Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 52, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 52, item 4 |
Tuinbouw, visserij en biotechnologie
Aan de orde is het tweeminutendebat Tuinbouw, visserij en biotechnologie (CD d.d. 08/02).
De voorzitter:
Aan de orde is nu het tweeminutendebat Tuinbouw, visserij en biotechnologie. Het commissiedebat heeft op 8 februari plaatsgevonden. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Hertzberger van Nieuw Sociaal Contract. Bij dezen.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Voorzitter. Het is prachtig dat we het vandaag over biotechnologie gaan hebben. Wat mij betreft mag het hier elke dag wel over biotechnologie gaan. Momenteel vindt misschien wel een van de belangrijkste hervormingen plaats op het gebied van veredeling: een verregaande versoepeling van de risicobeoordeling en toelating van genetische technologie in zaden. Gisteren werd in een briefing duidelijk hoe belangrijk die sector is voor Nederland. Er zitten hier een aantal prachtige familiebedrijven, die de wereld voorzien van uitgangsmateriaal, pootgoed en groentezaden met daarin bijvoorbeeld resistenties, zodat er minder gespoten hoeft te worden. NSC ziet deze technologie niet als een onverdeeld positieve ontwikkeling. Er zijn ook risico's aan verbonden, bijvoorbeeld dat ons mooie innovatiemodel van het kwekersrecht onder druk komt te staan. Daarom dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Verordening Nieuwe Genomische Technologie (hierna: NGT) het aanvragen van patenten op kenmerken van uitgangsmateriaal vereenvoudigt;
overwegende dat dit intellectueel eigendom niet compatibel is met het kwekersrecht;
overwegende dat het in veel gevallen onmogelijk is om met NGT geïntroduceerde eigenschappen te onderscheiden van natuurlijk voorkomende eigenschappen of van eigenschappen die door conventionele veredelingstechnieken zijn geïntroduceerd;
overwegende dat zowel het Nederlandse parlement, als de nationale parlementen van veel andere lidstaten, als het Europees Parlement deze patenten als onwenselijk hebben beoordeeld;
verzoekt de regering zich zo in te zetten dat de positie van de Europese Raad, met betrekking tot de verordening NGT, het ENVI-compromis steunt, zodat uitgangsmateriaal of eigenschappen hierin niet patentbaar zijn, ook niet wanneer zij met genetische technologie tot stand zijn gebracht;
verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat de Europese patentenorganisatie, conform de positie van de Europese Raad, de nieuwe verordening dusdanig interpreteert dat er noch op conventioneel, noch op met door genetische technologie geïntroduceerde eigenschappen patenten kunnen worden verleend,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik vervolgens het woord aan mevrouw Van der Plas van de BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week waren wij met een groot aantal Kamerleden die hier nu ook zijn, bij een heel grote bijeenkomst in Nijkerk, in een zaal met, ik schat, 800 boeren en boerinnen: tuinders, telers, biologische boeren en gangbare boeren. De nood in de sector is heel erg hoog. We hebben daar een heel goed gesprek gehad met de mensen daar. Wat zich afspeelt in die gezinnen is hartverscheurend. Wij proberen in deze tweeminutendebatten toch een poging te doen om een eerlijk, rechtvaardig en vooral, zoals mijn collega Pierik zei, uitlegbaar beleid te krijgen. Ik heb twee moties naar aanleiding van het debat dat we hebben gehad over de tuinbouw, visserij en biotechnologie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nieuw agrarisch beleid en nieuwe maatregelen een aanzienlijke impact kunnen hebben op de financiële situatie van agrarische bedrijven;
overwegende dat een verdienvermogentoets een waardevol instrument kan zijn om de bedrijfseconomische effecten van nieuw beleid en maatregelen voor agrarische bedrijven in kaart te brengen;
roept de regering op bij de totstandkoming van nieuw agrarisch beleid en nieuwe maatregelen een verdienvermogentoets verplicht te stellen, die de bedrijfseconomische effecten voor agrarische bedrijven doorrekent en ook aandacht besteedt aan mogelijke compenserende maatregelen indien nodig,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de pulsvisserij in Europa onderhevig is aan een verbod, ondanks het gebrek aan stevige wetenschappelijke onderbouwing voor dit verbod;
constaterende dat wetenschappelijk onderzoek recent heeft aangetoond dat de negatieve effecten van pulsvisserij op het mariene ecosysteem minimaal zijn;
overwegende dat de pulsvisserij mogelijkheden biedt voor een duurzamere en efficiëntere vangstmethode;
verzoekt de minister een heroverweging van het verbod op de pulsvisserij in Europa mogelijk te maken, gebaseerd op de recente wetenschappelijke bevindingen en inzichten;
verzoekt de minister te streven naar een herziening van het Europees beleid om ruimte te bieden voor het gebruik en de verdere ontwikkeling van pulsvisserij als een duurzame en effectieve vangstmethode,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De volgende spreker is de heer Tjeerd de Groot van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Goedemorgen. Ik heb één opmerking of eigenlijk een vraag over de Voordelta. In 2008 is afgesproken dat er natuurcompensatie zou plaatsvinden voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Zestien jaar later heeft dat nog altijd niet plaatsgevonden. In november 2022 heeft de rechter bepaald dat de overheid niet langer mag wachten met het nemen van extra maatregelen. Daarvan heeft de minister op 5 april vorig jaar gezegd: u krijgt nog zes maanden. Een uitspraak van de rechter wordt hier gewoon maar naast zich neergelegd. De overheid handelt niet. Ik zie het ook zomaar gebeuren dat de Kamer zich hier nog met een uitspraak mee gaat bemoeien. Ik ben dus benieuwd naar de reactie van de minister.
Dan twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kweekvlees een diervriendelijke en duurzame aanvulling kan zijn op ons voedingspatroon en het de keuzevrijheid van de consumenten vergroot;
overwegende dat het verouderde Europese toelatingssysteem een grote drempel vormt om deze Nederlandse innovatie in de supermarkt te krijgen;
overwegende dat Nederlandse bedrijven hierdoor dreigen te vertrekken naar andere landen als Singapore en de Verenigde Staten, waar kweekvlees wel in de schappen mag liggen;
verzoekt de regering om een kopgroep te vormen met andere vooruitstrevende lidstaten om er bij de nieuwe Europese Commissie op aan te dringen de toelating van kweekvlees op te nemen in hun eerstvolgende werkprogramma,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan om de regelgeving rond plantveredeling te vernieuwen, waaronder het gebruik van nieuwe genomische technieken;
constaterende dat verschillende EU-lidstaten hun zorgen hebben geuit over de verwachte toename aan octrooien in de plantenveredeling als gevolg van het toestaan van dergelijke technieken en onderzoek daarover op zich laat wachten;
overwegende dat het van belang is voor producenten om hun keuzevrijheid te behouden en het Europees Parlement daarom amendementen heeft aangenomen die de werking van het octrooirecht beperken;
van mening dat het beperken van octrooibaarheid, het vrijstellen van kwekers in het octrooirecht en sterk kwekersrecht de beste combinatie is om een gedegen intellectueel eigendomssysteem te creëren voor de plantaardige sector;
van mening dat de voedselzekerheid nog weleens wordt vergeten;
verzoekt de regering zich in de Europese Raad actief in te zetten om de reikwijdte van het octrooirecht te beperken voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken door deze producten uit te sluiten van octrooieerbaarheid of de werking van octrooirechten van plantaardig materiaal te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb geen motie, maar wel één vraag. Die gaat net als de vraag van de woordvoerder van D66 over de Voordelta. Ik heb de minister voor Natuur en Stikstof in de commissie bedankt voor haar heldere taal in het Voordeltadossier, maar ik heb er nog even over nagedacht en kwam tot de conclusie: er wringt toch wel iets. We zetten nu eindelijk stappen die nodig zijn om de natuur in de Voordelta te beschermen, en die zijn er na goed overleg gekomen. Tegelijkertijd loopt er nog altijd een hoger beroep vanuit de regering om een stokje te steken voor de uitspraak van de rechter dat we op moeten komen voor de natuur. Kan de minister uitleggen waarom ze dat niet intrekt nu we de knoop hebben doorgehakt om de natuur te gaan beschermen? En hoe kan de minister haar ferme woorden over natuurbescherming verenigen met een lopend beroep dat vraagt om toch weer op de rem te trappen? Voeg de daad bij uw woord en blaas dat beroep af, zou ik zeggen. Graag hoor ik een reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker is de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Om het onverkwikkelijke Voordeltadossier iets rechtvaardiger te maken, zal ik straks mede-indiener zijn bij de motie van de heer Flach. Ik heb zelf twee moties meegebracht, mooie tuinbouwmoties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij verduurzaming van de warmtevraag in de kassen via aard- en restwarmte of waterstof de huidige bron (ketel of warmtekrachtkoppeling) om CO2 in de kas te doseren wegvalt, terwijl die CO2 wel nodig is om gewassen te laten groeien;
overwegende dat de Europese Commissie met haar strategie voor industrieel klimaatbeleid en klimaatdoel 2040 wil inzetten op CO2-recycling;
overwegende dat de beschikbaarheid van externe CO2 cruciaal is voor de glastuinbouw om zijn klimaatambities te realiseren, gasverbruik in de glastuinbouw kan voorkomen en het overstappen op duurzame energiebronnen aantrekkelijker wordt;
constaterende dat door stimulering van CCS (Carbon Capture and Storage) en beleid gericht op negatieve emissies een tekort ontstaat aan biogene CO2 voor de glastuinbouw;
verzoekt de regering de recycling van biogene CO2 in de glastuinbouw via Carbon Capture and Utilisation (CCU) in samenhang met haar beleid gericht op het bevorderen van negatieve emissies te borgen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan een tweede, wat langere motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de glastuinbouw de ambitie heeft om in 2040 klimaatneutraal te telen;
overwegende dat de sector daartoe met het kabinet een samenhangend pakket in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 heeft afgesproken;
constaterende dat de glastuinbouw, als enige sector, een borgend klimaatinstrumentarium heeft, doordat een in het convenant afgesproken CO2-sectorsysteem het klimaatdoel in 2030 en klimaatneutraliteit in 2040 borgt;
overwegende dat daarbovenop de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw is doorgevoerd, waardoor de energiebelasting op aardgas voor de glastuinbouw gaat toenemen;
constaterende dat het kabinet daarbovenop ook nog eens voornemens lijkt ETS2 zo breed mogelijk in te voeren, met inbegrip van het deel van de glastuinbouwsector dat nog niet onder het ETS valt, ondanks de Europese uitzondering voor land- en tuinbouw, terwijl deze sector al voldoet aan de eventuele sectorspecifieke doelstellingen in de te herziene Effort Sharing Regulation (ESR);
overwegende dat deze laatste stap niet logisch is gelet op de bestaande afspraak over een sectorsysteem, waarmee bovendien veel effectiever klimaatdoelen worden gerealiseerd, terwijl deze stap en daarmee toenemende stapeling leidt tot overbeprijzing, waarmee telen in Nederland financieel onrendabel wordt zonder dat dit de klimaatdoelen dient;
verzoekt de regering een stapeling van aanvullende maatregelen en verzwaarde doelen te voorkomen door de glastuinbouwbedrijven die nu nog niet onder het ETS vallen van ETS2 uit te sluiten en in plaats daarvan sectorspecifieke doelstellingen in het kader van de ESR door te voeren en zo het convenant als uitgangspunt te houden voor de klimaataanpak in de glastuinbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Excuus voor deze wat lange motie.
De voorzitter:
O, wat een lange motie, meneer Grinwis! Het woord is aan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als u de motie van de heer Grinwis al lang vond, dan wordt het nu nog gekker.
De voorzitter:
O nee.
De heer Flach (SGP):
We kijken terug op een intensief debat rondom visserij in de Voordelta, een debat waarbij ook enige emotie te zien was, die er ook na afloop van het debat bij een aantal betrokkenen uit kwam. Ik wil daarom een motie indienen, mede namens collega's Vedder, Grinwis, Meulenkamp en Van der Plas. Het is er maar eentje maar wel een lange, dus ga er maar eens goed voor zitten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de visserij verantwoordelijk wordt gemaakt voor compensatie van de natuurschade veroorzaakt door het Havenbedrijf Rotterdam, terwijl het Havenbedrijf primair verantwoordelijk is voor het naleven van de voorschriften bij de vergunningverlening;
van mening dat uitvoering geven aan de rechterlijke uitspraak moet gebeuren op een wijze waarbij de visserij zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen en zo nodig adequaat wordt gecompenseerd, rekening houdend met het feit dat de visserij part noch deel heeft aan de aanleg van de Tweede Maasvlakte, maar die tegelijkertijd juridisch steekhoudend is;
van mening dat bij de te nemen maatregelen als uitgangspunten genomen moeten worden dat 2.146 hectare habitat is verdwenen en dat daarvoor compensatie geldt in plaats van de eerdergenoemde 2.455 hectare, dat juridisch geen harde eisen worden gesteld aan de tijdscompensatie en dat dit minimaal moet worden ingevuld, en dat het na overleg met de visserij aan te wijzen gebied qua locatie waar mogelijk de visserij ontziet, zoals in het Brouwershavense Gat, het gebied boven de Bollen van de Ooster en aan de westzijde van de Hinderplaat;
van mening dat er met het (aangepaste) voorgenomen besluit definitieve duidelijkheid moet komen voor vissers, het Havenbedrijf en natuurorganisaties over de vereiste natuurcompensatie;
overwegende dat monitoring van de visserijeffecten binnen en buiten de gesloten gebieden van belang is, zodat de daadwerkelijke impact van de visserij ten opzichte van de natuurlijke dynamiek in beeld gebracht kan worden en de gebiedssluiting geëvalueerd kan worden;
verzoekt de regering om een aangepast voorgenomen besluit te maken voor de vereiste natuurcompensatie uitgaande van de bovenstaande uitgangspunten en deze gelijktijdig met het besluit over een adequaat en uitgewerkt compensatiepakket aan de Kamer voor te leggen;
verzoekt de regering om de vergunning van het Havenbedrijf Rotterdam op dit besluit aan te passen en op het besluit overeenstemming met de Europese Commissie te bereiken;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze gebiedssluiting meegenomen wordt in het kader van het Noordzeeakkoord ten behoeve van 15% bodembescherming in 2030,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan is nu het woord aan … Ah, er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over de compensatie voor die 15% beschermde natuur in de Noordzee. Nu ik het voor het eerst hoor, krijg ik toch het idee dat de SGP een natuurgebied dat sowieso al aangewezen zou worden, nu dubbel gaat gebruiken als compensatie voor de Voordelta, maar zo werkt het natuurlijk niet.
