De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de glastuinbouw de ambitie heeft om in 2040 klimaatneutraal te telen;
overwegende dat de sector daartoe met het kabinet een samenhangend pakket in het Convenant
Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 heeft afgesproken;
constaterende dat de glastuinbouw, als enige sector, een borgend klimaatinstrumentarium
heeft, doordat een in het convenant afgesproken CO2-sectorsysteem het klimaatdoel in 2030 en klimaatneutraliteit in 2040 borgt;
overwegende dat daarbovenop de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw is doorgevoerd,
waardoor de energiebelasting op aardgas voor de glastuinbouw gaat toenemen;
constaterende dat het kabinet daarbovenop ook nog eens voornemens lijkt ETS2 zo breed
mogelijk in te voeren, met inbegrip van het deel van de glastuinbouwsector dat nog
niet onder het ETS valt, ondanks de Europese uitzondering voor land- en tuinbouw,
terwijl deze sector al voldoet aan de eventuele sectorspecifieke doelstellingen in
de te herziene Effort Sharing Regulation (ESR);
overwegende dat deze laatste stap niet logisch is gelet op de bestaande afspraak over
een sectorsysteem, waarmee bovendien veel effectiever klimaatdoelen worden gerealiseerd,
terwijl deze stap en daarmee toenemende stapeling leidt tot overbeprijzing, waarmee
telen in Nederland financieel onrendabel wordt zonder dat dit de klimaatdoelen dient;
verzoekt de regering een stapeling van aanvullende maatregelen en verzwaarde doelen
te voorkomen door de glastuinbouwbedrijven die nu nog niet onder het ETS vallen van
ETS2 uit te sluiten en in plaats daarvan sectorspecifieke doelstellingen in het kader
van de ESR door te voeren en zo het convenant als uitgangspunt te houden voor de klimaataanpak
in de glastuinbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.