2 Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen Paternotte

Vragen van het lid Paternotte aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het bericht "UNRWA Chief Tells Haaretz: We Take Israel's Claims of Hamas Infiltration Seriously, but Yet to See Evidence Against Gaza 'Employees'".

De voorzitter:

Aan de orde is het vragenuurtje. Daarmee open ik de vergadering van 23 april 2024. Een hartelijk woord van welkom aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Schreinemacher, die we hier voor het eerst terugzien na haar zwangerschapsverlof. Ik vind het bijzonder prettig haar hier weer in blakende gezondheid aan te treffen. Zij krijgt een vraag van de heer Paternotte, van de fractie van D66. Het woord is aan hem.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ook vanuit mij: welkom terug aan deze minister. Ik hoop dat zij een goed verlof heeft gehad. Uiteraard wens ik haar en haar gezin alle goeds.

Voorzitter. In Gaza is er hongersnood. Sinds de terreuraanval van Hamas zijn bij het Israëlische offensief al meer dan 14.000 kinderen omgekomen. De hulp en het werk van de UN Relief and Works Agency, UNRWA dus, zijn essentieel om onschuldige levens te reden. Dat zegt het kabinet zelf ook continu. Het kabinet heeft alleen ook gezegd dat toekomstige hulp nu bevroren is. Daarom staan we hier. 60 dagen geleden stelde ik samen met collega's Bamenga en Piri Kamervragen over de stelling van UNRWA dat Israël nog geen enkel bewijs had geleverd voor mogelijke betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de terreuraanslag. De Kamer heeft recht op antwoorden binnen drie weken, en bij hoge uitzondering binnen 42 dagen. Vandaag is dag 60. Waarom geen antwoorden? Kan de minister die nu wel geven?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor uw aardige woorden. Ook dank aan de heer Paternotte voor de aardige woorden en de vragen. De heer Paternotte heeft er helemaal gelijk in dat die vragen al beantwoord hadden moeten zijn. Als we die niet zouden beantwoorden binnen de gestelde termijn, zouden we natuurlijk, zoals dat gebruikelijk is, een uitstelbriefje, een uitstelbrief moeten sturen met de reden waarom. Mijn waarnemer en de minister van Buitenlandse Zaken hebben gemeend bij het beantwoorden van die vragen het rapport te betrekken van mevrouw Colonna, dat gisteravond is uitgekomen. Daarop hebben ze willen wachten, en daarop heb ik dus ook willen wachten voor het beantwoorden van die vragen. Het rapport is gisteren uitgekomen. Dat zijn we nu met het kabinet aan het bestuderen. Ik wil uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval deze week, informeren, met daarbij een appreciatie van het rapport, hoe wij nu verdergaan met het eventueel opheffen van de opschorting van Nederlandse financiering, en natuurlijk de beantwoording van uw Kamervragen.

De heer Paternotte (D66):

Ja, een uitstelbriefje … Het duurt al 60 dagen. De Kamer heeft het recht om uiterlijk binnen 42 dagen een antwoord te krijgen. Die vragen gingen niet over het rapport; die gingen over wat de Nederlandse regering zelf wist. Dus nogmaals de vraag: waarom zijn die vragen niet eerder of überhaupt nog steeds niet beantwoord?

Minister Schreinemacher:

Zoals gezegd hebben we echt dat rapport erbij willen betrekken, ook omdat het zo nauw luistert wat betreft wat daar nou precies is gebeurd, wat Israël al dan niet met de VN heeft gedeeld en de namen die al dan niet zijn gedeeld. Ik denk dat het heel belangrijk is dat die onderzoeken nu plaatsvinden. Eén onderzoek vindt nog plaats. Dat is een onderzoek naar de beschuldigingen van de twaalf UNRWA-medewerkers. Die uitkomsten worden rond half mei verwacht. We hebben dat rapport van mevrouw Colonna gisteren ontvangen. Dat willen we gewoon heel graag betrekken bij de antwoorden op de vragen die zo lang geleden zijn gesteld.

De heer Paternotte (D66):

De Kamervragen die wij stelden, gingen niet over het rapport. Die gingen over de informatiepositie van de Nederlandse regering. Is het dan voortaan zo dat als het kabinet graag een toekomstig rapport wil betrekken bij Kamervragen, het zegt: we beantwoorden die niet en sturen geen uitstelbrief; dan moet u maar wachten? Is dat dan wat nu geldt?

Minister Schreinemacher:

Nee. Daarin heeft de heer Paternotte helemaal gelijk: wij hadden een uitstelbrief aan de Kamer moeten sturen met daarin deze beweegreden voor het uitblijven van de antwoorden tot deze week. Ik bied er dus mijn excuses voor aan dat die nog niet uw kant op zijn gekomen. Deze week willen wij met de appreciatie van het rapport komen en met de antwoorden op de Kamervragen van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Goed, ik ga door. Erkent de minister dat er hongersnood is in Gaza?

Minister Schreinemacher:

Er is zeker sprake van hongersnood, ja.

De heer Paternotte (D66):

Dat is alvast goed, want de tijdelijke vervanger van deze minister zei drie weken geleden dat hij niet wist of er sprake is van hongersnood. Elke tien minuten wordt er in Gaza een kind gedood, los van de hongersnood. Tijdens dit vragenuurtje zullen er dus opnieuw zes kinderen sterven. Een op de drie baby's en dreumesen in het noorden lijdt aan acute ondervoeding. Het kabinet zegt zelf heel vaak dat het van levensbelang is dat er meer humanitaire hulp komt, maar deze hulp komt niet. Een van de redenen daarvan is dat een heel aantal landen, waaronder Nederland, er in januari voor koos om de bijdrage aan UNRWA te bevriezen. Het is goed dat de beschuldigingen van terrorisme en het feit dat UNRWA direct die medewerkers heeft ontslagen, serieus worden genomen en worden onderzocht. Maar de VN hebben nu duidelijk gemaakt dat Israël nog niet eens bewijzen heeft overgedragen aan UNRWA. Daarom vraag ik de minister of zij bereid is om hier toe te zeggen om het besluit om toekomstige bijdragen te bevriezen, terug te draaien en gehoor te geven aan de hulpvraag van UNRWA.

Minister Schreinemacher:

Nee, ik ben niet bereid om dat op dit moment toe te zeggen. Zoals gezegd heeft mevrouw Colonna gisterenavond haar resultaten gepubliceerd. Wij zijn die nu aan het bestuderen. Ik vind het heel belangrijk dat we dat zorgvuldig doen en dat we daar even de tijd voor nemen. Ik zeg "even de tijd voor nemen", want ik wil de Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren, op zijn laatst aan het einde van de week.

De heer Paternotte (D66):

Het geld is er; dat is al duidelijk gemaakt door het kabinet. De nood is ongelofelijk hoog. Het kabinet zegt zelf dat de hulp essentieel is. Nederland is het enige land dat de hulp aan UNRWA heeft opgeschort, maar de meeste landen zijn daar nu al lang op teruggekomen. Denk aan de Europese Unie, Canada, Zweden, Australië, Finland, Duitsland, Japan, Frankrijk en IJsland. Spanje, Portugal en Australië hebben de afgelopen weken extra geld vrijgemaakt. Waarom? Als zij zeggen dat er massief meer hulp moet naar de mensen in Gaza en iets willen doen aan de hongersnood, menen zij dat. Maandenlang heeft het kabinet gezegd: we wachten op dat rapport. Dat rapport is er en zegt dat er nog niet eens bewijs is overgedragen door Israël. Hoe kan de minister nou zeggen "we gaan dat eerst bestuderen en met een oordeel komen", terwijl zo duidelijk is wat er nu nodig is?

Minister Schreinemacher:

Ik ben het helemaal eens met de heer Paternotte dat de situatie in Gaza absoluut schrijnend is. Daarom hebben we als kabinet eerder 55 miljoen euro additioneel — dat is dus extra geld — voor humanitaire hulp beschikbaar gesteld. We hebben de 19 miljoen euro aan UNRWA, onze jaarlijkse bijdrage, al in januari overgemaakt. De opschorting was vooral een politiek signaal. Wij hebben al voor het hele jaar vooruitbetaald. Het is nu heel belangrijk dat we de tijd nemen om het rapport te onderzoeken. De heer Paternotte noemde een heel lijstje van landen die de opschorting hebben opgeheven, maar ik kan ook een lijstje van landen noemen die de opschorting nog niet hebben opgeheven. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we als Nederland overleggen met partners, ook wat betreft de bestudering van dit rapport, maar dat we ook onze eigen afweging maken.

De heer Paternotte (D66):

Heeft Nederland ooit bewijzen gekregen van Israël over de beschuldigingen tegen UNRWA-medewerkers?

Minister Schreinemacher:

Daar ga ik nu geen antwoord op geven. We zijn het rapport aan het bestuderen. Ik kan daar eventueel in de brief op terugkomen.

De heer Paternotte (D66):

Vindt de minister dat Nederland met geld heeft bijgedragen aan de terreuraanval van 7 oktober?

Minister Schreinemacher:

Dat vind ik nogal een beschuldiging. Ik vind het belangrijk dat we dit rapport nu goed bestuderen, maar ook het andere rapport dat medio mei gepubliceerd wordt, over de 12 UNRWA-medewerkers en over in hoeverre zij erbij betrokken zijn geweest. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we dan conclusies trekken. Maar zoals het nu wordt gesteld, ga ik er niet op in.

De heer Paternotte (D66):

De tijdelijke vervanger van de minister zei dat Nederland met geld heeft bijgedragen aan de terreuraanval van 7 oktober. Ik ben heel blij dat zij dat nogal een beschuldiging vindt en die woorden hier niet herhaalt. Ik denk dat het VN-rapport duidelijk maakt dat het een onzinnige uitspraak was. Ik ben ook blij dat zij erkent dat er hongersnood is in Gaza en dat die nood heel hoog is. Alleen, dat valt echt niet te rijmen met de stelling van de minister dat er nu tijd moet worden genomen om een rapport te bestuderen op basis waarvan andere landen al geacteerd hebben, terwijl de nood zo ongelofelijk hoog is.

Minister Schreinemacher:

Om daar nog op te reageren: ik kan me toch voorstellen dat ook de heer Paternotte vindt dat de beschuldigingen aan het adres van UNRWA wel zodanig ernstig waren dat het heel goed is dat deze onderzocht worden. Dat gebeurt met twee verschillende rapporten. Het is ook goed dat we de tijd nemen om die resultaten goed tot ons te nemen. Op basis daarvan kunnen we een weloverwogen besluit nemen. Dat is beter dan per kerende post zeggen: we beginnen weer.

De voorzitter:

Nee, u bent door uw tijd heen, meneer Paternotte. De heer Kahraman van NSC.

De heer Kahraman (NSC):

Ik verbaas me over de verontwaardiging van de heer Paternotte. Ik wil daar de minister over bevragen. In de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking was er een verzoek om een debat te voeren over UNRWA. Toen werd gezegd dat het te vroeg was en dat het rapport moest komen, ook door de partij van de heer Paternotte. Ik ben heel blij dat de minister zegt dat ze het eerst wil appreciëren en zorgvuldig wil bestuderen. Dat lijkt me ook heel verstandig. Ik vond de verontwaardiging vreemd over dat de hongersnood mede door Nederland zou komen. Kan de minister bevestigen dat wij het geld dat we hebben toegezegd voor het hele jaar gewoon al over hebben gemaakt aan UNRWA?

Minister Schreinemacher:

Ik kan inderdaad bevestigen dat wij geld hebben overgemaakt, namelijk onze jaarlijkse bijdrage. Daarnaast hebben wij nog veel meer geld overgemaakt. Wij hebben 8 miljoen in oktober en nog 10 miljoen extra in december overgemaakt. Dat staat nog los van de bijdragen aan andere humanitaire organisaties die daar ter plaatse heel belangrijk werk doen. Want zoals gezegd: de situatie is heel schrijnend.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het wordt nu echt tijd dat het kabinet de daad bij het woord voegt. Want waarom is het zo belangrijk dat we nu snel die steun aan UNRWA hervatten? Dat is zo belangrijk omdat die hongersnood in Gaza voortduurt, 30% van de kinderen in Noord-Gaza inmiddels ernstig ondervoed is en ook het Internationaal Gerechtshof spreekt van een hongersnood. We kunnen niet langer hulp blijven uitstellen. De minister zegt: we geven al wat hulp. Maar we zien op dit moment dat het gewoon niet genoeg is. Mijn vraag aan de minister is de volgende. In het VN-rapport wordt heel duidelijk gezegd dat UNRWA onvervangbaar en onmisbaar is. Onderstreept zij die uitspraak?

Minister Schreinemacher:

Ik onderstreep die uitspraak. Zonder UNRWA komt de distributie van hulpgoederen eigenlijk niet goed van de grond. Natuurlijk zijn daar ook andere hulporganisaties actief — denk aan het Nederlandse Rode Kruis, het Internationale Rode Kruis en het World Food Programme — maar uiteindelijk heb je UNRWA nodig voor de distributie van die hulpgoederen. Dat heeft het kabinet ook nooit ontkend. Dat belang onderschrijf ik ook. Ik vind het alleen wel heel belangrijk, juist vanwege de zwaarte van die beschuldigingen, die serieuze beschuldigingen, dat we deze onderzoeken hebben afgewacht en de resultaten van in ieder geval dit onderzoek bestuderen alvorens we besluiten de opschorting al dan niet op te heffen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ben blij met het antwoord van de minister, namelijk dat zij onderstreept dat UNRWA onmisbaar en onvervangbaar is. Er is nog weleens gesuggereerd door het kabinet dat daar meerdere organisaties zijn. Die zijn daar ook actief, maar we zijn het er dus gelukkig over eens dat UNRWA echt onmisbaar is. Maar dan nog blijft de vraag waarom het kabinet besluit om de hervatting op te schorten terwijl bijvoorbeeld de Europese Commissie die steun alweer heeft hervat. Nu zeggen de VN: we hebben geen bewijs; we zien geen bewijs voor betrokkenheid bij de aanslagen van 7 oktober. Terwijl zo veel mensen in hongersnood zitten, zegt de minister het nog te gaan bestuderen, maar waar baseert ze op dat we nu nog steeds moeten wachten met die steun? Waarom gaat ze die in navolging van de Europese Commissie niet gewoon hervatten?

Minister Schreinemacher:

Zoals gezegd hebben wij in januari al de jaarlijkse bijdrage van 19 miljoen betaald. Of ik het nou vandaag hervat of vrijdag, dat maakt uiteindelijk niet uit. Het is een politiek signaal. Juist in zo'n gevoelige situatie, waarbij het echt gaat om hele serieuze beschuldigingen, vind ik het heel belangrijk dat we gewoon even de tijd nemen. Het gaat om een paar dagen. Ik denk dat de Kamer daar wel op kan wachten.

De heer Tuinman (BBB):

De woorden van de heer Paternotte zojuist over dat het Colonnarapport daadwerkelijk bevestigt dat er geen informatie is overgedragen, vind ik best wel heftig hier in de parlementaire zaal. Ik pak het rapport er even bij. Kijk bijvoorbeeld naar de zeven taken. Eén ervan: "It will not itself investigate any such allegations". Dat staat er letterlijk in. In het hele rapport van mevrouw Colonna vind ik nergens iets over die allegations. Daar heeft ze zelf wel een persconferentie over gegeven en dat is prima, maar ik zie daar ook geen bewijs in. Ik zie wel dat in het rapport van Colonna staat dat the Office of Internal Oversight Services van de VN daadwerkelijk onderzoek doet. Ik ben blij dat de minister hier wat dat betreft zorgvuldigheid betracht en ook zegt dat de antwoorden er half mei zijn. De reden — dat heeft uw voorganger, uw collega, aangegeven — dat we de steun hebben stopgezet, heeft te maken met die allegations. Mijn vraag aan de minister is: wilt u wachten met een eventuele toezegging tot we dat rapport half mei daadwerkelijk binnen hebben?

Minister Schreinemacher:

Dat is een goede vraag. Wij gaan in ieder geval de uitkomsten van dit rapport bestuderen en zijn voornemens om deze week een besluit te nemen over het al dan niet opheffen van de opschorting. Het andere kijkt meer terug naar de beschuldigingen aan het adres van de UNRWA-medewerkers die toen direct zijn ontslagen. Dat is inderdaad nog niet afgerond; dat komt medio mei. Maar ik denk dat wij op basis van de resultaten van dit onderzoek eigenlijk al wel een besluit kunnen nemen over het al dan niet opheffen van de opschorting.

Mevrouw Dobbe (SP):

Het is mooi om te horen dat u al een besluit kan nemen, want ik wil hier nog één keer herhalen: elke tien minuten sterft er een kind. De minister zei dat we nog wel even kunnen wachten, maar dat is niet waar voor een heleboel kinderen. Elke tien minuten die wij hier wachten, sterft er een kind. Ik wil dus meegeven dat de urgentie die u hier in de Kamer voelt daarmee te maken heeft. We hebben niet alle tijd. Op dit moment is er hongersnood in Gaza. De minister geeft ook toe dat UNRWA daarvoor noodzakelijk is. Daarom komt ook vanuit ons de oproep om de steun te hervatten. Mijn vraag is: wat vindt de minister ervan dat Nederland op basis van niet bewezen beschuldigingen de hulp heeft opgeschort, wat mensenlevens heeft gekost?

Minister Schreinemacher:

Ik denk dat het heel terecht is dat wij de hulp hebben opgeschort, juist vanwege de mate en de serieusheid van de beschuldiging. Die is echt heel zwaar. Ik denk dat het een heel belangrijk politiek signaal is geweest, ook aan UNRWA en de VN: "Ga dit heel goed onderzoeken en ga echt kijken wat er precies is gebeurd. Is UNRWA echt neutraal? Is de neutraliteit echt goed geborgd? Hebben ze de goede maatregelen genomen?" Dat moest echt goed onderzocht worden. Ik denk dus dat dit signaal heel belangrijk was om te geven.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Nog los van de eindconclusie van het rapport, legt het rapport heel helder de vinger — dat is niet nieuw — bij de betrokkenheid van UNRWA bij de financiering van antisemitisch lesmateriaal. Kan de minister borgen dat, voordat er eventueel wordt besloten tot hervatting van de steun aan UNRWA, dit soort zaken definitief tot het verleden behoren?

Minister Schreinemacher:

Dat ben ik helemaal met u eens. Dat zullen we zeker meenemen in het besluit.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Uw voorganger heeft op basis van de beschuldigingen die door Israël geuit werden, besloten om de financiering te bevriezen, of in ieder geval niet uit te breiden. Daarvan heeft hij zelf in een debat toegegeven dat hij dat heeft gedaan op basis van geen enkel bewijs. Dit rapport bevestigt opnieuw dat de procedures van UNRWA gewoon op orde zijn. Ondertussen besteedt de Nederlandse regering veel geld aan airdrops, waarvan de bewezen effectiviteit niet heel groot is, waar we overigens ook vragen over hebben gesteld op ...

De voorzitter:

Ja. En uw vraag?

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Sorry. Mijn vraag is: wordt het niet tijd dat u op heel korte termijn, op basis van het rapport, de financiering van UNRWA hervat, in plaats van het financieren van airdrops die misschien wat minder effectief zijn dan het financieren van deze essentiële organisatie?

Minister Schreinemacher:

Ik denk dat mevrouw Hirsch helemaal gelijk heeft: airdrops zijn een last resort. Nederland heeft steeds gezegd: we willen de toegang van humanitaire hulp zo veel mogelijk ondersteunen en vergroten. Airdrops horen daar ook bij, wat ons betreft, maar zijn wel een laatste redmiddel. Het liefst hebben we natuurlijk dat er zo veel mogelijk trucks over de grenzen gaan, zodat er zo veel mogelijk hulp ter plaatse komt. Het is namelijk niet de meest effectieve manier van zo snel mogelijk zo veel mogelijk hulp ter plaatse krijgen.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Maar ook volgens de minister zelf is UNRWA daarvoor essentieel. Is het dan niet een middel om die hulp zo snel mogelijk op de goede plek te krijgen? Moeten we die beslissing niet vandaag nemen in plaats van over een week?

Minister Schreinemacher:

Ik heb het al gezegd en ik blijf het herhalen: UNRWA is een heel belangrijke, op dit moment eigenlijk onmisbare, schakel ter plaatse. We hebben daar natuurlijk ook andere hulporganisaties. Ik noemde ze net al: het Nederlandse en het internationale Rode Kruis en WFP. Voor sommige hulpgoederen hebben zij ook de logistiek van UNRWA nodig om de hulp daar ter plaatse te krijgen. Mevrouw Hirsch weet dat ook. Maar nogmaals, die beschuldigingen zijn echt zo serieus. Daarom vind ik het echt belangrijk dat we heel goed naar de resultaten van dit onderzoek kijken en op basis daarvan dat besluit echt zorgvuldig nemen.

De heer Ram (PVV):

Ik wil toch het beeld wegnemen dat UNRWA zo essentieel is, want 72% van alle hulp wordt al gedaan door COGAT en andere organisaties. Dan mijn vraag. De Review Group heeft alleen onderzoek gedaan naar de neutraliteit van de procedures en de bestuurlijke mechanismes, en nadrukkelijk niet naar de medewerkers die lid waren van Hamas of die hebben meegedaan aan de aanslagen van 7 oktober. UN Watch heeft wel bewijs geleverd aan de Review Group. Er hebben zich 193 medewerkers uitgesproken voor terrorisme en voor het antisemitisme van Hamas. Wil de minister deze beschuldigingen ook onder de aandacht brengen van de VN en van de Review Group? Die beschuldigingen zijn er namelijk wel, maar de Review Group heeft die niet meegenomen.

Minister Schreinemacher:

We hebben dit al besproken. Er zijn twee onderzoeken. Het ene gaat echt over de maatregelen en de waarborgen die UNRWA heeft voor zijn neutraliteit en integriteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de twaalf UNRWA-medewerkers. Dat komt medio mei. Daarin zal ook meegenomen worden in hoeverre zij betrokken zijn geweest bij de aanval op 7 oktober.

De heer Ceder (ChristenUnie):

We hebben hier een flink aantal debatten gehad over UNRWA. Volgens mij is de lijn van het kabinet geweest dat het het geld stopt, omdat mede dankzij Nederlands geld de aanslagen op 7 oktober gepleegd zijn. Dat was de aanleiding. Daarom is het opgeschort. Maar de minister geeft aan dat dit rapport daar niet over gaat. Dat gaat over de vraag of de neutraliteitsprincipes zijn geschonden. Het kabinet heeft dus een besluit genomen op grond van een rapport dat nog moet uitkomen. Maar dan verbaast mij de reactie van de minister wel. Zij zegt dat zij op grond van een ander rapport, dat geen duiding geeft aan het besluit dat de minister genomen heeft, deze week een besluit neemt. U kunt toch geen besluit nemen terwijl u dat rapport nog niet heeft? Is de minister dat met me eens?

Minister Schreinemacher:

Nee, dat ben ik niet met u eens. De reden daarvoor is dat het wat ons betreft gaat om de maatregelen die UNRWA moet nemen. Het rapport geeft een aantal aanbevelingen. Het geeft ook aan wat er precies nu al is geregeld en wat er verder nog geregeld zal worden. UNRWA heeft ook gezegd dat het dat omarmt. Daar kijk ik naar bij het al dan niet opheffen van de opschorting. Dat rapport over die twaalf medewerkers is een serieuze beschuldiging. Het is ook de aanleiding geweest om de hulp op te schorten. Ik vind het ook heel belangrijk dat aan het licht komt wat daar precies is gebeurd. De resultaten daarvan komen medio mei, maar daar ga ik niet op wachten als het gaat om het besluit om de opschorting al dan niet op te heffen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Maar dat is niet mijn vraag. Ik probeer aan te geven dat de minister aan het parlement en de buitenwereld heeft bevestigd dat die opschorting te maken had met de betrokkenheid op 7 oktober. Dat is de reden geweest. Dat is ook continu uitgelegd in de Kamer. Vervolgens komt er een rapport dat daar duidelijkheid over moet geven. Dat heeft u nog niet. U zegt nu dat het ook gaat over de vraag of er voldoende waarborgen zijn, maar dat is niet de reden geweest waarom die opschorting heeft plaatsgevonden. Althans, dat is in ieder geval niet de reden geweest die is uitgesproken. Mijn vraag is: klopt het dat de reden die uitgesproken is, zag op de aanslagen op 7 oktober en niet op neutraliteitsprincipes, waarborgen en mechanismen? Klopt het dat dat toen gezegd is door dit kabinet?

Minister Schreinemacher:

Dat is toen gezegd, maar het besluit dat ik neem over het al dan niet opheffen van de opschorting gaat over de vraag: is er een kans dat er in de toekomst nog een keer met Nederlands geld een organisatie wordt gesteund die banden heeft met Hamas of waar leden van Hamas werken? Daarom heb ik dit rapport nodig. Ik wil het goed bestuderen om te zien welke maatregelen er zijn, welke maatregelen er nog worden genomen, welke aanbevelingen worden overgenomen en hoe die worden geïmplementeerd. Uiteindelijk gaat het erom dat Nederlands belastinggeld nooit door Hamas voor dit soort aanvallen gebruikt mag worden. Daar kijk ik naar en dat is waar ik dit besluit uiteindelijk op baseer.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik ben het helemaal eens met haar standpunt dat het goed is om dit rapport eerst te bestuderen voordat ze met een reactie komt.

Maar er is nog een punt dat niet aan de orde is geweest en dat deze kwestie ook laat zien, namelijk hoe risicovol het is dat een bepaald gebied zo afhankelijk is van en zo verweven is met één hulporganisatie. Ik heb ook al in eerdere debatten aan uw tijdelijk waarnemer gevraagd: wat doen u en uw ministerie om ervoor te zorgen dat we de afhankelijkheid van in dit geval UNRWA in de toekomst gaan afbouwen?

Minister Schreinemacher:

Ik ben het helemaal met mevrouw Kamminga eens dat het heel onwenselijk is om afhankelijk te zijn van één organisatie in een hulpgebied. Ik noemde net al wat organisaties die daar ter plaatse ook heel goed werk leveren en actief zijn, maar die hebben toch vaak UNRWA en de logistiek van UNRWA nodig om die hulp ter plaatse te krijgen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat er meer organisaties ter plaatse actief zijn. Het is overigens wel zo dat die organisaties waarschijnlijk ook een hele strenge selectie zullen moeten hebben en maatregelen zullen moeten nemen ten aanzien van de neutraliteit en de integriteit van medewerkers.

Nog even los van Gaza: ook in andere gebieden zijn we soms heel afhankelijk, bijvoorbeeld van het World Food Programme. Dit punt over het beperkte aantal hulporganisaties — in dit geval is er eigenlijk maar één die echt overal voor nodig is — beperkt zich niet alleen tot Gaza. Dat zien we ook in andere gebieden. Dat is onwenselijk. Dat ben ik helemaal eens met mevrouw Kamminga. Daar zal ik in de brief nog op ingaan.

De heer Van Baarle (DENK):

Het kabinet was in staat om op één avond op basis van één tweet van uw vervanger te beslissen om de steun aan UNRWA op te schorten, een organisatie die 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza van fundamentele hulp voorziet. Het kabinet is al maanden bezig om zich in bochten te wringen, omdat er totaal geen bewijs is voor de beschuldigingen. Dat blijkt uit alles. Kan de minister aangeven of er ook maar voor één enkele beschuldiging bewijs bekend is bij de Nederlandse regering?

Minister Schreinemacher:

In antwoord op de heer Van Baarle: ik heb juist gezegd dat het heel belangrijk is dat we de resultaten van de rapporten afwachten. Het gaat erom dat UNRWA de juiste maatregelen neemt en de aanbevelingen overneemt om de neutraliteit en integriteit van de medewerkers te kunnen waarborgen. Daar gaat het volgens mij om. Op basis daarvan besluit ik tot het al dan niet opheffen van de opschorting.

De heer Van Baarle (DENK):

Uit dit antwoord blijkt gewoon dat de Nederlandse regering geen greintje bewijs heeft voor de beschuldigingen die door de regering van Israël richting UNRWA zijn gedaan. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Wij hebben het hier over hongersnood. We hebben het over 2,2 miljoen mensen die afhankelijk zijn van UNRWA voor hun dagelijkse overleven. Waarom vindt de Nederlandse regering de Israëlische beschuldigingen zonder ook maar een enkele vorm van bewijs een reden om te spelen met het leven van 2,2 miljoen mensen? Hebben die 2,2 miljoen mensen ook een rol in de afweging van de Nederlandse regering of niet?

Minister Schreinemacher:

Ik ben het helemaal eens met de heer Van Baarle dat het leven van die 2,2 miljoen, 2,1 miljoen mensen op dit moment vreselijk is en dat we er zo veel mogelijk, alles, aan moeten doen om die humanitaire hulp ter plaatse te krijgen. Maar ik heb ook gezegd dat het ging om een heel serieuze beschuldiging en dat we die daarom heel serieus moeten nemen. Dat doen we dus ook bij de afweging en het besluit over het al dan niet opheffen van de opschorting.

De heer Paternotte (D66):

De minister zei daarstraks tegen mij dat we de beschuldigingen serieus moeten nemen. Het was een verschrikkelijke terreuraanval, dus het is terecht dat UNRWA die twaalf medewerkers direct heeft ontslagen en intern onderzoek heeft ingesteld. Er ligt nu een rapport dat laat zien dat de procedures op orde zijn en dat Israël geen ondersteunend bewijs voor de beschuldigingen heeft aangeleverd. Gezien het ontslag, het instellen van het onderzoek en het VN-onderzoek van de Franse oud-minister is mijn vraag: wat had UNRWA nou nog meer kunnen doen om deze beschuldigingen serieus te nemen?

Minister Schreinemacher:

Maar ik zeg ook tegen de heer Paternotte dat ik het heel goed vind dat dit onderzoek is gedaan en dat het andere onderzoek, door OIOS, onafhankelijk wordt gedaan binnen de VN. Ik vind het heel goed dat UNRWA deze beschuldigingen heel serieus heeft genomen. Zijn nemen het serieus, evenals wij. Maar die resultaten moeten wij wel goed bestuderen voordat wij het toch ook serieuze besluit nemen om de opschorting al dan niet op te heffen.

De heer Paternotte (D66):

Tegelijkertijd is dat nogal wat als je erkent dat de hulp van juist deze organisatie essentieel is om onschuldige doden in Gaza te voorkomen. De voorganger van deze minister zei destijds dat Nederlands geld had bijgedragen aan de terreuraanslag en besloot daarop direct om toekomstige hulp te bevriezen. Mijn vraag is de volgende. Er zijn ook duidelijke beschuldigingen richting Israël vanwege mensenrechtenschendingen, onder andere uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Is er iets wat Nederland op basis daarvan, hangende de onderzoeken, heeft opgeschort?

Minister Schreinemacher:

Nou ja, op dit moment geven we geen humanitaire hulp aan Israël. We blijven die situatie natuurlijk volgen, ook in internationaal verband. Dat doet mijn collega en minister van Buitenlandse Zaken Bruins Slot ook. Als er aanleiding voor is, dan zullen we zeker kijken of er sancties of andere maatregelen genomen moeten worden. Maar op dit moment is dat niet aan de orde en ligt dat echt bij mijn collega.

De voorzitter:

Dank aan de minister. Ik ben blij dat zij bij ons was.

Naar boven