4 Vragenuur

Vragenuur

Vragen Van Kent

Vragen van het lid Van Kent aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake de recente faillissementen in de winkelstraat.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Kent van de fractie van de SP, die een vraag heeft aan dezelfde bewindspersoon.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter. Op steeds meer plekken staan winkelpanden leeg. Dat is slecht voor onze winkelcentra, onze dorpskernen en onze winkelstraten. Winkeliers hebben daar last van: er staan panden naast hen leeg; het slecht is voor de aanloop. Mensen hebben er last van, want als bedrijven failliet zijn gegaan, vervalt de garantie. Maar vooral werknemers hebben daar heel veel last van. Niet zelden is het het gevolg van internationaal kapitaal van investeringsmaatschappijen die winkelketens opkopen, leegzuigen en vervolgens dumpen. Bijvoorbeeld bij BCC maar ook bij Big Bazar hebben we gezien dat werknemers vervolgens met lege handen staan. Er wordt geen transitievergoeding, geen ontslagvergoeding, geen vergoeding toegekend. De eerste vraag is: wat vindt de minister ervan dat dit soort internationaal kapitaal onze winkels kapotmaakt? En is zij bereid om in de wet een wijziging aan te brengen, zodat deze werknemers niet met lege handen komen te staan maar alsnog een vergoeding krijgen?

Minister Adriaansens:

Voorzitter. In algemene zin is een faillissement altijd een hele heftige ervaring voor de ondernemer, voor het bedrijf, voor de werknemers. Dus het is goed dat daar nu of eigenlijk altijd aandacht voor is. We praten best vaak over faillissementen. Kamerleden vragen mij ook regelmatig hoe die faillissementen zich ontwikkelen. Het is ook een goede graadmeter om te bepalen of we een gezonde economie hebben. Het kan zich op een gegeven moment voordoen dat een bedrijf misschien in een bepaalde fase niet meer levensvatbaar is, maar belangrijk is dat de kern van de activiteiten een kans krijgt om door te gaan en dat mensen werk hebben, werk vinden en worden doorgeleid naar nieuw werk. Gelukkig zitten wij wel in een tijd waarin er heel veel banen zijn. De situatie is echt anders dan decennia geleden. Desalniettemin is een faillissement een heftige ervaring. Daar ligt ook een wetsvoorstel voor. Er is een wetsvoorstel Wet overgang van onderneming in faillissement, waarin gewerkt wordt aan het beschermen van de rechten van werknemers bij de overgang van een onderneming. Dat is best een ingewikkeld onderwerp, want het is zelden zo — dat zeg ik ook even uit eigen ervaring — dat het totale bedrijf wordt doorgestart, omdat het bedrijf waarschijnlijk niet failliet was gegaan als dat mogelijk was geweest. Vaak wordt er gekeken naar levensvatbare onderdelen. Dan is weer de vraag welke werknemers er meegaan met die overgang. Het is een hele ingewikkelde wet, die in 2019 in consultatie is gegaan. Daar zijn toen heel veel kritische reacties op gekomen. Er is overigens ook nog gewacht op een zaak bij het Hof van Justitie, waar de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld over de Heiploeg-zaak. Die uitkomsten zijn meegenomen om te kijken hoe we die wet goed kunnen maken. Daar wordt op dit moment aan gewerkt en de minister voor Rechtsbescherming zal daar begin van het tweede kwartaal op terugkomen. Dat gaat over een wettelijke bescherming voor mensen in een faillissement waar een doorstart plaatsvindt en waar dus overgang van onderneming aan de orde is.

Dan kom ik op de vraag over de winkelgebieden, want dat was eigenlijk het tweede deel van de vraag. Het is inderdaad zo dat we toch ongewenst zien dat er in bepaalde winkelgebieden te veel lege plekken zijn en dat er vertrek is. Dat zagen we zeker in de tijd van corona, maar dat komt ook door de hoge energiekosten. Dat hoeft niet altijd door faillissement te zijn, maar dat komt soms ook door een sluiting of een verplaatsing. Ik ben vanuit mijn ministerie actief bezig met zorgen dat we impulsen geven aan de binnensteden, die een belangrijke bron zijn van economische activiteit en overigens ook van veel plezier. We hebben ook de Impulsaanpak winkelgebieden, waar we 100 miljoen euro voor beschikbaar hebben gesteld en waar op 21 mei de vierde tranche van opengaat. Dan hebben we het over een budget van 22 miljoen euro waarmee retailondernemers, dus winkeliers, en overheden voorstellen kunnen doen om de binnenstad beter toegankelijk te maken, bijvoorbeeld door parkeergarages te helpen bouwen, door te zorgen voor meer groen, door te zorgen dat er wandelroutes zijn, et cetera, et cetera. Dat helpt allemaal om te zorgen dat de binnenstad beter kan floreren.

De heer Van Kent (SP):

De wet waar deze minister het over heeft, ligt er al sinds 2019 en dat heeft deze werknemers niet geholpen. Ik heb een vraag gesteld over de vergoeding bij het einde van een dienstverband. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Ik wil de minister ook vragen om haast te maken met die wet en daar bij de collega's op aan te dringen. Want het is geen natuurverschijnsel. Het is niet iets wat zomaar gebeurt. Nee, er wordt vaak doelbewust aangestuurd op het kapotmaken van een winkelketen, nadat die is leeggezogen en in de schulden is gestoken, om vervolgens een doorstart te maken met nieuwe werknemers die geen vaste contracten hebben of met jongeren die worden aangenomen tegen jeugdlonen. Dat is een bewuste strategie, waarmee bedrijven kapot worden gemaakt, mensen hun baan kwijtraken en onze wijken en dorpen worden geconfronteerd met leegstand. V&D is ook zo'n voorbeeld uit het verleden. Maar meer recent, bij BCC en Scotch & Soda bijvoorbeeld, is er gewoon bewust aangestuurd op een faillissement. Ik wil de minister nogmaals vragen om in te gaan op dat punt van die vergoeding en om haast te maken met wetten en regels die dit soort roofkapitalisten de weg gaan versperren en die zorgen dat er een einde komt aan het leegtrekken van onze winkelketens.

Minister Adriaansens:

Ieder faillissement heeft zijn oorzaken en zijn gevolgen. We hebben een systeem, de Faillissementswet, waarin de curator een onderzoek doet naar de oorzaken van het faillissement. Dat rapport wordt ook gepubliceerd. Het gaat mij echt te ver om alle faillissementen over één kam te scheren. Ik denk dat we ook het onderzoek moeten laten doen en dat we daar conclusies aan moeten verbinden als daar echt goed naar gekeken is. Daarom zal ik mij daar niet over uitspreken. Ieder geval staat immers op zich. Dat kan gaan over het bedrijfsmodel, dat kan gaan over de financiering. Dat kan over van alles gaan, bijvoorbeeld of je wel of niet snel genoeg bent ingesprongen op nieuwe klantvragen. Er zijn allerlei redenen waarom dat kan gebeuren. Ik denk dat het goed is om dat goed in de gaten te houden als die onderzoeken er zijn en om te kijken of we daar een bepaalde lijn in zien. Vooralsnog is mij die niet bekend.

Dan ten aanzien van de vergoeding aan werknemers. Wij hebben een regeling, die in de Faillissementswet staat, waarin werknemers een aantal weken hun salaris doorbetaald krijgen via de loongarantieregeling. Je krijgt dan geen vergoeding zoals die er is op het moment dat er geen sprake is van een faillissement. Maar dit is nou precies de situatie van een faillissement. Dat is al ruim 100 jaar zo. Nu kijken we naar de situatie waarin er een doorstart kan plaatsvinden. Als de kern van het bedrijf waar het over gaat, een nieuwe setting krijgt, zou het wel heel gek zijn als je als werknemer niet meegaat. Die situatie is buiten een faillissement wel geregeld, maar niet voor de situatie waarin er een faillissement is. Daar wordt die wet voor gemaakt. Zoals ik net heb aangegeven, zal daar begin Q2 informatie over komen richting uw Kamer van de minister voor Rechtsbescherming.

De heer Van Kent (SP):

Erkent de minister dat er in een aantal gevallen ook doelbewust is aangestuurd op een faillissement, zodat werknemers ontslagen konden worden en er tegen lagere kosten een voortzetting kon worden georganiseerd? Dat is bijvoorbeeld bij McGregor en Scotch & Soda gebeurd. Erkent de minister dat werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt door dit soort investeringsmaatschappijen, ook recht zouden moeten hebben op een transitievergoeding? Zij raken immers hun baan kwijt. Iemand die twaalf jaar bij Big Bazar heeft gewerkt, gaf bijvoorbeeld aan: ik zou ongeveer €8.000 als transitievergoeding mee moeten krijgen, maar ik eindig met lege handen omdat Big Bazar zich failliet heeft laten verklaren. Erkent de minister dat het onrechtvaardig is dat de investeerders in hun luxejacht aan de andere kant van de wereld ronddobberen en de werknemers met lege handen op straat staan?

Minister Adriaansens:

Laten we niet doen alsof een faillissement een makkelijke beslissing is. Daarbij is er ook heel veel leed. Het gaat gepaard met veel verlies, financieel maar zeker ook immaterieel.

De heer Van Kent (SP):

Voor de werknemers.

Minister Adriaansens:

Dat geldt eigenlijk voor iedereen, want er wordt gewoon iets vernietigd; er is in principe een scheiding van baten en lasten. Er kan dan niet meer optimaal gebruik gemaakt worden van het kapitaal; dat betreft ook mensen in een vennootschap. Die Wet — ik moet even de goede naam hebben — overgang van onderneming in faillissement, de WOVOF, ziet er juist op dat er situaties zouden kunnen zijn waarin dat tot misbruik leidt. Ik denk dus dat de vraag precies leidt tot het antwoord dat in dat wetsvoorstel wordt gegeven. Ik zou dus toch willen wijzen naar de behandeling van dat wetsvoorstel, want daar hoort precies deze discussie thuis.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter, tot slot. Vakbonden hebben te weinig en vaak geen inzicht in de actuele cijfers en in de actuele stand van de financiële situatie van een bedrijf, laat staan in de garantstellingen van bijvoorbeeld dochterondernemingen. Erkent de minister dat dat een probleem is? Wat wil de minister eraan doen om ervoor te zorgen dat vakbonden daar veel meer inzicht in krijgen zodat die de levensvatbaarheid van een bedrijf ook beter kunnen beoordelen?

Minister Adriaansens:

Ik blijf even bij mijn eigen kennis, maar ik denk dat het goed is om dit debat met de minister voor Rechtsbescherming te vervolgen. Voor zover ik weet zijn ondernemingsraden aangewezen om met de bestuurder te spreken over de strategie van het bedrijf en de gang van zaken. Mijn ervaring is ook dat dat zeer intensief en regelmatig gebeurt. De lijn met de ondernemers is ook in de Wet op de ondernemingsraden dus wel degelijk geborgd. Voor belangrijke beslissingen moet ook met de ondernemingsraad gesproken worden of moet de ondernemingsraad om advies worden gevraagd. De suggestie wordt gedaan dat werknemers daar niet bij betrokken worden. Dat is mij in die mate niet bekend.

De voorzitter:

Heel goed. Dank aan de heer Van Kent voor het stellen van zijn vraag. Mevrouw Zeedijk van NSC, u heeft 30 seconden.

Mevrouw Zeedijk (NSC):

Bedankt, voorzitter. Ik vind het hartstikke goed dat we hier een keer over praten. Het is inderdaad in onze winkelstraten heel zichtbaar. De retailsector heeft het moeilijk en ook de horeca staat flink onder druk. Dan vallen er weleens faillissementen. Dan zijn inderdaad vaak werknemers de dupe. Mijn vraag is eigenlijk of het bekend is hoe het met die mensen gaat. Hoe gaat het eigenlijk met die mensen? U had het al over de krappe arbeidsmarkt. Is het voor die mensen makkelijk om in deze krappe arbeidsmarkt iets te vinden? Waarom wel en waarom niet? En dan heb ik ook een vraag over de uitvoering: zijn er lessen voor de uitvoering die we daarvan kunnen leren?

Minister Adriaansens:

We zitten in een tijdgeest waarin we in beginsel voldoende werk hebben. De vraag is alleen of de werknemers voldoende kunnen inspelen op de nieuwe voorwaarden of de nieuwe eisen in een nieuwe baan. Er zijn ook heel veel voorzieningen, zeker vanuit de portefeuille van SZW, om mensen te scholen. Er zijn heel veel manieren waarop je je, ook via de fondsen die er daarvoor zijn, kan voorbereiden op een nieuwe baan. Als je werkloos bent, heeft ook het UWV een rol. Het UWV begeleidt werknemers daar ook in. Ik denk dus dat het goed is om de vraag door te geleiden naar Sociale Zaken om wat meer gericht te kijken hoe die situatie op dit moment is, maar ik weet wel dat daar heel veel gebeurt.

De heer Kisteman (VVD):

Als ondernemer in een winkelstraat weet ik als geen ander wat deze ondernemers meemaken: stijgende loonkosten, stijgende huurkosten, stijgende energielasten en ga zo maar door. De klappen in de winkelstraten zijn enorm. Met het wegvallen van dit soort grote ondernemingen wordt de winkelstraat steeds leger. Mijn vraag is daarom wat de minister kan doen om onze winkelstraten, die toch de levensaders zijn van onze winkels en dorpen, florerend te houden.

Minister Adriaansens:

Een aantal dingen. De belangrijkste noemde ik zojuist met de Impulsaanpak winkelgebieden. Daar reageren echt een heleboel gemeentes enthousiast op. Eigenlijk wordt die inschrijving iedere keer overtekend. Door het hele land, bijvoorbeeld in de Kerkstraat in Hilversum, in Apeldoorn en in Sluis in Zeeland, zie je initiatieven ontstaan om iets te doen aan het opwaarderen van de binnenstad. Het gaat immers niet alleen om de winkels, maar ook om de vraag of het daar prettig verblijven is. Daar wordt best veel in gedaan. De andere kant van het verhaal is: zorgen dat er op een eerlijke manier tussen huurder en verhuurder wordt ingespeeld op veranderingen. De huur is immers vaak een belangrijke factor. We hebben in de afgelopen periode een aantal zaken gezien die wat minder fraai waren. Ik ben intensief in gesprek gegaan met verhuurders en huurders om te kijken of we tot goede afspraken zouden kunnen komen. In een aantal gevallen is dat gebeurd, bijvoorbeeld om te zorgen dat van de stijging van energiekosten niet alles meteen doorging in de verhoging van de huurprijs. Ik weet dat dit op een aantal plekken tot afspraken heeft geleid.

De voorzitter:

Een vraag nog van de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor de beantwoording. De minister heeft het nu vooral over winkelketens. Maar wat ons ter ore komt, is dat ook kleine eenmanszaken het heel lastig hebben. Mijn vraag is of daar ook nog op wordt gelet in het beleid.

Minister Adriaansens:

Juist diversiteit maakt een winkelgebied zo aantrekkelijk. Dat hoort eigenlijk allemaal onder dezelfde aanpakken die ik schetste, zowel onder de huur-verhuurrelatie als onder die aanpak van winkelgebieden waarin verschillende grote en kleine retailers met de gemeente gaan kijken wat ze kunnen doen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Tot slot wil ik een kleine suggestie meegeven. We hebben ook gehoord dat die kleine winkelketens en eenmanszaken het in vergelijking met grote bedrijven vaak moeilijk hebben om aan alle eisen te voldoen. De grote bedrijven kunnen natuurlijk veel meer investeringen doen en zelfs ook eerder een deal sluiten met de Belastingdienst; die hebben het makkelijker. Ziet de minister die ongelijkheid als een probleem en wil zij daar wellicht iets aan doen?

Minister Adriaansens:

Ik denk dat het goed is om ook hier te noemen dat we een Retailagenda hebben met een vertegenwoordiging van de retailers. Ik zal deze suggestie ook meenemen in het overleg met hen.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ik ben heel erg benieuwd. We zien de afgelopen drie jaar dat er toch stijgingen zijn van faillissementen in het mkb. Ik hoor de minister heel duidelijk zeggen dat het ook een belangrijk speerpunt is binnen haar beleid. Ik ben toch benieuwd hoe de minister kijkt naar de bedrijfsfinanciering. Hoe kunnen we die verbeteren voor het mkb?

Minister Adriaansens:

Dat is precies een van de punten waar het over gaat. We hebben al vaker in deze Kamer gedeeld dat de toegang van het mkb, en zeker van de kleine bedrijven, tot financieringen niet altijd goed gaat. Ik onderneem daarvoor een aantal lopende zaken. Allereerst hebben we wat garantieregelingen, bijvoorbeeld als het gaat over duurzaamheid. Met de BMKB kan bijvoorbeeld tegen gunstige voorwaarden een elektrische oven of een bestelbusje worden gekocht. We maken dat op die manier makkelijker. Maar we zien in algemene zin dat er vaak heel veel komt kijken bij het verstrekken van kleine leningen. Dat heeft ook te maken met de administratieve lasten van banken. Dat is problematisch. Recent is er een convenant getekend door alle banken, dus de Nederlandse Vereniging van Banken en de grootbanken, MKB-Nederland en non-bancaire financiers om te kijken hoe zij de handen ineen kunnen slaan om ervoor te zorgen dat die toegang wordt verbeterd. Dat zit enerzijds in informatieverschaffing, maar anderzijds ook in een activiteit die ik zelf oppak, namelijk zorgen voor een hub. Dat gaat om zorgen dat er een soort warme overdracht ontstaat en dat je als mkb'er of als ondernemer beter kunt zien waar je terechtkan voor geldvragen. Kan ik daarvoor naar een bank? Moet ik naar een non-bancaire financier? Is er iemand die mij kan adviseren? Heeft die bepaalde kwaliteiten? Zo zorgen we ervoor dat het geld meer gaat stromen.

De voorzitter:

Prima. Geld dat stroomt, is altijd mooi. Dank aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. Tot zover het vragenuurtje. Ik schors enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven