3 Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea (artikel 100-procedure)

Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea (artikel 100-procedure)

Aan de orde is het debat over de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea (artikel 100-procedure).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie van harte welkom. Ik heet van harte welkom de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen. Voordat we van start gaan, geef ik even het woord aan de heer Drost van de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik doe een vriendelijk verzoek aan mijn collega's of ik mee mag doen aan deze derde termijn van het debat. De eerste twee termijnen waren in commissieverband, en daar heeft collega Boswijk namens mij het woord gevoerd, waarvoor dank, collega. Maar ik moet dan formeel toestemming vragen aan jullie of ik ook mee mag doen. Bij dezen.

De voorzitter:

Is daar bezwaar tegen? Ik zie dat de heer Van Wijngaarden … Er is geen bezwaar tegen.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voor mij geldt hetzelfde, voorzitter. Ik vervang de heer Brekelmans vandaag.

De voorzitter:

Kijk. Dank u zeer. Dan gaan we van start. Ik geef het woord aan de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Bosnië en Herzegovina, het land waar in 1995 een genocide plaatsvond onder het oog van de internationale gemeenschap en waar een nog grotere genocide werd voorkomen door de tussenkomst van diezelfde internationale gemeenschap. Een erfenis uit die tijd is het Dayton-akkoord, dat zorgde voor de geboorte van de Republika Srpska, waarvan de leider, Dodik, de radicaliserende gek met zijn ophitsende retoriek, gestoeld op etnisch nationalisme en geïnspireerd door Poetin, zorgt voor een splijtzwam die doet denken aan ophitsende slachters zoals Mladić. De ophitsers staan ook vandaag aan de poort te bonken. Onder leiding van Dodik wil Republika Srpska zich terugtrekken uit Bosnische staatsinstellingen en zich volledig afscheiden. Gesterkt door de Russische invasie in Oekraïne ziet de EU, en dus ook Nederland, in dat we de Westelijke Balkan niet ten prooi moeten laten vallen aan de Russische invloedssfeer. De fragiele vrede in Bosnië en Herzegovina moet worden gewaarborgd. Daarom maakt mijn fractie zich al tijden hard voor een Nederlandse bijdrage aan de verlenging van de EUFOR Althea-missie. Zo dienden wij in november 2022 nog een amendement in op de begroting van Buitenlandse Zaken om hier geld voor vrij te maken. Toen kon het nog niet, maar mijn fractie is verheugd dat het kabinet gelukkig van gedachten is veranderd.

Voorzitter. EUFOR Althea moet destabiliserende actoren afschrikken. Binnen een multinationaal bataljon zullen ook de Nederlandse mariniers, inlichtingendiensten en stafofficieren als internationale gemeenschap gezamenlijk optreden. Mijn fractie is blij met de verantwoordelijkheid die wij hierin als Nederland nemen. Tijdens het commissiedebat hebben wij gevraagd om meer comfort op drie elementen, namelijk: de bevelstructuur, het mandaat en de geweldsinstructie. Mijn fractie wil de minister bedanken voor de brief die de Kamer heeft gekregen over de bevelstructuur. Hierin staat dat de Force Commander en de Hoge Vertegenwoordiger frequent contact hebben op ad-hocbasis. Mijn fractie zou het verstandig vinden als er naast dat ad-hoccontact structureel contact plaats zou vinden. Hoe ziet dat er precies uit in de praktijk? Is de minister het daarmee eens?

Voorzitter. Het mandaat houdt in dat burgers in nood te allen tijde beschermd dienen te worden. Het moet voldoende mogelijkheden bieden om destabiliserende actoren af te schrikken. De minister gaf aan dat het mandaat robuust is en de geweldsinstructie toereikend. Wat betekent dat precies: robuust en toereikend? Toch blijft het ook noodzakelijk om tijdig een plan B in de achterzak te hebben voor het geval dat Dodik zijn plannen doorzet en resoluties in de VN-Veiligheidsraad worden gevetood door Rusland. Mijn fractie verwacht dan ook dat het kabinet zich in EU-verband hard gaat maken voor het opstellen van een plan B. Wat vindt de minister hiervan?

Voorzitter. Een artikel 100-procedure is een van de zwaarste besluiten die de Kamer kan nemen. Mijn fractie heeft zich hierin altijd terughoudend opgesteld. Het is dan ook voor het eerst in de geschiedenis van DENK dat mijn fractie instemt met een missie in het kader van een artikel 100-brief.

Ik wil graag afsluiten door onze militairen heel veel sterkte te wensen bij het uitvoeren van de opgedragen taken. Wij wensen ze een behouden thuiskomst.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. Dan geef ik het woord aan de heer Boutkan, Volt.

De heer Boutkan (Volt):

Dank, voorzitter. Het gaat vandaag over de inzet van onze krijgsmacht ter bevordering van vrede en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina. Die doelstelling is belangrijk, zeker gelet op de situatie die al lang complex en instabiel is. De oorlog in Oekraïne heeft de instabiliteit alleen maar versterkt.

Zoals besproken in het vorige debat, bestaat er een risico op escalatie. Gelukkig is er momenteel geen sprake van een gewapend conflict. De Bosnische krijgsmacht is in geval van escalatie alleen niet in staat om zelfstandig de binnenlandse stabiliteit te bewaren. Tijdens het commissiedebat hebben wij onze zorgen geuit over de mogelijke escalatie. De minister gaf aan dat EUFOR Althea voldoende mandaat heeft om te kunnen optreden in geval van escalatie en dat onze militaire voldoende uitgerust zijn. Ik wil benadrukken dat Volt deze inzet volledig steunt. Wij vinden het belangrijk dat Nederland bijdraagt aan deze missie en daarmee vrede en stabiliteit op de Westelijke Balkan bevordert. Wij hopen dat de missie zal bijdragen aan duurzame vrede en stabiliteit. Wij wensen alle betrokken militairen heel veel succes en wij wensen ook hun familie en geliefden sterkte tijdens hun afwezigheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boutkan. Dan geef ik het woord aan de heer Boswijk, CDA. O, sorry, eerst de heer Van der Staaij, SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het is een goed en belangrijk gebruik in deze Kamer om artikel 100-missies, uitzending van militairen op basis van artikel 100 van de Grondwet, heel grondig in de Kamer te bespreken. Vaak is er eerst een rondetafelgesprek, zoals we nu ook hebben gehad, dan een commissiedebat en dan een plenaire afsluiting. Daarmee doen we ook recht aan het gewicht en het belang van deze missies.

