4 Landbouw- en Visserijraad 30 januari

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 30 januari (CD d.d. 25/01).

De voorzitter:

We gaan verder met de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 30 januari. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom, net als de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Tjeerd de Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter, ik heb ook een motie, maar ik wil toch het eerst de heer Kops aan het woord laten, want hij had 'm van tevoren aangekondigd. Ik zal daarna het woord voeren.

De voorzitter:

Kijk, dat is collegiaal. Daar houden we van. Dan geef ik het woord aan de heer Kops van de PVV.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter. Liegen en bedriegen. Op meerdere momenten heeft deze minister bewust cruciale informatie achtergehouden en de Kamer én de boeren keihard voor de gek gehouden. Gisteren in het commissiedebat is het er met de uitleg van de minister niet bepaald beter op geworden, eigenlijk alleen maar erger. Hij zei namelijk dat hij de Kamer en de boeren niet had geïnformeerd omdat er anders onrust was ontstaan. Jawel, onrust. Met andere woorden, de minister wist dat het niet deugde. Hij wist dat hij fout zat. Hij wist dat er ellende van zou komen. Juist daarom zweeg hij. Dat is natuurlijk onacceptabel. De boeren zijn zoals altijd zwaar de klos. Opnieuw: dat is onacceptabel. Feit is en blijft dat de minister informatie bewust heeft achtergehouden, heeft gefaald en heeft gelogen. Feit is en blijft dat dat een politieke doodzonde is. Dat kan maar één ding betekenen: wegwezen!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen in de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kops, Van Haga en Wilders.

Zij krijgt nr. 1504 (21501-32).

De heer Kops (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Tjeerd de Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Bij D66 zeggen we: we doen het goed of we doen het niet. Hier is duidelijk iets niet goed gegaan. Het eerste "iets" dat niet goed is gegaan is dat de minister eigenhandig een afspraak met Brussel, waar de handtekening van Nederland al onder staat, toch gaat veranderen.

Het tweede "iets" dat niet goed is gegaan is dat die 2 decemberbrief gemaakt is zonder afstemming met de collega's die gaan over natuur, water en klimaat. Daar gaat het bij deze wetgeving om. Dit zou een minister moeten zijn van algemeen bestuur. Ook dat "iets" is dus niet goed gegaan.

Voorzitter. Ik heb bij de begroting vijftien valkuilen van de minister van LNV geformuleerd, maar de minister heeft daar eigenhandig eentje aan toegevoegd: als de minister van LNV het geitenpad kiest, zijn de boeren het bokje. Dat is hier natuurlijk het geval. In dat verband één motie, om de laatste suggestie van een geitenpad weg te nemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het volgens de huidige wetgeving nog mogelijk is om drijfmest uit te rijden in de periode 16 februari - 1 maart;

overwegende dat op de website van de RVO deze huidige wetgeving staat vermeld;

overwegende dat de derogatiebeschikking verplichte bufferstroken voorschrijft die niet mogen worden bemest;

overwegende dat de minister heeft aangekondigd dat deze voorwaarde per 1 maart in werking treedt;

overwegende dat er daardoor de mogelijkheid lijkt te ontstaan dat in de periode 16 februari tot 1 maart mest mag worden uitgereden, ook op bufferstroken;

overwegende dat het actieprogramma wordt omgezet in het nationale besluit gebruik meststoffen;

verzoekt de regering dit besluit uiterlijk 15 februari in werking te laten treden, zodat ook bufferstroken niet kunnen worden bemest;

verzoekt de regering om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het besluit gebruik meststoffen de communicatie op de site van de RVO aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tjeerd de Groot, Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1505 (21501-32).

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Bent u aan het eind van uw betoog? Ja? Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik neem echt afstand van het frame "geitenpad" dat iedere keer door de heer De Groot wordt gebruikt, gisteren en nu weer. Dit is geen geitenpad. Er ligt hier nu een besluit in nahang, waarmee de eerste uitrijdatum van mest wordt verlaat van 15 februari naar 15 maart. Dat is wat het generieke nieuwe beleid wordt, dankzij deze minister. Daarnaast hebben we alleen de categorie vroege teelten waarvoor die bemesting blijft staan. Bovendien neemt de plaatsingsruimte voor dierlijke mest niet toe. Ik begrijp dus niet zo goed waarom de heer De Groot deze motie indient, als hij goed had gekeken naar het besluit in nahang, naar het concept "standaard versus vroege teelten", naar wat er allemaal voorligt.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Omdat het gaat om de suggestie van een geitenpad. De heer Grinwis liep al naar voren voordat ik dat had uitgesproken. Als het gaat om de oorspronkelijke derogatiebeschikking heeft deze minister wel degelijk een geitenpad gekozen. De minister heeft daar ook zijn excuses voor aangeboden. Ik zou tegen de heer Grinwis willen zeggen: vooral volhouden. Maar we hebben gewoon een afspraak met Brussel. Afspraak is afspraak. Het zou goed zijn als de ChristenUnie zich daar ook een keer achter schaart.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Tot slot. Ik verwacht eigenlijk een antwoord van de heer De Groot op mijn vraag, maar dat geeft hij gewoon niet. Hij valt weer terug in zijn aloude riedeltjes over geitenpaadjes en framing. Dat is gewoon niet aan de orde. De minister heeft geen geitenpad belopen. Hij heeft excuses aangeboden voor het feit dat hij na de brief van de Eurocommissaris, toen hij die tot zich had genomen, het gevecht met Brussel is aangegaan maar op dat moment niet even de Kamer had geïnformeerd. Daar ging dat over. Bij dit inhoudelijke discussiepunt gaat het erover dat je de derogatiebeschikking wel moet kunnen implementeren met respect voor de democratie. Dat heeft de minister omstandig uitgelegd en dat lijkt me helemaal terecht. Mijn vraag aan de heer De Groot is puur erop gericht dat we nu opeens die standaardperiode aan het verleggen zijn. De eerste uitrijdatum wordt op dit moment in nahang verlegd van 15 februari naar 15 maart. Wat resteert, is enkel nog bemesting van vroege teelten.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat laatste klopt, maar ik wil toch even reageren op wat de heer Grinwis zegt. Hij zegt: de minister is het gevecht aangegaan met Brussel. Nee, de minister is gewoon zonder overleg met de collega's van Natuur, Waterstaat en Klimaat eigenhandig een gat gaan schieten in een afspraak die er al lag en waar een handtekening van Nederland onder staat. Dat deed hij overigens op basis van uw motie. Dat vindt u misschien super, maar dat was gewoon niet handig.

Ik wil ook toch nog even iets zeggen over de suggestie dat er een geitenpad is genomen. Inderdaad wordt de ingangsdatum van het bemesten, behoudens die uitzondering die u schetst, verlegd naar 15 maart met het voorstel dat nu in de Kamer ligt. Maar als je nu kijkt op de website van de RVO, zie je informatie die nog gebaseerd is op de huidige wetgeving. Dan zou de indruk dus kunnen ontstaan dat die periode gebruikt kan worden. Tegelijkertijd heeft de Kamer aan de minister gevraagd om geen onomkeerbare stappen te zetten, ook al wordt de wetgeving vertraagd of niet aangenomen. Deze motie maakt dat ongedaan door te zeggen: pas in ieder geval dit punt aan per 15 februari. De motie, die voorstelt om het op deze manier te doen, heeft dus wel degelijk zin.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik wil toch nog een correctie op het eerste punt. Het laatste punt van de heer De Groot snap ik, maar van dat eerste punt wil ik echt afstand nemen. De minister heeft heel duidelijk gemaakt dat het aansluiten bij de agrarische bedrijfspraktijk, waar de motie om vroeg, uiteindelijk werd overruled omdat we in dit huis gewoon democratische procedures, zoals voorhangprocedures en nahangprocedures, hebben voor hoe snel de doorlooptijd is van een besluit. Ook moeten we verschillende beleidsprogramma's, de derogatiebeschikking, het zevende actieprogramma en de implementatie van gemeenschappelijk landbouwbeleid harmoniseren. Dat bij elkaar heeft geleid tot de brief van 2 december. De conclusie van dit alles is dat de Europese Commissie geen boodschap heeft aan de democratie hier; dat is wat er aan de orde is. Dat is een belangrijke correctie op wat de heer De Groot hier sommige collega's en de minister in de schoenen schuift.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik vind dit echt beschamend. De ChristenUnie zegt hier dat de Europese Commissie geen boodschap heeft aan ons, maar de Nederlandse overheid heeft zelf de handtekening gezet onder de afspraak met Brussel. Die heeft de weerslag gekregen in de derogatiebeschikking. Dat is gewoon een afspraak. U kunt Brussel dus niet de schuld geven. Dat is onwaardig. Ik vind het ook de democratie onwaardig. Dat wat Brussel aan wetgeving heeft, zouden we moeten respecteren en meer dan wat de ChristenUnie hier hardleers suggereert.

