Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 65, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 65, item 4 |
Vragenuur
Vragen Podt
Vragen van het lid Podt aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht "Adema pleitte achter de schermen voor glyfosaatverbod".
De voorzitter:
Wij verwelkomen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Fijn u weer te zien. Hij gaat aan de tand gevoeld worden door mevrouw Podt van de fractie van D66. Ik geef haar bij dezen graag het woord.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik heb zondag met open mond naar de Zembla-reportage gekeken. We hebben het in deze Kamer al veel over het omstreden landbouwgif glyfosaat gehad. Los van de aangetoonde effecten op de natuur zijn er namelijk hele grote vraagtekens te zetten bij de veiligheid van die stof voor de gezondheid. Diezelfde vraagtekens zien we nu weer terug in die reportage. De toelatingsinstantie, het Ctgb, lijkt reële zorgen over het effect van de stof op de volksgezondheid weg te wuiven. Uit de reportage blijkt dat de precedentwerking zwaarder weegt dan het voorkomen van ziektes als parkinson en kanker.
Mede door de onthouding van Nederland bij de stemming in Europa is glyfosaat weer voor tien jaar toegelaten, terwijl de minister in de reportage ook zegt moeite te hebben met dit besluit. Volgens mij had hij daar goede redenen voor. Deze hele gang van zaken draagt niet bij aan het vertrouwen van omwonenden van boerenbedrijven in de politiek. Boeren zeggen ook juist te vertrouwen op de expertise van het Ctgb. Ik hoop dat de minister eerlijk en vooral duidelijk antwoord geeft, zodat we dat vertrouwen weer kunnen herstellen. Daarom heb ik de volgende vraag aan de minister. Is de minister het met de onafhankelijke onderzoekers in de reportage eens dat als een stof waarschijnlijk kankerverwekkend is, die niet toegelaten zou moeten worden op de markt?
De voorzitter:
Dat was uw eerste vraag? U wil ze een voor een doen? Hartstikke goed, prima.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, niet helemaal, maar ...
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Landbouw.
Minister Adema:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Het hele dossier over de verlenging van glyfosaat was een ingewikkeld dossier, een complex dossier, en ook een sterk wetenschappelijk-inhoudelijk dossier. We hebben daarbij een afweging gemaakt. Aan de ene kant zijn er de positieve adviezen van het Ctgb, de door ons aangewezen instanties, om dit soort stoffen toe te laten. Aan de andere kant is er de maatschappelijke onrust in de samenleving, met de vragen die er leven. Daarom hebben wij als kabinet het besluit genomen om ons te onthouden van stemming. Daar zijn alle afwegingen bij aan de orde geweest. Dat standpunt is, denk ik, gerechtvaardigd, gelet op aan de ene kant de onrust die er is, en aan de andere kant het Ctgb, dat een groot dossier, 2.400 rapporten, op een uiterst zorgvuldige wijze heeft beoordeeld.
Er zijn in de wetenschap een aantal vragen over glyfosaat. Dat is onder andere, zoals u weet, de discussie over parkinson, maar ook over kanker. Dat kwam ook voorbij — dat zegt u terecht — in de Zembla-uitzending. Het is niet zo dat er op dit moment rapporten liggen die hard aangeven dat glyfosaat kankerverwekkend is. Er is wel een congres geweest waarbij een aantal zaken aan de orde gekomen zijn die te maken hebben met de relatie tussen glyfosaat en kanker, maar het is niet zo dat er al een rapport ligt. Zoals u weet is er wel een instituut dat hier onderzoek naar doet. Dat heeft het rapport nog niet opgeleverd, dus dat wachten we af. In zijn algemeenheid is het zo dat op het moment dat uit wetenschappelijke rapporten, of die nou over glyfosaat of kanker gaan, blijkt dat er onomstotelijk bewijs is dat er een relatie bestaat tussen glyfosaat en bijvoorbeeld kanker, het gebruik van glyfosaat dan direct zal worden beëindigd. Dat is de afspraak die er ligt. Dat is vanzelfsprekend ook onze verantwoordelijkheid. Dat kan ook niet anders. Dat zullen we dus doen. Dat heb ik in eerdere debatten ook aangegeven. Waarschijnlijk refereert u ook aan een onderzoek van de WHO. Die heeft gezegd dat er een mogelijk verband bestaat tussen kanker en glyfosaat. Overigens heeft het ECHA later gezegd dat dat niet aan de orde is. Er wordt vaak gerefereerd aan een onderzoek uit 2015, maar dat onderzoek is later weer genuanceerd in nieuw uitgebrachte rapporten. Op dit moment zijn er geen rapporten die aantonen dat dat harde bewijs er is en dus worden er ook geen maatregelen genomen. We volgen de wetenschappelijke ontwikkelingen natuurlijk, want de wetenschap staat gelukkig niet stil. Als daar aanleiding toe is, dan zullen wij maatregelen nemen.
Mevrouw Podt (D66):
Dit is wel een beetje ingewikkeld, want mijn gevoel is dat de minister het nu in eerste instantie toch een beetje downplayt door het te hebben over de maatschappelijke onrust, terwijl er wel echt meer aan de hand is. De minister haalt ook een aantal commentaren aan. Juist omdat ik ook vind dat het de taak van de overheid is om burgers te beschermen, ben ik benieuwd hoe het kan dat die reële zorgen die er nu spelen eigenlijk een beetje weggeredeneerd worden door het Ctgb, terwijl bijvoorbeeld de WHO-onderzoeker die in de reportage zit echt zegt dat die kankeronderzoeken wel degelijk legitiem zijn. Het Ctgb komt dus toch tot een andere conclusie. Dat verbaast mij.
Minister Adema:
Dat kan zo zijn, maar wij baseren onze beslissingen op wetenschappelijk onderzoek. Dat doet het Ctgb ook. U refereert waarschijnlijk aan het rapport uit 2015 waarin de WHO concludeerde dat er mogelijk — het was toen echt nog helemaal niet heel erg zeker en helemaal niet zo robuust — een verband zou kunnen zijn. Later heeft het ECHA de stof niet als kankerverwekkend geclassificeerd. Overigens is dit ook bevestigd door de beoordelingsinstanties uit de VS, Canada, Australië, Japan en Nieuw-Zeeland. Die hebben allemaal bevestigd dat de stof niet kankerverwekkend is. Wij moeten ons wel echt baseren op wetenschappelijke onderzoeken en rapporten. Op basis daarvan doen we deze toelating. We hebben juist het Ctgb om dat onderzoek voor ons te doen, om de rapporten te bestuderen en om op basis daarvan tot een beoordeling te komen. Dat hebben we ook in dit traject zo gedaan.
Mevrouw Podt (D66):
Oké. De minister heeft het over het belang van wetenschappelijk onderzoek. Dat kan ik natuurlijk alleen maar onderschrijven. Maar het Ctgb heeft zelf toegegeven dat het niet toetst op neurotoxiciteit. Het test dus niet of glyfosaat parkinson veroorzaakt. Dat is dus eigenlijk een lacune in het protocol dat zij hanteren. De minister weet heel goed dat er heel veel aanwijzingen zijn dat glyfosaat parkinson kan veroorzaken. In de reportage zien we dat het waarschijnlijk ook nog eens kankerverwekkend is. Klopt het dat de minister achter de schermen heeft gepleit voor een verbod op glyfosaat? Waren de betrokken ministeries op de hoogte van die zorgwekkende punten? En waarom waren ze dan zo bang voor precedentwerking? Is precedentwerking dan uiteindelijk echt gevaarlijker dan een giftige stof gebruiken waarmee je boeren en omwonenden in gevaar brengt?
Minister Adema:
De toelating van gewasbeschermingsmiddelen begint bij een goede wetenschappelijke analyse van alle documenten en alle rapporten die er liggen. Zo kan worden gekomen tot een goed advies om te kunnen toelaten. Mevrouw Podt zegt dat er niet wordt getest op neurotoxiciteit. Dat moet ik echt nuanceren, want daar wordt wel degelijk op getest. Dan gaat het om epileptische aanvallen, neuropathie en dat soort zaken. Daar wordt gewoon op getest. Er is geen enkele aanwijzing dat glyfosaat invloed heeft op de hersenen. De andere kant is — dat is ook de discussie geweest, die we ook in de Kamer hebben gehad — dat er nog onvoldoende bekend is over neurodegeneratie. Ook het Ctgb zegt dat. Daarom hebben wij naar aanleiding van het besluit om bij glyfosaat een onthouding te doen juist een aantal stappen gezet om dat helder te krijgen. Ten eerste hebben we gezegd: wij willen dat in Europa het toetsingskader wordt uitgebreid met neurodegeneratieve effecten. Daar valt parkinson onder. Parkinson ontwikkelt zich in tien, vijftien jaar en moet je daarom op een andere manier beoordelen. We willen juist een onderzoek doen, specifiek en naar aanleiding van de wetenschappers die in het nieuws zijn geweest in die periode, naar de relatie tussen parkinson en glyfosaat. Dat onderzoek wordt opgestart. Daar zijn de betreffende wetenschappers zelfs bij betrokken. Ik heb aangegeven dat op het moment dat uit het onderzoek blijkt dat die relatie er is, we direct stoppen met het gebruik van glyfosaat.
Daarnaast hebben we maatregelen genomen. We doen bijvoorbeeld onderzoek naar de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in de volle breedte, waarbij in de volle breedte ook wordt gekeken naar andere middelen. We hebben tevens met elkaar afgesproken dat we kijken of de laatste wetenschappelijke inzichten altijd meegenomen worden in het toetsingskader. Dat is wat mij betreft ook een belangrijk punt. We hebben ook met elkaar afgesproken dat we een onderzoek doen, een analyse doen, naar het gebruik van glyfosaat in specifiek de landbouw waar het niet de voedselproductie betreft. Die analyse wordt op dit moment uitgevoerd. Met die analyse wordt gekeken of je het gebruik daar sterk kunt verminderen. Het is wel belangrijk om het hele pakket in samenhang te benoemen, want we hebben stevige maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de zorgen weggenomen kunnen worden.
Mevrouw Podt (D66):
Dit klinkt wel een beetje raar. Het zijn stevige maatregelen om de zorgen weg te nemen, maar het zijn dus geen stevige maatregelen om glyfosaat weg te nemen; dat wil ik wel even markeren. Ik vind het volgende lastig in het betoog van de minister. Ik vind dit heel moeilijk te rijmen met de uitspraken die hij gisteren in het programma heeft gedaan. Mijn vraag naar aanleiding van het programma — dat was ook een van mijn vragen waar de minister geen antwoord op heeft gegeven — was namelijk toch: klopt het dat de minister achter de schermen heeft gepleit voor een verbod op glyfosaat? Het feit is wel dat hij hier nu gewoon allerlei dingen staat te vertellen die daar een beetje haaks op lijken te staan.
Minister Adema:
Dan blijf ik bij wat ik in de uitzending heb gezegd, en dat is het volgende. Ten eerste doe ik vanzelfsprekend geen uitspraken over de discussies die zich in de boezem van het kabinet hebben afgespeeld. Ik heb ook gezegd: ik geloof dat u over 75 jaar allemaal kunt lezen hoe de discussies zijn gegaan. Maar het zijn vertrouwelijke, geheime discussies waar ik geen uitspraken over doe. Ik heb tijdens de uitzending wel gezegd dat ikzelf een ontwikkeling heb doorgemaakt. Ten eerste is dat natuurlijk in het zoeken van de balans tussen de adviezen van het Ctgb en de zorgen die er in de samenleving leven. Maar daarnaast heb ik ook naar aanleiding van de gesprekken die we met wetenschappers hebben gehad, een nadere analyse gevraagd van de case reports die werden opgebracht. Dat betekent dat ik in het latere stadium, toen ik de terugkoppeling van de analyse kreeg, het besluit heb genomen dat het onthouden van stemmen beter paste bij die situatie omdat die case reports nog heel veel onduidelijkheid geven. Er moet echt heel veel meer onderzoek plaatsvinden om meer zekerheid te krijgen over de relatie tussen glyfosaat en parkinson. Vandaar ook dat ik dat onderzoek heb gestart, juist om zo snel mogelijk die duidelijkheid te krijgen en om op het moment dat die duidelijkheid er is, ook subiet te stoppen met de toepassing van glyfosaat in Nederland. Dat is er gebeurd. Wat ik ook zeg in de uitzending: ik heb zelf een ontwikkeling doorgemaakt van inderdaad eerst tegenstemmen naar uiteindelijk de positie om ons te onthouden van stemming. Dat was ook naar aanleiding van de terugkoppelingen die ik kreeg. Dat vond ik beter passen bij de onduidelijkheid en de onzekerheid van datgene wat er ook door externe wetenschappers werd gepresenteerd.
Mevrouw Podt (D66):
Mij verbaasde die onthouding volledig, want volgens mij ben je óf overtuigd dat de stof veilig is — dan stem je tegen een verbod — óf je bent ervan overtuigd dat de stof niet veilig is. Dan zou je voor een verbod moeten zijn. Richting de minister zeg ik: je wilt toch eerst zeker weten dat het veilig is voordat je het toelaat? Dan slaat die onthouding toch eigenlijk helemaal nergens op?
Minister Adema:
Mevrouw Podt kan er wel heel zwart-wit in gaan staan, maar soms zijn er situaties waarin er vragen leven die onvoldoende beantwoord kunnen worden. Dan kan het inderdaad zo zijn dat men zich onthoudt van stemming. Dat hebben we hier ook gedaan. De wereld is niet altijd zo zwart-wit als mevrouw Podt het hier wil doen voorkomen.
Mevrouw Podt (D66):
Het zal u niet verbazen: ik ben teleurgesteld door de beantwoording van de minister. Ik dank hem wel voor alle inspanningen die hij achter de schermen waarschijnlijk heeft verricht. Die lijken wel te blijken uit de reportage van Zembla. Maar het is een feit dat we in deze Kamer tot twee keer toe moties hebben aangenomen om het kabinet te bewegen tot een stem tegen het verlengen van het gebruik van glyfosaat. Nu horen we dat de minister zelf toch ook een beetje twijfelde of dat hij een ontwikkeling doormaakte. Glyfosaat is echter nu weer voor tien jaar toegelaten tot de markt. Dat is extra wrang, zeker voor die boeren en omwonenden die in aanraking komen met dit gif.
Minister Adema:
Ik heb niet de behoefte om daar heel lang over te spreken, omdat we de discussie natuurlijk uitgebreid in deze Kamer hebben gehad, ook over de moties. Ik heb niet de behoefte om die discussie over te doen.
De heer Van Campen (VVD):
Het is goed dat we de wetenschappelijke instituties die we inhuren voor de beoordeling van deze werkzame stoffen, zoals glyfosaat, kunnen vertrouwen. Dat zijn de wetenschappers en die moeten we kunnen vertrouwen, maar het ongemak zit erin dat er toch ook nog steeds wetenschappers zijn die zeggen dat effecten waaruit zou kunnen blijken dat glyfosaat schadelijk is, onvoldoende worden meegewogen. Ik zou de minister willen vragen of hij de opvatting deelt dat onze wetenschappelijke instituties boven iedere twijfel verheven moeten zijn. En zo ja, wanneer kan de minister er dan op de kortst mogelijke termijn voor zorgen dat de toelatingsprocedure bij het Ctgb zo is ingericht dat ook de twijfel over glyfosaat kan worden weggenomen?
