4 Landbouw- en Visserijraad 20 maart 2023 (resterende vragen)

Landbouw- en Visserijraad 20 maart 2023 (resterende vragen)

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 20 maart 2023 (resterende vragen) (21501-32, nr. 1518).

De voorzitter:

We gaan door met het tweede tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad met als eerste spreker mevrouw Vestering, die spreekt namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Voorzitter. Deze week verscheen een alarmerend rapport van de Europese Rekenkamer over diertransporten. Economische prikkels zetten aan tot het niet naleven van de dierenwelzijnsregels, de dierenwelzijnsregels die er zijn worden vaak niet gehandhaafd en transporteurs omzeilen sancties. De Europese Rekenkamer adviseert daarom om minder diertransporten te doen, om die van kortere duur te laten zijn en om die onder betere omstandigheden te laten plaatsvinden. Wat gaat de minister met deze aanbevelingen doen?

Voorzitter. Laten we zo snel mogelijk stoppen met diertransporten op hete dagen. De Kamer heeft vorig jaar een motie aangenomen om uiterlijk dit voorjaar de maximale temperatuur voor diertransporten te verlagen. Graag horen we hoe het met de uitvoering van deze motie staat. Dat moet dus dit voorjaar in Nederland zijn geregeld, maar het is ook belangrijk dat dit wordt vastgelegd in de Europese transportverordening. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Vughtgroep, waaronder Nederland, heeft gepleit voor EFSA-onderzoeken naar maximumtemperaturen voor diertransporten;

constaterende dat deze onderzoeken inmiddels zijn uitgevoerd en de uitkomsten zijn gepubliceerd;

constaterende dat de Kamer de regering heeft verzocht om uiterlijk dit voorjaar over te gaan tot het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten, in lijn met de uitkomsten van de EFSA-onderzoeken (motie-Vestering, 36200-XIV, nr. 63);

verzoekt de regering daarnaast ook in Europa actief te pleiten voor het overnemen van de uitkomsten van de EFSA-onderzoeken over de maximale temperatuur voor diertransporten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 1526 (21501-32).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Tot slot nog een laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat minister stelt dat voor de bescherming van de aal vooral van belang is, dat de dieren aan het einde van hun levenscyclus kunnen uittrekken naar zee;

constaterende dat het bestaande gemaal bij IJmuiden bovenaan de landelijke lijst met belangrijkste knelpunten voor paling staat;

constaterende dat de aanpak van dergelijke knelpunten de wens van de Tweede Kamer is, en tevens een van de afspraken uit het Nederlandse Aalbeheerplan;

constaterende dat een van de zes pompen van het gemaal dit jaar vervangen wordt door een identieke pomp, die nog steeds palingen zal tegenhouden en vermalen;

constaterende dat de overheid hiermee geen uitvoering geeft aan de wens van de Tweede Kamer en aan het eigen beleid;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de nieuw gekochte gemaalpomp alsnog visvriendelijk wordt gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vestering en Wassenberg.

Zij krijgt nr. 1527 (21501-32).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vestering. Dan is het woord aan mevrouw Bromet. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar een vraag en een verzoek. Het is een misschien meer een hartenkreet, en wel voor onze nationale vogel de grutto. We zijn het er hier in de Kamer allemaal over eens dat we meer moeten doen om de grutto, en ook alle andere vogels die daarvan profiteren, te helpen. We zijn het er ook over eens wat daarvoor moet gebeuren: het extensiveren van de melkveehouderij met ruiger kruidenrijk grasland, hogere waterpeilen et cetera. Heel veel boeren willen dat ook en heel veel provincies willen stappen zetten, maar het lukt telkens niet, omdat de regeling die het kabinet heeft opengesteld voor de grutto, via het GLB, het Europees landbouwbeleid loopt, met Europees geld. En dat geldt altijd maar voor zes jaar, terwijl we van boeren verwachten dat ze hun bedrijfsvoering permanent omgooien. De minister kan terug naar Brussel om daar af te spreken dat dit potje langjarig wordt. Die optie heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar we kunnen hier ook afspreken dat we vanmiddag een debat gaan voeren over 24,3 miljard euro voor een natuurinclusieve landbouw en dat we de boeren, de provincies, onszelf en de grutto beloven dat boeren die nu meedoen ook over zes jaar op dezelfde ondersteuning kunnen rekenen. We kunnen afspreken dat de minister dit hoe dan ook nog voor 1 juli in Brussel gaat regelen en met de provincies tot overeenstemming komt. Graag een reactie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer De Groot. Hij spreekt namens de fractie van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Ik ga door op het schriftelijk overleg. De minister schrijft dat de Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen beoogt dat elke lidstaat een bevoegde autoriteit aanwijst die toeziet op de digitale registratie van gewasbeschermingsmiddelen en -maatregelen. Maar we hebben in het coalitieakkoord ook een afspraak over het scheiden van verkoop en advies. De minister heeft dat ingevuld door die onafhankelijke registratie en benchmark, eigenlijk net zoals bij het succesnummer van de antibioticareductie. Alleen, dat gaat op nogal vrijwillige basis. Dat betekent dat niet iedereen kan meedoen en dat niet iedereen meedoet. Deze motie is dus eigenlijk toch weer een oproep — ik deed eerder samen met de heer Boswijk een oproep — om dit toch echt te gaan invoeren, vooruitlopend op de Europese vereisten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het registreren en delen van data over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen essentieel is voor benchmarking;

overwegende dat de registratie van het gewasbeschermingsmiddelengebruik een zodanige vorm heeft dat het met vrijwillige benchmarking een onvoldoende basis is voor het monitoren van schadelijke milieueffecten;

overwegende dat er vanuit de sector belang is bij onafhankelijkheid en integriteit bij het registreren en delen van data;

overwegende dat de motie-De Groot/Boswijk (35925-XIV, nr. 135) de regering verzoekt samen met de sector tot onafhankelijke registratie te komen waaruit een benchmark ontwikkeld kan worden voor individuele telers en adviseurs;

constaterende dat het ministerie nog onvoldoende expliciet is over het wel of niet verplichtende karakter van de te ontwikkelen benchmarksystematiek en dat daarmee het risico ontstaat van een ongelijk speelveld in Nederland;

verzoekt de regering om zich in te zetten voor onafhankelijke registratie, het verplicht beschikbaar stellen van gegevens en benchmarking bij gewasbeschermingsmiddelengebruik, middels het instellen van een onafhankelijke autoriteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 1528 (21501-32).

Dank u wel, meneer De Groot. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas, die spreekt namens de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb ook één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in de startnotitie aangeeft dat voor visserij het behoud en het bereiken van een gelijk speelveld altijd in ogenschouw genomen moet worden;

constaterende dat de minister naar een robuuste visserijsector in Nederland toe wil werken;

overwegende dat dit alleen kan als Nederland zijn vissers gelijkwaardig aan andere landen en lidstaten compenseert;

overwegende dat uit het rapport van de OECD over duurzaam beheer van visstanden en de steun die verschillende landen geven aan hun visserij blijkt dat de steun van Nederland ten opzichte van andere landen aan de visserij zeer laag is;

verzoekt de regering in beeld te brengen om welke steun dit concreet gaat en welke mogelijkheden daaruit blijken om de Nederlandse visserij in de toekomst gelijkwaardig aan andere landen te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1529 (21501-32).

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Hoeveel tijd denkt de minister nodig te hebben? Ik schors de vergadering voor vijf à zes minuten. We wachten de beantwoording en de appreciatie af.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 10.49 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 20 maart. Ik geef het woord aan de heer Adema voor de beantwoording van een enkele vraag en de appreciatie van een enkele motie. Aan u het woord, meneer de minister.

Adema:

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik heb een paar vragen gekregen. Die ga ik eerst beantwoorden. Daarna zal ik een appreciatie geven van een viertal moties.

Allereerst de vraag van mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren. Hoe staat het met de uitvoering van de motie inzake de maximale temperatuur dierentransporten? Daar werk ik aan. Wij zijn ook bezig met te bekijken wat de impact voor de sector is en hoe wij die kunnen beperken. Mijn doelstelling is om u voor de zomer over de voortgang hiervan te rapporteren.

De voorzitter:

Dat lokt een interruptie uit van mevrouw Vestering, zie ik.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Het is een soort mantra van de minister om steeds weer te zeggen: ik ga in overleg met de sector, ik ben aan het kijken met de sector en we kijken hoe het zo weinig mogelijk effecten kan hebben op de sector. Maar de Kamer heeft deze motie aangenomen om te voorkomen dat dieren straks opnieuw in propvolle veetransportwagens zitten opgesloten, terwijl het bloedheet is buiten. Dat hebben wij aan de minister gevraagd. We hebben de minister gevraagd om het dit voorjaar te regelen en niet voor de zomer. Gaat de minister deze motie uitvoeren of niet?

Adema:

Ik ben bezig met de uitvoering van de motie, waarbij ik natuurlijk ook met de sector in gesprek ga om te kijken wat de impact is en hoe we die voor de sector kunnen beperken. Want het heeft een grote impact. De inzet van de motie is helder en daar zet ik mij ook voor in.

Dan de vraag van mevrouw Bromet over onze nationale weidevogel, de grutto. Ik kom uit Friesland. Wij hebben daar heel veel gedaan om ervoor te zorgen dat de grutto ook versterkt wordt. Het is een mooie vogel. Een trotse vogel. Het is zeer belangrijk dat wij die ondersteunen. De berichtgeving in het artikel in Trouw, het interview met Winsemius, klopt niet helemaal. LNV heeft in de begroting voor 2023 3 miljoen gereserveerd voor een voortvarende start van de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto. Het Aanvalsplan Grutto maakt onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB van 2023 tot 2027. Met de provincies is afgesproken om voor de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto 69,5 miljoen beschikbaar te stellen. Hiervoor wordt 52,5 miljoen uit de overhevelingsmiddelen toegevoegd aan het budget van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. De resterende 17 miljoen vereist nationale cofinanciering. LNV financiert 50% van de maximale bijdrage van 8,7 miljoen. Met deze middelen vanuit het GLB kan het beheer in 18 tot 24 van de gebieden van het Aanvalsplan Grutto worden gefinancierd. De beschikbare middelen voor 23 zijn volledig aangevraagd. Voor de totale uitvoering van het Aanvalsplan Grutto in 34 kerngebieden is meer geld nodig. Provincies is gevraagd om dit mee te nemen in de provinciale gebiedsplannen landelijk gebied. Zij zijn daar ook mee aan de slag. Zolang de integrale besluitvorming over de besteding van het transitiefonds nog niet is afgerond en er geen 100% zekerheid is dat een volgende GLB-financiering van het ANLb gecontinueerd wordt, zijn provincies terughoudend in het aanbieden van langjarige contracten. Indien de provincies de aanvraag voor uitbreiding van het beheer en voor langjarige dekking opnemen in een pplg, een provinciaal plan, kan het Rijk op basis van een toets aan de NPLG-doelen besluiten om dit te honoreren. Om het agrarisch natuurbeheer verder uit te breiden, ook na 2035, voorbij de looptijd van het transitiefonds, worden de mogelijkheden hiervoor, zoals GLB-middelen, financiering via de keten enzovoort momenteel verkend. Dat is een heel verhaal, voorzitter, maar dan hebben we het allemaal op een rijtje.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Een heel verhaal. Ik wou eerst vragen: dus er is niks aan de hand en het berust op een groot misverstand? Want de initiatiefnemers van het reddingsplan grutto zijn zeer ontevreden. Ik vond vanaf het begin al de keuze voor tijdelijke financiering van een structureel probleem heel bijzonder. De minister zegt nu: nou ja, dan gaan we kijken of we het uit het transitiefonds kunnen halen. Mijn vraag was eigenlijk: waarom gaat de minister niet naar Brussel om te zorgen voor langjarige financiering, als het uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet komen? Want die mogelijkheid is er.

Adema:

We doen het op deze manier, eerst via het transitiefonds. We gaan kijken hoe we dat structureel langjarig kunnen financieren. Dat geldt voor alle ANLb. We hebben het ook in het landbouwakkoord over langdurige contracten ANLb. Dat past er heel goed bij. Dat wordt nog onderzocht.

De voorzitter:

Afsluitend op dit punt, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het gaat GroenLinks veel en veel te langzaam. Dit aanvalsplan is een hartstikke mooi initiatief van onderop, waaraan boeren willen meewerken en waar alleen geld voor beschikbaar moet komen. Ik zou tegen de minister zeggen: regel het en regel het snel, want de grutto zit nu alweer te broeden.

Adema:

Dank u wel.

Dan ga ik naar de moties toe, meneer de voorzitter. Als eerste de motie op stuk nr. 1526 over de maximale temperatuur voor diertransporten. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven, willen wij naar maximaal 30 graden, als eerste stap op weg naar een verdere verlaging van de temperatuur. De impact van die verlaging is echt heel groot en er moet goed gekeken worden hoe we daar invulling aan kunnen geven. Daarom moet ik de motie met het verzoek om het zonder meer zo over te nemen, ontraden, terwijl het werken aan lagere diertransporttemperaturen voor mij nog steeds wel een doelstelling is.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1526 wordt ontraden. Een interruptie van mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Eén graad lager is natuurlijk ook al verlagen van de temperatuur, maar dat is niet wat we hebben afgesproken en dat is ook niet waar Nederland zelf voor heeft gepleit. Aan de ene kant pleit Nederland voor een onderzoek om te kijken welke temperaturen het maximale zijn wat je kunt vragen van dieren in zo'n veetransport. Dan komt er zo'n onderzoek met die uitkomst en dan zegt de minister: daar doe ik nu even niets mee. Ik begrijp dat niet. Misschien kan de minister mij dat uitleggen.

Adema:

Dan heb ik mij niet goed uitgedrukt. Ik heb gezegd dat ik er wél wat mee doe, maar dat ik aan het kijken ben wat de impact is voor de sector. De impact van deze temperatuur, bijvoorbeeld 22 graden, is buitengewoon groot. We moeten kijken hoe de sector dat op een goede manier kan opvangen. De inzet blijft er, maar we moeten de effecten voor de sector wel meenemen. Die moeten we echt wegen, want die impact is buitengewoon groot.

De voorzitter:

Afsluitend op dit punt.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De minister zei vorige week nog in de Tweede Kamer dat dierenwelzijnsbelangen altijd bovenaan staan en dat economische belangen op de tweede plek staan. Ik wil de minister toch echt vragen om uitvoering te geven aan de motie die de Tweede Kamer heeft aangenomen. Een: stel in ieder geval die 30 graden als maximum voor dit voorjaar. En twee: voer het eigen onderzoek uit waar de minister om heeft gevraagd, stel dat in en regel dat verder met de sector. Het gaat nu om de belangen van de dieren en wat de dieren aankunnen als je die met z'n allen in zo'n veetransportwagen propt terwijl het bloedheet is buiten.

Adema:

Zoals ik heb aangegeven, willen we de impact van de uitkomsten van het EFSA-onderzoek op de sector in kaart brengen. Overigens doen we dat ook op Europees niveau in de Europese Commissie. Daarbij lopen we samen met de Commissie op om te komen tot een goede impactanalyse om te zien wat het effect is. Het effect zal buitengewoon groot zijn. We hebben de verantwoordelijkheid om te kijken hoe we die impact kunnen beperken, zodat de temperaturen niet die grote impact hebben voor de sector.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1526 blijft ontraden.

Adema:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 1527 van mevrouw Vestering over de aal. Ik snap die zorgen. Ik heb die ook meegekregen. Dit is echter de bevoegdheid van IenW. We hebben op dit moment nog geen appreciatie kunnen krijgen van IenW. Ik stel voor dat we deze motie doorgeleiden naar mijn collega van IenW en dat er een appreciatie komt waar u dan kennis van kunt nemen.

De voorzitter:

Ik kijk even. Is de motie dan aangehouden?

Adema:

Bij voorkeur wel.

De voorzitter:

Dan is de motie op stuk nr. 1527 tijdelijk aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Vestering stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1527) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Adema:

Dan de motie van mevrouw Van der Plas op stuk nr. 1529. Die verzoekt de regering om in beeld te brengen welke steun naar de sector gaat, ook in vergelijking met andere landen. Wij bieden heel veel steun aan de sector. Zoals u weet, stellen wij daar middelen voor beschikbaar, bijvoorbeeld de overbruggingsregeling en de saneringsregeling. Wij kijken ook naar innovatieregelingen. Daarmee wil ik de transitie van de visserij van harte ondersteunen. We werken aan een visie over visserij en voedselvoorziening. Daar gaat het ook over een robuuste, duurzame visserij voor de toekomst. Het gaat me nu wat ver om die regelingen allemaal naast elkaar te zetten. U kent de regelingen. Die zijn bekend. Dus vanuit dat perspectief is mijn appreciatie: ontraden.

De voorzitter:

Ontraden. Was er een reden dat u motie 3, de motie op stuk nr. 1528, heeft overgeslagen? Nee? Zou u die dan misschien nog willen doen? Dat is de motie van de heer De Groot.

Adema:

Sorry, meneer de voorzitter. Hier staat een 3. Ik las de 3 als een 5. Hij komt eraan.

De voorzitter:

Maakt niets uit. Hij komt eraan. Eerst een interruptie van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mijn motie gaat er juist over dat uit het rapport van de OECD blijkt dat de steun die Nederland geeft zeer laag is. Ik wil graag dat in beeld wordt gebracht om welke zeer lage steun dit concreet gaat, om te kijken hoe we dat in de toekomst op een manier kunnen doen waardoor de Nederlandse visserij in de toekomst gelijkwaardig wordt gecompenseerd. Het is niet zo dat ik vraag om alle regelingen op een rijtje te zetten. Maar waar zitten wij eigenlijk fout — zo noem ik het maar even — in die zin dat wij de vissers niet voldoende compenseren? Althans niet zoals andere landen dat ook doen. Dan kijken we hoe we dat in de toekomst beter kunnen doen. Iedereen roept hier altijd "een gelijk speelveld", maar voor de vissers is het dat totaal niet.

Adema:

Wij doen het anders dan andere landen. Elk land heeft zijn eigen regelingen en zijn eigen compensatie. Wij zijn juist in de visie over voedsel uit zee bezig om met de visserijsector zelf te kijken hoe we in de toekomst in Nederland een duurzame visserijsector kunnen houden en wat daarvoor nodig is. Mevrouw Van der Plas wil het gebruiken om te kijken wat er in de toekomst nodig is voor de visserij. Dat doen we juist in die visie. Die komt eraan. Te zijner tijd zal deze natuurlijk ook in de Tweede Kamer worden behandeld. Daar zullen ook regelingen in zitten om de visserij verder te ondersteunen. Ik stelde voor om die discussie ook te betrekken bij de visie van deze minister die naar de Kamer komt.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Van der Plas. Afsluitend op dit punt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

In Nederland is de steun aan de vissers zeer laag. Ik verzoek nogmaals om in de visie mee te nemen hoe we dat in de toekomst beter kunnen doen.

Adema:

Het gaat niet om ondersteunen sec. Het gaat erom dat we zorgen dat er toekomstperspectief is voor de visserij. Dat gesprek voeren we met de visserij. De visserij is heel nadrukkelijk betrokken bij de visie. Dat doen we samen met de visserij, zoals we dat ook doen bij de landbouw. We nemen dat mee in de nieuwe visie op de visserij, de voedselvoorziening uit zee. Daar komen we tot afspraken over een duurzame visserij. Dat moet voldoende zijn om de visserij ook naar de toekomst toe te borgen en verder te helpen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1529 blijft dan ontraden. Dan blijft de appreciatie van de motie op stuk nr. 1528 over.

Adema:

De onafhankelijke registratie. Ik noem even een paar dingen. Op dit moment wordt door verschillende ondernemers in de sector al gemonitord. Er wordt ook al data aangeleverd. Er wordt ook data verzameld. Meneer De Groot heeft gelijk dat er een onafhankelijke registratie, eigenlijk een onafhankelijke benchmark, dient te komen om te kijken hoe de onderverdeelde ondernemers het doen. Wij gaan dat ook doen. Wij willen het systeem laten aansluiten bij de huidige monitoringspraktijk in de sector. Wij willen dat doen door het weg te zetten bij een gecertificeerde organisatie die dat doet op basis van neutraliteit en zonder winstoogmerk. Wij gaan die monitor ook verplichten. Dus wat dat betreft is het niet precies de autoriteit die u beschrijft, maar materieel komt het eigenlijk op hetzelfde neer. Mits met deze interpretatie is de motie oordeel Kamer.

Voorzitter. Dat waren ze wat mij betreft.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat waren ze zeker. De motie op stuk nr. 1528 krijgt oordeel Kamer. Dan komen we aan het einde van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden plaats op dinsdag 9 mei. Dat geldt ook voor de moties van het vorige debat. Die worden 9 mei besproken.

Naar boven