De heer Bisschop (SGP):

Gisteren is in het commissiedebat het een en ander duidelijk geworden. De minister heeft zich verantwoord en daar hebben we uitvoerig over doorgesproken. Maar het werd ook duidelijk dat de rol van D66 op bepaalde momenten buitengewoon bedenkelijk moet zijn geweest via achterkamertjespolitiek enzovoorts. Ik wijs alleen al op het feit, waar een van de collega's ook al de vinger op legde, dat er 19 december een brief was waar D66 en de heer De Groot ook van op de hoogte waren. Als je de Handelingen terugleest, merk je dat hij die brief heeft gezien enzovoorts. Mijn vraag is of de D66-woordvoerder bereid is — natuurlijk is hij dat niet verplicht — om opening van zaken te geven over de relaties die hij heeft en de activiteit die hij op dit dossier heeft ondernomen in dit hele proces.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dit is toch echt ... Het is dat dit de SGP is ... Ik moet even goed nadenken. Wat gebeurt hier? Hier is gewoon een parlementariër van D66 die zijn werk doet. Die krijgt informatie uit betrouwbare bron dat er een brief onderweg is. Ik had die brief niet gezien. Dat heb ik gisteren ook gezegd. En ik bevraag de minister daarop, in alle openheid. De minister geeft antwoord. Dat antwoord blijkt niet te kloppen. Ik stuur vervolgens de minister op de eerste werkdag na het reces een sms'je — want ik denk: de correctie zal wel gekomen zijn — met de vraag hoe het daarmee staat. Dat heb ik gisteren ook in het debat aangegeven. Dus ja, opener kan ik mijn controlerende taak niet uitvoeren. Maar het is wel een beetje vreemd dat de SGP het vreemd vindt als parlementariërs hier gewoon hun werk doen met de informatie die ze krijgen en die ook toetsen bij de minister. Want die moet het allemaal weten.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is natuurlijk het verhaal dat collega De Groot gisteren ook in de commissie te berde bracht. Natuurlijk, dat is herkenbaar. Dat kan iedereen zien. Maar het is een beetje ... Het staat collega De Groot vrij om van ons te verlangen dat wij het niet verder analyseren. Maar als je dit hele proces verder analyseert, dan is het heel duidelijk, overduidelijk, dat er van de zijde van D66 meer gedaan is. Wat de heer De Groot benoemt en erkent, wil ik niet in twijfel trekken. Mijn vraag is alleen of de heer De Groot bereid is om de rol van D66 in dit hele proces wat uitvoeriger en completer toe te lichten. Uit dit antwoord maak ik op dat de heer De Groot daartoe niet bereid is, want bekende gegevens herhalen, heeft niet zoveel zin.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik stel net als alle Kamerleden vragen op basis van informatie. Dat is ons werk, dus misschien moet u dat ook eens doen. U gaat naar buiten. U spreekt met mensen. U hoort dingen. U toetst dat bij de minister. Zo simpel is het. Dan heeft de minister te antwoorden wat hij daarop antwoordt. En alle suggesties die verdergaan? Ik vind het werkelijk absurd.

De voorzitter:

Tot slot de heer Bisschop, afrondend.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb daar niet zo veel aan toe te voegen, behalve dat de heer De Groot nota bene de partij die waarschijnlijk na BBB het meest buiten dit Kamergebouw op werkbezoek zit, de SGP, maant om wat naar buiten te gaan en informatie op te halen. Het staat de heer De Groot vrij, maar het betekent wel dat er geen zicht is op die zaken. Maar ik concludeer: de heer De Groot is daartoe niet bereid. Het staat hem vrij, maar dan is dat ook maar helder.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat is uw conclusie, maar ik concludeer dat u dan zelf uw werk niet gedaan heeft. Want u had op basis van mijn vraag ook kunnen denken: "Hé, ik ga daar nog eens even op doorvragen. Ik ga schriftelijke vragen stellen." Maar dat heeft u niet gedaan.

De voorzitter:

Graag via de voorzitter, meneer De Groot. Mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We hebben het hier inderdaad gisteren ook al uitgebreid ... Ik had de heer De Groot willen vragen ... Ik ga even aan de microfoon staan, want deze hapert een beetje.

De voorzitter:

Ik weet niet of het aan uw voet ligt of aan de pedaal, maar probeert u deze.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer De Groot zei op 19 december in het tweeminutendebat: ik krijg een signaal uit Brussel. Daar heb ik de heer De Groot gisteren op bevraagd. Toen zei de heer De Groot dat hij wist dat er een brief onderweg was. Mijn concrete vraag aan de heer De Groot is dan toch de volgende. Waarom heeft de heer De Groot niet gezegd: "Jongens, luister eens. Ik krijg uit Brussel te horen dat er een brief onderweg is. Minister, weet u dat? Heeft u die brief al misschien? Heeft u 'm al gelezen? Want die komt eraan, heb ik gehoord." Maar die brief zat in de tas van de minister op dat moment. Na afloop van het tweeminutendebat is tegen de minister gezegd: er zit een belangrijke brief in uw tas; die moet u wel even lezen. Maar de heer De Groot wist dus dat er een brief onderweg was of er misschien al was. Waarom heeft hij dat niet zo concreet aan de minister gevraagd? Dat is zo'n beetje de wrijving die er nu ook in de Kamer heerst, want dat had misschien wel het een en ander kunnen voorkomen. Ik heb gisteren ook gezegd — dat vind ik persoonlijk — dat de heer De Groot daarmee toch wel de minister voor de bus heeft gegooid, maar zeker ook de boeren voor de bus heeft gegooid. Waarom heeft de heer De Groot niet concreet gezegd: "Luister jongens, er komt een brief aan. We staan hier voor het algemeen belang, hè. Niet voor het D66-belang, voor het algemeen belang. Let even op. Is die er?" Dan had de minister misschien wel gedacht: "O, dat moet ik eventjes navragen. Tijdens een korte schorsing ga ik dat doen." Waarom?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat moet u aan de minister vragen. Ik heb precies gedaan wat u suggereert, namelijk vragen of het klopt dat er een brief onderweg is, want dat had ik gehoord. Ik had de brief niet gezien. De minister had 'm nog niet gelezen. Ik wist ook niet wat erin stond, maar wel dat het een alarmerende brief was. Toen de minister de brief wel had gelezen, had hij de Kamer moeten informeren. Dat heeft de minister niet gedaan. Maar ik heb hem alle kans gegeven om nog eens even te vragen naar die brief. Dus ja, het is wel een heel aparte suggestie alsof ik de brief al zou hebben. Die had ik niet. Ik wist alleen dat er een signaal uit Brussel kwam. Ik was daar al kritisch op, omdat er een onzalige motie, ook door u gesteund, in de Kamer was ingediend. Uiteindelijk betalen de boeren daar nu de rekening van, want het heeft gewoon een maand extra onduidelijkheid opgeleverd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil dan weten hoe dat werkt. De heer De Groot zegt: ik wist al dat er een alarmerende brief was, maar ik wist niet wat de inhoud was. Zegt er dan iemand tegen de heer De Groot: er is een alarmerende brief? Is dat dan het enige: er is een alarmerende brief? Dan moet je toch zeker wel iets weten over die alarmerende brief en dat die dan ook nog gaat over dat specifieke onderwerp. Want "er is een alarmerende brief onderweg" klinkt mij een beetje vaag in de oren. Mijn concrete vraag aan de heer De Groot is toch: wat wist de heer De Groot precies van de inhoud van die brief? Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij toch enige informatie daarover heeft gehad. Als dat niet zo is, dan kan hij daar gewoon antwoord op geven. Maar ik wil graag weten hoe het zit, want het zit mij en heel Nederland niet lekker.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

O, heel Nederland? Dat is fijn. Ik wist alleen wat ik toen heb gezegd. Dat heb ik toen gezegd en dat heb ik getoetst bij de minister, zoals u ook vaak zaken toetst bij de minister met schriftelijke vragen. Daar heeft u ook uw bronnen voor. Ik had hier ook iemand die daar goed is ingevoerd. Die wees mij hierop en zei: pas op, deze brief is onderweg. Dus ik toets dat bij de minister. Dat is ons werk hier.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Tot slot nog één vraag. Wat was het? Dat "dertien doldwaze mestuitrijdagen"-verhaal, waar nu kennelijk ook een motie op komt, heeft gisteren de indruk gewekt bij mensen dat boeren zomaar massaal hun hele giertank gaan leeggooien in de tijd dat er nog bemest mag worden. Dat is gewoon een hele verkeerde voorstelling van zaken, want boeren bemesten heel precies. Ze hebben precisiebemesting. Dat weet de heer De Groot heel goed. Ik wou eigenlijk aan hem vragen of hij wil terugkomen op de woorden "doldwaze mestuitrijdagen" en wil zeggen dat het eigenlijk een beetje overdreven was om dat op die manier te stellen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het idee is om aan boeren duidelijk te maken wat de regels worden. Dat is ook het idee van de motie. Ik hoop ook op de steun van de BoerBurgerBeweging voor die motie. Die regels zijn op dit moment onduidelijk. Als je op de website van de RVO kijkt, dan zou je de indruk kunnen krijgen dat je vanaf 16 februari tot 1 maart — de door de minister in zijn brief aangekondigde datum — nog mest uit mag rijden, want die website van de RVO wordt pas aangepast als de wetgeving is aangepast. Het is een belangrijke taak van de minister om dit soort verwachtingen te voorkomen en daarover heel duidelijk te zijn tegen de boeren. D66 is een partij die voorstaat om duidelijk te zijn. De suggestie dat de boeren dan maar alles vol gaan gooien en hun hele tank laten leeglopen kwam van de minister zelf. Daarvan heb ik ook gezegd: nee, daar gaat het natuurlijk niet om, want die hebben die 170 kilo over één jaar. Dat heeft de minister later ook bevestigd. Dus wat u er nu weer van maakt, is voor uw eigen rekening.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik neem dit debat even over van collega Vestering. Ik zeg ook mede namens haar dat het debat van gisteren een ontnuchterend, misschien wel ontluisterend inkijkje gaf in de bestuursstijl van deze minister. Aan de ene kant biedt hij excuses aan voor het niet informeren van de Kamer, maar tegelijkertijd gaat hij doodleuk verder op het reeds ingeslagen geitenpaadje — ik noem het ook zo. Waarom kiest de minister er niet voor om die maatregelen gewoon met terugwerkende kracht per 1 januari in te laten gaan in plaats van per 1 maart?

Voorzitter. Dan heb ik nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van LNV de toename van het mestoverschot als gevolg van de afbouw van de derogatie wil opvangen door een nieuwe subsidieregeling voor mestverwerkers te openen;

constaterende dat mestvergisters nauwelijks energie opleveren en dat de opgewekte stroom niet groen, maar bruin is;

constaterende dat mestvergisters vrijwel overal op grote weerstand van omwonenden stuiten vanwege de stank, gezondheidsrisico's en mestfraude;

constaterende dat uitbreiding van de mestverwerkingscapaciteit een lock-in-effect creëert voor de intensieve veehouderij omdat die afhankelijk is van een mestoverschot, terwijl het aantal dieren omwille van de stikstof- en klimaatcrisis juist zal krimpen;

verzoekt de regering geen belastinggeld te verspillen aan een nieuwe subsidieregeling voor mestvergisters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Vestering.

Zij krijgt nr. 1506 (21501-32).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse Europese lidstaten zich verzetten tegen een verbod op langeafstandstransporten met dieren en diertransporten naar niet-EU-landen;

constaterende dat deze lidstaten hiermee onder meer de massale export van schapen naar het Midden-Oosten in stand willen houden;

overwegende dat het onwenselijk is om dieren te exporteren naar landen met lagere dierenwelzijnsstandaarden;

overwegende dat de EU geen toezicht kan houden op het welzijn van de dieren tijdens transporten naar derde landen, terwijl ze daar wel voor verantwoordelijk is;

verzoekt de regering zich in Europa actief te verzetten tegen het toestaan van diertransporten naar derde landen, ook over kortere afstanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Vestering.

Zij krijgt nr. 1507 (21501-32).

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik het woord aan de heer Eppink, JA21.

De heer Eppink (JA21):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vele boeren door het derogatieverlies dit jaar zullen kampen met grote, onverwachte kosten;

overwegende dat boeren zullen opdraaien voor de opbrengstenderving en de extra kosten, zoals duur kunstmest;

verzoekt het kabinet dit jaar nog een ruimhartige compensatie uit te keren voor de gedupeerde derogatieboeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eppink en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1508 (21501-32).

De heer Eppink (JA21):

Ik heb er nog een.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Kamer te laat heeft geïnformeerd;

spreekt uit dat bewindslieden de Kamer tijdig moeten informeren;

spreekt uit dat onvoldoende informeren bijdraagt aan het beeld van een onbetrouwbare overheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eppink en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1509 (21501-32).

De heer Eppink (JA21):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u zeer. Mevrouw Van der Plas van BBB

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. We horen elke dag dat de natuur op instorten staat en dat de natuur geen dag kan wachten. Ik heb vandaag goed nieuws gelezen, want in Nationaal Park Weerribben is op meerdere plekken het zeldzame kraggestaartjesmos gevonden. Dat is een van de zeldzaamste mossoorten. Die soort staat in Europa onder druk, maar wij hebben hem gewoon in Nederland. Het is wel een beetje raar dat Natuurmonumenten mensen nu gaat oproepen om bootjes te huren om te gaan kijken naar dat mos. Maar goed, dat terzijde.

Dat gezegd hebbende wil ik twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onlogisch is dat er generiek beleid gevoerd wordt voor zowel de vruchtbare deltalanden in Noord-Europa als de Zuid-Europese landen met berggebieden, zoals de Sierra Nevada, en de Bardenas Reales, de grootste woestijn van Europa;

verzoekt de regering met de deltalanden in gesprek te gaan en samen op te trekken, met de insteek om binnen de EU te komen tot een gedifferentieerd landbouwbeleid, dat is afgestemd op de bodem- en klimatologische omstandigheden binnen de verschillende delen van Europa,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Eppink.

Zij krijgt nr. 1510 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er steeds meer vruchtbare landbouwgrond uit productie genomen wordt;

constaterende dat wetenschappelijke publicaties aangeven dat door specifieke omstandigheden, bufferstroken in Nederland niet vergelijkbaar zijn met andere landen;

verzoekt de regering de verwachte effecten van bufferstroken en het verlies van derogatie op nitraatuitspoeling, voedselproductie en broeikasgasemissies in Nederland compleet in beeld te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Eppink.

Zij krijgt nr. 1511 (21501-32).

Bent u aan het einde van uw betoog?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik wil het toch even hebben over de inleiding van mevrouw Van der Plas, want die vind ik kwalijk. We hebben een ernstige biodiversiteitscrisis in Nederland, we hebben minder soorten, we hebben minder insecten en we hebben minder zoogdieren en vogels. Het gaat slecht. Alle seinen staan echt op rood. Daar begon mevrouw Van der Plas ook mee. Het zal best zijn dat er ergens een nieuwe mossoort gevonden is; dat is anekdotische informatie. Maar het gaat op alle gebieden slecht. Dit is bijna het ontkennen van de wetenschap. Dit is twijfel zaaien door te zeggen: er is ergens een andere soort, dus het valt allemaal wel mee. Nee, mevrouw Van der Plas, het valt niet mee. Die crisis is gaande en die wordt alleen maar erger. De klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis en de stikstofcrisis dragen allemaal bij aan de biodiversiteitscrisis.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Wassenberg trekt de conclusie dat ik de wetenschap ontken en dat ik zeg dat er helemaal niks aan de hand is. Dat is helemaal niet wat ik zeg; dat zit in het hoofd van de heer Wassenberg. De discussie wordt hier de hele tijd platgeslagen door te zeggen: de natuur staat op instorten en de natuur kan geen dag wachten. Maar bijvoorbeeld Louise Fresco, de oud-bestuursvoorzitter van de Wageningen Universiteit — over wetenschappers gesproken — geeft zelf aan dat de natuur ook tegen een stootje kan en robuust is. Wij hebben in Nederland en Europa te maken met de Vogel- en Habitatrichtlijn, die we respectievelijk in 1979 en in 1992 hebben vastgesteld. Daar staan een aantal, laat ik het even simpel zeggen, plantjes en diertjes op die beschermd moeten worden. Dat is prima, maar als er andere soorten bij komen, dan hebben we daar in feite niet zo veel aan qua Vogel- en Habitatrichtlijn, want die staan niet op de lijst.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry, voorzitter, nog één ding. Ik heb hier al eerder gevraagd, destijds aan minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof: waarom gaan wij door met de Vogel- en Habitatrichtlijn op deze manier? Want die is vastgesteld in 1979 en in 1992. Moeten mensen in het Nederland van 2300 zich nog steeds vasthouden aan de planten en diersoorten die in 1979 erop zijn gezet? Wordt het niet eens tijd om te kijken wat we met die Vogel- en Habitatrichtlijn doen? Is dat eeuwig, voor de rest van de tijd dat de wereld bestaat, in beton gegoten? Dank voor de vraag, meneer Wassenberg, want dat geeft mij mooi de gelegenheid om die vraag ook aan de minister te stellen. Kunnen we daar binnen Europa eens naar kijken? Want er zijn veel meer mensen bij gekomen, vliegtuigen bij gekomen, er is meer verstedelijking, van alles en nog wat. Nou, het lijkt mij een hele goeie om dat eens te herijken.

De voorzitter:

Ik wil aan de leden vragen om wat korter en bondiger te antwoorden, want dit onderwerp staat niet direct op de agenda. Dit is aanpalend, omdat mevrouw Van der Plas het nu noemde in haar bijdrage, waartoe ik haar de gelegenheid heb gegeven. Graag kort en bondig.

De heer Wassenberg (PvdD):

Laat ik dan eerst iets rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat mevrouw Van der Plas de wetenschap ontkent. Ik zeg dat ze twijfel zaait. Dat heeft hetzelfde effect en dat is net zo kwalijk, maar dat is wel iets anders. Mevrouw Van der Plas noemt Louise Fresco. Ik ga het niet verder over namen hebben, maar die is niet alleen verbonden geweest aan de Landbouwuniversiteit Wageningen maar ook aan de Rabobank. Dat is even een ander verhaal. Wat ik zeg, is: het gaat op alle fronten slecht. Elk rapport wijst in die richting. En op het moment dat er ergens een snippertje groen gevonden wordt, zegt mevrouw Van der Plas: zie je wel, het valt wel mee! Dat wordt gehoord, en er zijn dus mensen die denken dat het meevalt door deze woorden. Ik betoog alleen: dat is niet zo! Alle seinen staan op rood, het gaat hartstikke slecht.

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd. En mevrouw Van der Plas heeft daar ook al op gereageerd. De heer Thijssen. O sorry, de heer Van Campen. Ik dacht dat u boos naar mij keek, dus ik ging meteen naar u.

De heer Van Campen (VVD):

Ik zou niet durven!

De voorzitter:

Dank daarvoor. De heer Thijssen van de PvdA.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank aan collega Van Campen. Iedereen die er verstand van heeft, zegt dat de natuur op omvallen staat. Het is niet mijn mening, het is niet de mening van mevrouw Van der Plas die ertoe doet, maar alle wetenschappers die er verstand van hebben, of bijna allemaal, zeggen dat de natuur op omvallen staat. Waterleidingbedrijven zeggen: hé, ons drinkwater wordt bedreigd. De rechter zegt op basis van die wetenschap: zelfs dat hele kleine beetje stikstofvervuiling bij het bouwen van een huis, zelfs dát kan de natuur niet meer hebben. Dus we kunnen geen huizen meer bouwen.

De voorzitter:

Uw vraag aan mevrouw Van der Plas?

De heer Thijssen (PvdA):

Mijn vraag aan mevrouw Van der Plas is als volgt. Ik snap dat het vervelend is voor de boeren dat ze moeten veranderen — tienduizenden boeren laten zien dat het ook biologisch kan, dus ik zou zeggen: maak die sprong voorwaarts — maar waar is mevrouw Van der Plas als het gaat over de mensen die een huis zoeken? Waar is mevrouw Van der Plas als het gaat over mensen die graag veilig drinkwater willen drinken?

De voorzitter:

Dit wordt wel een heel breed debat. Ik wil u dus vragen om kort en krachtig te antwoorden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind het heel erg dat boeren nu tegen burgers worden opgezet. Dat gebeurt hier heel vaak en dat moeten we niet doen. "Omdat boeren dit hebben, moeten mijn kleinkinderen onder de brug slapen". Dat is ook al eens gezegd door de voorzitter van Bouwend Nederland. Dat moeten we niet doen. Dat vind ik echt heel erg. Wat betreft het "met biologisch de sprong naar voren maken": er staan heel veel boeren op wachtlijsten. Er zijn heel veel boeren die willen omschakelen. Maar weet je waarom dat niet kan? Omdat er geen afzet is. Skal, de certificerende instantie, zegt: je kan wel omschakelen, maar het wordt niet verkocht, dus moet je op de wachtlijst. Dus het is niet zo makkelijk om om te schakelen. Omschakelen naar biologisch duurt twee jaar. Twee jaar duurt het om om te schakelen. Iedereen denkt maar: dan word je toch biologisch morgen. Nee, dat kan niet. Daar is een hele strenge procedure voor; twee jaar duurt dat. In die twee jaar krijgt die boer die aan het omschakelen is, en die dus al veel hogere kosten heeft, de prijs van gangbaar voedsel. Die krijgt dus een lagere prijs. Tonnen moeten daarin geïnvesteerd worden. Dus niet zo makkelijk doen van: weet je, tienduizenden boeren doen dat al, maak dan ook de sprong naar voren. De heer Thijssen moet wel even goed duiden, ook voor zijn achterban, hoe moeilijk het is om om te schakelen naar biologisch; dat heeft alles te maken met de afzet. Als álle mensen biologisch eten, zijn álle boeren en tuinders biologisch. Als álle mensen veganist zijn, zijn álle boeren fruitteler en akkerbouwer. Zo simpel is het.

De voorzitter:

Ik wil echt weer teruggaan naar het onderwerp. Dit wordt echt een heel breed debat en volgens mij gaat u elkaar nog vaker treffen over dit onderwerp. Dus ik wil nu heel graag naar …

De heer Thijssen (PvdA):

Heel kort.

De voorzitter:

Ja, maar echt heel kort.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, echt heel kort. Zo ken ik mevrouw Van der Plas niet, dat ze geen antwoord geeft op de vragen. Daar is ze altijd zo scherp op bij andere parlementariërs en bij ministers …

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Thijssen (PvdA):

Mijn vraag ging over: laten we huizen bouwen voor de mensen die een huis zoeken en laten we ons drinkwater beschermen omdat mensen veilig drinkwater willen. Daar ging mijn vraag over.

De voorzitter:

Ja, dat heeft u gezegd. Daar hoeft u niet op te antwoorden, mevrouw Van der Plas. Dat is echt buiten de orde van dit debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wij zijn niet tegen huizen bouwen. Dat is een hele rare veronderstelling.

De voorzitter:

De heer Van Campen. Breng ons terug naar het onderwerp.

De heer Van Campen (VVD):

De commissievoorzitter liet gisteren beperkt interrupties onder elkaar toe. Dat zie je hier dan meteen weer terug, voorzitter. Mijn vraag gaat eigenlijk over de laatste motie van mevrouw Van der Plas. Volgens mij vroeg zij daarin om de impact van de bufferstroken die worden voorgesteld, de komende jaren verplicht uit te zoeken. Ze had het gisteren over een areaal van ruim 60.000 hectare dat uit productie wordt genomen. Ik vind dat we ons moeten houden aan de afspraken die we hebben gemaakt met Brussel, maar het is goed om ons daarvan bewust te zijn: het is een groot economisch effect. Ziet haar motie op de ecologische effecten van die bufferstroken of op de economische effecten daarvan?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee, het gaat natuurlijk met name over de ecologische effecten. Ik heb gisteren in het debat ook het onderzoek genoemd van Herman de Boer, wetenschapper aan de WUR, Wageningen Universiteit, die heel duidelijk heeft aangegeven dat er een fors lagere nitraatuitspoeling is uit grasland dat bemest is met rundveedrijfmest. Dat is veel lager dan met kunstmest. Als je dat helemaal vervangt, dus als je 100% kunstmest vervangt door 100% rundveedrijfmest, dan is die nitraatuitspoeling naar het water tot wel 75% lager. Echt waar, ik kan er met de kop niet bij dat we dat nu gaan veranderen, dus dat boeren straks die dierlijke mest niet meer op het land mogen brengen en die moeten vervangen door kunstmest, dat we zeggen "sorry, jongens, maar de wereld moet eten en Nederlanders moeten ook eten, dus er zullen gewassen moeten groeien; er moet dus kunstmest op, want er is nog geen alternatief", en dat we dat willens en wetens doen, terwijl we weten dat dat dus een fors hogere nitraatuitspoeling op het water geeft. Weet je wat er dan over een paar jaar gaat gebeuren? Dan krijgen de boeren weer het lid op de neus, want er is veel meer nitraat uitgespoeld. En dat wordt hier besloten, en in Europa.

