5 Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (eerste deel)

Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (eerste deel)

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024 (eerste deel) (21501-32, nr. 1620).

De voorzitter:

Aangezien alle sprekers gewoon al in de zaal zitten, zou ik eigenlijk willen voorstellen om meteen over te springen naar het volgende tweeminutendebat. Dat is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 26 februari 2024. Ik kijk even of het lid Kostic daar al klaar voor is. Dan kan ik die meteen het woord geven. Het woord is aan het lid Kostic van de Partij …

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry, voorzitter. Mag ik even een puntje van orde maken?

De voorzitter:

Natuurlijk.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We zijn om 10.35 uur begonnen. Het is nu 11.45 uur. Het is een tweeminutendebat, dus we hebben twee minuten spreektijd. Er moet natuurlijk alle ruimte zijn voor het debat, maar mensen hebben ook andere afspraken. Die moeten nu allemaal verzet worden. Mensen staan ook te wachten; dat geldt ongetwijfeld ook voor anderen. Er staan hier ook alweer nieuwe Kamerleden, die dachten dat hun debat om 11.30 uur, rond deze tijd, zou beginnen. Ik zou u dus willen vragen — normaal gesproken ben ik breedsprakig en wil ik graag uren praten — om de orde een klein beetje te bewaken.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, het was inderdaad een tweeminutendebat. Er waren heel veel deelnemers. Ik heb iedereen het woord gegeven. De ministers hebben uitgebreid de lange en uitgebreide moties die zijn ingediend, kunnen beantwoorden. De enige persoon aan wie ik clementie heb gegeven, is mevrouw Nijhof. Die was net over haar tijd gegaan. Volgens mij was iedereen prima binnen de tijd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, maar er staat ook een tijd voor. Die tijd is echt vér overschreden.

De voorzitter:

Die tijd is gerelateerd aan de inbreng in die twee minuten.

Daarom gaan we nu ook meteen door met de volgende spreker. Mevrouw Kostic, gaat uw gang.

Kamerlid Kostic (PvdD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in de L&V-Raad steun heeft uitgesproken voor het juridisch aanvechten van het besluit van het Verenigd Koninkrijk (VK) om het vissen op zandspiering in Britse wateren te verbieden;

constaterende dat het VK dit besluit heeft genomen om zeevogels, zoals papegaaiduikers, drieteenmeeuwen en alken, die onder druk staan door overbevissing, te beschermen;

constaterende dat een op de vier papegaaiduikers in de afgelopen twintig jaar is verdwenen in het Verenigd Koninkrijk;

constaterende dat uit een onderzoek uit 2021 blijkt dat de visvangst van zandspiering in Engelse en Schotse wateren moet worden gestopt om het voortbestaan van deze vogelsoorten te garanderen;

overwegende dat het besluit in lijn is met dit onderzoek;

overwegende dat het gezien de omvang van de natuurcrisis ongepast is om natuurbeschermende maatregelen van andere landen juridisch aan te vechten;

verzoekt de minister om in het vervolg af te zien van het juridisch aanvechten van besluiten die andere landen nemen om hun eigen natuur te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostic.

Zij krijgt nr. 1626 (21501-32).

Kamerlid Kostic (PvdD):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in 2013 beloofde in 2023 concrete doelen te halen om de watervervuiling door pesticiden terug te dringen, vastgelegd in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst;

constaterende dat het Compendium voor de Leefomgeving eind 2023 op basis van de toen bekende gegevens concludeerde dat die doelen hoogstwaarschijnlijk niet zijn gehaald, met alle consequenties van dien voor ons drinkwater, in het water levende dieren, en het halen van de Kaderrichtlijn Water;

verzoekt de regering op korte termijn te evalueren of de doelen uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst zijn bereikt en, zo niet, met spoed aanvullende maatregelen te nemen om die doelen alsnog te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostic.

Zij krijgt nr. 1627 (21501-32).

Kamerlid Kostic (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van der Plas van BBB.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter, ik heb een verzoek. Ik heb niet meegedaan aan het SO, maar ik zou de commissie willen verzoeken om mij toch toe te laten tot deze beraadslaging.

De voorzitter:

Ik voeg u toe aan de sprekerslijst. O, wacht even, ik moet vragen of iedereen hiermee akkoord is. Dan gaan we een beetje over onze tijd heen, mijn excuses.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, wat zal ik nou doen? Dat is de vraag. Nee, natuurlijk mag dat!

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, gaat u alstublieft snel verder.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voedselzekerheid een essentiële pijler is voor het welzijn en de stabiliteit van de Europese Unie;

constaterende dat een langjarige strategische landbouwvisie binnen de Europese Unie van cruciaal belang is om de continuïteit van voedselzekerheid te waarborgen en te bevorderen;

overwegende dat Nederland beschikt over de expertise, kennis en ervaring om het voortouw te nemen in het opstellen van een langjarige strategische landbouwvisie;

roept de regering op actief en constructief leiderschap te tonen door het initiatief te nemen tot het opstellen van een langjarige strategische landbouwvisie binnen de Europese Unie, waarbij de continuïteit van voedselzekerheid vooropstaat;

verzoekt de regering daarbij alle lidstaten te betrekken en te streven naar breed gedragen afspraken en maatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Pierik en Flach.

Zij krijgt nr. 1628 (21501-32).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb 1 minuut en 16 seconden over. Excuses voor alles wat ik extra heb gezegd waardoor het veel tijd kostte, maar ik lever mijn minuutje in, zodat dit debat een minuut korter kan duren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan springen we snel over naar de heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen motie, maar ik heb een vraag aan de minister. De Telegraaf kopte gisteren dat er heel veel koeien naar de slacht moeten als de mestregels en het derogatieverlies, die op dit moment op ons afkomen, geëffectueerd zouden worden. Boeren slaken een noodkreet. We weten dat de minister de afgelopen week in Brussel is geweest en de zorgen van boeren bij de Commissie voor het voetlicht heeft gebracht om te kijken wat mogelijk is. Ik heb vaker gepleit in de Kamer voor de inzet van kunstmestvervangers, die de druk op de mestmarkt die al zo gevoeld wordt door boeren, enigszins kan verlichten. Ik zou de minister willen vragen of hij ons een doorkijk kan geven naar het komende jaar. Afgelopen vrijdag hebben we feitelijke vragen moeten stellen over een mestbrief van de minister van afgelopen december. Daarin lazen we dat de mestplafonds, de excretieplafonds, vanaf 2025 naar beneden zullen worden bijgesteld. Dat is een afspraak die in de gedoogbeschikking, de derogatiebeschikking, staat die is afgesproken met de Europese Commissie. Ik zal het maar heel eerlijk zeggen: dat betekent dat we een treinramp in slow motion voor onze ogen zien gebeuren, waar we nog heel veel in deze Kamer met elkaar over zullen spreken. De minister schrijft in de brief dat daar wetgeving voor nodig is. Wanneer kan de Kamer die wetgeving tegemoetzien, wat is ervoor nodig om dit grote drama voor de melkveehouderij dat op ons af lijkt te komen en dat bijvoorbeeld ook kan doorwerken naar de varkenshouderij — want alles hangt met elkaar samen — te voorkomen en wat betekent dit? We moeten zien te voorkomen dat hier hele schrijnende dingen gaan gebeuren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract. U heeft nul minuten. Twee minuten. O, dat is veranderd. Bij dezen, alstublieft.

De heer Holman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen motie maar een vraag aan de minister. Gisteren hebben we een CBR-rapportage gekregen. Daarin viel op dat veel areaal voor de biologische landbouw, die wij een warm hart toedragen en die belangrijk is, uit gebruik is genomen. Dat is zorgelijk. Vorige keer heb ik gevraagd hoe realistisch het is dat de ambitie van 4% naar 15% gaat, want dan ga je gewoon vijf jaar zeggen: het gaat slecht; we halen het niet. Dat is niet zo erg interessant. De interessantere vraag is hoe de minister denkt dat we dat kunnen wenden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de biologische landbouw echt weer vooruitgang boekt? Hij hoeft dat wat mij betreft nu niet eens te beantwoorden als hij toezegt dat hij een notitie schrijft waarin hij antwoord geeft op de vraag hoe hij biologische landbouw wil benaderen en wat hij kan doen om ervoor te zorgen dat die succesvol is en blijft. Misschien kan hij dan ook antwoord geven op de vraag of het werkelijk zinvol is om die ambitie van 15% vol te houden, want die is totaal niet realistisch.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Ten slotte is het woord aan de heer Tjeerd de Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank, voorzitter. Ik zal niet te veel tijd in beslag nemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op korte termijn in Europees verband over het nieuwe voorstel van de Transportverordening inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer zal worden gesproken;

overwegende dat een van de primaire doelstellingen van de herziene verordening was om dierenwelzijn te verbeteren;

overwegende dat het vangen van kippen aan de poten, wat resulteert in meer stress, bloedingen en botbreuken, in de huidige verordening verboden is, maar in het voorstel voor de nieuwe verordening wordt toegestaan en dat er daarmee een achteruitgang is op het gebied van dierenwelzijn;

verzoekt de regering om niet akkoord te gaan met verslechtering van dierenwelzijn in de herziening van de Transportverordening en zich uit te spreken tegen alle wijzigingen die een verslechtering van dierenwelzijn zullen veroorzaken, waaronder het vangen van kippen aan de poten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 1629 (21501-32).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor vijf minuten, zodat de minister zijn antwoorden en appreciaties kan voorbereiden.

De vergadering wordt van 11.53 uur tot 11.58 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan meteen door. Ik vraag de minister om zich vooral te concentreren op de appreciaties.

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb twee vragen ontvangen. De eerste ging over het mestbeleid en de mestproductieplafonds. Neem een doorkijkje naar 2025 en 2026: het is inderdaad behoorlijk dramatisch wat er in de agrarische sector gaat gebeuren wat betreft de mestafzet, de mestreductie en de mestplaatsing en wat dat betekent voor agrarische bedrijven. Die hele discussie hebben we natuurlijk met de Europese Commissie. Dat gesprek voeren we ook met de agrarische sector, om te kijken waar er mogelijkheden zitten om verlichting te krijgen. Ik kan u vertellen: dat is ongelofelijk taai. Het is taai om hier beweging in te krijgen. Dat zeg ik in zijn algemeenheid. Maar goed, ik kom met een brief naar de Kamer. Dan zult u zien waar we mee bezig zijn en wat wellicht de mogelijkheden zijn.

De mestproductieplafonds zijn een uitvoering van de derogatiebeschikking. De derogatiebeschikking is een Europese verordening. Die hebben we uit te voeren; dat is gewoon wetgeving. Op het moment dat we dat niet zouden doen, hebben we direct een infractieprocedure te pakken. De mestwetgeving zullen we volgend jaar aanpassen. Per 1 januari 2025 zullen de mestproductieplafonds met 10% naar beneden moeten. Tot nu toe zijn we steeds onder de mestproductieplafonds gebleven. We hebben met de sector afgesproken dat we met hen in gesprek gaan om te kijken hoe we dat gaan invullen, om generieke kortingen en dat soort zaken te voorkomen. Maar we zullen die plafonds wel omlaag moeten brengen, hoe pijnlijk dat ook is en wat voor negatieve effecten dat ook geeft. Overigens zit in de mestproductieplafonds ook nog een sectorale verdeling. We moeten kijken hoe we die verder gaan uitwerken, in het licht van alle discussies over de mestmarkt.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb waardering voor het harde werk dat er op dit moment wordt verricht, want ik weet hoe taai het is. Ik hoor dat. Ik weet ook hoeveel de minister eraan gelegen is om het op een goeie manier te doen. Ik zou de minister willen vragen of dit betekent dat de wetswijziging per 1 januari 2025 ook nog de instemming van beide Kamers vraagt. Daarnaast noemt de minister het voorkomen van een koude sanering. Volgens mij moet ons er alles aan gelegen zijn om die te voorkomen. Kan de minister al iets zeggen over hoe hij de kansen daarop inschat?

Minister Adema:

Om met het eerste te beginnen: jazeker, er moet een wetswijziging komen, de Wet meststoffen. Die komt voor de zomer naar de Kamer toe, zodat de Tweede en ook de Eerste Kamer daarover kunnen spreken.

Hoe schat ik de kansen in om verlichting te krijgen op de mestmarkt? We zijn heel intensief in gesprek. Ik kan daar op dit moment nog geen mededelingen over doen. Ik kan u wel zeggen dat hier geen optimistische minister staat. Dat is alles wat ik er op dit moment over wil zeggen. Ik leef mee met al die boerengezinnen die zitten te wachten op datgene waarmee wij komen. Als ik gesprekken met boeren heb, zie ik de wanhoop en emotie in hun ogen. Ik kan u vertellen dat dit ook deze nuchtere Fries niet in de koude kleren gaat zitten. Zo is het.

Dan is er een aantal moties. Het lid Kostic gaat er in de motie over spieringvisserij in het Verenigd Koninkrijk van uit dat wij een juridische procedure zijn gestart. Dat klopt niet. We hebben alleen om een juridische analyse gevraagd. Wat daar vervolgens het gevolg van is, gaan we zien, maar het is niets anders dan een juridische analyse, die we met een aantal andere landen gevraagd hebben.

Een algemene uitspraak om niet in te gaan op besluiten van andere landen om natuur te beschermen, kan ik natuurlijk niet doen. Dat zou namelijk betekenen dat er ook geen ruimte is om sociaal-economische aspecten mee te wegen in dit soort besluiten. Aan de ene kant heeft het Verenigd Koninkrijk natuurlijk de autonomie om het besluit te nemen, met positieve gevolgen voor de natuur. Ik heb daar ook geen vragen over gesteld. Ik heb alleen gevraagd: zijn de procedures op de goede manier gevolgd en zijn de proportionaliteit en dat soort zaken correct? Daarop doen we een juridische analyse en nog geen procedure. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 1626.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1627 over de doelen die zijn vastgelegd in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst. Die nota is al heel oud. De doelen van die nota zijn overgezet naar het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming. Daarin zijn die doelen meegenomen. Daarin wordt ze ook gemonitord. Ik heb op dit moment geen enkele behoefte om de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst te evalueren, want die is in principe niet meer actueel, juist omdat die in het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming zit. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 1627.

Dan heb ik nog de motie over …

De voorzitter:

Ik geloof dat het lid Kostic nog wat wil vragen.

Kamerlid Kostic (PvdD):

Dat laatste begrijp ik niet zo goed van de minister. Er zijn namelijk ooit doelen gesteld. Dat is al heel lang geleden. We weten eigenlijk nog steeds niet officieel of die zijn gehaald. Ik zou de minister toch graag willen vragen of hij daarover duidelijkheid kan geven.

Minister Adema:

Zoals ik al zei: de doelen van een heel oud programma zijn overgezet naar het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming. Die doelen worden gewoon gemonitord zoals het hoort. Daar werken we naartoe. Ik heb geen behoefte om een evaluatie te doen. Ten aanzien van de motie op stuk nr. 1627 blijf ik dus bij de appreciatie "ontraden".

Kamerlid Kostic (PvdD):

Dan is de simpele vraag: zijn die doelen nou wel of niet gehaald? Kunt u dat op papier zetten?

Minister Adema:

Nee, want dat zou een evaluatie betekenen en die ga ik niet doen.

Kamerlid Kostic (PvdD):

Wat is dit voor een raar figuur? Als wij als Kamer gewoon vragen om informatie die we eigenlijk allang hadden moet hebben, namelijk of wij die doelen gehaald hebben, dan zegt de minister: ik ben niet eens bereid om daarnaar te kijken, laat staan een evaluatie te doen. Ik vind dat echt schandalig.

Minister Adema:

Ik blijf bij mijn appreciatie. De motie blijft dus ontraden. Als ik de motie zo mag uitleggen dat wij ons voluit inzetten om samen met de Commissie op te trekken om te komen tot een Europese strategische landbouwvisie, waarbij niet alleen de continuïteit van de voedselzekerheid maar ook de verduurzaming van de landbouw centraal staat, wil ik de motie oordeel Kamer geven.

Ik kom op de laatste motie, van de heer De Groot, op stuk nr. 1629. Die gaat over de verordening. Wij zetten in op verbeteringen van de verordening, maar ik heb daar wel een interpretatie bij. De motie vraagt om niet akkoord te gaan met een verslechtering van het dierenwelzijn in de verordening. Dus als van de tien punten er één verslechtert, kunnen we niet akkoord gaan, terwijl het misschien op negen andere punten juist verbetert. Dan kan het best een strategische keuze zijn om toch mee te gaan met deze verordening. Deze motie is echt te absoluut. Als ik de motie zo mag interpreten dat ik mij ten volle inzet om het dierenwelzijn zo veel mogelijk te verbeteren via deze verordening, zou ik haar oordeel Kamer kunnen geven.

Ik wil daarbij wel wijzen op het tweede deel van het dictum, over het vangen van kippen aan de poten. Dat is in de huidige Transportverordening inderdaad verboden. In de verordening rond het doden van dieren is het overigens wel toegestaan. Dat geeft heel veel ruimte; vandaar dat er ook veel aan de poten wordt gevangen. In de nieuwe verordening komen daar beperkingen op. Hoe gek het ook klinkt, de nieuwe verordening zorgt voor een betere uitgangspositie dan de huidige situatie, waarin het verboden is in de Transportverordening maar waarin het, onder voorwaarden, is toegestaan in de verordening rond het doden van dieren. Ook daar is dus een genuanceerd verhaal van te maken. Met die interpretatie wil ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Mevrouw Podt, bij afwezigheid van meneer De Groot.

Mevrouw Podt (D66):

Dit brengt mij in een moeilijk parket, want ik zit hier eigenlijk om over het minimumloon te spreken. Dit is lastig. Mijn fractiegenoot De Groot kennende, denk ik wel dat de minister nu een klein beetje een loopje neemt met wat hij beoogt te doen met deze motie. Dat zeg ik maar even.

De voorzitter:

Dat wordt genoteerd.

Minister Adema:

Het fractielid Tjeerd de Groot kennende zou hij hebben gezegd: daar heb je een punt en als de motie ook nog oordeel Kamer krijgt met deze interpretatie, dan ben ik heel blij met deze minister!

De voorzitter:

Dat dacht ik ook. Dan krijgt de motie oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors heel even voor een wisseling van de wacht en dan gaan we straks door met het volgende debat. Ik schors voor een klein moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven