24 Ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik

Aan de orde is het tweeminutendebat Ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik (30872, nr. 279).

De voorzitter:

Ik open het tweeminutendebat over de ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Het is wederom een tweeminutendebat. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren. Zij staat al klaar.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

We beginnen eerder dan de tijd op de agenda aangeeft. Dat maken we volgens mij niet zo vaak mee in de Tweede Kamer. Hartstikke mooi. Ik heb twee moties meegenomen. Ik wil de eerste nog even kort toelichten. We kampen met grootschalige vervuiling door plastics en chemicaliën, en we zijn de planetaire grens op dat gebied al overschreden. Tegelijkertijd zien we nog steeds dat die plastics rond 2040 meer dan gaan verdubbelen en dat het plasticafval in de oceanen tegen 2050 verviervoudigd is. Wat ons betreft moeten we dit dus echt veranderen. De voorliggende regeling — daar hebben we het vandaag over — doet op zich een stapje in die richting, hoewel het wat ons betreft nog een stukje scherper had gekund. Maar aangezien een schonere wereld begint bij jezelf en we in de Tweede Kamer nog steeds veel wegwerpbekers met, niet te vergeten, plastic gebruiken, heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland jaarlijks ruim 4 miljard wegwerpbekers worden gebruikt en dit een grote impact heeft op het milieu;

constaterende dat wegwerpbekers per 2024 verboden worden;

constaterende dat de politiek een voorbeeldfunctie heeft;

verzoekt het Presidium ervoor te zorgen dat overal in de Tweede Kamer al per 2023 enkel nog herbruikbare bekers worden aangeboden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 280 (30872).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter. Ook mijn tweede motie gaat over deze regeling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de handhaving van de ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik onder andere wordt gedaan op basis van de administratie en controles op locatie;

constaterende dat de handhaving hiervan veel vraagt van de ILT, gezien er op allerlei locaties, zoals horeca, evenementen, (bedrijfs)kantines en retail, zal moeten worden gecontroleerd en de ILT hier niet het personeel voor heeft;

overwegende dat de ILT momenteel de benodigde extra capaciteit in beeld brengt;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de ILT de beschikking krijgt over de benodigde extra capaciteit, zodat er ook daadwerkelijk milieuwinst wordt geboekt met deze regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 281 (30872).

Dank u wel.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Bouchallikh. Zij zal spreken namens GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie vandaag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het materiaal plastic uit fossiele energiedragers bestaat en de buitenlandse aanvoer hiervan onder zware druk staat;

constaterende dat minder dan de helft van de Nederlandse plastic verpakkingen wordt gerecycled en dat het recyclaat grotendeels van dusdanig lage kwaliteit is dat het niet voor gelijksoortige nieuwe verpakkingen kan worden ingezet;

constaterende dat plastic producten momenteel nog grotendeels als restafval worden verbrand, ondanks dat de productie en de verbranding van plastic een grote belasting voor het milieu en de gezondheid vormen;

overwegende dat reductie van het plasticgebruik voor verschillende producten relatief snel haalbaar is;

verzoekt de regering een brede inventarisatie uit te zetten naar voor welke plastic producten nog dit kalenderjaar bindend beleid voor preventie dan wel hergebruik kan worden gerealiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 282 (30872).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is gelijk het woord aan de heer Van Meenen. Hij zal spreken namens D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, dank u wel. Ik val in voor onze goede collega Hagen. Zij heeft mij verzocht het volgende met u te delen.

Voorzitter. We kennen allemaal wel de beelden van stranden die vol liggen met plasticafval en van oceanen waarin meer plastic lijkt te zwemmen dan vis. D66 is dan ook ontzettend verheugd dat met deze regeling een stap wordt gezet om dit probleem aan te pakken en het aantal wegwerpbekers en voedselverpakkingen flink terug te dringen.

Voorzitter. Ik heb hierover nog wel één vraag en een motie. In de regeling zit nog wel een uitzondering voor hoogwaardige recycling. Op weg naar de circulaire economie willen we natuurlijk liever dat bekertjes en voedselverpakkingen hergebruikt dan gerecycled worden. Kan de staatssecretaris toezeggen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren hoe vaak van deze uitzondering gebruik wordt gemaakt? Wat D66 betreft wordt deze uitzondering zo minimaal mogelijk gebruikt. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment een uitzondering geldt op de regeling voor wegwerpplastic als er hoogwaardig gerecycled wordt;

overwegende dat recycling lager op de R-ladder staat dan het voorkomen van het gebruik van wegwerpplastic, hoe hoogwaardig die recycling ook is;

van mening dat het wenselijk is als deze uitzondering zo min mogelijk wordt gebruikt en de overheid hier een sturende rol op zich neemt;

overwegende dat de Vlaamse regering praktijkvoorbeelden, wegwijzers en kostensimulaties heeft ontwikkeld om ondernemers te helpen aan de regeling te voldoen;

verzoekt de regering om net als de Vlaamse regering beleid te ontwikkelen om ondernemers te stimuleren zo min mogelijk gebruik te maken van de uitzondering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Hagen, Van der Graaf en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 283 (30872).

De heer Van Meenen (D66):

Ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen sprekers meer van de zijde van de Kamer. Ik schors voor twee, drie minuten, voordat we overgaan naar de beantwoording en het oordeel over drie moties. Eén motie is gericht aan het Presidium, dus daar hoeven wij geen oordeel van het kabinet over.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het woord.

Staatssecretaris Heijnen:

Voorzitter. De eerste motie van mevrouw Van Esch, op stuk nr. 280, is aan de Kamer zelf. Daar zal ik dus geen oordeel over vellen.

Haar tweede motie, op stuk nr. 281, gaat over extra capaciteit voor de ILT. Dat is wat mij betreft een overbodige motie. Uiteraard is het de bedoeling om de regelgeving sowieso te handhaven. Dat maakt ook onderdeel uit van het beleid zoals we dat nu hebben. De benodigde capaciteit is door de ILT in kaart gebracht. Middelen voor de handhaving moeten worden gevonden binnen de begroting van IenW. De motie is dus overbodig, want dat doen we al. Op die grond moet ik de motie ontraden. Als mevrouw Van Esch bedoelt dat ze meer geld wil hebben, moet ik 'm helaas ook ontraden omdat de dekking daarvoor ontbreekt.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

We hebben zelf van de ILT begrepen dat ze te weinig personeel hebben om deze regeling goed te gaan handhaven. Ik vind het dus een mooie toezegging als deze staatssecretaris aangeeft ervoor te gaan zorgen dat de ILT wel voldoende personeel heeft om de controles te gaan doen. Ik houd me aanbevolen als die toezegging wordt gedaan. Uit ILT-hoek begreep ik juist dat ze onvoldoende personeel hebben. Dus als deze staatssecretaris aangeeft "nee hoor, er is geen probleem, deze motie is niet nodig; de ILT kan hier gewoon op gaan handhaven, want daar is voldoende capaciteit voor", dan vind ik het mooi, maar ik krijg andere signalen.

Staatssecretaris Heijnen:

De vraag is natuurlijk waar je de lat met betrekking tot voldoende of genoeg legt. Dat zie je ook bij andere diensten die wij vanuit de overheid financieren, zeker als het op toezicht en handhaving aankomt. Dan zullen er altijd dingen zijn die door de mazen van de wet glippen, ook omdat ons systeem er niet op gericht is om alles en iedereen altijd te controleren. Dus ik denk dat er bij ons voldoende oog is voor het feit dat er voldoende ruimte moet zijn binnen de ILT om zaken op te pakken. Maar dat betekent niet dat er oneindig budget beschikbaar is. Dat is gewoon schaars, dus daar zullen we keuzes in moeten maken.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik breng de motie in stemming, want ik denk echt dat het probleem juist ligt bij het schaarse budget van de ILT. Ik denk dat we daarover van mening verschillen, want volgens mij heeft de ILT helemaal geen budget om dit uit te kunnen voeren.

De voorzitter:

Daar zijn moties voor. De motie op stuk nr. 281 is ontraden en wordt in stemming gebracht. We gaan naar de motie op stuk nr. 282.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan de motie van mevrouw Bouchallikh over de brede inventarisatie voor welke plastic producten nog dit kalenderjaar bindend beleid te realiseren is. Daarmee vraagt mevrouw Bouchallikh mij eigenlijk iets wat niet kan. Nationale wetgeving duurt normaal ongeveer twee jaar om te realiseren. Dat is ook de reden waarom ik de motie ontraad. Bovendien vind ik het echt belangrijk dat we voorspelbaarheid van beleid hebben. We hebben het daar in de commissievergadering ook al met elkaar over gehad. Het is niet goed als je ondernemers telkens confronteert met nieuwe regels. Het is belangrijk dat we proberen zo veel mogelijk langetermijnafspraken te maken. Er zijn ook nog genoeg dingen voorzien op het gebied van plastic. Ik deel met mevrouw Bouchallikh de noodzaak om te kijken hoe je plastic producten verder gaat beperken, maar dat gaat niet met bindende regelgeving binnen een halfjaar.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb even mijn motie erbij gepakt. Waar ik specifiek om vraag, is niet zozeer om in een halfjaar bindend beleid te ontwikkelen maar om een brede inventarisatie naar waar eventuele mogelijkheden zouden zijn. We hebben onder andere bij statiegeld juist gezien hoe belangrijk het is dat we vanuit deze Kamer onder andere sturing laten plaatsvinden. Zou de staatssecretaris daarop kunnen reflecteren? Waarom zou zij niet een inventarisatie op gang kunnen brengen, zodat we aan de hand daarvan kunnen kijken wat in onze handen ligt om verder op te pakken?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben natuurlijk wel aan het kijken wat er allemaal nog meer mogelijk is, naast alle maatregelen die we al treffen met deze regeling. Dat kost tijd. Ik vind het bovendien belangrijk om het op de juiste momenten en binnen de juiste kaders te doen. Daarom zal ik wel kijken naar lopende trajecten, zodat op voorspelbare momenten samenhangend beleid ontwikkeld kan worden. Ik kan wel toezeggen aan mevrouw Bouchallikh dat ik de resultaten van de inventarisatie die wij op dit moment aan het doen zijn, met de Kamer zal delen. Dat zal ik in elk geval voor het zomerreces van volgend jaar doen, dus dan zijn we ongeveer een jaartje verder. Dat is an sich een goed moment om al even te kijken wat de impact is van de regels en het beleid dat nu ingaat.

Dan had ik nog een motie van D66. De motie op stuk nr. 283 zou ik graag oordeel Kamer willen geven.

De heer Van Meenen van D66 vroeg ook nog of de Kamer vanaf 2024 jaarlijks geïnformeerd kan worden over hoeveel ondernemers gebruikmaken van de uitzondering. Ondernemers die de uitzondering willen gebruiken, zullen dat moeten melden bij de ILT. Ik ben zeker bereid om dat met de ILT te bespreken en te kijken hoe we die informatie kunnen delen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Even voor de administratie: de motie op stuk nr. 283 krijgt oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en het oordeel over de moties. Over de moties wordt volgende week dinsdag gestemd. Ik schors de vergadering tot 18.30 uur. Dan gaan wij verder met de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten.

De vergadering wordt van 17.11 uur tot 18.31 uur geschorst.

Naar boven