We mogen terugzien op een respectvol en realistisch debat over de missie naar Bosnië en Herzegovina. Terecht is daarbij gezegd, volgens mij door collega Brekelmans, dat soms het voorkomen van verslechtering ook vooruitgang is. Het kabinet beaamde dit ook. Er zijn stevige vragen gesteld over het stellen van realistische doelen, over het internationale krachtenveld, over de samenwerking met onze internationale partners en over ons voorbereid zijn op escalatiescenario's. De regering heeft die vragen nauwgezet beantwoord en wel op zo'n manier dat de SGP, alles afwegende, haar volle steun kan en wil uitspreken voor deze inzet. De veiligheid van Bosnië en Herzegovina en de stabiliteit in een regio die voor Europa van groot strategisch belang is, zijn er direct bij gebaat.

Voorzitter. Ervan uitgaande dat deze missie inderdaad de steun van de Kamer zal krijgen, wens ik alle mannen en vrouwen die met deze missie aan het werk gaan, samen met degenen die hen dierbaar zijn, een vruchtbare missie en een veilige thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan geef ik het woord aan de heer Boswijk, CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank, voorzitter. We hebben inderdaad het gebruik om artikel 100-brieven plenair af te doen. Dat is denk ik ook belangrijk. Het is de belangrijkste vorm van debat die wij kunnen voeren, want wij sturen mannen en vrouwen naar ontzettend onveilige gebieden. Zeker in dit bijzondere geval hebben we het over Bosnië en Herzegovina gehad. Als CDA hebben we onze zorgen hierover uitgesproken. Het staat nu al 30 jaar onder curatele en het ziet er niet naar uit dat er een einde aan gaat komen, in ieder geval niet op korte termijn. Collega Futselaar van de SP vatte het eigenlijk heel goed samen: we zien niet een perspectief om het nu in één keer te verbeteren, maar niet gaan is misschien nog wel veel slechter. Dat hoor ik ook andere collega's wel zeggen: het is natuurlijk wel een zwakke plek in Europa, waar andere landen en andere krachten van buiten Europa op inspelen. We kunnen het ons dus niet veroorloven om deze gebieden en deze problematieken te negeren.

We hebben in het debat ook vragen gesteld over het mandaat, over de mogelijkheden die er zijn om te escaleren en hoe onze krijgsmacht daarop kan anticiperen. De bewindslieden hebben daar goede antwoorden op gegeven. Dat geeft ons vertrouwen. Er blijft nog steeds wel ongemak bestaan over het langjarig perspectief. Als CDA hebben wij de toezegging gekregen dat met de Kamer wordt gedeeld hoe het kabinet kijkt naar de lange termijn voor de Westelijke Balkan. Daar zijn we heel erg benieuwd naar. Voor deze inzet heeft u vanuit het CDA in ieder geval steun.

Vanaf deze plek wil ik de mannen en vrouwen die zich inzetten voor niet alleen de vrede en veiligheid van de mensen daar, maar indirect uiteindelijk ook voor de vrede en veiligheid in heel Europa, heel veel sterkte en wijsheid toewensen. We hopen op een veilige thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boswijk. Dan geef ik het woord aan de heer Sjoerdsma, D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Vorige week hadden wij een belangrijk artikel 100-debat. Mijn fractie juicht het toe dat dit kabinet meer aandacht heeft voor de Balkan. Ik zei het vorige week al: sommige mensen spreken er enigszins denigrerend over en zeggen dat dit de achtertuin van Europa zou zijn. Maar als het al een tuin is, zou het onze binnentuin zijn. Het is de plek van de een-na-laatste grote Europese oorlog en — collega's voor mij zeiden dat ook al — de plek waar een genocide heeft plaatsgevonden. Nederland weet dat natuurlijk als geen ander.

Het is ook de plek waar Rusland en China proberen breuklijnen te veroorzaken, hun invloed te vergroten en Europa te ondermijnen. Mijn fractie verwelkomt daarom de betrokkenheid en ook het feit dat we dit deze keer in Europees militair verband zullen gaan doen.

Vorige week hebben we wat mij betreft ook goed gesproken over het doel van de missie, het mandaat, de risico's en de medische afvoerketen. Er is ook gesproken over de zeer complexe binnenlandse situatie. De Hoge Vertegenwoordiger sprak over een Bosnië dat eigenlijk bestaat uit twee delen: een democratisch deel en een autocratisch deel. Over die zaak zou ik het kabinet nog nader willen bevragen. Die verdient volgens mij ook nadere beschouwing van dit kabinet.

Het risico bestaat dat Dodik zijn voornemen tot afscheiding van de Republika Srpska doorzet. We hebben gisteren nog, dus één dag geleden, gezien dat in de Republika Srpska door het parlement een wet is aangenomen die stelt dat uitspraken van het hooggerechtshof van Bosnië gewoon terzijde zullen worden gelegd, rechtstreeks tegen Dayton in. We hebben gezien dat de Hoge Vertegenwoordiger de Veiligheidsraad heeft gewaarschuwd dat we deze dreigingen van Dodik bloedserieus moeten nemen en dat ze een gevaar vormen voor niet alleen Bosnië zelf, maar ook voor de regio. Daarover nog een paar vragen aan het kabinet. Wat gaat het kabinet doen om te voorkomen dat Dodik verdere stappen zet, politiek of diplomatiek? Is het kabinet bereid om in Europees verband nog een keer een push te doen voor sancties tegen deze leider, wiens doel duidelijk is? Dat doel is namelijk het opbreken van Bosnië.

Specifieker roept dit ook nog een vraag op waar we het aan het staartje van het vorige debat over hadden: wat gaat EUFOR doen als Dodik die stap daadwerkelijk gaat zetten? Er zijn denk ik twee scenario's. Eén is dat hij dat met wetgeving doet en dat hij streeft naar maximale autonomie. Laat ik het vriendelijk zeggen. Wat kan EUFOR dan doen? Stel dat hij het in een ander scenario met iets meer militair vertoon doet, welke middelen heeft EUFOR dan om op te treden? Klopt het dat EUFORs reservekrachten momenteel in Kosovo worden ingezet, zodat ze niet oproepbaar zijn als dat nodig is? Welke verzoeken om militair materieel heeft EUFORs commando uitstaan die nog niet zijn ingewilligd? Graag een reactie.

Ik herhaal ook graag mijn oproep aan beide bewindspersonen en andere bewindspersonen in het kabinet om hun persoonlijke politieke betrokkenheid bij Bosnië te vergroten, nu wij daar militair aanwezig zullen zijn.

Voorzitter, afrondend. Mijn fractie kan instemmen met de voorgenomen bijdrage aan de missie EUFOR Althea. Ik wens alle militairen uiteraard een succesvolle missie en een behouden thuiskomst. Ik wens hun familie in de tussentijd alle goeds.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Dan geef ik het woord aan mevrouw Piri, PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Namens de PvdA- en GroenLinksfracties wil ik hierbij onze steun uitspreken voor de Nederlandse bijdrage aan de EUFOR Althea-missie in Bosnië en Herzegovina. In deze tijd is het uitzonderlijk dat een missie gemandateerd is door de VN-Veiligheidsraad. Hopelijk wordt dit mandaat in november weer verlengd.

Ook is het belangrijk dat twee derde van alle EU-landen een bijdrage levert aan deze missie. Tijdens het werkbezoek van de commissie voor Buitenlandse Zaken vorig jaar hebben we zelf kunnen horen hoe de inwoners van Bosnië de aanwezigheid van deze internationale vredesmacht waarderen. Helaas is het 30 jaar na het Daytonakkoord nog steeds hard nodig. Bosnië heeft een disfunctionerende staat en de etnonationalistische retoriek van genocide ontkennende politici zorgt vaak voor hoogoplopende spanningen.

Voorzitter. In het commissiedebat heb ik het kabinet nadrukkelijk gevraagd om serieus rekening te houden met het scenario van verder oplopende spanningen als de Bosnisch-Servische leider Dodik olie op het vuur gooit, hetzij door zijn dreigingen met afscheiding door te zetten, hetzij door het ontzeggen van toegang voor EUFOR tot het grondgebied van Republika Srpska. Vanmorgen was daar dan het zeer alarmerende bericht dat de Bosnisch-Servische parlementariërs een besluit hebben genomen om uitspraken van het constitutioneel hof op te schorten. Experts noemen dit een "juridische afscheiding". Waar we het in ieder geval over eens zijn, is dat dit mogelijk de diepste crisis sinds de Daytonakkoorden kan inluiden in Bosnië. Hierbij dus nogmaals mijn oproep aan de ministers om serieus rekening te houden met een verdere verslechtering van de situatie, en ervoor te zorgen dat het ook duidelijk is voor onze mensen wat hun te doen staat als een van deze scenario's zich onverhoopt voordoet.

Tot slot wens ik alle militairen van het Korps Mariniers en de inlichtingenofficieren die binnenkort worden uitgezonden een veilige missie en een behouden thuiskomst, en hun familie en geliefden sterkte tijdens hun afwezigheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Piri. Dan geef ik het woord aan de heer Futselaar, SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. De vraag om een buitenlandse missie te steunen is een van de zwaarste afwegingen die je als Kamerlid of als fractie kunt moeten maken. Je vraagt mensen om voor ons land in moeilijke, geregeld levensbedreigende situaties zware inzet te plegen voor een doel dat lang niet altijd duidelijk of zelfs haalbaar is. Het is geen geheim dat de SP-fractie daarom vaak zeer terughoudend is met het steunen van missies, en zaken als internationaal recht, risico en haalbaarheid van doelstellingen zwaar laat wegen en daarom ook vaak op een negatief oordeel uitkomt; een oordeel dat overigens achteraf vaker terecht is gebleken dan ook ons lief is.

Voorzitter. Desalniettemin steunt de fractie van de SP het voorstel om militairen naar Bosnië en Herzegovina te sturen. Het stabiel houden van Bosnië is in Europees en dus ook in Nederlands belang, bijvoorbeeld bij het voorkomen van georganiseerde misdaad, het vervallen in extremisme en ongereguleerde migratiestromen. Daarbij is het belangrijk dat wij realistische ambities hebben voor onze militairen, waar dat in het verleden ook weleens anders is geweest. Het doel is primair het stabiel houden van het land en puur door onze aanwezigheid escalatie te voorkomen.

Dat die ambities beperkt zijn, en hopelijk de risico's ook, neemt niet weg dat deze missie niet ongevaarlijk is en dat de spanningen in de Balkan oplopen, niet alleen in Bosnië, maar ook in Kosovo op dit moment, of in ieder geval de afgelopen periode. Het gebrek aan perspectief voor Bosnië — daar heeft de heer Boswijk ook wat over gezegd — heeft onze fractie wel doen twijfelen. Hoelang, hoeveel decennia, zet je die missie nog voort? Maar goed, het alternatief, een land dat instort aan de grens van Europa, is gewoon erger. Dan komen wij toch uit bij steun voor deze missie, waarbij voor mijn fractie ook de aanwezigheid cruciaal is van een VN-mandaat om rechtsgrond te bieden aan de missie.

Afrondend, voorzitter. Een militaire uitzending is een zwaar besluit. Ook al is EUFOR Althea misschien niet de gevaarlijkste van alle missies, is ze zeker niet volstrekt ongevaarlijk, anders zouden we ook geen militairen hoeven sturen. Er lopen straks namens ons land mensen gevaar, namens ons allen. Dat verdient waardering en respect. De SP-fractie wenst de missie ook het beste toe.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik het woord aan de heer Van Wijngaarden, VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Bosnië en Herzegovina is een land aan de buitengrens van de EU, met complexe uitdagingen, etnische spanningen, nationalistische bewegingen, corruptie en een politiek systeem dat aan hervormingen toe is. Echter, voor dit alles is er geen alomvattende oplossing die op brede steun kan rekenen. De enige weg voorwaarts is daarom stapsgewijze verbetering en vooral ervoor zorgen dat Bosnië niet achteruitgaat. De lont mag niet in het kruitvat.

Met de militaire bijdrage die voorligt, kan Nederland de drempel voor escalatie in Bosnië verhogen. De kosten en risico's van deze militaire inzet zijn beperkt, zeker in vergelijking met de kosten en risico's van een geweldsescalatie in Bosnië. Daarnaast ligt het voor de hand dat Nederland als bondgenoot actief bijdraagt aan dit soort internationale missies aan de buitengrens van de EU. Ik dank beide ministers dat zij vorige week in het debat ook realistisch spraken over de ambitie van deze missie: het voorkomen van escalatie en bijdragen aan stapsgewijze verbetering. Daarnaast gaf de minister van Defensie duidelijk aan dat er nauwelijks sprake is van verdringing en dat de infanteriecompagnie van het Korps Mariniers ernaar uitkijkt om deze taak te vervullen.

Aan het einde van het debat spraken we nog over het scenario dat het leiderschap van de Republika Srpska verdere nationalistische stappen zou zetten en Rusland een verlenging van het mandaat in de VN-Veiligheidsraad zou blokkeren. Dit scenario is misschien niet waarschijnlijk, maar ook niet ondenkbaar. Ik wil de ministers daarom vragen om nogmaals kort te reflecteren op dit scenario en toe te zeggen zich voor alle zekerheid ook voor te bereiden op dit scenario.

Al met al vormen de relevante doelen voor Nederland, het veiligheidsbeeld en de aanvaardbare risico's, de gepaste rol voor Nederland en de beperkte impact op de Nederlandse krijgsmacht tezamen redenen voor de VVD om haar steun uit te spreken voor deze missie.

Ten slotte rest mij niets anders dan onze militairen en het thuisfront veel sterkte te wensen. Ik hoop dat de uitzending spoedig zal verlopen en wens iedereen een behouden terugkomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Wijngaarden. Dan geef ik het woord aan de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. De ChristenUniefractie steunt de inzet van het kabinet om een infanteriecompagnie van het Korps Mariniers en een human intelligence team, een inlichtingenteam, in te zetten om de vrede en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina te bevorderen. Tijdens het debat vorige week werd opnieuw duidelijk dat de situatie in Bosnië en Herzegovina weliswaar niet uitzichtloos is, maar dat we ook niet kunnen spreken van vooruitgang. Het is daarom goed om met elkaar vast te stellen dat we op z'n best een bescheiden bijdrage zullen leveren aan stabiliteit daar.

Voorzitter. Mijn fractie is ervan overtuigd dat de kans zeer groot is dat zonder de aanwezigheid van EUFOR Althea de situatie juist achteruit zal gaan en dat het van belang is voor de vrede en stabiliteit in Europa dat Bosnië en Herzegovina ondersteund worden. Dat is voor ons voldoende zwaarwegend om nu in te stemmen met deze militaire bijdrage aan de internationale troepenmacht die de veiligheid en de eenheid in dit verdeelde land helpt te bewaken.

Voorzitter. De inzet van militairen is nooit zonder risico. 25 NAVO-soldaten raakten zo'n drie weken geleden gewond bij een geweldsuitbarsting in Kosovo. Ook in Bosnië en Herzegovina is er sprake van etnische spanningen en zo mogelijk nog complexere bestuurlijke verhoudingen. Tijdens de schriftelijke vragenronde en het debat is er al veel aan de orde gekomen. Dank voor alle gegeven antwoorden. Ik zou op deze plek in het bijzonder nog aandacht willen vragen voor de persoonlijke omstandigheden van onze militairen en ook voor hun thuisfront. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij extra ondersteuning gewenst kan zijn. Is dat ook voor deze missie weer voldoende geborgd, vraag ik het kabinet.

Voorzitter. Ik acht onze mariniers en onze andere militairen heel goed in staat om onder ingewikkelde en moeilijke omstandigheden te functioneren en daar ook adequaat op te reageren. Namens de ChristenUniefractie wil ik hun ook voor deze taak de zegen en bescherming van onze God toebidden en de hoop uitspreken dat zij allen weer veilig thuis zullen komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Drost. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer De Roon, PVV.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Bosnië en Herzegovina staat al 28 jaar onder internationale curatele. De bedoeling was dat betrokkenheid van de internationale gemeenschap de omstandigheden zou scheppen waarin lokale politici daar slagvaardig zouden werken aan een oplossing van interne geschillen en daadwerkelijke opbouw van een stabiel en voorspoedig land. Maar het tegendeel blijkt het geval te zijn. De werkelijkheid is dat Bosnië en Herzegovina met zijn huidige structuur, zijn huidige politici en zijn huidige motieven daar nooit toe in staat zal zijn. Dat is vooral te wijten aan de politieke leiders van het land. Voor de bestaande politieke elite valt niets te halen uit de hervormingen die nodig zijn. De voordelen van hun politieke macht, zoals geen verantwoording afleggen en zichzelf verrijken, is voor hen beter dan alles wat de EU hun te bieden heeft. Zij willen dat systeem gewoon niet wezenlijk veranderen. De bevolking ziet dat ook en verlaat het land in rap tempo. Die is geslonken van 4,4 miljoen in 1985 naar 3,2 miljoen nu. De laatste jaren emigreren zo'n 55.000 mensen per jaar. Dat zijn voornamelijk hoogopgeleiden. Je kunt spreken van een braindrain. Dat maakt de situatie er natuurlijk niet beter op.

Voorzitter. Wie achterblijft, is ten eerste politiek gegijzeld in dat land, en ten tweede economisch verlamd. De PVV noemt dit "een politieke wanprestatie gedurende 28 jaar en onbeschaamd parasiteren op de internationale gemeenschap". Die houdt de bestuurlijke en veiligheidssituatie nu nog overeind en zou een positieve ontwikkeling moeten faciliteren. Maar de politieke elite doet daar niks mee. Bovendien weet die politieke elite ook dat de EU en de lidstaten het niet aandurven om de stekker eruit te trekken, en dus volgt de internationale gemeenschap het pad van, zoals de minister van Buitenlandse Zaken dat eerder al noemde, "de edele kunst van het doormodderen".

