4 Vragenuur: Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de minister voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht dat gehandicapte mensen werden mishandeld in een zorginstelling.

De voorzitter:

Ik nodig de minister voor Langdurige Zorg en Sport en mevrouw Westerveld uit. Mevrouw Westerveld zal haar vraag stellen over het bericht dat gehandicapte mensen werden mishandeld in een zorginstelling. Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad lazen we afgelopen weekend in verschillende nieuwsberichten het verhaal over een zorglocatie in Groningen waar mensen met een ernstige meervoudige beperking mishandeld werden. Cliënten kregen lichamelijke straffen opgelegd als zij met hun gedrag duidelijk wilden maken wat ze wel of niet wilden.

Allereerst heb ik ongelofelijk veel waardering voor hulpverleners die werken met mensen met een ernstige meervoudige beperking. Het is ontzettend zwaar werk. Maar ik denk ook dat mensen die echt een hart hebben voor deze cliënten, zouden afkeuren wat hier is gebeurd. Dit is gewoon mishandeling met sadistische trekken, zou ik willen toevoegen. Als ik kijk naar de voorbeelden uit het inspectierapport, dan kan ik alleen maar met afkeuring reageren. Ik las een aantal voorbeelden. Zo werd bijvoorbeeld het hoofd van een cliënt met pindakaas ingesmeerd, waarna deze persoon werd afgelikt door een hond. Er werd gescholden en cliënten moesten soms buiten slapen. Een cliënt werd in de sloot gezet. Iemand werd met zijn hoofd in de wc geduwd. Zorgverleners gooiden zand in het bed van een cliënt, omdat die de tuin niet goed zou hebben gewiekt. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Dit inspectierapport staat er echt vol mee.

Voorzitter. Het is verschrikkelijk om dit te lezen, al helemaal omdat het gaat om cliënten met een verstandelijke beperking die zich vaak minder goed kunnen uiten. Zij hebben vaak niet alleen een verstandelijke beperking, maar ook bijkomende problematiek, zoals autisme, psychiatrische problemen, gedragsproblemen en aangeboren hersenletsel. Dit zijn mensen die in die zorginstelling veilig zouden moeten zijn, maar komen dan in deze omgeving terecht. Het is extra kwalijk, omdat het voor veel van deze mensen heel erg moeilijk is om zich goed te uiten. Daarom is het nodig dat zij beschermd worden. Daarom is het kwalijk dat dat onvoldoende is gebeurd.

Ik heb daarover een aantal vragen aan de minister. Allereerst wil ik aan de minister vragen hoe het kan dat de inspectie pas op het spoor is gezet van deze mishandelingen ná aangifte van oud-medewerkers en ná opnames van Undercover in Nederland. Wat gaat er mis als de inspectie zelfs bij dit soort gruwelijke mishandelingen hier niet zelf achter komt? Wanneer heeft de inspectie de eerste meldingen ontvangen en hoe is daarop gereageerd? Hoe vaak bezoekt de inspectie onaangekondigd zorglocaties waar mensen met een meervoudige beperking worden opgevangen? Hoe kan het dat ook cliëntenondersteuners onvoldoende doorhadden wat hier speelde?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Helder:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met het uitspreken van mijn afschuw over deze casus; dat is duidelijk. Ik denk dat we allemaal met ontzetting en afschuw kennis hebben genomen van de voorbeelden. Dit mag in Nederland gewoon niet voorkomen, zeker voor deze groep die heel kwetsbaar is en zichzelf niet kan uiten. Het is ook niet te bevatten dat dat is voorgekomen. Dat druist ook in tegen mijn zorghart en dat van alle medewerkers waar mevrouw Westerveld het net over had, die echt met goede intenties liefdevolle maar ook veilige zorg willen verlenen.

De inspectie heeft mij half december geïnformeerd over deze casus. Ze hebben dat gedaan naar aanleiding van een rapport, een bestuurlijke rapportage van het Openbaar Ministerie en de politie, dat zij op 30 november hebben ontvangen. Dat was dermate serieus dat zij ook ogenblikkelijk hebben besloten om op 14 december met een heel team een bezoek te brengen aan deze locatie. Toen waren de aanwezige zorgmedewerkers en ook de ondernemers van dit op het pgb gestoelde initiatief — het is namelijk niet een zorginstelling maar een initiatief dat gestoeld is op het persoonsgebonden budget — nog niet geconfronteerd door de politie en er was ook nog geen sprake van aanhoudingen. Die aanhoudingen zijn daadwerkelijk op 19 december verricht.

Op 14 december heeft de inspectie zichzelf op de hoogte gesteld van de situatie, ook door het meenemen van de informatie van de politie en het bekijken van de beelden die waren gemaakt door het televisieprogramma Undercover in Nederland. Op basis daarvan is de inspectie op 19 december weer ter plekke geweest. Volgens mij heeft de inspectie op dat moment een bevel uitgevaardigd dat de zorg daar voor twee cliënten, de twee zwaarste cliënten die hun slaapkamer hadden in het huis van de ondernemers, ogenblikkelijk, dus binnen 24 uur, gestopt moest worden. Op 19 december is de politie ook gekomen om de aanhoudingen te verrichten. Ondanks dat het ging om een initiatief dat gestoeld is op het pgb, heeft het zorgkantoor ervoor gezorgd dat er een heel team klaarstond om voor de overgebleven cliënten de continuïteit van zorg te garanderen terwijl de aanhoudingen werden verricht. Binnen een dag waren die twee cliënten verplaatst. De overige zes cliënten vallen vanaf het afgelopen weekend niet onder de zorg van deze locatie.

Mevrouw Westerveld vraagt natuurlijk terecht hoe het kan dat dit gebeurt zonder dat wij het weten. Dat heeft er vooral mee te maken dat we de signalen wel moeten kunnen zien, zoals we net ook hoorden over de femicides. We kunnen in deze casus zien dat er bijvoorbeeld eerder geen anonieme meldingen bij de IGJ zijn gedaan door medewerkers. Die hebben wel aan de bel getrokken maar niet richting de inspectie. Er is wel in oktober contact geweest tussen de ondernemers en de inspectie om aan te geven dat het undercoverprogramma er had rondgelopen. Daar wilden ze dat vooral neerleggen. Dit was precies ook een van de elementen die ik heb meegenomen in de gesprekken die ik met de inspectie zowel op 19 december, maar ook in januari direct na het reces heb gevoerd. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we deze signalen eruit halen en daarbij snel reageren, terwijl er zo veel verschillende initiatieven zijn in Nederland en er ook heel veel signalen uit de inspectie naar boven komen? Ik moet constateren dat op het moment dat de inspectie deze signalen daadwerkelijk in de volle ernst en omvang ontving, zij naar bevinden gehandeld heeft. De inspectie heeft dus als eerste een bevel opgelegd voor de twee zwaardere cliënten en voor de overige acht cliënten een aanwijzing gegeven die per 9 februari geëffectueerd zou moeten worden, maar die inmiddels geëffectueerd is. U moet zich voorstellen dat dit cliënten zijn waarbij er door de ouders en verzorgers bewust gekozen is voor een pgb-initiatief. Daarbij zijn het in eerste aanleg de ouders en vertegenwoordigers die moeten zoeken naar vervolgzorg. Dat is overigens wel met heel actieve ondersteuning van het zorgkantoor gebeurd. Voor alle cliënten geldt dat zij inmiddels elders in zorg zijn of dat daar nog aan wordt gewerkt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Uit het relaas van de minister krijgen we bijna de indruk dat er heel snel is opgetreden, maar de aangiftes en de opnames van Stegeman van Undercover in Nederland waren al van oktober. Op 23 december lag er een inspectierapport en het is nu inmiddels februari. Dat is natuurlijk ontzettend lang voor mensen die daar wonen. Ik zou de minister dus nog willen vragen hoe zij dat bekijkt.

Voorzitter. Ik vroeg de minister ook wat er misgaat op het moment dat de inspectie er niet zelf achter komt, maar er pas achter komt op het moment dat er aangiftes liggen van oud-medewerkers en van Undercover in Nederland. Hoe vaak bezoekt de inspectie dit soort initiatieven? Het is namelijk ontzettend belangrijk dat bij mensen die zich vaak moeilijk zelf kunnen uiten echt wordt gecontroleerd of zij daar op een veilige plek zitten.

Minister Helder:

Laat ik even met dat laatste beginnen, want dat ben ik van harte met mevrouw Westerveld eens. Dat is precies het gesprek dat ik met de inspectie hierover voer. Hoe kunnen we er juist bij deze kleinschalige initiatieven en met name bij op pgb-leest gestoelde initiatieven, waar dus geen sprake is van een instelling die een contract heeft bijvoorbeeld, achter komen en kunnen we er in voldoende mate langsgaan? Er zijn heel veel meldingen, maar het lukt de inspectie niet om altijd proactief, zeg maar, bij iedere zorgonderneming of ieder op pgb gestoeld particulier initiatief langs te gaan. Dat zou te veel zijn. Dat is niet proportioneel, maar we moeten er wel voor zorgen dat die signalen eerder bovenkomen en dat is precies waar ik met ze over heb gesproken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit, juist in deze situaties, bij combinaties van pgb en bij mensen die dat zelf niet kunnen aangeven, die in een zeer kwetsbare positie verkeren — ik vind ook dat we daar met elkaar in Nederland goed voor moeten zorgen — niet kan voorkomen?

De mensen die in zo'n initiatief werken, de medewerkers, die bij collega's misstanden zien, kunnen zelf melding maken. Ik moet constateren dat dat hier niet gebeurd is. Ik vind het ook ontzettend afschuwelijk dat het al geconstateerd was, dat ook die camerabeelden er waren. Het programma heeft ervoor gekozen om de politie in te schakelen en niet de IGJ op dat moment. Dus de IGJ is pas ingeschakeld nadat de politie haar bestuurlijke rapportage heeft gegeven. Ik vind ook dat dat eigenlijk eerder had gemoeten, zodat we op die manier eerder signalen hadden kunnen oppikken met elkaar.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het is toch heel heftig om dat op deze manier te constateren? Ik hoor de minister zeggen dat het moeilijk is voor de inspectie om langs al dit soort initiatieven te gaan. Dat is natuurlijk wel een heel groot probleem en dat is ook onderdeel van een groter probleem in Nederland, namelijk dat we vaak zien dat mensen met een beperking niet automatisch meedoen met onze samenleving, dat ze ergens op een aparte locatie worden weggestopt, in dit geval, en dat ze dan volledig afhankelijk zijn van de zorgverleners daar. Over het algemeen hebben zorgverleners een ontzettend goed hart, maar als er dus wat misgaat, dan gaat het gruwelijk mis. En als er dan helemaal niemand langskomt, is dat een ontzettende kwetsbare en onveilige situatie voor deze bewoners.

Ik wil de minister als laatste vragen hoe het zit met bijvoorbeeld vertrouwenspersonen. Hoe kunnen nou deze mensen, die vaak moeilijk kunnen praten, het proactief neerleggen als ze ergens mee kampen, als ze in een onveilige situatie zitten, als ze worden mishandeld? In dit geval is dat gruwelijk misgegaan en ik hoop dus niet dat dat op veel meer plekken voorkomt.

Minister Helder:

Daar zit ook mijn zorg waar het gaat om dit soort op pgb gestoelde initiatieven. Mevrouw Westerveld heeft het over een vertrouwenspersoon, maar dit is een situatie waarin de ouders of de vertegenwoordigers er bewust voor hebben gekozen om een op pgb gestoeld initiatief uit te zoeken, met de bedoeling dat dat kleinschalig en kwalitatief goed is. Er zijn er heel veel die kwalitatief goed zijn. Dit betekent wel dat we afhankelijk van de signalen die daar naar boven komen, van medewerkers, van de ondernemers of van de ouders zelf, en dat zij bijvoorbeeld zeggen: ik vermoed hier een misstand, dus ga kijken. Dat is onvoldoende gebeurd. Dat is ook precies mijn gesprek met de inspectie. Hoe kunnen we nu grip krijgen op juist die situaties? Want als het een instelling is, dan is er sprake van een vertrouwenspersoon. Dan is er een heel mechanisme onder de Wkkgz waardoor dat veel beter geborgd is. Ik ben het helemaal met mevrouw Westerveld eens dat dit een heel schrijnende situatie is. Ik verbaas me er ook over dat die zo lang heeft kunnen bestaan met deze voorbeelden en dat er niet iemand anders in die situatie, in de samenstelling van het team bijvoorbeeld, naar voren is gestapt en daar een melding over heeft gemaakt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat heeft u aangegeven. Er is nog een aantal vervolgvragen. Met het oog op de tijd wil ik vragen — we vinden allemaal de situatie heel erg — om een korte vraag te stellen. Allereerst de heer Hijink, SP.

De heer Hijink (SP):

Voorzitter. De SP heeft al eerder gezegd dat het in ons land makkelijker is om zorgaanbieder te worden dan om een snackbar te beginnen. Dat blijkt in dit soort situaties dus ook. Er staan vier bv's ingeschreven op dat adres. Er wordt gewerkt met het scheiden van wonen en zorg. Daar is de minister ook groot fan van. Er wordt gewerkt met pgb's. Dat zijn eigenlijk allemaal risico's die op zo'n locatie ontstaan, waardoor dus niemand nog zicht heeft — het zorgkantoor niet, de inspectie niet — op wat er precies op zo'n locatie gebeurt. Dan krijg je dus het vreselijke gedrag dat we hebben gezien. Ik wil de minister dus vragen wat zij doet om dat hele schemergebied dat we in de zorg hebben op te heffen, om dat te stoppen, en ervoor te zorgen dat de inspectie, maar ook bijvoorbeeld het zorgkantoor gewoon weer goed toezicht kan houden op de zorg die op dat soort plekken geleverd wordt.

Minister Helder:

Misschien is het handig, ook gezien de tijd, dat ik met name over deze casus antwoorden geef en over wat hierin gaat gebeuren. Deze ondernemers zijn nog niet veroordeeld, maar er speelt natuurlijk een rechtszaak. Tegelijkertijd is de inspectie al heel alert als er in de omgeving bijvoorbeeld een nieuwe organisatie start met minder dan tien medewerkers. Inmiddels is er een meldplicht vanaf 1 januari onder de Wet toetreding zorgaanbieders. Dan worden er ook aanvullende vragen gesteld om ervoor te zorgen dat deze ondernemers dus niet zomaar weer ergens anders kunnen beginnen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de medewerkers. Die zijn nog niet veroordeeld nu. Dat kan ook niet, want de rechtszaak loopt nog. Maar het is heel belangrijk dat andere mensen, ongeacht of dat pgb-houders, vertegenwoordigers van pgb-houders of andere zorginstellingen zijn, zich echt ervan vergewissen — dat is de vergewisplicht — wie er bij hen binnenkomt en of diegenen daadwerkelijk kwalitatief goede zorg leveren en dus niet mishandelen of op deze manier grensoverschrijdend gedrag vertonen. Dat is wat er nu in deze casus gebeurt.

De heer Bisschop (SGP):

Het is inderdaad een weerzinwekkend verhaal. Ik haak toch nog eventjes aan bij de vragen van mevrouw Westerveld. In oktober komen de beelden van Undercover beschikbaar. Als ik het betoog van de minister goed gevolgd heb, is er op 30 november de bestuurlijke rapportage van de politie. 14 december gaat de inspectie naar de zorgboerderij, waar er vervolgens op 19 december krachtig wordt ingegrepen.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil graag van de minister horen of zij tevreden is met deze termijnen: oktober, eind november en dan nog twee weken wachten. Dat terwijl de meest gruwelijke beelden zichtbaar zijn en er de meest gruwelijke rapportage is. Dan is er toch iets grondig fout? Welke lering trekt het ministerie, de inspectie uit deze gang van zaken?

Minister Helder:

Deze minister zou het liefst willen dat op het moment dat die opnamen gemaakt werden, hiervan direct melding gedaan was bij de inspectie, zodat we ook op dat moment konden ingrijpen. Dat is heel duidelijk. Wat is er half oktober gebeurd? De inspectie heeft wel een melding gekregen van de ondernemers zelf, maar had toen nog niet de beschikking over de beelden. Het programma heeft ervoor gekozen om naar de politie te stappen, dus de inspectie had op dat moment niet de beschikking over de beelden. Zij had pas de beschikking over die informatie op 30 november. Toen is zij heel snel in overleg gegaan. Op dat moment speelde ook de situatie met het OM rondom de aanhouding. Er was sprake van een delicate situatie. Men wilde de aanhouding, de tenlastelegging en de voorgeleiding niet in gevaar brengen. Daarom zijn zij op de 14de daar met een team geweest. En ja, ik zou het het liefst meteen op dezelfde dag gehad hebben. Natuurlijk!

