26 Passend onderwijs

Passend onderwijs

Aan de orde is het tweeminutendebat Passend onderwijs (CD d.d. 05/04).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Passend onderwijs, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 5 april. Ik heet uiteraard de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de heer Wiersma, van harte welkom, evenals de leden. Ik zie dat het vervroegen van het debat met een kwartier het enthousiasme vergroot heeft, want er zijn drie sprekers aan de sprekerslijst toegevoegd, dus dan hebben we dat kwartier meteen ook weer mooi opgevuld. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit vanuit huis bekijken van harte welkom. Gelet op de sprekerslijst stel ik voor dat we voortvarend beginnen. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Beertema, namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een mooi debat gehad over het passend onderwijs. Daar gaat nog steeds niet alles goed. Daarom doet de PVV twee voorstellen om dat te verbeteren.

Voorzitter. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat passend onderwijs op een aantal punten niet geleverd heeft wat beoogd was;

verzoekt de regering om binnen de samenwerkingsverbanden expertise, bezwaarprocedures, doorzettingsmacht en een ombudsfunctie onder te brengen en ze te laten aansturen door een onafhankelijk, autonoom bestuur dat niet wordt gerekruteerd uit de bestuurslagen van de aangesloten scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema.

Zij krijgt nr. 452 (31497).

De heer Beertema (PVV):

En de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat passend onderwijs nog steeds niet de beoogde doelen weet te realiseren, omdat die kennelijk te ambitieus waren;

constaterende dat het lerarentekort nog bij lange na niet is opgelost en dat leraren ook nog steeds niet de competenties hebben die noodzakelijk zijn om leerlingen met en zonder extra onderwijsondersteuningsvraag samen naar school te laten gaan;

overwegende dat plannen om het onderwijs nóg inclusiever te maken, door leerlingen met een nog grotere ondersteuningsbehoefte dan tot nu toe gebruikelijk te willen integreren in het reguliere onderwijs, onrealistisch zijn, zelfs gedoemd zijn te mislukken, met alle voor de betrokken leerlingen dramatische gevolgen van dien;

verzoekt de regering om verdere experimenten met nog inclusiever onderwijs voorlopig te staken, totdat de basis van passend onderwijs op orde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema.

Zij krijgt nr. 453 (31497).

Dank u wel. De heer Van Meenen heeft daarover een verduidelijkingsvraag.

De heer Van Meenen (D66):

Die gaat over de eerste motie. Ik begrijp heel goed wat de heer Beertema wil: hij wil af van de directe relatie tussen de besturen en de samenwerkingsverbanden. Maar ziet hij dan een onafhankelijk bestuur voor alle samenwerkingsverbanden in Nederland voor zich? Of moet er in zijn ogen per samenwerkingsverband een onafhankelijk bestuur zijn? Kan de heer Beertema een indicatie geven van wie daar dan in zouden moeten zitten? Dat vraag ik voor een vriend.

De heer Beertema (PVV):

Dat zou net als de samenwerkingsverbanden regionaal georganiseerd moeten kunnen worden, denk ik. De mensen die dat gaan bemensen, moeten wel te vinden zijn, maar dan buiten de gebruikelijke kringen van onderwijsbestuurders, wat we nu te veel zien.

Was dat het? Oké.

De voorzitter:

Dank u wel. Ook dank voor uw inbreng namens de PVV, meneer Beertema. De volgende spreekster van de Kamer is mevrouw Westerveld, namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We hebben inderdaad een goed debat gehad, hoewel nog lang niet alle doelen van passend onderwijs gehaald zijn. Anders dan de heer Beertema geloof ik wel in dat inclusieve onderwijs. Ik geloof wel dat het goed is dat we toewerken naar een situatie waarin kinderen met en zonder handicap zo veel mogelijk samen naar school gaan. Maar als je dit soort grote doelen hebt, moet je natuurlijk wel zorgen dat daar budget voor is. Als we kijken naar de plannen van de minister, ontbreekt het daaraan. Daarover gaat mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de ambitie heeft voor inclusief onderwijs in 2035;

constaterende dat het hier om een grote transitie gaat die niet vrijblijvend is maar voortkomt uit het ook door Nederland ondertekende VN-verdrag Handicap en het Verdrag inzake de rechten van het kind;

constaterende dat er, ondanks de forse ambities, geen aanvullende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de werkagenda inclusief onderwijs;

verzoekt de regering om bij de verdere uitwerking en concretisering van de werkagenda gedetailleerd te beschrijven hoeveel elke actielijn en maatregel gaat kosten;

verzoekt de regering om net als bij andere grote transities, zoals bijvoorbeeld de energietransitie, een geoormerkt transitiefonds op te stellen dat de uitvoering van de werkagenda inclusief onderwijs en de ambitie van 2035 mogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en De Hoop.

Zij krijgt nr. 454 (31497).

Voor u uw betoog vervolgt, heeft de heer Beertema van de PVV een vraag over deze motie.

De heer Beertema (PVV):

Niet zozeer over de motie, maar wel over de inleiding. Daarin wordt een beetje gesuggereerd dat de PVV zich zou verzetten tegen inclusief onderwijs. Dat is per se niet zo. Dat heeft mevrouw Westerveld van GroenLinks heus wel gehoord. Ik vind die suggestie dus een beetje vreemd. Mijn punt is dat die ambities veel te groot zijn in een tijd van een enorm lerarentekort, van uit nood geboren vierdaagse schoolweken — dat zijn verschrikkelijke maatregelen — en van duizenden thuiszitters. Het is dan onverantwoord om het onderwijs nog inclusiever te maken met allerlei experimenten. Dat vindt de PVV. Daarom willen we daarvoor een tijdelijke stop.

De voorzitter:

Dat punt heeft u al gemaakt. Het is goed dat u dit even toelichtte, maar ...

De heer Beertema (PVV):

GroenLinks had dat kennelijk niet begrepen, want er wordt toch gesuggereerd dat de PVV tegen inclusief onderwijs zou zijn. Dat is complete onzin.

De voorzitter:

Volgens mij heeft u dat punt nu gevoeglijk gemaakt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, het was niet mijn bedoeling om het debat hier opnieuw te openen. Maar als je vindt dat de ambitie voor inclusief onderwijs te groot is en nu niet gehaald kan worden, kun je twee dingen doen: je stopt met die ambitie of je zorgt dat je die ambitie gaat halen. Wat mij betreft gaan we dat tweede doen. Het was niet de bedoeling om de heer Beertema weg te zetten als iemand die bijvoorbeeld iets tegen kinderen met een handicap heeft.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is samenwerkingsverbanden met een te hoge bovenmatige reserve te korten;

constaterende dat de minister nog bekijkt hoe hij de vrijgekomen financiële middelen gaat inzetten voor passend onderwijs;

spreekt uit dat dit geld voor passend onderwijs aan kinderen is bedoeld en niet terug mag vloeien naar Financiën;

verzoekt de regering om bij de afweging over de inzet van deze extra middelen naast hoogbegaafdheid ook initiatieven voor thuiszitters en voorzieningen voor kinderen met een of meerdere beperkingen te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, De Hoop en Kwint.

Zij krijgt nr. 455 (31497).

Dank u wel, mevrouw Westerveld, voor uw inbreng namens GroenLinks. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Kwint, SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Een van de voornaamste redenen waarom leraren afhaken, heeft te maken met passend onderwijs. Het gebeurt niet omdat leraren niet ook leerlingen met een extra zorgvraag graag het beste onderwijs willen geven. Nee, het gebeurt omdat zij het er vaak niet bij kunnen hebben, omdat klassen te vol zijn en ze doodmoe worden van de bureaucratie die met passend onderwijs gepaard gaat. Het duurt soms maanden voordat een docent eindelijk ondersteuning in de klas heeft, terwijl een beetje docent snel genoeg doorheeft of er iets extra's nodig is of niet. Dat moet dus beter, zowel voor de leerlingen als voor de docenten. We kunnen ons niet nog meer thuiszitters veroorloven. We kunnen het ons ook niet veroorloven dat nog meer docenten gefrustreerd afhaken.

Ik heb eerder weleens gezegd: ken ondersteuning direct toe. Dat ging de Kamer te ver. Ik dacht toen: je kunt natuurlijk ook gewoon eens bekijken hoe het in een paar samenwerkingsverbanden gaat als we het proberen. Wie weet leren we nog wat. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat extra ondersteuning voor leerlingen maanden kan duren wegens ingewikkelde procedures, observaties en aanvragen;

van mening dat docenten en schoolleiders de professionals zijn die beter dan wie dan ook kunnen beoordelen welke ondersteuning voor een leerling nodig is;

verzoekt de regering in samenwerking met samenwerkingsverbanden te onderzoeken hoe ondersteuningsaanvragen sneller kunnen worden toegekend en in een of meerdere samenwerkingsverbanden een proef te starten met directe toekenning van ondersteuning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld.

Zij krijgt nr. 456 (31497).

De heer Kwint (SP):

Dat was 'm.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint, voor uw inbreng. Dan is het woord nu aan mevrouw Paul van de VVD.

Mevrouw Paul (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me graag aan bij de collega's die zeiden dat we vorige week een goed debat hadden. Dat was het namelijk ook. We waren het er met z'n allen over eens dat ieder kind recht heeft op passend onderwijs om daarmee het beste uit zichzelf te kunnen halen. We constateerden ook dat er helaas nog veel werk aan de winkel is.

Ik heb geen moties, maar wel twee punten waarover ik, ondanks de toezeggingen van de minister, toch nog steeds zorgen heb, ook na contact met mensen uit het onderwijsveld na het debat. Het eerste punt gaat over de Veilig-Thuismeldingen die door sommige scholen worden misbruikt om een geschil met ouders "op te lossen" wanneer het gaat om passend onderwijs. Ik zou toch iets specifieker van de minister willen weten welke stappen hij gaat nemen en wanneer hij daarop terugkomt bij ons als Kamer.

Het tweede punt gaat over voltijdhoogbegaafdenonderwijs. Ook daarover heeft de minister het een en ander gezegd. Maar de zorg dat het geld dat bedoeld is voor kinderen die niet anders dan met voltijdhoogbegaafdheidsonderwijs kunnen gedijen, toch nog steeds terechtkomt op plekken waar zij niet bij kunnen, om het maar zo te zeggen, leeft toch nog steeds heel breed. Ik zou dus van de minister willen weten welke stappen hij ook op dat punt gaat zetten, zodat die kinderen niet curatief worden geholpen met hb-onderwijs — dat gebeurt vaak — maar ze gewoon van meet af aan terechtkunnen bij die onderwijsvorm, omdat ze daar hun verdere onderwijsloopbaan gezond en gelukkig kunnen vervolgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Paul. Dan is het woord nu aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u zeer. De ondersteuning van leerlingen die extra ondersteunings- of zorgbehoeften hebben, is inderdaad een aangelegen onderwerp. Het is goed om daarover regelmatig van gedachten te wisselen. Het is pijnlijk om te zien dat de uitgevoerde en toegepaste maatregelen niet het beoogde effect hebben. Tegelijkertijd zie je dat er bij de samenwerkingsverbanden over het algemeen een enorme drive is om daar wel in te voorzien. Af en toe zijn er inderdaad administratieve hobbels, maar het kost tijd.

Voorzitter. We hebben het gehad over de bovenmatige reserves. Daarvoor is onzes oordeels een zorgvuldiger beleid nodig dan op dit moment beoogd wordt. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het actieplan voor afbouw van de bovenmatige reserves van samenwerkingsverbanden een looptijd heeft tot het einde van dit jaar en dat er sprake is van extra investeringen in verband met grote opgaven als het wegwerken van corona-achterstanden;

constaterende dat de definitieve gegevens over 2022 nog niet bekend zijn, dat de gegevenslevering door DUO onzekerheden met zich meebrengt en dat de monitor van eind 2022 bovendien laat zien dat er sprake is van een aanhoudende, substantiële daling van de reserves, ook als de extra investeringen worden meegerekend;

verzoekt de regering het actieplan voor de afbouw van bovenmatige reserves te verlengen met twee jaar teneinde alle samenwerkingsverbanden de gelegenheid te geven een passende bestemming te geven aan de extra middelen, en pas tot korting van de bekostiging over te gaan nadat is voorzien in een goede wettelijke grondslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Peters.

Zij krijgt nr. 457 (31497).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop, voor uw inbreng. Dan is het woord nu aan de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter. Naast de twee moties die ik met collega Westerveld indien, heb ik zelf nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen de clusters 3 en 4 wordt geëxperimenteerd met collectieve inkoop van zorg in onderwijstijd;

constaterende dat de problemen van individuele inkoop, zoals onrust van verschillende hulpverleners en administratieve lasten, ook spelen in de clusters 1 en 2 en de Samen naar School-klassen in het reguliere onderwijs;

constaterende dat de groep leerlingen in de clusters 1 en 2 en de Samen naar School-klassen relatief klein is in vergelijking met de clusters 3 en 4;

van mening dat oplossingen voor knelpunten tussen onderwijs- en zorgstelsel onderwijsbreed moeten worden uitgedacht om de weg naar inclusief onderwijs niet te frustreren;

verzoekt de regering de oplossingen voor de obstakels binnen de financiering van zorg in onderwijstijd verder door te trekken naar de clusters 1 en 2 en het reguliere onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 458 (31497).

Dank u wel, meneer De Hoop, namens de PvdA. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 15.000 kinderen thuiszitten omdat er geen passend onderwijsaanbod voor hen is;

overwegende dat een derde van hen hoogbegaafd is en ten minste een deel gebaat zou zijn bij voltijdhoogbegaafdenonderwijs;

overwegende dat scholen die voltijdhoogbegaafdenonderwijs aanbieden, dreigen te sluiten vanwege het gebrek aan structurele financiering;

verzoekt de regering te onderzoeken of het aanmerken van voltijdhoogbegaafdenonderwijs als speciaal onderwijs structurele financiering, expertise, leerlingenvervoer en een dekkend aanbod zou waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Paul.

Zij krijgt nr. 459 (31497).

De heer Van Meenen (D66):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog onvoldoende vooruitgang is geboekt bij het realiseren van inclusief onderwijs;

constaterende dat inclusief onderwijs cruciaal is voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte en dat samen naar school gaan bevorderlijk is voor de ontwikkeling van alle leerlingen, maar dat de lange weg naar inclusief onderwijs nog niet duidelijk uiteen is gezet;

verzoekt de regering met betrokkenen de contouren van een wet inclusief onderwijs te formuleren, die in overeenstemming is met het Verdrag inzake de rechten van het kind en het VN-verdrag Handicap, waarin randvoorwaarden, ijkmomenten en doelstellingen voor 2035 zijn vastgelegd, en de Kamer hierover te informeren voor het einde van 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen.

Zij krijgt nr. 460 (31497).

Dank u wel, meneer Van Meenen, voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het is ook voor ons een belangrijk onderwerp. Om te beginnen met waar ik het debat vorige week mee afsloot, is het voor de ChristenUnie belangrijk dat we gaan voor een samenleving waarin ieder kind meetelt en voor een onderwijs waarin leraren de ruimte krijgen om hun vakkennis in te zetten om leerlingen tot bloei te laten komen. Het is goed om daar vorige week over gesproken te hebben. Dank aan de minister en ook aan de staatssecretaris voor de inbreng. Wij wensen vooral de ambtenaren van hun ministerie veel succes in de samenwerking. Daar hebben we met elkaar over gesproken.

Op één punt begrepen de minister en ik elkaar vorige week nog niet helemaal. Daar wil ik op terugkomen, maar ik heb geen moties. Dit is namelijk een vraag. Het betreft het afromen van reserves. Volgens mij is er Kamerbreed consensus over dat dat moet, alleen de manier waarop is nog niet helemaal helder. Ik denk eerlijk gezegd dat als we het dit jaar gaan doen, we beginnen aan een rondpompen-van-geldactie. Ik denk dat het slimmer zou zijn om daar iets meer tijd voor te nemen, conform de motie van de heer Bisschop van zojuist. Maar toch vraag ik de volgende toezegging van de minister. We gaan toch niet de goeden onder de kwaden laten lijden? Daarmee doel ik op de samenwerkingsverbanden die een reserve hebben staan en die door deze actie van de minister, die generieke korting, worden afgeroomd. Vervolgens houden ze minder reserve over dan ze hadden, mits het onder die 3,5% is die we met elkaar hebben afgesproken. In sommige gevallen zakken ze dan zelfs onder de nul. Kan de minister dus toezeggen dat dat niet de bedoeling kan zijn en dat ieder samenwerkingsverband tot aan die max van 3,5% de beschikking houdt over zijn reserve?

De tweede vraag ligt in het verlengde van de motie die meneer Bisschop zojuist heeft ingediend. Er zijn goede plannen in de sector, en wellicht ook bij de samenwerkingsverbanden die een iets te grote reserve hadden. Die gaan die reserve inzetten voor die goede plannen. Nu gaat u dat geld terughalen. Hebben we dan niet de angst met elkaar dat dergelijke goede plannen opeens van tafel moeten, terwijl we dat misschien helemaal niet zouden willen? Hoe kijkt de minister daarnaar?

Ik dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Drost, voor uw inbreng. Dan zijn we aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb slechts één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat relatief veel kinderen het stempel "dyslexie" krijgen;

constaterende dat de ernst en de oorzaak van die "dyslexie" varieert van het hebben van geen talent voor lezen en schrijven, via didactische verwaarlozing tot Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED);

overwegende dat het hebben van het stempel "dyslexie" naast positieve gevolgen zeker ook negatieve gevolgen heeft;

overwegende dat een dyslexieverklaring echt iets anders is dan een "diagnose" EED;

vraagt de regering te bezien of dyslexieverklaringen slechts verstrekt kunnen worden aan leerlingen met de diagnose EED,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Bisschop.

Zij krijgt nr. 461 (31497).

Dank u wel, meneer Peters. Daarmee komen we op een totaal van tien moties. De minister heeft aangegeven ongeveer vijf minuten nodig te hebben. O, hij kan toch meteen door, begrijp ik. Maar ik vind het ook altijd wel handig dat iedereen de moties heeft. Ik wil dus toch voorstellen om voor een enkel moment te schorsen, zodat ook de leden alle moties kunnen krijgen en de bodes daartoe de gelegenheid hebben.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik zie dat iedereen de moties inmiddels heeft, dus ik stel voor dat we verdergaan. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Wiersma:

Voorzitter, veel dank. Dank aan de leden van uw Kamer. We hebben vorige week het debat gehad en we hebben nu al een tweeminutendebat. Het is de Speedy Gonzales-commissie. Het gaat ook over een belangrijk onderwerp, dus daar ben ik blij mee. Het helpt ook om snel vaart te kunnen maken met een aantal toezeggingen die we gedaan hebben. Dat zijn er best een heleboel. Dat heeft echter niet kunnen voorkomen dat er nog een heleboel moties nodig zijn, dus daar ga ik me toe zetten.

Ik begin met de motie op stuk nr. 452 van de heer Beertema over doorzettingsmacht. We hebben in het debat gewisseld dat goede bezwaarprocedures, een ombudsfunctie en doorzettingsmacht belangrijk zijn. Dat laatste is nu niet goed geregeld. Ik heb aangegeven dat ik dat mee wil laten lopen in het wetsvoorstel waarin de onderwijszorgarrangementen wettelijk geborgd gaan worden. In dat licht ben ik bereid de motie oordeel Kamer te geven. Ik maak daar één kanttekening bij, een persoonlijke noot. Ik heb hier met verschillende organisaties over gesproken, waaronder LBVSO. Die benadrukken soms ook de onafhankelijkheid van de doorzettingsmacht. Die staat binnen de samenwerkingsverbanden, maar daarnaast staan er elementen die de onafhankelijkheid moeten sterken. Ik zou die ruimte willen houden wat daar de beste weg voor is, maar dat maakt volgens mij niet uit voor het doel van deze motie. De geluiden van bijvoorbeeld LBVSO neem ik hier graag in mee. Ik zie de heer Beertema knikken. De motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Beertema knikt. Dan noteren we met deze toelichting oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 452.

Minister Wiersma:

Dan de tweede motie van de heer Beertema. De motie op stuk nr. 453 verzoekt verdere experimenten met inclusiever onderwijs voorlopig te staken. Ik deel met de heer Beertema dat het belangrijk is om passend onderwijs op alle plekken op orde te hebben. Ik ben het ook met hem eens dat op een aantal punten als het gaat om inclusief onderwijs nog veel moet worden uitgewerkt. De heer Van Meenen heeft daar ook een motie over. Het is de vraag of je dat moet pauzeren of dat je wel moet proberen daar verdere richting en duidelijkheid aan te geven. Daarom willen we de komende periode ruimte bieden aan initiatieven die daar al werk van maken, juist omdat er verschillende snelheden kunnen zijn, er ook verschillende behoeftes bij leerlingen kunnen zijn en het soms juist iets oplevert voor de betrokken kinderen. Om dat niet te willen omdat we generiek een pauzeknop inzetten, is niet per definitie altijd in het belang van die kinderen. Dat oog zou ik graag willen houden. We bieden ook bewust ruimte voor initiatieven, bijvoorbeeld via de onderwijszorgarrangementen, voor wat de heer Kwint eerder een "rommelpotje" noemde. Hij zegt dat hij daar nog wel meer mee zou willen. Dat doen we om juist initiatieven die er nu niet tussen komen, maar die wel heel veel waarde toevoegen voor jongeren, ook te kunnen helpen. Als ik de motie strikt lees, zouden dat soort experimenten gepauzeerd of gestaakt moeten worden. Dat zou ik nu niet willen. Ik moet de motie daarom ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 453: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 454.

Minister Wiersma:

De motie op stuk nr. 454 is de motie van mevrouw Westerveld over een geoormerkt transitiefonds. Ik zou daar het volgende over willen zeggen. Ik ben het met u eens wat betreft het eerste verzoek, dus om de concretisering en de kosten per actielijn in beeld te brengen, dat dit jaar te doen en dus die kosten te laten zien. Alleen, de dekking om dan te komen tot een transitiefonds heb ik niet. Die kan ik nu ook niet vinden. Dat vergt politieke weging. Die weging kan ik hier nu niet maken. Daarom moet ik deze motie ontraden. Als mevrouw Westerveld bereid is om het tweede verzoek uit de motie te halen, krijgt de motie oordeel Kamer. Als ze dat handhaaft, moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

We gaan kijken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik weet ook wel dat je met een motie niet even miljoenen of miljarden gaat regelen. Dat vraag ik trouwens ook nooit. Dat is ook helemaal niet de bedoeling. Wat wel de bedoeling van onze motie is, is om aan te geven dat dit een enorme opgave is. Dat ontkent de minister ook niet. Dat konden we lezen in de brief. Maar als je dan dit soort grote doelen hebt, dan wil ik ook graag weten wat het kost en of er misschien een apart fonds moet worden opgericht. Dat is dus mijn bedoeling. Ik wil nog wel even goed nadenken over hoe we de motie zo kunnen herformuleren dat het duidelijk is dat we dit willen en dat we dus niet met deze motie al meteen proberen om miljoenen los te krijgen. Ik zou dat trouwens wel graag willen, maar ik weet natuurlijk wel dat we dat op andere manieren doen.

De voorzitter:

Dan noteren we "ontraden" voor deze versie van de motie. Wellicht zien we nog een gewijzigde motie tegemoet. De motie op stuk nr. 454 is in deze vorm ontraden.

Minister Wiersma:

Ja. Ik zit even te kijken. Ik kan wel even meedenken over hoe we dat zouden kunnen doen. Mogelijk zou zoiets als "verzoekt de regering tevens te bezien hoe uitvoering van de werkagenda, inclusief onderwijs en de ambitie 2035, mogelijk wordt gemaakt" wel kunnen. Dan heeft mevrouw Westerveld in ieder geval het eerste verzoek wel binnen, maar dat laat ik even aan haar. Tot die tijd is de motie ontraden.

De voorzitter:

Ja, ontraden voor nu. Ik zag mevrouw Westerveld al knikken toen u een voorschot deed, dus wellicht komen we eruit en krijgt de motie nog oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 455.

Minister Wiersma:

Fijn, dank.

De motie op stuk nr. 455 gaat over de samenwerkingsverbanden met een te hoge bovenmatige reserve. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. Ik wil melden dat het spreekt-uitdeel expliciet niet voor mijn rekening is. Dat is ook niet aan mij, maar het is wel van de Kamer waar ik kennis van neem. Het verzoek kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Het verzoek krijgt oordeel Kamer. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 455 ook oordeel Kamer, met uw opmerking over het spreekt-uitdeel. Dan de motie op stuk nr. 456.

Minister Wiersma:

Dat is de motie van de heer Kwint om ondersteuningsaanvragen sneller te laten toekennen en om een proef te starten. Ik vind dat een goed idee, dus oordeel Kamer. Ik kan me voorstellen dat de heer Kwint ook nog wel benieuwd is … Ik ben dat zelfs soms ook wel, zeker bij sommige moties van de heer Kwint die na drie jaar nog steeds lopen. Daarom zou ik het goed vinden om te kijken of we dit in ieder geval voor het einde van dit jaar verder concreet kunnen maken. Dat voeg ik dan toe aan de motie van de heer Kwint!

De heer Kwint (SP):

Een beetje haast maken kan geen kwaad. Dat lijkt me goed. Laat ik dan eens een keer aan de andere kant gaan hangen, waar ik meestal zit. Als het nodig is dat het een halfjaartje langer loopt om te kunnen inschatten of het werkt, vind ik dat ook prima, zolang we na zo'n proef maar goed kunnen zeggen of het werkt en of we er wat mee kunnen. Ik krijg dus inderdaad graag een uitwerking van wanneer we er meer over weten, maar die proef hoeft niet meteen in twee weken klaar te zijn.

Minister Wiersma:

Dat wordt zeer gewaardeerd. Het is toch mooi dat het zo kan.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dan noteren we voor het verslag "oordeel Kamer" bij de motie op stuk nr. 456.

Minister Wiersma:

Ja, en dat de minister te snel wilde!

De voorzitter:

Dat zullen we ook markeren.

Minister Wiersma:

Nee hoor, ik denk dat het een terecht punt om hier serieus een slag mee te kunnen maken. Dus ja, eens.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 457.

Minister Wiersma:

Ja. Ik heb ook nog twee vragen van mevrouw Paul, die ik eigenlijk nu wil beantwoorden als dat mag. De ene vraag ging over de Veilig Thuis-meldingen. Daar ben ik al mee aan de slag gegaan, ook om de specifieke problemen rond het onderwijs te verminderen. In het debat dat ik samen met Ouders & Onderwijs en Balans heb gehad, heb ik gezegd dat ik werk aan een duidelijkere escalatieladder, zodat scholen helder hebben wat ze kunnen doen als ze een conflict hebben met ouders en vice versa. Daarnaast ga ik de komende periode verder in gesprek met betrokkenen om te zien wat daarbij nog meer nodig is, naast het gesprek met Ouders & Onderwijs en Balans. Ik zal daar voor de zomer op terugkomen bij de Kamer.

De andere vraag ging over voltijdshoogbegaafdheidsonderwijs. Zoals toegezegd kom ik dit voorjaar met een nieuwe subsidieregeling, die is ingegeven door het amendement van mevrouw Paul en de heer Van Meenen. De middelen uit het amendement, specifiek gericht op de voltijdsvoorziening, kunnen apart worden aangevraagd. Dat heb ik ook toegezegd in het debat. Dat is dus ook met specifieke voorwaarden, zeg ik tegen mevrouw Paul. Daarmee is de oproep die zij doet meegenomen in die subsidieregeling, dus die honoreer ik daarmee en die neem ik ook daarin mee.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Wiersma:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 457 van de heer Bisschop. In een eerdere motie heeft uw Kamer mij bijna unaniem opgeroepen om deze reserves te korten, zodat wij deze kunnen inzetten voor passend onderwijs. Dat is natuurlijk het doel. Ik moet zeggen "bijna unaniem" omdat de SGP daar destijds niet voorgestemd heeft. Zij is consequent, ook met deze motie. Toch zou ik met deze motie het een en ander juist weer vooruitschuiven, terwijl er afgelopen jaar natuurlijk wel discussies zijn geweest, en ik denk ook wel terecht, over die reserves. Ik wil me, gezien het besluit dat de Kamer hierin heeft genomen, nu niet weer een heel andere kant op bewegen. Het is een democratisch gelegitimeerd besluit waar ik ook aan hecht. Ik vind het dus ongewenst om nu weer de andere kant op te flipperen. Daarmee ontraad ik de motie.

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil even afstand nemen van de suggestie alsof ik het vooruit zou willen schuiven. Waar het mij om gaat is dit. Er hebben zich ontwikkelingen voorgedaan waardoor het afgesproken traject niet gehaald kan worden. Dan vind ik het een zaak van zorgvuldigheid om dat daarin te verdisconteren en op die wijze in feite uitvoering te geven aan die motie, alleen op een zorgvuldigere manier. Dat is eigenlijk de achtergrond van deze motie. Ik had gehoopt dat de minister dit herkend zou hebben als steun, dan toch, van de SGP voor die aanpak, alleen moet nu de uitvoering ervan op een bestuurlijk zorgvuldige manier plaatsvinden. Dit verzoek staat dus niet tegenover het eerder genomen besluit.

De voorzitter:

De minister, na deze toelichting.

Minister Wiersma:

We hebben hierover uitvoerig in dat debat gewisseld. We kunnen dat herhalen, maar volgens mij is dat niet behulpzaam. Ik heb mijn appreciatie van de motie gegeven. Ik denk wel dat het goed is als ik de vraag van de heer Drost direct meeneem in dit antwoord. Ik zie hem naar de interruptiemicrofoon toe lopen, dan kan hij daar mogelijk meteen op reageren. We hebben in dat debat aangegeven dat we generiek korten maar tegelijk compenseren. Dat is een uitvoeringskwestie. Ik doe dus mijn best om aan die oproep van de Kamer op een goede manier uitvoering te geven. Ik denk dat dit kan op dusdanige wijze dat samenwerkingsverbanden die op basis van bovenmatige reserves ook geen korting zouden móéten krijgen, er aan het eind van de dag ook geen verschil van ondervinden en ook geen hinder. Daar hecht ik namelijk ook aan. Dat doen we ook zodat alle samenwerkingsverbanden waar sprake is van een bovenmatige eigen reserve niet onder de grens van 3,5% zakken, de signaalwaarde van de inspectie. Dat is het uitgangspunt, zoals gezegd. Samenwerkingsverbanden zonder bovenmatige eigen reserve worden geheel gecompenseerd. Daarvoor geldt dat men niet onder die grens van 3,5% zakt. Wel is het zo dat we vanwege de uitvoering iets moeten toepassen. Dat zou ik in de toekomst graag willen voorkomen, maar dat betekent dat ik de wet moet wijzingen en dat kost veel tijd. Als we dit geld dus op een goede manier willen inzetten, kunnen we dat het beste op deze wijze doen.

Ik waardeer de suggesties die de Kamer, onder andere mevrouw Westerveld, nu doet over hoe we dat vervolgens kunnen doen. Ik hecht ook aan de suggestie die de heer Drost deed. Dat vind ik een goeie, want inderdaad, als samenwerkingsverbanden goede plannen hebben, dan moeten we daar natuurlijk als eerste oog voor hebben. In de brief waarin ik dit in januari heb aangekondigd aan de samenwerkingsverbanden, heb ik ze bewust gevraagd om met plannen te komen, zodat ik die ook mee kon nemen naar het debat met uw Kamer, zodat ik hier kon zeggen "dit zijn de plannen van de samenwerkingsverbanden, daar wil ik graag voor gaan". Dan had de Kamer kunnen zeggen "nou, dat willen wij niet, dan dienen we een motie in" of "daar gaan wij in mee".

Dat is niet gebeurd. De samenwerkingsverbanden hebben gezegd "wij willen het debat afwachten". Dat maakt voor mij niet uit; ik blijf geïnteresseerd in die goede plannen. Voor mij is belangrijk dat we dat geld inzetten voor de leerlingen die het het hardst nodig hebben en dat betekent dat ik een plan zoek dat over de grenzen van die individuele samenwerkingsverbanden heen kijkt. Dat zoek ik overigens niet alleen voor deze reserves. Ik zou het in het algemeen interessant vinden als we erin slagen om middelen die ergens niet goed gealloceerd zijn, om het maar even technisch te zeggen, wel in te zetten voor leerlingen.

Voorzitter, tot slot. Ik wandel weleens met mensen die te maken hebben met dit soort planvorming en die zeggen "in mijn samenwerkingsverband hebben ze helemaal niks, terwijl ik heel veel leerlingen heb die het nu nodig hebben, en ergens anders hebben ze juist nu wat over en dat komt nu niet terecht waar het nodig is". Ik zoek dus meer die slimme verbinding. Maar als samenwerkingsverbanden een goed plan hebben, sta ik daar per definitie altijd voor open. Daartoe nodig ik ze bij dezen dan ook opnieuw uit.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik ben blij met deze toezeggingen. Ik had daar zorgen over. Ik had in mijn bijdrage — dat is misschien een herhaling van het debat van vorige week — mijn zorgen uitgesproken over de actie die we nu gaan doen. Zijn we niet bezig met het rondpompen van geld? Ik snap wel dat u de motie aanhaalt waar ook wij onze steun aan hebben gegeven. In mijn eerste debat in deze Kamer, een aantal maanden geleden, ging het over een motie waarvan de staatssecretaris zei: ik ga die niet uitvoeren, want die kan niet uitgevoerd worden; ik vind die niet uitvoerbaar. Het kan bij u toch ook weleens gebeuren dat u zegt: er is een motie, maar er zijn grote redenen om er iets anders mee om te gaan dan toen was bedacht?

De voorzitter:

De minister. Laten we inderdaad voorkomen dat we het debat opnieuw voeren.

Minister Wiersma:

Nee, dus ik zal het kort houden. Op zich is het helemaal niet erg als het zou gebeuren. Ik vind het ook helemaal niet erg om met die boodschap naar uw Kamer te gaan. Ik hoop dat u in het algemeen erop vertrouwt dat het enige realisme in zich heeft als ik dat vertel. We hebben het recent overigens ook met staatsexamens gehad. Ik heb dus niks te verbergen. Ik durf dat altijd toe te geven. Mijn voorganger heeft een brief naar de Kamer gestuurd, eigenlijk al op meerdere momenten. Die heeft gezegd: ik verzoek de samenwerkingsverbanden nog één keer om dat geld uit te geven. Op het moment dat het niet gebeurt, gaan we de afspraken die we hebben gemaakt, effectueren. Ik vind het zelf heel ingewikkeld als de overheid steeds zegt dat we het gaan doen, maar het uiteindelijk niet doet. Dat was waarom ik de motie van de Kamer goed kon plaatsen, want die heeft al wat langer dat gevoel. Ik herkende dat gevoel. Ik worstel wel met de uitvoering; dat zeg ik eerlijk. Ik vind het heel ingewikkeld dat we op de uitvoering een truc moeten uithalen. Dit kost best wel wat mankracht in de uitvoering. Dat doen we niet graag, helemaal niet. We hebben ook gekeken — de heer Peters zei dat ook — of we individueel samenwerkingsverbanden vragen. Er is zelfs een tweetal dat heeft aangeboden om geld naar ons over te maken. Dat zijn wij niet helemaal gewend. Daar zijn wij ook niet op ingericht. Dat is jammer, maar voor deze keer is dat niet op te lossen, maar voor de volgende keer hopelijk wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Toch nog even voor de volledigheid: de motie op stuk nr. 457 blijft ontraden. Dan de motie op stuk nr. 458.

Minister Wiersma:

Dat is de motie van de heer De Hoop. Dit is een motie op het terrein van de staatssecretaris. Ik heb de appreciatie van hem. Zoals aangegeven door de staatssecretaris van VWS beginnen we met cluster 3 en 4, omdat daar de problematiek het grootst is. Ik ontraad deze motie, om dit nu ook al voor cluster 1 en 2 te doen. We leren wel, ook wat van toepassing is voor de andere sectoren. We komen daar bij de verdere uitwerking op terug. Deze motie moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

U heeft daar nog een vraag over van de heer De Hoop, PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dan houd ik de motie aan tot het debat in mei, want ik ben het gewoon niet eens met de redenering van de staatssecretaris. Dan kunnen we er verder over praten. De staatssecretaris gaf aan dat cluster 3 en 4 het laaghangende fruit was en dat het bij cluster 1 en 2 over een relatief kleine groep ging. Ik draai het om: waarom zou het niet ook gelijk daarvoor kunnen? Maar daar ga ik het liefst in mei nog verder over in debat met de staatssecretaris. Dan excuseer ik mij, want ik moet nu naar een ander debat.

De voorzitter:

Dat staat genoteerd. Dan noteren we dat de motie wordt aangehouden voor de stemmingen van dinsdag. Mocht die alsnog in stemming worden gebracht, dan is het oordeel: ontraden.

Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (31497, nr. 458) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiersma:

Het is prettig om die aan te houden. Medio 2023 komt de verdere uitwerking. Het is goed om het daarbij te trekken. Ik wens de heer De Hoop succes bij zijn debat.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 459.

Minister Wiersma:

Dat is de motie van de heer Van Meenen. Daar kan ik heel veel over zeggen, maar vooral dat wij het ons goed kunnen voorstellen. Wij geven de motie graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 459 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 460.

Minister Wiersma:

Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor, dus die krijgt ook oordeel Kamer. Dit hebben we gewisseld in het debat. Ik heb ook al een toezegging gedaan. De heer Van Meenen zei: moeten we niet naar een wet toe? Ik begrijp dat verzoek goed. Ik heb ook een toezegging gedaan. Maar ik kan mij wel voorstellen dat hij zegt: ik wil markeren wanneer we dat hebben. Dat staat in deze motie. Dat is de toegevoegde waarde van deze motie, denk ik. Daarmee kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 460 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 461, tevens de laatste.

Minister Wiersma:

Ja, dat is de laatste motie, van de heer Peters, die het dictum nog heeft gewijzigd. Dat levert een "oordeel Kamer" op. Nog dit jaar ontvangt u van mij en de staatssecretaris van VWS de beleidsreactie op het onderzoek naar de ondersteuning en zorg voor dyslexie, uitgevoerd naar aanleiding van de moties die zijn ingediend door Peters en Ceder in 2020 en 2021. Daar werken wij zorgvuldig aan. Dan zal ook ingegaan worden op het verschil tussen ernstige dyslexie en dyslexie in het algemeen. Voor zover ik mij heb laten informeren, tot nu toe, is dat nog niet zo heel makkelijk. Maar we nemen het wel graag mee, want ik herken het punt wel. We nemen het ook mee in de omgang met de door de indieners aangehaalde verklaringen. Dus oordeel Kamer, voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 461 krijgt oordeel Kamer met gewijzigd dictum. Ik zie dat mevrouw Westerveld van GroenLinks daar nog een vraag over heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het is meer een algemene nabrander. De minister zei tussen neus en lippen door dat het ministerie van OCW niet is ingericht op instanties of mensen die geld willen overmaken. Eigenlijk is dat gewoon zonde. Het lijkt mij namelijk juist heel goed dat instanties die een overtallige financiële reserve hebben, kunnen besluiten: ik maak dat bedrag over naar het ministerie van Onderwijs. Of misschien zijn er wel mensen die dat denken. Het is dus een suggestie aan de minister om dit mee te nemen. En mag ik misschien één korte anekdote vertellen? Want dit hebben we vijftien jaar geleden ook weleens geprobeerd toen ik bij de Landelijke Studentenvakbond zat en we een sponsorloop deden, waarmee we €280, geloof ik, ophaalden. Dat konden we toen ook al niet overmaken. Dat probleem speelt dus al lang op het ministerie.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dank voor deze anekdote. Ik zie de minister erbij glimlachen.

Minister Wiersma:

Voorzitter. Dit is het historisch geweten van de Kamer en het onderwijs. Dank voor deze suggestie. Ik denk dat elke vorm van afdracht van wie dan ook aan OCW altijd welkom is, van wie dan ook, ook van uw Kamer. De SP doet dat al. Dus als we hier collectief een collectebus kunnen inzetten, zou ik dat graag doen. Maar daarnaast zou het heel verstandig zijn als we een manier hebben om een en ander wel weer te laten terugkeren, al is het maar om soms andere keuzes te kunnen maken, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. Dat speelt nu ook bij de bovenmatige reserves bij de reguliere onderwijsinstellingen. Wij zijn dus al aan het bekijken hoe we dat doen. Het is best wel taai, zeg ik ook. Als ik met een wetsvoorstel hierover naar de Kamer kom, ben ik benieuwd hoe de Kamer daarover denkt. Maar ik houd me aanbevolen.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Passend onderwijs, naar aanleiding van een commissiedebat dat op 5 april is gehouden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik attendeer de leden erop dat de stemmingen aanstaande dinsdag zijn. Volgende week dinsdag hebben we de stemmingen over dit debat van deze week. Ik dank de minister voor zijn inbreng en uiteraard ook de leden. Ik schors in principe tot 18.45 uur, maar ik geef de leden die dan moeten klaarstaan alvast even een heads-up dat we gaan bekijken of dit een kwartier vervroegd kan worden. U hoort of ziet dat middels een aangepast weekschema.

De vergadering wordt van 17.30 uur tot 18.48 uur geschorst.

Naar boven