3 Macrodoelmatigheid mbo

Macrodoelmatigheid mbo

Aan de orde is het tweeminutendebat Macrodoelmatigheid mbo (CD d.d. 16/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Macrodoelmatigheid mbo naar aanleiding van een commissiedebat van 16 februari. Van de zijde van de Kamer hebben we vijf sprekers. Welkom allemaal. Ik heet uiteraard ook minister Dijkgraaf van harte welkom. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer El Yassini van de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor het goede commissiedebat over macrodoelmatigheid dat we hebben gehad. Ik heb twee moties. Die zijn wat langer, omdat ze veel inhoud hebben. Ik ga dus meteen aan de slag met de eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AanDeBak-garantie van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid jongeren een vliegende start op de arbeidsmarkt geeft door ze al bij de start van hun mbo-opleiding een baangarantie te geven bij een van de werkgevers die zich hebben aangesloten bij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid;

constaterende dat in Rotterdam inmiddels al ruim 100 bedrijven in acht sectoren meedoen en er jaarlijks ruim 700 AanDeBak-garanties beschikbaar zijn;

overwegende dat de AanDeBak-garantie veel voordelen biedt, voor zowel jongeren die daardoor opleidingen kiezen waarmee goedbetaald werk te vinden is als voor werkgevers die kampen met grote personeelstekorten;

van mening dat alle jongeren in heel Nederland een goede start op de arbeidsmarkt en in de samenleving verdienen en dat projecten zoals de AanDeBak-garantie kunnen bijdragen aan zo'n vliegende start;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe en op welke manier de AanDeBak-garantie breder kan worden ingezet door mbo-instellingen in heel Nederland, en de Kamer hierover te informeren voor Prinsjesdag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Kwint.

Zij krijgt nr. 553 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter. Dan de andere motie. Die heeft te maken met economisch-administratieve opleidingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoeken van onder andere de Commissie macrodoelmatigheid mbo aantonen dat economisch-administratieve mbo-opleidingen een gering tot zeer slecht arbeidsmarktperspectief kennen;

constaterende dat het ROA-rapport uit 2019 laat zien dat 29% van de jongeren op niveau 2 en 21% van de jongeren op niveau 3 met een diploma uit het domein Economie en Administratie een jaar na afstuderen nog steeds werkloos zijn op basis van de 12 uursnorm;

overwegende dat door automatisering en technologie de vraag naar economisch-administratieve functies op de arbeidsmarkt flink zal teruglopen en daardoor het arbeidsmarktperspectief van economisch-administratieve opleidingen verder onder druk zal komen te staan;

van mening dat jongeren een goede start in de samenleving en op de arbeidsmarkt verdienen en dat een diploma van een opleiding met een gering tot zeer slecht arbeidsmarktperspectief juist zorgt voor een valse start;

verzoekt de regering het aantal opleidingsplekken van economisch-administratieve opleidingen verantwoord maar wel substantieel af te bouwen met als doel dat het aantal opleidingsplekken overeenkomt met de toekomstige arbeidsmarktbehoefte en daardoor goed aansluit op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Yassini.

Zij krijgt nr. 554 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Ik dien de motie in …

De voorzitter:

Dank u wel. U bent aan het einde van uw tijd.

De heer El Yassini (VVD):

Ik dien de motie in en ik wil die direct aanhouden, omdat deze motie fungeert als een zwaard van Damocles boven de sector. De sector moet nu echt werk gaan maken van die economisch-administratieve opleidingen. Ik wil de motie dus direct aanhouden, zodat de sector weet dat men echt aan het werk moet om ervoor te zorgen dat deze opleidingen aansluiten op het toekomstige arbeidsmarktperspectief.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer El Yassini.

Op verzoek van de heer El Yassini stel ik voor zijn motie (31524, nr. 554) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Misschien is het wel goed om desondanks wel de appreciatie van de minister te horen in zijn termijn.

Het woord is nu aan de tweede spreker van de zijde van de Kamer: mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb vandaag één motie meegenomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat JOB MBO signalen ontvangt van studenten die hoge kosten maken voor het aanschaffen van leermiddelen voor opleidingen in de tekortsectoren;

overwegende dat dure leermiddelen in hun algemeenheid onwenselijk zijn en dat die extra onwenselijk zijn voor opleidingen in de tekortsectoren;

overwegende dat het aanschaffen van deze middelen aspirant-studenten kan ontmoedigen om voor opleidingen in de tekortsectoren te kiezen;

verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de kosten van de leermiddelen en mogelijke oplossingen voor belemmeringen daarin op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en De Hoop.

Zij krijgt nr. 555 (31524).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh van GroenLinks. Dan is het woord aan de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Tijdens het debat Macrodoelmatigheid mbo hebben we onder andere met elkaar afgesproken voortaan te spreken over kansrijk opleiden. Ik kijk de heer El Yassini even aan, want dat was een geheel terechte opmerking. Dat doet volgens mij ook meer recht aan de manier waarop wij over het mbo moeten spreken. Het is niet om een fabrieksachtige benadering richting opleidingen te hebben, maar soms proefde ik toch nog een zienswijze waarbij mbo-studenten worden gezien als slechts arbeidskrachten voor tekortsectoren. Ik vind dat we daar wel tegen moeten waken. Volgens de Partij voor de Arbeid hoort bij kansrijk opleiden ook dat mbo-studenten kiezen voor een opleiding die het beste past bij hun talenten en drijfveren. We moeten ervoor waken dat we ons niet blindstaren op optimale baankansen in tekortsectoren en daarbij voorbijgaan aan keuzevrijheid, die zeker ook voor mbo-studenten geldt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de focus binnen kansrijk opleiden soms erg lijkt te liggen op studenten sturen richting tekortsectoren;

constaterende dat JOB MBO aangeeft dat studenten niet geforceerd willen worden richting een studie, maar vooral goed geïnformeerd een studiekeuze willen maken;

constaterende dat het arbeidsmarktperspectief ook sterk kan wisselen over tijd;

van mening dat wanneer je een opleiding kiest die past bij je talenten en drijfveren, de kans het grootste is dat je deze succesvol afmaakt;

verzoekt de regering rekening te houden met de keuzevrijheid van studenten bij studievoorlichting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 556 (31524).

De heer De Hoop (PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Hoop van de PvdA. De volgende spreekster van de zijde van de Kamer is mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het stimuleren van leven lang ontwikkelen een belangrijke ambitie is van het kabinet;

constaterende dat jongeren vanaf de middelbare school voor een verschillende duur bekostigd publiek onderwijs volgen;

constaterende dat bijvoorbeeld studenten uit het hbo en het wo gemiddeld langer publiek onderwijs genieten dan studenten uit het mbo;

overwegende dat iedereen gelijke toegang zou moeten hebben tot onderwijs;

overwegende dat een leerbudget een toekomstbestendig instrument kan zijn om onderwijs in het kader van leven lang ontwikkelen vorm te geven;

overwegende dat een leerbudget kan leiden tot meer ontwikkeling van mensen en meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering om in de toekomstverkenning LLO in te gaan op verschillende opties voor een leerbudget in het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen, Kwint, Peters en El Yassini.

Zij krijgt nr. 557 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het stimuleren van leven lang ontwikkelen een belangrijke ambitie is van het kabinet;

constaterende dat onderwijsinstellingen wanneer zij postinitieel onderwijs of cursussen willen aanbieden, stevige administratieve lasten ervaren;

constaterende dat de regels over investeren in private activiteiten met publieke middelen door publieke onderwijsinstellingen als streng worden ervaren;

constaterende dat ons stelsel van publiek onderwijs waardevolle onderwijsinfrastructuur is en de publieke instellingen kwalitatief hoogwaardige opleidingen aanbieden;

overwegende dat deze regels en administratieve lasten daarmee in de weg staan aan het aanbieden van deelcertificaten;

verzoekt de minister in de toekomstverkenning LLO te onderzoeken welke knelpunten publieke onderwijsinstellingen ervaren bij het aanbieden van onderwijs in het kader van leven lang ontwikkelen en voorstellen te doen om deze weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen, Kwint, Peters en El Yassini.

Zij krijgt nr. 558 (31524).

Mevrouw Hagen (D66):

Tot slot, voorzitter. In het debat hadden we het uitgebreid over het STAP-budget. De heer Kwint had het zelfs over klankschaalknuffelen. Ook ik was daar helder over. Wat mij betreft, krijgt ons publieke onderwijs daarin een veel grotere rol. In het debat vroeg ik de minister of hij in gesprek wilde gaan met het ministerie van SZW over aanpassingen van het STAP-budget. Is de minister er al aan toegekomen dat gesprek te voeren?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Hagen, voor uw inbreng namens D66. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Peters van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Taskforce Doelmatigheid een zogenoemde "Bosatlas" heeft voorgesteld die ervoor kan zorgen dat er op regionaal niveau meer objectieve criteria komen om het arbeidsmarktperspectief te bepalen;

overwegende dat dit alsnog veelal om landelijke criteria gaat en gegevens van mbo-instellingen, bijvoorbeeld middels alumnigegevens, hier vooralsnog geen rol bij spelen;

overwegende dat alumni niet alleen een rol kunnen spelen bij het bepalen van de arbeidsmarktrelevantie maar dat alumnibeleid voor mbo-instellingen sowieso van toegevoegde waarde kan zijn om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te versterken;

verzoekt de regering om mbo-instellingen aan te moedigen om alumnibeleid op te zetten en uit te voeren;

verzoekt de regering om bij het opstellen van de zogenoemde "Bosatlas" gegevens van mbo-instellingen, bijvoorbeeld alumnigegevens, mee te nemen in het bepalen van het (regionale) arbeidsmarktperspectief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 559 (31524).

Dank u wel, meneer Peters van het CDA. De zesde en laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. We hebben het tijdens het debat inderdaad gehad over een leven lang leren, het STAP-budget en de zaken die we daar allemaal over meegekregen hebben. Ik moet mevrouw Hagen corrigeren: ik had het over een holistische klankschaal-chakra-energiebaanconsulent. Ik kijk er nu al naar uit dat de Dienst Verslag en Redactie dit nog een keer mag opschrijven en een precieze spelling van deze functie moet gaan bepalen. Ik wens hun daarbij veel succes.

Er zit wel een serieus punt onder: wij hebben hele goede bekostigde onderwijsinstellingen, hbo's, mbo's en universiteiten, maar we zien dat te veel van het opleidingsbudget terechtkomt bij allerlei particuliere bureautjes, terwijl dat volgens ons beter besteed is bij de onderwijsinstellingen die we hebben. We hebben er alle begrip voor dat er hele specialistische bijscholingen kunnen zijn die soms ook door het bedrijfsleven zelf worden georganiseerd. Dat is helemaal niet erg, maar de verhouding, de balans, is wat ons betreft wel een beetje zoek. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een groot maatschappelijk belang is bij het faciliteren van een leven lang ontwikkelen voor alle Nederlanders;

van mening dat Nederland zeer goede mbo's, hbo's en universiteiten heeft;

verzoekt het kabinet bij de toekomstige plannen rondom een leven lang ontwikkelen zo veel als mogelijk te stimuleren dat Nederlanders bij onze bekostigde onderwijsinstellingen terechtkunnen voor een groot deel van hun bijscholing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Hagen.

Zij krijgt nr. 560 (31524).

Dank u wel, meneer Kwint. En ook dank voor de toevoeging van dit bijzondere woord aan de Handelingen. Ik ben zelf inmiddels ook wel nieuwsgierig naar hoe ze dit gaan spellen. Dat gezegd hebbende, we zijn aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben voor de beoordeling van de ingediende moties, dus ik schors voor tien minuten.

De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Macrodoelmatigheid mbo, naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 16 februari. We hebben net de termijn van de Kamer gehad. Daarin zijn acht moties ingediend en is nog een enkele vraag gesteld. Ik geef het woord aan de minister voor de appreciatie en de beantwoording van de vragen.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Mooi om hier weer het gesprek te mogen voeren over het mbo. Ik kijk zelf ook terug op een zeer inhoudsvol debat over macrodoelmatigheid. Ik denk dat in het debat heel mooi het dilemma, of bijna de win-winsituatie, is geschetst, namelijk hoe belangrijk het is dat studenten kiezen voor opleidingen die bij hen horen maar die ook echt een mooi toekomstbeeld bieden. Dat was denk ik de toon van het debat. Zo zie ik ook deze moties.

Ik zal ze even kort doorlopen. Ik begin met de motie op stuk nr. 553 van de heer El Yassini en de heer Kwint, over de AanDeBak-garantie. Dat is echt een prachtig initiatief, dat we inderdaad graag verder willen aanjagen en willen uitlichten, want het is heel mooi dat werkgevers die banen garanderen. Ik ben zelf in gesprek geweest met een aantal van deze Rotterdamse ondernemers. Ik wil graag andere ondernemers besmetten met hun houding, dus dit is zeker iets wat we willen stimuleren. We gaan ook al onderzoeken hoe we dat verder kunnen stimuleren, maar ik wil de motie zo lezen dat ik niet nu weer een extern adviesbureau aan het werk moet zetten. We zijn er zelf van overtuigd, dus we gaan gewoon kijken wat we er meer mee kunnen doen. Als ik de motie op deze manier mag interpreteren, geef ik 'm graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zag de indiener, de heer El Yassini, al knikken. Ik kijk heel even of hij toch nog een toevoeging heeft.

De heer El Yassini (VVD):

Het is inderdaad niet de bedoeling dat een duur extern bureau wordt ingehuurd. Het gaat om een onderzoek binnen het ministerie naar wat er precies nodig is. Het heeft natuurlijk ook te maken met de financiële component: wat kost het om dit te bereiken? Alles wat we willen doen, gaat uiteindelijk geld kosten van de belastingbetaler. Wij willen de balans goed kunnen opmaken van wat we kunnen doen en waar we in willen investeren. Zou de minister de Kamer een brief kunnen toekomen over welke opties er zijn en welke financiële componenten daaraan hangen? Dan kan de Kamer een goede afweging maken.

Minister Dijkgraaf:

Dat is precies hoe ik de motie interpreteerde. Ik denk dat we niet zozeer hoeven te onderzoeken of we dit willen maar meer op welke manier we dit verder kunnen stimuleren. Daar kom ik dan op terug in de gevraagde brief.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 553: oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

De tweede motie van de heer El Yassini, die op stuk nr. 554, heeft hij aangehouden tot oktober. Ik wil daar toch iets over zeggen. Het is volgens mij heel mooi dat men nu echt aan het werk gaat, ook met het advies van de taskforce-Asscher. Ik begrijp dat deze motie als een zwaard van Damocles boven de sector hangt om daar echt vaart mee te maken. Ik snap ook de frustratie bij sommigen van u, omdat dit een taai onderwerp is waar men al lang mee bezig is maar waarbij er misschien niet genoeg vooruitgang is. Ik heb zelf vastgesteld dat alle partijen echt aan het werk willen. Het moet ook regionaal gebeuren. We gaan in het najaar dus zeker kijken hoe het ervoor staat. Dat zal gedeeltelijk ook kwalitatief zijn: wat zijn precies de acties die men onderneemt? Maar op een gegeven moment gaan we daar natuurlijk ook de effecten van zien. Het is dus een goede aansporing om iets te doen waarvoor ikzelf ook een groot enthousiasme heb.

De voorzitter:

Een toelichting nog. We hebben "aanhouden" genoteerd. Ik kijk nog even naar de heer El Yassini. Hij knikt, dus we noteren dit voor de stemmingslijst als: aangehouden.

De heer El Yassini (VVD):

Ja, dat klopt. De motie blijft. We zullen 'm verlengen als de motie komt te verlopen, omdat we inderdaad gewoon de tijd aan die regionale partners, mbo-instellingen en ook het ministerie willen geven om hier werk van te maken. Ik dank de minister dus voor dit antwoord.

Minister Dijkgraaf:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 555 van mevrouw Bouchallikh en de heer De Hoop. Dat is een terecht punt: hoe zit het nu met die hoge kosten, juist ook voor de tekortsectoren? Daarbij zou ik ook wel willen kijken naar de werkgevers, die deze mensen graag willen hebben. Maar wat zijn daarbij precies de belemmeringen en wat kunnen we daaraan doen? Wij zijn zeker bereid om daar verder onderzoek naar te doen. Deze motie geef ik dus graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 555: oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 556 van de heer De Hoop over precies de andere kant, zogezegd: hoe zit het nu met de keuzevrijheid? Ik moet zeggen dat ik enigszins worstel met de appreciatie, omdat ik dit eigenlijk heel vanzelfsprekend vind bij studievoorlichting. De keuzevrijheid is voor mij een enorm essentieel element op alle plekken in het onderwijs waar we studenten proberen voor te lichten en hun proberen te helpen om de juiste keuzes te maken. Dat is en blijft essentieel. Maar tegelijkertijd moet je ook transparant zijn, al zie ik dat helemaal niet in conflict met de tekst van deze motie, over de perspectieven et cetera. Ik zei dus dat ik twijfel over de appreciatie omdat ik het zo'n vanzelfsprekendheid vind, maar ik geef 'm toch graag oordeel Kamer. Ik zie het dan nog als een extra aanmoediging om deze keuzevrijheid in het vizier te houden.

Dan ...

De voorzitter:

Voordat u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Hagen, D66. En nog even voor de volledigheid: de motie op stuk nr. 556 krijgt oordeel Kamer.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ben dan toch wel even benieuwd naar het volgende. De minister zei bij de motie op stuk nr. 554 dat hij het ook zo ervaart, maar daarin wordt gezegd dat we bepaalde plekken in het mbo substantieel gaan afbouwen. Dat vindt D66 overigens helemaal geen goed plan. De motie van de heer De Hoop zegt juist dat er vooral keuzevrijheid moet zijn. Maar we kunnen het niet allebei doen, beste minister, zou ik via de voorzitter willen zeggen. Ik hoor dus heel graag hoe u dat dan ziet. Ik vraag me ook af of de motie op stuk nr. 554, als die niet aangehouden wordt, dan ontraden is of oordeel Kamer krijgt.

Minister Dijkgraaf:

Dank voor deze vraag van mevrouw Hagen. Dat had ik misschien inderdaad moeten zeggen. Als die motie aangehouden wordt, dan is het oké. Maar als dat niet gebeurt, dan zal ik 'm moeten ontraden. Het neemt namelijk eigenlijk een voorsprong op deze discussie. Maar de boodschap van de commissie-Asscher is eigenlijk dat dit een goede manier is om het te doen met de juiste voorlichting en de juiste perspectieven. Daar hoef je dan niet dit soort ingrepen voor te doen. Maar nogmaals, dat is op dit moment niet aan de orde. We hebben het advies en men is met elkaar aan het werk. Dat was ook de aard van ons debat. Ik lees de motie van de heer El Yassini dan ook als een verdere aanmoediging om dit pad verder te bewandelen.

De voorzitter:

Ik heb wel wat aarzeling om dit debat opnieuw te openen. Dit gaat namelijk om een motie die is ingediend en meteen al is aangehouden. Het is een novum dat je een motie indient in een debat om 'm meteen aan te houden. De minister zegt eigenlijk: ik ontraad 'm, omdat het ontijdig is, want er komen nog allemaal trajecten en om nu een debat te gaan houden over een aangehouden motie die waarschijnlijk in oktober pas weer komt … Ik geef u nog kort het woord, meneer El Yassini, omdat het over uw motie ging.

De heer El Yassini (VVD):

Het is helemaal niet mijn bedoeling om het debat opnieuw op te starten, maar het gaat juist over de manier waarop de appreciaties worden gedaan en hetgeen de minister zegt over de taskforce-Asscher. Het klopt dat de taskforce-Asscher zegt dat ze samen aan de bak gaan om regionaal te gaan kijken hoe Kansrijk Opleiden een nieuw leven in kan worden geblazen. Ik wil daar echter wel een correctie bij zetten en die wil ik in de Handelingen opgenomen hebben. Dat is dat de taskforce ook best hard is richting opleidingen met een laag tot heel slecht arbeidsmarktperspectief. Daar is het advies dat daar echt wat mee moet gebeuren. Laat dit vooral een vrijbrief zijn voor de minister om dat op te pakken als aanjager. Ik ben ook heel benieuwd hoe de motie van de heer De Hoop zich in oktober verhoudt ten opzichte van mijn motie die nu ontraden is. Ik ben ook heel blij dat dan pas de appreciatie komt. Laten we dan dat debat verder voeren. Dat wilde ik hier even markeren, zodat wel duidelijk is dat de taskforce-Asscher een breder advies heeft gegeven. Daarbij hebben ze enerzijds gezegd dat het overgelaten moet worden aan de regio's en anderzijds dat er echt wat moet gebeuren met de economisch-administratieve opleidingen.

Minister Dijkgraaf:

Ik denk dat het verstandig is dat we het debat niet overdoen. Volgens mij kijken we allemaal terug op een debat dat uiteindelijk de nuances wist te bereiken die we nu in deze korte minuten niet kunnen bereiken. Laat ik het daarbij laten.

De voorzitter:

Toch even voor de volledigheid, zodat iedereen het helder heeft. De motie op stuk nr. 554 is aangehouden. Mocht die toch in stemming worden gebracht, dan is die voor nu ontraden.

Minister Dijkgraaf:

Juist.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 556 krijgt oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Juist. Dank u. Dan de motie op stuk nr. 557 van mevrouw Hagen en de heren Kwint, Peters en El Yassini over een leven lang ontwikkelen. Laat ik zeggen dat er een toekomstverkenning LLO gaande is. Die wordt ook in de motie genoemd. Daar is mijn collega, minister Wiersma, primair verantwoordelijk voor. Die komt voor de zomer. Deze verschillende opties passen volgens mij uitstekend in exact de toekomstverkenningen die worden opgesteld. Met de kanttekening dat mijn collega Wiersma hier primair verantwoordelijk voor is, geef ik deze motie graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 557: oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 558. Ook dat zijn exact de punten die in deze toekomstverkenning bekeken worden. Die kunnen dus beslist worden meegenomen met de toekomstverkenningen die dus voor de zomer worden aangeboden aan de Kamer. Dus ook de motie op stuk nr. 558 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat noteren we.

Minister Dijkgraaf:

Dan kom ik nog even terug op de vraag van mevrouw Hagen over het STAP-budget. Het is heel belangrijk om te benadrukken dat dat een lerend initiatief is. Dat wordt steeds verder doorontwikkeld. Men kijkt eigenlijk wat er gebeurt, hoe we daarvan kunnen leren en hoe we het verder kunnen ontwikkelen. Daar ligt natuurlijk ook een belangrijke rol voor het ministerie van SZW. Mijn collega's minister Van Gennip en minister Wiersma zijn daar regelmatig over in gesprek, dus ook deze vraag is daar aan de orde gekomen. Er is in november jongstleden al een brief over geweest. Voor de zomer komt er weer een brief, waarin ook dat voortschrijdend inzicht wordt meegenomen. Dan hoop ik dat u een aantal van de punten in die brief beantwoord zult zien. Laat ik benadrukken dat het geen eenmalig gesprek is. Het is bijna een permanent gesprek tussen de ministeries van OCW en SZW over dit initiatief, dat zich inderdaad sterk aan het ontwikkelen is en ook wel zou moeten zijn, denk ik.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 559 van de heer Peters en mevrouw Van der Graaf over de Bosatlas. Ik geef die motie oordeel Kamer. Ik ga daar een paar opmerkingen over maken. Ten eerste ben ik het er helemaal mee eens dat het goed is dat instellingen hun alumnibeleid opzetten. Dat doen we over het algemeen in Nederland niet zo goed. Eerlijk gezegd, als we het doen, dan doen we het bij wijze van spreken nog eerder bij de universiteiten, wat minder bij de hogescholen en nog wat minder bij het mbo, terwijl het juist voor het mbo erg belangrijk is, omdat veel van de alumni zich in de regio bevinden.

Wel heb ik daarbij de opmerking dat de Bosatlas het samenkomen van het lokale arbeidsmarktperspectief en het opleidingsaanbod is. Dat doen de scholen samen met de werkgevers. De uitvoering daarvan hebben we dus bij SBB belegd. Ik lees de boodschap van de motie zo dat de regering dingen mee moet nemen. Die boodschap geven we mee aan SBB, die dat dan doet, samen met de werkgevers, want die zijn daarbij erg belangrijk.

Het is ook wel goed om te benadrukken dat we alumnigegevens en gegevens over de arbeidsmarkt hebben, maar dat we niet kunnen vaststellen welke student van welke opleiding uiteindelijk waar gaat werken. Dat roept namelijk allerlei privacyvragen op en dan zullen we allerlei gegevensbestanden aan elkaar moeten koppelen, waarbij het maar helemaal de vraag is of je dat wilt en of dat kan. Wat we wél kunnen doen — dat kunnen we kwalitatief bekijken — is kijken naar de ervaringen van mbo-scholen: waar gaan hun studenten typisch werken? Dat zullen zij ook inbrengen. We weten al dat dat grotendeels regionaal is, dus daar kan zeker kwalitatief iets worden gedaan, maar ik ga niet beloven dat er een nationale database komt waardoor we van iedere student precies weten waar hij of zij werkt.

De voorzitter:

Ik had al de indruk dat de heer Peters van het CDA hier een vraag over had.

De heer Peters (CDA):

Nee, ik heb hier geen vraag over, want ik begrijp heel goed dat dat niet op individueel niveau kan. Bij hbo's of universiteiten zal dat ook niet gaan. Ik vraag alleen — volgens mij staat dat er ook — om de alumnigegevens van de mbo-scholen mee te nemen in de Bosatlas. Meer niet.

Minister Dijkgraaf:

Nee, precies. Ik lees de motie ook zo. Het zal gedeeltelijk kwalitatief zijn, want die gegevens zijn op z'n minst wisselvallig.

De voorzitter:

Met die toelichting krijgt de motie op stuk nr. 559 oordeel Kamer.

Minister Dijkgraaf:

Ja, oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 560, van de heer Kwint en mevrouw Hagen. Die gaat ook over een leven lang ontwikkelen. Hierbij plaats ik dezelfde kanttekening, dus dat dit primair bij collega Wiersma ligt. Ik zei al: hij is bezig met die toekomstverkenning; daar zijn we mee bezig. Daarin zal hij zeker ook ingaan op de rol van publiek en privaat aanbod, maar ik wil daar niet op vooruitlopen. Mijn verzoek zou dus zijn om deze motie aan te houden tot het debat daarover. De toekomstverkenning komt voor de zomer uit en daar gaat u ongetwijfeld met collega Wiersma over debatteren. Dat lijkt mij het juiste moment om dit verzoek, deze motie, in te dienen. Anders zou ik de motie moeten ontraden, omdat ik het gevoel heb dat er dan voorafgaand aan het proces, waarin dit absoluut wordt meegenomen, een boodschap wordt meegegeven, terwijl mijn collega zich hierover nog aan het beraden is. Van mijn kant dus het verzoek om de motie aan te houden tot het debat.

De heer Kwint (SP):

Ik heb daar in principe niet zo veel bezwaar tegen, maar ik heb nog wel één vraag. Die plannen worden nu gemaakt en die bespreken we op een later moment. Ik stel wel voor dat wij dan niet te horen krijgen: dan had u het van tevoren moeten inleveren, want nu zijn net de plannen af. Soms is er een Haagse dynamiek waarin je altijd te vroeg of te laat bent. Ik wil de minister best tegemoetkomen door de motie aan te houden, maar ik stel voor dat hij dan aan zijn collega Wiersma doorgeeft dat hij dan niet het antwoord moet geven: dan had u het eerder moeten indienen.

Minister Dijkgraaf:

Dat verzoek zal ik doorgeleiden, evenals het signaal dat hiermee wordt afgegeven. U bent niet de enige die dit signaal afgeeft. Het komt ook vaak vanuit de instellingen. In het publieke debat over een leven lang ontwikkelen wordt dat signaal, de wens om ook de bekostigde onderwijsinstellingen daar beter bij te betrekken, door velen naar voren gebracht, niet het minst door de instellingen zelf. Dit signaal is dus wel bekend, maar de precieze vorm waarin het moet worden afgewogen, zult u terugzien in de toekomstverkenning. Dat lijkt me het juiste moment om daarover te debatteren en eventueel ook deze motie in te dienen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Op verzoek van de heer Kwint stel ik voor zijn motie (31524, nr. 560) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mocht de motie toch nog in stemming worden gebracht, dan is het oordeel voor nu "ontraden". Daarmee zijn we door de appreciaties heen. Ik kijk even rond. Dan zijn we aan het einde van dit tweeminutendebat gekomen. Ik dank de minister en uiteraard de leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik heb al even rondgekeken voor het volgende debat. Volgens mij is iedereen die daaraan deelneemt al present, dus ik stel voor dat we daar meteen mee doorgaan.

Naar boven