De heer Flach (SGP):
Deze motie wordt niet alleen door de SGP ingediend, maar door vijf partijen. Wij kijken er als volgt naar. Dit gebied gaat gesloten worden voor visserij en kan daarmee ook mooi dienen als invulling van de nog resterende 1,3% van de 15%, die nog ingevuld moest worden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb gisteren een debat gehad over Binnenlandse Zaken. Dat ging over luisteren naar de inwoners. Nu hebben we een Noordzeeakkoord, waarbij allerlei partijen aan tafel zitten en onderhandelen. Nu komt de SGP samen met nog een heleboel andere partijen erdoorheen fietsen en eventjes vertellen hoe het dan zou moeten. Dat is toch niet hoe wij met convenanten of met inspraak om willen gaan? Of ziet de SGP dat anders?
De heer Flach (SGP):
Mijn motie is al meegenomen, maar ik kan me niet herinneren dat ik dat voorgelezen heb. De doelstelling hiervan is de volgende. In het Noordzeeakkoord is afgesproken die 15% in te gaan vullen, maar nog niet alle gebieden zijn toegewezen. Dit lijkt ons een prima invulling van dat laatste gedeelte.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik ga in op dit laatste punt, dat mevrouw Bromet terecht aandraagt. We hebben als Kamer ingestemd met het Noordzeeakkoord. Dat betekent dat wij aan partijen — energiepartijen, natuurorganisaties, vissers — overlaten hoe zij die bescherming gaan invullen. Ik vind het zeker van de Staatkundig Gereformeerde Partij maar ook van de andere partijen heel vreemd dat u zich nu in zo'n Noordzeeakkoord gaat mengen. Gaat u de volgende motie aan de SER richten? Hoe ziet u dat?
De heer Flach (SGP):
Nou ja, goed, om bij ieder punt de partijachtergrond erbij te halen, wordt een beetje krampachtig, denk ik. Dat doet er ook niet toe. We horen ons allemaal te houden aan de regels van goed bestuur. Ik ben van mening dat we dat ook doen met dit voorstel. Het is een verzoek aan de regering om een gebied dat nu nieuw gesloten zal worden, ook gelijk te zien als invulling van die afgesproken 15%. Dat is de inzet. We gaan zo horen hoe de minister daarop reageert.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Fijn dat de heer Flach erkent dat we ons ook als Kamer een beetje aan de spelregels moeten houden van goed bestuur. Dan zou ik toch willen voorstellen dat u dat deel van uw motie schrapt, omdat dat daar niet aan voldoet. U mengt zich namelijk in het Noordzeeakkoord. We hebben dat niet voor niets op afstand gezet. Is de heer Flach het daarover met mij eens?
De heer Flach (SGP):
Als we alle moties waarin voorstellen of verzoeken worden gedaan aan instanties of organisaties die gaan over andere plekken zouden schrappen uit deze Kamer, zouden we op dinsdag veel kortere stemmingen hebben. Ik denk dat het verstandig is om dit gedeelte over nieuw gesloten gebieden toch ook in te brengen in dat overleg. In het overleg gaan ze zelf over de uitkomst; daar heeft u gelijk in. Maar dit is het verzoek dat wij via deze motie proberen neer te leggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kan ik nu het woord geven aan mevrouw Kostic van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostic (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Er is slechts één motie van ons, maar dat is wel een hele fundamentele. Er ligt een voorstel van de Europese Commissie over nieuwe genomische technieken. Het gaat ons niet om de vraag of we voor of tegen dat voorstel zijn. Voor ons is een zorgvuldig proces van groot belang. Er loopt nog een officieel onderzoek naar de impact van dit voorstel op boeren en kleine veredelaars. Het is belangrijk om eerst dat essentiële onderzoek af te wachten. We slaan een gek figuur als we nieuwe wetgeving doorzetten terwijl we nog niet weten wat de gevolgen zijn voor kleine veredelaars en boeren. Iedereen die nu voor goed bestuur en zorgvuldige wetgeving zegt te staan, zou voor deze motie moeten stemmen. Bovendien is overhaasting niet nodig, want de onderhandelingen over dit voorstel kunnen door de aanstaande verkiezingen toch niet op korte termijn beginnen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voorstel van de Europese Commissie over nieuwe genomische technieken gevolgen heeft voor het kwekersrecht en het patenteren van natuurlijke eigenschappen;
overwegende dat er nog een onderzoek loopt naar de impact van dit voorstel van de Europese Commissie op boeren en kleine veredelaars;
overwegende dat het van groot belang is dat kleine veredelaars door kunnen blijven gaan met hun werk, zonder geblokkeerd te worden door octrooien van grote bedrijven;
overwegende dat het niet van goed bestuur getuigt als de gevolgen van het Commissievoorstel voor kleine veredelaars, boeren en de monopolisering van onze voedselketen niet duidelijk zijn voordat er wordt ingestemd met een ingrijpend voorstel;
overwegende dat vanwege de aanstaande verkiezingen de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over dit voorstel toch niet meer op korte termijn kunnen beginnen;
verzoekt de regering niet in te stemmen met het Commissievoorstel over nieuwe genomische technieken voordat het onderzoek naar de impact op boeren en kleine veredelaars is afgerond en de resultaten zijn meegewogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostic (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Nijhof-Leeuw van de PVV.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Op 7 februari hebben we tijdens de aanbieding van de petitie van de handkokkelvissers schitterende verhalen gehoord over de veerkracht van de vissers. Het is een beroep dat door het verbod op mechanisch vissen weer teruggeworpen is naar vroeger toen er nog met de hark gevist werd. Tijdens het debat een dag later hebben we het gehad over de familietraditie en de wens om de tien vergunningen over te kunnen dragen. Ook hebben we gesproken over het vervangen bij ziekte, waarbij de minister in de veronderstelling was dat dit mogelijk zou zijn. We hebben hierover twee moties. Ik begin met de motie over de familietradities.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat deze traditionele vergunningen in 2001 gegund zijn aan 21 handkokkelvissers waarbij de vergunning bij opvolging doorgegeven mag worden;
constaterende dat er bij de handkokkelvissers met additionele vergunningen de wens is op gelijke wijze als de traditionele vergunningen in 2001 de familietraditie te kunnen voortzetten;
constaterende dat in de bekendmaking van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 augustus 2006 staat dat de "additionele" vergunningen jaarlijks tijdelijk worden uitgegeven voor de periode tot en met maximaal 2015 en dat er in 2013 een evaluatie komt en een besluit over eventuele voortzetting en de voorwaarden;
constaterende dat de evaluatie in 2013 niet heeft plaatsgevonden en de betreffende tien extra handkokkelvisvergunningen tot op heden jaarlijks conform het beleid zijn verleend;
overwegende dat deze tien vissers met additionele vergunningen voor handkokkelvisserij ook voortkomen uit families waar handkokkelvisserij een familietraditie is;
overwegende het oogpunt dat familiebedrijven gekoesterd zouden moeten worden, naar persoon waarmee bloed- of aanverwantschap bestaat in de eerste, tweede of derde graad;
overwegende dat het wenselijk is de evaluatie met betrekking tot deze vergunningen uit te voeren;
verzoekt de regering met de tien houders van additionele vergunningen in gesprek te gaan om te onderzoeken wat mogelijk is ten aanzien van de overdraagbaarheid van deze vergunningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dan de tweede motie.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Nijhof, u bent al dik over uw twee minuten heen. Het spijt me. Ik zou u eigenlijk willen aanraden om die tweede motie te laten zitten.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik zou u toch om enige clementie willen vragen. De motie is heel kort.
De voorzitter:
Ik zal met de hand over mijn hart strijken.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik waardeer het ten zeerste. Ze is gelukkig kort.
De voorzitter:
Excuus. Ik heb hier een vraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ben ook bij de petitieaanbieding van de handkokkelvissers geweest, en ik vond dat ze een heel mooi verhaal vertelden. Alleen begreep ik later dat er in het verleden aan bepaalde families geldbedragen zijn betaald als een soort uitkoop, tegen de belofte dat dan de vergunning niet overdraagbaar zou zijn. Hoe kijkt de PVV daarnaar?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dat heb ik niet gehoord, maar de PVV is een voorstander van familiebedrijven en het voortzetten van tradities. Vandaar ook dat we die generaties daarbij inzetten. Maar ik kan me inderdaad voorstellen dat het niet wenselijk is om eerst geld te verstrekken en daarna wat te veranderen. Maar goed, dat zou in het gesprek naar voren kunnen komen. Waar wij om verzoeken is een gesprek, zeg ik via de voorzitter aan mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ben zelf afkomstig uit een familiebedrijf en GroenLinks-PvdA is ook een groot voorstander van familiebedrijven, maar wij vinden wel dat gemeenschapsgeld zorgvuldig verdeeld moet worden. Ik hoor graag van de minister hoe het precies zit met de bedragen die zijn betaald aan die families en of dat een rol speelt bij de beoordeling van deze kwestie.
De voorzitter:
Dan in een rap tempo naar die tweede motie!
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u wel voor de clementie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorwaarden behorend tot de additionele handkokkelvergunningen aangeven dat gebruik door derden uitgesloten is;
constaterende dat het ministerie in de veronderstelling is dat gebruik door derden toegestaan is bij ziekte;
overwegende dat hier een discrepantie in zit;
overwegende dat het wenselijk is dat de voorwaarden aangepast worden, zodat de vergunningen conform uitspraak minister aangepast worden;
verzoekt de regering de vergunningen van de additionele handkokkelvissers zodanig aan te passen dat vervangen bij ziekte of afwezigheid mogelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank aan de voorzitter voor de clementie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Vedder, van het CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Rechtvaardigheid is een kernwaarde die mij drijft. Dat is ook de reden dat ik hier uiteindelijk verzeild ben geraakt. Te vaak moeten we constateren dat wat misschien rechtmatig is, lang niet altijd rechtvaardig voelt. Elke keer als we daar onze schouders over ophalen, staan we wat mij betreft toe dat het vertrouwen in de overheid verder afbrokkelt. Dus als wij vissers beloven dat de aanleg van de Maasvlakte hen niet de kop zal kosten en we daar zelfs afspraken over hebben gemaakt, dan vind ik dat we ons aan die belofte moeten houden. Dat is rechtvaardig. Daarom dienen wij de motie van diverse collega's, aangevoerd door de heer Flach, over de Voordelta van harte mede in.
Voorzitter. Ook veel waardering vanuit het CDA voor onze mooie glastuinbouwsector. We zijn onder de indruk van hun inspanningen op het gebied van verduurzaming en van de manier waarop zij zichzelf hebben georganiseerd om in dezen de overheid een stap voor te zijn. Het CDA wil dit van harte ondersteunen en dus ondersteunen wij de beide moties daarover van onze collega Grinwis.
Ik zie dat ik nog wat seconden over heb, dus als laatste zou ik nog iets willen toevoegen. Ik hoorde net de bezwaren van de collega's van GroenLinks en D66 over de motie over de Voordelta. Ik zou willen toevoegen dat de Voordelta niet op de limitatieve lijst van de te beschermen gebieden in het kader van het Noordzeeakkoord was opgenomen. In die zin is de sluiting van de Voordelta al een plus daarop. Van de 15% bodembescherming moet nog 1,3% worden gerealiseerd. Daarom is het juist een goed idee om voor die 1,3% bewust te kijken hoe we de problematiek van de Voordelta misschien zelfs wel kunnen ombuigen naar een win-winsituatie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Meulenkamp van de VVD.
De heer Meulenkamp (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vorige maand is een motie van de VVD aangenomen om zaadveredeling een strategische positie te geven in Nederland. Wij zijn mede-indiener van de motie van NSC. Daar staan we volledig achter. Dat geldt ook voor de motie van de SGP over de Voordelta. Daar hebben we heel veel gesprekken over gevoerd, ook met de vissers. Wij vinden het een heel belangrijk besluit op dit moment. De minister, de heer Adema, is vorige week met een visie gekomen op de visserij van de toekomst. Die is gemaakt in overleg met de vissers. Die visie is genaamd Voedsel uit zee en grote wateren. Daarin wordt heel duidelijk aangegeven dat er toekomstperspectief moet zijn voor de Nederlandse visserij. Ik heb me daar inmiddels in verdiept. Ik vind het een mooi stuk. Ik vind het ook mooi dat het samen met de vissers is gemaakt. Volgende week gaan we daar uitgebreid over in gesprek in het commissiedebat Visserij. Ik zie het gesprek over de Voordelta wel in het licht van die visie.
Wat betreft die Voordelta zou ik de mensen die betrokken zijn bij het besluit dat nu weer genomen gaat worden, dus de natuurorganisaties, de vissers en het havenbedrijf, willen oproepen: laten we nou kijken hoe we daar samen uit kunnen komen. Het zou wat mij betreft een heel mooi voorbeeld kunnen zijn van hoe we zaken oplossen in Nederland en niet tegenover elkaar blijven staan. Dat zou ik alle partijen die aan dat gesprek deelnemen vanuit deze Kamer mee willen geven. Ik zou een dringend beroep willen doen op die partijen. Ik weet dat er al heel veel gesprekken gevoerd zijn. Laten we op dit moment bekijken hoe we hier op een goede manier uitkomen. Ik wens de minister heel veel succes bij dat gesprek, zodat er een definitieve oplossing komt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de ministers. Ik heb gehoord dat ze tien minuten willen schorsen voor de voorbereiding van de moties.
De vergadering wordt van 11.05 uur tot 11.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik denk dat we iedereen weer in huis hebben. Ik kijk even naar de kant van de ministers. Ik geef als eerste het woord aan de heer Adema voor zijn beantwoording van de moties.
Minister Adema:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik ben een beetje hees, dus ik kan een beetje zwoel klinken. Ik kom niet uit een zwoele provincie. Ik kom gewoon uit Friesland. Toch kan het ook daar gebeuren.
Mevrouw de voorzitter. De moties. Ik heb geen vragen gekregen. Er kwam wel een vraag voorbij van mevrouw Bromet, maar die zal ik meenemen in de appreciatie van de motie.
De eerste motie, op stuk nr. 81, over de Europese patentenorganisatie moet ik ontraden. Het gaat hier over het aanpassen van het Europees Octrooiverdrag. Dat valt niet binnen mijn competentie, maar binnen de competentie van de minister van Economische Zaken. Ik kan die motie niet oordeel Kamer geven, hoewel wij — laat dat ook helder zijn — ons natuurlijk ervoor inzetten dat dat octrooirecht op een goede manier geregeld wordt, ook in het kader van NGT's. Daar hebben wij ook in het debat uitvoerig bij stilgestaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dit is een hartstikke belangrijk onderwerp. Ik wil de minister vragen wat hij gaat doen als de motie wordt aangenomen.
Minister Adema:
Nogmaals, ik zal niks gaan doen. Dan wordt die wat mij betreft doorgeleid naar de minister van Economische Zaken. Het is namelijk niet mijn competentie. Het Europees Octrooiverdrag valt niet binnen mijn portefeuille. Dat valt echt binnen de portefeuille en de competentie van de minister van EZK.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is een motie gericht aan de regering. Er staat hier een vertegenwoordiger van de regering. We hebben eenheid van kabinetsbeleid. Dus ik ga ervan uit dat de motie dan ook uitgevoerd wordt.
Minister Adema:
Ik heb antwoord gegeven en daar blijf ik bij.
De voorzitter:
Dat is goed.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Het is wel ontzettend jammer dat juist bij zo'n belangrijk onderwerp de minister deze motie ontraadt omdat er in onze overheid schotten staan tussen onderwerpen, terwijl dit toch echt een en hetzelfde onderwerp is. Het eerste dictum gaat volgens mij wel degelijk onze minister aan. Dat gaat over wat de inzet wordt in de Europese Raad met betrekking tot de verordening over NGT. Mijn verzoek aan de minister is om de minister van EZK hierbij te betrekken en samen op te trekken op dit onderwerp en hier met de regering op in te zetten. Waarom moeten die schotten er nou juist weer voor zorgen dat we hier niet samen in kunnen optrekken als Nederland?
Minister Adema:
De zorgen rondom intellectueel eigendom onderschrijf ik. Dat heb ik ook aangegeven in het debat. We hebben het er toen ook over gehad met elkaar. We maken die zorgen ook Europees kenbaar, ook in de discussie rondom NGT's. Als wij het compromisvoorstel van de ENVI overnemen, heeft dat consequenties voor het Europees Octrooiverdrag. De beantwoording moet daarom echt komen van de minister van Economische Zaken. Ik kan niet namens de minister van Economische Zaken spreken. Ik geleid het aan haar door, ook als de motie aangenomen is.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een kleine suggestie: kunnen we het niet zo doen dat er voor de stemmingen een appreciatie komt van de minister van EZK? Dat is toch veel logischer dan een aangenomen motie doorgeleiden? Het zou prettig zijn om op schrift een reactie te krijgen van minister Adriaansens.
De voorzitter:
Ik vraag aan de minister of dat een optie is.
Minister Adema:
Ik vind dat een prima optie en zal mijn collega daarom verzoeken.
De voorzitter:
Dan zullen wij van onze kant dit deel van het stenogram doorgeleiden. Dank u.
Minister Adema:
Dan de motie op stuk nr. 82, die vraagt om bij de totstandkoming van nieuw agrarisch beleid een verdienvermogentoets verplicht te stellen, en niet alleen die toets te doen, maar ook mogelijk compenserende maatregelen op te brengen. Overigens doen we op heel veel beleid dit soort toetsen al. We hebben bij de Europese Commissie ook onder de aandacht gebracht dat wij vinden dat er bij elke wetgeving in Europa een sociaal-economische impacttoets moet plaatsvinden. Dat doen we ook nu weer in het kader van de discussie over het landbouwbeleid. Bij dierwaardigheid heeft u ook gezien dat we dat doen. Dat heeft ook consequenties. Met de motie stelt u het verplicht. Daardoor wordt het ook indirect verplicht om compenserende maatregelen en dat soort zaken mee te nemen. Op zich begrijpen we de strekking van de motie en onderschrijven we die ook. Maar vanwege het verplichtende karakter moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Minister, ik geef het woord even aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het blijft natuurlijk wel raar dat er eerst maatregelen bedacht worden en dat dan pas bekeken wordt wat die voor effecten hebben, of dat er wordt gezegd: dit gaat heel veel geld kosten voor boeren en we gaan dan dus compensatiemaatregelen nemen. Het is toch gewoon veel simpeler om te zeggen: als we maatregelen nemen, bekijken we eerst wat het voor het verdienvermogen betekent? We zijn in bijna elk landbouwdebat bezig met het verdienvermogen van de boer. Iedereen wil dat dit in orde komt, dat een boer gewoon een besteedbaar inkomen heeft, dat zijn kinderen kunnen studeren en dat ze bij wijze van spreken op judo kunnen, dus dat er brood op de plank komt. Het is dan toch raar dat je dat niet eerst uitrekent en dan pas zegt: dit of dat is haalbaar? Dan hoef je ook niet te compenseren, want het verdienvermogen kan dan vastgesteld of veiliggesteld worden.
Minister Adema:
Het klopt dat wij goed moeten bekijken welke effecten maatregelen hebben op de agrarische sector. Bij dierwaardigheid heeft u kunnen zien dat we dat ook doen. We hebben daar een rapport voor laten opstellen door de WUR, die heeft becijferd wat de effecten zijn. Daar hebben we onze inzet ook op aangepast, zoals u weet. We doen het dus al. Alleen, u stelt voor om het verplicht te stellen. Dat betekent impliciet ook dat compenserende maatregelen verplicht worden. Dat vind ik net een stapje te ver gaan. Wij delen de zorg over het verdienvermogen. Wij hebben ook beiden liefde voor de agrarische familiebedrijven, zoals heel veel Kamerleden liefde hebben voor agrarische familiebedrijven, die ook een toekomstperspectief moeten hebben. Ik onderschrijf de strekking van de motie van harte, maar vanwege het strikte karakter ontraad ik haar.
De motie op stuk nr. 83 gaat over de pulsvisserij. Wij zetten ons keer op keer in voor de pulsvisserij. In de motie wordt gesproken over recente wetenschappelijke bevindingen en inzichten. Er zijn ons geen nieuwe, recente wetenschappelijke bevindingen of inzichten bekend. Als die bij de fractie van BBB bekend zijn, dan wil ik die heel graag hebben. Voor de rest is het wat mij betreft ondersteunen van het beleid.
De voorzitter:
Minister, geeft u de motie oordeel Kamer?
Minister Adema:
Oordeel Kamer, ja.
Dan de motie op stuk nr. 84 over kweekvlees. Daar zit een klein addertje onder het gras. Wij zetten in op kweekvlees en wij willen dat draagvlak voor kweekvlees in de Europese Unie vergroten. Wij proberen metgezellen, lidstaten, zo ver te krijgen om zich daar met ons voor in te willen zetten. Er is op dit moment overigens nog geen bedrijf dat een goedkeuringsprocedure bij de EFSA heeft gestart. In voorbereiding op de indiening van het dossier door de bedrijven is de EFSA zelf gesprekken gestart met onder andere bedrijven en kennisinstellingen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we er alles aan moeten doen om draagvlak voor kweekvlees te vergroten in de Europese Unie, dan geef ik 'm oordeel Kamer.
De voorzitter:
Minister, de heer Tjeerd de Groot wil graag een vraag stellen.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank in ieder geval voor de positieve grondhouding van de minister. De motie roept op om er met anderen — die zijn er dus al; dat is heel goed — echt voor te zorgen en om er via uw mensen in Brussel voor te lobbyen dat dit ook wordt opgenomen in het nieuwe werkprogramma van de Europese Commissie. Dat is uitermate belangrijk, omdat de Commissie heel erg systematisch werkt. Het kan de minister een hoop inspanning schelen op het moment dat de Commissie dit overneemt. Is de minister daartoe bereid?
Minister Adema:
De lobby zal daar ook op gericht zijn.
De voorzitter:
Mooi.
Minister Adema:
Dan de motie op stuk nr. 85 inzake het actief inzetten om de reikwijdte van het octrooirecht te beperken voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken door deze producten uit te sluiten van octrooieerbaarheid of de werking van octrooirechten van plantaardig materiaal te beperken. Deze motie sluit eigenlijk aan bij de eerdere motie over de octrooirechten. Ik stel voor dat we deze motie meenemen in de appreciatie van EZK, want dit gaat via EZK. Als je dit namelijk gaat doen, moeten uiteindelijk ook het octrooiverdrag en misschien zelfs nog andere verdragen worden aangepast.
De voorzitter:
De heer Tjeerd de Groot heeft een vraag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank aan de minister. Zou het dan mogelijk zijn om de brief met die appreciatie voor de stemming van dinsdag te krijgen? Want dan kunnen we gewoon doorgaan. Anders moeten we de stemming uitstellen.
Minister Adema:
Volgens mij was dat ongeveer de vraag van de heer Grinwis. Wij gaan heel hard aan het werk om dat voor elkaar te krijgen, zoals we altijd heel hard aan het werk zijn om dingen voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Minister, de appreciatie van deze motie is dus nu …
Minister Adema:
We houden 'm even aan. Er komt in overleg met EZK een appreciatie van EZK. Op basis van die appreciatie kunt u een oordeel vellen ten aanzien van het voor of tegen op deze motie stemmen.
De voorzitter:
Helder. We wachten op de brief.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ik neem dan even aan dat de ontrading ook van de motie op stuk nr. 81 af gaat? Dan wordt die motie dus ook even aangehouden. Komt de appreciatie op deze motie dan later?
Minister Adema:
Ja.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Oké. Kan dat hersteld worden? Ik zie dat dat het geval is.
Minister Adema:
Dan de motie van de heer Grinwis over CO2-recycling in de glastuinbouw. Dat is op zich een heel belangrijk en goed punt. Ik wou daar een interpretatie bij geven. De motie vraagt namelijk om CCU te borgen. We weten niet of het goed borgbaar is. Mag ik hem zo interpreteren dat we een onderzoek doen naar de borging, en dat we terugkomen bij de Kamer middels een brief over hoe het geborgd zou kunnen worden? Daar informeren we dan de Kamer over.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is akkoord. Dan wil ik vragen of er in die brief ook kan worden ingegaan op het risico dat in de concurrentiestrijd bij het opslaan van CO2 onder de grond, aangezien daar subsidies voor zijn binnen de SDE++-regeling, toepassing binnen de glastuinbouw zou kunnen worden verdrongen en dat dat risico moet worden gemitigeerd. Daar ziet deze motie natuurlijk ook op.
Minister Adema:
De motie wordt nog even wat vakkundig aangevuld. We kunnen dat meenemen in de Kamerbrief die we gaan sturen. Met deze interpretatie geef ik de motie oordeel Kamer.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Wordt dat "oordeel Kamer" ook gegeven namens de minister die verantwoordelijk is voor klimaat? Want net kon het niet en nu kan het wel. Hoe zit dat precies?
Minister Adema:
Ja, maar dit is alleen maar een onderzoek naar de borgbaarheid. Ik doe er geen uitspraken over of het geborgd gaat worden enzovoorts. Het is dus alleen maar risico's in kaart brengen en onderzoek doen naar de borgbaarheid. Dat is op zich geen probleem. Zo vraagt een andere motie bijvoorbeeld om het octrooirecht op die manier te verankeren, ook in het verdrag. Dat is een verdergaande motie dan deze motie.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 87 over ETS2. Daarover zijn we nog in gesprek. Overigens geldt dit niet alleen voor de glastuinbouw maar ook voor de visserij. Ik ben er ook nog met mijn collega voor Klimaat en Energie en mijn collega voor Fiscaliteit over in gesprek. Mijn verzoek is om de motie aan te houden, want in de voorjaarsbesluitvorming komen we hierop terug. Dus wat mij betreft aanhouden en anders is het ontraden.
De voorzitter:
Daar heeft de heer Grinwis een vraag over.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is in mijn ogen een addertje dat blijkbaar onder het gras zat en dat was niet de bedoeling van de afspraken die vorig jaar zijn gemaakt in het kader van het voorjaarspakket klimaatmaatregelen. Het is goed om daarop terug te komen, maar dan is mijn verzoek wel om dat expliciet te doen in de Voorjaarsnota of in een aparte brief namens de drie bewindspersonen, dus mede namens de andere twee die de minister van LNV net noemde. Onder die conditie ben ik bereid de motie aan te houden, maar hier moet dan wel echt klaarheid over komen met de Voorjaarsnota, want anders breng ik de motie natuurlijk alsnog in stemming.
Minister Adema:
We gaan hier expliciet klare wijn over schenken.
De voorzitter:
Helder.
Minister Adema:
Dus dan is het aanhouden wat mij betreft en als de motie toch in stemming komt, moet ik die ontraden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Grinwis stel ik voor zijn motie (36410-XIV, nr. 87) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Adema:
Dan kom ik op de motie van het lid Kostiç. U vraagt de regering om niet in te stemmen met het Commissievoorstel over NGT-technieken voordat het onderzoek is afgerond en de resultaten zijn meegewogen. Wij kunnen ons ervoor inzetten om het onderzoek zo snel mogelijk te laten opleveren. Met dat deel van de motie kan ik meegaan, want dat doen wij voortdurend. Maar wij laten onze instemming niet daarvan afhangen. Dat heeft er ook mee te maken dat het onderzoek over veel meer gaat dan alleen over NGT's. Anders zou je het alleen hebben gekoppeld aan de NGT's. Het gaat ook om andere terreinen. Wij willen die breedte graag houden. Wat mij betreft is het tweede deel, aandringen bij het Europees Parlement om zo snel mogelijk te komen met het onderzoek, dus prima. Het eerste deel kan ik niet doen. Daarom moet ik de motie op stuk nr. 89 ontraden.
Kamerlid Kostic (PvdD):
Dat de minister wil aandringen op dat onderzoek, hebben we in het debat al begrepen. Dat zit dus ook niet in de motie. We gaan ervan uit dat de minister ware woorden spreekt. Ik begrijp alleen het volgende niet en ik wil daar graag uitleg over van de minister. Het onderzoek gaat ook over dit voorstel van de Europese Commissie en wat dat betekent voor de boeren en de kleine veredelaars. Hoe kan het dat de minister dan zegt: we gaan gewoon al besluiten en dan zien we wel weer? Hoe kan dat? Waarom is de minister niet bereid om even te wachten totdat het onderzoek er ligt en wij de feiten hebben, zodat we weten wat de impact is op onze boeren en veredelaars en we verstandig kunnen beslissen?
Minister Adema:
Precies vanwege de reden die ik net noemde. Het onderzoek waarop u doelt, gaat niet alleen over NGT's. Het gaat over de brede veredeling, alle soorten van veredeling. Het gaat dus ook over de kleine boeren enzovoorts. Dat zijn twee losse, naast elkaar lopende trajecten. Aan de ene kant zijn er de NGT's, aan de andere kant is er het onderzoek, dat veel breder gaat. We moeten dat niet expliciet en exclusief koppelen aan de NGT's. Ik wil dat onderzoek van de Europese Commissie dus zo snel mogelijk hebben. Ik vind ook dat het te lang duurt, dus wij dringen daar voortdurend op aan. Maar ik wil dit niet exclusief koppelen aan de NGT's, want het is gewoon breder. Het zijn twee naast elkaar lopende trajecten. Ik ontraad deze motie dus.
Kamerlid Kostic (PvdD):
Dit begrijp ik dus niet. Het doet er niet toe dat het onderzoek breder is. Het gaat erom dat het onderzoek ook gaat over wat er nu voorligt en dat het ons hele belangrijke informatie zal geven voor de kleine veredelaars en de boeren. De minister zegt dan: daar gaan we niks mee doen; we gaan gewoon lekker door met dit proces. Ik vind dat echt onbegrijpelijk, zeker voor een minister die zegt voor de agrarische sector te staan.
Minister Adema:
Ik sta voor de agrarische sector. Ik sta voor de kleine veredelaars. Daar zetten wij volop op in. Wij grijpen ook alle mogelijkheden aan in Europa om dit onder de aandacht te brengen. Maar de NGT's moeten ook door, vandaar dat ik bij mijn appreciatie blijf.
Dan de handkokkelvissers. Ik doe dit even wat uitgebreider, omdat mevrouw Bromet hierover een vraag had. Sinds de jaren negentig wordt aan 21 vissers regulier een handkokkelvergunning verleend. Daarnaast is in 2009 de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee beëindigd. Deze mechanische vissers zijn destijds financieel gecompenseerd, inclusief een sociaal plan, voor een totaalbedrag van 7,5 miljoen. In 2006 heeft mijn voorganger uit coulance besloten om voormalige bemanningsleden van de mechanische visserij additionele vergunningen te geven. Deze zijn dus persoonsgebonden en niet overdraagbaar. Als we dat zouden doen, zouden deze vergunningen opeens heel veel geld waard worden, waardoor de bedrijven eigenlijk twee keer worden gecompenseerd. Dat kunnen we niet doen. Ik moet deze motie ten zeerste ontraden. Dit moeten we echt niet doen. Dit geeft ook rechtsonzekerheid en heeft een precedentwerking die we niet kunnen hebben. Er zijn keurige afspraken over gemaakt. De vissers hebben bedragen gehad, dus het is ook niet nodig om dit te doen. Dit is conform de afspraken die gemaakt zijn. Laten we alsjeblieft, ook in het kader van rechtszekerheid en betrouwbaar bestuur, deze lijn vasthouden.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik zou nog wel het volgende willen opmerken. Als het gaat om de eerste, tweede en derde graad, is de vergunning niet voor geld te verhandelen. De medewerkers die dus inderdaad zelfstandig zijn begonnen, vallen volgens mij niet in die compensatieregeling van destijds. Maar door het juist alleen aan familie te koppelen — dat gaat dus om overdraagbaarheid aan de eerste, tweede of derde graad — zorg je ervoor dat de vergunning niet verkoopbaar is. Dan moet die familie het ook nog maar zien rond te krijgen bij de bank om het over te kunnen nemen.
Minister Adema:
Als u in die lijnen denkt, dan kun je ook zeggen dat de familie reeds voor het verhaal is gecompenseerd. Dat is één. Punt twee: er komen wel vergunningen op de markt, ook van de andere vissers. Dus ook als familieleden van deze vergunningsverleners later toch willen doorgaan met handkokkelen, dan kan dat via de aankoop van een andere vergunning. Daar hebben ze alle ruimte voor en ze kunnen dan misschien het budget gebruiken dat ooit voor de uitkoop aan de familie is gegeven. Ik moet deze motie dus echt ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 90 is ontraden.
Minister Adema:
Dan de motie op stuk nr. 91, over het gebruik door derden bij ziekte of afwezigheid. In de vergunningen van de handkokkelvissers zit een visserijplicht. We hadden toen in de commissievergadering een discussie waarbij iemand zei: als ik er zes weken uit ga omdat mijn voet gebroken is, raak ik mijn vergunning kwijt. Dat was de inzet. Dat is niet aan de orde. Er kunnen vrijstellingen worden verleend aan mensen die op een bepaald moment even niet kunnen vissen. Dan raken ze de vergunning dus niet kwijt. Dat is wat anders dan dat de vergunning even kort aan derden kan worden overgedragen om op basis daarvan te vissen. Dat gaan we niet doen, maar er is wel vrijstelling. Het voorbeeld dat genoemd werd, is dus niet aan de orde. Daarom ontraad ik ook deze motie.
Ik heb volgens mij al mijn moties gehad. Dank u wel.
De voorzitter:
Daarmee is de motie op stuk nr. 91 ook ontraden. Dan geef ik vervolgens het woord aan de minister voor Natuur en Stikstof. Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Nijhof.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ten aanzien van het ontraden van de motie op stuk nr. 91 vraag ik of het niet mogelijk is om de vergunningen op het moment van ziekte via een tijdelijke ontheffing over te dragen. Wordt de appreciatie anders als de minister het in dat licht ziet?
Minister Adema:
Nee, ik moet echt blijven bij de tijdelijke ontheffing voor de geldende vangstverplichting. In de vergunning zit een vangstverplichting. Als je daar om bijvoorbeeld niet-medische of andere dringende redenen niet mee doorgaat, kun je dus inderdaad je vergunning verliezen. Als je bijvoorbeeld ziek bent en je een doktersverklaring kunt krijgen, kun je daar een ontheffing van krijgen. Dan kun je als je genezen bent, weer keurig doorvissen. Het punt van intrekking was aan de orde gesteld; dat was de discussie. Van intrekking is geen sprake, maar het is een persoonsgebonden vergunning op naam en we gaan die niet overdraagbaar maken aan derden. De motie blijft dus ontraden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Die blijft ontraden. Dan stappen we nu wel over naar de andere minister.
Minister Van der Wal:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee vragen en één motie. De eerste vraag is van de heer De Groot van D66 en gaat over het proces Voordelta, als ik dat zo mag noemen. Omdat in oktober 2023 de dialoog met alle stakeholders nog gaande was, en ook vanwege de aangenomen motie-Van der Plas, heb ik op 5 oktober inderdaad mijn besluit aangehouden. Ik heb vervolgens eind december laten weten dat ik meer tijd nodig had om het pakket evenwichtig en zorgvuldig vorm te geven. Die hele intensieve dialoog die we met zowel de visserij als de natuurorganisaties hebben gehad, heeft namelijk uiteindelijk niet tot resultaat geleid. We zijn ver gekomen, maar uiteindelijk hebben we dat laatste stapje niet met elkaar kunnen zetten, terwijl de natuurorganisaties echt enorm gestretcht hebben, net zoals de vissers. Dat wil ik daar echt bij hebben gezegd. De Kamer heeft mij verzocht om begin februari te spreken over dat voorgenomen besluit. Dat hebben we ook gedaan. Ik heb daarbij ook aangegeven dat het voorgenomen besluit pas definitief is als het flankerend beleid bij de Voorjaarsnota is geregeld. Ik verwacht na die financiële besluitvorming te komen tot dat definitieve pakket. Dat is dus het proces zoals we dat op een zorgvuldige manier met elkaar proberen in te richten.
Dan de vraag van mevrouw Bromet over het hoger beroep over de Voordelta en waarom ik dat niet intrek. Zolang ik geen definitief besluit heb kunnen nemen en geen duidelijkheid heb vanuit de Europese Commissie over het totaalpakket — die zal er uiteindelijk namelijk mee moeten instemmen — handhaaf ik inderdaad het hoger beroep. Ik heb dat ingesteld omdat ik gewoon op een aantal punten juridische duidelijkheid wil hebben, maar het kan zo zijn dat ik als eenmaal alle besluiten zijn genomen en de Commissie heeft ingestemd, alsnog het intrekken van het hoger beroep overweeg. Dat ga ik dan bekijken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Hoe denkt de minister dat de Europese Commissie dan kijkt naar zo'n hoger beroep? Ik kan me namelijk voorstellen dat dat meegewogen wordt, of is dat onzin?
Minister Van der Wal:
Dat gaan we zien als we die gesprekken gaan voeren. Ik hecht er waarde aan om het nu te handhaven, ook omdat ik antwoord wil op een aantal vragen als het gaat om kwaliteitsverbetering en additionaliteit. Die antwoorden helpen ook weer bij andere dossiers, dus het gaat niet alleen over de Voordelta. Maar nogmaals, als eenmaal alle besluiten zijn genomen, ga ik bekijken wat ik met dat hoger beroep ga doen.
Voorzitter. Tot slot de motie op stuk nr. 88. Ik geef die motie "oordeel Kamer, mits". Dat vraagt even om een uitgebreide toelichting. De motie vraagt mij om in een aangepast voorgenomen besluit de visserij te ontzien in de gebieden in het Brouwershavense Gat, het gebied boven de Bollen van de Ooster en aan de westzijde van de Hinderplaat. Ik moet zeggen dat ik op voorhand weinig ruimte zie voor het openhouden van die gebieden, omdat ze ecologisch relevant zijn. Ze zijn ook van belang voor een ecologisch, robuust pakket. Maar ik wil in overleg met de visserij maar ook in overleg met de natuurorganisaties en het havenbedrijf wel kijken of die ruimte er wellicht toch is. Zo niet, dan wil ik ook kijken of er in andere voor de visserij relevante gebieden nog wel ruimte is. De periode die we hebben tot het vaststellen van het pakket met flankerend beleid, wil ik hier ook voor benutten. Ik streef ernaar om dan in juni een adequaat en uitgewerkt compensatiepakket aan de Kamer te kunnen voorleggen. Dat is wel onder het voorbehoud dat de Europese Commissie er nog mee in moet stemmen, ook vanuit het staatssteunoogpunt. Die instemming met een eventuele regeling verwacht ik niet al vóór aankomende zomer.
Dan kom ik op het verzoek voor het meenemen van de gebiedssluiting in het kader van het Noordzeeakkoord. Het Noordzeeoverleg, waarin ze het over dat Noordzeeakkoord hebben, is een overleg dat op consensus is gericht. Met uw goedvinden interpreteer ik dat verzoek dus als volgt. U verzoekt mij om de rijksinzet in dat Noordzeeoverleg te richten op het meenemen van de gebiedssluitingen in de Voordelta als onderdeel van die resterende 1,3%. Maar ik kan niet voor alle partijen in dat overleg spreken. Nou, met deze kanttekeningen kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Helder. Dan kijk ik even naar de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Dank aan de minister voor de appreciatie. Om even met dat laatste te beginnen: dat was inderdaad de bedoeling. Ik begrijp heel goed dat de minister daar niet de enige en de laatste stem in heeft. Maar als dat wel de inzet is, dan is dat prima. Wat betreft de gebieden die genoemd zijn: er staat in de motie bewust "waar mogelijk". Wij begrijpen namelijk heel goed dat het ecologisch relevant is om daar serieus naar te kijken. De visserijbelangen en de natuurbelangen moeten netjes tegen elkaar worden afgewogen. Dan volg ik dus de uitleg van de motie en dan heeft die een positief oordeel. Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, helder. Dan krijgt de motie op stuk nr. 88 oordeel Kamer. Daarmee kunnen we dit tweeminutendebat afsluiten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-52-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.