In wezen wordt de internationale gemeenschap ook gegijzeld door de politieke elite in Bosnië. De PVV wil niet dat daar nog geld van de Nederlandse belastingbetaler aan wordt uitgegeven en wil bovendien niet dat de inzetbaarheid van onze mariniers beperkt wordt door hen voor ten minste een jaar en misschien nog wel langer aan EUFOR Althea te verbinden. Bovendien hebben wij ook groot bezwaar tegen de bedoeling om de mariniers ook in te kunnen zetten tegen burgers daar. Daar kan niks anders dan ellende uit voortkomen. Daarom steunen wij de Nederlandse deelname aan deze missie niet. Wel spreek ik namens mijn fractie steun uit aan de militairen die daar, tegen beter weten in, naartoe zullen worden gezonden. Ik wens hun een behouden terugkeer. Uiteraard ook onze steun voor hun dierbaren, die achterblijven.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Roon. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdragen van de Kamer in de eerste termijn. De bewindspersonen hebben aangegeven ongeveer zeven minuten nodig te hebben om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 10.43 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de bijdrage van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dank. Mag ik ook nogmaals dankzeggen aan de leden van uw Kamer voor de gemaakte opmerkingen en gestelde vragen? Ik zou ook graag nogmaals hier tot uitdrukking willen brengen dat wij het beiden zeer, zeer gewaardeerd hebben hoe gedegen we het debat hebben kunnen voeren, maar ook hoe breed — dat bleek ook vandaag weer — er steun lijkt te zijn vanuit alle hoeken van de Kamer voor het hier onder heel moeilijke omstandigheden toch besluiten om wel wat te doen. Dat is precies vanuit de gedachte — sommigen, onder anderen Boswijk, haalden dat hier ook weer aan — dat niks doen een vacuüm creëert dat zonder meer zal worden opgevuld. Dat we op deze manier over zoiets wezenlijks als het uitzenden van troepen kunnen spreken en dat we daarbij ook zo veel fracties aan onze zijde weten, waarderen we zeer. Dat wilde ik toch nogmaals ook hier plenair tot uitdrukking gebracht hebben.

Voorzitter. Er waren een aantal vragen aan de minister van Defensie en aan mijzelf. De vragen die op mijn terrein liggen, zal ik zo goed mogelijk proberen te beantwoorden. We kijken met elkaar terug op een zeer gedegen en zeer inhoudelijk commissiedebat. Ik heb gisteren nog een brief aan de Kamer doen toekomen naar aanleiding van de openstaande vraag van de heer Kuzu, die overigens vandaag in de gedaante van de heer Van Baarle bij ons is, zo is mij opgevallen. Er is ook nog uitgebreid contact geweest met de commandant en met de HV, juist in aanvulling op de vragen die gesteld zijn. Laat ik daar een aantal dingen over zeggen.

Het is waar dat dit al heel lang duurt: 28 jaar. Daar werd terecht naar verwezen. Tegelijkertijd, met alle zorgen die er zijn, mag je ook constateren dat er sprake is van een geleidelijke stabilisatie sinds de tekening van Dayton. Je ziet dat in ieder geval ook terug in de afname van het aantal troepen: 63.000 in 1996 en circa 1.000 nu. Zonder naïef te willen zijn en zonder iets af te willen doen aan alle kanttekeningen die we zeer realistisch met elkaar geplaatst hebben in het commissiedebat, is dat natuurlijk wel een goede ontwikkeling. Maar daar hoort meteen een dosis realisme bij. Er is geen enkele illusie over hoe wij daar weleens even zelf met de Nederlandse bijdrage de situatie zouden kunnen oplossen. Dat bestaat gewoon niet. Volgens mij was dat realisme ook een van de winstpunten uit de dialoog die we gevoerd hebben. EUFOR is wat ons betreft wel degelijk van grote toegevoegde waarde. Die operatie draagt bij aan het creëren van een context waarin ten minste vooruitgang mogelijk zou moeten zijn.

Dan een aantal dingen over de escalatie en handelingsopties. De heer Sjoerdsma vroeg daarnaar en mevrouw Piri vroeg daar opnieuw naar. Ook de heer Van Wijngaarden vroeg daarnaar, helemaal in de geest van wat de heer Brekelmans ook naar voren heeft gebracht. We hebben natuurlijk uitgebreid gesproken over de ontwikkelingen in de Republika Srpska. In dat kader wil ik graag het volgende opmerken. De heer Sjoerdsma en anderen verwezen daar ook naar, mevrouw Piri volgens mij ook. De beslissing van het parlement daar om uitspraken van het Bosnische constitutionele hof niet te erkennen, veroordelen wij ten sterkste, net zoals de HV, de EU en de VS dit inmiddels hebben gedaan. Dat gaat namelijk simpelweg in tegen de Bosnische grondwet en tegen Dayton. Dat is zeer, zeer onverstandig en daar nemen wij met klem afstand van. Dat is geen nieuw geluid. Dat zeg ik niet ter vergoelijking, maar wel om het in context te plaatsen. We moeten ook zien hoe die specifieke beslissing uitpakt. Maar het motiveert mij alleen maar meer om hier ook diplomatiek werk van te blijven maken.

Dan ben ik meteen bij de tweede vraag van de heer Sjoerdsma. Hij vroeg, als echo van zijn vraag uit het commissiedebat: wil het kabinet zich blijven inspannen in de volle breedte en hier zorgen voor engagement? Daar ben ik het zeer mee eens en dat zeg ik hem graag toe. Dat moet ambtelijk, politiek, diplomatiek, bilateraal er overigens ook via de Europese Unie. Dat laatste is natuurlijk een route die we met name in dit verband heel veel bewandelen.

Voorzitter. Dan is het goed om nog te benoemen dat we gisteren nog contact hebben gehad met de HV. Die volgt de situatie nauwgezet, ook naar aanleiding van de laatste uitspraken. Het is ook aan hem om eventuele stappen te zetten of nog maatregelen te nemen.

Minister Ollongren en ik hebben gisteren al gezegd dat er vervolgens een aantal denkbare, maar overigens ook zeer onwaarschijnlijke scenario's zijn. Ik denk dat het onmogelijk is om hier in te gaan op elke mogelijke casuïstiek. Ik wil daar dus een beetje terughoudend in zijn, maar er zijn wel een paar dingen die ik zou kunnen noemen.

Ik zal een voorbeeld noemen. Het is natuurlijk niet een scenario om aan te moedigen, maar vorige week ging het daar wel over: stel nou dat Dodik de onafhankelijke republiek uitroept. Naar onze waarneming zullen de HV en EUFOR Althea dan samen de balans moeten opmaken. Zij zullen dan ook kijken naar handelingsopties binnen het gegeven mandaat. Laat ik daar heel duidelijk over zijn: het gaat daarbij dan evident over een ongrondwettelijke daad, in strijd met Dayton. De HV beschikt over een vergaand instrumentarium: de zogenaamde Bonn Powers. Op basis daarvan kunnen wetten nietig worden verklaard en bestuurders uit hun ambt worden gezet.

Een dergelijke situatie vereist naar onze stellige overtuiging dan ook primair een politieke respons. EUFOR zal op zo'n moment de militaire aspecten van Dayton handhaven, primair door tussenkomst van de Bosnische federale veiligheidstroepen, leger en politie. Zo nodig kan EUFOR dat ook zelfstandig doen. Maatregelen die gepaard zouden gaan met een eventuele afscheiding, zullen uiteraard worden voorzien van een gepast antwoord. En dan zal natuurlijk altijd gekeken worden naar de proportionaliteit. De commandant van EUFOR is daartoe ook bevoegd. Nou, we hebben het nu over een scenario dat vanzelfsprekend tot grote, grote internationale spanningen en veroordelingen zal leiden. Er zal een enorme druk komen om die maatregelen terug te draaien. Ik hoop dat ik daarmee in ieder geval in de geest van de what-ifs heb geantwoord.

Voorzitter. Dan was er nog een vraag van de heer Van Baarle, eigenlijk ook een what-if: wat nou als je dat mandaat niet zou kunnen verlengen? Vanzelfsprekend vraagt de jaarlijkse verlenging in een heel moeilijke context altijd instemming van alle permanente VN-VR-leden. Dat is geen gegeven. Tegelijkertijd is onze inschatting dat de kans op een Russisch veto beperkt is, ook al omdat velen in de internationale gemeenschap dan tot een alternatief zullen overgaan. Dan zullen ze denken: nou, dan doen we het niet via de VN, maar op een andere manier. Ik ben daar dus niet onmiddellijk bezorgd over, maar het is ook niet uitgesloten.

De heer Boswijk vroeg nog naar het toekomstperspectief: kunnen we dat ook nog meenemen in het verslag van de RAZ? Ja. Daarin ga ik daar heel graag kort aandacht aan besteden. Daarnaast zou ik eigenlijk met hem willen afspreken dat we nog met een uitgebreidere beschouwing komen in de kabinetsappreciatie van de voortgangsrapportage van de Commissie in het najaar. Volgens mij hebben we dan ook aan dat deel voldaan.

Ik ben het zeer eens met veel van de kritische woorden van de heer Sjoerdsma, ook over het opereren van Dodik. Sancties? Ja, daar ben ik voorstander van. Ik ben graag bereid om die discussie nog een keer aan te kaarten, maar daaraan moet ik toevoegen dat dit binnen de Europese Unie tot nu toe niet op unanimiteit kon rekenen. Laat ik nou die inspanning wél betrachten. Ik zeg erbij dat het geen makkelijke opdracht is. Het zou goed kunnen dat we daarbij op dezelfde manier nul op het rekest krijgen als de vorige keer. Daarbij is het overigens belangrijk dat de acties die wij ondernemen, steeds de acties van de HV versterken.

Voorzitter. Ten slotte ben ik het zeer eens met wat de heer Sjoerdsma zei: het is niet de achtertuin. Dit raakt onmiddellijk aan Europa, al zou je kunnen betogen dat het geografisch gezien misschien niet onmiddellijk in het hart van Europa ligt. Het doet mij zeer denken aan de gesprekken die honderden jaren geleden in deze stad gevoerd werden over de Hollandse tuin en de Hollandse afscheiding. Het is dus een vergelijking die een lange tijd teruggaat.

Voorzitter, ik denk tot zover van mijn kant.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken. Er is nog een interruptie van de heer Van Baarle, denk ik. Ja. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, over de laatste daden van de Republika Srpska en Dodik. De minister geeft aan dat het buiten werking verklaren van de uitspraken van het constitutionele hof een daad is die anticonstitutioneel is en in strijd met Dayton en dat hij dat verwerpt. Dan zijn we toch op zoek naar het antwoord op de vraag wat daar dan de consequenties van zijn. Want het verwerpen, het stellen dat dat niet goed is … Deze Dodik komt al veel te lang ongestraft weg met allemaal zaken die contraproductief zijn aan het normaliseren van de verhoudingen daar. Kan de minister bijvoorbeeld tegenover de Hoge Vertegenwoordiger aangeven dat het goed zou zijn als hij gebruik gaat maken van zijn macht en dat wetsvoorstel, dat is aangenomen, nietig gaat verklaren? Wat gaat er concreet gebeuren in de richting van Dodik?

Minister Hoekstra:

Het ongemak is natuurlijk — daar ging ook een groot gedeelte van het debat over — dat dit gedrag en deze ondermijnende activiteiten niet nieuw zijn. Het is ook niet voor niks dat ik net aangaf dat we al eerder hebben gepoogd om met sancties richting Dodik te komen. Ik heb daar gisteren ook weer een goed gesprek over gehad met de HV. Ik had dat misschien net nog moeten zeggen, want daar had de heer Kuzu ook belangstelling voor. Zijn waarneming is dat de samenwerking tussen de commandanten en hemzelf echt uitstekend verloopt.

Wat betreft hoe nu verder: ik vind dat we dat echt aan de HV moeten laten. Wij zullen dat van harte ondersteunen en zullen ons natuurlijk ook altijd inspannen om aan de kant van de constitutie en het internationale recht te blijven staan. Wat ik op dit moment niet helemaal kan overzien, is of dit nou gewoon puur voor de bühne was — eerder is dit namelijk vaker gebeurd en was het vaak ook puur voor de bühne — of dat men daar op een andere manier nog invulling aan wil geven. Dat moeten we, denk ik, gewoon met elkaar afwachten. Wij zullen ons daar zeer expliciet over uiten en zullen daar waar mogelijk ook met anderen in optrekken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de minister van Buitenlandse Zaken danken voor zijn bijdrage en geef ik het woord aan de minister van Defensie.

Minister Ollongren:

Nou, voorzitter, zo laag hoeft de microfoon nou ook weer niet; ik ben wel een stukje kleiner dan minister Hoekstra.

Voorzitter, veel dank. Ook dank aan alle woordvoerders van de partijen die hier aanwezig zijn en iedereen die steun heeft uitgesproken. Allereerst wil ik natuurlijk graag ingaan op de nog gestelde vragen. We hebben er een uitvoerig debat over gehad. Ik weet inderdaad dat de Kamer zeer hecht aan plenaire afronding als het gaat om artikel 100. Dat geldt voor ons vanzelfsprekend ook. Aan het eind van het debat dat we hier al eerder over voerden, hebben we echt heel nadrukkelijk gesproken over risico's en over de handelingsopties bij eventuele escalatie. Ik begrijp die zorgen heel goed. Ze zijn vandaag natuurlijk ook weer geuit. Daarom wil ik er graag op terugkomen, natuurlijk in aanvulling op datgene wat collega Hoekstra zonet heeft toegelicht, namelijk de politiek-diplomatieke escalatieladder. We moeten inderdaad rekening houden met alle scenario's, en, hoe onwaarschijnlijk ook, met de escalatieladder die militair beschikbaar moet zijn voor EUFOR Althea.

Om heel precies te zijn — ik zeg daarbij precies hetzelfde als de collega van Buitenlandse Zaken zojuist — is Althea gemandateerd om toe te zien op de militaire aspecten van Dayton. Dat is dus eigenlijk in de kern het handhaven van een safe and secure environment. Althea is dus niet gemandateerd, en dus ook niet geëquipeerd, om Dayton militair af te dwingen. Dat zit niet in het mandaat.

We moeten — ik zei het al — met alle situaties rekening houden. Dus hoewel de veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina op dit moment relatief stabiel is, wordt die natuurlijk beïnvloed door verschillende factoren, zoals de situatie in de regio — kijk nu inderdaad naar Kosovo — en interne spanningen, waar u zonet met Hoekstra over sprak, maar ook zaken als mogelijke beïnvloedingspogingen van bijvoorbeeld Rusland of China. Daar moet allemaal rekening mee worden gehouden. De missie is er juist op ingericht om veranderingen in de veiligheidssituatie en eventuele daaruit voortvloeiende escalatie vroegtijdig te signaleren, zodat je daarop kunt reageren en die ook kunt dempen. Daar heeft Althea de bevoegdheden voor en mogelijkheden toe, bijvoorbeeld door de verhoogde patrouillering, de mogelijkheid om checkpoints in te stellen, en de mogelijkheid om belangrijke locaties te bewaken. De veiligheidssituatie wordt dus continu in beeld gebracht, onder andere door het human team dat we zelf meenemen en de liaison and observation teams van Althea.

Dan de plannen voor escalatiemogelijkheden en de reserve-eenheden. De heer Boswijk, de heer Sjoerdsma, mevrouw Piri en anderen hebben daar vragen over gesteld. Nogmaals, we gaan er niet van uit, maar het gaat er juist om, ook rekening te houden met het minder waarschijnlijke. Ik zal uw Kamer schetsen wat de opties zijn in het geval van escalatie, ook omdat ik de Kamer natuurlijk graag het vertrouwen wil geven dat de missie inderdaad daar goed over heeft nagedacht en daar goed op voorbereid is. Mocht er sprake zijn van escalatie, dan liggen er bij EUFOR diverse plannen klaar. Ik kan hier overigens vanwege de rubricering niet ingaan op de details van de plannen, maar in grote lijnen, een beetje hoog over, zijn dit plannen die zien op het bewaken van kritieke infrastructuur, het verhogen van de beveiliging rondom belangrijke locaties van EUFOR, of bijvoorbeeld het bewaken van ambassades. En bovendien kunnen in het geval van escalatie reserve-eenheden worden opgeroepen. De commandant van EUFOR heeft volledige zeggenschap over de EU Intermediate Reserve Force, en hij kan een beroep doen op de EU strategic reserve forces. Dus die staan gewoon tot zijn beschikking, direct. Deze reserve-eenheden bestaan uit 1.100 militairen en EUFOR Althea, en ook wij, verwachten dat dat voldoende is om adequaat te kunnen reageren in het geval van een escalatie. Dus deze reserve-eenheden kunnen worden ingezet ter ondersteuning en versterking van de reeds aanwezige eenheden, en daarmee bijdragen aan het uitvoeren van de taken van het multinationale bataljon EUFOR Althea, dat al aanwezig is.

Mochten deze reserve-eenheden, dus die EU-reserve-eenheden, niet voldoende mogelijkheden bieden om de veiligheid van de eigen eenheden te garanderen, dan kan er ook nog een beroep worden gedaan op NAVO-eenheden. Dat is dus een soort tweedeschilreserve. Dat betreft de zogenaamde operational reserve force en de NATO strategic reserve force. Dat zijn gedeelde capaciteiten met de NAVO. Die zijn ook voor KFOR, dus een deel daarvan wordt nu ingezet in KFOR. Die zijn dus beschikbaar voor escalatie, maar niet exclusief voor EUFOR Althea; die kunnen ook voor KFOR worden ingezet. Die escalatieplannen, in combinatie met de mogelijkheid van het oproepen van reserve-eenheden en nog eens meer reserve-eenheden, bieden dus voldoende mogelijkheden om de veiligheid van de eigen eenheden te garanderen. Om heel specifiek te zijn, en de heer Sjoerdsma vroeg ernaar: het is niet zo dat de reserve-eenheden nu volledig ingezet zijn op Kosovo. Eigenlijk is van de tweede schil van de reserve-eenheden nu een deel ingezet in Kosovo.

En misschien ook nog even, want dat vroeg de heer Sjoerdsma ook: zijn er nog andere militaire capaciteiten waar EUFOR Althea behoefte aan zou hebben? EUFOR is echt een goedgevulde operatie, en goedgevuld op basis van de force list, dus op basis van datgene wat voor deze missie geïdentificeerd is als wat nodig is.

Voorzitter. Ik hoop dat ik daarmee de vragen rondom het mandaat, de escalatiemogelijkheden en hoe te handelen in situaties die zich zouden kunnen voordoen, in voldoende mate heb beantwoord. In navolging van alle leden die zonet het woord hebben gevoerd, zou ik ook graag mijn complimenten willen maken aan de mannen en vrouwen die we gaan inzetten in Bosnië en Herzegovina. Ik wil hen uiteraard alle succes wensen en een behouden terugkomst. Ik wil daar ook graag hun thuisfront bij betrekken. Zij zullen het thuisfront moeten bewaken. Mijn ervaring is dat het daar ook impact heeft, niet alleen op degenen die gaan.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

We weten allemaal hoe belangrijk de moraal van militairen is als ze ergens naartoe gaan. Naar wij hebben begrepen, is de bereidheid om hieraan deel te nemen er zeker. In de bijdrage van de heer De Roon werd echter in het slot als feit gepresenteerd dat de militairen tegen beter weten in hiernaartoe zouden gaan. Ik weet niet of de minister dat ook heeft gehoord, maar ik vraag haar wel om dat van een reflectie te voorzien. Klopt dat of niet? Ik hoop het niet.

Minister Ollongren:

Ik wil de heer Van Wijngaarden danken voor de gelegenheid om hier iets over te zeggen. Ik heb dat natuurlijk gehoord. Ik vind deze woorden echt voor rekening van de heer De Roon. Het "tegen beter weten in" slaat niet op de Nederlandse militairen die op missie gaan, niet op de wijze waarop het kabinet ertegen aankijkt en ook niet op de wijze waarop de Kamer tegen deze missie aankijk, mag ik wel zeggen. Wij constateren brede steun voor de missie. We constateren dat we het allemaal belangrijk vinden dat we in de regio bijdragen aan stabiliteit. Wij willen de mensen die nu gaan juist voorzien van ons vertrouwen en onze steun. Er is geen enkele twijfel, noch bij mij, noch bij een meerderheid van de Kamer, over nut en noodzaak van deze missie.

De voorzitter:

Dan geef ik de heer De Roon van de PVV ook de gelegenheid om daarop te reageren.

De heer De Roon (PVV):

Ik wil hier even kort op reageren, maar ik wil er ook zelf een vraag over stellen. Het "tegen beter weten in" gaat inderdaad helaas, moet ik zeggen, alleen over de PVV-fractie, voor zover ik nu kan constateren.

De vraag die ik nu aan de minister wil stellen, is de volgende. Als onze EUFOR Althea-macht, of in het bijzonder onze Nederlandse militairen daarin, in een precaire situatie komen te verkeren, is er dan bewapende luchtsteun op afroep beschikbaar om hen daaruit te ontzetten, zonder verder politiek gepalaver?

Minister Ollongren:

Ik heb net heel zorgvuldig geschetst welke escalatiemogelijkheden de commandant van EUFOR Althea tot zijn beschikking heeft in alle voorzienbare en onvoorzienbare escalaties die zich zouden kunnen voordoen. Ik heb ook geschetst over welke capaciteiten deze missie beschikt en welke geïdentificeerd zijn voor EUFOR Althea. De Kamer is daar volledig in meegenomen. Er ligt geen vraag vanuit de missie voor extra luchtsteun in de vorm van bijvoorbeeld gevechtshelikopters. Die vraag is niet gesteld. Dat is ook niet voorzien bij de opzet van de missie. Maar de escalatieladder laat voldoende ruimte en geeft voldoende zekerheid om deze missie te kunnen uitvoeren.

De voorzitter:

Tot slot, meneer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Begrijp ik het goed dat er bij de missie zoals die nu is voorzien, met de escalatiemogelijkheden waar de minister op doelt, bewapende luchtsteun in zit of niet?

Minister Ollongren:

Ik kan mijn antwoord nog een keer herhalen. In de missie zit wat voor de missie is geïdentificeerd als noodzakelijk aan capaciteiten. Wij vullen daar nu een deel van in, wat gevraagd wordt door de missie. Meer is er niet gevraagd.

De heer De Roon (PVV):

Dan concludeer ik dus dat er gewoon geen bewapende luchtsteun in zit. Als die dan toch noodzakelijk zou zijn om onze mensen uit een precaire situatie te bevrijden, dan krijgen we een heel politiek circus om dat alsnog mogelijk te maken.

Minister Ollongren:

Ik maak wel bezwaar tegen het feit dat de heer De Roon nu een volstrekt hypothetische situatie schetst, daarbij voorbijgaand aan mijn zorgvuldige opsomming van hoe deze missie in elkaar zit en welke escalatiemogelijkheden EUFOR Althea tot zijn beschikking heeft.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank aan beide ministers voor het nogmaals uitgebreid uiteenzetten op welke wijze er gereageerd kan en waarschijnlijk ook zal worden als de boel daar toch anders loopt dan wij allemaal zouden willen. Het is zeer belangrijk om dat op een rijtje te hebben. Ik heb nog slechts één laatste vraag. De minister zegt: dit is een goedgevulde missie. Personeelsgewijs is dat inderdaad zo, denk ik, zeker in vergelijking met heel veel VN-missies. Mijn vraag was iets specifieker of er nog materiaalverzoeken vanuit de missie in Brussel lagen waar wij ook nog van zouden moeten weten.

Minister Ollongren:

Nee, zoals ik al zei: de missie is vormgegeven en daar kan op worden ingetekend. Ik denk dat de heer Sjoerdsma op het volgende doelt. Als je de commandant vraagt wat hij eventueel nog meer zou willen, wat dus niet voorzien is, dan zou dat gaan over luchttransport, over de mogelijkheid om je sneller te verplaatsen van de ene naar de andere plek, bijvoorbeeld als je iets zou willen inrichten, in het geval van een van de opties die ik zonet schetste. Daar is in het geheel inderdaad gewoon niet in voorzien. Daar kan dus bij wijze van spreken niet op worden ingetekend, omdat dat geen vraag is. Maar het is natuurlijk begrijpelijk vanuit de missie zelf en vanuit de commandant dat zij dat zouden willen. In een ideaal scenario zou dat nog beter zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Mede namens alle Kamerleden wens ik onze militairen een veilige missie en een behouden thuiskomst. Ook het thuisfront wens ik veel sterkte en succes.

Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune.

Ik schors de vergadering tot 11.30 uur en dan gaan we verder met een debat over de Europese top.

De vergadering wordt van 11.13 uur tot 11.30 uur geschorst.

Naar boven