De heer Bisschop (SGP):

Dank voor het nog een keer toelichten hoe de procedures zijn gelopen, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was welke lering het ministerie, de inspectie hieruit trekt. Dat zit 'm met name in het moment dat er een bestuurlijke rapportage is, die bij de inspectie is neergelegd. Vervolgens duurt het dan nog eens veertien dagen. Na die zes weken dat het al bekend was, moesten die mensen daardoor nog eens twee weken in de ellende verkeren. Welke lering trekt de inspectie c.q. het ministerie hieruit? Dát wil ik graag weten.

Minister Helder:

Twee weken klinkt heel lang. Dat vind ik dan ook. Als je er nu achteraf naar kijkt, klinkt twee weken heel lang. Tegelijkertijd was het ontzettend belangrijk om de tenlastelegging en het zorgen dat deze mensen nooit meer zorg kunnen leveren, niet in de waagschaal te stellen. Dat is gebeurd in overleg met het OM. Dat is een afweging geweest op dat moment. Daar ben ik niet bij geweest. Maar het is zeker onderdeel van gesprek tussen mij en de inspectie. We gaan ervan uit dat het een goede afweging is geweest om ook de tenlastelegging niet in gevaar te brengen. U moet zich voorstellen dat ook de locatie zelf en bijvoorbeeld de ouders nog niet op de hoogte waren van de situatie. Die zijn gezamenlijk met het OM, de inspectie en het zorgkantoor op 19 december geïnformeerd.

Mevrouw Werner (CDA):

Hoe vaak horen we niet van mensen met een verstandelijke beperking dat er in Den Haag een hele grote blinde vlek bestaat als het om hen gaat? Wat hier allemaal gebeurd is, is natuurlijk afschuwelijk. Daar zal iedereen het mee eens zijn. Maar wat ik specifiek zou willen weten, is: wat biedt de huidige wetgeving eigenlijk voor bescherming voor specifiek mensen met een verstandelijke beperking?

Minister Helder:

Dat is een vrij ruime vraag, maar als het gaat om deze specifieke situatie: vanaf afgelopen 1 januari zijn bij de Wet toetreding zorgaanbieders dus de meldplicht en de vergunningplicht ingevuld. U ziet dat een type zorgaanbieder juist onder de 10 fte blijft. Dat speelt ook bij fraude in de zorg bijvoorbeeld een rol. Daarom is het belangrijk dat we de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg kunnen behandelen in deze Kamer en in de Eerste Kamer. Dat gaan we hopelijk snel doen, want van daaruit zijn er weer meer mogelijkheden om te zorgen dat we juist dit type aanbieders, die geen goede zorg leveren en mogelijk ook frauderen, omdat ze niet de zorg leveren die ze declareren, kunnen aanpakken.

De heer Bevers (VVD):

Dit heeft natuurlijk weinig met zorg te maken, maar alles met crimineel gedrag, dus ik ben blij dat justitie haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Ik heb een concrete vraag over de toekomst. Het vorige kabinet heeft in februari 2021 het wetgevingstraject voor het waarschuwingsregister met werknemers in de zorg die grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond stopgezet. Daarbij is de aanbeveling gedaan om dat door te ontwikkelen of om in ieder geval iets met de kritiek te doen. Het is inmiddels 2023. Vanzelfsprekend willen we dat de mensen die hiervoor aangehouden zijn, niet meer werkzaam zijn in de zorg, maar hoe staat het nu met dat waarschuwingsregister of wat is de minister daar verder nog mee van plan?

Minister Helder:

Het waarschuwingsregister is mede op verzoek van het veld stilgelegd, omdat het niet deed wat het zou moeten doen. Tussen het constateren van een mogelijke overtreding en de daadwerkelijke veroordeling zit soms namelijk meer dan een jaar, terwijl je eigenlijk juist snel wil zorgen dat een medewerker die grensoverschrijdend gedrag vertoont, niet meer op een andere manier en op een andere plek zorg kan verlenen. De Wkkgz voorziet daar op dit moment wel in met de vergewisplicht, waarover ik het net had. Het is echt aan de organisaties onderling om met elkaar informatie uit te wisselen en zich ervan te vergewissen dat degene die binnenkomt, niet ergens anders zo'n traject achter zich heeft. Als zorgaanbieders — in dit geval dus de ondernemers — die wel zo'n traject hebben gehad, een vog aanvragen, dan zullen ze die niet krijgen, omdat bij de aanvraag ook betrokken wordt of er sprake is van bijvoorbeeld een aanwijzing in het verleden. Dat systeem werkt dus nu al.

Mevrouw Sahla (D66):

Het is naast verschrikkelijk natuurlijk ook gewoon onacceptabel. Mijn vraag gaat over scholing, want ik las in het rapport van de IGJ dat het aan scholing en kundigheid ontbrak. Ik wil van deze minister horen wat ze gaat doen om ervoor te zorgen dat het personeel beter geschoold wordt om met deze cliënten om te gaan en hoe ze erop gaat sturen dat instellingen zich hier ook aan gaan houden.

Minister Helder:

Voor de tweede keer valt het woord "instelling". Ik denk dat we echt een onderscheid moeten maken tussen instellingen waar deze zorg wordt verleend, groot- dan wel kleinschalig, en op het pgb gestoelde initiatieven, waarbij in feite de pgb-houder inhuurt en de werkgeversrol vervult. Mevrouw Sahla weet dat ik er een voorstander van ben om goed te kijken naar dat pgb-instrument, omdat ik het een heel mooi instrument vind maar we het wel heel goed moeten toepassen. Daarbij speelt ook weer een rol hoe de pgb-houder die zich verenigt in dit initiatief, er nou goed toezicht op kan houden dat er deskundig personeel rondloopt, dat dat geschoold wordt, dat er echt een kwaliteitssysteem is en dat daar ook op wordt toegezien. De vraag is hoe we dat gaan vervolgen. Maar ook deze aanbieders moeten aan de Wkkgz voldoen. Zij moeten daar dus in voorzien. Om dat verder te brengen, doen we voor deze aanbieders hetzelfde voor als voor de andere instellingen.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Ik hoor de minister praten over acties in het kader van controleren, ingrijpen maar ook voorkomen. Dat laatste is natuurlijk het allerbelangrijkste, denk ik. Reguliere instellingen hebben ook intern toezicht. Dit soort organisaties hebben dat vaak niet. Overweegt de minister ook om die eisen te stellen aan dit soort organisaties? Kan de minister überhaupt ook nog eens kijken naar de eisen aan intern toezicht in de zorg? Kijk bijvoorbeeld naar de pensioenfondsen. Daar moeten toezichthouders zware opleidingen doen. Zij worden geauditeerd door De Nederlandsche Bank. Ik zou daar graag iets over horen van de minister.

Minister Helder:

Ook hier is er weer het onderscheid tussen beide. Wat de instellingen betreft: ja, helemaal mee eens. Boven de tien medewerkers hebben we daar ook in voorzien met de vergunningplicht en de interne toezichthouder. Hier gaat het om pgb-gestoeld en de combinatie met minder dan tien medewerkers. Die zitten te veel onder de radar. Daarvan moeten we dus echt kijken wat we kunnen doen om te zorgen dat dit wél gebeurt. Eén mogelijkheid is natuurlijk om met de pgb-houders zelf en met deze ondernemers te spreken en te zeggen: moet je niet een instelling of een organisatie worden? Dan wordt voor iedereen ook duidelijker wat je aan kwaliteit kan verwachten en dan wordt het ook voor de inspectie duidelijker. Tegelijkertijd zijn er een heleboel goede initiatieven die het karakter van die eigen keuze en die eigen regie echt heel goed neerzetten. In de doorontwikkeling van het pgb-instrument kom ik daarop terug, want we zijn met elkaar heel erg aan het nadenken over hoe we dat het beste kunnen doen.

Mevrouw Agema (PVV):

Een bewoner die met zijn hoofd in een wc werd geduwd, een bewoner die buiten onder een druppelende tuinslang werd gelegd, een cliënt van wie het hoofd met pindakaas werd ingesmeerd waarna een hond het moest aflikken, een bewoner die een hele sinaasappel in zijn mond kreeg, een cliënt die aan de haren naar achteren werd getrokken terwijl een slang in zijn keel werd geduwd … Je zou denken dat dit een stel criminelen onderling zijn die een criminele afrekening doen. Maar nee, dit gebeurt in een gehandicapteninstelling in Nederland. En wat doet de inspectie? De inspectie geeft een aanwijzing en vindt dat twee van die cliënten maar niet meer daar moeten wonen. Als deze instelling al gesloten is, is mijn vraag aan de minister of de daders al vervolgd en gepakt zijn en al in de cel zitten en of de minister spijt heeft van het feit dat zij per 1 januari de zwarte lijst, het waarschuwingsregister, heeft afgeschaft.

Minister Helder:

In deze vraag zitten een aantal dingen. Ik zal proberen het snel te doen. Nogmaals, dit is geen instelling, maar een op pgb gestoeld initiatief. Dat maakt een groot verschil. Vind ik dit afschuwelijk? Ja, ik vind dit afschuwelijk. Je hart draait hiervan om. Dit mag in Nederland niet voorkomen. Dat vind ik ook. Het zijn zeer kwetsbare cliënten. Is deze zorgondernemer nog actief? Nee, want vanaf het afgelopen weekend zitten de overgeblevenen daar ook niet meer. U vraagt terecht … Er waren er twee die al eerder … Er is ook een bevel gegeven om die zorg ogenblikkelijk binnen 24 uur te stoppen; bij de andere acht niet. Ik heb de inspectie gevraagd naar de overwegingen in dat onderscheid. Dat heeft ermee te maken dat die twee cliënten echt zwaardere cliënten waren waarbij de mensen die deze overtredingen van mishandeling begaan zijn, in dat team zaten. Er waren ook mensen die in een slaapkamer in het woonhuis van de ondernemers waren ondergebracht. Er was alle reden om daar ogenblikkelijk te stoppen. Tegelijkertijd moet ook met de ouders en de cliënten bekeken worden: waar gaat de zorg dan naartoe? Er is dus door het zorgkantoor voor gezorgd dat er in ieder geval een team operationeel was, zodat die andere acht cliënten konden blijven, zodat er in balans en in overleg gezocht kon worden naar een volgende plek. De ene was een bevel, de andere was een aanwijzing met beperking, dus een zeer strenge aanwijzing om de dingen acuut te verbeteren c.q. de zorg te stoppen. Dat is ook gebeurd.

Er was nog een vraag — excuses, voorzitter, maar die vraag werd wel gesteld — namelijk: zijn deze mensen gearresteerd? Ja, die zijn gearresteerd. Ik weet in alle eerlijkheid niet of ze in hechtenis zitten, maar ze zijn gearresteerd en er is een aanklacht.

Mevrouw Agema (PVV):

De minister moet hier geen verwarring zaaien en zeggen "ja, maar het is een pgb-gefinancierde instelling". Het doet er hier helemaal niet toe of iemand in een wat grotere instelling zit of in een pgb-gefinancierde instelling. In beide moet je veilig zijn! Kennelijk zijn ze niet veilig. Hoelang heeft dit kunnen plaatsvinden, is mijn vraag. Mijn andere vraag was: realiseert de minister zich dat door het opheffen van het waarschuwingsregister per 1 januari 2022, zij er mede debet aan is dat mensen die slecht zijn gewoon van instelling naar instelling kunnen hoppen? En op welke termijn gaan we dit weer terug in het leven roepen? Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat als instellingen zeggen "zo'n zwarte lijst vinden we vervelend en daar willen we niet mee werken" … Dát is administratielast. Tegelijkertijd kunnen daardoor in onze instellingen mensen het slachtoffer worden van zulke zware misdrijven. Dat kan toch niet?

Minister Helder:

Helemaal mee eens: het maakt niet uit waar je bent, overal in de zorg moet je veilig zijn. Dat hebben we hoog in het vaandel in Nederland. Ik maak wel het onderscheid, omdat we niet moeten zeggen dat dit overal in instellingen zomaar zou kunnen gebeuren. Daar hebben we allerlei waarborgen voor. In deze situatie is het wel gebeurd. Ik heb uitgelegd wat het verschil daartussen is. Ik hecht er nog wel aan om het volgende te zeggen over de afschaffing van het waarschuwingsregister. Dat is afgeschaft omdat het niet werkte, omdat bij het waarschuwingsregister tussen het moment van verdenking en het moment van veroordeling vaak meer dan een jaar zit. Dat is precies de periode — dat ben ik helemaal met mevrouw Agema eens — waarin de mensen die mishandelen, slechte zorg leveren, van aanbieder naar aanbieder kunnen gaan. Daar moeten we juist een stokje voor kunnen steken. Maar het waarschuwingsregister werkte daar niet tegen. Dat is de reden waarom het verdwenen is.

De voorzitter:

Dank. Ik wil de minister bedanken voor haar beantwoording. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Dan gaan we over naar onder andere de beëdiging van een nieuwe collega.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven