Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 45, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 45, item 2 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Sociaal domein & Bestuursakkoorden BES (CD d.d. 15/11).
De voorzitter:
We gaan starten met het tweeminutendebat Sociaal domein & Bestuursakkoorden. Ik heet de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Wij hebben een aantal sprekers, allereerst mevrouw Wuite van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Wuite (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dat gedicht had ik net nodig, in alle eerlijkheid. Hartelijk dank. Ik wil maar gelijk met de motie beginnen. Het gaat altijd maar om twee minuten, dus daarom als eerste de motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het sociaal minimum voor Caribisch Nederland in 2024 wordt vastgesteld;
constaterende dat de minister voor Armoedebeleid tijdens het commissiedebat heeft toegezegd de resultaten van de herijking van het onderzoek sociaal minimum, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van SZW, te delen met de Kamer, maar tegelijkertijd heeft aangegeven niet te weten wanneer het feitelijk wordt ingevoerd;
van mening dat voor een goede weging van de resultaten van het onderzoek het van belang is dat de Kamer tijdig wordt geïnformeerd over de scenario's en een voorgenomen tijdspad voor de invoering van het sociaal minimum;
verzoekt de regering bij het informeren over de onderzoeksresultaten gelijktijdig de Kamer te informeren over de mogelijke, onderbouwde scenario's, inclusief kabinetsappreciatie, en met een voorgenomen tijdpad tot invoering van het werkelijk sociaal minimum voor Caribisch Nederland te komen, zodat de Kamer hierover met de minister, indien zij dat nodig acht, tijdig in debat kan gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Wuite (D66):
Dan eh … Oeps. Sorry, even stoppen. Dit is een kleinere versie. Sorry, de tijd tikt bijna door. Dan heb ik nog een minuutje over.
Ik wil graag nog heel even stilstaan bij het volgende. Op ons verzoek hebben wij de brief over de verhoging van de sociale uitkeringen versus het ijkpunt sociaal minimum van de minister ontvangen. Hieruit blijkt dat veel mensen met hun inkomen onder het ijkpunt zitten, dat ook nog niet eens overeenkomt met de werkelijke kosten van het levensonderhoud zoals die door Regioplan zijn vastgesteld. Ik vind dat het een principekwestie is dat je oog moet hebben voor alleenstaande moeders die in de bijstand leven of voor mensen met AWW. Daarom heb ik nog twee vragen aan de minister en de staatssecretaris. Kunnen zij toezeggen dat, zodra de definitieve CBS-cijfers binnen zijn in april, zij de Kamer opnieuw informeren over de gevolgen van deze definitieve inflatiecijfers en over hoe die zich verhouden tot het ijkpunt, tot de werkelijke kosten van levensonderhoud zoals die zijn berekend? De andere vraag aan de staatssecretaris en de minister is of zij met een concreet pakket van maatregelen voor kostenverlagingen zouden kunnen komen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wuite. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder, ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is al een tijd geleden dat we dit debat hebben gehad. Intussen is er ook een SZW-begroting langsgekomen, waarin we de BES-eilanden met elkaar hebben besproken. We hebben ook een aantal stappen gezet.
Ik sluit me van harte aan bij de motie van mevrouw Wuite. Ik denk dat het belangrijk is dat er een commissie is, maar we moeten niet te lang stilstaan bij de uitkomsten daarvan. Het is belangrijk dat we scenario's gaan uitwerken en dat we perspectief kunnen bieden aan de bewoners van de eilanden.
Ik heb zelf geen motie, maar ik wil nog wel iets vragen. We hebben een paar dagen terug een brief gekregen van het College voor de Rechten van de Mens waarin we worden opgeroepen om te kijken naar de economische situatie, niet alleen in het Europese deel, maar ook in het Caribisch deel van Nederland. Wil de minister daar nog kort op reflecteren? Doen we wat we kunnen of zijn er naar aanleiding van de brief en wat aangegeven is nog mogelijkheden om te verkennen waar het ministerie nog meer actie op zou kunnen zetten?
Zoals ik heb aangegeven bij de SZW-begroting hebben wij al stappen gezet. Ik kijk uit naar de uitwerking daarvan en naar de toezegging ten aanzien van de kinderopvang op de BES. Dat wacht ik af.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan ... O, er is nog een vraag van mevrouw Wuite. Gaat uw gang.
Mevrouw Wuite (D66):
Ik vind het fijn dat collega Ceder ook verwijst naar de brief van het College voor de Rechten van de Mens. Het is erg belangrijk dat we altijd proberen om aan die norm te voldoen. Ik weet dat we daarin de goede kant opgaan. Is de heer Ceder ook van mening dat een expliciet pakket van kostenverlagende maatregelen behulpzaam zou zijn om het wat verder in balans te krijgen? Er wordt hard gewerkt aan de inkomstenkant, maar het college vraagt met name aandacht voor de kostenkant. Bent u het met mij eens dat we moeten kijken hoe we dat met een pakket van maatregelen verder onder controle kunnen krijgen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zeker. Ik meen dat we in het debat samen met het CDA en de VVD hebben gezegd dat je niet alleen maar naar de inkomstenkant moet kijken, ook al is die belangrijk en moeten daarin snel stappen worden gezet. Er is ook een uitgavenkant en daarin kun je heel veel doen. Ik denk dat het hand in hand gaat. Ik voel wel een aarzeling, want dat wordt heel vaak gebruikt om de huidige situatie ten aanzien van de inkomstenkant te rechtvaardigen. Ik zou dat niet willen inzetten door te zeggen: we gaan nog wat langer wachten, want we gaan nog zo veel doen aan de uitgavenkant. Ik denk dat het hand in hand zou moeten gaan en dat het niet als argument zou moeten worden gebruikt om de huidige situatie aan de inkomstenkant in stand te laten. Ik ben het helemaal met u eens. Volgens mij vindt u hierin ook brede steun bij de VVD, het CDA en andere partijen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is alweer enige tijd geleden dat we het commissiedebat gevoerd hebben over dit belangrijke onderwerp. Het is goed om te benoemen dat het ook nadrukkelijk aan de orde is gekomen tijdens de begrotingsbehandeling van SZW. In het commissiedebat, maar ook in die begrotingsbehandeling, hebben de bewindspersonen een aantal toezeggingen gedaan en zijn er stappen gezet om de koopkracht van de inwoners op de BES te vergroten, waarvoor ik ze wil bedanken. Die stappen zijn nodig, want de BES-eilanden zijn hard geraakt, allereerst door corona en vervolgens door de hoge inflatie, terwijl de uitgangspositie al niet goed was.
Het is net ook al benadrukt en er werd ook aan gerefereerd in de brief van het College voor de Rechten van de Mens: het is van belang dat we niet enkel kijken naar inkomenssteun en extra subsidies, maar vooral ook naar hoe we de kosten van het levensonderhoud kunnen verlagen, hoe we het arbeidspotentieel kunnen vergroten en hoe we de economische groei kunnen stimuleren. Ik ben dan ook blij met de toezeggingen die in het commissiedebat zijn gedaan. Er wordt in kaart gebracht wat de resultaten en de te verwachten resultaten zijn van de genomen en de te nemen maatregelen op dat punt. Ik deel wat mevrouw Wuite zei over het belang van zo'n pakket, maar ik deel ook wat de heer Ceder zegt: we zeggen dit al tijden, dus het is ook weleens goed om te kijken naar wat wel en niet werkt. Als iets niet werkt, dan kunnen we het niet meer gebruiken om te zeggen: iets anders hoeft even niet. Maar als het wel werkt, kunnen we er misschien meer op inzetten.
Gelet op die toezegging heb ik geen moties, maar wel nog een drietal vragen, ook mede namens mijn collega van het CDA, die zich vandaag laat verexcuseren. Er bereiken mij signalen dat er meer mensen vanuit Curaçao naar Bonaire komen door de verhoogde inkomenssteun. Herkent de staatssecretaris dit? En een beetje in het verlengde daarvan: hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen oneigenlijk gebruik van wordt gemaakt? Hoe staat het bovendien met de invoering van het bsn op de BES? En hoe zit het met de gesprekken met de werkgevers over het verhogen van het minimumloon? Want voor mij zijn zij ook een belangrijke sleutel voor de oplossing van dit probleem.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kamminga. Ik schors de vergadering voor een paar minuten, omdat mevrouw Simons even wat technische problemen heeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Simons van BIJ1. Het is gelukt, zie ik.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter, en dank aan alle collega's voor het geduld. Het betekent dat ik iets minder soepeltjes achter het spreekgestoelte sta, maar ik ga mijn tijd wel gebruiken om toch nog eventjes te benadrukken hoeveel zorgen de situatie op Bonaire, Statia en Saba mij baart. De situatie is er erbarmelijk. Ruim 40% van de bevolking leeft onder de armoedegrens en heeft meer dan twee of drie banen om rond te komen. Meer dan 600 kinderen zijn afhankelijk van ontbijt op school, en kampen met hechtingsproblematiek omdat ze hun ouders nauwelijks zien. Die ouders zijn altijd aan het werk. Het is niet nieuw, het gaat al jaren zo, maar onder al deze omstandigheden hebben we nog altijd geen sociaal minimum voor deze drie Nederlandse gemeenten. Geen minimum dat gebaseerd is op daadwerkelijke kosten van levensonderhoud. Wij voeren beleid op basis van een fictief ijkpunt, en dat zit daar ver onder.
Ik zie hier ook twee bewindspersonen — dat wil ik benadrukken — waarvan ik weet dat ze hart en ziel in de zaak steken. Daar heb ik geen enkele twijfel over. Helaas konden ze ons tijdens het laatste debat in november toch weinig concrete antwoorden geven. Daarom heb ik de motie van collega Wuite meegetekend, en ik wil de minister nogmaals op het hart drukken dat deze commissie echt smacht naar daadkracht en een leefbaar sociaal minimum, ook voor onze medeburgers aldaar. Het is onacceptabel, niet alleen in financieel opzicht, maar het gaat ook ten koste van gezinnen, familiebanden en de ontwikkeling van jonge kinderen. De minister heeft per 1 januari van dit jaar al een aantal verhogingen van sociale uitkeringen doorgevoerd. Het spreekt vanzelf dat ik haar daarvoor dank, maar wat ons betreft is het niet voldoende. Daarom heb ik ook nog de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de bedragen voor de Wet algemene ouderdomsverzekering (AOV) BES heeft verhoogd naar een indicatief ijkpunt in plaats van reële kosten van levensonderhoud, en het wettelijk minimumloon heeft verhoogd tot boven dat indicatieve ijkpunt, maar het minimumloon vooralsnog onder het reële sociaal minimum ligt;
overwegende dat deze uitkeringen vooralsnog niet voorzien in het levensonderhoud van de Nederlandse staatsburgers die hier afhankelijk van zijn;
verzoekt de regering om de sociale uitkeringen in 2023 nog te verhogen naar het reële sociaal minimum,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. Een apart begin van de dag. Het kan alleen maar beter gaan. Hebben de bewindspersonen nog behoefte aan een schorsing? Of kan de minister of staatssecretaris meteen antwoorden? Ja, de staatssecretaris gaat beginnen. Het woord is aan haar.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Ik begreep toen ik hier vanochtend koffie haalde dat het vandaag ook nog de Dag van de privacy is. Dus niet alleen maar Gedichtendag, maar ook Dag van de privacy. Dat is toch ook wel een mooie combinatie.
Ik beantwoord een tweetal vragen. In eerste instantie was dat de vraag van mevrouw Wuite over het pakket aan maatregelen voor kostenverlaging. Dat is een onderwerp waar zowel de minister als ik ons ook hard voor willen maken. Van belang is het natuurlijk dat we niet alleen maar zorgen dat de inkomens omhooggaan, dat de uitkeringen omhooggaan, als dat nodig is — we zien dat dat nodig is — maar dat we ook naar de kostenkant kijken. Waar we daar invloed op uit kunnen oefenen — dat zal niet voor alle kosten gelden — willen we ons daar graag met onze collega's in het kabinet hard voor maken. De brief van het College voor de Rechten van de Mens geeft ook aan dat dat aan de orde is en zou moeten gebeuren. We gaan die brief ook zo snel mogelijk beantwoorden en goed kijken welke kosten het dan betreft en waar we daarmee aan het werk moeten. We hopen dat ook zo veel mogelijk te laten oplopen met het onderzoek dat we aan het doen zijn, maar het niet alleen maar te vertalen in een onderzoek maar ook in daadwerkelijke maatregelen. Overigens is het goed om te weten dat we op dit moment natuurlijk al kosten subsidiëren, zoals bijvoorbeeld de energierekening en andere kosten. Dat was volgens mij ook de vraag van mevrouw Kamminga over dit onderwerp.
U had nog een tweetal andere vragen. Eentje ging over de invoering van het bsn. We zijn er heel hard mee bezig om dat voor te bereiden voor Caribisch Nederland, niet alleen maar om te zorgen dat daarmee op een digitale manier zaken kunnen worden gedaan met Nederland, maar ook om dat mogelijk te maken met de eigen overheden.
Dat waren volgens mij de vragen die er voor mij waren. Dank u wel.
Mevrouw Wuite (D66):
Dank aan de staatssecretaris voor de reactie, met name met betrekking tot het pakket van maatregelen om de kostenkant beter onder controle te krijgen. Inderdaad bracht collega Kamminga onder de aandacht dat de toezegging natuurlijk al tijdens het debat van november was gedaan. Mijn vraag is dus: is het mogelijk om de resultaten van het overzicht nog voor de zomer beschikbaar te stellen? Dit vanwege mijn begrip voor de complexiteit voor de coördinerend bewindspersoon. Want als je wacht tot oktober of november, wanneer het begrotingsdebat SZW plaatsvindt, is het een beetje laat om het geheel te kunnen overzien. Dus nogmaals de vraag: kan het voor de zomer?
Staatssecretaris Van Huffelen:
We kunnen natuurlijk wel proberen die kosten zo veel mogelijk in kaart te brengen. Daar hebben we overigens ook afspraken over gemaakt met het CBS. Dat is nog best lastig, want we hebben heel veel inzichten niet in die goede prijsontwikkeling en de consumentenprijsindex die ook geldt in Caribisch Nederland. Maar we gaan ons best doen om dat zo snel mogelijk te doen, om die inzichten te krijgen, maar we gaan natuurlijk ook kijken wat we al concreet aan maatregelen kunnen nemen.
De voorzitter:
De vraag was: lukt dat voor de zomer?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik hoop dat dat lukt voor de zomer. We gaan ons best doen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik had ook nog een vraag, waarvan ik denk dat die bij de staatssecretaris past. Er zijn signalen, of in ieder geval bereiken mij signalen, dat er personen vanuit bijvoorbeeld Curaçao nu naar Bonaire of andere BES-eilanden trekken omdat de voorzieningen daar gewoon beter zijn. Omdat het toch wel belangrijk is om dat goed te monitoren, vroeg ik me af of de staatssecretaris die signalen herkent.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja. De signalen herken ik zeker. Of het nou aantoonbaar is dat het feit dat mensen migreren vanuit Curaçao naar Bonaire te maken heeft met het voorzieningenniveau, is nog niet helemaal duidelijk, want er is altijd heel veel migratie geweest tussen de eilanden en zeker ook tussen de Benedenwindse Eilanden. We denken niet zomaar dat dat verband er ook echt is. Tegelijkertijd willen we dat natuurlijk wel in de gaten houden. We zien wel dat een bepaald soort van werkgelegenheid op Bonaire bijvoorbeeld sterker is dan op Curaçao of Aruba. Het laat onverlet dat we sowieso aan het werk moeten en dat we aan de kostenkant en aan de inkomenskant stappen moeten zetten, maar een echt helder verband zien wij op dit moment nog niet.
De voorzitter:
Dan wil ik de staatssecretaris bedanken voor haar beantwoording en geef ik het woord aan de minister.
Minister Schouten:
Dank u wel. Op mijn terrein waren er een paar moties en waren er ook nog een paar vragen gesteld. Ten eerste de motie van mevrouw Wuite, mevrouw Simons en de heer Ceder op stuk nr. 49. Ik heb aan de Kamer toegezegd dat de commissie sociaal minimum zeer snel wordt ingesteld. Wij zullen dat per 1 maart doen, als alles helemaal lukt, maar het ziet er wel naar uit dat dat gaat lukken. Die commissie heeft echt even tijd nodig om dit goed uit te zoeken. De staatssecretaris noemde het al: we moeten sommige data ook bijna echt ter plekke gaan ophalen, of zelfs nog in kaart brengen, omdat het nog niet allemaal in kaart is gebracht. Dat is dus best een klus. We hebben gezegd dat we het rapport voor de begrotingsbehandeling SZW zullen opleveren. Deze motie vraagt om vervolgens ook scenario's, een kabinetsappreciatie en een tijdpad te schetsen. Zonder vooruit te lopen op wat de uitkomsten zouden kunnen zijn — ze zijn namelijk nog niet begonnen; ze moeten eerst nog van start gaan — zie ik dat deze motie eigenlijk zegt: als het rapport er is, wacht er dan niet te lang mee om vervolgens ook allerlei stappen te gaan zetten; begin dan niet nog met nadenken over wat er gebeurt. Mijn uitgangspunt is om zo snel mogelijk te proberen een sociaal minimum in Caribisch Nederland te realiseren. Ik kan dan ook echt wel kijken naar scenario's en uiteraard kan ik een kabinetsappreciatie geven, want die moet er ook komen op het rapport. Het tijdpad zullen we dan ook gaan bezien. Ik kan alleen nog niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan. Met die disclaimer kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog even een vraag. De heer Ceder staat niet onder de motie op stuk nr. 49. Is het de bedoeling dat de heer Ceder ook onder de motie komt te staan? Dat is het geval. Dan zullen wij zijn naam daaronder noteren. Bij dezen.
Minister Schouten:
Dan de motie van mevrouw Simons op stuk nr. 50. Die zegt eigenlijk: zet gedurende 2023 nu gewoon al de volgende stappen. In de brief van afgelopen dinsdag of woensdag heb ik ook opgeschreven op welk niveau een aantal uitkeringen nu zitten. Dat komt ook doordat we al een aantal verhogingen hebben doorgevoerd per 1 januari. Los daarvan hebben we bijvoorbeeld kinderbijslag ingevoerd voor ouders met een gehandicapt kind. Dat is ook al eerder gebeurd. Dat zie je niet gelijk terug in de koopkrachtplaatjes, maar dat zijn ook maatregelen die effect hebben op deze doelgroep. Dat zijn echt wel behoorlijke stappen geweest. We gaan nu ook de commissie sociaal minimum instellen. Ondertussen gaan we gewoon door met de stappen die ik al heb toegezegd. Deze motie vraagt om nu eigenlijk al vooruit te lopen op de stappen die we met de commissie in kaart gaan brengen. Om die reden moet ik haar nu ontraden.
Dan heb ik nog een aantal vragen. Mevrouw Kamminga vraagt hoe het nu eigenlijk zit met de verhoging van het wettelijk minimumloon. Het volgende zeg ik even voor uw beeld en om het dilemma te schetsen over de verhoging van de uitkeringen. Als ik uitkeringen ga verhogen, bijvoorbeeld de onderstand, dan moet er ook nog wel een verschil blijven met het wettelijk minimumloon. Anders krijg je straks een hogere uitkering als je niet werkt dan als je wel aan het werk bent. Dat wil je niet. Je wil dat daar nog wel enig verschil in blijft bestaan. Omdat ik die uitkeringen zo graag wil verhogen, omdat het ook nodig is, moet ik het wml ook verhogen. Even voor uw beeld: per 1 januari 2023 heb ik op Bonaire het wml met 18,2% verhoogd, op Statia met 14,3% en op Saba met 15%. Dat zijn behoorlijke percentages, kan ik u vertellen. Maar het is ook nodig. Ik heb gezegd: het moet ook gewoon, anders kunnen wij ook aan de andere kant te weinig doen aan de uitkeringen wanneer de situatie heel zwaar is.
We zullen ook nog een aantal verdergaande stappen moeten zetten wat betreft het wml; dat heb ik ook al aangekondigd in mijn brief. Ik moet steeds zoeken naar het goede evenwicht om aan de ene kant te zorgen dat de verhoging van de wml er niet toe leidt dat mensen op een gegeven moment ontslagen worden omdat de loonkosten niet meer betaald kunnen worden door de werkgever, maar het wel zo doen dat de uitkeringen ook verhoogd kunnen worden. Dat is het evenwicht waar ik in zit. Ik zoek er steeds naar wat ik kan en moet doen. Ik moet het hele pakket daarbij wel in ogenschouw houden. Tegen mevrouw Kamminga zeg ik dus het volgende. Ja, dit is ook een gesprek met de werkgevers. Dat voeren we ook. Zij vinden soms dat we wat te snel gaan met de wml-verhoging, maar ik heb denk ik ook aangegeven waarom het wel belangrijk is dat we dat doen.
De heer Ceder vroeg naar het College voor de Rechten van de Mens. Die vraag heeft de staatssecretaris beantwoord.
Ik denk dus dat dit de vragen waren … O, mevrouw Wuite had nog een vraag, excuus. Zij vroeg of de CBS-cijfers van april naar de Kamer gestuurd kunnen worden. Uiteraard kunnen die naar de Kamer gestuurd worden. Dan zullen we meer zicht krijgen op de cijfers. We hebben daar al een indicatie van; die heb ik ook aan u gegeven. Meestal liggen de definitieve cijfers niet zo heel ver van de indicatieve cijfers. Maar als ik ze heb, zal ik u ze geven.
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Wuite.
Mevrouw Wuite (D66):
Ik weet inderdaad dat we het kort moeten doen, want de volgenden staan klaar. Dank dat de cijfers worden gestuurd. Kan de minister eraan toevoegen dat ze daar dan ook een reflectie, een appreciatie of een reactie bij voegt om te bekijken in hoeverre dat afwijkt van de indicatieve inflatiecijfers die ze in deze brief heeft verwerkt en wat dat betekent? Ten tweede. Kan ze er als ze haar brieven stuurt ook voor zorgen dat ze levensonderhoud betrekt bij de lijn die in 2018 door Regioplan is benoemd wat minimale kosten betreft?
Minister Schouten:
Over dat eerste: op het moment dat het heel erg afwijkt, zal ik proberen daar een verklaring voor te geven. Maar nogmaals, als ze erg dicht bij elkaar liggen, zal er niet zo veel onderbouwing voor te geven zijn. Dat hangt er dus even van af wat de definitieve cijfers zijn. Als het heel erg afwijkt, zal ik proberen om te duiden waar dat door komt. Het tweede punt was het kostenniveau van Regioplan. Volgens mij heb ik in mijn brief juist gezegd dat ik het een wat oneigenlijke vergelijking vind, omdat het dan juist een te beperkt beeld van die kosten geeft. Als wij nu naar het kostenniveau en de stijging daarvan zouden kijken op basis van Regioplan, dan zou 2022 veel gunstiger uitkomen dan de daadwerkelijke situatie is, omdat de inflatie zo hoog is. Ik heb dus juist een inflatieopslag gemaakt, zodat u echt de daadwerkelijke kosten kunt zien, ongeacht hoe Regioplan het inschat. Dat is namelijk een inschatting geweest. We zien dat de werkelijkheid iets anders is geworden. Ik heb juist geprobeerd om een beter beeld van de werkelijkheid te geven dan we hebben op basis van het rapport van Regioplan. Ik kan dat kostenniveau dus wel geven, maar dat zegt niet zo heel veel over de werkelijkheid op dit moment.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Wuite.
Mevrouw Wuite (D66):
Ik bedoelde het iets anders, maar misschien is er nog gelegenheid om dit verder te verduidelijken met de minister. Daar hoeven we deze inhoudelijke discussie verder niet voor te gebruiken op dit moment.
De voorzitter:
Fijn, dank u wel. Het is immers een tweeminutendebat. U komt elkaar zeker nog te spreken. Ik wil de beide bewindspersonen bedanken voor de beantwoording. Ik dank ook de woordvoerders. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-45-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.