De heer Van Campen (VVD):

Op het punt van de kunstmestvervangers vinden BBB en de VVD elkaar direct. Gezamenlijk treden we op en vinden we het belangrijk dat dat snel mogelijk wordt gemaakt. Gisteren in het debat vroeg ik de minister hoe mijn aangenomen Kamermotie voor een kosten-batenanalyse van het verlies van derogatie, die u mede heeft gesteund, wordt uitgevoerd. Toen gaf de minister aan in Q2 van dit jaar daarmee te komen. Wellicht zouden we de minister gezamenlijk kunnen vragen of hij de punten die mevrouw Van der Plas nu opnoemt en ook vervat heeft in haar motie, ook kan betrekken bij die kosten-batenanalyse. Want dit speelt uiteindelijk natuurlijk allemaal mee: aan de ene kant de ecologie die we met elkaar overeind willen houden, maar ook de economische effecten voor het bedrijfsleven. Ziet mevrouw Van der Plas daar ook wat in?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Zeker. Ik ben natuurlijk op de hoogte van die motie, want die heb ik ook medeondertekend. Ik moest gisteren even wat eerder weg uit het debat, omdat hier ook nog een ander debat was. Maar die vraag wil ik zeker neerleggen bij de minister en hopelijk komt daar een afdoende antwoord op. Dat was namelijk mijn reden om deze motie nu erbij in te dienen, omdat die ene alleen over kosten en baten ging, dus het economische aspect, terwijl we het natuurlijk ook ecologisch moeten bekijken.

De voorzitter:

Ja, dat kunt u zo aan de minister vragen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We kijken dus straks bij de appreciatie of die toezegging er komt. Dan ben ik ook bereid om die motie aan te houden dan wel in te trekken; dat ligt een beetje aan het antwoord.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. We hebben gisteren een heftig debat gehad, waarin de minister uitgebreid excuses heeft gemaakt aan de boeren en aan de Kamer. Er blijft voor ons eigenlijk één grote vraag over. Op 20 december heeft de minister een verkeerd antwoord gegeven op vragen van de heer De Groot. De minister zegt: "Dat kon ik niet helemaal weten. De brief zat in mijn tas. Daarna heb ik hem gelezen en ben ik enorm geschrokken." Dat kunnen we ons zeker voorstellen. Onze vraag is eigenlijk: was dit een beginnersfout of niet? De minister heeft gisteren gezegd: op 23 december heb ik die informatie niet gedeeld met de Kamer, maar wel met de ministers. Onze eerste vraag is dan: is dat dan gedeeld in de ministerraad? We hebben de besluitenlijst daarvan gelezen, en daar staat het niet in. We zijn heel erg benieuwd of er advies is geweest van andere ministers over de vraag of die verkeerde informatie hersteld moest worden of niet. Want daar zit eigenlijk de crux. Is het een inschattingsfout geweest van een beginnend minister die dacht: ik ga nog onderhandelen? Of is het op 23 december met andere ministers gedeeld en is daar het advies gekomen om die verkeerde informatie die met de Kamer is gedeeld niet te herroepen? Daar zouden we graag nog antwoord op willen, zodat we ons ook een oordeel kunnen vormen over de ingediende moties.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Campen, VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De VVD trekt eigenlijk twee conclusies uit het debat van gisteren. De belangrijkste is natuurlijk de volgende. Op het moment dat de minister kennisnam van de brief van de Eurocommissaris — dat was de explosieve brief van de Europese Commissie, waarin werd aangegeven dat we niet langer konden rekenen op de derogatie voor de komende jaren — had hij de Kamer daarover moeten informeren. Daar heeft de minister gisteren heel helder en duidelijk op gereflecteerd. Belangrijk voor de VVD is daarbij dat hij aangaf dat het belang van het behoud van derogatie voorop stond op het moment dat de brief werd ontvangen door het kabinet. Dat weegt voor de VVD heel zwaar. Het is goed dat de minister daarop heeft gereflecteerd en dat hij daar zijn excuses voor heeft aangeboden.

De tweede conclusie die de VVD trekt, is de volgende. Het moment van onderhandeling en de ruimte die werd gezocht om tot wet- en regelgeving te komen die praktisch uitwerkt voor ondernemers en waarover afstemming was met de Europese Commissie, hebben ongelofelijk snel geleid tot de tik op de vingers van de Europese Commissie. Aan de zijde van het kabinet, van Nederland, betekent dat dat de politieke en bestuurlijke voelsprieten beter afgesteld moeten staan in de toekomst als het gaat om de relatie met de Europese Commissie. Maar het laat ook zien dat de relatie tussen Nederland en de Europese Commissie heel grillig is. De VVD staat voor afspraken die we met elkaar hebben gemaakt en voor de belangrijke richtlijnen die ervoor zorgen dat we een schone leefomgeving hebben. Maar nogmaals, net als tijdens het begrotingsdebat wil ik de minister vragen om te investeren in de relatie met Brussel, daar aanwezig te zijn en zijn mensen daar aanwezig te laten zijn. De Kamer heeft mijn motie aangenomen om te komen met een jaarlijkse Brusselstrategie. Ik zou de minister tot slot willen vragen welke lessen hij trekt uit hetgeen de afgelopen weken heeft plaatsgevonden en welke lessen hij meeneemt bij het opstellen van de Brusselstrategie waar de Kamer om heeft gevraagd.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Campen. Dan geef ik het woord aan de heer Thijssen, PvdA.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. De minister heeft gisteren excuses gemaakt voor het niet goed informeren van de Tweede Kamer. Dat is terecht. Het is goed dat de minister dat gedaan heeft, want de Kamer moet erop kunnen vertrouwen dat de minister ons in staat stelt hem en de regering goed te controleren. Mijn fractie had veel vragen en heeft nog steeds vragen over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Want weer lijkt het erop dat het boerenbelang en de zoektocht naar geitenpaadjes toch weer groter is dan natuurbescherming, dan het belang van het beschermen van onze drinkwaterbronnen en dan het belang dat Nederland van het slot af moet, zodat er weer huizen gebouwd kunnen worden. Het boerenbelang is groot en belangrijk, maar de zoektocht naar geitenpaadjes zou niet zo groot en belangrijk moeten zijn.

Vandaag was ook weer in het nieuws dat er mede door het stikstofprobleem veel minder huizen gebouwd kunnen worden, terwijl ze zo hard nodig zijn. Daarom krijgt de minister van mijn fractie een gele kaart. Dit mag niet nog een keer gebeuren. Wij, de Tweede Kamer, als hoogste orgaan van dit land, dienen als eerste te worden geïnformeerd. Als er onwelgevallig of slecht nieuws tussen zit, als de minister een foutje heeft gemaakt, dan is mijn fractie de eerste fractie die zegt: "Kan gebeuren. Informeer de Kamer. Zet het recht. Beloof beterschap." Maar dat wij pas geïnformeerd worden en excuses krijgen nadat het in de media is gekomen, is voor ons onacceptabel. Vandaar de gele kaart van mijn fractie. Wij willen niet dat dit nog een keer gebeurt.

Wij hopen ook dat de minister nu goed in zijn oren knoopt dat de natuur beschermd dient te worden, dat Nederland van het slot af gehaald dient te worden zodat we huizen kunnen bouwen, dat onze drinkwaterbronnen beschermd dienen te worden en dat dat uiteindelijk ook het beste is voor de boeren. Boeren zijn namelijk ook burgers van dit land. Bovendien worden boeren nu op het allerlaatst geconfronteerd met weer veranderende regels. Dat is ook slecht voor het boerenbedrijf.

Voorzitter, tot slot nog één vraag. Wij staan onder de motie van collega De Groot om de doldwaze mestuitrijdagen te voorkomen. Ik vermoed dat die afgeraden gaat worden, maar ik wil wel graag aan de minister vragen hoe wordt voorkomen dat het tussen 16 februari en 1 maart doldwaze mestuitrijdagen worden.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet, GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. GroenLinks is het debat ingegaan met de hoop dat de minister zijn excuses zou aanbieden voor wat er mis is gegaan. Die heeft hij aangeboden. GroenLinks is het debat ook ingegaan met de verwachting of eigenlijk de eis dat het de volgende keer anders moet gaan. Dat heeft de minister beloofd. Daarbij hebben wij ook meegewogen dat de minister nieuw is en ook nog moet leren. Net als de PvdA geven wij de minister daarom een gele kaart, omdat wij helemaal niet blij zijn met het niet informeren van de Kamer, wat een politieke doodzonde is.

Zijn we dan politiek op de juiste weg? Daar ben ik niet gerust op, want de minister heeft ook gisteren in het debat toch wel laten zien dat hij nog heel ouderwets denkt over de landbouw in Nederland. Er zijn bij onze fractie echt twijfels of dit de minister is die onze landbouw gaat vergroenen. Als boodschap, als iets om over na te denken, zou ik de minister willen meegeven om ook eens na te denken over de vraag wanneer een onderhandeling afgelopen is en wanneer je een boodschap krijgt waaruit blijkt dat je gewoon moet accepteren dat iets is zoals het is en dat je er verder geen tijd meer in moet steken, vooral ook omdat je daarmee meer kwaad dan goed doet in Brussel.

Voorzitter, tot slot. Ik ga dit jaar zo min mogelijk moties indienen, omdat ik me heb aangetrokken wat er eind vorig jaar in de krant geschreven werd over de enorme hoeveelheid moties. Ik wil elk debat een motie erbij pakken die wij ingediend hebben en die aangenomen is. Vandaag heb ik de motie genomen die met een hele brede vertegenwoordiging werd ingediend en die erover gaat dat, als er bemestingsvrije zones komen, het kabinet met de provincies in gesprek moet gaan over het inzetten op een alternatieve wijze van financiering van de slootkanten en het zorgen voor langjarige contracten. Mijn vraag aan de minister is hoe het met deze motie staat. Zij is aangenomen door bijna de hele Tweede Kamer. En wanneer kunnen we hier de resultaten van verwachten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Een vraag van de heer Kops, PVV.

De heer Kops (PVV):

Ja, een korte vraag, voorzitter. Mevrouw Bromet had het over een gele kaart voor de minister. De heer Thijssen had het daar ook over. Hartstikke leuk bedacht natuurlijk, zo'n gele kaart, maar het is natuurlijk een middel dat helemaal niet bestaat; het is leuk, maar het is niks waard. Mevrouw Bromet zei verder dat het niet goed informeren van de Kamer of liegen een politieke doodzonde is; dat zei ze net zelf. Inderdaad, dat is het. Dat kan maar één ding betekenen: geen gele kaart of wat dan ook, maar gewoon opstappen. In de pers — volgens mij was het afgelopen vrijdag of anders zaterdag — lees ik: "Voor Kamerlid Bromet van GroenLinks speelt de vertrouwensvraag." Dat is nogal wat. Mag ik hieruit opmaken dat GroenLinks voor de motie van wantrouwen gaat stemmen?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ook voor de media heb ik het zeer zorgvuldig geformuleerd: "Het raakt aan de vertrouwensvraag." Dat heeft ermee te maken dat wij als GroenLinks vinden dat als dergelijke informatie voorhanden is, die ook doorgegeven moet worden aan de Tweede Kamer. Ik heb gisteren ook in het debat gezegd dat wij, net zoals we in het debat over de regeringsverklaring hebben gezegd, weten dat er fouten gemaakt kunnen worden. Daar zijn wij mild over op het moment dat die fouten toegegeven worden. Zoals ik ook gisteren in het debat heb gezegd, vind ik dat het veel te lang heeft geduurd voordat die fouten toegegeven zijn. We hebben dat nu ook af moeten dwingen als Kamer, maar de excuses zijn gemaakt. Deze minister hoeft het wat ons betreft niet nog een keer op deze manier te doen; dat is de betekenis van de gele kaart. En anders dan de PVV gaat GroenLinks heel zorgvuldig om met het instrument van een motie van wantrouwen. De PVV dient er een heleboel in. Er wordt soms niet eens meer een krantenbericht over geschreven. Dat vinden wij een inflatie van het middel, dat heel ernstig is. Ik ben serieus in mijn waarschuwing aan deze minister. De volgende keer wegen we het dus anders, maar dit keer zullen wij de motie niet steunen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdrage van de Kamer. De minister heeft aangegeven ongeveer vijftien à twintig minuten nodig te hebben. Ik maak er een kwartier van, want er zijn niet heel veel vragen gesteld. Ik schors de vergadering dus tot 12.20 uur.

De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.19 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister om nog een enkele vraag te beantwoorden en zijn appreciaties van de ingediende moties te geven. Het woord is aan de minister.

Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik begin met de vragen. Ik heb een paar vragen gekregen. De eerste vraag is van de Partij voor de Dieren: waarom gaan de maatregelen niet met terugwerkende kracht in? Het gaat hier om belastende regelgeving. Belastende regelgeving wordt niet met terugwerkende kracht ingevoerd. Daarnaast moeten we de invoering van de regelgeving op een ordentelijke manier met de Kamer regelen. Daar hebben we tijd voor nodig.

Dan: hoelang blijft …

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: de heer Wassenberg, op dit punt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Als het niet met terugwerkende kracht kan, waarom dan niet vanaf 1 februari?

Adema:

Dat is het tweede deel van mijn antwoord. We hebben afgesproken dat er een ministeriële regeling komt. Die vraagt tijd, vier weken tijd. Dat is een normale procedure. Die regeling gaat ook naar de Kamer toe. Die democratische procedure wil ik graag respecteren.

Dan de vraag hoelang de Vogel- en Habitatrichtlijn blijft bestaan. Die blijft gewoon bestaan. In 2015 is er nog een zogenaamde "fit for purpose"-check gedaan, met een uitvoerig kwalitatief en kwantitatief onderzoek. De richtlijn heeft die toets doorstaan.

Dan de vragen van de SP naar aanleiding van de ministerraad en de besluiten van de ministerraad. Natuurlijk heb ik in de ministerraad de laatste stand van zaken gemeld, mondeling. Meer kan ik daar niet over zeggen, want u weet dat de besprekingen in de ministerraad vertrouwelijk zijn.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar de besluiten zijn openbaar. Onze vraag is de volgende. De SP hecht heel zwaar aan het goed informeren van de Kamer. We hebben ook aangegeven dat we echt snappen dat dat de 20ste verkeerd is gegaan en dat dat een beginnersfout was. Het maakt het voor ons anders als andere ministers hier mede over geadviseerd hebben. Mijn vraag is dus nogmaals: heeft deze minister aan de andere ministers of aan de ministerraad voorgelegd dat de Kamer op dit punt verkeerd is geïnformeerd?

Adema:

Zoals ik al zei: over de besprekingen in de ministerraad doe ik geen mededelingen. U weet dat die vertrouwelijk zijn. U krijgt de notulen van de ministerraad ook niet te zien. Verder is het zo — dat heb ik gisteren ook gezegd — dat ik verantwoordelijk ben voor het niet informeren van de Kamer. Niet meer en niet minder. Daar hebben we gisteren een uitvoerig debat over gevoerd.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat maakt het heel ingewikkeld. Van die ene dag, van die paar dagen kunnen we het ons echt wel voorstellen: u krijgt die brief, u heeft die niet gelezen voor het debat, u schrikt zich wezenloos en gaat nadenken over wat te doen. Daar kan een foutje in zitten. Dat is helder. Maar als vervolgens een maand lang die fout niet wordt gemeld, vragen we ons af of dat mede is ingegeven door advies van andere ministers. Bij het beoordelen van de moties moeten we namelijk ook weten: is dit een eenmalige fout, of kan dit opnieuw gebeuren? De cultuur moet zijn: de Kamer moet juist en volledig worden geïnformeerd en als het een keer misgaat, dan moet dat snel hersteld worden.

Adema:

Ik heb gisteren in het debat duidelijk gemaakt dat ik de Kamer had moeten informeren. Het is echt niet mijn intentie om dit vaker te gaan doen.

Dan de vraag van de heer Van Campen over Brussel. Natuurlijk ben ik veel in Brussel. Aanstaande maandag ben ik er ook weer. We zijn verschillende bilaterale overleggen aan het plannen om daar de positie van Nederland op diverse dossiers weer onder de aandacht te brengen. We zetten er dus volop op in. Er is ook afgesproken dat er één keer per jaar over de Brusselstrategie wordt gerapporteerd. Dat gaat dus ook gebeuren.

Dan de vraag van de heer Thijssen: hoe wordt voorkomen dat er van die doldwaze mestuitrijdagen komen? Drie keer woordwaarde - dat wordt een mooie! De motie van de heer De Groot gaat hier ook over. Voor de meeste teelten gaat de uitrijdatum straks naar 15 maart, vanwege de nieuwe verordening. De meeste GLB-deelnemers — zoals u weet en we gisteren hebben besproken, nemen de meeste agrariërs deel aan het GLB-beleid — hebben ook te maken met de bufferstrook. Dus op die bufferstroken zal vrijwel niet meer uitgereden kunnen worden de komende periode. Ik kom daar zo meteen nog op bij de motie van De Groot. We moeten namelijk wel voor 15 februari de zaak kunnen afronden.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Bromet. Hoe staat het met de motie op het gebied van de alternatieve wijze van financiering van slootkanten? Het is op dit moment in het agrarisch natuur- en landschapsbeheer al een van de onderdelen. Het wordt ook op veel plekken al uitgevoerd en er wordt een vergoeding voor gegeven. Ik ben ook van plan om het ecologisch slootkantbeheer op te nemen in de ecoregeling in het kader van het GLB. En er zijn gesprekken gevoerd met de provincies en de waterschappen over het onderwerp. Ook in het landbouwakkoord zal het een plek krijgen. Ik vind het namelijk een heel wezenlijk en goed punt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We zijn in afwachting van een heleboel nieuwe documenten, onder andere het landbouwakkoord, als dat al gesloten gaat worden, maar ook het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Ik kan me voorstellen dat sloten ook een enorme kans zijn om de oppervlakte van natuur bijvoorbeeld uit te breiden in Nederland. Is dat ook iets waar de minister aan denkt en krijgt dat ook een plek in het NPLG?

Adema:

Ik heb hier niet specifiek met mijn collega voor Natuur en Stikstof over gesproken, maar ik zeg u toe dat ik met haar het gesprek hierover zal voeren.

Dat waren de vragen, mevrouw de voorzitter. Dan ga ik over naar de moties. Eerst de motie van de heer De Groot, op stuk nr. 1505. De heer De Groot suggereert dat wij een nieuw geitenpaadje aan het bouwen zijn. Ik moet dat met de meeste kracht verwerpen. Zoals u weet, hangt het besluit op dit moment na bij de Tweede Kamer. Het schriftelijk overleg daarover hoop ik zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. Ik vraag ook medewerking van de Kamer, zodat dit besluit daarna zo snel mogelijk, vóór 15 februari, gepubliceerd kan worden. De informatie op de site van de RVO zal ik aanpassen. Gezien het feit dat u dit kwalificeert als geitenpaadje, maar de inhoud van de motie volstrekt het beleid van deze minister ondersteunt, en het dus geen geitenpaadje is, neem ik deze motie over.

De voorzitter:

Ik kijk even of er bewaar tegen is dat de motie op stuk nr. 1505 wordt overgenomen. Er is bezwaar tegen. Dat betekent dat we over de motie gaan stemmen. De motie krijgt dan in ieder geval oordeel Kamer.

Adema:

Dan de motie op stuk nr. 1506 van de heer Wassenberg en mevrouw Vestering over het stoppen met de subsidieregeling voor mestvergisters. Dat gaan we niet doen, want mest vergisten is in de energietransitie en ook voor toekomstbestendige landbouw sowieso een belangrijk onderdeel. In mijn landbouwbrief staat ook dat daarop wordt ingezet.

De motie op stuk nr. 1507 gaat over zich verzetten tegen het toestaan van diertransporten naar derde landen. De landen aan de randen van Europa hebben te maken met derde landen. Daar zitten ook korte afstanden bij. Het kan niet zo zijn dat wij erop inzetten dat landen aan de randen van Europa geen dieren meer kunnen transporteren naar derde landen over korte of langere routes. Dat zegt uw motie wel. Daar gaan we dus niet mee akkoord. Dat zou de landen aan de rand van Europa wel heel erg op slot zetten.

De voorzitter:

Er is even wat verwarring door het printen van de moties. Kunt u het verzoek even voorlezen?

Adema:

Verzoekt de regering zich in Europa actief te verzetten …

De voorzitter:

Ja, dat is de motie op stuk nr. 1507. Welke appreciatie krijgt die?

Adema:

Die krijgt daarom de appreciatie ontraden.

De voorzitter:

Ontraden. U gaf volgens mij net ook een appreciatie van de motie op stuk nr. 1506, of komt u daar nog aan toe? Die komt nog, denk ik.

Adema:

Nee, die had ik ook ontraden.

De voorzitter:

Ontraden, correct.

De heer Wassenberg (PvdD):

De moties zaten niet in de goede volgorde, maar de nummers klopten wel. Ik wil nu even ingaan op de motie op stuk nr. 1506 over de mestvergisters. Een ambtsvoorganger van de minister zei al bijna twee jaar geleden in een televisieprogramma over mestvergisting: het verkoopargument over groene energie is marketingtechnisch heel wat positiever om aan de man te brengen en politiek in te brengen dan dat je zegt dat we van de mest af moeten en dat we wat gevonden hebben. Het is gewoon een manier om van de overtollige mest af te komen en het heeft niks met duurzame energie te maken. Zou dat alleen al niet een reden moeten zijn om van die subsidie af te gaan?

Adema:

Mestvergisting is een prachtig instrument in de energietransitie en is ook een prachtig instrument voor het verdienmodel van boeren. Op dit moment zijn er mooie coöperaties onderweg van boeren die samenwerken om zo veel mogelijk mest te vergisten. De restproducten van de mest kunnen heel goed worden gebruikt in verschillende toepassingen, tot en met biobased bouwen. Er zitten dus ook heel veel regeneratieve elementen in. Wij gaan die subsidies dus niet verbieden; zeker niet.

De heer Wassenberg (PvdD):

Mestvergisting is inderdaad goed voor het verdienmodel van de boeren, maar het heeft niks met groene energie te maken. Er gaat ook heel veel energie in. Het is gewoon een vervuilende manier van het produceren van energie die je ook op een andere manier kunt opwekken. Dit heeft niets met groene energie te maken. Ik snap niet dat de minister verdergaat in dit frame. Als hij dadelijk over een paar jaar minister af is, gaat hij ook zeggen: die mestvergisting is het toch helemaal niet, maar als minister moest ik dat zeggen. Ik vind het kwalijk dat ministers van Landbouw die hun ambt niet meer hebben op een gegeven moment gaan zeggen: het was allemaal niks. Nu staat de minister hier nog in functie en zegt hij gewoon: we moeten ermee doorgaan. Het is nep-groene energie. Het is bruine energie!

Adema:

Als ik straks niet meer het ambt van minister heb — ik hoop vanzelfsprekend dat dat nog even duurt — dan zal ik zeggen: kijk eens wat voor prachtige initiatieven er overal in het land zijn van boeren die met elkaar in een coöperatie van mestvergisting inderdaad een prachtig verdienmodel hebben gemaakt, maar die ook een enorme bijdrage leveren aan de energietransitie door middel van groen gas. Ook gas hebben wij erg nodig in de energietransitie. Groen gas is daar een heel mooie bouwsteen van.

De voorzitter:

We gaan naar de motie op stuk nr. 1508 van de heer Eppink en mevrouw Van der Plas.

Adema:

Ja, van de heer Eppink over een compensatieregeling. Daar hebben we gister uitvoerig over gesproken in het debat. Op basis daarvan ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 1509 van de heer Eppink is een spreekt-uitmotie.

De voorzitter:

Correct.

Adema:

Daar hoef ik geen appreciatie bij te geven.

De voorzitter:

Ja. Dan de motie-Van der Plas/Eppink op stuk nr. 1510.

Adema:

Ja, de motie-Van der Plas/Eppink. Die zou betekenen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid en alles wat daarmee samenhangt, dus het actieprogramma en noem het allemaal maar op, op de schop zou gaan. Dat geeft ook weer grote onzekerheid aan de boeren. Natuurlijk proberen wij om voor onze boeren beleid te creëren dat past in Nederland, maar dit in Europa heronderhandelen is op dit moment niet aan de orde.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1510 wordt dus ontraden.

Adema:

Ja, die wordt ontraden. Dank u wel, voorzitter. Dan heb ik de motie Van der Plas/Eppink op stuk nr. 1511 over de effecten van bufferstroken en het verlies van derogatie op nitraatuitspoeling, voedselproductie en broeikasgasemissies. Ik moet dan even specifieker zijn. De heer Van Campen heeft het zonet ook gehad over de impactanalyse. Er loopt een economische-impactanalyse. In die analyse zit ook de ecologische-impactanalyse. Aan de vraag die u stelt, wordt dus al voldaan. U voegt hieraan de voedselproductie toe. Dat is te breed om nu mee te nemen in deze impactanalyse. Maar nogmaals, de ecologische effecten die u benoemt, worden al in de impactanalyse van de heer Van Campen meegenomen. Dat is dus niet alleen een economische-impactanalyse.

De voorzitter:

Uw appreciatie van de motie op stuk nr. 1511 is daarmee?

Adema:

Ontraden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat die andere dingen al worden meegenomen, is mooi. Maar ik ben gister nog bij een rondetafelgesprek geweest van de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, waar we met deskundigen hebben gesproken over de voedselzekerheid in de wereld. Het is echt alarmerend. Voedselproductie moet gewoon op één staan. We moeten ook weten wat het gaat betekenen voor ons land en daardoor dus ook mede voor andere landen. Ik vind het eigenlijk best wel bizar dat over voedselproductie wordt gezegd: ja, ja, dat is te breed. Efficiënte en hoogwaardige voedselproductie is het méést essentiële dat we nu op de wereld hebben. Nederland hoeft de wereld niet te voeden, maar wij kunnen wel helpen de wereld te voeden. Ik zou wel heel graag willen dat dit echt zeer serieus wordt genomen, want alle organisaties, waaronder de VN en het Rode Kruis, trekken keihard aan de alarmbel over de voedselzekerheid in de wereld.

Adema:

Ik ben het wat dat betreft zeer met u eens, ook in het kader van de Oekraïneoorlog. In Europa is ook een debat over de voedselzekerheid gaande. Dat is buitengewoon belangrijk. Deze minister is daar ook intensief mee bezig. Zoals aangekondigd, komen we nadat het landbouwakkoord is uitgekomen ook met een voedselbrief. Ik vind het ook belangrijk — u noemt dat ook zeer terecht — dat Nederland zo veel kennis en innovatie heeft bij te dragen aan de voedselproductie in de wereld. Dat gaat niet alleen over de productie an sich, maar ook over het verder verspreiden van die kennis en innovatie over de wereld om daarmee ook andere landen te helpen de voedselproductie te verbeteren. Ik onderschrijf het allemaal. We willen het alleen niet meenemen in deze impactanalyse, omdat het te breed is. Op alle terreinen zetten wij in op voedselzekerheid en -kwaliteit, en op de impact van onze landbouw en landbouwkennis op de voedselproductie in de hele wereld.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wij hebben die kennis nu. Wij hebben die innovatieve kracht nu. Wij hebben de technologie nu. Waarom hebben wij die? Dat is omdat wij hier voldoende boeren hebben. Nederland is een heel sterk agrarisch land. Kennisinstituten, zoals de universiteit van Wageningen en alles, en de grote en kleine innovatieve bedrijven zijn hier, omdat we een hele sterke agrarische sector hebben. Ik hoor vaker: ja, maar we kunnen met kennis naar het buitenland. Als we geen kritische massa boeren hebben, kan dat straks niet meer, want dan gaan die instituten en bedrijven hier ook weg. De kennis sijpelt langzaam maar zeker weg uit Nederland. Wij kunnen straks geen kennis meer exporteren, omdat we hier dan geen sterke agrarische sector meer hebben.

De voorzitter:

Uw vraag aan de minister is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil aan de minister vragen of hij die rode vlag goed in zijn hoofd houdt. Iedereen denkt namelijk dat dit maar eeuwig doorgaat, maar dat gaat binnen een aantal decennia echt veranderen. Dan kan dat niet meer en komt de wereldvoedselzekerheid nog verder in gevaar.

Adema:

Mevrouw Van der Plas, ik ben het zeer eens met wat u bijvoorbeeld zegt over de universiteit van Wageningen. Waar ter wereld je ook komt, de universiteit van Wageningen heeft daar een enorme reputatie. Het is ook zeker noodzakelijk om een dergelijk instituut voor Nederland te behouden en om de impact die het heeft op de hele wereld te behouden. Daarvoor is het noodzakelijk dat er voldoende kritische massa aan agrarische sector in Nederland is. U heeft deze minister nooit horen zeggen dat hij van de agrarische sector af wil. In tegendeel, ik vind dat er ook in de toekomst een robuuste agrarische sector moet zijn, maar die zal wel anders zijn. Die zal duurzamer zijn en die zal op een duurzame manier duurzaam voedsel produceren. Ook dat is weer een fantastisch product op het gebied van kennis en innovatie, dat we onder andere via de WUR, maar ook weer via andere instituten en kanalen in de wereld kunnen inzetten en verkopen. Die kennis en innovatie zijn ook een verdienmodel voor Nederland. In die zin ben ik het zeker met u eens. Maar het is te kort door de bocht dat we de landbouw in de huidige omvang en in de huidige vorm van het bedrijven van landbouw moeten behouden. We gaan het op een andere manier doen en ook daarmee worden we weer voorloper in de wereld.

De voorzitter:

De heer Van Campen. Dit gaat namelijk nu wel wat verder dan alleen de motie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een punt van orde, voorzitter.

De voorzitter:

Een punt van orde? Kijk eens aan. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, ik wil even een punt van orde maken en dat gaat over de motie op stuk nr. 1505. Ik hoorde de minister namelijk aangeven dat hij die motie wil overnemen. Maar volgens mij is het wettelijk allemaal nog steeds toegestaan. Er moet in de Kamer nog …

De voorzitter:

We gaan trouwens uiteindelijk nog stemmen over de motie op stuk nr. 1505.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee, dat snap ik. Ik vroeg mij echter af waarom de minister een motie wil overnemen terwijl de Tweede Kamer nog moet stemmen over plannen die hiermee samenhangen. Die zijn hier nog niet eens door de Kamer. Je kunt als minister dan toch geen motie overnemen terwijl de Kamer nog moet oordelen over een wetsvoorstel en er nog over moet stemmen? Dat dit de lijn van het kabinet is, kan wel zo zijn, maar de Kamer heeft zich hierover nog helemaal niet uitgesproken.

De voorzitter:

En gelukkig gaan we daar nog over stemmen.

Adema:

Moet ik daar nog een reactie op geven, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Heel kort.

Adema:

Ik kan het volgende zeggen. In mijn appreciatie heb ik nadrukkelijk aangegeven dat ik de Kamer vraag om de regeling daarna zo snel mogelijk te behandelen zodat we die voor 15 februari kunnen publiceren. Op basis daarvan heb ik gezegd: ik neem de motie over. Dat is mijn appreciatie.

De heer Van Campen (VVD):

Ook vorige week in Berlijn was voedselzekerheid, Ernährungssicherheit, een heel belangrijk onderdeel van de Grüne Woche waar we waren. Ik begrijp dat de minister hier nu zegt dat die voedselzekerheid geen deel uitmaakt van de kosten-batenanalyse en van het derogatieverlies. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Het is overigens goed dat die andere onderdelen van de motie er wel bij worden betrokken. Ik zou de minister nog wel willen vragen of hij in de voedselbrief die hij heeft aangekondigd na het sluiten van het landbouwakkoord, ook de componenten wil meenemen die collega Van der Plas noemde, te weten die kritische waarde, de kritische massa van aanwezige landbouwbedrijven die nodig zijn en het innovatie- en kennisniveau van al die belangrijke instellingen die we hebben in dit land. Het hebben en het produceren van voedsel is namelijk zo veel meer dan volle schappen in de supermarkt. Is hij daartoe bereid?

Adema:

Ik kan mij niet voorstellen dat de minister van Landbouw en Voedselkwaliteit dat niet meeneemt in de voedselbrief die hij aan de Kamer doet toekomen. Natuurlijk gaan we dat doen. Dat is vanzelfsprekend.

De heer Van Campen (VVD):

Het wordt nogal eens vergeten, dus het is goed dat de minister dat hier bevestigt.

De voorzitter:

Helemaal goed. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de minister, de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier hebben gevolgd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een halfuur. Daarna gaan we stemmen, ook over deze moties. Ik schors de vergadering tot 13.15 uur.

De vergadering wordt van 12.40 uur tot 13.17 uur geschorst.

Naar boven