8 Wet open overheid

Wet open overheid

Aan de orde is het tweeminutendebat Wet open overheid (CD d.d. 16/03).

De voorzitter:

We gaan vrolijk door met het tweeminutendebat Wet open overheid. Het commissiedebat vond plaats op 16 maart jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het is fijn u hier weer te zien.

We hebben twee sprekers van de zijde van de Kamer. Dat zijn er niet overdreven veel. De eerste is de heer Omtzigt. Ik geef graag het woord aan hem. O, ik tel toch drie sprekers.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter. In september vorig jaar kregen we dit overzicht, bestaande uit 44 pagina's. Op elke pagina staan ongeveer vier rechterlijke uitspraken die de regering niet is nagekomen, betreffende de Woo. Het gaat om heel veel ministeries. De rechter heeft gezegd: u moet binnen vier of zes weken documenten openbaar maken. De regering is die uitspraak niet nagekomen. De aanvrager wacht nog steeds op de stukken.

Dit kan natuurlijk niet in een rechtsstaat. In een rechtsstaat hoort de regering zelf zich aan de uitspraken van de rechter te houden. Als de rechter een termijn zet, dan moet daaraan voldaan worden. Dit probleem neemt over de tijd toe. Voor degenen die het willen lezen: alle moeilijke dossiers van de overheid zitten erin. Daarom vind ik dat ik hierover een update moet hebben en dat de regering hieraan moet voldoen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering op 15 september 2022 een lijst van 44 pagina's met meer dan 100 rechtszaken aan de Kamer heeft gestuurd, waarbij de regering de rechterlijke uitspraak om documenten beschikbaar te stellen niet is nagekomen en de termijn verstreken is;

verzoekt de regering de rechterlijke uitspraken op het verstrijken van termijnen, zowel voor documenten beschikbaar stellen als inventarislijsten, binnen een halfjaar uit te voeren, zoals in een rechtsstaat hoort, en de Kamer elke twee maanden met een lijst op de hoogte te stellen van de rechterlijke uitspraken die niet zijn uitgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Leijten, Van der Plas, Bromet, Van Esch, Martin Bosma, Bushoff, Dassen, Gündoğan, Van Baarle en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 60 (32802).

Als ik dat op me laat inwerken, zijn dat niet de eerste de beste Kamerleden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Inderdaad, voorzitter.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Bushoff van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Bushoff (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het belang van openbare informatie is volgens mij evident: openbare informatie is cruciaal voor journalisten, voor ons als parlement en voor inwoners. Kortom, het is cruciaal voor het functioneren van de democratie. Helaas worden nog te vaak geschillen over het openbaar maken van informatie uitgevochten bij de rechter. Dat zouden we niet moeten willen. Gelukkig hebben we daarom kortgeleden ook een Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding in het leven geroepen. Daar zouden dergelijke geschillen beslecht kunnen worden, maar dat werkt alleen als zo veel mogelijk van de adviezen die dat college uitbrengt, ook worden opgevolgd. Dan zou een belangrijke eerste stap zijn dat in ieder geval de rijksoverheid het goede voorbeeld geeft en dergelijke adviezen dan ook daadwerkelijk overneemt en uitvoert. Daarom ook de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het vertrouwen in de overheid openheid en transparantie van groot belang zijn;

overwegende dat journalisten, wetenschappers of anderen met een beroepsmatig belang met een klacht over de openbaarmaking van informatie bij het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding terechtkunnen;

van mening dat de rijksoverheid daarbij een voorbeeldfunctie heeft;

van mening dat in het geval dat bemiddeling niet slaagt, het advies van het college aan de rijksoverheid zwaar moet wegen;

verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat het uitgangspunt wordt dat de genoemde adviezen worden opgevolgd en dat het niet-opvolgen ervan aan de Kamer moet worden gemeld, voorzien van een deugdelijke motivering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bushoff en Bromet.

Zij krijgt nr. 61 (32802).

Heel goed, dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Leijten van de fractie van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Als je macht hebt, moet je macht kunnen delen, zodat macht controleerbaar en toetsbaar wordt. Een van de instrumenten om de macht in ons land te controleren, is de Wet open overheid, zodat je documenten laat zien, zodat je laat zien hoe beleid is gemaakt. Sinds het debat dat we hierover hadden, is duidelijk geworden dat de ministerraad heeft besloten dat concepten tegenwoordig niet meer worden verstrekt. Iets waardoor de macht en de besluitvorming dus niet meer controleerbaar zijn. Afgelopen weekend is uit de krant en een podcast van de Volkskrant duidelijk geworden dat de voormalige topvrouw van het BIT op het eigen ministerie van deze minister nogal onheus bejegend is. Gebleken is ook dat allerlei zaken, zoals mailtjes en adviezen die er zijn geweest, onder de pet zijn gehouden, omdat de macht zich niet wilde laten controleren. Dat noemt onze fractie "ernstig". We hebben twee moties naar aanleiding van dat debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de termijnen uit de Wet open overheid voor het openbaren van overheidsinformatie stelselmatig worden overschreden en ook het parlement regelmatig niet volledig of zelfs onjuist geïnformeerd wordt;

overwegende dat elk ministerie op dit moment zelf verantwoordelijk is voor een goede invoering van de Wet open overheid maar dit tot op heden onvoldoende uitgevoerd wordt;

overwegende dat de Wet open overheid dezelfde termijnen, voorwaarden en eisen kent, dat dit niet per ministerie verschilt en dat een eenduidige implementatie tijd, geld en onduidelijkheden kan schelen;

verzoekt de regering de verantwoordelijkheid voor het invoeren van de Wet open overheid te beleggen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zodat dat verantwoordelijk wordt voor het formuleren van heldere en eenduidige definities over de verplicht openbaar te maken informatiecategorieën, waarbij het ook het verantwoordelijke ministerie is voor de verdeling van de budgetten ten behoeve van de verbetering van de informatiehuishouding van het Rijk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.

Zij krijgt nr. 62 (32802).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de termijnen uit de Wet open overheid voor het openbaren van overheidsinformatie stelselmatig worden overschreden en ook het parlement regelmatig niet volledig of zelfs onjuist geïnformeerd wordt;

overwegende dat elk ministerie op dit moment zelf verantwoordelijk is voor een goede invoering van de Wet open overheid maar dit tot op heden onvoldoende uitgevoerd wordt en er grote achterstanden zijn;

overwegende dat er meer behoefte is aan coördinatie vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken als het gaat om de invoering van de Wet open overheid op zowel decentraal als centraal niveau;

verzoekt de regering om voor de zomer met een haalbaar plan te komen over hoe de invoering van de Wet open overheid beter gestructureerd en gecoördineerd kan worden en hoe de achterstanden op korte termijn op een verantwoorde manier kunnen worden weggewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.

Zij krijgt nr. 63 (32802).

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Is de minister reeds in staat om te antwoorden of zal ik vijf minuten schorsen? Ik schors zeven minuten. U vraagt, wij draaien.

De vergadering wordt van 13.11 uur tot 13.21 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Bruins Slot:

Dank u wel, voorzitter. We hebben een indringend debat met de Kamer gehad, waarbij alle Kamerleden mij echt hebben aangespoord om de uitvoering van de Wet open overheid te verbeteren. Dat ging om een grote veelzijdigheid van opgaven, zoals de uitvoerbaarheid en de invoeringstoets. Dat zit eigenlijk allemaal onder de noemer die de heer Omtzigt naar voren bracht en die ik ook onderstreep, namelijk: als je een wet maakt, moet je je eraan houden, want we leven met elkaar in een rechtsstaat. Tegelijkertijd heb ik in dat debat steeds heel nadrukkelijk naar voren gebracht dat de verschillende ministeries nog een heel traject te gaan hebben. De Kamer heeft over diverse aspecten stevig doorgevraagd en heeft mij aanwijzingen gegeven over hoe dat zou moeten.

Voorzitter. De afgelopen periode is mij gevraagd om een aantal dingen voor het eerst inzichtelijk te maken, bijvoorbeeld de lijst van 44 pagina's met rechtszaken en de uitvoering daarvan. Een aantal zaken daarvan zijn inmiddels wel al uitgevoerd. Laten we vooropstellen, zoals de heer Omtzigt zojuist aangaf, dat we met elkaar in een rechtsstaat leven. Als je een uitspraak krijgt van een rechter, hoor je die ook op een spoedige manier uit te voeren. Ook ik betreur de lange afhandeltermijnen. Ik ben het dus eens met de Kamerleden, waaronder de heer Omtzigt, dat dit moet verbeteren. Ik ben inderdaad stelselverantwoordelijk voor de Wet open overheid, maar ieder bestuursorgaan is zelf verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

De vragen die de heer Omtzigt in deze motie stelt, stellen mij voor de volgende vragen. Waarom wordt het niet binnen de juiste termijn uitgevoerd? Wat is daar de grondoorzaak van? Op welke manier kunnen we het inrichten zodat het wel uitvoerbaar wordt? Ik heb dat inzicht op dit moment gewoon niet. Ik moet op dit moment een afweging maken. Kan ik tegen de heer Omtzigt zeggen dat ik de motie ontraad, omdat ik als coördinerend minister op dit moment het inzicht niet heb en op voorhand denk dat ik de motie niet uit kan voeren? Of — dat is een verzoek aan de heer Omtzigt — kan hij de motie aanhouden, zodat ik de ruimte krijg om met de andere ministeries in gesprek te gaan over hoe ik de grondgedachte uit deze motie wel uit kan voeren? Ik zal de Kamer daar dan over informeren, zodat de Kamer, waaronder de heer Omtzigt, daarover een debat kan houden en daarover kan stemmen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank voor het antwoord, maar het is een vreemd verzoek in een rechtsstaat. Van deze rechterlijke uitspraken was overigens 90% niet gepubliceerd. Ze werden pas bekend toen ik er Kamervragen over stelde. Daarin wordt gezegd tegen de regering: u moet binnen zes weken of binnen vier weken een bepaalde lijst publiceren. Of: u moet deze documenten openbaar maken. Mijn motie zegt niet "doe dat binnen een week" — dat zou kunnen — maar "doe dat binnen zes maanden". Als een burger zes maanden te laat is met het aanleveren van een stuk bij de Belastingdienst, als een burger zes maanden zonder rijbewijs rijdt, als een burger noemt u maar, dan krijgt hij een megastraf, een strafblad en alles erop en eraan. Als het gaat om de overheid, dan is het niet uitvoerbaar. Ik zou dus toch willen begrijpen wat ertoe zou kunnen leiden dat uitspraken van de rechter niet meer uitvoerbaar zijn binnen zes maanden.

Minister Bruins Slot:

Ik ben het met de heer Omtzigt eens dat rechterlijke uitspraken uitgevoerd moeten worden en ook tijdig. In mijn positie van minister moet ik in samenspraak met andere ministeries het overleg aangaan om dit helder te krijgen. Daar zit even mijn aarzeling. Als ik nu zeg "dit gaan we voor elkaar krijgen", dan durf ik niet met zekerheid voor al die andere ministeries te zeggen dat dat ook zo is. Maar het feit dat het binnen een termijn moet en dat we dat ook moeten doen in opdracht van een rechter, staat als een paal boven water. Daar heeft de heer Omtzigt een terecht punt. Ik denk dat nieuw inzicht laat zien dat we een aantal zaken al uitgevoerd hebben.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het probleem is dat die lijsten elk jaar toenemen. Het aantal zaken dat in 2021 niet is nagekomen, is groter dan dat in 2020 en 2019. Ik begrijp eigenlijk niet waarom de vertegenwoordiger van de regering die hier staat, de minister van Binnenlandse Zaken, niet gewoon zegt: "We gaan dit gewoon doen. Ik zal mijn medebewindspersonen erop aanspreken dat zij uitspraken van de rechter uitvoeren, net zoals zij elke burger erop aanspreken als hij de wet niet naleeft."

Minister Bruins Slot:

Ik leef in ieder geval in de veronderstelling dat dit de eerste keer is dat wij zo'n lijst aan de Kamer aanleveren, dus dat we een overzicht geven. Het is voor mij geen kwestie van niet willen. Het is voor mij ook gewoon van belang om bij de andere ministeries en bij onszelf de uitvraag te doen hoe wij dit op een goede manier voor elkaar kunnen krijgen. Ik kan nu niet direct de toezegging doen dat ik dit op deze manier voor elkaar krijg, want daarmee zou ik de Kamer iets toezeggen wat ik niet kan waarmaken. Daar ben ik ook niet van.

De voorzitter:

Duidelijk. Maar meneer Omtzigt, ik begrijp dat u de motie dus niet aanhoudt? Dat was immers het verzoek, de suggestie van de minister.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik wacht hier nog even mee en moet hier echt even over nadenken.

De voorzitter:

Oké, heel goed.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat heeft er echt mee te maken dat ik deze vraag nu meerdere keren heb gesteld. Inderdaad, dit is de eerste minister die ook gewoon de lijst uitspraken publiceert waarvan het vrij bizar is dat die niet gepubliceerd worden. Als Kamer konden wij het niet eens weten dat de regering meer dan 150 keer veroordeeld is en dat niet uitvoert. Maar dan zou je denken: september vorig jaar is die lijst gepubliceerd; die ministeries snappen dat ze nu heel hard moeten gaan lopen. Het lijkt er echter op dat er alleen gelopen wordt als ik Kamervragen of moties indien, maar zo werkt de rechtsstaat niet. De rechtsstaat werkt zo dat als de rechter een uitspraak doet, er gelopen moet worden.

De voorzitter:

Helder. De minister had al gezegd: als de motie niet wordt aangehouden, dan wordt-ie ontraden.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dat klopt. Ik ben het ook eens met de heer Omtzigt: we horen ons gewoon altijd aan de rechtsstaat te houden, los van de vragen van de Kamer. Maar het is inderdaad wel de eerste keer dat ik op dit verzoek ben ingegaan omdat ik het van belang vind vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid om dit gewoon boven water te krijgen, om zo ook verbetering voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zou graag willen weten op welk punt precies de motie wordt ontraden. Ik neem aan dat de minister de motie niet ontraadt op het punt dat de wet moet worden uitgevoerd. Wat is voor de regering precies het probleem in de motie, waardoor die wordt ontraden? Is dat die tweemaandelijkse rapportage? Is het een constatering die erin staat? Ik zou wel graag willen weten op welke grond deze motie wordt ontraden.

Minister Bruins Slot:

Dat is tweeledig. Wat betreft het binnen een halfjaar uitvoeren van de rechterlijke uitspraken op het verstrijken van de termijnen wil ik ook gewoon de grondoorzaken uitvragen. Ik wil weten in hoeveel gevallen dat wel of niet gebeurt en wat daar precies de reden van is. Ten tweede is het een ontzettende klus geweest om deze lijst tot stand te brengen en actueel te maken. We zijn ook bezig met het ontwikkelen van monitoringinstrumenten, maar ik weet niet of ik nu direct al kan toezeggen dat je dit elke twee maanden zou kunnen doen.

Mevrouw Leijten (SP):

Goed. Dan betekent dat dus dat niet zozeer het aan de wet houden het probleem is, maar het inzichtelijk krijgen wanneer de regering of ministeries zich niet aan de wet houden en het niet weten of je ministeries zich aan de wet kan laten houden. Vertaal ik het dan goed?

Minister Bruins Slot:

De consequentie van wat mevrouw Leijten zegt, namelijk dat je het inzicht krijgt dat men zich vanwege een bepaalde oorzaak aan de wet houdt, is dat men zich dan niet aan de wet houdt. Uitgangspunt is dat je je natuurlijk wel aan de wet hoort te houden en in dit geval aan de uitspraak van de rechter, een rechterlijke uitspraak.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Als de minister had gezegd dat ze dat tweemaandelijks rapporteren een beetje veel vindt en dat dit een beetje vaak is en zij had gevraagd of we daar niet "halfjaarlijks" of "eens in de vier maanden" van kunnen maken, dan denk ik dat de Kamer als was in haar handen was geweest. We willen dit oplossen. Maar de SP heeft er wel moeite mee dat een hele simpele motie wordt ontraden met het argument van inventariseren en het uitvoerbaar krijgen dat men zich gewoon aan de wet houdt. Ik wil de minister toch oproepen om dan héél duidelijk te zijn over wat anders moet in de motie, zodat we de motie kunnen aanpassen. Het moet heel duidelijk zijn dat ministeries zich aan de wet horen te houden en dat dit op de kortst mogelijke termijn gehandhaafd gaat worden door deze minister, omdat zij eindverantwoordelijk is voor de Wet open overheid.

Minister Bruins Slot:

Mijn verantwoordelijkheid is er een van de coördinatie. Ministeries zijn als zelfstandig bestuursorgaan natuurlijk ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van rechterlijke uitspraken. Vanuit mijn positie kan ik hen daar niet toe dwingen. Voor mij geldt het belang dat ik juist op dat punt, ook in het kader van deze motie, met de ministeries het gesprek voer over de vraag hoe ik dit goed uitvoerbaar kan krijgen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vind dat de minister heel zorgelijke antwoorden geeft. Naar aanleiding van de verkiezingsuitslag voor de Provinciale Staten ben ik heel veel aan het bellen met de onderhandelaars van GroenLinks in het land. Die betreft namelijk het stikstofdossier en op dat dossier ben ik woordvoerder. Ik zeg steeds dat je natuurlijk altijd een akkoord moet bereiken waar je mee kan leven, maar voor GroenLinks is de ondergrens toch echt de rechtsstaat. Dus als er rechterlijke uitspraken komen — die komen eraan, ook in de provincies — dan moet daar gehoor aan gegeven worden. Mijn vraag aan de minister is of zij dan niet vindt dat de rijksoverheid juist het goede voorbeeld moet geven, naast het feit dat alle overheden zich natuurlijk aan de rechterlijke uitspraken moeten houden, omdat anders het einde zoek is.

Minister Bruins Slot:

Op de lijst die wij in september hebben opgeleverd kan mevrouw Bromet een aantal van deze rechtszaken en uitspraken zien die gewoon uitgevoerd en opgevolgd zijn, maar ik kan niet uitsluiten dat er toch nog een aantal tussen zitten die niet uitgevoerd zijn. Dat is alleen aan de verschillende ministeries. Dat overzicht heb ik nu als minister niet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Kan de minister dan een soort ambitie uitspreken om andere ministeries erop te wijzen dat het niet in orde is, dat zij het ook heel belangrijk vindt dat de rechtsstaat in Nederland overeind blijft en dat rechterlijke uitspraken daarvoor opgevolgd moeten worden?

Minister Bruins Slot:

De ministeries weten dat per definitie natuurlijk ook.

De heer Bushoff (PvdA):

Wellicht helpt het als we zouden zeggen: kan de minister dan, bijvoorbeeld voordat we dinsdag eventueel over deze motie gaan stemmen, aangeven hoeveel tijd er wel nodig is om uitvoering aan deze motie te geven? Nu staan er termijnen in, zoals "binnen een halfjaar" voor de uitvoering en "binnen twee maanden" voor het rapporteren. Als die allemaal te kort zijn, zou de minister dan suggesties kunnen aanleveren voor termijnen die volgens haar wel haalbaar zijn?

Minister Bruins Slot:

De toezegging die ik zonet ook aan de heer Omtzigt heb gedaan, is dat ik op beide elementen van deze motie in ieder geval een appreciatie aan de Kamer wil geven, waaruit blijkt wat ik wel en niet kan doen. Ik moet dan ook verder met de diverse ministeries in gesprek. Dat gaat me niet lukken voor aankomende dinsdag.

De heer Bushoff (PvdA):

Betekent dat dan dat de minister eigenlijk zegt: ik wil deze motie helemaal uitvoeren, maar ik kan nu nog niet toezeggen dat me dat gaat lukken? Zegt zij: voor dinsdag lukt het niet, maar voor volgende week dinsdag of voor dinsdag over twee weken kan ik wél aangeven wanneer of hoe het mij lukt om uitvoering te geven aan deze motie?

Minister Bruins Slot:

Nee. Het draait eerder om de vraag wat we wel en niet kunnen doen. Ik heb in het debat ook aangegeven dat ik in de toekomst een monitoringsinstrument wil hebben om veel vaker te kunnen zien waar we precies staan. Dat is de bredere slag die ik al aan het maken ben. Ik wil de Kamer helder informeren over wat ik in de tussentijd wel en niet kan doen. Ik wil niet van tevoren iets beloven wat ik niet waar kan maken.

De voorzitter:

Prima. Dan de tweede motie.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 61 van de heer Bushoff en mevrouw Bromet vraagt om er zorg voor te dragen dat het uitgangspunt wordt dat de genoemde adviezen worden opgevolgd en dat het niet-opvolgen aan de Kamer wordt gemeld, voorzien van een deugdelijke motivering. Er zijn op dit moment op het punt van bemiddeling nog geen uitspraken van het adviescollege geweest. De eerste uitspraak moet nog komen. Ik kijk heel erg uit naar de resultaten van de bemiddelingszaken, want ik vind het zeer goed dat het adviescollege dit gaat doen. Daarmee kan een weg gebaand worden om hier op een betere manier mee om te gaan. Daarom kijk ik ook zeer serieus uit naar wat het adviescollege neerlegt. In de wet is natuurlijk wel opgenomen dat het adviezen zijn en geen bindende adviezen. Ik vind het op dit moment moeilijk om te overzien wat het karakter van de adviezen is. Ze zijn er namelijk gewoon nog niet. We moeten de eerste bemiddelingszaak nog krijgen. Ik kan daarom vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid ook niet op voorhand toezeggen dat we enkel bij hoge uitzondering het advies niet opvolgen. Als we de eerste adviezen hebben gehad, wil ik wel nadrukkelijk bekijken hoeveel er zijn opgevolgd. Ik ga ervan uit dat dat er zo veel mogelijk zijn. Ik wil de Kamer daarna ook op een goede manier informeren over de redenen om dat wel of niet te doen. Dat doe ik dan nadat we een aantal adviezen gekregen hebben.

De voorzitter:

En dus?

Minister Bruins Slot:

De motie vraagt er nu om dat de adviezen altijd opgevolgd worden, alleen bij hoge uitzondering niet. Dat staat haaks op de wet, die stelt dat het uiteindelijk een advies en geen bindend advies is. Daarmee ontraad ik de motie. Maar ik vind het onderliggende verzoek van de heer Bushoff prima. Het lijkt me verstandig om na een aantal adviezen in bemiddelingszaken te bekijken hoeveel er zijn opgevolgd en wat er wel en niet mee is gebeurd. Zo kunnen we bekijken of het instrument op een goede manier werkt.

De heer Bushoff (PvdA):

Het klopt dat de wet zegt dat het geen bindende adviezen zijn, maar het klopt toch ook dat de motie de ruimte laat om af te wijken van die adviezen? De motie verzoekt wel om de motieven daarvoor aan de Kamer te melden. In die zin is deze motie dan toch niet strijdig met wat in de wet staat?

Minister Bruins Slot:

Nee, maar, … Nou. In de wet staat natuurlijk niet de opdracht de Kamer elke keer te informeren over de uitkomst van de bemiddelingszaken. En dat is wel een verschil met deze motie, want volgens de motie moet dat altijd gebeuren. Ik wil graag eerst zelf kijken hoe het nou precies werkt. We moeten de eerste adviezen nog ontvangen. Ik vind het heel goed dat het adviescollege juist dit gaat oppakken, want we willen ook dat het anders en beter gaat, maar ik vind het nu gewoon te vroeg om dat al in brede zin toe te zeggen. Wat ik wel wil toezeggen, is dat we na de eerste adviezen gewoon laten zien wat er gebeurd is: hebben we ze allemaal opgevolgd, en als ze niet zijn opgevolgd, kunnen we dat dan motiveren? Daarmee kan de Kamer de uitvoering van de wet verder gewoon goed volgen.

De voorzitter:

Prima. De heer Bushoff nog? Kort hoor.

De heer Bushoff (PvdA):

Tot slot dan. Ik begrijp dat het punt is dat voor de minister nu niet te overzien is hoeveel van dit soort adviezen er komen en of het makkelijk uitvoerbaar is om het elke keer aan de Kamer te melden als die adviezen niet worden opgevolgd. Verwacht deze minister dan dat zo veel adviezen niet worden opgevolgd dat het ondoenlijk wordt om de Kamer daarover te informeren?

Minister Bruins Slot:

Eigenlijk is het zo. We hebben net een wet aangenomen. Daarin zit wel een adviesfunctie, maar geen verplichting om de Kamer elke keer te informeren. Het eerste bemiddelingsadvies hebben we nog niet eens gehad. Het is heel fijn dat de heer Bushoff goed vooruitdenkt. Dat wil ik ook graag met hem doen. Ik ben dus aan het bekijken hoe we dat op zo'n manier kunnen doen dat we er allebei van kunnen leren. Dat is wat ik toezeg, maar deze motie is er al voordat er een eerste advies ligt, en dat gaat mij een stap te hard. Overigens past het wel bij de heer Bushoff, want die wil ook gewoon tempo maken.

De voorzitter:

Die gaat vaak te hard, wilt u zeggen.

Minister Bruins Slot:

Nou, niet te hard, maar wel gewoon op tempo.

De voorzitter:

De derde motie.

Minister Bruins Slot:

Dan de motie van mevrouw Leijten op stuk nr. 62. Ik kijk naar het dictum. Dat de verantwoordelijkheid voor het invoeren van de Wet open overheid past bij mijn coördinerende rol, kan ik inderdaad volgen. Ook het deel over het formuleren van heldere en eenduidige definities over de verplicht openbaar te maken informatiecategorieën deel ik met mevrouw Leijten. Maar het derde punt is al uitgevoerd. Dat is het enige. De budgetten zijn al over de ministeries verdeeld. De eerste twee punten in het dictum van de motie-Leijten op stuk nr. 62 kan ik dus goed volgen, maar het derde punt in het dictum is al uitgevoerd, want die budgetten zijn al verdeeld over de verschillende ministeries.

De voorzitter:

En dus?

Minister Bruins Slot:

En dus is de vraag aan mevrouw Leijten de volgende. Iets wat ik al eerder heb verdeeld, kan ik niet nog een keer verdelen. Ik kan deze motie dus wel oordeel Kamer geven, maar het derde deel van het dictum is eigenlijk overbodig. Verder is het altijd mijn inzet om het parlement volledig en goed te informeren. Ik wil dus wel opmerken dat ik de desbetreffende constatering niet deel, want de inzet van mij als minister is om het parlement altijd en goed te informeren. Het is aan het parlement om mij daarop af te rekenen als ik dat niet doe.

Mevrouw Leijten (SP):

Huiselijk gezegd: ieder ministerie heeft nu wel de budgetten en de opdrachten gekregen, maar kan eigenlijk een beetje lanterfanten wat het wil. Op het moment dat een ministerie die niet wil uitvoeren, kan het dit budget dus ook aan andere dingen uitgeven. Deze motie zegt dat dat dus niet kan en dat je dat dus strakker moet volgen. Als we de minister hiermee een steuntje in de rug geven om die macht of doorzettingsmacht wel te krijgen, dan zou dat wel mooi zijn. Ik zei het ook in het debat: we hebben enorm veel geld voor een verbetering van de archieven, de informatiehuishouding en de hele rimram — dat is ontzettend veel belastinggeld — maar we hebben geen enkele zekerheid, we hebben geen enkele deadline. We zien dat het met de Woo achteruitkachelt, dat het met wat de ministerraad besluit achteruitkachelt, dat het met artikel 68 achteruitkachelt. Dat is niet met elkaar in evenwicht, en dat probeert deze motie wel met elkaar in evenwicht te brengen, opdat de toebedeelde middelen ook aan deze taken worden besteed.

Minister Bruins Slot:

Op het punt van het informeren van de Kamer en wat mevrouw Leijten daarover aangeeft: nogmaals, bijvoorbeeld het openbaar maken van de beslisnota's is echt een grote stap naar meer openbaarheid. Maar daar hebben we met elkaar een goed debat over gevoerd. Als ik het derde onderdeel zo mag lezen dat ik jaarlijks de Kamer informeer over hoe het daarmee gaat, dan kan ik daar goed invulling aan geven.

De voorzitter:

En dus krijgt die oordeel Kamer?

Minister Bruins Slot:

Dan is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk even strak naar mevrouw Leijten. Zij knikt ja.

Minister Bruins Slot:

Dan de motie op stuk nr. 63, die verzoekt om met een haalbaar plan te komen. Ik ben nu met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken het meerjarenplan openbaarheid en informatiehuishouding aan het maken. Als ik daarmee invulling kan geven aan deze motie, dan geef ik de motie oordeel Kamer. Daarin willen we namelijk én de openbaarheid én de informatiehuishouding samenbrengen om tot een uitvoerbaar plan te komen. De staatssecretaris van OCW zit er ook bij, vanwege de Archiefwet.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat zou dan wel voor de zomer moeten.

Minister Bruins Slot:

Rond de zomer?

Mevrouw Leijten (SP):

Medio zomer? Ik bedoelde eigenlijk de zomer of voorzomer van dit jaar.

Minister Bruins Slot:

De zomer valt dit jaar erg vroeg.

De voorzitter:

Niet de zomer in Zuid-Afrika of in Australië of zo.

Minister Bruins Slot:

Voor het zomerreces?

Mevrouw Leijten (SP):

Voor het zomerreces: daar kan ik mee leven.

Minister Bruins Slot:

Ik ga mijn uiterste best doen.

De voorzitter:

Een paar ambtenaren zitten nu vloekend bij de televisie.

Minister Bruins Slot:

Ik maak me daar een beetje zorgen om.

De voorzitter:

Ik wens u veel succes vanmiddag op het departement.

Minister Bruins Slot:

Ik zal kijken of mijn pasje het nog doet.

De voorzitter:

Ja, dat weet je nooit.

Tot zover. Dank aan de minister voor haar aanwezigheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors een enkel ogenblik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven