Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 90, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 90, item 3 |
Kinderopvang
Aan de orde is het tweeminutendebat Kinderopvang (CD d.d. 10/05 en 16/05).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Kinderopvang. Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de woordvoerders en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. We hebben acht sprekers en we hebben een belangrijk debat vanaf 11.00 uur, dus ik zou onszelf allemaal willen aanmoedigen om to the point te zijn, zodat we om 10.55 uur kunnen afronden. Ik hoop dat dat lukt. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Van den Hil, die zal spreken namens de VVD-fractie. Mevrouw Van den Hil, gaat uw gang.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. U ook succes voor de eerste keer als voorzitter. Dus we gaan er iets moois van maken.
Wat de VVD betreft is het van groot belang dat er een aantal kernprincipes overeind blijven staan in het nieuwe stelsel, dat helaas uitgesteld is. Allereerst de arbeidseis. Op dit moment is er al een tekort aan plaatsen. Juist daarom is het wat de VVD betreft goed om de werkenden die onze arbeidsmarkt draaiende houden, zoals verpleegkundigen en politieagenten, goede kinderopvang te bieden. Daarnaast is het belangrijk dat we de diversiteit en kwalitatief hoogwaardige opvang behouden. Regelgeving moet creatieve vormen van kinderopvang, zoals opvang op een boerderij, niet in de weg staan. De sector zelf ontwikkelt momenteel al een kwaliteitscode die wat de VVD betreft nog verder uitgewerkt moet worden om zo ook in de toekomst goede, veilige en betrouwbare kinderopvang te waarborgen. Het is goed dat de minister aangegeven heeft hierover met de sector in gesprek te gaan. Hoe gaat zij dit vormgeven?
Tot slot gaat het mijns inziens te weinig over het personeel dat de sector draaiende houdt. Hun stem is het belangrijkste. Zij moeten meer grip krijgen op hun eigen werk en zij weten vanuit hun professionaliteit heel goed wat goed is voor onze kinderen. Daarom wil ik een specifieke toezegging vragen aan de minister om te stimuleren dat professionele zeggenschap wordt bevorderd door met de kinderopvangsector en pedagogisch professionals in gesprek te gaan over de mogelijkheden en de Kamer daarover te informeren. Ook hoor ik graag hoe dit betrokken kan worden bij de lopende evaluatie van de Wet innovatie kwaliteit kinderopvang. Ik denk graag met de minister mee om hieraan invulling te geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Van den Hil. In de zaal zie ik geen behoefte aan vragen of interrupties. Dat betekent dat ik graag het woord geef aan mevrouw Kathmann van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank, voorzitter. We hebben een pittig, maar ook wel goed debat gehad. In de meivakantie kwam de verrassing om de nagenoeg gratis kinderopvang uit te stellen en daarmee ook het afschaffen van de kinderopvangtoeslag uit te stellen. Dat deed wel even pijn, omdat ik dacht dat we met deze Kamer afkoersten op een proces waarin we nog konden vasthouden aan die 2025, wat zo ongelofelijk belangrijk is om die krapte op de arbeidsmarkt op te lossen en de kansengelijkheid in Nederland, die keihard achteruitholt, te bevorderen.
Ik zei het al: het was een goed debat, waarbij veel woorden zijn gewisseld, maar er moet nog wel wat bijgesteld worden en daarom heb ik de volgende moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag geleid hebben tot de toeslagenaffaire;
constaterende dat met het uitstel van de herziening van het kinderopvangstelsel met ten minste twee jaar de door het kabinet voorgenomen afschaffing van de inkomensafhankelijke kinderopvangtoeslag eveneens met minstens twee jaar wordt uitgesteld;
overwegende dat jaarlijks 30.000 gezinnen te maken krijgen met grote terugvorderingen, waardoor zij het risico lopen in grote problemen te raken en dat het onacceptabel is dat er door de kinderopvangtoeslag nog meer ouders en kinderen in grote ellende terechtkomen;
verzoekt de regering om tot het nieuwe stelsel is ingevoerd maatregelen te nemen om risico's rondom terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om, wanneer kinderopvang nagenoeg gratis wordt en de tarieven van de kinderopvang voor 96% worden gefinancierd uit publiek geld, een prijsregulerende maatregel toe te passen, zodat publiek geld niet wegvloeit, segregatie wordt voorkomen en kansengelijkheid wordt bevorderd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Kathmann. Ook keurig binnen de tijd. Er is geen behoefte aan interrupties. Dan gaan we door naar de derde spreker, mevrouw Sahla van D66. Aan u het woord.
Mevrouw Sahla (D66):
Dank je wel, voorzitter. Ook mijn naam staat onder de motie van mevrouw Kathmann, want we moeten voorkomen dat de prijzen enorm stijgen door de invoering van bijna gratis kinderopvang. Helaas is de invoering van het nieuwe stelsel met twee jaar vertraagd. Die vertraging is nodig om voor voldoende betaalbare plekken te kunnen zorgen. In sommige regio's is kinderopvang al gratis, met financiering die loopt tot 2025. Vindt de minister het ook onwenselijk als kinderopvang hier twee jaar lang veel duurder zou zijn? Is zij bereid om met haar collega van Volkshuisvesting in gesprek te gaan over financiering in de jaren dat kinderopvang nog niet bijna gratis is in heel Nederland?
Voorzitter. Om voor voldoende plekken te zorgen zijn in ieder geval voldoende medewerkers nodig. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de invoering van een stelsel met bijna gratis kinderopvang is vertraagd tot 2027, hoofdzakelijk vanwege personeelstekorten;
constaterende dat de regering een tegemoetkoming heeft aangekondigd, waarmee ouders in ieder geval positieve gevolgen merken voor de betaalbaarheid van kinderopvang;
overwegende dat initiatieven zoals die van Het Potentieel Pakken een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van tekorten;
verzoekt de regering om de regie te nemen door ervoor te zorgen dat alle kinderopvangorganisaties aan de slag gaan met de lessen uit de projecten van Het Potentieel Pakken;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe een vervolg kan worden gegeven aan de pilots om personeelstekorten tegen te gaan, en de Kamer hierover uiterlijk bij de volgende begroting van SZW te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Sahla (D66):
Ik heb nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de invoering van een stelsel met bijna gratis kinderopvang is vertraagd tot 2027 en dat er nog geen uitvoerder is gekozen na het greenfieldtraject;
overwegende dat een belangrijke les uit de toeslagenaffaire is dat een scheiding tussen beleid en uitvoering risico's met zich meebrengt;
verzoekt de regering om te verkennen hoe het beleid rond kinderopvang en de uitvoering van het kinderopvangstelsel onder de verantwoordelijkheid van één bewindspersoon kunnen vallen, bijvoorbeeld door een uitvoerder deels onder de verantwoordelijkheid van een ander departement te laten vallen;
verzoekt de regering verdere vertraging bij de invoering van bijna gratis kinderopvang te voorkomen, haast te maken met de keuze van de uitvoerder, en de Kamer voor het einde van 2023 te informeren over deze keuze en de uitkomsten van de verkenning,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Sahla (D66):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Sahla. Er is een vraag, een interruptie, voor u.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Heel kort. Ik snap ook wel dat we echt moeten kijken naar een uitvoerder en volgens mij is de minister daar hard mee bezig. Maar moeten we er ook niet voor zorgen dat het zorgvuldig gebeurt en dat we de minister nu niet met iets opzadelen waar we achteraf spijt van hebben? Want dat hebben we volgens mij al eerder gehad. Dat is mijn vraag aan mevrouw Sahla.
Mevrouw Sahla (D66):
Dat is een goede vraag van mevrouw Van den Hil. Het is zeker hartstikke belangrijk om het zorgvuldig te doen. Daarom heb ik ook gevraagd om de tijd te nemen tot eind 2023. Maar ik denk dat het goed is, ook voor het veld, om een uitvoerder te kiezen, zodat we kunnen doorgaan met de volgende stap en het debat kunnen gaan voeren over het nieuwe stelsel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Sahla, zoals ik net al aangaf. Ik denk dat we kunnen doorgaan naar de vierde spreker, de heer Van der Lee van GroenLinks. Aan u het woord.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben inderdaad een lang debat gehad, in twee commissievergaderingen. Het was ook best pittig, alleen al vanwege de toch onaangename verrassing van twee jaar uitstel, terwijl het belang van tempo maken is benadrukt. Hiervoor geldt misschien de nieuwe regel: underpromise, overdeliver. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris … Sorry, ik bedoel "de minister"; nu maak ik weer die fout. Ik ben benieuwd of de minister tempo wil maken.
Ik heb ook mijn ongenoegen geuit over het feit dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt afgeschaft in 2025, terwijl bijna gratis kinderopvang pas in 2027 — en dat weten we nog niet eens zeker — wordt gerealiseerd. Daar is een toezegging over gedaan. Ik verwacht echt dat we daar tijdig een goede reactie op ontvangen.
Het belang van marktordening zal cruciaal zijn. Het is een hybride markt met ook veel private partijen, zelfs met private equity. Er gaan heel veel publieke middelen naartoe en dus is er regulering nodig rond tarieven en rond een prijsplafond. Ik heb hier bijvoorbeeld ook moties over ingediend met mevrouw Kathmann. Specifiek hebben we het ook gehad over private equity; we weten dat er vooral verdiend kan worden bij doorverkoop en dat daar eigenlijk nog geen goed onderzoek naar is gedaan. Daar hebben we onderzoekers ook op gewezen, alsmede op publicatie in de ESB. Het blijft ook onduidelijk in hoeverre er overwinsten gemaakt en gaan worden, omdat die publicequitybedrijven bijvoorbeeld geen informatie hebben gegeven over bedragen die betaald zijn door overnames. Vandaar dat ik daarover nog een motie heb.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat private-equityondernemingen hun rendement gewoonlijk behalen bij de verkoop;
constaterende dat dit aspect niet is onderzocht in het onderzoek naar private equity van SEO en dat dit ook zo wordt erkend door de onderzoekers, waardoor onduidelijk blijft in hoeverre er sprake is van overwinsten;
verzoekt de regering te onderzoeken of er sprake is van overwinsten bij de verkoop van een onderneming, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Er zijn geen vragen. Dan gaan we door naar de vijfde spreker van vanmorgen, mevrouw Palland van het CDA. Aan u het woord.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed commissiedebat gehad over de ontwikkelingen in de kinderopvang. De CDA-fractie vindt het logisch dat we een vorm van prijsregulering borgen als de overheid 97% gaat vergoeden, zodat we de kinderopvang toegankelijk houden.
Voorzitter. Ik heb nog twee aanvullende vragen omtrent de gastouderopvang. Het kostprijsonderzoek vanuit de sector zelf naar het uurtarief voor gastouders is inmiddels beschikbaar. Wil de minister daar kennis van nemen?
Ten tweede. Er ligt blijkbaar een recente bestuursrechtelijke uitspraak dat een trampoline en een speelhuisje bij gastouders in de tuin onder de Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen vallen en dus eventueel gecertificeerd moeten worden. Dat lijkt mij doorschieten. Kunnen we hiervoor niet een uitzondering maken en daar een grondslag voor vinden of maken?
Tot slot, voorzitter. In het commissiedebat heb ik in aanvulling op mijn motie over het betrekken van peuterspeelzaalwerk en VVE bij de stelselherziening gevraagd om de mogelijkheid te bezien om alle peuters een algemeen toegangsrecht tot kinderopvang te geven voor twee dagen in de week. Daarover heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen, het verminderen van achterstanden en het bevorderen van kansengelijkheid;
overwegende dat peuterspeelzaalwerk in kwalitatieve zin is geharmoniseerd met kinderopvang maar dit, bijvoorbeeld in financiële zin via gemeentelijke regelingen, verder redelijk gescheiden van elkaar en verschillend per gemeente is georganiseerd;
overwegende dat de Kamer zich reeds heeft uitgesproken via de motie-Palland/Van den Hil (31322, nr. 476) om bij de stelselwijziging van de kinderopvang tevens kansen voor verdere harmonisatie met peuterspeelzaalwerk te verkennen en mee te nemen;
overwegende dat de SER adviseert om een financieel toegankelijk aanbod van twee dagen kinderopvang per week voor alle jonge kinderen te realiseren;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van het financieringsstelsel kinderopvang te bezien of en op welke wijze het mogelijk is om de opvang van alle peuters van 2 tot 4 jaar voor twee dagen in de week toegankelijk te maken met een algemeen toegangsrecht, waarbij tevens het budget voor kansengelijkheid kan worden betrokken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Palland. We gaan gelijk door met de heer Futselaar van de SP. Aan u het woord, meneer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik heb een tweetal moties. Beide zijn mede ingediend door de heer Kwint, die hier eigenlijk had moeten staan. Ik vervang hem, want hij zit parallel in een debat over onderwijsachterstanden. Ik neem aan dat het gaat over onderwijsachterstanden van kinderen en niet van hemzelf.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet voornemens is om op lange termijn de kinderopvang gratis te maken;
van mening dat het geen pas geeft om met belastinggeld torenhoge winstuitkeringen uit te keren;
verzoekt de regering om parallel aan het uitwerken van het nieuwe kinderopvangstelsel maatregelen te nemen die ertoe leiden dat winstuitkeringen in de kinderopvangsector tot het verleden gaan behoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet voornemens is om op lange termijn de kinderopvang gratis te maken;
van mening dat het geen pas geeft om met belastinggeld private-equitybedrijven nog rijker te maken;
verzoekt de regering om parallel aan het uitwerken van het nieuwe kinderopvangstelsel maatregelen te nemen die ertoe leiden dat kinderopvang niet langer een lucratief verdienmodel is voor private equity, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan schuldfinanciering en de winst bij verkoop te maximaliseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Futselaar (SP):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Ook hartelijk dank aan u, meneer Futselaar.
Het gaat tot nu toe voortvarend, dus dat is hoopvol. We hebben nog twee sprekers, die zich ook net hebben aangemeld. De eerste daarvan is de heer Stoffer van de SGP. Graag nodig ik u ook uit voor uw bijdrage en eventuele moties.
O jee, wat heb ik nou gedaan? Meneer Stoffer, het is zeker niet persoonlijk bedoeld. Aan u het woord.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, ik hoor het niet helemaal goed, dus mocht iemand me beledigd hebben: geen enkel probleem. Ik kan er vandaag tegen. Nee hoor, het is maar een grapje.
Voorzitter. We hebben inderdaad uitgebreid gedebatteerd over de bijna gratis kinderopvang. Daar waren wij als SGP kritisch op en dat zijn we nog steeds. We stellen het nu uit tot 2027, maar goed, dan blijft natuurlijk de vraag of dat haalbaar is, zeker gezien de personeelstekorten die er zijn.
Waar ik blij mee ben, is dat we in de scenariostudies de optie van het geheel of gedeeltelijk laten vervallen van de arbeidseis meenemen, zodat we daarover als Kamer straks een knoop kunnen doorhakken.
Met name mevrouw Palland had het zojuist al over de gastouderopvang. Daar hebben we ook over gesproken in het debat. Heel veel ouders in de regio, of ouders met onregelmatige beroepen, zijn daarvan afhankelijk. Je ziet dat het gat tussen de kostprijs en datgene wat vergoed wordt steeds groter wordt. Mevrouw Palland had het ook al over die speeltoestellen. De rechter, dus niet de minister, heeft bepaald dat speeltoestellen bij gastouders onder het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen vallen. Ik zou heel graag een reactie van de minister hebben op die uitspraak, waarbij ze ingaat op de vraag of er in de desbetreffende wet een uitzondering kan komen voor gastouderopvang.
Dan heb ik een motie. Die ga ik gauw voorlezen, want anders ben ik door mijn tijd heen. Die motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit kostprijsonderzoek van AYIT Consultancy blijkt dat de tarieven van de gastouderopvang steeds verder uit de pas lopen met de kostprijs, onder andere als gevolg van aanscherping van de kwaliteitseisen;
overwegende dat toegankelijkheid van de gastouderopvang van essentieel belang is, bijvoorbeeld voor ouders met onregelmatige diensten of in de regio;
verzoekt de regering een verkenning te doen naar tarieven in de gastouderopvang in relatie tot de kostprijs, en daarbij te betrekken hoe de maximumvergoeding voor gastouderopvang in lijn kan worden gebracht met de kostprijs,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Stoffer (SGP):
Ik zie dat mijn naam niet onder de motie staat. Dat ga ik nog even doen, uiteraard. Bij dezen.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Stoffer. De Kamer heeft geen behoefte aan interrupties. Dan geef ik graag als laatste de heer Ceder van de ChristenUnie het woord voor zijn inbreng.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de collega's en aan de minister voor het debat over dit belangrijke onderwerp. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat voor ons de kern van een van de problemen van de overheid is dat we geen gericht gezinsbeleid voeren. Dat zou wel moeten. Als je uitgaat van hoe je gericht gezinsbeleid kunt voeren, is een van de pijlers dat je ook kijkt naar kinderopvang. Niet vanuit het maximaliseren van arbeidsparticipatie, maar met name vanuit kansengelijkheid en ouders de vrijheid geven om hun gezinsleven in te richten zoals zij dat verstandig achten. Daarom vinden we het jammer dat er vertraging optreedt. Tegelijkertijd hebben we ook gezegd: zorg dat je de tijd neemt om een aantal dingen goed door te voeren.
Een van de punten waarover we ons zorgen maken, is de prijsregulatie. Als wij het overgrote deel met belastinggeld gaan subsidiëren, mogen wij daaraan ook regels stellen en ervoor zorgen dat het geld niet wegvloeit. Daarom hebben wij de motie van mevrouw Kathmann meeondertekend. Wij willen echt voorkomen dat geld wegvloeit, maar wij willen ook keuzes kunnen maken en daar grip op hebben. Daarom hebben wij van harte deze motie meeondertekend.
Daarnaast hebben wij ook de motie van mevrouw Palland meeondertekend, juist omdat wij denken dat voorschoolse educatie een heel belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van kinderen. Het is heel belangrijk om dat veel beter te harmoniseren. Ook daarom staan wij achter de motie die is ingediend door mevrouw Palland.
Ik heb een vraag aan de minister. Staat nog onverkort de afspraak dat we echt afstappen van het hele toeslagenstelsel? Wordt dat echt vervangen door een inkomensonafhankelijke en directe financiering? Ja, dat gaan we doen, maar kunnen we erop vertrouwen dat er een infrastructuur is die het mogelijk maakt om het nog verder uit te bouwen in de toekomst — dus niet deze kabinetsperiode — als wij dit zouden willen? Het gaat erom dat wij dan niet weer vastzitten en daar heel lang debatten over moeten hebben.
Tot zover mijn bijdrage, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Ceder. Ik zie dat er een interruptie is van de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ook met het oog op de debatten die we nog gaan krijgen en gelet op de nadere verkenning en uitwerking die nog komen. Maar het is ook een reactie op het begin van het betoog van de heer Ceder, namelijk dat we niet naar de kinderopvang moeten kijken vanuit het eenzijdige perspectief van de arbeidsmarkt. De heer Ceder is geen fan van de arbeidseis, maar die staat wel in het coalitieakkoord. In het coalitieakkoord stond ook de wens dat de bijna gratis kinderopvang al in 2025 zou ingaan. Voelt de heer Ceder zich, nu dat twee jaar is uitgesteld, ook minder gebonden aan de afspraak over de arbeidseis?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is een mooie vraag. De heer Van der Lee vraagt of ik bereid ben om het coalitieakkoord op dit moment open te breken. Het antwoord is nee. Wij hebben afspraken met elkaar en wij hebben een balans gevonden in hoe verschillende partijen naar dit onderwerp kijken. U heeft goed gehoord dat ik nog steeds vind dat we dit onderwerp te veel benaderen vanuit maximalisatie van de arbeidsparticipatie. Je zou veel meer moeten kijken naar gelijkheid. Daarom heb ik met vol vertrouwen en volle overtuiging de motie van mevrouw Palland ondertekend, die juist ingaat op de voorschoolse educatie. Ook daar zou je veel meer tot harmonisatie moeten overgaan. Ik ga dus hier ter plekke niet het coalitieakkoord openbreken. Dit is een balans die de partijen na lang onderhandelen met elkaar hebben gevonden. Daarom ook mijn vraag of we de infrastructuur met elkaar gaan bouwen. Als wij in de toekomst zeggen dat we meer links, rechts of welke kant dan ook op willen, moeten we dat met elkaar kunnen doen. Daarom mijn laatste vraag aan de minister zojuist.
De voorzitter:
Helder. Nog een tweede interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, want u zult begrijpen dat ik diep teleurgesteld ben door dit harde "nee" van de ChristenUnie. Tegelijkertijd heeft de minister aangegeven dat hij de uitwerking nog goed ter hand moet nemen. We weten dat, als je al een arbeidseis zou willen invoeren, dat heel complex gaat worden. Moet ik het "nee" van de ChristenUnie dan zo verstaan dat, als uit de nadere verkenning en uitwerking blijkt dat de arbeidseis eigenlijk onwerkbaar is, de ChristenUnie dan wél bereid is om de afspraak die er nu nog staat, ongedaan te maken?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Waar ik helemaal klaar mee ben, is dat wij in de Kamer beleid optekenen dat in de praktijk niet uitvoerbaar blijkt. Mocht blijken dat de arbeidseis onuitvoerbaar is, dan hebben wij een gesprek met elkaar. Alleen gaan we dat gesprek met z'n allen voeren. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik sta hier pal voor werkend beleid. De minister is daarvoor keihard aan het werk. Voor zover ik de stukken heb gelezen, lijkt wat wij nu gaan doen te gaan werken. Maar ik zal de eerste zijn — of u bent de eerste en dan volg ik u — als blijkt dat het onuitvoerbaar beleid is. Dat hebben we te vaak gedaan in het verleden en ik ben niet van plan om dat weer te gaan doen.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel, meneer Ceder. Ik vind het in verband met de tijd prettig dat we het bij deze interruptie kunnen laten. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik zou graag tien minuten willen schorsen, zodat de minister zich kan voorbereiden op de appreciatie, de antwoorden en de reacties op de vragen die zijn gesteld. Ik schors de vergadering voor tien minuten.
De vergadering wordt van 10.38 uur tot 10.48 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen, voor de tweede keer. Aan de orde is het tweeminutendebat over kinderopvang. Ik geef graag gelijk het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor haar appreciaties, reactie en eventuele toezeggingen. De minister.
Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Op uw verzoek zal ik proberen om het kort te houden, maar ik wil toch op een aantal vragen antwoorden. Ik waardeer het ook dat een aantal van u ervoor heeft gekozen om vragen te stellen of toezeggingen te herhalen in plaats van een veelvoud aan moties in te dienen over wat we vandaag bespreken, zoals we ook weleens zien. Vandaar dat het ook belangrijk is dat ik uw vragen even goed beantwoord.
Mevrouw Van den Hil had het specifiek over de diversiteit en de kwaliteit van het aanbod. Ja, die zijn heel belangrijk. Die zullen we in de gaten blijven houden en goed blijven monitoren, zowel nu, als in de overgangsperiode met de fasering, als straks. Mevrouw Van den Hil weet ook dat regelgeving dan niet in de weg moet staan. Tegelijkertijd willen we natuurlijk wel dat de kwaliteit goed blijft en op bepaalde plekken beter wordt.
Dan de kwaliteitscode van de sector. Ja, ik ben in gesprek met de zes initiatiefnemers om tot die code te komen. Het is natuurlijk wel echt een initiatief van de sector. Ik wil ook dat dit een initiatief van de sector blijft. Dat is ook juist de kracht ervan. Maar het heeft wel mijn steun. Hoe we vervolgens breder draagvlak binnen de sector kunnen organiseren, is natuurlijk aan de initiatiefnemers. Ik kan daar wel bij helpen. Mevrouw Van den Hil, u bood ook aan om uw ideeën te delen over hoe we hier invulling aan kunnen geven. Dat aanbod neem ik natuurlijk graag aan.
Mevrouw Van den Hil vroeg ook naar het professioneel zeggenschap in de kinderopvang. De medewerkers zijn natuurlijk uiteindelijk de kern waar de kinderopvang om draait. Die dialoog is dus heel erg belangrijk. Tijdens het commissiedebat heb ik inderdaad toegezegd dat ik na de hoofdlijnenbrief ga kijken wat de mogelijkheden zijn voor professioneel zeggenschap en dat ik daarover in gesprek ga met de sector. Wellicht is dit iets dat ook in die kwaliteitscode kan landen. Het is natuurlijk ook vooral aan de werkgevers in de sector om echt vorm te geven aan die zeggenschap, bijvoorbeeld in de kwaliteitscode, de cao of in een andere vorm. Ik ben er, net zoals volgens mij mevrouw Van den Hil, geen voorstander van om het gelijk in de wet vast te leggen, maar de aanmoedigingen zijn duidelijk.
Richting mevrouw Kathmann zeg ik: ja, ik vond het ook een goed debat. Het is ook nodig dat we dit soort debatten voeren. Ik ben blij dat we het uiteindelijk ook echt over de inhoud van het nieuwe stelsel hebben gehad. Daar zijn we ons natuurlijk op aan het voorbereiden. De hoofdlijnenbrief die daarover gaat, komt na de zomer naar uw Kamer.
Ik begrijp ook heel erg de zorgen van mevrouw Kathmann dat je dan nog twee jaar langer te maken hebt met die kinderopvangtoeslag. Die gaan we natuurlijk zelfs verhogen, omdat we dat aanbod willen stimuleren. Er zijn al heel veel verbeteringen doorgevoerd in de dienstverlening, de gegevenslevering, het vaststellen van de proportionaliteit, de app en de matiging van terugvordering in schrijnende gevallen. Niet alleen ik deel uw zorgen, maar staatssecretaris De Vries deelt die ook. We willen uw motie op stuk nr. 494 dus graag oordeel Kamer geven en er met u voor zorgen dat we de juiste maatregelen nemen om die risico's zo veel mogelijk terug te dringen in die twee jaar extra dat we de kinderopvangtoeslag zullen hebben.
Mevrouw Kathmann had een tweede motie, de motie op stuk nr. 495, over een prijsregulerende maatregel. Zoals uw Kamer weet, onderzoeken we op dit moment op welke manier we de prijzen, de winst, kortom de financiële kant, willen reguleren. Dat wil ik heel zorgvuldig doen, want dit kun je ook echt maar één keer goed doen. Als je het verkeerd inzet, gaan de prikkels de verkeerde kant op of fietsen mensen er op de een of andere manier omheen. Dat wil je niet. Maar ik begrijp waar u vandaan komt. Ik deel uw zorg. Ik zou u willen vragen of u deze motie kunt aanhouden tot wij met die verkenning klaar zijn. Dat zal binnenkort zijn. Dan kunt u bekijken of wat daaruit komt voor u voldoende is. Ik zou u willen vragen of u de motie op stuk nr. 495 tot die tijd kunt aanhouden.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
De indieners weten ook dat de verkenning loopt. Het was alleen zo dat er stevige woorden zijn gevallen, over bijvoorbeeld een prijsplafond, en men zei: voer het zo snel mogelijk in. Veel partijen hadden om verschillende redenen eigenlijk gehoopt op een apart wetstraject. Dan konden we, wanneer dat klaar zou zijn, zo snel mogelijk dat prijsplafond invoeren. Voor díe motie hebben we expres niet gekozen. Maar we hebben er wel voor gekozen om nu het signaal af te geven. En dat kan ook. Het gaat immers over een prijsregulerende maatregel in die verkenning, namelijk dat het, als een sector met 100% publieke middelen gefinancierd zal worden, niet zo kan zijn dat er geld wegvloeit naar bijvoorbeeld private equity. Dat zegt deze motie, en als we dat signaal willen afgeven, dan ligt het bij ons dus niet in de lijn dat we deze aanhouden.
Minister Van Gennip:
Zoals mevrouw Kathmann 'm nu uitlegt, gaat het over "een" prijsregulerende maatregel. Dat klinkt het anders dan hoe ik 'm had gelezen. Ik had 'm veel strakker geïnterpreteerd: gij zult sowieso prijsregulering instellen. Of het prijsregulering wordt of iets anders — het kan met tarieven te maken hebben, met winstuitkeringen, met van alles — dat weet ik nog niet. Ik weet nog niet zeker of het prijsregulering wordt of iets anders. Dat moet echt uit die verkenning blijken. We gaan er iets aan doen: tariefregulering, prijsregulering, winstregulering; het kan van alles zijn. Dat we er iets aan gaan doen, dat is duidelijk. Dus als ik 'm zo mag lezen, en u zegt "een maatregel, die prijsregulering kan zijn", dan kan ik erin meegaan. Maar om te zeggen dat het per se prijsregulering moet zijn, zijn we gewoon nog niet ver genoeg. Ik wil dat proces echt zorgvuldig doorlopen, dus niet alvast een van de opties kiezen.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dat er prijsregulering is, is wat de Partij van de Arbeid en GroenLinks betreft belangrijk, omdat het ook te maken heeft met segregatie, kansengelijkheid en de wens dat de afnemer van de kinderopvang niet benadeeld wordt. Ik denk alleen dat ik iets meer ruggespraak nodig heb met de mede-indieners. In principe zou ik zou 'm zelf zo willen laten zoals ie nu is, maar dat oordeel kan ik nu dus nog niet geven.
Minister Van Gennip:
Stel dat er de brede verkenning is, in de zin dat we iets gaan doen, maar dat we nu nog zorgvuldig willen kijken wat dat dan moet zijn en dat we na die verkenning bij u terugkomen. Dan is het zoals we het er ook in het debat over hebben gehad; dan zou ik oordeel Kamer zeggen. Als u zegt "het moet per se prijsregulering zijn, en we zetten 'm dicht", zeg ik: dat vind ik te vroeg. Dan zou ik willen vragen of u 'm kunt aanhouden tot die verkenning duidelijk is. Als u de breedte openlaat, om te kijken wat we dan moeten doen, dan kan ik 'm nu oordeel Kamer geven. Maar anders wil ik graag eerst die verkenning uitvoeren. Het luistert allemaal nogal nauw wat we daar uiteindelijk gaan doen.
De voorzitter:
En als dat niet het geval is, dan zou ie worden ontraden, tenzij hij inderdaad wordt gewijzigd. Mevrouw Kathmann, misschien tot slot?
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Wat ik net zei, ik heb hierover iets langer ruggespraak nodig. Dus ik kan nu niet zeggen "aanhouden" of "niet aanhouden". Maar ik heb het gehoord.
Minister Van Gennip:
Met deze interpretatie zijn we weer een heel eind qua tekst. Zoals mevrouw Kathmann de motie in eerste instantie uitlegde, had ik 'm echt strakker geïnterpreteerd.
De voorzitter:
Maar vooralsnog, wat is het oordeel op basis van hoe de tekst er nu staat?
Minister Van Gennip:
Dan vraag ik om 'm aan te houden. En als ik, zoals ik het net uitlegde, het brede aspect mag zien, dan geef ik oordeel Kamer. Maar daar wil mevrouw Kathmann even over nadenken, als ik het goed begrijp.
De voorzitter:
Maar vooralsnog blijft de motie dus ontraden, tenzij hij is gewijzigd. Die conclusie zou ik graag willen trekken. Ondertussen heeft mevrouw Kathmann verder beraad om te kijken wat daar de weging van is. De minister vervolgt.
Minister Van Gennip:
Mevrouw Sahla vroeg naar gratis kinderopvang in verschillende regio's. Het is natuurlijk helemaal prima dat regio's ervoor kiezen om volledig gratis kinderopvang aan te bieden. Wij gaan natuurlijk naar bijna gratis, 96%. Dat vind ik nog wel een verschil. Wat een volgend kabinet gaat doen, is aan een volgend kabinet. Er is in ieder geval geen dekking vanuit Sociale Zaken om nu bijna gratis of helemaal gratis kinderopvang in regio's te financieren. Ik wil daar dus ook geen verwachtingen over wekken. Ik kan het onder de aandacht brengen van mijn collega bij BZK die over de Regio Deals gaat. De lokale overheden zijn vrij om die te blijven doen. Zij zijn vrij om dit aan te vragen in de Regio Deals. Maar in gesprek gaan … Ik wil het onder de aandacht brengen, maar ik wil echt uw verwachting temperen dat daar sowieso iets uit gaat komen. Dat is echt aan de lokale overheden.
Mevrouw Sahla had een motie over de personeelstekorten. We hebben verschillende initiatieven, van verschillende organisaties, die helpen om de personeelstekorten terug te dringen. Een van die organisaties helpt om het aantal uren dat mensen willen werken in kaart te brengen en dat op die manier te vergroten. We hebben u al eerder geschreven en ook toegezegd in het debat dat wij graag zorgen dat dit uitgerold wordt. Daar nemen wij de regie in; wij zullen bekijken hoe al die pilots een vervolg kunnen krijgen. De twee verzoeken die mevrouw Sahla in haar motie doet, neem ik graag over. Wij hebben dat ook al in brieven toegezegd, dus dat zijn staande toezeggingen.
Ik wil wel een opmerking maken die ik hier al eerder heb gemaakt over andere moties. Ik hou niet zo van moties waarin voor één organisatie wordt gepleit. Dat vind ik lastig. Maar de twee verzoeken in de motie zijn zeer de moeite waard en zijn ook al staand beleid, dus wat dat betreft zou ik de motie willen overnemen, waarbij ik dan wel een breed scala aan organisaties betrek en niet alleen maar een.
De voorzitter:
Daarmee is het voorstel van de minister dat ze de verzoeken die in de motie zijn gedaan, overneemt. Graag even een reactie van mevrouw Sahla.
Mevrouw Sahla (D66):
In de motie staat "initiatieven zoals die van Het Potentieel Pakken". Het lijkt me dus prima dat de motie overgenomen wordt.
De voorzitter:
Oké. Voordat de minister verdergaat, kijk ik ook even naar de rest van de zaal. Kunnen de overige woordvoerders ermee instemmen dat de motie wordt overgenomen, waardoor de motie overbodig is? Ik zie instemmende reacties.
Minister, u vervolgt.
Minister Van Gennip:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 497, ook van mevrouw Sahla. Wat daar heel erg speelt, is het volgende. Wij zijn nu bezig met de voorbereiding van besluitvorming over de inhoud van het stelsel. Die uitkomst landt in de hoofdlijnenbrief van na de zomer, waarover we hebben gesproken. Daarna willen we heel snel starten met de realisatie van het nieuwe stelsel. Daar horen ook de aanvoering en de inrichting bij. We zullen dan ook heel goed kijken naar hoe we de bestuurlijke ophanging zullen doen. Dat moet echt wel voor het eind van het jaar duidelijk zijn. Daarmee kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 498 van de heer Van der Lee. Hij vraagt om verder te onderzoeken in hoeverre er sprake is van overwinsten bij private-equitykinderopvang, omdat private equity ernaar streeft om de verkoopwaarde te optimaliseren. Dat is natuurlijk gewoon zo; in het debat hebben we het er ook over gehad dat veel van de waarde van private equity uit de verkoop komt. We zien ook hogere prijzen en meer lokalemarktconcentratie. We monitoren de prijzen natuurlijk. Wij hebben ook een heleboel maatregelen in gedachten, of al ingevoerd, om ervoor te zorgen dat we de markt in het nieuwe stelsel beter in orde brengen, om het maar zo te zeggen. Maar ik begrijp waar u vandaan komt. Ik wil u graag dat onderzoek toezeggen, maar ik wil ook hier tegen u zeggen dat ik niet zeker weet of we daar veel in gaan vinden, juist omdat het aantal transacties in die markt beperkt is en juist omdat heel moeilijk te definiëren is wat overwinst is. Het is ook maar 12% van de markt. Maar het onderzoeken of er sprake is van overwinsten en hoe de verkoop van private equity in het verleden is gegaan, wil ik u graag toezeggen. Daarmee wil ik de motie graag oordeel Kamer geven.
Ik zie dat de heer Van der Lee nu naar voren loopt, ondanks het feit dat zijn motie oordeel Kamer krijgt.
De voorzitter:
Het is een toezegging, maar toch een reactie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Daar ben ik op zich blij mee. Ik snap ook wel dat er, als je alleen naar het verleden kijkt, relatief weinig data beschikbaar zijn. Maar we willen straks kunnen beoordelen met welke vorm van regulering het kabinet komt en in hoeverre er invloed is op de likelihood, de waarschijnlijkheid, dat er misschien overwinsten ontstaan, of juist niet. Het zou dus fijn zijn als in het onderzoek ook gekeken wordt naar de manier waarop dit type partijen zou kunnen anticiperen op mogelijke scenario's. Dat wilde ik nog even meegeven.
Minister Van Gennip:
Uw motie verzoekt om te kijken naar wat er in het verleden is gebeurd, naar een verkoop die al gerealiseerd is, want dan kun je dat onderzoeken. Uw opmerking over hoe dit dan in de toekomst gaat uitwerken — dat is de relevante opmerking — gaat eigenlijk meer over de motie van mevrouw Kathmann van zojuist. Overigens is dat een van de redenen waarom ik het speelveld in de motie van mevrouw Kathmann wat breder wil laten: ik weet nog niet precies hoe dit gaat uitwerken. Winst die gemaakt wordt bij verkoop speelt daarbij natuurlijk ook een rol.
Ik heb u inderdaad toegezegd dat ik voor collega Van Rij en voor mezelf de opdracht mee terug zal nemen om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de IACK budgetneutraal op een andere manier uit te faseren. De heer Van der Lee vroeg daarnaar. In de commissie voor Financiën is dit al aan de orde geweest in het debat met collega Van Rij. Toen is ervoor gekozen de IACK rechttoe, rechtaan af te bouwen of in één keer. Maar die opties komen voor u terug op tafel, en dan kunt u er wel of niet wat van vinden.
Mevrouw Palland vroeg naar de recente uitspraak van de rechtbank over speeltoestellen bij gastouders. Ik heb die uitspraak gezien, of mijn mensen hebben de uitspraak gezien. We begrijpen de onrust. Dit is overigens het terrein van de minister van VWS. Bezien vanuit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen is dit geen onlogische uitspraak, maar bezien vanuit de gastouderopvang is dit natuurlijk "wat vergezocht"; laat ik het zo zeggen. Ik zie dat het grote gevolgen kan hebben. Ik kom er graag samen met mijn collega van VWS in een brief aan u op terug.
Mevrouw Palland had een motie over de toegang voor alle peuters tot de kinderopvang, de motie op stuk nr. 499. Dat is in het debat ook meerdere malen aan de orde geweest. Ik deel zeer met mevrouw Palland en de andere inbrengers het belang van kansengelijkheid en het belang dat jonge peuters een goede start in hun leven hebben. We werken verschillende variaties van de arbeidseis uit. Het kan uiteraard twee kanten op gaan. Ik wil deze motie graag oordeel Kamer geven. Ik zeg er wel even bij dat ik niet weet of dit voor kinderen van 2 tot 4 jaar zal zijn of voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, want een aantal van de kindregelingen beginnen bij 2,5 jaar. Dus als mevrouw Palland niet te zeer hecht aan de 2 of de 2,5 jaar, dan is het oordeel Kamer.
De heer Futselaar — namens de heer Kwint — had twee moties die hij heel snel voorlas. De eerste motie, op stuk nr. 500, heeft tot doel de winstuitkeringen in de kinderopvang tot het verleden te laten behoren. U weet al wat daar het antwoord op is: nee, deze motie moet ik ontraden. Ik vind het wel belangrijk dat organisaties winst — geen overwinst — kunnen maken, zodat er weer geïnvesteerd kan worden in de sector, zodat er innovatie kan zijn, zodat geïnvesteerd kan worden in kwaliteit. Ik moet deze motie dus ontraden.
De heer Kwint (SP):
Dan even heel nauwkeurig: het gaat om winstuitkeringen. Het gaat er dus niet om dat winsten die in de sector gemaakt worden niet geïnvesteerd kunnen worden in kwaliteitsverbetering of uitbreiding. Het gaat om de uitkering van winsten aan eigenaren of aandeelhouders. Dat is wel echt een verschil.
Minister Van Gennip:
Maar ook dan kan het zijn dat iemand zichzelf een bescheiden winst of dividend uitkeert omdat hij eigenaar is van een kinderopvangorganisatie en daarvan moet leven of zijn pensioen moet betalen. Dat is iets anders dan de grote overwinsten van private-equityspelers, waar we het eerder over hebben gehad. Maar ik ben er niet voor om álle winstuitkeringen tot het verleden te laten behoren.
De voorzitter:
Daar laat de heer Kwint het bij, dus de minister vervolgt. Gaat uw gang.
Minister Van Gennip:
De heer Futselaar had namens de heer Kwint een tweede motie, de motie op stuk nr. 501. Daarvoor geldt toch vooral dat we nu bezig zijn met het onderzoek naar tariefregulering en meer transparantie, bijvoorbeeld ten aanzien van de bedrijfsvoering. Over die zeven maatregelen hebben we het, denk ik, ook in het debat gehad. Ik vind deze motie — eisen stellen aan schuldfinanciering en winst bij verkoop maximaliseren — nu veel te ver gaan. Voor zover dat nodig zou zijn — maar ik denk niet dat dat op deze manier, zo streng, nodig gaat zijn, in ieder geval naar mijn oordeel — wil ik deze motie ontraden. Dat neemt niet weg dat ik uw zorgen, die u al verschillende malen in debatten hebt geuit, deel. Vandaar ook het onderzoek naar tariefregulering en de verschillende onderzoeken.
De heer Kwint (SP):
Ik geloof niet dat alleen tariefregulering de oplossing gaat brengen. Dat is eigenlijk mijn punt, dat ik ook in het commissiedebat naar voren heb gebracht. Op het moment dat die winsten gemaakt worden bij de verkoop, ga je met een hele hoop van de standaardmaatregelen dit probleem niet oplossen. Laat ik het zo vragen: als wij toe gaan naar een stelsel waarin 96% tot 100% van de kosten uiteindelijk door de overheid gedragen wordt, in welk scenario vindt de minister het dan van toegevoegde waarde dat private equity een rol speelt in deze sector?
Minister Van Gennip:
Dan kunnen we het commissiedebat uitgebreid overdoen. Op dit moment is 12% van de spelers in de kinderopvang private equity. We hebben eerder gedeeld dat ik de zorgen deel over overwinsten, die breed in de Kamer leven. Die spelen wellicht niet alleen bij private equity, maar ook op andere plekken. Het lijkt mij goed om het onderzoek te doen dat de heer Van der Lee in zijn motie voorstelt, met alle kanttekeningen erbij dat je met een beperkt aantal transacties niet altijd alle inzichten krijgt. Dan kunnen we er verder over praten. Maar ik ben er niet voor om het helemaal dicht te zetten.
De voorzitter:
De motie blijft ontraden. De minister vervolgt.
Minister Van Gennip:
De heer Stoffer had het over het belang van gastouderopvang. Dat deel ik zeer met hem. Daar hebben we het ook in het commissiedebat over gehad: flexibiliteit, in de regio, kleinschalige opvang.
U vroeg ook naar de speeltoestellen; daar heb ik zojuist op geantwoord.
Dan wat betreft uw motie. U verzoekt om een verkenning te doen naar tarieven in de gastouderopvang. Wij monitoren de prijzen sowieso. Daar nemen we alle onderzoeken in mee. Overigens zullen we ook het onderzoek waar mevrouw Palland aan refereerde, dat net uitgekomen is, in de monitoring meenemen. Daar nemen we kennis van. Dat bekijken we goed. Er hoeft dus niet een aparte verkenning naar tarieven in de gastouderopvang te komen. Dat monitoren we elk jaar — dat heb ik ook in het commissiedebat uitgelegd — en daar krijgt u ook de uitkomsten van. Maar u vraagt vooral: kan het in lijn worden gebracht met de kostprijs? Op het moment dat ik, voor welke vorm van kinderopvang ook, prijzen in lijn ga brengen met de kostprijs of met de tarieven, dan krijg je de cirkel die naar boven gaat: mensen vragen een hoger tarief, dan gaat onze maximumuurprijs omhoog en dan krijg je dus een vicieuze cirkel omhoog. Dat is precies wat we niet willen. We blijven de prijzen monitoren. We blijven de kostprijzen monitoren. Daar zijn allerlei onderzoeken over. Maar ik kan het sowieso niet in lijn brengen met kostprijs. Ik moet deze motie op deze manier dus ontraden.
Ten slotte vroeg de heer Ceder hoe we ervoor zorgen dat de infrastructuur van het nieuwe stelsel wendbaar blijft. Die wendbaarheid is een van de randvoorwaarden waar dat nieuwe stelsel aan moet voldoen, om ervoor te zorgen dat, als er een nieuw kabinet komt en dat kabinet andere keuzes maakt, dat dat kan.
De voorzitter:
Dank, minister. Er is een interruptie van mevrouw Kathmann. Gaat uw gang.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik kom graag even terug op de motie op stuk nr. 495. Ik had even tijdwinst nodig om ruggespraak te houden. Dat is inmiddels gebeurd. Alle indieners geven aan dat de minister 'm inderdaad zo kan interpreteren dat het gaat over winstprijs én/of tarief. Als die zo geïnterpreteerd kan worden, is dat in orde.
Minister Van Gennip:
Uw signaal — dat komt van breed in de Kamer, van mijzelf ook — is dat we hier iets mee moeten. Dat is duidelijk. Wat precies, dat wil ik zorgvuldig uitzoeken. Dat kan dan en/of, en/of, en/of iets wat we nu nog niet weten, zijn.
De voorzitter:
Op basis van deze context, met deze aantekening erbij en deze interpretatie, kunnen we dus concluderen dat de motie oordeel Kamer krijgt.
Minister Van Gennip:
En misschien dat het dan toch wel verstandig is om het dictum enigszins aan te passen.
De voorzitter:
Oké, dat is ook een conclusie erbij: dat er een wijziging zal komen. Hartelijk dank. Ik denk dat de minister aan het einde was, maar ik weet het niet zeker. Ja? Hartelijk dank, minister, en daarmee zijn we inderdaad aan het einde gekomen ... De heer Stoffer, excuses. Aan u het woord.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik zat nog even te kauwen op het ontraden van mijn motie. Kijk, ik snap het punt wel dat de minister aangeeft: dat je, als je niet uitkijkt, de tarieven telkens maar omhoog laat gaan en daarmee ook de vergoedingen. Het gaat me er eigenlijk om om in dat onderzoek specifiek te kijken, dus te onderzoeken, of daar wat aan gedaan kan worden. Dus niet om het nu al te doen, maar voor wat voor opties er zijn. Want het probleem, denk ik, constateren we wel met elkaar. En dat was ook de strekking van zoals ik het heb neergezet, dus twee keer een onderzoek; dus niet om het maar te doen.
Minister Van Gennip:
Ja, maar u schrijft: en daarbij te betrekken hoe de vergoeding in lijn kan worden gebracht met de kostprijs. Dat "in lijn brengen met de kostprijs" gaan we sowieso niet op die manier doen.
De heer Stoffer (SGP):
Nee, maar ik zeg niet dat je het per se al moet doen, maar om in dat onderzoek te kijken of die mogelijkheden er zijn om het gat dat u constateert tussen wat vergoed wordt en wat het kost doordat we allerlei eisen opleggen aan die gastouderopvang ... Dus om te kijken of er opties zijn om daar wat aan te doen. Niet om het maar te doen. Ik bedoel, dat is de vraag die daarná pas komt. Je moet wel eerst in beeld hebben wat voor opties daar liggen.
De voorzitter:
Tot slot de minister.
Minister Van Gennip:
Als de heer Stoffer het zo simpel maakt, dus "wat kun je eraan doen?", tja, dan is dat gewoon de tarieven verhogen. Dan moet je daar geld voor hebben. Die opties kennen we, dus dan weet ik niet helemaal wat ik daarvoor moet onderzoeken. En het is ook zo ... Met 6% gaan alle tarieven omhoog. Er komt 21 eurocent bij voor de kwaliteitseisen die we de gastouderopvang meer opleggen. Dus er komt echt wel wat de richting van de gastouders op.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, ik zou u willen aanmoedigen tot "tot slot", kijkend ook naar de volle tribune.
De heer Stoffer (SGP):
Hier worden we het denk ik niet over eens, dus ontraden zal wel blijven staan. Maar het gaat mij er dus niet om om dat maar onbeperkt te doen. Nou ja, ik kom er bij het volgende debat weer op terug, maar laat de motie wel even staan. En mocht die het toch halen, dan weet de minister dat ik niet stel van "doe het maar", maar van: kijk eens een beetje out of de box. Dat is eigenlijk mijn vraag.
De voorzitter:
Dank. En ook helder, meneer Stoffer. U persisteert, en dat is ook onze taak vanuit de Kamer.
Minister Van Gennip:
De minister ook.
De voorzitter:
Ja. Zo is dat soms.
Daarmee zijn we dus inderdaad aan het einde gekomen van het tweeminutendebat over kinderopvang. Dank aan de minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemmingen over de ingediende moties zijn voorzien voor volgende week dinsdag 13 juni. Nogmaals dank aan de minister, en ook aan de woordvoerders. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, totdat we verdergaan met het debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-90-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.