om ons heen. In onze straten, in onze stationshallen en op onze universiteiten horen we de openlijke haat richting Israël en het Joodse volk. Onder de noemer van antizionisme lijkt alles geoorloofd. Dan hoop je dat in ieder geval onze bestuurders opstaan en zeggen: dit accepteren wij niet. Maar de angst lijkt te regeren. Burgemeesters durven niet eens uit solidariteit de Israëlische vlag te hijsen, uit angst voor onrust. Een verkeerd signaal, dat antisemitisme alle ruimte geeft in Nederland. Die ruimte pakken ze volop. In onze straten zien we grote groepen, vaak immigranten, juichen voor de daden van Hamas. Ze roepen op tot een intifada en zwaaien met de terreurvlaggen van Al Qaida en de taliban. Als Afghanistanveteraan doet het me heel veel pijn om die verschrikkelijke talibanvlag in onze straten te zien, wetende dat deze terroristen verantwoordelijk zijn voor de dood van 24 van mijn collega-veteranen. Het dieptepunt was de antisemitische haatorgie die plaatsvond bij de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Op dat moment werd voor iedereen duidelijk dat dezelfde Jodenhaat die de Holocaust heeft veroorzaakt, nu weer terug is in onze hoofdstad. Heel weldenkend Nederland sprak schande van wat daar was gebeurd. Wat deed onze Amsterdamse burgemeester? Ze deed niets; ze keek weg.

Voorzitter. De toename van Jodenhaat op scholen is verontrustend. Intimiderende en antisemitische protesten vinden plaats op schoolterreinen, wat ertoe leidt dat Joodse leerlingen zelfs thuisblijven of gedwongen worden van school te veranderen. Dat kan toch niet? Natuurlijk waardeert de PVV de inspanningen van de minister om educatie over de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en de Jodenvervolging te verbeteren. Het is van essentieel belang dat het volk bekend is met deze zwarte bladzijde van onze geschiedenis, om te voorkomen dat deze zich herhaalt. Maar het is nog niet genoeg. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat Joodse kinderen gewoon veilig zijn op school, dat scholen politiek neutraal zijn en dat ook waarborgen? Want het kan toch niet zo zijn dat Joodse studenten op universiteiten zich letterlijk vogelvrij noemen en dat een actiegroep blijkbaar zelfs kantoor houdt in een gebouw van een universiteit? Klopt dit? Wat gaat de minister eraan doen om dit te stoppen en ervoor te zorgen dat onze universiteiten voor eenieder veilig zijn om te studeren?

Antisemitisme heeft grote gevolgen. Dat moet serieus worden genomen. Maar enkele weken geleden hoorden wij dat aangiftes niet serieus werden genomen en zelfs door de politie werden afgeraden. Het is goed dat de minister nu maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat aangiftes van antisemitisme wel serieus worden genomen. Het is bemoedigend dat het Openbaar Ministerie de zorgen van de Joodse gemeenschap serieus neemt en van plan is hier actie op te ondernemen. Mijn vraag aan de minister is om dit goed te monitoren en de Kamer hierover actief te informeren.

Dan nu over die vreselijke "from the river"-leus. Een oproep om Israël letterlijk van de kaart te wissen. De PVV wil dat de uiting "from the river", ook buiten demonstraties, als een oproep tot geweld wordt gekwalificeerd, waardoor deze uiting strafbaar wordt. Dit zou het Openbaar Ministerie in staat moeten stellen om de daders makkelijker te vervolgen.

Voorzitter. We kunnen er niet omheen. Naast extreemrechts, extreemlinks en academisch links is ook het islamitische extremisme een grote bron van antisemitisme. Vorige week nog plaatste een imam van de Blauwe Moskee in Amsterdam op Instagram het volgende bericht: "Moslims moeten de Joden haten en niet luisteren naar imams die ontkennen dat de Koran daartoe oproept. Allah vervloekt de Joden volop. Is dat soms een teken van liefde geworden?" Dan neemt het kabinet een maatregel tegen antisemitisme, en dat is: het organiseren van dialoogsessies tussen jonge moslims en Joden, bedoeld om wederzijds begrip te bevorderen. Maar waarvoor zouden de Joden begrip moeten tonen? Is de minister het eens dat Joden geen onderdeel zijn van het probleem en dus ook niet van de oplossing?

Clubs als BDS en Samidoun, of Plant een Olijfboom, zijn betrokken bij de intimiderende protesten en sit-ins op stations. Ze spelen een verontrustende rol in het oproepen tot geweld tegen Joden. Sommige van deze clubs hebben zelfs openlijk gejuicht toen Hamasstrijders Joodse vrouwen verkrachtten en kinderen vermoordden. In Duitsland deelden ze zelfs snoep uit om op straat hun blijdschap te tonen. Hun steun aan terreur mag ook in Nederland niet onbestraft blijven. De PVV wil dat er krachtig wordt opgetreden tegen deze antisemitische organisaties. Is de minister bereid om eventuele buitenlandse beïnvloeding en geldstromen naar deze organisaties te onderzoeken?

Voorzitter. Tot slot. De PVV ziet dat de minister maatregelen neemt om 4 mei goed te laten verlopen, maar op 6 mei is er ook de Jom Hasjoa-herdenking in de Hollandsche Schouwburg. Op die dag herdenkt de Joodse gemeenschap over de hele wereld de slachtoffers van naziterreur. Kan de minister toezeggen dat zij ook voor deze herdenking de maximale maatregelen neemt om deze waardig te laten verlopen?

Ik rond af. De zwijgende meerderheid in Nederland is niet antisemitisch. De meerderheid verafschuwt deze haatzaaiers. Bij bijeenkomsten zie ik duizenden mensen samenkomen tegen antisemitisme en voor Israël. We moeten weigeren te zwijgen, maar pal staan achter onze Joodse gemeenschap. Samen zorgen we ervoor dat "nooit meer" echt nooit meer plaatsvindt.

Dank u, voorzitter.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boon. Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Zeker bij zo'n belangrijk onderwerp is het extra spannend. Ik verzoek u om voor mij plaats te nemen en de felicitaties van uw collega's in ontvangst te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het debat over antisemitisme. De derde spreker vanuit de zijde van de Kamer, in deze eerste termijn, is de heer Eerdmans. Ik geef hem nu het woord en hij spreekt namens JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, goedemiddag, dank u wel. De Jodenhaat neemt niet toe. De Jodenhaat komt meer aan de oppervlakte. Misschien is dat wel het meest pijnlijke om te constateren. Het is ook benauwend als je kijkt naar hoe Nederland sinds 7 oktober vorig jaar is veranderd. Ik geloof niet dat er sindsdien meer mensen antisemitisch zijn geworden. Ze waren het al en ze voelen nu geen enkele remming meer om het publiekelijk te uiten. Dit gebeurt vaak letterlijk door met een megafoon door onze straten te schallen. We zijn nu negen dagen verwijderd van 4 mei. Dan is de herdenking van het grootste en diepste leed dat de Joden ooit werd aangedaan, namelijk de Holocaust. Het stemt mijn partij diepdroevig dat wij na zo veel jaren een debat met elkaar moeten voeren over nieuwe Jodenhaat in Nederland, maar het moet. Ik zeg er maar meteen bij: kritiek op Israël is iets anders dan het gemunt hebben op de Joden of het Joodse volk. Wat we zien, is iets heel anders, namelijk het lastigvallen of intimideren van Joodse Nederlanders, het verstoren van hun concerten en tal van ergere dingen onder het mom van antizionisme. Dat zou inhouden dat alleen Joden kennelijk geen eigen staat mogen hebben. Het is simpel. De 30.000 tot 50.000 Joden in Nederland zijn Joodse Nederlanders. Iedereen die het, meestal zonder enige kennis van hun standpunten, op hen gemunt heeft — want ja, maar Israël — is op zijn best gezegd dom en kortzichtig. We hebben er ook een term voor: antisemitisch.

Voorzitter. Antisemitisme is van alle tijden en kent ook vele gezichten, van extreemlinks tot extreemrechts. Het waren Europeanen die de Joden in de Tweede Wereldoorlog afvoerden naar de vernietigingskampen. Een van de ongemakkelijke waarheden is ook dat het antisemitisme van nu grotendeels ook een geïmporteerd probleem is. Het opengrenzenbeleid van de afgelopen 40 jaar heeft het antisemitismeprobleem in Nederland laten groeien. Wie aan Nederlandse Joden vraagt door wie ze op straat worden nagesist, beledigd, bedreigd, bespuugd of aangevallen, krijgt een vrij eenduidig antwoord: het gaat vrijwel altijd om allochtone jongeren met een islamitische achtergrond. Het zijn de alledaagse ervaringen van Joden in Nederland en het is ook allesbehalve nieuw. Professor Koopmans deed er onderzoek naar in 2015. Uit dit onderzoek bleek dat 45% van de Europese moslims aangeeft dat Joden niet te vertrouwen zijn. Is het kabinet bereid om een vervolg op dat onderzoek te laten verrichten?

Voorzitter. Het begint helaas al jong. Je schrikt van de peiling van de Henry Jackson Society, een Britse denktank, onder jonge moslims in Groot-Brittannië. De helft van deze jongeren vindt dat Hamas op 7 oktober geen wreedheden heeft begaan.

Gisteren sprak ik met Chris den Hoedt. Hij is voorzitter van de Joodse Gemeente Rotterdam. In zijn synagoge worden middelbareschoolklassen rondgeleid. Dat is hartstikke goed, maar de synagoge overweegt om ermee te stoppen. Waarom? Tijdens rondleidingen worden er hakenkruizen en de tekst "Allahoe akbar" in de banken van zijn synagoge gekerfd. Hij kent zelf inmiddels meerdere voorbeelden van Joodse ouders die hun kinderen van de basisschool hebben afgehaald in Rotterdam vanwege antisemitisch pestgedrag door leerlingen. Let wel: dit gaat om kinderen van maximaal 12 jaar oud. Opperrabbijn Jacobs zei vorige week in het Parool: "Als een kind van drie mij uitscheldt, dan is dat kind thuis gedrild." Dat kan niet anders.

Jodenhaat wordt er binnen de islamitische gemeenschap met de paplepel ingegoten. Dan kunnen we plannen maken voor versterking van de Holocausteducatie tot we een ons wegen. En ja, ik ben daarvoor en ik steun dat, maar het is wel vechten tegen de bierkaai. Waartoe leidt meer aandacht voor Holocausteducatie als geschiedenisdocenten in onze grote steden het überhaupt niet meer over de Holocaust durven te hebben of willen hebben? Deelt de minister dat we alleen met een overduidelijke streep in het zand de boel recht kunnen trekken, namelijk: wie de Holocaustles verstoort of onmogelijk maakt, wordt op school zonder pardon geschorst? Graag een reactie.

Ik, en volgens mij een groot deel van Nederland, word doodziek van alle wanstaltige haatdemonstraties, zich misdragende activisten en sit-ins waarmee stationshallen bezet worden. Ik word ook doodziek van de eindeloze leus "from the river to the sea"; ondanks een Kamermeerderheid is er nog steeds geen OM voor beschikbaar om dat te zien als een oproep tot geweld. Ik word doodziek van rondreizende haatimams die geen strobreed in de weg wordt gelegd. Ik word doodziek van het agressief verstoren van de opening van het Holocaustmuseum. Ik word er doodziek van dat Hamaskopstuk Abu Obaida in Rotterdam op straat wordt toegezongen. Ik word doodziek van terreurverheerlijkende organisaties als Hizb ut-Tahrir en de Samidoun — ze zijn hier eerder genoemd — die in Duitsland wel verboden zijn, maar in Nederland hun Hamassympathieën toch de vrije loop kunnen laten. Ik vraag het kabinet: wanneer worden die clubs nou eindelijk ook hier verboden? Deelt het kabinet de mening dat de gemeenten en lokale driehoeken op dit moment te laks zijn tegen demonstraties waar terreur wordt verheerlijkt en waar wordt opgeroepen tot geweld? Dringt het aan op zo stevig mogelijk optreden door de lokale autoriteiten tijdens de dodenherdenking, met name in Amsterdam?

Voorzitter. Met het oplaaien van antisemitisme neemt ook de dreiging tegen Joodse objecten en activiteiten toe. De overheid zorgt voor beveiliging van scholen en synagogen rondom religieuze diensten, maar op andere momenten, zoals bij een borrel, een lezing of een andere activiteit, moet de Joodse gemeenschap die beveiliging zelf betalen. Dat is vaak niet meer op te brengen, waardoor mensen elkaar juist minder zien, in plaats van meer, wat ze zo hard nodig hebben. Is de minister — ik kijk haar aan — vóór de mogelijkheid van bijvoorbeeld een beveiligingsfonds, om activiteiten ondanks de risico's toch doorgang te kunnen laten vinden?

Voorzitter, ik rond af. De discussie van vandaag gaat dus niet over de vraag hoe erg antisemitisme is. Daarover is, denk ik en hoop ik, iedereen het hier eens. De vraag is: zijn we bereid om de stappen te nemen die noodzakelijk zijn om het in te dammen? Denk aan het het intrekken of weigeren van verblijfsvergunningen van mensen de extremistisch of antisemitisch zijn, niet buigen in het onderwijs, het ontmantelen van organisaties die antisemitisch gif verspreiden en het terugveroveren van de publieke ruimte op luidruchtige Jodenhaat. Het antwoord op al die vragen is het antwoord op de vraag hoe de toekomst van de Joodse gemeenschap in Nederland eruitziet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Bikker gaat nu spreken namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel.

Voorzitter. Op 24 maart vierde de Joodse gemeenschap in ons land Poerim, een uitbundig feest, maar ook een feest met een bijzondere geschiedenis. Poerim is namelijk het feest over hoe het lot van het Joodse volk werd gekeerd toen het onder Perzisch gezag stond, 2.500 jaar geleden in het huidige Iran. De directe bedreiger was Haman, de rechterhand van de Perzische koning. Hij wil het hele Joodse volk in het koninkrijk uitroeien en krijgt daarvoor toestemming. Als de jonge Esther — zij is koningin in een patriarchale omgeving en is zelf Joods, maar dat weet nog niemand — dit hoort, weet ze dat het tijd is om op te staan. Zou dit niet het moment zijn waarom zij koningin is geworden? Met gevaar voor eigen leven staat ze op. Ze riskeert haar leven, vraagt de koning om tot inkeer te komen en haar volk te sparen. En het lot neemt een keer. Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Het Joodse volk in het Perzische Rijk is gered. Sinds die dag wordt jaarlijks het Lotenfeest, Poerim, gevierd.

Voorzitter. Het was een eerste, en droevig genoeg niet de laatste, poging om het Joodse volk uit te roeien. Al te vaak was en is de Joodse gemeenschap het mikpunt van irrationele haat en de zondebok in tijden van crisis, de eeuwen door. Dat was zo in het Perzische Rijk. In het Europa van de middeleeuwen en de reformatie speelde het christendom een kwalijke rol. In de afgelopen eeuw waren er de verschrikkingen van nazi-Duitsland. We zeiden allemaal: nooit weer, nie wieder. En nu is het ook zo, ook nu. Want telkens weer zien we antisemitisme terugkeren. Ik zag het in de coronatijd in mijn mailbox: samenzweringstheorieën waarin Joden als zondebok werden aangewezen.

Voorzitter. Dat brengt mij bij vandaag de dag. Want 24 maart was niet alleen Poerim, het was ook de dag dat de Joodse zangeres Lenny Kuhr werd belaagd en antisemitisch werd bejegend. Het was een nieuw dieptepunt in de golf van antisemitisme die zeker sinds 7 oktober steeds zichtbaarder wordt, een golf die ertoe leidt dat in veel huiskamers de vraag "blijven of gaan?" wordt gesteld, en dat is een schande.

Voorzitter. Aan ons is nu de vraag wat ons antwoord is. Wat doen wij als de toekomst van de Joodse gemeenschap in ons land op het spel staat? Ik vind dat een vraag voor deze Kamer, maar ook voor ieder schoolbestuur, voor iedere burgemeester, voor iedere universiteit, voor iedere bedrijfsleider: wat doe jij in een tijd als deze, zoals eens die jonge vrouw Esther? Dit is ook een vraag aan vak K. Wat doet het kabinet? In de afgelopen maanden zag ik soms leiderschap, maar soms ook ontbrak het aan leiderschap, zoals in de reactie op de haat richting Lenny Kuhr. Maar nu kan het opnieuw. Breng de leiders van de samenleving bij elkaar. Sta op! Is het kabinet bereid om leiderschap te tonen door een Catshuissessie te beleggen, door alle betrokkenen op hun verantwoordelijkheid te wijzen en afspraken te maken met de leiders van universiteiten, het onderwijs, de sport, de KNVB, de winkelketens, de cultuursector en zeker ook — want daar gaat het maar door en door — de socialmediabedrijven om afspraken te maken om te doen wat nodig is om de veiligheid van de Joodse gemeenschap te waarborgen en op de plek waar zij invloed hebben ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap, van jong tot oud, vrij en veilig kan zijn?

En ja, ik noemde bewust de universiteiten, want de universiteiten voelen voor veel Joodse studenten niet als een veilige plek. Ik hoor verhalen van studenten die geen keppeltje en geen Davidster meer dragen, die bepaalde universiteiten mijden of hun opleiding hebben opgezegd, die niet durven te vertellen dat ze familie in Israël hebben. De reactie hierop in de brief van het kabinet vind ik te mager. Erkent de minister dat juist de academie de vrijheid van Joodse studenten in alle opzichten hoort te beschermen en dat ze vrij moeten kunnen deelnemen?

Voorzitter. Laat ik dit moment gebruiken om nog een ander punt te maken. Antisemitisme is in vele gedaanten de eeuwen door telkens veranderd, maar voor mij is de kern hoe Joden worden afgeschilderd: als gewone mensen zoals u en ik, of als een bedreiging? Als dat laatste het geval is, dan is het pure antisemitisme. Tegenwoordig krijg ik geregeld te horen dat een uitlating niet antisemitisch maar antizionistisch is, en dat is dan tegen het streven naar een Joodse staat, naar een plek van soevereiniteit voor het Joodse volk. Als iemand niet stevig genoeg afstand neemt van Israël, dan is hij een zionist en zijn allerlei acties dus legitiem. Ik zou de regering willen vragen om daarop te reflecteren. Want dat kan toch never nooit een vrijbrief zijn om Joodse studenten het zwijgen op te leggen, om mensen thuis op te zoeken of om de orde te verstoren? Ziet de regering deze zorg ook?

Voorzitter. Ik heb nog een aantal andere vragen, allereerst over 4 en 5 mei maar zeker ook 6 mei, wanneer de Joodse gemeenschap — collega Boon refereerde er al aan — Jom Hasjoa herdenkt. Ziet de regering het snelrecht als een optie wanneer herdenkingen worden verstoord en op andere momenten van antisemitisme? Zorgt de minister er ook voor dat gemeenten oog hebben voor wat er nodig is voor een veilige en waardige herdenking, ook op 6 mei?

Voorzitter. Ik heb ook vragen over de bredere inzet van het snelrecht, omdat er een straffeloosheid lijkt te bestaan rondom antisemitisme in de openbare ruimte, of dat nu fysiek of online gebeurt. Wat is er nodig om dit instrument meer in te zetten, zodat we ook de normerende kant van het overheidshandelen zien? Ik wijs ook op de versterking van antisemitismebestrijding in ons Wetboek van Strafrecht. Te vaak hoor ik dat aangiftes niet serieus zijn genomen. Er gebeurt toch niets mee. Wil de regering niet toch nog eens kijken naar het expliciet opnemen van antisemitisme als discriminatiegrond, naar Duits voorbeeld?

Dan kom ik op de fysieke veiligheid van instellingen. Is die nu voldoende geborgd, juist ook in kleinere gemeenten en in kleinere Joodse gemeenschappen? Kan het Joods leven overal in ons land doorgaan? Is daarvoor voldoende budget?

Mijn laatste vraag gaat over educatie. Wij juichen het zeer toe dat er een Nationaal Plan versterking Holocausteducatie komt. Wanneer komt dat en hoeveel geld maakt het kabinet daarvoor vrij?

Voorzitter, laat ik afronden. Mijn hoop is dat daar waar antisemitisme opsteekt, wij allen telkens opnieuw zullen opstaan. Of het nou gaat om dat kleine jongetje dat niet met zijn keppeltje durft te lopen en dat daarom maar een baseballpetje opdoet of de oude man die geen boodschappen meer durft te doen: laten wij opstaan. Want op het moment dat je je afvraagt "ben ik voor een tijd als deze?", dan is het je plicht om er te zijn voor die ander, en vandaag is dat de Joodse gemeenschap.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Diederik van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik wil na het betoog van mijn collega nog een verhelderende vraag stellen. Ik hoorde collega Bikker over een Catshuissessie waarvoor allerlei organisaties uit de samenleving worden uitgenodigd. De intenties daarachter zijn heel mooi. Mijn zorg is de volgende. Ziet mijn collega ook het risico dat het weer een nieuw overlegcircuit wordt, met heel veel spreken, en dat dit misschien wel ten koste gaat van de noodzakelijk acties waarop wij zitten te wachten?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik begon mijn verhaal niet voor niks met een sterke vrouw die opstond. Want als we iets nodig hebben in dit land, dan is het niet eindeloos naar elkaar kijken op het moment dat er iets gebeurt, maar je ertegen uitspreken en zeggen: dit is niet oké en ik ga er wat aan doen. Als er iemand in een winkel wordt belaagd, terwijl je zelf in die winkel loopt, dan begint het er natuurlijk mee dat je daar wat van zegt, zo van: zo gaan we hier niet met elkaar om; doe dat niet. Maar ik weet ook dat er heel veel plekken zijn waar je toch even dat duwtje moet geven. Ik hoor Joodse studenten zeggen dat zij zich niet veilig voelen. Ik denk dat de beste plek waar we dat kunnen bespreken en waar we goede afspraken kunnen maken, de plek is waar ook het kabinet laat zien: het is ons menens. We hebben dat eerder in de geschiedenis gezien, zulke Catshuissessies. Er zijn verschillende voorbeelden geweest op momenten dat het erom sprong. Toen zei het kabinet: nu laten we leiderschap zien, want dat is nodig. Ik ga ervan uit dat de mensen die daarheen gaan, daar ook met een missie heen gaan, namelijk om het veiliger te maken voor de Joodse gemeenschap. Met een praatcircus hebben we allebei niks.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker … U was klaar, toch?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ja, excuus. Ik dacht dat de heer Bamenga nog een goede vraag kwam stellen.

De voorzitter:

De heer Ellian gaat nu spreken namens de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Voorzitter. Vaak wordt gezegd: nooit meer is nu. Als je dat maar vaak genoeg blijft zeggen, gaan we vanzelf geloven dat "nooit meer" ook realiteit zal worden. De geschiedenis leert ons echter dat "nooit meer" standvastigheid betekent. Zonder standvastigheid en concrete acties is "nooit meer" inhoudsloos. Voor de Joodse gemeenschap is het gevoel op dit moment dat "nooit meer" veranderd is in "bijna weer". Zij hebben angst en vragen zich af of zij nog veilig zijn. Het debat van vandaag staat dan ook in het teken van de acties die genomen moeten worden om antisemitisme te bestrijden en de Joodse gemeenschap veilig te houden.

Voorzitter. Ik heb vooraf nog een opmerking over de aanstaande herdenkingen: de nationale dodenherdenking en natuurlijk Jom Hasjoa op 6 mei. Dat hier in het huis van de democratie het veilig en voorspoedig laten verlopen van een nationale dodenherdenking en Jom Hasjoa onderwerp van debat is vanwege aangekondigde verstoringen, is eigenlijk te gek voor woorden. Dit is mede dankzij ophitsers als de rapper Appa. Respecteer degenen die herdacht worden. Respecteer dat we stil zijn ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Shoah.

Voorzitter. In mijn inbreng ga ik in op het strafrecht, online haat, onderwijs en de culturele sector. Er ligt een regeringsvoorstel bij de Kamer inhoudende een strafrechtelijk verbod op het vergoelijken, ontkennen of vergaand bagatelliseren van genocides, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Hieronder valt uiteraard de Holocaust, die dus een speciale positie zal gaan krijgen in de wet, ervan uitgaande dat de Kamer voor deze wetswijziging zal stemmen. Dat roept bij de VVD-fractie de volgende vraag op. Als je de Holocaust straks niet mag ontkennen, waarom zou je dan wel een herdenking daarvan mogen verstoren? Zou een aparte strafbaarstelling van het verstoren van herdenkingen of bijzondere gelegenheden waarin de Holocaust centraal staat, zoals de opening van het Nationaal Holocaustmuseum, behulpzaam kunnen zijn? Daarmee wordt een duidelijke norm gesteld, die vervolgens ook handhaafbaar is. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Voorzitter. Je veilig voelen wanneer je geïntimideerd, belaagd, bedreigd of aangevallen wordt, kan alleen nog als het strafrechtelijk instrumentarium wordt ingezet en het strafrecht zijn werk doet. Collega Bikker benoemde net al het snelrecht. Ook ik denk dat de inzet van het snelrecht van groot belang is. Het laat namelijk zien dat daders snel in de kraag gevat worden en hun straf niet zullen ontlopen. Ook ik ben benieuwd of het naar Duits voorbeeld expliciet benoemen van antisemitisme in het strafrecht behulpzaam kan zijn. Mijn collega van D66 zal zo meteen een voorstel toelichten voor een educatieve maatregel om de kennis van de Holocaust te vergroten.

Ook wil ik de minister — ik vraag haar dit over te brengen aan het Openbaar Ministerie — uitdrukkelijk wijzen op het terroristische oogmerk dat wat de VVD betreft heden ten dage aan de orde is. Een deel van de bevolking wordt namelijk ernstige vrees aangejaagd. Die realiteit hoeft volgens mij niet meer toegelicht te worden. Als mensen bewust strafbare feiten plegen, specifiek gericht tegen de Joodse gemeenschap, heeft dat op dit moment nog maar één doel: het wegjagen van de Joodse gemeenschap of ervoor zorgen dat de gemeenschap niet meer zichtbaar kan leven in Nederland. Er is geen enkele rechtvaardiging voor het opzoeken van de moeder van een IDF-soldate, het verstoren van een voorstelling van een Joodse artiest of het bespugen en bedreigen van Joodse kinderen, puur en alleen omdat zij Joods zijn. Nu weet ik dat er in het wetboek een specifieke structuur is voor terroristische misdrijven, maar is de minister het met mij eens dat de strafbare feiten die nu gepleegd worden tegen mensen, alleen omdat zij Joods zijn, veel weg hebben van misdrijven met een terroristisch oogmerk? Terrorisme betekent immers niet meer en niet minder dan angst aanjagen. Het is de moeite waard om hierover het gesprek aan te gaan met het Openbaar Ministerie.

Voorzitter. Je veilig voelen heeft ook een onlinedimensie. De online haat en bagger is tegenwoordig van ongekende omvang. Ik weet dat de minister spreekt met de socialmediaplatforms, maar gaan zij ook in actie komen? Mijn collega Timmermans zal daar zo meteen ook iets over zeggen in zijn bijdrage.

Voorzitter. Dan naar onderwijs en educatie. Zolang hier generaties opgroeien die geen kennis meer hebben van de Holocaust, van de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens de Shoah, de systematische vervolging van en moord op 6 miljoen Joden, zal het tij nooit gekeerd worden. De Kamerbrief van deze week vond ik eerlijk gezegd summier. In maart zijn de conceptkerndoelen voor het burgerschapsonderwijs gepubliceerd. Daar zijn veel doelen in opgenomen, maar ik mis specifiek aandacht voor het antisemitisme. Uiteraard moet de politiek terughoudend zijn met inmenging in het curriculum, maar de concrete voorbeelduitwerking van de kerndoelen die wordt meegegeven aan docenten, zou toch minimaal een tekst over antisemitisme in relatie tot de Holocaust moeten bevatten. Educatie blijft het enige middel om toekomstige generaties de juiste weerbaarheid mee te geven. Ook moeten de verhalen verteld blijven worden. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Voorzitter. Onderwijs is niet alleen kennis bijbrengen over de Holocaust en over waartoe antisemitisme kan leiden. Onderwijs gaat ook over een veilige onderwijsomgeving en ik betwijfel of daar in het hoger onderwijs nu sprake van is. Universiteiten lijken in sommige steden verworden te zijn tot standaard demonstratieplekken. Ik wijs de minister op de ernstige situatie in Amerika, waarmee ik natuurlijk doel op Columbia University. Als de minister die situatie nu wil voorkomen — ik vermoed dat we daar niet ver van zijn verwijderd — moet er denk ik meer gebeuren dan in de Kamerbrief staat. Al jaren hoor ik dat Joodse studenten zich niet veilig voelen op universiteiten en dat universiteiten gewoon laks optreden. Het is heel simpel: zorg voor een veilig klimaat voor de Joodse studenten, minister. Zorg dat zij niet bang hoeven te zijn. Een normale discussie over het conflict in Gaza en Israël mag natuurlijk, maar er moet wel verwacht worden van wetenschappers dat beide kanten belicht worden. Wat gaat de minister hieraan doen, zodat de situatie van Columbia hier niet de realiteit wordt?

Voorzitter. Dan de culturele sector. Er zou een protocol komen. Waar blijft dit protocol? Wie is nu verantwoordelijk voor het veilig houden van voorstellingen van Joodse artiesten en kunstenaars? Kan gegarandeerd worden dat de programmering niet wordt aangepast vanwege een gebrek aan middelen voor de veiligheid, waarmee dus de vrijheid van meningsuiting, maar ook de vrijheid van culturele programmering in gevaar komt? Uit angst neemt interesse namelijk af; dat is exact wat terreur veroorzaakt. In de cultuursector is het verkrijgen van subsidie belangrijk. Angst voor het verliezen van subsidie omdat degenen die daarover beslissen weleens een andere kijk op Joden kunnen hebben, is een reële angst. Kan de minister vertellen wat hij hieraan gaat doen?

Voorzitter. In mijn betoog is angst helaas de rode draad. Angst is een slechte raadgever, zeg ik altijd. Angst gijzelt nu de Joodse gemeenschap. Daarmee wordt heel Nederland gegijzeld door intoleranten, van alle soorten en maten, voor wie het zaaien van angst middel, maar ook doel is. Daartegen moeten wij ons verzetten. Ik las deze week dat voor zij stierf, de moeder van Rob Oudkerk, Virrie Cohen, zei: "Rob, beloof mij één ding: blijf altijd alert, blijf altijd alert." De Joodse gemeenschap zou niet alert hoeven te zijn. Het moet ónze belofte zijn dat wij alert zijn voor hén en dat wij daar ook altijd naar zullen handelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker in de eerste termijn van de Kamer is de heer Timmermans. Hij voert het woord namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mijn vriend en stadsgenoot Benoit Wesly maakte onlangs een film en die film heet Broertje, over zijn broer Leon die hij nooit gekend heeft en die in de oorlog als peuter door zijn ouders ergens werd ondergebracht om de oorlog te kunnen overleven. Hij is door buren, Nederlanders, verraden, door de Nederlandse politie opgepakt, door de Nederlandse Spoorwegen naar Westerbork vervoerd en vervolgens vanuit Westerbork naar de vernietigingskampen gegaan en nooit teruggekomen.

En Benoit zegt: weet je, dat antisemitisme dat nu zo opflakkert, dat nu zo hevig wordt, dat nu zo openlijk en scherp is, dat moeten we bestrijden, maar laten we ook niet naïef zijn, antisemitisme zal er altijd zijn. Onze waakzaamheid moet eeuwig zijn. Onze waakzaamheid moet precies zijn. Onze waakzaamheid moet gericht zijn op in ieder geval het informeren en het opvoeden van mensen, inclusief burgerschap, zodat ze begrijpen dat dit een kwaad is dat moet worden bestreden. Ik wilde Benoit noemen als moedig mens die dat altijd naar voren brengt.

Zoals gezegd, er is nu sprake van een alarmerende explosie van antisemitische incidenten in ons land, natuurlijk heel erg na oktober vorig jaar, maar ook daarvoor was het al snel stijgend. In februari 2023 werd enkele minuten lang een antisemitische tekst geprojecteerd op het Anne Frank Huis in Amsterdam. De Jodenhaat neemt ernstige vormen aan en dat betekent ook dat wij daartegen zullen moeten optreden.

Primo Levi, Italiaan, overlever van Auschwitz en een prachtige schrijver, schrijft in Is dit een mens, het boek dat hij vlak na terugkeer uit Auschwitz schreef: "Het is gebeurd en dus kan het weer gebeuren". Dat is denk ik de basis waarop wij zullen moeten opereren. Zijn analyse in dat boek is: "let op, het begint altijd met woorden"; mevrouw Van der Plas zei het ook al. Het begint met woorden en stap voor stap nemen die woorden de menselijkheid af van een medemens, waardoor op een gegeven moment die medemens niet meer als medemens wordt gezien, maar als minder dan een mens, die dus mag worden beschimpt en uiteindelijk verwijderd uit de samenleving.

Ik denk dat die analyse van Primo Levi klopt. De basis daarvan is: als je jezelf toestaat mensen te beoordelen op wie ze zijn en niet op wat ze doen, dan leg je de kiem voor de uitsluiting en ontmenselijking van anderen.

Ik heb goed geluisterd naar mevrouw Van der Plas en ik wil haar één ding voorhouden. Ik zeg dit niet als verwijt of kritiek, begrijp me absoluut niet verkeerd. Zij heeft gelijk als ze zegt: als we antisemitisme bestrijden, dan moeten we daar niet meteen op laten volgen: ja, maar. Dat ben ik helemaal met haar eens. Maar we moeten ook wel erkennen dat antisemitisme plaatsvindt in een breder kader, want als je één groep kunt ontmenselijken, kan je ook andere groepen ontmenselijken en daar moeten we ook alert op zijn. Dat betekent niet dat je daarmee minder aandacht voor antisemitismebestrijding hebt of het antisemitisme bagatelliseert, maar dan zie je wel dat het plaatsvindt in een breder kader.

Mevrouw Van der Plas verwees ook naar een aantal films die ze gezien heeft. Ik dacht ineens aan beelden die we allemaal kennen, van een meisje met een hoofddoekje om haar hoofd geknoopt, dat in de opening van een veewagon staat in een trein, ergens in Nederland, Westerbork, op weg naar Auschwitz. Heel lang hebben we gedacht dat het een Joods meisje was, en pas een paar decennia weten we dat het een Limburgs meisje was, met Roma-achtergrond: Settela Steinbach.

Daarmee wil ik maar aangeven: toen de nazi's losgingen op de Joden, gingen ze ook los op Roma en Sinti, waren ook homo's niet meer veilig, net als andere groepen zoals zwakzinnigen et cetera, et cetera. Het principe dat als je één groep ontmenselijkt, het risico bestaat dat je andere groepen ook gaat ontmenselijken, is een principe dat ons zou moeten leiden in het bestrijden van antisemitisme en iedere vorm van rassenwaan of rassenhaat. Ik denk dat we daarmee een sterkere samenleving kunnen bouwen.

Ik zou willen vragen aan het kabinet om een duurzame strategie samen met ons uit te werken, zodat we antisemitisme ook duurzaam bestrijden. Volgens mij moet die uit drie elementen bestaan. Ik noem: meer aandacht voor burgerschap en de Holocaust in het onderwijs. Dat moet niet door dit over de heg te kieperen en te laten landen op de borden van onze docenten, die al overbelast zijn, maar door docenten de middelen en de financiering te geven waarmee ze zelf instrumenten kunnen ontwikkelen of instrumenten voor hen worden ontwikkeld. Dan kunnen ze ook manieren vinden om met hun leerlingen over dit voor sommigen heel moeilijke onderwerp in discussie te gaan en dan hebben ze middelen om naar het Holocaustmuseum te gaan, om naar Auschwitz te gaan. Voor mij was het bezoek aan Auschwitz een levensveranderende ervaring. Ik gun dat alle jongeren in Nederland; dat bezoek is niet prettig, maar het vertelt ze wat er gebeurt als de ultieme ontmenselijking toeslaat. Het tweede: strenger optreden tegen antisemitisme en andere vormen van discriminatie. En ten derde: consensus bereiken over wat het betekent om burger van dit land te zijn. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is in een breder verband.

Niets van dit alles gaat van vandaag op morgen, maar we kunnen dat wel bereiken. Ik overweeg daarom in tweede termijn een motie in te dienen om docenten te helpen met goed onderwijs over de Holocaust, een motie om meer discriminatierechercheurs aan te stellen die onderzoek kunnen doen na aangifte van antisemitisme en een motie — de heer Ellian verwees er al naar — om in Europees verband onlinehatespeech beter aan te kunnen pakken.

Het laatste boek dat Primo Levi schreef, heet De verdronkenen en de geredden. Hij toonde zich daarin — het was in de jaren tachtig — heel bezorgd, want hij zei: "Mijn generatie sterft langzaam uit, en dan is de Holocaust geen herinnering meer, maar geschiedenis. En de overgang van herinnering naar geschiedenis is gevaarlijk, want dan kan het worden vergeten." Ik denk dat wij nu midden in die fase zitten. Ik denk dat, als we echt menen dat herdenken niet een doel op zich is, maar tot doel heeft herhaling te voorkomen, we daar veel meer aandacht aan zullen moeten besteden. Het gaat niet meer vanzelf. En ja, er zijn allerlei invloeden van alle kanten die antisemitisme voeden. Het tegengif is dus educatie, dialoog en iedereen erbij betrekken. Daarom zal ik de motie van mevrouw Bikker steunen waarin wordt gevraagd om een Catshuissessie hierover.

Voorzitter. Hiermee wil ik graag afsluiten. Nog niet iedereen heeft gesproken, maar ik wil de collega's graag danken voor de waardige wijze waarop zij tot nu toe dit debat hebben gevoerd.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Koekkoek. Zij spreekt namens de fractie van Volt. Gaat uw gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Deze week is het Pesach. Dat is een week waarin de vrijheid wordt gevierd. De eerste twee avonden van Pesach eet je samen. Dat is een manier om de vrijheid te delen. Die vrijheid kan je alleen niet delen als je bang moet zijn om je te laten zien, als over straat lopen of zichtbaar je geloof uitdragen je zorgen baart, als je huis beklad wordt of je kinderen op school worden toegeschreeuwd, waardoor je de noodzaak ziet om je kinderen naar een Joodse school te brengen.

De onveiligheid voor Joodse mensen is enorm toegenomen. Het aantal meldingen van antisemitisme is schrikbarend hoog. Het gevoel om als mens, als groep, alleen te staan in een samenleving die steeds onveiliger wordt voor jou of voor je geliefde, groeit met de dag. Daarom is het ontzettend goed en helaas nodig dat we dit debat vandaag voeren. Het is ook een kwetsbaar debat. Alles wat wij zeggen en doen, heeft effect op de samenleving en in dit geval specifiek op de Joodse gemeenschap. We moeten ertegen waken dat we door onzorgvuldigheid de Joodse gemeenschap juist meer kwetsbaar maken.

Dat gezegd hebbende, wil ik graag het licht schijnen op hoe het wel kan. Twee Amsterdamse raadsleden laten zien hoe ze ondanks hun verschillen samenwerken om verschillende groepen bij elkaar te brengen. Het gaat om mijn Volt-collega Itay Garmy en DENK-raadslid Sheher Khan. Zij zijn al ruim een jaar bezig om verschillende werelden bij elkaar te brengen, door hun verhaal te delen en door open te zijn over waar ze verschillend naar kijken, maar bovenal door te laten zien dat ze de ander te allen tijde erkennen en respecteren. Door dit te doen op scholen en openbare bijeenkomsten inspireren ze anderen en maken ze het gesprek mogelijk dat sommige mensen onmogelijk vinden. Ik vind dat bewonderenswaardig. Het laat zien dat het mogelijk én noodzakelijk is om zelfs en juist als de samenleving onder hoogspanning staat, de dialoog op te zoeken.

Voorzitter. Uit onderzoek blijkt dat het voor het tegengaan van discriminatie en racisme essentieel is dat mensen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten. Met elkaar praten is een bewezen manier om negatieve vooroordelen en stereotypen te verminderen. Ik zou de minister dan ook ertoe willen oproepen om deze ontmoetingen verder te stimuleren en te cultiveren. Daarbij is ook een rol weggelegd voor gemeenten, lokale initiatieven en lokale rolmodellen, maar het zou enorm helpen als we vanuit het Rijk middelen beschikbaar stelden om het te bevorderen. Daarom wil ik de minister graag vragen of hij hiertoe bereid is en welke mogelijkheden daarvoor zijn.

Er zijn namelijk twee plekken waar mensen elkaar hoe dan ook ontmoeten: op de werkvloer en op school. En zoals ik al zei, de onveiligheid op scholen neemt toe; Joodse mensen voelen zich minder veilig om zichtbaar zichzelf te zijn. Ik zou de minister van Justitie en Veiligheid daarom graag willen vragen welke signalen zij krijgt met betrekking tot de veiligheid van Joodse kinderen op scholen. En ik zou de minister van OCW willen vragen welke maatregelen hij neemt om programma's gericht op het tegengaan van negatieve stereotyperingen onder de aandacht te brengen op scholen en op de werkvloer. Hoe kunnen we er vanuit het Rijk voor zorgen dat leerkrachten en werkgevers beter toegerust zijn om met antisemitisme en andere vormen van discriminatie om te gaan? Want als we het hebben over de bestrijding van antisemitisme, dan denken we vaak aan veiligheid, maar ik zou ook graag aandacht willen vragen voor en mij willen richten op het Joodse leven en de Joodse cultuur. Kunst en cultuur zijn altijd plekken geweest waar mensen met elkaar in contact komen. Voor het zijn van jezelf is het belangrijk dat je jezelf en je cultuur kan en mag vieren. Ik zou daarom aan beide ministers willen vragen wat zij eraan doen om het Joodse leven en de cultuur te beschermen, en welke extra stappen ze kunnen zetten om het verder te stimuleren. Bijvoorbeeld in Amsterdam heeft men het voortouw genomen om de toegang tot het Holocaustmuseum gratis te maken voor alle leerlingen in Amsterdam. Ik zou de minister van OCW willen vragen: kunnen we dit ook nationaal inzetten, zodat het voor alle scholieren gratis wordt?

Voorzitter. 96% van de kinderen en jongeren zit dagelijks online. Online komen zij onvermijdelijk in aanraking met antisemitische content, vaak zelfs zonder dat ze het doorhebben. We moeten investeren in het pre- en debunken van complottheorieën, en platformen houden aan hun verplichting om hatespeech tegen te gaan. Collega Timmermans zei dat net ook heel terecht. Kan de minister aangeven of zij voldoende zicht heeft op en kennis heeft van de spreiding van complottheorieën op onlineplatforms? En wat doet het kabinet eraan om de platforms zich aan de wet te laten houden? Want het mag al niet, maar het is heel moeilijk te handhaven. En worden er op dit moment voldoende middelen gereserveerd om antidiscriminatiebureaus te ondersteunen bij het behandelen van meldingen van discriminatie waar dat online gebeurt? Want in de fysieke wereld hebben we dit redelijk goed geregeld, maar voor online blijkt het vaak zelfs al lastig om alleen al die melding te doen. Daar begint het mee.

Het initiatief uit Amsterdam laat een zeker bewustzijn zien dat we vaak zien bij minderheidsgroepen: het bewustzijn dat je niet selectief kunt zijn in het bestrijden van discriminatie. Om antisemitisme te bestrijden, moeten we ook moslimhaat, racisme en alle andere vormen van discriminatie en onderdrukking bestrijden. Het bestrijden van antisemitisme en iedere vorm van discriminatie zou iedereen aan moeten gaan. Anderhalve week geleden was ik in Auschwitz. Een indringende ervaring, waar ik vooral één ding heb geleerd: hoe gewone mensen meegetrokken werden in iets vreselijks, en het verschrikkelijke, mensonterende gewoon gingen vinden. Haat en de verschrikkelijke dingen doen die daaruit voortvloeien, is niet voorbehouden aan slechte mensen. Het zit in potentie in ons allemaal. Het is niet een slechte kern, maar het zijn tactieken van ontmenselijking die ons in staat stellen om de wreedste dingen te doen. En het beste wat we kunnen doen om niet voor die tactieken te vallen, is om elkaar op te zoeken en om elkaar te leren kennen, juist als het ons door omstandigheden heel erg moeilijk wordt gemaakt om het hart zacht te houden. Lessen uit het verleden leren we, niet om elkaar in het heden de maat te nemen, maar om het leven dat er nu is beter te erkennen en het te vieren.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Van Baarle. Hij spreekt namens de fractie van DENK. Ga uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Antisemitisme is een verschrikkelijk gif. Mensen haten of ongelijk behandelen, alleen maar omdat ze Joods zijn, moet snoeihard worden veroordeeld, zeker met de Holocaust als inktzwarte periode uit ons verleden. De antisemitische incidenten van de afgelopen tijd zijn onacceptabel. Synagogen zijn beklad. Ramen zijn ingegooid waar een Joodse kandelaar voor stond. Haatberichten waarin werd opgeroepen om Joden te vergassen. Walgelijk! Tegen dit soort haat moeten we een vuist maken. De strijd tegen antisemitisme moet opgevoerd worden. Het is daarom goed dat synagogen en andere Joodse instellingen waar extra beveiliging nodig is, die extra beveiliging ook krijgen. Het is goed dat de strafrechtelijke aanpak van antisemitisme wordt versterkt. Er is op dit moment een pilot met discriminatierechercheurs bij de politie. Ik vraag de minister of zij al kan aangeven hoe en wanneer er wordt besloten hoe deze pilot een vervolg gaat krijgen en breder zal worden uitgerold. Het is ook goed als er meer ingezet gaat worden op dialoog. Onze fractievoorzitter in Amsterdam, Sheher Khan, heeft samen met zijn collega-raadslid Itay Garmy van Volt in een reeks interviews en optredens laten zien dat dialoog en verbinding de weg is om samen op voort te gaan. Ze hebben ook samen een initiatiefvoorstel ingediend onder de naam Bekend maakt Bemind. Ik wil minister Dijkgraaf vragen hoe hij inspiratie put uit dit initiatief om meer in te zetten op dialoog en elkaar leren kennen en begrijpen.

Voorzitter. Het is hartverwarmend dat politieke partijen eensgezind opstaan tegen antisemitisme, en dat er een brief van negentien pagina's over antisemitisme wordt opgesteld door de regering met aangekondigde actieplannen en veel terechte maatregelen. Er is zelfs een verklaring opgemaakt waarin de PVV doet alsof de PVV de vaandeldrager is van de strijd tegen discriminatie.

Maar waar was iedereen om zich eensgezind uit te spreken tegen de eveneens sinds 7 oktober gestegen moslimhaat? Waar was de gezamenlijke verklaring toen onlangs alle ramen waren ingeslagen bij de moskee in Culemborg, toen bij de moskee in Heerlen een raam was ingegooid, toen er hakenkruizen op de deur waren getekend en teksten als "Fuck de islam" op de deur werden gekalkt? Waar was de verontwaardiging toen onlangs de moskee in Middelburg een dreigbrief kreeg met de tekst "Toegewijde moslims zijn de grootste terroristen"? Waar was de verontwaardiging toen het aantal geweldsincidenten tegen moslims in het afgelopen jaar bijna acht keer zo hoog was en het totaalaantal meldingen van moslimdiscriminatie met de helft steeg? Waar was de verklaring toen bleek dat de meldingen van online moslimdiscriminatie schrikbarend toenamen? Ik heb geen gezamenlijke verklaring gezien. Ik heb geen debataanvraag gezien. Ik heb geen veroordeling gezien. Ik heb geen actieplan gezien. Het was stil.

Ik zeg dit niet om collega's de maat te nemen. Wat ik zeg, is dat we niet selectief mogen zijn in de bestrijding van haat en discriminatie. Als we het hebben over de weerslag van internationale gebeurtenissen op onze samenleving, mogen we niet kieskeurig zijn. Dat lijkt nu wel te gebeuren bij antisemitisme, dat wordt toebedeeld aan slechts één groep. We hoorden dat volgens BBB alle nieuwkomers eerst maar moeten bewijzen dat ze géén antisemiet zijn. Volgens de voorvrouw van BBB zou Jodenhaat bij sommige gemeenschappen zelfs in de ziel zitten. Volgens radicaal rechts is antisemitisme een logisch gevolg van de immigratie uit islamitische landen. Voor de PVV is antisemitisme alleen maar een stok om moslims mee te kunnen meppen. Doen alsof bepaalde groepen mensen meer geneigd zijn te haten dan andere, is ook onversneden racisme. Ik vraag het kabinet daarop te reageren.

Voorzitter. De strijd tegen antisemitisme mag ook niet verworden tot censuur van de strijd voor gelijke rechten voor de Palestijnen. Het is tekenend dat in de Tweede Kamer een leus die ik van de voorzitter niet mag uitspreken per motie strafbaar wordt gesteld en wordt gelijkgesteld aan antisemitisme en geweld, terwijl de rechter heeft geoordeeld dat die leus niet strafbaar is. Dat kritiek op het illegale nederzettingenbeleid van Israël net gelijk werd gesteld aan antisemitisme, is ook tekenend. In de brief van de regering lees ik ook nog dat het OM en de rechtspraak een definitie waarin kritiek op de regering van Israël gelijk wordt gesteld aan antisemitisme als inspiratie kunnen gebruiken. Volgens deze zogenoemde IHRA-definitie zou het antisemitisme zijn om van Israël gedrag te eisen dat niet aan andere landen wordt gevraagd, en is het ook antisemitisme om het racistische apartheidselement van de staat Israël te benoemen. De minister schrijft in haar brief: laat mensen zich uitspreken over Gaza zonder bij te dragen aan antisemitisme in eigen land. Dat is terecht, maar deelt de minister ook dat antisemitisme niet als wapen mag worden ingezet om kritiek op de staat Israël te smoren? Erkent de minister dat antisemitisme nu soms gebruikt wordt om politieke tegenstanders monddood te maken? Antisemitisme en alle andere vormen haat moeten gewoon bestreden worden, met zwaardere straffen, met meer geld voor de opsporing, met meer dialoog en bewustwording, en met laagdrempelige meldmogelijkheden. Maar wees tegelijkertijd ook niet selectief. Noem dingen geen haat als ze dat niet zijn. En doe zeker niet alsof haat alleen maar zou voorkomen bij bepaalde groepen met een bepaalde afkomst.

De voorzitter:

Bent u klaar?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik ben klaar, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik vind dat we hier alles tegen elkaar moeten zeggen. Een van de zaken die de heer Van Baarle aangeeft, is dat het niet mag gaan om beelden die worden gecreëerd alsof één bepaalde groep een hekel aan Joden heeft. Maar ik wijs de heer Van Baarle gewoon op het breed in Europa uitgevoerde onderzoek van Koopmans dat ik zelf heb aangedragen, waaruit blijkt dat 45% van de Europese moslims vindt dat Joden niet te vertrouwen zijn. Wat zegt dat? Of ontkent u dat soort studies?

De heer Van Baarle (DENK):

Dat zegt dat de heer Eerdmans en de heer Van Baarle, en JA21 en DENK, een compleet andere mensvisie en visie op de samenleving hebben. De heer Van Baarle doet namelijk niet aan deze vorm van radicaalrechtse schedelmeterij, waarbij we op basis van groepskenmerken en op basis van uitkomsten op groepsniveau gaan stellen dat mensen eerder genegen zijn te haten of niet te haten. Ik vind dat een vorm van wantrouwen jegens groepen. Ik vind dat een vorm van stigmatisering, in dit geval van moslims. De heer Eerdmans doet daarbij moslims ontzettend veel onrecht aan. Ik zou hem vooral willen meegeven daarmee te stoppen en mensen als individu te bejegenen, en niet op basis van collectieve kenmerken. We hebben het hier vandaag nota bene over de bestrijding van antisemitisme, een vorm van discriminatie. En dat de heer Eerdmans hier in ditzelfde debat wantrouwen zaait tegenover een andere geloofsgemeenschap, geeft eigenlijk aan dat hij er geen snars van begrijpt.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zie hier een beetje de onmacht bij de heer Van Baarle bij het beantwoorden van een eenvoudige vraag. Hij schuift mij wantrouwen en stigmatisering in de schoenen. Maar ik vraag u gewoon naar het onderzoek dat bekendmaakt dat heel veel moslims gewoon een hekel hebben aan Joden en ze in ieder geval niet te vertrouwen vinden, wat misschien nog wel erger is. Erkent u dat er in de islamitische gemeenschap gewoon een probleem is? Ik heb aangegeven dat er vanaf de jeugd, vanaf zeer jonge leeftijd, met de paplepel wordt ingegoten dat Joden niet te vertrouwen zijn. Vindt u dat wel of niet een probleem van de moslimwereld, de islamitische gemeenschap? Wordt dat door u ontkend? Of zegt u: tja, ik heb het er liever niet over?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind haat en discriminatie een probleem van individuen. Maar nu doet meneer Eerdmans het weer. Hij geeft aan dat de hele moslimgemeenschap collectief verantwoordelijk zou zijn voor antisemitisme, dat dat in de moslimgemeenschap normaal zou zijn, dat antisemitisme er met de paplepel ingegoten zou worden. Dat is walgelijk. Dat is discriminatie. Dat is het zaaien van haat. En haat is gebonden aan individuen. Laten we eens zo'n individu pakken, een prominent uit de partij van de heer Eerdmans: mevrouw Nanninga. Zij heeft in de afgelopen tijd tweets gestuurd zoals: "Mein Kampf: je leest zes bladzijden en je hebt meteen zin om Joden te vergassen. Waar blijft iemand trouwens met zijn humoreinsatzgruppen? Gas geven als je een Jood ziet; old habits die hard. Dodenherdenking is mijn lievelingsdag. Waarom zijn jullie zo stil; is er iemand dood of zo? Het schijnt dat de Joden begonnen zijn. Nog steeds Joden haten natuurlijk; nergens spijt van. Nu weer Joden verraden voor kopgeld." Ik heb al die tweets hier. Als we het hebben over Jodenhaat, begin dan eens in de eigen gelederen. Neem hier eens afstand van. Haat wordt beoefend door individuen en hier hebben we zo'n individu, een partijprominent uit JA21. Begin eerst bij uzelf, meneer Eerdmans, voordat u hele geloofsgemeenschappen de maat gaat nemen.

De heer Eerdmans (JA21):

Als de heer Van Baarle een beetje lef had gehad, had hij die vraag aan mij gesteld toen ik daar stond. Maar toen bleef u braafjes zitten, waarschijnlijk uit angst voor mijn repliek. Ik kan het u best zeggen, hoor. Het is al honderdduizend keer ontkracht, inclusief door Annabel Nanninga in een column in het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Dat heet namelijk totale ironie. Dat was sarcasme. Daar kunt u om lachen. Dat is al vijfhonderd keer uitgelegd. Dat waren inderdaad tien jaar oude tweets. Dat is al honderdduizend keer uitgelegd. Maar het punt is dat u reageert met de bekende jij-bak om weg te lopen van de vraag die ik stel. Ik stel niemand ergens individueel verantwoordelijk voor. Ik zie alleen een probleem bij de islamitische gemeenschap waar het gaat over de houding tegenover Joden. Dat is iets dat met de paplepel wordt ingegoten. Daar heb ik het over. Dat is niet haatdragend. Dat is gewoon een feit dat ik probeer te toetsen bij de heer Van Baarle, die daarvan wegloopt. Op allerlei manieren probeert hij het hier te relativeren en te zeggen: het is eigenlijk iets van alle tijden en het zal misschien vanzelf weer overwaaien. Nee, dat gaat niet vanzelf over, meneer Van Baarle. Dat is ook uw achterban. Daar spreek ik de heer Van Baarle op aan. U moet zich er ook rekenschap van geven dat in de islamitische gemeenschap heel veel mensen … Waarom is voor een deel niet duidelijk, maar er wordt vanaf het begin af aan ingepompt dat er een probleem is met het Joodse volk. Het erkennen daarvan lijkt mij het begin van de start van een oplossing. We moeten niet hele treurige dingen met elkaar gaan uitwisselen zoals dat ik stigmatiseer of met flauwe verwijten komen van een hele ironische … Dat gaat heel eenvoudig. Die tweets gingen over de vrijheid van meningsuiting. Het ging over wat je wel of niet kan zeggen. Het had met Hans Teeuwen te maken. Hoe het nu wordt uitgelegd, vind ik echt belachelijk beneden niveau, zelfs beneden dat van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat ik de heer Eerdmans niet interrumpeerde, had niet te maken met angst, maar eerder met het feit dat ik zijn inbreng niet noemenswaardig genoeg vond om een vraag over te stellen. Het zegt wel heel erg veel over hoe de heer Eerdmans in het leven staat. Dit soort walgelijke voorbeelden van Jodenhaat — ik heb ze net genoemd — en dit soort smerige tweets doet hij af als "dat is maar een grapje; dat is ironie".

Volgens mij had ik het woord, meneer Eerdmans.

In dezelfde interruptie roept u over een hele geloofsgemeenschap, namelijk de islamitische gemeenschap, gewoon en passant: "Die gemeenschap is collectief eigenaar van het probleem van antisemitisme. Meneer Van Baarle, u zou uw achterban moeten aanspreken." Meneer Eerdmans, begin bij uw eigen achterban. Ik heb u er net op gewezen. Dat zijn geen grapjes. Dat zijn ongepaste opmerkingen. Dat zijn smerige opmerkingen. Zorg er eerst voor dat u uw eigen gelederen schoonveegt van dit soort kwalificaties.

De voorzitter:

Graag afrondend, meneer Eerdmans, want dit gaat heen en weer en komt niet echt dichter bij elkaar.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb het niet over tweetjes. Ik heb het over een breed uitgevoerd onderzoek. Dat maakt het verschil tussen mij en Van Baarle. Uit dat onderzoek blijkt dat er een groot probleem is. Ik zeg niet onder alle moslims, maar onder vele. Uit het onderzoek blijkt dat er bij 45% een probleem is met de houding ten opzichte van Joden. Is dat niet een onderdeel van het probleem dat we nu ook in Nederland hebben? Daar moeten we het over hebben. Ik ben er altijd voor … Zo ben ik de politiek ook ingegaan met Pim Fortuyn. Zoals wij weten had hij hier een duidelijke mening over. Hij zei altijd: meten is weten. Wij zullen moeten afgaan op de problemen die we zien. Dan pas kan je beginnen aan een oplossing. De heer Van Baarle zweeft zo ver van de oplossing af als maar mogelijk is.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat heeft ermee te maken dat er een agenda zit achter het in de plenaire zaal werpen van dit soort gemakkelijke statistieken en onderzoeken, waar een hele wereld van nuance achter schuilt. Er schuilt heel veel achter zo'n onderzoek. Het is vaak genuanceerd en het heeft te maken met de vraagstelling. Heel veel zaken kun je niet vatten in een schaal van vier of vijf antwoorden. Ik heb hier ook een ander onderzoek, uitgevoerd door het ministerie van Sociale Zaken. Nogmaals, ik ben er absoluut geen voorstander van om mensen vast te pinnen op groepskenmerken, maar ik noem het wel even om aan te geven dat de werkelijkheid vaak wat genuanceerder ligt. 34% van de christelijke jongeren in Nederland en 27% van de niet-gelovige jongeren heeft een niet-positieve mening over moslims, terwijl 12% van de moslimjongeren een niet-positieve mening zou hebben over Joodse Nederlanders. 45% van de christenen zou niet-positief zijn over Marokkaanse Nederlanders. Ik vind niet dat we op grond van dit onderzoek al die groepen moeten vastpinnen en eigenaar moeten maken van vormen van haat. Het laat wel zien dat achter dit soort onderzoeken vaak een complexe werkelijkheid schuilt, die niet te vatten is in percentages en antwoordschalen. Die is, naar ik denk, te complex voor de heer Eerdmans om te begrijpen. Hij wil namelijk alleen maar zijn punt in de richting van de islam maken, maar we kennen zijn agenda.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Even terug naar waar dit debat mee begon: de enorme stijging van Jodenhaat in Nederland en onze gezamenlijke zorg als Kamer dat het voor zo'n kleine gemeenschap in ons land extra veel betekent als je die haat meemaakt. Dat is de reden dat ik het initiatief ben gestart om te zeggen: het is nodig dat ook de leiders in dit land bij elkaar komen op het Catshuis om te kijken wat je aan effectieve maatregelen kan doen op al die verschillende plekken, van universiteiten tot het bedrijfsleven en social media. Ik zou de heer Van Baarle graag uitnodigen om daarin samen op te trekken en te zorgen voor een breed ondertekende motie om die Catshuissessie mogelijk te maken, zodat we samen opstaan tegen antisemitisme.

De heer Van Baarle (DENK):

Moties waarvan de strekking is dat we mensen bij elkaar brengen om ons op basis van wederzijds respect in te leven in elkaars pijn en begrip op te wekken voor elkaars perspectieven en achtergronden, zijn pleidooien die de fractie van DENK altijd heeft gedaan. Ik gaf net het voorbeeld van onze fractievoorzitter in Amsterdam, Sheher Khan, die samen met zijn collega van Volt het initiatief heeft genomen om die dialoog te bevorderen. Die dialoog is van essentieel belang. Daarover verschillen mevrouw Bikker en ikzelf niet van mening. Ik zie de tekst van de motie graag tegemoet. Mevrouw Bikker en ik hebben samen een uitgebreid gesprek gevoerd over de verklaring die zij mij heeft voorgelegd. Op basis van een verschil van mening over de inhoud van die verklaring kon ik die niet tekenen, terwijl ik het wel eens was met de oproep, namelijk dat antisemitisme in alle vormen bestreden moet worden. Ik maakte net in de richting van de heer Eerdmans het punt dat de werkelijkheid achter de mediabeelden en de waan der dingen soms wat complexer is.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Daarom sta ik hier ook en doe ik de uitnodiging ook. We kunnen beginnen met het frame tegenover elkaar, maar daar is nog nooit iemand van opgeknapt. Dank voor de open houding dus. Het gaat mij erom dat de Joodse gemeenschap zo'n kleine gemeenschap is; soms is er maar een handjevol studenten van hen op een universiteit. We zien dat het dan echt wel wat vraagt, en niet alleen een uitspraak van ons samen en van deze Kamer, om ervoor te zorgen dat deze studenten veilig zijn. Ik zal u de tekst doen toekomen en dan hoop ik van harte dat we dit keer een Kamerbrede motie — op Forum na, want die zijn er geloof ik niet — tot stand kunnen brengen.

De heer Van Baarle (DENK):

Laten we daar samen naar kijken.

De heer Ellian (VVD):

Ik heb getwijfeld of ik nu iets moest zeggen. Dit debat gaat over antisemitisme en de heer Van Baarle had een veelbelovend begin, maar toen ging het een hele andere kant op. De heer Van Baarle beticht een aantal collega's eigenlijk van selectieve verontwaardiging. Mag ik het zo samenvatten? "We komen wel op voor de Joodse gemeenschap, maar niet voor de moslimgemeenschap." Mijn vraag aan de heer Van Baarle is de volgende. Wíl de heer Van Baarle het niet zien of ziet hij het gewoon niet? Er zijn 6 miljoen joden systematisch vervolgd en vermoord op dit continent. Dat was de Shoah. Het is een minigroep — de groep was al klein en is nog kleiner geworden — die onevenredig hard getroffen wordt. Dat vraagt een aparte aanpak. Dat is de essentie van het debat hier. Kijk naar de cijfers van vorige week. Bij de politie kwamen in totaal 880 meldingen binnen van Jodenhaat op een gemeenschap van — wat zullen we zeggen? — 40.000, of laten we het ruim nemen: 50.000. Het aantal meldingen van moslimdiscriminatie, die ik absoluut verwerpelijk vind, meneer Van Baarle, steeg naar 285, op een gemeenschap van 2 miljoen. Het is allebei even verwerpelijk en ik vind dat mensen ook moslims gelijkwaardig moeten behandelen, maar ik hoop dat de heer Van Baarle wil inzien dat het debat juist gaat over deze kleine gemeenschap, die zo hard wordt getroffen, en dat antisemitisme een aparte aanpak rechtvaardigt. Ik hoop dat de heer Van Baarle dat wil inzien.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik hoop dat de inleiding van de vraag van de heer Ellian, waarin hij mij vroeg of ik inzie dat op ons continent de Holocaust heeft plaatsgevonden, niet impliceert dat ik dat zou bagatelliseren of ontkennen. Dat wil ik even heel duidelijk gesteld hebben.

Voorzitter. We hebben het in dit debat over de weerslag van internationale gebeurtenissen op onze samenleving. We hebben het in dit debat over het feit dat die internationale gebeurtenissen ook hun doorwerking in onze samenleving hebben, met haat als gevolg: antisemitisme en moslimhaat. Ik heb in mijn bijdrage gewezen op het feit dat de moslimhaat is toegenomen in de afgelopen periode. Ik heb in mijn bijdrage gewezen op het feit dat het aantal geweldsincidenten, met name tegen vrouwen met een hoofddoek, in het afgelopen jaar is verdubbeld. Ik heb de voorbeelden genoemd en dat zijn alleen al recente voorbeelden: moskeeën waarvan alle ramen zijn ingekinkeld, waar hakenkruizen op de deur zijn gekalkt en waar dreigbrieven met teksten als "Alle moslims zijn terroristen" zijn binnengekomen. Als we het hebben over de weerslag van internationale gebeurtenissen op onze samenleving, roep ik ertoe op om daar niet selectief in te zijn, maar eendrachtig op te treden. Ik vind het terecht dat er een aanpak is tegen antisemitisme, maar ik zou zo graag willen dat dezelfde sensitiviteit en voortvarendheid door de politiek en het kabinet betracht worden in het aanpakken van moslimhaat, die nu ook aan het toenemen is en waardoor ook mensen, met name vrouwen met een hoofddoek, in angst zijn en zich zorgen maken. Ik vind dat we dat ook moeten adresseren.

De heer Ellian (VVD):

Er valt hier veel op te zeggen, maar waar ik juist zo voor wil waken, is dat we de internationale dimensie nu naar dit debat trekken, want daar gaat het debat niet over. Volgens mij is juist de essentie dat, wat je ook vindt van het conflict in het Midden-Oosten, die haat niet hier verspreid zou moeten worden.

Voorzitter, als ik zo vrij mag zijn, zou ik de heer Van Baarle een suggestie willen doen, ervan uitgaande dat hij niet heeft gekeken. Heeft de heer Van Baarle naar de serie De Joodse Raad gekeken de afgelopen weken?

De heer Van Baarle (DENK):

Nog niet.

De heer Ellian (VVD):

Gaat u die serie kijken, alstublieft, zeg ik tegen de heer Van Baarle. Wellicht draagt dat bij aan het gevoel van urgentie dat nodig voor een aparte aanpak van antisemitisme.

De heer Van Baarle (DENK):

Dit gaat weer een kant op die ik niet apprecieer, zeg ik met de grootste vorm van respect. De heer Ellian begon zijn interruptie met de vraag aan mij of ik wel inzie dat we op het Europese continent de Shoah gehad hebben, waarmee hij eigenlijk impliceert dat ik dat niet zou erkennen of dat ik dat zou bagatelliseren. Nu stelt hij mij voor om een serie te gaan kijken, waardoor ik meer overtuigd zou moeten worden van het feit dat het urgent is om antisemitisme te bestrijden. Waarom zou het nodig zijn om mij op te roepen om de urgentie in te zien van de bestrijding van antisemitisme, als ik mijn betoog ben begonnen met te stellen dat het bestrijden van antisemitisme heel hard nodig is en dat we die strijd moeten opvoeren? Ik vind dat de heer Ellian, door de manier waarop hij aan mij vragen stelt, mij onrecht aandoet en mij probeert te zetten in een hoek waar ik niet hoor. En daar neem ik afstand van.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Het is wel een beetje jammer dat dit debat over antisemitisme nu al voor een groot deel over andere onderwerpen gaat. Ik wil het terughalen naar het antisemitisme. Ik hoor de heer Van Baarle zeggen dat bepaalde uitingen of leuzen of vlagvertoon geen Jodenhaat zijn. Maar Joodse mensen ervaren die wel als Jodenhaat. Het raakt ze knetterhard in hun ziel, als ze door een station lopen of als ze op straat lopen en bij een demonstratie ineens leuzen horen roepen. Vindt de heer Van Baarle dan op z'n minst dat wij van degenen die zeggen dat het wel als haat voelt — en een groot deel van de Joodse gemeenschap voelt het als Jodenhaat of antisemitisme — gewoon moeten erkennen dat het dit is? Ik zei het zelf ook in mijn eigen inbreng: iedereen is eigenaar van zijn eigen gevoel. Stel dat iemand in de Joodse gemeenschap — en dat zijn veel mensen — zegt: alsjeblieft, Tweede Kamer, doe hier wat aan, want dit is puur antisemitisme en Jodenhaat; het oproepen tot vernietigen van de Joodse staat. Kan de heer Van Baarle er dan in ieder geval begrip — als we daar maar mee beginnen — voor opbrengen dat het wel haat is voor heel veel mensen?

De heer Van Baarle (DENK):

Mevrouw Van der Plas had het erover dat we in dit debat geen andere onderwerpen erbij zouden mogen halen. Het was mevrouw Van der Plas die in dit debat bijvoorbeeld het je uitspreken tegen het illegale nederzettingenbeleid van Israël erbij haalde als zou dat antisemitisme zijn. Als het in dit debat al begon bij de inbreng van mevrouw Van der Plas met het erbij halen van andere zaken, ben ik natuurlijk genoodzaakt me daarover uit te spreken. Dat even vooropstaand. Ik vind dat we er in dit land op basis van respect voor elkaar moeten zijn en altijd met elkaar om moeten kunnen gaan. Discriminatie en alle vormen van haat moeten bestreden worden. Tegelijkertijd is het uiten van een mening die soms schuurt, pijnlijk kan zijn en die heel veel mensen misschien onwelgevallig vinden niet per definitie haat. Het gaat dan bijvoorbeeld om de leus die ik niet meer van dit parlement mag uitspreken, terwijl de rechter daarover heeft geoordeeld dat de leus niet per definitie een oproep tot geweld of antisemitisme is. Het gaat ook om de actie die mevrouw Van der Plas noemde, namelijk het protesteren tegen het illegale nederzettingenbeleid van Israël. Maar bijvoorbeeld ook om de definitie die als leidraad genomen zou moeten worden, waarin staat dat het antisemitisme zou zijn om van Israël gedrag te eisen dat niet aan andere landen wordt gevraagd en dat je ook niet het racistische element van het beleid van Israël mag benoemen. Dat zou dan antisemitisme zijn. In de brief van de regering staat dat dit als inspiratie gebruikt kan worden door de rechtspraak. Daar wijs ik op. Dan hebben we het niet meer over haat, maar over het betitelen van meningen — waar je alles van kan vinden — als haat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Van Baarle vindt het geen haat, maar de mensen om wie het gaat, namelijk Joodse mensen en ook heel veel andere Nederlanders of nabestaanden van de Holocaust, vinden het wel haat. Als er ook maar een trekker de weg op gaat, wordt mij heel vaak gevraagd in een debat of ik mijn achterban wil oproepen om dit of dat niet te doen. Hoe vaak heb ik hier wel niet gestaan, terwijl er aan mij gevraagd werd of ik daar dan afstand van deed. Dat wil ik eigenlijk nu ook aan de heer Van Baarle vragen. Is de heer Van Baarle bereid het in ieder geval bij zijn achterban te adresseren dat Joodse mensen die leuzen als haat ervaren?

Op 4 mei is de nationale dodenherdenking. Op televisie wordt de herdenking in Amsterdam uitgezonden, maar in heel Nederland zijn er herdenkingen. Wil de heer Van Baarle zijn achterban oproepen om stil te zijn, om geen leuzen te roepen, om niet met vlaggen te komen en om geen herdenkingen te verstoren? We hebben 364 dagen in het jaar waarop je kunt demonstreren binnen de kaders van de wet. Kunnen zij die ene dag in het jaar twee minuten stil zijn? Zou de heer Van Baarle dat willen doen?

De heer Van Baarle (DENK):

Voor de vraag of iets daadwerkelijk haat is, hebben we een rechter. Die rechter heeft geoordeeld dat de leus die ik van dit parlement niet meer mag uitspreken geen haat is. Mevrouw Van der Plas kan proberen al die verwijten te noemen, waarbij zij de handelingen van mensen die proberen op te komen voor de gelijke rechten van Palestijnen in het kamp der antisemieten plaatst, maar dat is niet zo. Ik zou haar willen vragen om daar gewoon mee te stoppen. Het is een vorm van polarisatie waar het land volstrekt niet beter van wordt. Ook het feit dat mevrouw Van der Plas aan mij vraagt — zonder dat er enige aanleiding voor zou zijn — of ik mijn achterban wil oproepen om dingen niet te doen. Welke aanleiding heeft mevrouw Van der Plas om te veronderstellen dat ik of mijn achterban genegen zou zijn om bepaalde dingen te doen of haat te verkondigen? Dat is nu zo'n voorbeeld van wantrouwen. Hou er een mee op, zou ik willen zeggen tegen mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ten eerste constateer ik dat de heer Van Baarle zich beroept op de rechtspraak. Dat is een groot goed. Rechtspraak is rechtspraak. Maar ik constateer daarmee ook dat de heer Van Baarle de gevoelens van de Joodse gemeenschap, die het wel als haat ervaart, niet eens wil erkennen, ook al heeft een rechter geoordeeld dat het niet zo is. Die erkenning is er niet eens. Ik hoor dat niet.

Ten tweede. Welke aanleiding zie ik? Ik zie bijvoorbeeld de aanleiding dat er voor de nationale dodenherdenking op de Dam hele strenge veiligheidsmaatregelen worden genomen omdat er mensen en groepen zijn ... Ik vermoed zomaar dat daar ook mensen tussen zitten uit de achterban van de heer Van Baarle. Het zou een heel krachtig statement zijn naar een achterban om respect te vragen voor de nationale dodenherdenking en de twee minuten stilte. Ik denk dat wij dat allemaal doen komende week, in wat voor vorm dan ook. Dat is heel belangrijk. Ik noem het ook omdat vaak tegen mij wordt gezegd: jij bent een partijleider met een grote achterban onder boeren, dus als jij het zegt, luisteren mensen misschien. Ik vind het helemaal niet gek als mensen die oproep doen; het is vervolgens aan mij om dat wel of niet te doen. Dat is mijn vraag aan de heer Van Baarle. Dat is toch een vrij normale vraag?

De heer Van Baarle (DENK):

Mevrouw Van der Plas trekt een conclusie over mij, namelijk dat ik niet sensitief zou zijn voor de gevoelens van de Joodse gemeenschap. Dat mag zij doen. Dat bewijst alleen maar dat mevrouw Van der Plas haar conclusie al getrokken heeft voordat ze naar de interruptiemicrofoon loopt. Het staat mevrouw Van der Plas vrij om alle beelden over mij te hebben die ze wil hebben. Het tekent alleen de armoede van het debat als je niet eens goed naar elkaar luistert. Maar als we het hebben over die gevoelens: ook de uitingen in dit huis van partijen als de BBB, PVV, SGP of VVD, waardoor wordt gesteld dat er niet zo veel mis is met het optreden van Israël in Gaza, doen ontzettend veel pijn. De uitingen die vanuit die kant van de Kamer uitgestort worden over de samenleving en die hier in het parlement gedaan worden, doen bijvoorbeeld verschrikkelijk veel pijn bij de Palestijnse gemeenschap in Nederland.

Ik ben het hartgrondig oneens met wat mevrouw Van der Plas zegt in het debat. Als zij mij oproept tot sensitiviteit, zou ik willen zeggen: doe dat dan zelf ook op het moment dat BBB weer gaat vertellen dat het allemaal prima gaat met de hulpverlening in Gaza en dat de Gazanen niet zo moeten klagen, want de Israëlische regering doet het eigenlijk vrij prima. Daar komt de stellingname van BBB namelijk op neer. Dat doet ook ontzettend veel pijn bij mensen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry, voorzitter, maar wat de heer Van Baarle hier zegt, is gewoon echt complete onzin. Dat hebben wij echt nooit gezegd. Dat slaat echt helemaal nergens op. Ik werp mij daar verre van. Of dat werp ik verre van mij. Als ik mezelf verre werp, komt het niet heel ver.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat hoeft niet.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Terug naar het punt. Ik vraag de heer Van Baarle simpelweg: erkent u de gevoelens van de Joodse gemeenschap, die inmiddels op tal van plekken in Nederland Jodenhaat en antisemitisme ervaart, of een rechter dat nou wel of niet heeft erkend? Kan de heer Van Baarle die erkenning geven aan de Joodse mensen? Kan hij zeggen: "Ik snap dat. Ik begrijp dat. Ik begrijp dat u dat zo voelt en ik vind dat heel erg."? Dat is mijn vraag. Ik constateer dat die vrij moeilijk te beantwoorden is, omdat het dan weer over Gaza en vluchtelingenstromen gaat.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat is helemaal niet moeilijk te beantwoorden. Mevrouw Van der Plas heeft niet goed naar mijn inbreng geluisterd, en ook niet goed naar mijn antwoorden op de talloze vragen die zojuist zijn gesteld. Ik ben mijn bijdrage begonnen met zeggen dat ik het verschrikkelijk vind wat ik in dit land zie, dat ik het walgelijk vind dat synagogen beklad zijn, dat er ramen ingekegeld zijn waar een Joodse kandelaar voor stond en dat soort verschrikkelijke incidenten. Ik zie dat de internationale omstandigheden inderdaad een weerslag hebben op de samenleving. We moeten met elkaar alles in werking stellen om ervoor te zorgen dat dat stopt. Ik vind dat we daarbij tegelijkertijd ook oog moeten hebben voor de andere uitwerkingen die de internationale omstandigheden hebben op onze samenleving, onder andere de toegenomen moslimhaat. Mijn hele betoog ging over de bestrijding van haat. Ik kan me heel goed voorstellen … Sterker nog, heel mijn lijf walgt ervan dat je als Joodse Nederlander moet meemaken dat je synagoge wordt beklad of dat je raam wordt ingekegeld vanwege een kandelaar. Mevrouw Van der Plas hoeft er niet aan te twijfelen: er zit geen enkele vorm van licht tussen haar en mij wat betreft de overtuiging dat antisemitisme moet worden bestreden. Wij hebben een verschil van mening over welke uitingsvormen onder de reikwijdte van het begrip antisemitisme geplaatst kunnen worden. Dat is een andere discussie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het bekladden van synagogen en het ingooien van ruiten zijn strafbare feiten. Daar kun je voor worden aangehouden en veroordeeld. Dat is verschrikkelijk, maar ik heb het over een leus als "from the river to the sea", het meenemen van vlaggen of een uitspraak als "Hamas is my brother". Of het nou wel of niet strafbaar is en wat de rechter er ook over heeft gezegd, dat is wat de Joodse gemeenschap, of althans een groot deel daarvan, ervaart als Jodenhaat en antisemitisme. Het is dan misschien niet strafbaar, maar het wordt wel ervaren als Jodenhaat en antisemitisme. Kan de heer Van Baarle erkennen dat de Joodse mensen dit wel als Jodenhaat, wel als antisemitisme en wel als misschien een volgende stap naar iets anders kunnen zien? Kan hij erkennen dat dit ze misschien angst inboezemt?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb net aangegeven dat er in dit debat, een debat over internationale ontwikkelingen die zeer ingrijpend zijn, helaas standpunten zijn die schuren, die pijn doen, omdat ze raken aan de meest fundamentele waarden die we met elkaar hebben, namelijk mensenrechten en de liefde voor een land. Ik heb net gezegd dat heel veel uitingen in de politiek over de situatie in Gaza op dit moment, heel veel mensen in Nederland verschrikkelijk pijn doen. Ik probeer telkens als ik mijn boodschap uitdraag, erbij te zeggen dat het van belang is dat we naar een toekomst toegaan waarin iedereen gelijkwaardig samenleeft: christenen, Joden en moslims. Dat is het doel dat we moeten bereiken. Dat staat altijd voorop in mijn boodschap. Daarom plaats ik bijvoorbeeld de leus die mevrouw Van der Plas noemde ook in een totaal andere context dan waarin zij die probeert te drukken. Dus nee, in die vraagstelling van mevrouw Van der Plas kan ik niet meegaan.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Collega Van Baarle geeft aan dat meningen mogen en kunnen schuren. Daar ben ik het van harte mee eens. Tegelijkertijd zegt hij ook dat hij op geen enkele manier de intentie of het verlangen heeft om de gevoelens van Joodse medeburgers te kwetsen. En als hij dat zegt, geloof ik dat ook. Ik geloof dat hij daarin de waarheid wil spreken. Tegelijkertijd weten we dat er pro-Palestinagroepen zijn die er nu al mee dreigen om ook op 4 mei acties te ontplooien die de waardigheid van de dodenherdenking kunnen verstoren. De heer Van Baarle heeft invloed in die kringen. Wat verzet zich ertegen om die invloed dan ook op een positieve manier te gebruiken en te zeggen "je mening uiten is uitstekend, maar die twee minuten in het jaar zijn voor ons zo belangrijk, dus alsjeblieft even waardigheid en stilte op dat moment"?

De heer Van Baarle (DENK):

Nou, ik denk dat de heer Van Dijk — excuses, ik was even uw naam kwijt, maar ik heb 149 collega's, dus vergeef het mij — mij iets meer invloed toedicht dan ik daadwerkelijk heb. Ik ben niet een soort maatschappelijk leider die alle mensen in de samenleving aan een touwtje heeft, iemand naar wie mensen per definitie luisteren. Sterker nog, dat wil ik ook helemaal niet zijn. Tegelijkertijd roep ik in mijn bijdrage volgens mij consequent op tot waardigheid en inleven in elkaars pijn. Ik vind dat wij in deze samenleving beter begrip moeten hebben voor elkaars perspectieven. Dat betekent wat mij betreft dat wanneer wij met elkaar herdenken, wij stil moeten staan bij de slachtoffers die zijn gevallen tijdens de verschrikkingen van de Jodenvervolging en de vervolging van andere minderheden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als mensen tegelijkertijd in alle waardigheid en met respect voor elkaars gevoel ook stil willen staan bij bijvoorbeeld de slachtoffers die op dit moment vallen in Gaza, dan mag dat van mij, maar wel in waardigheid en met respect voor elkaar en elkaars perspectief.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank voor dit antwoord. Ik begrijp hieruit dat ook de heer Van Baarle — ik had ook niet anders verwacht — iedereen, elke Nederlander, oproept: houd die twee minuten waardig, wees respectvol, blijf stil en ga niet verstoren wat voor heel veel mensen een heel belangrijk en heilig moment is.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb net aangegeven dat ik het van belang vind dat je respect opbrengt wanneer we met elkaar herdenken en dat je dat met waardigheid doet. Ik zou tegelijkertijd graag zien dat we in de samenleving meer inlevingsvermogen hebben voor elkaars pijn. Daarbij zeg ik dat ik me heel goed kan voorstellen dat mensen de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog herdenken en tegelijkertijd stilstaan bij gebeurtenissen elders in de wereld, zoals bijvoorbeeld in Gaza. Maar er zijn nog veel meer verschrikkelijke omstandigheden in de wereld waarin mensen het leven laten. Ik geloof dat we dat in waardigheid kunnen met elkaar, samen, maar dan moeten we ons inderdaad met waardigheid en respect inleven in elkaars gevoelens en elkaars pijn.

Mevrouw Palmen (NSC):

Vandaag gaat het over antisemitisme. Als Nieuw Sociaal Contract maken wij onderscheid tussen Joodse Nederlanders, de staat Israël en de regering van Netanyahu. Wij maken ons, als Nieuw Sociaal Contract, zorgen over het conflict en de situatie in Israël, maar dit debat gaat over antisemitisme richting Joodse Nederlanders. Laten we die discussie hier dan niet verplaatsen naar het verschrikkelijke conflict daar. Ik hoop dat meneer Van Baarle dat met me eens is.

De heer Van Baarle (DENK):

Nou, ik zie dat mevrouw Palmen iets voorleest van een briefje. Blijkbaar wenst zij iets op mij te projecteren wat voorbereid is; dat mag. Maar ik heb er net bijvoorbeeld ook op gewezen dat er in de bijdrage van de eerste spreker van dit debat, mevrouw Van der Plas, al een hele kanonnade bij gehaald werd aan internationale omstandigheden en vormen van beleid die werden betiteld als antisemitisme, terwijl ik vind dat het dat niet is. Als mevrouw Palmen dus een punt wil maken over de verbreding van het debat en dat alleen richting mij doet, vind ik dat ze mij nogal wat onrecht aandoet en dat ze ook naar andere collega's mag kijken. Ten tweede. We hebben het over de weerslag van internationale ontwikkelingen op onze samenleving. Ik vind het mijn recht en mijn plicht als parlementariër erop te wijzen als ik zie dat internationale ontwikkelingen niet alleen effect hebben in de vorm van antisemitisme, maar bijvoorbeeld ook in de vorm van toegenomen moslimhaat. Mevrouw Palmen kan met nog een briefje komen, maar ik zal dat blijven doen.

Mevrouw Palmen (NSC):

Natuurlijk is dat het goed recht van meneer Van Baarle. Maar het conflict over de Gazastrook wordt na het meireces besproken in een debat dat daar speciaal voor is. Dit lees ik niet op van een briefje. Dit weet ik uit mijn hoofd. Dat is op 16 mei.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat klopt. Mevrouw Palmen hoeft mij er niet op te wijzen wanneer het debat plaatsvindt dat ik nota bene zelf heb aangevraagd.

De heer Dijk (SP):

Op momenten als dit twijfel je of je naar de interruptiemicrofoon moet lopen of niet. Ik vind het zeer begrijpelijk dat de heer Van Baarle er wel een internationale context bij haalt. Ik zeg niet dat het de verklaring is, maar ik kan het begrijpen. Alles hangt namelijk met elkaar samen, dus ik begrijp best wel goed dat u dat doet. Ik vind het ook te verklaren dat u moslimhaat ook bij dit debat over antisemitisme betrekt. U had er bijvoorbeeld ook homohaat bij kunnen betrekken. Als partijen dat doen, begrijp ik dat. Ik wil het debat daarom toch heel graag even terughalen naar het antisemitisme. Ik wil graag de oplossingen daarvoor van u horen, want de heer Eerdmans kan het hebben over 45% en daar dan ook een sticker op plakken van een doelgroep, van een andere groep mensen met een andere achtergrond. Ik denk dan alleen maar: shit zeg, 45% van die mensen vindt dat. Mijn vraag aan de heer Van Baarle is: wat doen we daaraan?

De heer Van Baarle (DENK):

Ik ga al niet mee in de afrondende zin van de heer Dijk, waarin hij de uiting van de heer Eerdmans overneemt en zegt dat 45% van de moslims Joden zou wantrouwen of haten. Mijn betoog is dat je mensen moet beoordelen op basis van het feit dat ze een individu zijn en niet op basis van groepskenmerken. Ik denk dat de heer Dijk het niet zo bedoelt, maar ik ga daar niet in mee.

De heer Dijk (SP):

Dat is precies waarom ik het over "mensen" had. Dat is precies waarom ik het over "mensen" had en daar inderdaad geen andere sticker op plakte. Ik had het over mensen die dat denken of vinden. Ik vind dat we daar een oplossing voor moeten vinden, zodat dat verandert. Ik vraag de heer Van Baarle: wat is de oplossing? Ik ben gewoon benieuwd naar de rest van uw betoog en uw oplossingen hiervoor.

De heer Van Baarle (DENK):

En dat is een hele goede, terechte vraag. Antisemitisme moet op grotere schaal aangepakt worden in de samenleving. We moeten de strijd daartegen opvoeren. Tegelijkertijd is er de strijd tegen alle vormen van discriminatie. Wij hebben het altijd gehad over een ketenaanpak van discriminatie, waarbij we van bewustwording tot strafmaat maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat we discriminatie in de samenleving bestrijden. Dat betekent dat we moeten werken aan meer dialoog en bewustwording in het onderwijs, dat we in de onderwijscurricula beter vast moeten leggen dat iedere burger in Nederland gelijkwaardig is en dat we leerlingen daar ook naar moeten vragen in hun examen, zodat ze dat echt doorgronden en dat kunnen doorleven. Dat betekent dat we de straffen voor discriminatie moeten verhogen. Dat betekent dat er meer geld beschikbaar gesteld moet worden voor vervolging, opsporing en het politieapparaat, zodat we bijvoorbeeld zo'n pilot van discriminatierechercheurs breder uit kunnen rollen. Wij vinden dat we de aanpak moeten opvoeren, van bewustwording tot straf. Tegelijkertijd hebben wij ook altijd de voorstellen gesteund. We steunden bijvoorbeeld het voorstel voor een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Wij zien dat er in de samenleving specifieke groepen zijn met specifieke noden, waar aandacht voor dient te zijn. Daarom vragen wij ook om een vergelijkbare coördinator voor moslims. Het pleidooi voor een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding hebben wij gesteund. De voorstellen dat daar extra geld naartoe zou gaan, hebben wij gesteund. Wij steunen ook dat dat instituut behouden blijft.

De heer Dijk (SP):

Dank voor deze antwoorden. Het is moeilijk genoeg om oplossingen voor dit probleem te vinden, dus ik vind het al fijn dat er een aantal genoemd zijn. Met deze interrupties wilde ik een poging doen om het debat iets verder te brengen, in plaats van door te gaan met polarisatiepolitiek tussen mensen.

De heer Van Baarle (DENK):

Goed, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng en de antwoorden op de vele interrupties. In het kader van de verwachtingen: ik wil de eerste termijn helemaal afmaken, waarna we gaan schorsen voor de dinerpauze. In die pauze kunnen de bewindslieden hun beantwoording voorbereiden. We hebben hierna nog twee debatten en nog twee stemrondes en anders wordt het heel erg laat.

Ik geef de heer Boswijk het woord. Hij spreekt namens het Christen Democratisch Appèl, het CDA. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar oktober moesten uit veiligheidsoverwegingen een aantal Joodse scholen dicht. Toen ik dat 's ochtends vroeg hoorde, vervulde mijn hart zich met medelijden, woede en frustratie tegelijkertijd. Medelijden omdat ik moest denken aan de ouders die die vroege ochtend hun kleine kinderen moesten vertellen dat ze die dag niet naar school konden. En waarom niet? Alleen maar omdat ze Joods zijn. Medelijden met de ouders die deze boodschap ongetwijfeld schoorvoetend aan hun kinderen moesten vertellen. Medelijden met de kleine, onschuldige kinderen, die al op jonge leeftijd wreed werden geconfronteerd met het walgelijke antisemitisme, dat als onkruid door de geschiedenis van onze mensheid woekert. Maar ik voelde ook woede omdat een stelletje ongelofelijke hufters — ik had eigenlijk een andere bewoording, maar daar kreeg ik geen akkoord op van mijn fractie — laat zien dat 80 jaar na de Holocaust het antisemitisme gevaarlijk dicht onder de oppervlakte zit, dat het laagje beschaving in onze samenleving soms ongelofelijk dun is. Daarbij komt dus ook mijn frustratie: hoe kunnen we dit uitroeien? Want het geleidelijk wegzetten van een groep gaat stap voor stap, maar de geschiedenis van het Joodse volk laat helaas zien waar het uiteindelijk mee kan eindigen, met de Holocaust als absolute zwarte bladzijde in onze geschiedenis.

Voorzitter. De Holocaust is een historisch feit dat geen nuance behoeft. Het is enorm belangrijk dat we dit blijven herdenken. Volgende week staan we hier dan ook bij stil, op 4 mei. We moeten de verschrikkelijke gebeurtenissen blijven vertellen aan nieuwe generaties, voor bewustwording, maar ook om elkaar te dwingen niet weg te kijken. Antisemitisme is na de Holocaust namelijk niet verdwenen. Het aantal meldingen van antisemitisme nam niet alleen toe van 549 in 2022 naar 880 afgelopen jaar, nee, het explodeerde. Het bekladden van synagogen met hakenkruizen, een aanval op een rabbijn, het pesten van Joodse kinderen op school, het belagen van Joodse artiesten tijdens een concert, intimidatie, bedreiging en geweld richting Joodse medeburgers — het zijn enkele recente voorbeelden die aantonen hoever we zijn weggezakt en dat het blijkbaar niet vanzelfsprekend is dat antisemitisme geen plek heeft in onze samenleving. Het is beschamend en confronterend. We zien steeds meer situaties waarin mensen op een bepaalde manier worden behandeld door wie ze zijn en niet door wat ze doen, waardoor er maar weinig ruimte is voor een dialoog. Daarom de vraag aan de minister: wat is volgens haar de verklaring dat het antisemitisme weer toeneemt?

Voorzitter. Wat het CDA betreft staat het vast dat we in geen geval mogen wegkijken. We moeten ons blijven uitspreken en duidelijke normen stellen, maar ook blijven herdenken. Daarom is het goed dat we hier nu in deze plenaire zaal en volgende week zoals elk jaar in heel Nederland uitgebreid stilstaan bij deze zwarte bladzijde in onze geschiedenis. We moeten ook vooruitkijken en ons uitspreken tegen antisemitisme. Onkruid groeit namelijk gewoon door wanneer het niet wordt weggehaald, wanneer er niets tegen wordt gedaan. Onkruid in de vorm van antisemitisme, daar is wat het CDA betreft geen enkele plek voor.

Voorzitter. Onderwijs speelt een belangrijke rol als we het hebben over de bewustwording van antisemitisme en educatie over de Holocaust. Tegelijkertijd krijgen ruim een op de tien leraren geschiedenis in Nederland negatieve reacties van leerlingen als ze het over de Holocaust gaan hebben. Daarom is een groot deel van de leraren op zijn hoede. Sommige leraren willen zelfs dit onderwerp niet eens expliciet bespreken. Maar dat is gevaarlijk. Het niet bespreekbaar maken van dit deel van onze geschiedenis kan doorwerking hebben op het normaliseren van antisemitisme. Heeft de minister er zicht op op hoeveel scholen dit aan de orde is? Wat is de reden dat jongeren hier op school negatief op kunnen reageren? In hoeverre worden scholen geholpen bij educatie over de Holocaust?

Voorzitter. Preventie is een essentieel onderdeel als het gaat om antisemitismebestrijding, zeker in een gepolariseerde samenleving waarbij spanningen kunnen leiden tot fysieke uitingen van antisemitisme. Joodse kinderen worden gepest, bedreigd en soms ook beledigd, puur om wie ze zijn. Ook hier geldt weer dat we ons hierover des te meer moeten blijven uitspreken, want zodra wij dat niet meer doen, lijkt het alsof dat normaal is. Een dieptepunt was oktober vorig jaar — ik begon er al mee — toen drie Joodse scholen kort zijn gesloten vanwege antisemitische dreigingen. Dat is te gek voor woorden, dat zelfs kinderen niet meer veilig naar school kunnen, alleen maar omdat ze Joods zijn. Er heerst daardoor een algemeen gevoel van onveiligheid. Hoe kunnen we garanderen dat deze kinderen gewoon weer veilig naar school kunnen? Wat kunnen wij los van de beveiliging nog meer doen, vraag ik de minister.

Voorzitter. Uit het Werkplan Antisemitismebestrijding van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding blijkt dat jongeren in Nederland vaak in de context van betaald voetbal kennismaken met antisemitisme. Ook online antisemitisme neemt toe, door het onpersoonlijke en vaak anonieme karakter van sociale media. Sociale media en betaald voetbal zijn dingen die jongeren aantrekken, waar jongeren actief zijn en die een grote invloed op hen hebben. Ze hebben dus ook een voorbeeldfunctie voor hoe het juist wel zou moeten zijn. We moeten vermijden dat ze hier slechte voorbeelden zien. We zijn dan ook benieuwd naar de reactie van de regering op het aangekondigde plan van aanpak online antisemitisme. Kan de minister hier iets meer over vertellen? Hoe kunnen we online zichtbaarder toezien op het antisemitisme, op wat er nu al gebeurt? Hoe kan hierbij de pakkans worden vergroot van de daders, bijvoorbeeld door het aanpakken van anonieme accounts op sociale media? Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter. Veel jongeren maken bij het bezoeken van voetbalwedstrijden kennis met antisemitisme, bijvoorbeeld door antisemitische spreekkoren, waardoor ze gaan denken dat het normaal is, maar zulke spreekkoren zijn niet fatsoenlijk en werken een antisemitische houding in de hand. Jongeren gaan het bijvoorbeeld vanzelfsprekend vinden dat dit gebeurt bij voetbalwedstrijden. Daarom vinden wij dat de overheid hierbij stevig moet optreden en een norm moet stellen. Dat mag ook zichtbaar zijn. Wat buiten het stadion niet normaal is, is dat binnen ook niet. Hoe wordt op dit moment opgetreden tegen deze antisemitische spreekkoren? Kunnen bijvoorbeeld wedstrijden worden stilgelegd op basis daarvan? Hoeveel betaaldvoetbalclubs gebruiken spreekkoordetectie? Is dat een effectieve manier van opsporing? Hetzelfde geldt voor gezichtsherkenning. Wordt dat al toegepast bij antisemitische spreekkoren? Er zijn de laatste jaren meer incidenten geweest van antisemitische spreekkoren binnen betaald voetbal vergeleken met voetbal in het algemeen.

Tot slot. Het is al een paar keer genoemd: 4 mei. Ik houd mijn hart vast, maar ik hoop van harte dat het een waardige herdenking mag zijn. Maar ik sluit mij vooral aan bij de oproep van collega Bikker over gebruik van het snelrecht en ik hoop dat dit ook een afschrikwekkende werking heeft. Graag ben ik ook wel benieuwd naar de reactie van de minister hierop.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Diederik van Dijk. Hij spreekt namens de SGP. Gaat uw gang.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. "Het is gebeurd, dus het kan weer gebeuren." Het zijn woorden van de Joods-Italiaanse verzetsstrijder Primo Levi. Ze werden al aangehaald door mijn collega Timmermans, maar ik dacht: ik ga niet gauw een andere bedenken. Ik maak vooral van de gelegenheid gebruik om collega Timmermans te complimenteren met zijn neus voor goede boeken. Ik heb het desbetreffende boek van de week opnieuw gelezen. Ik ken geen boek waarin indringender wordt beschreven hoe ontmenselijking eraan toe gaat. Het is eigenlijk een must-read voor iedereen.

Voorzitter. Volgende week zijn we twee minuten stil. Dan herdenken we de oorlog waarin meer dan 100.000 Nederlandse Joden werden vermoord. Dat gebeurde niet van de ene op de andere dag. Eerst werd ertoe opgeroepen niet bij Joden te kopen, werden Joden bespuugd en moesten Joodse kinderen van school. Later moesten ze ook vrezen voor hun veiligheid. Anno 2024 moeten extra veiligheidsmaatregelen worden genomen om de nationale herdenking doorgang te laten vinden en wordt Joden vanwege hun veiligheid aangeraden hun Joodse kenmerken te verbergen, op straat geen Hebreeuws meer te spreken, hun feesten niet te vieren en hun kinderen maar even van school te halen. Ook de AIVD geeft in zijn jaarverslag aan dat de dreiging tegen Joodse doelwitten in Nederland groter is geworden en dat het aantal antisemitische incidenten schrikbarend is gestegen. Natuurlijk zijn er verschillen met de jaren dertig van de vorige eeuw, maar het is nu wel alle hens aan dek om te voorkomen dat er een klimaat ontstaat waarin begrip groeit voor Jodenhaat.

Voorzitter. Het toenemende antisemitisme leidt tot de grote afkeuring. Niet alleen in de samenleving, maar ook in het politieke spectrum worden van links tot rechts verklaringen ondertekend en wordt met overtuiging gesproken over het feit dat het wat betreft Jodenhaat helemaal de verkeerde kant op gaat. De vraag is wat de Joodse gemeenschap daar daadwerkelijk mee opschiet als betogers geen strobreed in de weg gelegd wordt bij het scanderen van gruwelijke verwensingen gericht aan een Holocaustoverlevende bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum. De minister roept ouders en docenten op meer onderwijs te geven over de Holocaust, juist omdat op scholen het aantal incidenten erg hoog is. Maar tegelijkertijd blijkt dat antisemitisme niet tot de kerndoelen van het burgerschapsonderwijs behoort en dat een bezoek aan het Nationaal Holocaustmuseum slechts facultatief is. Is de minister bereid om antisemitisme expliciet op te nemen in de nieuwe kerndoelen van het burgerschapsonderwijs?

De minister-president geeft in zijn brief aan dat de gehele samenleving de verantwoordelijkheid heeft om anderen aan te spreken om antisemitisme de kop in te drukken. Het is echter de taak van de overheid om er zorg voor te dragen dat daadwerkelijk strenger wordt gestraft bij antisemitische incidenten. De SGP wijst hierbij op de Duitse aanpak. Het wetsartikel is vrijwel identiek, maar de aanpak van antisemitisme is er duidelijk steviger dan in Nederland. Is de minister bereid om in navolging van Duitsland antisemitisme harder aan te pakken en antisemitische leuzen onder de reikwijdte van het strafrecht te laten vallen?

Voorzitter. Wat de SGP betreft, moeten we er alles aan doen om antisemitisme buiten de deur te houden. Toch worden haatpredikers toegelaten om antisemitische boodschappen bij zelfs gesubsidieerde verenigingen te uiten. Het is al mogelijk om met bestaande wetgeving — ik noem de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding — haatpredikers te weren. Waarom zet de minister dit middel niet vaker in om haatpredikers te weren? Is de minister bereid om eventuele subsidies, maar ook de anbistatus voor clubs die terreur verheerlijken, in te trekken?

In Duitsland is vorige maand besloten dat nieuwkomers moeten beloven het Joodse leven te beschermen. De SGP is een groot voorstander van de invoering hiervan in Nederland, bijvoorbeeld door dit expliciet in de participatieverklaring op te nemen en een bezoek aan het Holocaustmuseum te verplichten. Kan de minister toezeggen dit Duitse voorbeeld ook bij de uitvoering van de eerder aangenomen motie van de SGP op dit punt te betrekken?

Voorzitter. De minister geeft er blijk van een veelvoud aan gesprekken gevoerd te hebben met onderwijsinstellingen waarin ook aangegeven wordt dat de inspectie scholen kan aanspreken. Kan de minister voorbeelden noemen waarin dit is gebeurd? Heeft dit prioriteit binnen het toezicht, of wordt dit gewoon aan het reguliere toezicht overgelaten? En vraagt de inspectie in het toezicht op sociale veiligheid ook gericht naar de specifieke groep Joodse leerlingen?

De SGP is verbolgen over het feit dat een organisatie als Students for Palestine, met een achterban die geweld verheerlijkt en antisemitische flyers uitdeelt, na gevoerde gesprekken nog steeds de gelegenheid krijgt van de universiteit om bijeenkomsten te organiseren onder het mom van "teach-ins". Is de minister bereid afspraken te maken met de instellingen voor hoger onderwijs om de toegang tot gebouwen zodanig te controleren dat risico's op antisemitische incidenten worden voorkomen?

Voorzitter. De SGP pleit voor een meer integrale aanpak van antisemitisme. De minister van JenV is hoofdverantwoordelijk, maar heeft commitment nodig van andere ministeries. Hoe gaat de minister dit commitment verder vormgeven in de nationale strategie antisemitismebestrijding? De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding heeft plannen uitgewerkt om antisemitisme tegen te gaan en onder de aandacht te brengen op scholen. Toereikende financiële middelen ontbreken echter nog. Is het kabinet bereid om conform de aangenomen motie van de SGP bij de Voorjaarsnota met structurele middelen te komen om het werkplan van de NCAB blijvend te financieren?

Het OM geeft aan om in geval van een haalbare en bewijsbare zaak over te gaan tot vervolging. Wat de SGP betreft verschuilt het OM zich in de opsporing van antisemitische leuzen te veel achter uitspraken die gedaan zijn in een context van vóór 7 oktober. Inmiddels is de context van de uitspraak helder: Israël moet van de kaart en Joden moeten verdwijnen. Is de minister bereid om de aangenomen motie over de leus "from the river to the sea" uit te voeren, en met het OM in gesprek te gaan over het vervolgen hiervan? En kan de minister hierbij ingaan op het gebruik van de IHRA-definitie bij aangiftes?

Voorzitter, ik ga afronden. Tot slot: waar kunnen Joden vandaag nog moed uit putten? Voor het antwoord op die vraag wijzen we naar boven. God is trouw aan Zijn volk. Daarin ligt de enige bemoediging voor Israël en voor het Joodse volk. Daarin ligt ook de bemoediging voor de wereld, want in Israël zullen alle volken gezegend worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Nu is het woord aan de heer Dijk namens de Socialistische Partij. Ga uw gang.

De heer Dijk (SP):

Dank u wel, voorzitter. De afgelopen weken heb ik een toer door het land gemaakt, een toer waarbij ik met heel veel jongeren in gesprek ben geweest. In totaal sprak ik zo'n 400 jongeren over van alles en nog wat. Een van de eerste conclusies — want die toer gaat nog een tijdje door — die ik kan trekken, is dat jongeren veel minder met zichzelf bezig zijn en veel meer met de wereld om zich heen. En zij maken zich grote zorgen over spanningen en conflicten in de wereld. Maar ook over de grote spanningen in ons land en in onze eigen samenleving, over hoe mensen steeds meer tegenover elkaar komen te staan. U mag van mij aannemen dat deze jongeren ook mij in deze tijd van grote conflicten in de wereld — waar we het net ook al over hebben gehad — en grote spanningen in de samenleving, meer hoop op meer verdraagzaamheid geven.

En deze hoop valt ook te putten uit verhalen van onze gezamenlijke geschiedenis, zoals het verhaal van Ben Telders uit Leiden. Met name zijn felle verzet tegen het ontslag van Joodse ambtenaren aan de Leidse Universiteit, waar hij personeel en studenten mobiliseerde, leidde ertoe dat hij op 18 december 1940 door de Duitse bezetter werd opgepakt. In februari 1945 in het concentratiekamp Bergen-Belsen overleed hij, vlak voor de bevrijding, op 42-jarige leeftijd. Ben Telders was een liberaal. Of het verhaal van Gerrit Kastein uit Zutphen. In 1943 werd de Nederlandse arts, Gerrit, door de nazi's opgepakt en overgebracht naar een klein voorkamertje op het Binnenhof in Den Haag. Een berucht kamertje, want hier probeerden medewerkers van de Sicherheitsdienst via marteling informatie los te krijgen over de verzetsnetwerken. Om te voorkomen dat hij door zou slaan, besloot Kastein uit het raam te springen. De verzetsman stierf korte tijd later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Gerrit Kastein was een communist. Ik noem ook het verhaal van Rinze Douma uit Burgum, een predikant en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij sprak zich op de preekstoel ideologisch tegen het nazigedachtegoed uit, maar kwam ook praktisch in verzet tegen maatregelen van de bezetter. Binnen het verzet stond hij bekend onder de schuilnaam dominee De Groot. Rinze Douma was gereformeerd. Dit zijn slechts een aantal verhalen uit onze gezamenlijke geschiedenis, over de verdedigers van onze vrijheid. Er zijn nog veel meer verhalen van mensen met grote en kleine daden die opstonden toen het nodig was, mensen van verschillende komaf, met verschillende achtergronden, verschillende geloofsovertuigingen, verschillende levensbeschouwingen en verschillen in politieke overtuiging.

Voorzitter. Het antisemitisme dat we in onze samenleving zien, is onacceptabel. Mensen kunnen niet met een keppeltje over straat lopen. Concerten worden verstoord. Gebouwen worden beklad. Het is vreselijk om te zien hoe de tegenstellingen tussen mensen in onze samenleving groter worden, hoe mensen tegenover elkaar komen te staan en hoe onze gezamenlijke vrijheden op het spel worden gezet. Daarom is het goed dat we vandaag dit debat voeren. De oplossingen zijn niet makkelijk, maar we moeten werken aan de bekendheid van onze gezamenlijke geschiedenis. Daarom begon ik net met het noemen van drie verzetshelden.

Het moet ook gebeuren via opvoeding en onderwijs. Daarom pleitte de SP samen met de SGP in schriftelijke vragen voor een bezoek aan het Holocaustmuseum voor alle kinderen. Ik ben benieuwd of dit een plek in het Nationaal Plan Holocausteducatie kan krijgen. Maar er moet en kan meer gebeuren. In de brief van het kabinet lezen we vooral over ondersteuning bij de pedagogische opdracht en de burgerschapsopdracht over de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat, waaronder de waarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Daar zijn al meer vragen over gesteld, maar mijn vraag is: kan het kabinet aangeven of dit een intensivering is en in welke mate hier dan, nu en in de toekomst, meer aandacht en tijd aan kan worden besteed in ons onderwijs? Ik ben daarom ook benieuwd naar het voorstel dat de heer Timmermans doet. Als het kan, dienen we dat graag mede in.

Voorzitter. Opvoeding vindt ook buitenshuis plaats in de vorm van sociale controle. Dit noem ik omdat ik het vooralsnog niet veel voorbij heb horen komen. Waarden en normen worden ook overgebracht door middel van sociale controle, door elkaar op gedrag en uitingen aan te spreken. Dat is niet makkelijk. Mensen zijn veel eerder geneigd dit wel te doen wanneer anderen dit ook doen en wanneer zij zich veilig voelen om dit te doen. Hierbij is het van belang dat in buurten, wijken en op scholen ook wijkagenten, jeugd-boa's en agenten aanwezig zijn, zodat mensen en kinderen zich veilig genoeg voelen om ongewenst gedrag en ongewenste uitingen te melden en deze te corrigeren. Kan het kabinet aangeven op welke wijze de politie en het onderwijs hierop aangestuurd worden?

Ik ga toch één voorbeeld hiervan noemen, voorzitter: het voetbalstadion. Als je in het voetbalstadion antisemitische leuzen hoort — ik sta nog weleens in een voetbalstadion, helaas ook wanneer dat gebeurt — vergt het moed om mensen daarop aan te spreken. Voor degenen die het nog nooit hebben meegemaakt: als je dat doet, voel je van alle kanten ogen in je rug en in je zij branden. Dit is het punt dat ik net probeerde te maken over het in buurten, wijken en op scholen doen. Je voelt je gesterkt om toch te corrigeren en sociale controle op elkaar toe te passen als je weet dat er iemand achter je staat. Dat kan een leraar, een wijkagent of een boa zijn. Het gaat me er overigens niet om dat we die mensen nog meer werk geven, want ze hebben het al ontzettend druk.

Voorzitter, tot slot. Op die ene dag, die ene dag in het jaar, op dat ene moment waarop wij die gitzwarte periode uit onze gezamenlijke geschiedenis herdenken, past geen demonstratie. De SP is groot voorstander van het demonstratierecht, maar ik wil toch vragen: op welke manier is het kabinet in staat en bereid om echt te voorkomen dat er geen demonstraties worden toegelaten, exact op dat moment op die dag, op 4 mei?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Palmen. Zij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.

Mevrouw Palmen (NSC):

Voorzitter. We voeren vandaag in de Kamer een debat over antisemitisme, over de toenemende haatuitingen tegen Joodse Nederlanders. Daarbij wil ik ook aangeven dat we vandaag geen debat voeren over de oorlog tussen Israël en Gaza. Dat debat staat ingepland voor na het meireces. Hoe je ook denkt over dat conflict, we kunnen en mogen Joodse Nederlanders niet verantwoordelijk houden voor wat een buitenlandse regering daar doet. Vandaag hebben we dus een debat over Jodenhaat. Ik wil nogmaals oproepen: stop met het zaaien van die haat. Haat ondermijnt de fundamentele principes van gelijkheid en menselijke waardigheid. Stop die haat.

Antisemitisme oftewel Jodenhaat is nooit weggeweest en duikt nu massaal weer op. We kunnen niet meer spreken van incidenten. Het is een golf van haat: de verstoring en het roepen van antisemitische leuzen bij de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam, het annuleren van Holocaustherdenkingsdag op de Hogeschool Utrecht, de rabbijn die werd belaagd omdat hij Joods was. Antisemitisme is niet alleen geschiedenis; het is ook actualiteit. Het is niet alleen van vroeger; het is ook van nu. Het antisemitisme neemt weer keihard toe. Gisteren nog vertelde een moeder mij over haar zoontje van 8 jaar. Hij was met een vriendje op weg naar Joodse les. Iets verderop in de straat vroeg iemand aan hem: "Hé, waar ga jij zo vrolijk naartoe?" "Uhm, nou gewoon", antwoordde het jongetje. Vervolgens fluisterde hij z'n vriendje toe: "Je kunt beter niet zeggen dat je Joods bent, want vorige week nog spuugde iemand op mijn broer." Dit kunnen wij nooit accepteren. Wij mogen dit niet accepteren. Wij zullen ook niet accepteren dat Joden in Nederland te maken krijgen met haat en geweld, en hun identiteit moeten verbergen.

Naast de vele voorbeelden over geweld, beledigingen en andere kwetsende vormen van antisemitisme, laat dit voorbeeld zien waar de pijn nog meer zit: Joodse Nederlanders voelen zich niet veilig om hun identiteit te uiten. Ze dragen een pet over hun keppeltje, versturen Joodse weekbladen in witte enveloppen en durven geen Joodse uitingen in hun vensterbank neer te zetten. Het gaat hier over Nederland, waarin juist vrijheid en in veiligheid kunnen zijn wie je bent zo van belang zijn.

Uit de beantwoording van onze schriftelijke vragen hierover blijkt dat er in de periode van 6 maart tot en met 3 april 37 meldingen van antisemitisme zijn gedaan, bij meerdere instanties. Mijn hartelijke dank aan de minister voor de beantwoording van die vragen. Het is daarbij noodzakelijk om te weten dat de urgentie gevoeld wordt om snel te weten wat de opvolging van deze meldingen gaat zijn. Het is van groot belang dat Joodse Nederlanders weten dat die urgentie ook overal wordt gevoeld. Daarvoor moeten we weten hoe aan al die meldingen opvolging wordt gegeven. Het is van cruciaal belang dat overheid en burgers er alles aan doen om antisemitisme tegen te gaan. Wij willen tacheles: geen woorden, maar daden!

Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract maakt zich ook grote zorgen over 4, 5 en 6 mei. Er is bekend dat er extra maatregelen genomen worden voor de dodenherdenking op de Dam, maar is dit genoeg? Het kabinet geeft aan de Kamer tijdig te informeren over de voorbereidingen. Wanneer kan de Kamer deze informatie verwachten en welke maatregelen worden er nu al, los van de bekende maatregelen, genomen door het kabinet? Het herdenken van oorlogsslachtoffers verdient een moment van stilte, vrij van verstoringen. De herdenkingen op 4 mei gaan over de herdenkingen van nationale oorlogsslachtoffers, zoals in Afghanistan en uiteraard van de Tweede Wereldoorlog. De oorlog tussen Israël en Gaza staat hier los van. Dus laten we met eerbied, waardigheid en respect onze nationale oorlogsslachtoffers herdenken. Het is echt onacceptabel dat herdenkingen van onze nationale vrijheid niet het respect krijgen dat ze verdienen. Het doet me denken aan een uitspraak van Abel Herzberg, naar aanleiding van de Holocaust: "Dat er mensen terugkwamen, confronteerde de thuisblijvers met het geringe verzet dat er was gepleegd. De meerderheid had aan de zijlijn gestaan. En ze namen het onbewust de overlevers kwalijk die het onbehaaglijke gevoel daarover opwekten. Het was krankzinnig." Blijven wij als samenleving nog steeds aan de zijlijn staan of wijzen we Jodenhaat massaal af en zetten we alles op alles om Jodenhaat te stoppen? Deze verantwoordelijkheid is van ons allemaal. Juist het waardig herdenken en herinneren om met elkaar die vuist te maken van "dit nooit weer", moet opgenomen worden in ons onderwijsprogramma.

Vorige maand mocht ik samen met Awraham Soetendorp, rabbijn in Den Haag, een inspirerende lezing verzorgen voor de Prinsjesdaglezingen. Hij opende daar heel inspirerend. Hij nam de tijd om even stil te staan bij de humanitaire realiteit die deze avond overschaduwde: het conflict in Gaza. Met bijzondere genegenheid richtte Soetendorp zich vervolgens tot imam Shamier Madhar, die die avond ook aanwezig was. De twee geestelijke leiders betraden al eerder het publieke toneel om een hoopvol voorbeeld te geven van de mogelijkheid tot harmonie tussen de islamitische en de joodse tradities. Een moment van stilte werd in acht genomen. De kern van het verhaal van Soetendorp, dat luisterde als overlevering van zijn memoires in vogelvlucht, is dat hij zich altijd heeft kunnen verwarmen aan verschillende spirituele tradities. Soetendorp vertelde ons dat hij soms meer geraakt werd door ontmoetingen met mensen uit andere spirituele tradities dan door de even zo waardevolle contacten binnen zijn eigen gemeenschap. Daar stelde hij tegenover dat er in de maatschappij nu eenmaal instituties zijn die zich door de gewetensvolle intenties van individuen niet altijd laten doordringen.

Op paaszondag deed een Palestijnse arts in Buitenhof een dringende oproep om het haten te stoppen. Hij was net zijn gezin verloren. Hij sprak op dat moment zijn levensmotto uit: I shall not hate. Haat lost namelijk niks op. De wind van oplaaiend antisemitisme gaat alleen liggen als we allemaal onze verantwoordelijkheid nemen en ons er allemaal tegen uitspreken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Teunissen gaat nu namens de Partij voor de Dieren het woord voeren. Zij is de een-na-laatste spreker. Na haar komt de heer Bamenga namens D66 nog. Nu is het woord aan mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De enorme stijging van antisemitisme in ons land is verwerpelijk. Jodenhaat moet keihard worden aangepakt. Er doen zich verschrikkelijke situaties voor. Er zijn hakenkruizen gekalkt op huizen van Joodse mensen. Anderen worden bespuugd of met de dood bedreigd. Synagogen worden beklad. Vorig jaar werden er antisemitische teksten door rechts-extremisten op het Anne Frank Huis geprojecteerd. Het is verschrikkelijk dat het noodzakelijk is dat Joodse scholen zo zwaar worden bewaakt. Regelmatig zien we spreekkoren in en rond stadions antisemitische teksten bezigen.

Voorzitter. We zien dat sommige partijen niet naar manieren zoeken om antisemitisme bij de wortel aan te pakken, maar proberen een wig te drijven tussen verschillende bevolkingsgroepen in ons land. Kritiek op de Israëlische overheid wordt gelijkgeschakeld met antisemitisme. Dat is óók een uiterst zorgelijke ontwikkeling. De dynamiek die voorafging aan de uitsluiting waar Joden eeuwenlang het slachtoffer van zijn geweest en nog steeds zijn, zien we ook stapsgewijs terug bij andere vormen van discriminatie. We zien het bij racisme, seksisme en transhaat. Wie voor één groep mensen opkomt en een andere groep laat vallen, is niet alleen ongeloofwaardig, maar ook onderdeel van het probleem. Terwijl wij ons hier vandaag terecht keihard uitspreken tegen antisemitisme, wordt er aan de formatietafel onderhandeld met een partij met extreemrechtse en islamofobe ideeën, een partij die spreekt over "kopvodden" en die het onvoorstelbare lijden van de Palestijnen in Gaza ondergeschikt acht aan onvoorwaardelijke steun aan Israël. Dat noopt tot enige reflectie in deze Kamer. Partijen in dit huis zetten transpersonen weg als verkrachters, lhbti-rechten als kwaadaardige ideologie en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond als een plaag of inherent haatdragend. We hebben er net nog een voorbeeld van gezien.

Voorzitter. Het begint met woorden. Wat hier in dit huis wordt gezegd, wordt gedenormaliseerd en genormaliseerd. We moeten een betrouwbare overheid zijn waarbij iedere burger zich veilig voelt en die iedereen gelijk behandelt, een overheid die opstaat tegen iedere vorm van uitsluiting en discriminatie. Laten we ons vaker afvragen: is dit echt hoe ik over mijn medeburgers wil spreken en is dit het voorbeeld dat ik wil geven aan onze kinderen? Wat doet het met onze geloofwaardigheid als we steeds roepen dat we het belangrijk vinden dat mensen beoordeeld worden op hun kwaliteiten, terwijl in de Eerste Kamer de wet wordt geblokkeerd die mensen moet beschermen tegen discriminatie? Willen we als Kamer geloofwaardig overkomen, dan moeten we in actie komen voor iedereen die dat nodig heeft. Het is geen kwestie van of-of, maar van en-en. Wat wij hier in dit huis zeggen, doet ertoe. Er is in Nederland geen plaats voor antisemitisme en ook niet voor andere vormen van discriminatie, zoals racisme, islamofobie, homofobie en transfobie.

Voorzitter. Terug naar de aanpak van antisemitisme. Voor een effectieve aanpak van antisemitisme is het noodzakelijk dat de overheid er voor iedereen is. Die aanpak moet het respecteren, beschermen en bevorderen van mensenrechten zijn. Dat moet centraal staan. Voor scholen is het belangrijk om, naast educatie over de Holocaust, inclusief burgerschap te onderwijzen en verbinding, veiligheid en een positief schoolklimaat te creëren. Dat is het advies van het Nederlands Jeugdinstituut. Het gaat erom dat je de ander gaat zien als een mens zoals jijzelf, zegt een onderzoeker daarvan heel treffend. Het kennisinstituut geeft aan in gesprek te willen gaan met inwoners en niet het voeden van verschillen, maar het bevorderen van positief contact voorop te willen stellen en juist te willen laten zien dat er binnen verschillende groepen ook veel diversiteit aan opvattingen is. Mijn vraag aan het kabinet is: op welke manier maakt dat inclusieve pakket, dat ook het kennisinstituut voorstaat, onderdeel uit van de aanpak tegen antisemitisme? Is het kabinet het met de Partij voor de Dieren eens dat we niet alleen onderwijs over antisemitisme, maar ook onderwijs over mensenrechten moeten verankeren in het curriculum?

Voorzitter, tot slot. Dehumanisering begint met woorden. Geen bevolkingsgroep, geen mens mag worden buitengesloten.

Dank u wel.

De heer Ellian (VVD):

Even over de inclusieve aanpak op de scholen. Wat vindt mevrouw Teunissen dat er gedaan moet worden tegen het bespugen van Joodse kinderen, die naar school gaan en daar de Hitlergroet krijgen, die belaagd worden, die huilend thuiskomen en huilend thuisblijven, die naar een Joodse school gaan omdat ze niet veilig zijn of die zelfs helemaal niet meer naar school willen? Kan mevrouw Teunissen uitleggen wat al haar woorden over geloofwaardigheid betekenen voor die Joodse kinderen en hun ouders, die nu luisteren naar de inbreng van mevrouw Teunissen?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb in mijn betoog helemaal niets gezegd wat afdoet aan de verschrikkingen waar Joodse kinderen elke dag mee te maken hebben. De Partij voor de Dieren werpt dat verre van zich. Wij ondersteunen dan ook volmondig de kabinetsaanpak tegen antisemitisme. We zijn ook voor extra maatregelen tegen antisemitisme op scholen. We zijn voor Holocausteducatie. Dat alles onderschrijven wij, om de verschrikkingen op die scholen aan te pakken, keihard aan te pakken. Als daar enig misverstand over is ontstaan, wil ik zeggen: dat werp ik echt verre van mij. Ik hoop het hiermee verhelderd te hebben.

De heer Boon (PVV):

Ik wil hier geen buitenlanddebat van maken, maar er werd gezegd wat het standpunt van de PVV over Gaza is. Ons standpunt is duidelijk: Israël mag zichzelf verdedigen en Israël moet de 133 gijzelaars die nu nog vastgehouden worden door Hamas terughalen, het liefst met zo min mogelijk burgerslachtoffers. Dat is ons standpunt, heel duidelijk.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ga hier inderdaad geen Israëldebat van maken. De PVV is heel vaak afwezig bij debatten over Israël en Gaza, dus dan kan ik helaas niet met hen in debat; het zou heel fijn zijn als dat wel zou kunnen. In het stemgedrag van de PVV hebben we gezien dat ze geen enkele hulp aan Gaza steunen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, nog even terug. Het is goed om te horen dat we eigenlijk Kamerbreed keihard "nee" tegen antisemitisme zeggen. Ik hoop ook dat we Kamerbreed zeggen: op 4 mei is iedereen twee minuten stil. Daar begint het behoorlijk op te lijken. Dat zeggen we allemaal. Ik heb het meneer Timmermans bijvoorbeeld heel mooi zien schrijven in De Groene. Meneer Dijk sprak dat net op krachtige wijze uit. Wat zei u, meneer Timmermans? Vrij Nederland? Hoe ik dat nu weer door elkaar heb kunnen halen ... Ik denk dat het komt doordat ik aan GroenLinks dacht. Sorry. Maar het was treffend beschreven in Vrij Nederland. En meneer Dijk zei het nu ook weer: op 4 mei zijn we allemaal twee minuten stil. Ik zou het heel mooi vinden, juist ook vanwege de oproep die ik vanuit de Partij voor de Dieren hoor. Mevrouw Teunissen zegt dat ook tegen haar achterban. Ook daar zie ik soms hoeveel bevlogenheid en bewogenheid er is en hoeveel gebruik er wordt gemaakt van het demonstratierecht, dat een groot goed is, waar je af en toe over van mening kunt verschillen. Maar het is een groot goed. Maar op 4 mei zijn we twee minuten stil. Zou zij dat ook willen uitspreken?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Op 4 mei zijn we allen twee minuten stil. Dat onderschrijft de Partij voor de Dieren volledig. Wat ik wel jammer vind in de vraag van mevrouw Bikker, is dat zij de suggestie wekt dat in mijn achterban er mensen zouden zijn die dat niet respecteren. Daar is geen enkele aanleiding toe. Wij staan pal achter de herdenking op 4 mei. We willen ook niet dat daar ordeverstoringen plaatsvinden. Gelukkig heeft de burgemeester daar ook maatregelen getroffen. Dat wij herdenken op 4 mei en twee minuten stil zijn, staat buiten kijf.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat is goed om te horen. Ik wil helemaal niemand verdacht maken over zijn achterban. Dat is mijn punt niet. Ik vind het punt nu juist dat wij allemaal, stuk voor stuk, hebben te zeggen hier op deze plek, de plenaire zaal van de Tweede Kamer: op 4 mei ben je twee minuten stil. Tegen degenen, in welke achterban dan ook, die de aanleiding zouden hebben — en we zien wel verschillende mensen, maar ik hoef niet de duiden bij welke achterban ze precies horen — om te overwegen om wel iets te doen gedurende die twee minuten, zeg ik: doe dat niet. Daarom vond ik de oproep van meneer Dijk zo krachtig en die van de heer Timmermans eerder. Ik heb hem ook op andere fronten gehoord. Dat was de achtergrond van mijn vraag, maar ik ben heel blij met het antwoord.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ben blij dat mevrouw Bikker die vraag op deze manier aan mij heeft gesteld.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik wil mevrouw Teunissen bedanken voor haar betoog, want wat mevrouw Teunissen volgens mij in de kern naar voren probeerde te brengen, is dat je antisemitisme in alle vormen hard wilt bestrijden, maar tegelijkertijd kunt oproepen om dezelfde voortvarende aanpak voor alle vormen van haat uit te rollen. Tegelijkertijd kun je een genuanceerd standpunt hebben over hoe uitingen in het publieke debat wel of geen vormen van antisemitisme zijn. Klopt de lezing die ik heb van het betoog van mevrouw Teunissen? Dan zou ik haar daar gewoon heel graag in willen bijvallen en zou ik haar willen bedanken voor het feit dat zij die nuance in dit debat brengt.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dat klopt. Waar ik aanvullend ook nog voor heb willen waarschuwen, is dat de aanpak van antisemitisme niet mag leiden tot uitsluiting of tot enigerlei andere uitspraken richting andere bevolkingsgroepen in Nederland, waardoor zij het gevoel hebben dat ze niet meer voor hun rechten kunnen opkomen.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage en de antwoorden op de interrupties. Tot slot in deze eerste termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de Bamenga. Hij spreekt namens D66. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Voorzitter. In 2013 heb ik Auschwitz-Birkenau voor het eerst bezocht. De rillingen gaan door je hele lichaam. Een vernietigingskamp zo groot als een dorp. De rails van de treinen waarin Joden werden vervoerd. De kamers waarin Joden werden vergast. Miljoenen mensen zijn vermoord. Waarom? Puur en alleen om wie en wat ze waren. Het kwaad dat mensen bij elkaar hebben aangericht, is niet te bevatten. Verbazing en ongeloof over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Nog steeds verbazing en ongeloof dat de bron van al deze misdaden, antisemitisme, in onze samenleving nog leeft. Joodse kinderen worden uitgescholden op school. Extremisten verspreiden Jodenhaat online. Aan alle kanten en in alle vormen zien we dat antisemitisme toeneemt. Het is beschamend. Het is beschamend dat we in Nederland 80 jaar na de Holocaust op dit punt zijn beland. Het is tijd om dit kwaadaardige monster de kop in te drukken. We moeten antisemitisme veroordelen, maar dat is niet genoeg. Er zijn effectieve maatregelen nodig om antisemitisme te voorkomen, te bestrijden en te bestraffen.

Voorzitter. Tegen mensen die zich schuldig maken aan antisemitisme moet hard worden opgetreden. De minister schetst in haar brief de mogelijkheden die het Wetboek van Strafrecht daarvoor biedt. Echter, wat in de praktijk weinig lijkt te gebeuren, is het opleggen van een educatieve maatregel. Dit biedt kansen om daders directer te confronteren met de gevolgen van hun daden, bijvoorbeeld door hen een bezoek aan het Holocaustmuseum op te leggen. In theorie heeft de rechter die mogelijkheid al. De rechter kan een educatieve maatregel opleggen als bijzondere voorwaarde bij een straf. Zo heeft een politierechter daar in 2022 gebruik van gemaakt. Hij stuurde twee mannen naar het Holocaust Namenmonument Nederland als onderdeel van hun straf. Volgens een hoogleraar strafrecht en criminologie, de heer Sackers, komt het in de praktijk nauwelijks voor dat een dergelijke maatregel wordt opgelegd. Is de minister bereid in gesprek te gaan met Joodse organisaties, de reclassering, het OM en de rechtspraak om na te gaan welke belemmeringen er zijn voor het opleggen van deze straffen?

Voorzitter. In 2022 heeft de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding een werkplan gepresenteerd met uiteenlopende maatregelen, van veiligheid tot onderwijs en herdenken. Hoewel de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding onder het ministerie van Justitie en Veiligheid valt, was er door de minister geen geld beschikbaar gesteld voor de uitvoering van dit plan. Namens D66 deed Alexander Hammelburg een voorstel om in ieder geval voor 2024 toch geld vrij te maken. Nu lees ik in de brief dat daar pas na de zomer invulling aan wordt gegeven. Dat lijkt mij rijkelijk laat. Hoe kan de minister pas in de tweede helft van 2024 het geld ter beschikking stellen, zeker gegeven de hoge urgentie van extra inzet tegen antisemitisme? Ik zou hierop graag een toelichting willen van de minister.

Voorzitter. De minister schrijft in haar brief dat de inzet voor het bewaken en beveiligen van Joodse instellingen is vergroot. Dat klinkt hoopgevend, maar in de toelichting lees ik slechts dat de NCTV gemeenten heeft geadviseerd extra alert te zijn op veiligheidsrisico's. Is het stelsel bewaken en beveiligen wel voldoende toegerust om dat veiligheidsrisico het hoofd te bieden? Afgelopen jaren lukte het niet om de extra middelen die daarvoor zijn vrijgemaakt uit te geven. Voor 2024 is ruim 65 miljoen euro beschikbaar. Hoe staat het daar nu mee? Gaat het de minister lukken om met dit bedrag extra capaciteit voor de politie en de KMar te realiseren?

Voorzitter. De Aanwijzing discriminatie schrijft voor dat in beginsel elke aangifte van antisemitisme door de politie wordt opgepakt. Slachtoffers ervaren vaak helaas iets anders. Van de mensen die discriminatie ervaren, doet 98% geen aangifte. Als reden voert ruim 40% aan dat het toch niet helpt. De minister schrijft dat de politie zelf ook het signaal herkent van de Joodse gemeenschap. Wat doet de minister om de aangiftebereidheid bij discriminatie omhoog te krijgen? Wat zijn de ervaringen met de pilot discriminatierechercheurs die voortkomt uit de motie-Paternotte c.s.?

Tot slot, voorzitter. Het onderwijs zou de plek moeten zijn om antisemitisme uit te bannen. In het onderwijs ontmoet je elkaar en ga je met elkaar in gesprek. Ook deel je verschillende perspectieven en waarden met elkaar. In het onderwijs leg je de basis voor het vertrouwd raken met de verscheidenheid die onze open en vrije samenleving rijk is. Daar leg je de basis voor een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn en geaccepteerd wordt zoals hij is, ongeacht etniciteit of geloof. Maar nu zien we dat er Joodse scholieren en studenten zijn die zich niet veilig voelen. We zien hakenkruizen in klaslokalen, Joodse docenten die zich gedwongen voelen om hun identiteit verborgen te houden en instellingen die soms niet weten wat ze moeten doen, bijvoorbeeld bij twijfels over veiligheid. De minister van Onderwijs zegt: ik zit er bovenop. Maar de urgentie is hoog. Daarom heb ik de volgende vraag. Het is goed dat er een Nationaal Plan versterking Holocausteducatie komt naar aanleiding van de initiatiefnota van de VVD en de ChristenUnie. Worden daar ook concrete doelstellingen in opgenomen waar we het kabinet aan kunnen houden? De minister heeft gesprekken gevoerd met leerlingen, docenten, onderwijsinstellingen en Joodse organisaties. Kan hij al wat zeggen over welke maatregelen effectief blijken? Wat zou elke instelling moeten doen? Wat doet OCW om ervoor te zorgen dat het ook gebeurt?

Ik reken erop dat de minister alles doet wat in zijn macht ligt om docenten te helpen en om onderwijs een veilige plek te laten zijn, zodat ook Joden met een keppeltje normaal over straat kunnen, zodat het normaal is om in Nederland Joods te zijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit is het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan schorsen voor de dinerpauze tot 19.45 uur. Dan gaan we direct stemmen over alleen het wetsvoorstel Betaalbare huur. Daarna antwoordt het kabinet in de eerste termijn.

De vergadering wordt van 19.01 uur tot 19.47 uur geschorst.

Naar boven