Minister Adema:
Zeker zijn onze instituten boven elke twijfel verheven. Dat moet ook zo zijn, want daar hebben we ze ook toe aangewezen. Er is een uitvoerig onderzoek gedaan, een uitvoerige toetsing van drie jaar lang op 2.400 rapporten, zoals u misschien weet. Er worden door wetenschappers van buiten het Ctgb opmerkingen gemaakt over de transparantie en dat soort zaken. Het hele dossier is bijvoorbeeld op internet te vinden. Zeker in de casus van glyfosaat staat alles op internet: al die 2.400 rapporten en de beoordeling van het Ctgb. Alles is heel transparant te vinden op internet. Ik herhaal wat ik ook in de uitzending heb gezegd: als er wetenschappers zijn die daar serieus twijfel over hebben, wil ik graag dat zij zich bij mij melden. Dan gaan we het gesprek daarover aan, ook met het Ctgb, maar zolang dat niet tot echt inhoudelijke wijzigingen of vraagtekens leidt, staan we vanzelfsprekend achter het Ctgb, dat we daarvoor hebben aangewezen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De discussie gaat niet over de vraag of we het Ctgb kunnen vertrouwen. De discussie gaat over de vraag of de overheid, met de kennis die we hebben, handelt vanuit het voorzorgsbeginsel dat de gezondheid van boeren en burgers natuurlijk wel boven het verdienmodel van Bayer gaat. We zien opnieuw — dit is niet de eerste keer dat dit aan de hand is — dat onafhankelijke wetenschappers aantoonbaar kunnen aanwijzen dat er verbanden zijn waarover we ons zorgen moeten maken en dat de politiek de andere kant op beweegt. De VVD komt met het argument van precedentwerking en de minister kiest voor een politieke oplossing. Mijn vraag is de volgende. De zorgen over het verband met parkinson bestaan nog steeds. Gaat de minister alle toelatingen in Nederland intrekken en alsnog bij de Europese Commissie erop aandringen dat die toelating voor tien jaar glyfosaat weer terug wordt gedraaid?
Minister Adema:
Nee, dat ga ik niet doen. Ten eerste is het niet zo dat wij — die suggestie is al ook al eens in een commissiedebat aan de orde geweest — het verdienmodel van Bayer boven de gezondheid van onze burgers en boeren stellen. Dat is niet aan de orde. Wij zijn op basis van inhoudelijke argumenten tot de afweging gekomen om ons te onthouden van stemming. Dat is een inhoudelijke afweging geweest en geen politieke afweging. Natuurlijk hebben wij onze keuringsinstanties zoals het Ctgb, dat we hebben toevertrouwd om deze keuringen en toelatingen te doen, en dat dit op een buitengewoon zorgvuldige manier doet.
Ik zei al dat het een dossier is van 2.400 rapporten die in een periode van drie jaar zijn beoordeeld. De relatie die andere wetenschappers aandragen op het gebied van de effecten van glyfosaat zijn op dit moment niet meer dan aannames. Er liggen geen rapporten en geen harde bewijzen. Daarom heb ik ook juist aangedrongen op een onderzoek om bijvoorbeeld de relatie tussen glyfosaat en parkinson nu zo snel mogelijk te onderzoeken en zo snel mogelijk te komen met resultaten. Op het moment dat blijkt dat er een causaal verband is tussen het gebruik van glyfosaat en parkinson, stoppen we direct met het toepassen van glyfosaat in Nederland. Dat heb ik ook eerder in het debat gezegd. Daar sta ik achter. Wij hebben juist op basis van inhoudelijke argumenten de keuze gemaakt om ons te onthouden van stemming. Aan de ene kant deden we dat gezien de maatschappelijke onrust, die ook gestoeld is op wat wetenschappers zeggen en waar geen bewijzen onder liggen. Aan de andere kant deden we dat gezien het Ctgb, dat wij hebben aangewezen als instituut om voor ons de toelatingen te doen en waarin wij al het vertrouwen hebben. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de transparantie en de kwaliteit van het Ctgb. Nogmaals, het toetsingskader voor parkinson wordt uitgebreid in Europa. Daar zijn we mee aan het werk. Dat is dus een ander punt. Maar we hebben geen enkele aanleiding om daaraan te twijfelen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De minister bombardeert ons weer met woorden als "zorgvuldig" en "2.400 studies". Het RIVM, een belangrijke institutie, heeft gezegd: de conclusie van het Ctgb dat parkinson geen enkele zorg is, is niet logisch. De minister was zelf bezorgd en heeft in de ministerraad gezegd: misschien moeten we toch niet weer tien jaar lang het risico nemen op het ontstaan van parkinson. De onderzoeken waar hij naar verwijst ... Oké, dus we weten het over drie tot vijf jaar misschien zeker. Maar hoeveel mensen lopen in de tussentijd risico op parkinson? Je moet vanuit het voorzorgsbeginsel handelen. De minister heeft gekozen voor een politieke oplossing, voor geen ruzie in het kabinet. Ik roep de minister op — wat heeft hij nog te verliezen? — om alsnog die toelatingen in te trekken; laat de VVD in zijn sop gaar koken.
Minister Adema:
Ik zou geen knip voor de neus waard zijn geweest als ik nu, op basis van dezelfde omstandigheden en dezelfde feitelijke kennis, opeens wel tegen glyfosaat zou zijn en de toelating zou intrekken. Want dan zou ik eerder, toen het speelde in Europa, het foute besluit hebben genomen. We laten het juist toe vanwege alles wat wetenschappers van buiten op tafel leggen. Er is daarbij nog geen causaal verband aangetoond en er ligt nog geen bewijs onder. Daarover zeggen ze zelf ook: er moet echt meer onderzoek komen om te kijken wat bijvoorbeeld de relatie tussen glyfosaat en parkinson is. Kankeronderzoek wordt gedaan. Daar hebben we op dit moment nog geen uitspraken over gehad. Maar als er morgen vanuit het instituut een rapport ligt dat een hard causaal verband tussen glyfosaat en kanker aantoont, geldt daar hetzelfde voor: het wordt dan direct uit de Nederlandse en over een paar maanden de Europese markt genomen. Laat daar geen misverstand over bestaan. We moeten wel zorgen dat we ons baseren op wetenschappelijke analyses, rapporten en onderzoeken. We moeten die leidend laten zijn in de keuzes die we in de politiek maken. We hebben dat dus ook afgesproken met uw Kamer. We hebben gezegd: we doen het op basis van het toetsingskader, dat we ter beoordeling in handen geven van het Ctgb. Het is geen politieke, maar een inhoudelijke beslissing geweest.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog niet van doen gehad met deze minister, omdat ik normaal gesproken in de commissie voor Milieu en Infrastructuur zit. Daar gaat het vaak over pfas, het voorzorgsprincipe en gezondheid. Er zijn heel veel stoffen die maatschappelijke onrust veroorzaken. De minister sloot net af met te zeggen dat het geen politiek besluit is geweest. Dat vind ik toch heel interessant, want er is wel een politiek besluit geweest. De Kamer heeft namelijk de maatschappelijke onrust die er daadwerkelijk is, willen vertegenwoordigen door te zeggen: we willen dit niet en u moet tegenstemmen in Brussel. De vraag is dus waarom u meer waarde hecht aan het bewaken van het advies dan aan de politieke besluitvorming. Je hebt eerst een advies en daarna de politieke besluitvorming die de maatschappelijke onrust vertolkt. Waarom hecht u meer waarde aan het eerste?
Minister Adema:
Om niet in de val te trappen dat we opnieuw de hele discussie overdoen die we al urenlang hebben gehad in de commissievergaderingen het volgende. We hebben op basis van inhoudelijke argumenten het besluit genomen om ons te onthouden van stemming. Ik heb gezegd dat ik op basis van de rapporten van het Ctgb en datgene wat wetenschappers van buiten aandroegen, ook zelf een ontwikkeling heb doorgemaakt. Ik heb daarbij gezegd: als ik alles weeg in relatie tot de onrust, dan vind ik dat onthouden de positie is die het beste past bij wat ik heb gehoord en gezien in de adviezen van het Ctgb. Daar past onthouden het allerbeste bij.
De voorzitter:
Helder.
Minister Adema:
Dat is gewoon een inhoudelijke afweging geweest. Het zou niet best zijn als daarbij een politieke afweging wordt gemaakt, waarbij we willens en wetens een loopje nemen met de gezondheid van onze boeren en onze mensen. Ik kan u verzekeren: dat willen de boeren zelf ook niet.
De heer Holman (NSC):
De minister vertelt inhoudelijk op grond waarvan hij de keuze heeft gemaakt. Ik constateer dat er veel maatschappelijke onrust is. Het is niet wenselijk om die onrust nog tien jaar voort te laten bestaan. Wat kan de minister for the time being, tot er helderheid is over uitkomsten van de rapporten, doen om de onrust te beperken? Zou bijvoorbeeld een convenant met de BO Akkerbouw, de agrarische sector, kunnen helpen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en daarmee ook de onrust daarover, door een vorm van gedrag of afspraken?
Minister Adema:
De Tweede Kamer weet als geen ander dat wij in Europa bezig zijn om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met 50% te reduceren. Daar zijn wij als Nederland altijd het meest vergaand in geweest. Wij worden zelfs op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen "het groenste jongetje van de klas" genoemd, omdat wij de Commissie juist steeds hebben gesteund in het voorstel van de SUR, de gewasbeschermingsverordening die onderweg was. U kunt zich voorstellen dat deze minister zich in zijn hemd voelt staan als de voorzitter van de Commissie dan opeens de SUR intrekt. Ik ben ongelofelijk blij dat ik laatst bij Cosun was. Cosun is een grote agrarische coöperatie met 8.000 boeren. Dat bedrijf zegt: het is ingetrokken door Europa, maar wij gaan door, want wij denken dat het kan. Er wordt ongelofelijk geïnvesteerd in innovatieve systemen en in een andere manier van toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, om er juist voor te zorgen dat we het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen naar beneden brengen. De ambitie van deze minister is nog steeds om in 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te hebben gehalveerd. Daar werk ik samen met de sector nog steeds aan. Ik hoop ook dat de sector achter dat doel blijft staan, ondanks wat er in Europa gebeurd is, want het kan en het moet.
Mevrouw Podt (D66):
Gezondheid, minister.
Minister Adema:
Nou, het klinkt niet zo gezond, moet ik u zeggen. Maar dank u.
Mevrouw Podt (D66):
De minister geeft meerdere keren aan bezig te zijn in Europa. Dat is natuurlijk hartstikke fijn. Maar de mensen die naast zo'n stuk land zitten en iedere keer dat zij een spuitwagen aan zien komen naar binnen vluchten, hebben daar natuurlijk niet zo veel aan. Dan vraag ik me toch af of de minister van plan is om ook kanker mee te nemen, bijvoorbeeld in die aanscherping van het toetsingskader van het Ctgb waar hij het over had. Kunnen we dan ook een termijn krijgen voor wanneer dat hele pakket terugkomt? Want ik denk dat de minister het ook met mij eens is dat dat niet nog jaren moet duren.
Minister Adema:
Op het gevaar af dat ik nu een fout maak: ik denk het niet. Ik denk dat kanker in het systeem zit, net zoals neurotoxiciteit in de beoordeling zit, vanzelfsprekend. Alleen zijn er nog geen bewijzen voor dat dat verband er is. We hebben neurodegeneratie alleen bij de Europese Commissie aangedragen, omdat die nu niet in het beoordelingskader zit. Dat moet op Europees niveau toegevoegd worden aan het kader. Wij zijn hard aan het werk om dat voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Podt (D66):
Maar dan heb ik nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Wanneer komt dat nou? Die mensen zitten daarop te wachten. Ik hoop toch dat de minister mij niet gaat zeggen dat het nog jaren gaat duren.
Minister Adema:
Ik hoop dat dat zo snel mogelijk gaat. Ik hoop met mevrouw Podt dat dat zo snel mogelijk is, alleen heb ik de Europese Commissie niet aan het touwtje. Dat begrijpt u.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik schors voor enkele minuten en dan gaan we stemmen.
De vergadering wordt van 15.09 uur tot 15.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-65-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.