Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 9, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 9, item 5 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid (CD d.d. 13/09).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Mestbeleid, als vervolg op een commissiedebat dat is gehouden op 13 september. Ik heet uiteraard de leden welkom. In dit geval ook een bijzonder warm welkom aan de nieuwe minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Welkom in de plenaire zaal. Welkom aan de mensen op de publieke tribune. Het is altijd goed om een gevulde zaal te zien. Gelet op de tijd wil ik voortvarend van start gaan. We hebben tien sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst natuurlijk welkom aan de nieuwe minister van LNV. Een van de eerste dingen die de minister in zijn interviews aangaf, was dat er de laatste tijd een te grote focus is geweest op de boeren. De Partij voor de Dieren kan het daar niet méér mee eens zijn. Het is tijd voor een focus op dieren. Daarom heb ik hem deze week een inwerkdocument overhandigd, over alle dieren die we houden in de Nederlandse veehouderij. Dat zijn er meer dan 600 miljoen. We zijn het meest veedichte land. Dat geeft ook meteen aan waarom we veel problemen hebben, bijvoorbeeld met mest. Daarom dien ik de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er stapsgewijs een eind komt aan de derogatie en dat daarmee ook een einde komt aan een van de voorwaarden aan de derogatie, namelijk dat melkveehouders op niet meer dan 20% van hun land voedermais mogen telen;
constaterende dat de regering melkveehouders nu wil gaan betalen om de komende jaren mee te blijven doen aan de derogatieregeling, met als doel dat boeren zich aan deze voorwaarde kunnen blijven houden, om hiermee de waterkwaliteit te beschermen;
van mening dat dit niet alleen een zeer omslachtige manier is om de waterkwaliteit te beschermen, maar bovendien kwistig en oneerlijk gebruik is van belastinggeld;
verzoekt de regering het voorgenomen wettelijke verbod op uitbreiding van het areaal voedermais (voorzien voor 2032) zo snel mogelijk te implementeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er stapsgewijs een einde komt aan de Nederlandse derogatie op de Nitraatrichtlijn, waardoor de mestplaatsingsruimte wordt verkleind;
constaterende dat zonder flankerend beleid het mestoverschot verder zal groeien, waardoor zowel melkveehouders als varkenshouders nog grotere kosten moeten maken voor hun mestafzet en waarmee een nog grotere prikkel ontstaat voor mestfraude;
verzoekt de regering het totale aantal koeien in de melkveehouderij ten minste navenant het derogatieafbouwpad te laten krimpen, bijvoorbeeld door afroming van de fosfaatrechten bij transacties of door middel van een fokbeperking, om daarmee een groei van het mestoverschot te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering geen tegemoetkomingsregeling op te stellen voor de derogatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat melkveehouders de afbouw van de derogatie kunnen compenseren door meer kunstmest te gebruiken;
overwegende dat deze ontwikkeling lijnrecht in zou gaan tegen de transitie naar natuurinclusieve kringlooplandbouw;
verzoekt de regering een toename van kunstmestgebruik te voorkomen door niet alleen de gebruiksnormen voor dierlijke mest te verlagen, maar ook de totale stikstofbemestingsnorm,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Vestering. Ik zie dat er een interruptie is van de heer Van Campen. O nee, hij staat alvast. Maar ik heb op mijn lijst mevrouw Van der Plas staan namens de BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik wil mijn eerste seconden graag even gebruiken om onze nieuwe landbouwminister van harte welkom te heten in deze zaal. We zijn in ieder geval heel blij dat er weer een echte landbouwminister is — met alle respect voor mevrouw Schouten, natuurlijk. Zij heeft de minister goed vervangen, maar we moeten echt gaan doorpakken, boeren perspectief bieden en ervoor zorgen dat ze door kunnen.
Dat gezegd hebbende: de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de derogatiebeschikking nieuwe plafonds voor de productie van dierlijke mest invoert;
constaterende dat een productieplafond op geen enkele wijze verband houdt met de waterkwaliteit;
overwegende dat tal van brede duurzaamheidsinitiatieven vereisen dat er ruimte blijft binnen de productieplafonds, vanwege een andere manier van produceren (dier- en welzijnsvriendelijk, maar minder efficiënt qua mineralen), en er ook voldoende mest moet kunnen zijn als de overheid op mestverwerking wil inzetten, om dat rendabel te maken;
verzoekt de regering de productieplafonds te houden op de maximering zoals deze is beschreven in de Meststoffenwet met de productiecijfers over het jaar 2002,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de import van soja wil terugdringen en dat insecten als hoogwaardige eiwitbron zeer geschikt zijn als vervanger in veevoer;
overwegende dat insecten direct op de boerderij gekweekt kunnen worden en dit bijdraagt aan kringlooplandbouw;
overwegende dat wetgeving het benutten van insecten als veevoer belemmert;
verzoekt het kabinet om in beeld te brengen hoe belemmeringen in de wetgeving om insecten als veevoer te kunnen gebruiken weggenomen kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de derogatiebeschikking een algeheel geldende aanwijzing van bufferstroken langs de diverse vormen van waterlopen voorschrijft die afwijkt van het zevende actieprogramma;
overwegende dat er sterke wetenschappelijke twijfel bestaat over het nut en effect van bufferstroken;
overwegende dat er vele tienduizenden hectares landbouwgrond niet meer gebruikt kunnen worden voor voedselproductie als dit ingesteld wordt;
overwegende dat per individuele ondernemer vele hectares van het ene op het andere moment waardeloos worden en hiervoor niet gecompenseerd wordt;
verzoekt de regering af te zien van de algeheel geldende aanwijzing van de bufferstroken zoals aangegeven in de definitieve derogatiebeschikking, en vast te houden aan de eerder in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn toegezegde uitwerking van de "integrale bufferstroken" (inclusief de wetenschappelijke leidraad),
en gaat over tot de orde van de dag.
Komt u tot een afronding? We zijn namelijk over de twee minuten.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O. Mag ik er nog eentje doen? Fijn.
De voorzitter:
Nou ja, eigenlijk niet. Ik kijk heel even rond. U heeft al meer dan twee minuten gehad. Ik dacht dat u wellicht nog wat afsluitende woorden wilde spreken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, de welkomstwoorden aan het begin zijn een beetje van mijn tijd afgegaan.
De voorzitter:
Ik kijk heel even rond om te zien of er bezwaar is tegen een extra motie. Ik vind eigenlijk dat de twee minuten voorbij zijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
U bent de baas.
De voorzitter:
Ik ben de baas. Nou, bij dezen dan. Dank u wel voor uw inbreng. Dan geef ik nu het woord aan de volgende spreker. Dat is mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Welkom aan de minister. Gisteren ontmoette ik hem al even toen we hier op de stoep bij de boeren stonden die een lied voor ons gezongen hebben. Even iets over mezelf. Ik kom zelf uit het veenweidegebied, en ik ben de politiek in gegaan om de grutto te redden. Wij hebben een brief gekregen over de derogatie. Die gaan we denk ik nog veel uitgebreider bespreken dan nu kan in dit tweeminutendebat. Een van de zorgen die ik heb, gaat over de sloot: een kenmerkend landschapselement in het veenweidegebied waarin veel dieren en planten leven die toch wel gevaar lopen. Mijn vraag aan de minister is: als wij straks allerlei zones hebben waar niet meer bemest kan worden, hoe gaat de minister dan voorkomen dat dat typisch Nederlandse landschap verdwijnt doordat die sloten gedempt gaan worden? Ik heb over deze sloot een motie samen met het CDA, die de heer Boswijk straks zal toelichten.
Dan twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de landbouw voor een groot aantal verschillende uitdagingen staat en dat deze niet een voor een kunnen worden opgelost;
verzoekt de regering ook de gevolgen en effecten van het afbouwen van de derogatie en de lagere gebruiksnorm per 2025 mee te nemen in de perspectiefbrief, het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de gebiedsprocessen, zodat boeren en bestuurders goede langetermijnkeuzes kunnen maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het grootste deel van onze oppervlaktewateren te lijden heeft onder uit- en afspoeling van mest- en gifstoffen van landbouwgrond;
overwegende dat naast het minder toepassen van mest- en gifstoffen grotere bufferzones langs wateren effectief zijn en Europees worden voorgeschreven;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe mest- en gifvrije bufferstroken door teelt van alternatieve gewassen, natuurbeheer, et cetera kunnen bijdragen aan het verdienvermogen van de creatieve innoverende boeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Bromet namens GroenLinks. De volgende spreker is de heer Van Campen van de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Ook namens mijn fractie een heel hartelijk welkom aan de minister. Veel wijsheid gewenst met het invullen van uw ambt. Ik zie uit naar de samenwerking en de vele debatten die we hier de komende tijd ongetwijfeld met elkaar zullen gaan voeren.
Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de conceptbeschikking van het Nitraatcomité voorschrijft dat Nederland tot 2026 een afbouwpad dient te volgen bij toepassing van de Nitraatrichtlijn;
van mening dat het in het kader van kringlooplandbouw en duurzaamheid onwenselijk is dat boeren de dierlijke mest die ze hierdoor moeten afvoeren gaan compenseren met kunstmest;
overwegende dat het Europese onderzoekscentrum Joint Research Centre (JRC) reeds criteria heeft opgesteld waar kunstmestvervangers uit dierlijke mest, ofwel RENURE, aan moeten voldoen;
verzoekt de regering een offensief op te stellen voor het verkrijgen van derogatie op de Nitraatrichtlijn om kunstmestvervangers bij aanvang van het komende mestseizoen toe te staan, en de Kamer hierover nog dit jaar nog te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het tot 2026 voorgestelde afbouwpad van derogatie op de Nitraatrichtlijn aantoonbaar juridisch geborgd zal leiden tot minder ammoniakaanwending bij bemesting;
van mening dat de duizenden PAS-melders zo snel als mogelijk dienen te worden voorzien van een geldige natuurvergunning;
verzoekt de regering met een voorstel te komen waarin ammoniakruimte die ontstaat door het voorgeschreven afbouwpad tot 2026 ingezet wordt voor de vergunningverlening van PAS-melders, en de Kamer hierover nog dit jaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Campen (VVD):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het verlies van derogatie leidt tot meer afzet van dierlijke mest en meer aanwending van kunstmest;
van mening dat momenteel onvoldoende bekend is wat de economische en ecologische effecten van derogatieverlies zijn;
verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren naar het verlies van derogatie;
verzoekt de regering hierbij in ieder geval de economische én ecologische effecten in kaart te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van mevrouw Bromet namens GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben ook heel benieuwd naar de ecologische en economische effecten, maar ik zou ook wel graag willen weten welk flankerend beleid gebruikt zou kunnen worden om deze problemen te voorkomen. Is het niet een idee om die er ook bij te vragen? Dat vraag ik aan de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Jazeker, dat is een van mijn andere moties. Ik vind het echt onbestaanbaar dat we in een situatie terechtkomen waarbij boeren de plaatsingsruimte die ze verliezen voor dierlijke mest zullen gaan compenseren met kunstmest. We weten allemaal dat de productie van kunstmest enorm veel gas vraagt en dat dat enorm veel CO2-opwekking met zich meebrengt. Wat mij betreft is dat de eerste en grootste stap als we het hebben over flankerend beleid.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
We zitten in een transitie van de landbouw. Ik hoor iedereen ook steeds zeggen: als de derogatie eraf gaat, gaan we kunstmest gebruiken. Maar dat is niet een transitie; dat is het oude denken. Je moet dus naar een nieuwe wereld waar een heel ander denken bij hoort. Daar hoort wat GroenLinks betreft niet bij om te denken: we grijpen naar de kunstmest.
De heer Van Campen (VVD):
Dat ben ik toch niet met mevrouw Bromet eens. Zij is een van de grote voorvechters van een plantaardige eiwittransitie, maar we weten ook dat gewassen voeding nodig hebben. Een gemiddeld grasland in Nederland heeft 400 kilo mest, stikstof, per hectare nodig. Die boeren gaan straks bij verlies van de derogatie zakken van 250 kilo plaatsingsruimte naar 170 kilo plaatsingsruimte. Zij zullen de 400 kilo die die gewassen nodig hebben, gaan aanvullen met kunstmest. Dat is volgens mij hoogst onwenselijk.
De voorzitter:
Een volgende interruptie, van mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik moet zeggen dat ik toch weer heel veel van het oude denken terughoor bij de VVD, terwijl we gister bij de presentatie van Remkes hebben gehoord dat we nu eindelijk het eerlijke verhaal moeten gaan vertellen. Europa zegt tegen Nederland: u krijgt de komende jaren geen derogatie meer. Dat betekent dat er een norm is voor dierlijke mest en dat er een norm is voor kunstmest. En wat wil de VVD? Die wil nu kunstmestvervangers gaan gebruiken in plaats van dierlijke mest, maar waar zijn kunstmestvervangers van gemaakt? Dat is mijn vraag aan de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Van dierlijke mest, gaat mevrouw Vestering dan zeggen. Het verschil is alleen dat je, wanneer je bij verwerking van dierlijke mest komt tot een digestaat, veel eenvoudiger kunt gaan sturen op hoe je dat inzet bij het uitrijden op het land. Ik herhaal ook maar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Bromet: hoe wil mevrouw Vestering die eiwittransitie doormaken als de akkers en de bodems straks van haar geen voeding meer mogen hebben? Haar voorstel met haar moties is om de bodem uit te benen. Ik vind dat zeer onverstandig.
De voorzitter:
Mevrouw Vestering voor een vervolgvraag.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Jazeker. De Partij voor de Dieren staat voor een gezonde bodem. Daar groeien prachtige gewassen, maar mijn vervolgvraag is hoeveel jaren deze fossiele gedachten vanuit de landbouw eigenlijk al bezig zijn met die lobby om die kunstmestvervangers vanuit Europa te kunnen gaan gebruiken. Die lobby is er echt al jaren en het is echt een doodlopende weg.
De heer Van Campen (VVD):
Ik ben het gewoon niet met mevrouw Vestering eens.
De voorzitter:
Dan heeft dit debat ook nog een interruptie opgeleverd van de heer De Groot van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik zou van de heer Van Campen willen weten of je ook nog eisen kunt stellen aan die kunstmestvervangers. Als die dieren soja en mais hebben gegeten — dat is strijdig met kringlooplandbouw — is ook de mest daarvan eigenlijk geïmporteerde stikstof. Dat moeten we niet willen. Als het koeien of andere dieren zijn geweest die gewoon conform de kringlooplandbouw gevoerd zijn, kun je inderdaad wel wat doen met kunstmestvervangers. Ik ben benieuwd hoe de heer Van Campen daarin staat.
De heer Van Campen (VVD):
Wat ik zo aardig vond aan de presentatie van de heer Remkes gisteren, is dat hij aan het begin van zijn persconferentie eigenlijk zei dat we de staat van de natuur centraal moeten stellen, omdat dat de opgave is die we hebben. Dat geldt wat mij betreft eigenlijk ook hier. We hebben de Vogel- en Habitatrichtlijn als we het hebben over de stikstofproblematiek, maar hier gaat het over de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water vanaf 2027. Die waarden moeten we halen; die doelen hebben we gesteld. Ik geloof dat kunstmestvervangers een oplossing kunnen zijn. Nogmaals, daarbij kan je met digestaat veel makkelijker sturen en heb je veel minder risico's op uitspoeling in bepaalde gebieden. Ik weet niet of dat een antwoord is op de vraag van de heer De Groot. Dat ga ik horen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Nee, want aan die randvoorwaarden heb je je gewoon te houden. Dat klopt dus, maar kan je ook eisen stellen aan wat die koeien hebben gegeten? Want afhankelijk daarvan is digestaat kringloopwaardig of niet. Dat is de vraag: bent u bereid om met D66 na te denken over die eisen?
De heer Van Campen (VVD):
De heer De Groot is wat meer van het gelijk stellen van eisen dan de VVD. Ik weet alleen wel dat het met managementmaatregelen voor boeren heel goed mogelijk kan zijn dat zij kunnen draaien en sturen aan het voer met eiwitten. Dat konden we vanochtend weer op televisie zien: een boerin is daarmee bezig in het noorden van het land. Ik vind dit dus heel interessant, maar op dit moment loont het nog niet voor boeren. Ik zou het dus veel interessanter vinden om boeren er met voermaatregelen en bredere managementmaatregelen aan te kunnen laten bijdragen dat die emissies verminderen. Daar sta ik dus voor open, maar laten we nou even voorzichtig zijn met het stellen van eisen. Daarvan zijn er al een hele hoop.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Campen. Ik nodig de heer Edgar Mulder namens de PVV uit voor zijn inbreng, maar ik zie hem niet in de zaal. Dan gaan we naar de volgende spreker. Dat is de heer Boswijk namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Allereerst welkom aan de minister. Ontzettend veel respect dat u in deze moeilijke tijd op dit moeilijke dossier deze verantwoordelijkheid wil nemen. Ik wens u ook heel veel wijsheid toe.
Voorzitter. Het onderwerp van dit tweeminutendebat, het derogatiebesluit, is eigenlijk waardeloos. Het is wat het CDA betreft een onlogisch besluit. Het werkt averechts met het oog op het toewerken naar kringlooplandbouw. Het gaat er uiteindelijk voor zorgen dat we alleen nog maar verdere intensivering krijgen. Het is gewoon niet uit te leggen. Derogatie zou eigenlijk moeten gaan over wat de bodem nodig heeft, maar lijkt nu veel meer te gaan over sturen op de veestapel. Nou, als dat zo is, kom dan met andere regels. Want dit raakt kant noch wal.
Een van die punten is de bemestingsvrije zone. Het is in sommige gebieden nog helemaal niet aangetoond dat bemestingsvrije zones daadwerkelijk effect hebben op de waterkwaliteit, dus ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Ik ben ook benieuwd hoe hij kijkt naar de oproepen van een aantal organisaties om in Brussel het gesprek daarover toch te openen. Hoe kansrijk schat hij dat in?
Ik heb nog twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als er met verplichte bemestingsvrije zones gewerkt gaat worden hierdoor een groot areaal grond voor voedselproductie afneemt;
verzoekt de regering om, naast de impactanalyse die is gedaan van de mestmarkt, ook een analyse uit te voeren van de impact op de akkerbouw en de daarmee gepaarde voedselproductie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Boswijk (CDA):
Het is dubbelzijdig. Excuus. Heel dom, maar dat is allemaal in het kader van kringloop en duurzaamheid!
De voorzitter:
U heeft nog 30 seconden!
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Het CDA is geen voorstander van generieke bemestingsvrije zones. Ik heb daar al een vraag over gesteld. Stel dat dat gaat gebeuren, dan heeft dat een grote impact voor veel boeren die al jarenlang natuurbeheer op deze zones doen. Dat kan natuurlijk nooit vervallen. Daarom deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als er met verplichte bemestingsvrije zones gaat worden gewerkt de bestaande vergoedingen voor veel natuur in slootkanten dreigt te verdwijnen;
constaterende dat natuur in slootkanten, in lijn met het Aanvalsplan Landschap, bijdraagt aan de biodiversiteit en het verdienmodel van de boer;
verzoekt de regering om, als er gewerkt gaat worden met bemestingsvrije zones, met provincies in gesprek te gaan over het inzetten op een alternatieve wijze van financiering van slootkanten en te zorgen voor langjarige contracten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Boswijk (CDA):
Nogmaals, wij zien echt …
De voorzitter:
Komt u tot een afronding? Want u bent al door de tijd heen. Ik was net bij mevrouw Van der Plas ook streng.
De heer Boswijk (CDA):
Wij zien niets in een generieke maatregel, omdat die in sommige gebieden gewoon niet de waterkwaliteit gaat verbeteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. Dan is de beurt aan de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me graag aan bij de warme woorden van welkom aan de minister. Respect voor de beslissing. Ik wens hem een arbeidsvreugdevolle ambtsvervulling toe. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat afbouw van de derogatie en de daaraan verbonden voorwaarde van minimaal 80% grasland zal leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit, omdat melkveehouders een deel van het grasland om zullen zetten in uitspoelingsgevoeliger bouwland;
overwegende dat afbouw van de derogatie en de maatregelen in de derogatiebeschikking de inzet op kringlooplandbouw en vermindering van kunstmestgebruik en lopende processen in het kader van onder meer het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer doorkruisen;
overwegende dat het effect van de invoering van brede, bemestingsvrije bufferstroken op het voorkomen van afspoeling heel beperkt is;
overwegende dat de maatwerkaanpak voor verbetering van de waterkwaliteit onvoldoende was uitgewerkt om een serieus alternatief spoor te kunnen zijn voor de generieke maatregelen opgenomen in de derogatiebeschikking;
verzoekt de regering de grote zorgen van de Kamer over de afbouw van de derogatie en de gevolgen voor de waterkwaliteit over te brengen, de komende maanden samen met de sector en waterschappen de maatwerkaanpak voor daadwerkelijke verbetering van de waterkwaliteit versneld uit te werken en in te zetten op aanpassing van de derogatiebeschikking, rekening houdend met voorgaande overwegingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorgestelde generieke aanwijzing van 3 meter brede bemestingsvrije bufferzones afwijkt van het actieprogramma Nitraatrichtlijn;
overwegende dat in het actieprogramma wordt aangegeven dat er een wetenschappelijke leidraad komt die waterschappen de mogelijkheid geeft om af te wijken van de generieke aanwijzing van bufferstroken, maar dat hier in de derogatiebeschikking aan voorbijgegaan wordt;
overwegende dat de invoering van bufferstroken grote impact heeft op de agrarische bedrijfsvoering, de landbouwproductie en de plaatsingsruimte, terwijl het effect op de afspoeling van nutriënten wetenschappelijk gezien beperkt is;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat op basis van de wetenschappelijke leidraad op aangeven van waterschappen op gebiedsniveau afgeweken kan worden van de generieke aanwijzing van 3 meter brede bufferstroken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Ik zie de heer Grinwis namens de ChristenUnie al naar voren lopen voor zijn inbreng.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook van mijn kant een hartelijk welkom aan deze minister, minister Adema. Ook van mijn kant wijsheid en een arbeidsvreugdevolle ambtsvervulling toegewenst. Ook wel dapper dat deze minister in dit tijdsgewricht wil aantreden als minister van Landbouw. Het onderwerp dat we vandaag bespreken laat al zien hoe ingewikkeld het is.
We zijn geconfronteerd met een derogatiebeschikking waar niemand vrolijk van wordt. De sector wordt er niet vrolijk van; de boeren zitten met de handen in het haar. Boeren die al gezaaid hebben, denken: hoe moet dit nu eigenlijk? Het komt allemaal in een zeer laat stadium en is heel onduidelijk. Het gaat heel veel impact hebben. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groot deel van de implementatie van het vernieuwde GLB/NSP nog onduidelijk is of niet vaststaat en de derogatiebeschikking in een zeer laat stadium is gepubliceerd, terwijl van boeren wel verwacht wordt dat ze per 1 januari 2023 de nieuwe regels volgen;
overwegende dat voor veel boeren, en zeker akkerbouwers, 2023 de facto al is begonnen, omdat de eerste gewassen voor volgend teeltseizoen al weer gezaaid zijn en bouwplannen, contracten en samenwerkingsovereenkomsten voor 2023 al zijn vastgesteld;
overwegende dat de uitwerking van de maatwerkaanpak van sector- en ketenpartijen en overheid op dit moment ook nog eens stilligt;
verzoekt de regering bij zowel de uitwerking van de maatregelen uit het zevende actieprogramma die zien op het inzaaien van gewassen als bij de uitwerking van de bufferstroken uit de derogatiebeschikking rekening te houden met de agrarische bedrijfspraktijk, met name met inzaai en aangegane verplichtingen van de betreffende bedrijven voor 2023,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er is een interruptie voor u van mevrouw Bromet namens GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
We hebben hier heel vaak gesproken over mest en derogatie. Het systeem dat ik steeds zag was dat er voornemens waren van het kabinet en dat de Kamer die dan probeerde af te zwakken, met als gevolg dat Brussel nu ingegrepen heeft. Hoe kijkt de heer Grinwis naar de geschiedenis van dit debat en de maatregelen die Nederland niet genomen heeft en die wel genomen hadden moeten worden?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Als je lang teruggaat, dan zie je gewoon dat Nederland al lange tijd moeite heeft om zich te houden aan Europese richtlijnen. Daardoor hebben we als Den Haag een slechte positie opgebouwd in Brussel. We slaan daar geen deuk meer in een pakje boter. Sterker nog, we staan met de rug tegen de muur. Tegelijkertijd ben ik van een fractie die probeert inhoudelijk naar de feiten te blijven kijken. Inhoudelijk zie ik gewoon dat Brussel met het onder druk zetten van Den Haag en van Nederland steeds meer grijpt naar middelvoorschriften. Uiteindelijk brengt dat ons wat mij betreft verder van het doel, namelijk de ondernemer prikkelen in zijn ondernemerschap en vakmanschap. In het verleden hebben we dat bijvoorbeeld met MINAS gedaan. Op zo'n manier kun je zorgen voor een goede harmonie tussen landbouw, natuur en waterkwaliteit. De pijnlijke constatering die we vandaag moeten doen is volgens mij dat we een derogatiebeschikking hebben met bufferstroken van 3 meter als heel zichtbare maatregel. Maar gaat dit ons nou echt helpen om de waterkwaliteit op de lange termijn te verbeteren? Is dit nou het middel waarmee we sturen op het doel, namelijk een gezonde kwaliteit van water, zowel in de grond als aan de oppervlakte? Dat betwijfel ik.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik was eigenlijk op zoek naar een reflectie op de rol van bijvoorbeeld het vorige kabinet en de kabinetten daarvoor en op de rol van de Kamer. Heeft de manier waarop wij landbouw en veeteelt bedrijven er niet voor gezorgd dat we nu met de rug tegen de muur staan, zoals de heer Grinwis het noemt?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kan het best wel met collega Bromet eens zijn. Jarenlang zijn we iedere keer als we een geitenpaadje zagen daarop gaan lopen. We hebben continu de marges opgezocht. Gisteren stond in het teken van Remkes die een wijs advies heeft gegeven. Ook bij dat onderwerp kwamen we tot de ontdekking dat we iedere keer ruimte hebben gezocht in vergunningverlening door de ruimtes heel klein te maken. Daarmee hebben we ons als land helemaal klemgezet. Dus ja, we zijn heel lang geitenpaadjes in gelopen, waardoor we grenzen zijn overgegaan en nu met de rug tegen de muur staan. Ik ben het dus met mevrouw Bromet eens. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om te bekijken of het werkbaar is wat er nu allemaal over boeren, bijvoorbeeld akkerbouwers, wordt uitgestort. Zij hebben de wintergerst al gezaaid en zijn as we speak de wintertarwe aan het zaaien. Laat dat geen reden zijn om niet te zorgen dat we in balans komen met onze leefomgeving, maar laten we wel kijken naar wat werkbaar is en of het daadwerkelijk bijdraagt aan het doel. Bij sommige middelvoorschriften twijfelt de ChristenUniefractie er echt aan of ze bijdragen aan het doel. Ik ben altijd graag bereid tot reflectie, maar laten we feitelijk blijven kijken of het daadwerkelijk bijdraagt aan het doel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Dan gaan we door naar de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Ook ik heet namens mijn fractie de minister van harte welkom. Heel goed dat u er bent, want dat is kei- en keihard nodig. Het is heel hard nodig voor de boeren, zoals we gisteren hebben gehoord bij de presentatie van het advies van Remkes. Mijn fractie heeft steeds gezegd: we hebben die boeren keihard nodig, om ons voedsel te produceren, om ons landschap te beheren, om Nederland Nederland te laten zijn, om onze dorpen onze dorpen te laten zijn. We hebben u natuurlijk ook keihard nodig om de natuur eindelijk in een betere staat te krijgen, want die staat er slecht voor. Daar moet echt hard op ingegrepen worden. Gisteren hoorden we het ook, en het is ook al vaker gezegd: we hebben u ook heel hard nodig omdat er 1 miljoen huizen in dit land gebouwd moeten worden. Het lijkt erop dat de vergunningverlening helemaal op slot komt te zitten als we nu niet echt op weg gaan om de natuur te verbeteren.
Mijn fractie vond de presentatie van Remkes gisteren kraakhelder. De Natura 2000-doelen moeten gewoon gehaald worden. Innovatie biedt misschien mogelijkheden, maar is geen silver bullet. Er mogen ijkmomenten komen, maar dan moeten we wel echt hard op weg zijn naar het verbeteren van de natuurdoelen. Misschien is er mogelijk een beter criterium dan de KDW, maar voor nu moeten we daarmee aan de gang gaan, want dat staat in de wet. Het is heel fijn dat deze minister er is. Laten we snel met elkaar aan de gang gaan, want de boeren hebben dat hard nodig.
Het voorstel is om met derogatiegelden te komen. Laten we die gelden nu wel inzetten om de boeren de goede kant op te krijgen en in de transitie te krijgen die nodig is. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ondersteunen van veehouders die hun derogatie verliezen van weinig maatschappelijk nut is, als die ondersteuning niet bijdraagt aan aanpassingen van de bedrijfsvoering, waarmee het bedrijf toekomstbestendig wordt;
verzoekt de regering om de middelen voor ondersteuning van veehouders die hun derogatie verliezen, in te zetten voor aanpassingen waarmee hun bedrijf circulair en grondgebonden wordt;
verzoekt de regering eenzelfde ondersteuning beschikbaar te stellen voor boeren die geen derogatie hadden maar voor eenzelfde uitdaging staan om hun bedrijf grondgebonden en circulair te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas namens BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoor de heer Thijssen zeggen: de KDW staat in de wet en daarmee moeten we aan de gang gaan. Maar 2035 staat ook in de wet. Zullen we daar dan ook gewoon mee aan de gang gaan?
De heer Thijssen (PvdA):
Nou nee, want dat is niet goed genoeg. Als we 2035 in de wet laten staan, herstelt de natuur niet snel genoeg en gaan ecosystemen in dit land kapot. Als we 2035 in de wet laten staan, dan gaan rechters zeggen: dat is niet snel genoeg om aan onze Europese verplichtingen en de wet te voldoen om de natuur te herstellen. Dat betekent dat dit land nog verder op slot komt te zitten. Dan kan niet alleen een aantal bouwprojecten niet doorgaan. Het lijkt erop dat deze maand ook besloten wordt dat de bouwvrijstellingen eraan gaat. Dat betekent dat we gewoon geen huizen meer kunnen bouwen, terwijl er 1 miljoen huizen in dit land nodig zijn om de woningcrisis op te lossen. Dus nee, volgens mijn fractie moeten we het voorstel overnemen. De stikstofvervuiling moet in 2030 gehalveerd zijn. De KDW staat nu in de wet. Wellicht dat er een beter criterium kan komen, maar zolang dat niet juridisch hard is, zullen we moeten werken met wat er nu in de wet staat en moeten we aan de slag met de KDW.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is een heel verhaal eromheen. Daar kunnen we een heel ding van maken. Het is maar de vraag of die 1 miljoen woningen gebouwd moeten worden. Er zijn heel veel mogelijkheden om woonruimte te creëren zonder dat je per se nieuwe hoeft te bouwen. Ik vind het toch wel een beetje selectief, want aan de ene kant zegt u dat de KDW in de wet staat en we die dus moeten volgen. Maar het is gewoon nog helemaal de vraag of 2030 überhaupt in de wet komt. Er moet nog een wetsvoorstel komen. Ik heb van de stikstofminister begrepen dat die pas tegen de zomer komt. Dan zijn de Provinciale Statenverkiezingen geweest. Dan is er al een hele nieuwe Eerste Kamer. Dan moet die hele wet nog door de Tweede Kamer heen. Dan moet hij nog door de Eerste Kamer heen. Dus ik vind het gewoon een beetje raar dat hier nu al partijen zijn die al helemaal op die 2030 zitten alsof het in de wet staat. Ik wil hier gewoon heel duidelijk maken dat 2030 niet in de wet staat; 2035 staat in de wet. Het is helemaal niet zo dat boeren er meer jaren bij willen snoepen. Het staat gewoon keihard in de wet.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw Van der Pas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, mijn vraag is: vindt de heer Thijssen het niet een beetje dubbel of selectief om te zeggen dat we de KDW moeten volgen omdat die in de wet staat, en om dan vervolgens over 2035 te zeggen dat dat wel in de wet staat, maar dat we gewoon 2030 volgen? Ik vind dat eerlijk gezegd nergens op slaan.
De voorzitter:
De heer Thijssen, waarbij ik wel wil verzoeken ... Volgens mij is dit een aangelegen debat, maar gaat er ook op een later moment nog een gelegen moment komen om dit te bediscussiëren. Maar toch een korte reactie omdat de vraag gesteld is.
De heer Thijssen (PvdA):
Nou ja, volgens mij vertellen ik en mijn fractie al jaren hetzelfde verhaal. Dat betekent dat de stikstofvervuiling in 2030 gehalveerd moet zijn. Dat moeten we doen om de natuur te herstellen, want die is in erbarmelijke staat. We moeten naast de boeren gaan staan om te zorgen dat de boeren een transitie kunnen doormaken, zodat ze dat kunnen meemaken. Aan het eind van die transitie moet er voor de boeren een goed verdienmodel liggen. Ik ben het op dit moment niet eens met wat er in de wet staat, want ik denk dat die wet strenger moet. Anders komt de natuur in de verdrukking en kunnen we geen huizen bouwen in Nederland.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw inbreng. Dan nodig ik de laatste spreker uit van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Tjeerd de Groot namens D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ook namens de fractie van D66 een hartelijk welkom aan de nieuwe minister van LNV. Veel succes bij het uitvoeren van het coalitieakkoord.
Voorzitter. Het verlies van de derogatie is een grote klap voor de boeren. We moeten eigenlijk voorkomen dat het ook een grote klap voor onze natuur en het water wordt. Er komen nu al aanvragen binnen bij provincies om grasland om te zetten in bollengrond of akkerbouw. Dat is, zoals bekend, slecht voor de uitspoeling. Dus we vragen de minister of hij bereid is om de afname van grasland mee te nemen in de verdere uitwerking van de visie waarin water en bodem sturend zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Dat is de visie waaraan nu wordt gewerkt.
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de afbouw van derogatie de vrees bestaat dat boeren grasland om gaan zetten in bouwland;
constaterende dat de Europese GLB-verordening het mogelijk maakt om de afname van grasland ook op (sub)regionaal en bedrijfsniveau te monitoren, maar in Nederland van deze mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt en alleen nationaal wordt gemonitord;
overwegende dat de afname van grasland het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn bemoeilijkt;
verzoekt de regering om conform de Europese GLB-verordening de afname van grasland te monitoren op nationaal, regionaal en bedrijfsniveau, en hierover de Kamer jaarlijks te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven een kwartiertje nodig te hebben om de moties te appreciëren en de laatste vragen te beantwoorden. Daarmee schors ik de vergadering tot 12.30 uur.
De vergadering wordt van 12.15 uur tot 12.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Gelet op de tijd — dat hoort ook bij het bewaken van de orde — wil ik tegen de leden zeggen dat ik het aantal interrupties echt ga beperken tot een verduidelijkingsvraag over de moties of het beantwoorden van een eventuele wedervraag van de minister. Er komt nog voldoende gelegenheid om te debatteren met deze minister. Ik snap het enthousiasme om dat te doen en om hem te vragen wat hij overal van vindt, maar ik ga dat in dit geval toch beperken, zeker ook omdat er hierna nóg een tweeminutendebat is, waarvoor, ook weer vol enthousiasme, negen sprekers zich hebben ingeschreven. Hun wil ik ook de gelegenheid geven om dat tweeminutendebat te voeren. Dat gezegd hebbende, geef ik de minister het woord voor de beantwoording van nog een paar vragen en de appreciatie van de moties. De minister.
Adema:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik u heel hartelijk bedanken voor de plezierige ontvangst in deze Kamer. Ik wil ook de leden allemaal heel hartelijk bedanken voor de fijne, goede woorden die u heeft uitgesproken. Het is voor mij een buitengewoon bijzonder moment om hier, in het hoogste democratische orgaan van ons land, bij u te gast te zijn. Ik hoop dat we de komende jaren op een constructieve samenwerking met elkaar kunnen rekenen en dat we wat dat betreft het goede doen voor de boer, maar ook voor de natuur.
Wij spreken vandaag over de derogatiebeschikking. Dat is voor veel boeren een hard gelag. Veel boeren hebben deze beschikking zien aankomen, maar we hebben niet zien aankomen wat er allemaal in stond. Het is voor veel boeren toch een enorme domper dat dit gebeurd is. Het is een beschikking van de EU. Dat betekent dat in die beschikking niks meer kan worden gewijzigd. Ik kom daar straks op terug. Ik ga eerst in op de vragen.
De eerste is de vraag van mevrouw Bromet over het landschap. Wat gaan we doen om het landschap niet verloren te laten gaan? We zijn natuurlijk nog bezig met de uitwerking van de bufferstroken, met de wijze waarop we dat gaan invullen. Er zijn op dit moment natuurlijk heel veel trajecten die raken aan het landelijk gebied. Ik denk even aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de Nationale Omgevingsvisie. Daarnaast ben ik, zoals u weet, natuurlijk bezig om te komen tot een toekomstvisie voor de landbouw. In al die programma's wordt gekeken naar het landschap, en dus ook naar de specifieke vraag die u stelde over de sloten. Wij werken aan een transitietegemoetkomingsregeling waarmee we er ook voor zorgen dat het grasland behouden blijft. Dat is op dit moment het enige wat ik u kan geven. Maar wij werken er dus al behoorlijk aan. Het is op dit moment niet zo dat wij in de uitwerking uw vraag over de sloten op de manier zullen invullen waarop u dat graag wilt. Ik begrijp dat u die vraag stelt, maar zo zullen we dat niet direct gaan meenemen. Maar we komen er wel op terug.
Dan ben ik bij de vraag van het CDA. Moeten we deze derogatie willen? Moeten we niet terug gaan onderhandelen in Brussel? Ik begrijp die vraag, ook gezien het effect dat dit heeft in de agrarische sector. Ik heb die vraag in de afgelopen periode ook vaak gekregen. Maar het is een beschikking van Europa. Nu gaan heronderhandelen in Europa is niet mogelijk. Het is gewoon een beschikking. Dat betekent dat wij op het moment dat we dat gaan doen, de kans lopen op een infractieprocedure, die uiteindelijk tot grote financiële boetes zou kunnen leiden. Ook dat geld zal betaald moeten worden. We willen niet dat dat ook ten koste gaat van de agrarische sector. Wij kunnen deze derogatiebeschikking dus echt niet meer aanvechten. Ja, we kunnen haar formeel aanvechten, maar dat is niet verstandig. Heronderhandelen is daardoor absoluut niet aan de orde, helaas niet, hoe graag ik het misschien ook zou willen.
Moeten wij het grasland meenemen in het programma Water en bodem sturend, vraagt de heer De Groot van D66. Water en bodem sturend is, zoals u weet, een programma van mijn collega van IenW. Ik ben geïnformeerd dat het daar al in wordt meegenomen, maar ik zal er nogmaals bij mijn collega van IenW op aandringen om het daarin mee te nemen.
Dat waren de vragen, voorzitter. Dan ga ik naar ...
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nog even over de sloten. Ik vind het fijn dat er in al die programma's aandacht wordt besteed aan het landschap. Dat vind ik heel erg belangrijk, maar dat is heel breed. Wij hebben de houtwallen verloren in het oosten van het land. Mijn zorg is dat we nu in het westen van het land de originele verkaveling dreigen te verliezen. Ik hoor de minister alleen maar zeggen: dat gaan we niet doen zoals mevrouw Bromet zegt. Ik heb daar grote zorgen over en ik wil graag dat de minister daar serieus naar kijkt. Dat was eigenlijk mijn vraag.
Adema:
Ik heb uw vraag gehoord. U hebt daar zorgen over. U vraagt om te kijken of we in de beschikking bijvoorbeeld kunnen opnemen dat sloten beschermd blijven. Op dit moment gaan we dat niet doen op die manier.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het spijt me, maar ik heb niks gevraagd over een beschikking. Ik heb gewoon gevraagd om met flankerend beleid de sloten te beschermen. Het maakt me niet uit op welke manier, maar ik zou wel iets van welwillendheid willen proeven. Want nu is het alleen een bot "nee".
Adema:
Er komen straks ook nog moties langs over de bufferstroken en het inrichten daarvan. Maar het is niet zo dat wij op dit moment naar flankerend beleid gaan om dat punt van u mee te nemen.
De voorzitter:
Gaat u naar de moties.
Adema:
Ja. Ik ontraad de motie van mevrouw Vestering.
De voorzitter:
Is dat de motie op stuk nr. 457? Mevrouw Vestering had meerdere moties, dus ook even voor de verslaglegging.
Adema:
Sorry, de motie op stuk nr. 457. Wij ontraden die. Met de transitieregeling wil ik de deelname aan derogatie stimuleren en voorkomen dat grasland door bedrijven wordt omgezet in bouwland, waaronder voor de teelt van mais, zodat het aandeel grasland op peil blijft. Het kabinet heeft voor bedrijven die in 2021 derogatie hadden en opnieuw derogatie verkrijgen, voorzien in een tijdelijke tegemoetkoming in de extra kosten die zij moeten maken door de versnelde afbouw van derogatie. Deze transitieregeling is gericht op het gebouw van het areaal grasland, omdat bedrijven die deelnemen aan derogatie 80% grasland moeten hebben. Het kabinet onderzoekt op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van de grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd. Ik kan op dit moment geen toezegging doen, omdat nog onderzocht moet worden op welke wijze het behoud van grasland en het voorkomen van een uitbreiding van het maisareaal het beste vormgegeven kunnen worden. Daarom moet ik deze motie op dit moment ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de motie op stuk nr. 458.
Adema:
De motie op stuk nr. 458, eveneens van mevrouw Vestering, ontraad ik ook. De mestproductie zal naar verwachting de komende periode afnemen als gevolg van de gebiedsprocessen in het nationaal landelijk gebied. In de derogatiebeschikking is opgenomen dat de mestproductieplafonds 10% lager moeten zijn in 2025 ten opzichte van 2020. Deze ontwikkelingen zorgen al voor een reductie van het mestoverschot. Een snellere reductie zou voor een onredelijke last zorgen voor de sector. Daarom ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Mevrouw Vestering voor een vraag.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik denk dat de minister goed begrijpt hoe de Partij voor de Dieren over slacht en over de veehouderij denkt. Maar ik wil de minister dan toch vragen of hij kan beloven dat er niet straks nog kalfjes geboren gaan worden die vanwege de derogatie vroegtijdig naar de slacht worden gestuurd.
Adema:
Dat kan ik niet beloven.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dat is een helder antwoord. Het is wel een vraag die ik hier jarenlang heb gesteld. Ik begrijp dat de minister dat natuurlijk niet kan weten, maar ik wil heel graag dat scenario voorkomen. Ik wil de minister vragen om na te denken over een fokbeperking op het moment dat er dus meer dieren die eigenlijk niet geboren hadden kunnen worden vanwege de derogatie, naar de slacht zouden gaan.
Adema:
U stelt een nieuwe vraag. Dat is niet waar de motie over gaat. Dus u begrijpt dat ik de motie ontraad. Deze vraag beantwoord ik op dit moment niet. Ik ga dat niet doen, dus, nee, helaas.
De voorzitter:
Wellicht kunnen we die voor een volgend debat bewaren.
Adema:
Tijdens een volgend debat kan die vraag aan de orde komen, maar op dit moment niet.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 459.
Adema:
De motie op stuk nr. 459 komt ook weer van mevrouw Vestering. Het kabinet heeft bewust gekozen voor de regeling. De regeling is gericht op het behoud van grasland en het helpen van boeren bij de transitie van de landbouw. Daarom ontraad ik deze motie. Dus deze motie wordt ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 460 van mevrouw Vestering. De vraag die wordt gesteld in de motie zou een enorme terugval in de bemestingsruimte betekenen. Dat zou grote gevolgen hebben voor onder andere de voedselproductie. Daarnaast is het zo dat het in veel gevallen ook niet nodig zou zijn om een goede waterkwaliteit te bereiken. Daarnaast is het ook nog zo dat in de derogatiebeschikking reeds voor de door nutriënten verontreinigde gebieden de voorwaarde is opgenomen dat vanaf 2025 20% minder mest dient te worden uitgereden ten opzichte van nu. Dat geldt voor alle stikstofhoudende meststof, dus ook voor kunstmest. Ik ontraad daarom de motie.
De voorzitter:
Mevrouw Vestering voor een verduidelijkingsvraag. Ik wil echt nogmaals een beroep op u doen om niet opnieuw het debat te voeren. Oké.
Mevrouw Vestering (PvdD):
De minister geeft aan dat die afbouw er daadwerkelijk is voor gebieden die al met nutriënten verontreinigd zijn. Waarom geldt die niet voor heel Nederland?
Adema:
Dat antwoord moet ik u even schuldig blijven. Daar heb ik even geen antwoord op.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dat begrijp ik in dit geval ook goed. Misschien is het een oplossing als de minister de Kamer daarover met een brief informeert.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister om te zien of hij daartoe bereid is.
Adema:
Ja hoor, dat doe ik.
De voorzitter:
Dat is een toezegging.
Adema:
Ja.
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 461 van mevrouw Van der Plas. Die ontraad ik. De afname van de mestproductieplafonds is gewoon een onderdeel van de beschikking. Die voorwaarde kunnen we naast ons neer willen leggen, maar dat kunnen we vanwege Europese verplichtingen niet doen. Want, zoals ik al eerder zei, op het moment dat we opnieuw gaan onderhandelen over die beschikking, lopen we het risico op een infractieprocedure. Daarom ontraad ik deze motie. De afname van de mestproductieplafonds is gewoon een onderdeel van de beschikking. Die voorwaarde kunnen we naast ons neerleggen, alleen kunnen we het vanwege de Europese verplichtingen niet doen. Want zoals ik al eerder zei: als we gaan heronderhandelen over die beschikking, lopen we het risico op een infractieprocedure. Daarom ontraad ik deze motie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Omwille van de tijd ga ik niet het debat overdoen. De minister is er vandaag voor het eerst, dus ik ga ook geen heel technische, moeilijke vragen stellen. Dat kunnen wij ook een-op-een nog wel even doen. Maar ik interrumpeer even over mijn volgende motie. Die trek ik namelijk in, dus daar hoeft de minister in die zin niet op te reageren. Maar ik zou wel willen weten wat de stand van zaken is. Ik heb ook een keer een motie ingediend om een pilot te starten over larven op gehygiëniseerde mest op een boerderij. Die motie is toen afgewezen. Maar ik wil wel graag weten wat de stand van zaken is op dit gebied. Die vraag hoeft de minister ook nu niet per se te beantwoorden; dat kan ook in een reactie op de brief. Maar die motie zelf trek ik in.
De voorzitter:
Oké, even voor de volledigheid. De appreciatie van de motie op stuk nr. 461 was "ontraden". De motie op stuk nr. 462 trekt u in, maar u verzoekt wel om een stand van zaken per brief.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, of nu. Als de minister het nu kan toelichten, is dat ook goed. Maar ik kan ook wel begrijpen dat hij zich even moet inlezen, dus die gelegenheid wil ik hem gunnen.
Adema:
Ik stel voor dat we dat even per brief doen. U krijgt daar een reactie op.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 463.
Adema:
De motie op stuk nr. 463 is ook van mevrouw Van der Plas. Die moet ik ontraden. De maatregelen die bufferstroken aangaan, zijn opgenomen in de derogatiebeschikking. Zoals ik al eerder heb gezegd, kunnen wij daar helaas niet van afwijken. Er is dus op basis van de beschikking geen ruimte om een andere breedte in te voeren. Ik ontraad dus de motie.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 464.
Adema:
Dan heb ik de motie op stuk nr. 464 van de Partij van de Arbeid en GroenLinks. Natuurlijk is het van belang om de boeren perspectief te bieden voor de komende jaren. En natuurlijk zullen we ook de gevolgen van de derogatiebeschikking in dat perspectief meenemen. Dat zullen we ook meenemen in de uitwerking van verschillende trajecten. Daarom geef ik de motie graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan volgt de motie op stuk nr. 465.
Adema:
De maatregel van de bufferstroken op zich; die staat. Ik heb net gezegd: vanuit de derogatiebeschikking kunnen we dat ook niet meer wijzigen. We kunnen wel een onderzoek doen, zoals u voorstaat. Ik herhaal alleen nogmaals dat die niet meer een plek zal krijgen in de maatregelen. Vanaf 1 januari gaat de beschikking in. We kunnen dat dan natuurlijk er nog niet in meenemen, maar we willen wel dat onderzoek gaan doen in de periode na 1 januari 2023. Wat mij betreft geef ik de motie dus oordeel Kamer.
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 466 over derogatie voor kunstmestvervangers. Wij hebben ons in de afgelopen jaren al echt ingezet om binnen de nitratenrichtlijn het mogelijk te maken om kunstmest te vervangen door hoogwaardige producten uit dierlijke mest. Wij hebben in april 2022 ook een aanvraag ingediend bij de Europese Commissie voor een landenspecifieke oplossing voor het gebruik van kunstmestvervangers, boven de gebruiksnorm dierlijke mest. Daar gaat het hier namelijk over. We hebben hier nog geen reactie op ontvangen. De EU ziet het eigenlijk als een separaat traject van de derogatie voor gras en diermest.
Ik wil mij blijven inzetten voor kunstmestvervanging, want ik vind dat echt heel kansrijk. Ik wil ook heel graag kijken wat er op dat gebied mogelijk is qua innovatie. Ik wil me er ook voor gaan inzetten dat dit voor de derogatie een alternatieve vorm van bemesting wordt. Wij gaan daar ook heel fors op inzetten, met een actieplan richting Europa. Ik wil u heel graag binnenkort informeren over hoe we hierop inzetten met een offensief om dit voor elkaar te krijgen. We komen wat mij betreft voor het einde van het jaar met een actieplan. Ik ga u daarover informeren.
De voorzitter:
En wat is uw oordeel?
Adema:
Sorry, oordeel Kamer.
Ik moet de motie op stuk nr. 467 ontraden. Natuurlijk zitten heel veel PAS-melders in de knel en natuurlijk zitten zij te wachten op duidelijkheid voor hun bedrijven, maar we kunnen niet de ruimte voor de afbouw van de derogatie hiervoor inzetten. We gaan in het kader van het rapport-Remkes en de stikstofdiscussie wel aan de slag met de PAS-melders. U weet dat het kabinet op de 14de met een eerste reactie komt op het rapport-Remkes. Daarin zullen de PAS-melders ongetwijfeld voorbijkomen, want zij hebben een prominente positie in het rapport-Remkes. Maar we kunnen de winst in het kader van deze Nitraatrichtlijn niet goed meten en berekenen, dus we kunnen dit niet meenemen naar de PAS-melders. Maar we komen op een ander moment natuurlijk wel terug op de PAS-melders, via de reactie op Remkes.
De heer Van Campen (VVD):
Dat vind ik jammer, want op dit moment staan 3.500 ondernemers met lege handen te wachten op een vergunning waar ze eigenlijk recht op zouden hebben, omdat ze zich te goeder trouw hebben gehouden aan de regels van de overheid. Het gaat vaak om hele kleine deposities, om hele kleine emissies. Het gaat om een hele kleine uitstoot van stikstof, terwijl het derogatieverlies echt tot een substantiële vermindering leidt van de ammoniakaanwending bij bemesting op het veld. Ik zou de minister willen verzoeken om te kijken hoe die puzzel gelegd kan worden. Het gaat echt om een substantiële vermindering van ammoniak. We hebben gisteren heel duidelijk gehoord dat het gaat om een verdeelvraagstuk. Hiermee zouden deze mensen uit de brand worden geholpen, dus ik wil de minister nogmaals verzoeken om zich in te spannen om hiertoe een voorstel voor te bereiden.
Adema:
Nogmaals, bij de reactie op Remkes kom ik terug op de PAS-melders. Wij kunnen de reductie niet precies in kaart brengen, waardoor we dit echt niet kunnen meenemen voor de PAS-melders. Dat gaat helaas gewoon niet, hoe graag ik die PAS-melders ook zou willen helpen.
De voorzitter:
Daarmee blijft de motie ontraden?
Adema:
Ja, die blijft ontraden.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar de heer Van Campen voor een slotvraag.
De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij kennen boeren hun mestboekhouding tot ver in het verleden heel goed, en weten zij wat ze hebben aangewend op het veld sinds de referentiedata die gelden voor hun gebied in relatie tot Natura 2000-gebieden. Zij weten heel goed wat de achteruitgang is van de ammoniakaanwending bij de bemesting.
De voorzitter:
En wat is uw vraag, meneer Van Campen?
De heer Van Campen (VVD):
Nou ja, ik wil eigenlijk een uitspraak doen, namelijk dat deze berekening volgens mij prima te maken is, in samenwerking met de sector. Maar goed, we gaan kijken wat de collega's vinden van deze motie.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister. Het oordeel blijft nog steeds "ontraden", naar ik aanneem.
Adema:
Ik hoor u zeggen: de boeren weten dat heel goed. Wij kunnen dat nu niet meenemen bij de PAS-melders. We hebben het niet in beeld; dat is duidelijk. Het enige wat zou kunnen, is dat we een onderzoek gaan starten om te kijken of het überhaupt in kaart te brengen is en of het dan meegenomen kan worden. Dat zou een toezegging zijn van mijn kant, maar verder kan ik op dit moment echt niet gaan.
De voorzitter:
Omdat dat een suggestie is, geef ik de heer Van Campen nog één keer het woord.
De heer Van Campen (VVD):
Volgens mij begint ieder voorstel vanuit het kabinet met een onderzoek, dus volgens mij komen we ergens. Laten we het dan op deze wijze interpreteren. Ik zou de minister toch echt wel willen vragen om hier heel constructief naar te kijken, om met de erfbetreders, met partijen die betrokken zijn bij boerenbedrijven, bij de mestboekhouding, te kijken of die puzzel in cijfers te leggen is, zodat we deze 3.500 ondernemers eindelijk van hun verdiende vergunning kunnen voorzien.
De voorzitter:
Heel even in alle scherpte, ook voor de verslaglegging en de mensen die er niet bij zijn, met het oog op de stemming: met deze interpretatie zou u ermee kunnen leven. Dan check ik wel even of de motie dan ook oordeel Kamer krijgt, met deze toelichting.
Adema:
Als ik haar zo mag interpreteren dat wij een onderzoek gaan starten naar de ruimte die de derogatie kan opleveren voor de PAS-melders, zonder daarmee de toezegging te doen dat we dat daadwerkelijk gaan inzetten — want er zitten nog veel meer aspecten aan vast — dan is het oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan noteren we dat. We zijn bij de motie op stuk nr. 468.
Adema:
De motie op stuk nr. 468 is ook weer van de VVD. Die vraagt om een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren van het verlies van derogatie, waarbij u graag de economische én ecologische effecten in kaart gebracht wilt hebben. Er is door mijn voorganger via een CDM-advies al eerder in kaart gebracht wat de gevolgen van het verlies van derogatie zijn voor de sector. Maar nu die is vastgesteld, met alle effecten erbij en nog extra aanvullende voorwaarden, is dit misschien wel het moment om de CDM te vragen om nogmaals dit onderzoek te gaan uitvoeren en beide aspecten daarin mee te nemen. Wat mij betreft krijgt deze motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Misschien ook even met het oog op de tijd: als het oordeel Kamer is en er geen wijzigingen in de motie zijn, kunnen we er misschien iets sneller doorheen.
Adema:
Ik zal het proberen, mevrouw de voorzitter.
Dan de motie van de heer Boswijk op stuk nr. 469. U vraagt om een analyse van de impact op de akkerbouw en de daarmee gepaard gaande voedselproductie. Dat sluit heel mooi aan bij het onderzoek waar meneer Van Campen naar vraagt. Ik stel dus voor om uw motie ook te betrekken bij dat onderzoek. Wat mij betreft is het oordeel Kamer.
Dan opnieuw een motie van de heer Boswijk, op stuk nr. 470. Die is ook oordeel Kamer. Even kijken of ik daar nog iets over moet zeggen. O ja. Dan lees ik de motie wel zodanig dat ik met provincies in gesprek ga over het inzetten op een alternatieve wijze van financiering van slootranden en deze voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer onder langjarige contracten te laten vallen.
De voorzitter:
De heer Boswijk knikt. Daarmee krijgt die oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 471.
Adema:
De motie op stuk nr. 471 van de heer Bisschop gaat over de aanpassing van de derogatiebeschikking. Ik heb daar net al iets over gezegd. Hoe graag ik het zelf misschien ook zou willen, het gaat gewoon niet. We kunnen dit niet doen. Het is in dit geval dus helaas: ontraden.
De motie op stuk nr. 472 van de heer Bisschop gaat over het aanwijzen van de stroken na drie meter. Omwille van dezelfde reden moet ik die motie ook ontraden. Dat is de reden dat de beschikking niet kan worden aangepast.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 473 over het uitstel van maatregelen van de heren Grinwis, Boswijk en Van Campen. Ik begrijp heel goed dat u dit vraagt. Ik heb begrip voor de sector, die inmiddels met het oogst- en het zaaiplan van start is gegaan. Dat begint al in de herfst. Dat realiseer ik me dus heel goed. Alleen, we zitten wel met 1 januari 2023, waarop de beschikking ingaat. Ik kan hier nu dus helaas geen toezegging over doen. Dat betekent dat ik deze motie moet ontraden.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 474 over de tegemoetkomingsregeling derogatie. De derogatieregeling die er komt, de compensatieregeling, is echt voor de boeren die op dit moment met die derogatie te maken hebben. Daar willen we haar ook echt voor inzetten, omdat zij nu worden getroffen in hun bedrijfseconomisch model. We blijven het dus beperken tot de derogatieboer. Daarom ontraad ik de motie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Maar dat is toch eigenlijk niet de koplopers, maar de hekkensluiters belonen? Hoe kijkt de minister daarnaar?
Adema:
Deze boeren worden getroffen door een Europese beschikking. Dat raakt hen diep in hun bedrijfsvoering. Het is zeer onredelijk om dan van hen te eisen dat ze direct zo'n enorm verlies op de bedrijfsvoering zullen moeten accepteren. Zij moeten de ruimte krijgen om een overgangsperiode op te vullen. Dat gun ik de boeren ook. Dat betekent dat we deze transitietegemoetkomingsregeling alleen voor die boeren willen doen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Tot slot. Ik zou de boeren die nu de derogatie verliezen willen aanmoedigen om ook in gesprek te gaan met de boeren die de derogatie nooit gehad hebben.
De voorzitter:
Daar hoorde ik geen vraag in. Dan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Een ander aspect van deze motie is dat de vergoeding die zij krijgen wordt ingezet om dat bedrijf niet zomaar te compenseren, maar toekomstbestendig te maken. Is de minister wel van plan om de derogatiegelden op die manier in te zetten en daar voorwaarden aan te verbinden?
Adema:
Op dit moment is deze echt bedoeld om de bedrijfseconomische verliezen te compenseren. Ik ga daar in die zin, zoals u dat voorstelt, dus geen extra voorwaarden aan verbinden.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Thijssen.
De heer Thijssen (PvdA):
Dan houden we het verkeerde systeem in stand. Ik kijk dus erg uit naar uw perspectiefbrief.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder naar de volgende motie.
Adema:
Dan de motie op stuk nr. 475 van de heer De Groot over het monitoren van het grasland. Op zich wil ik daarin meegaan, maar ik zou die monitoring wel graag willen doen op basis van de eigen instrumenten, via de RVO bijvoorbeeld. U vraagt ook om het te doen op bedrijfsniveau. Natuurlijk zullen we die monitoring kunnen doen op bedrijfsniveau. De rapportage zou natuurlijk niet plaatsvinden op bedrijfsniveau vanwege privacyaspecten. We zullen dus op een hoger abstractieniveau aan u rapporteren hierover. Wat dat betreft krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer. Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Mestbeleid.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors voor een kort moment. Dan bedoel ik echt twee minuten, zodat iedereen de nieuwe papieren kan pakken. Ik zie namelijk dat alle woordvoerders er al zitten. Dan kunnen we daar voortvarend mee starten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-9-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.