10 Politie

Politie

Aan de orde is het tweeminutendebat Politie (CD d.d. 17/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Politie. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom en ook mijn collega's. We gaan snel van start, met mevrouw Helder van de PVV voor haar twee minuten. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Om met de deur in huis te vallen: ik heb geen vertrouwen in de korpsleiding. In de commissiedebatten heb ik kritiek geuit op het geheim blijven van een rapport over de dood van informanten en het functioneren van het Team Criminele Inlichtingen. De minister en de Kamer kregen het rapport niet en moesten het doen met een brief van de korpschef. Ik noemde dat onacceptabel. Ook een Kamerbreed aangenomen motie over de afhandeling van de PTSS-dossiers wordt tot op heden op korpsniveau genegeerd. Inmiddels hebben we ook twee uiterst kritische rapporten van de commissie-Brouwer, en een derde is in de maak. Dit naar aanleiding van drie zelfdodingen van agenten. De vakbonden en de Kamer hebben de onderzoeken moeten afdwingen. Er loopt een onderzoek van de commissie-Schneiders naar de Landelijke Eenheid als geheel. Drie agenten zijn dusdanig door hun leidinggevende behandeld dat zij geen uitweg meer zagen. Hun nabestaanden worden aan hun lot overgelaten. Gegevensdragers blijken kwijt of gewist. De commissie-Brouwer, de minister en de Kamer worden niet volledig geïnformeerd. Een korpsleiding die zo opereert, is niet de korpsleiding die de broodnodige verandering gaat maken en de aanbevelingen van de commissie-Schneiders gaat doorvoeren. De werkvloer verdient beter.

Gelukkig bleken meer collega's kritisch en is gezamenlijk een motie opgesteld. Ik dank de collega's Van der Werf, Michon en Van Nispen. Ik ben zelf de tweede ondertekenaar; de motie zal dadelijk door collega Van der Werf worden ingediend. Zelf heb ik nog wel een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Spee in haar rapport over de gevolgde werkwijze bij de politie voorafgaand aan de dodelijke aanrijding van een motoragent heeft geconcludeerd dat zich in de periode 2015-2021 meerdere voorvallen met betrekking tot de vrachtwagenchauffeur hebben voorgedaan welke door de politie als incidenten werden gezien, waardoor geen sprake was van een gecoördineerde aanpak, en dat zelfs werd afgezien van het controleren en verbaliseren van de vrachtwagenchauffeur;

constaterende dat de politie heeft bevestigd de conclusies en aanbevelingen van de commissie-Spee geheel over te nemen, maar zonder concrete en afrekenbare acties daartoe te formuleren;

van mening dat de houding van de betreffende leidinggevenden moet veranderen zodat een dergelijke situatie, met alle mogelijke gevaren voor politiemensen in het bijzonder en burgers in het algemeen in het verkeer, zich niet meer kan voordoen;

verzoekt de regering om te bevorderen dat er een concrete aanpak van verkeershufters wordt geformuleerd, er voldoende kennis daartoe bij de eenheden aanwezig is en er daadwerkelijk wordt gecontroleerd, en de Kamer over de voortgang hiervan op de hoogte te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 1080 (29628).

Ik dank u zeer. Aan diezelfde collega Van Nispen ga ik het woord geven. Hij is van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. We hebben twee commissiedebatten gehad over de politie. Vorige week hadden we inderdaad nog een debat over vrij heftige onderwerpen, zoals de problemen bij de verkeerspolitie waarover mevrouw Helder een motie heeft ingediend, die ik heb meegetekend. En dan heb ik het natuurlijk over de ernstige problemen bij de Landelijke Eenheid: drie zelfdodingen en vernietigende onderzoeken. Daar moet echt veel gaan veranderen. Daarom hebben wij inderdaad de motie van D66, samen met de PVV en de VVD, meeondertekend.

Ik heb voor dit tweeminutendebat één vraag en twee moties. Gisteren werd een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over het gebruik van algoritmen gepubliceerd. Specifiek was er kritiek op het Criminaliteits Anticipatie Systeem, dat door de politie wordt gebruikt. Ik zou graag van deze minister een specifieke reactie hierop willen ontvangen voor het volgende commissiedebat over de politie. Graag een toezegging daarop.

Dan de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politie gebruikmaakt van apparatuur uit landen als China en Israël, zoals afluisterapparatuur, drones en ANPR-camera's, en dat onder andere de AIVD waarschuwt voor ongewenste inmenging en spionage vanuit deze landen;

overwegende dat het gebruik van dit soort apparatuur, waarmee (gevoelige) gegevens over Nederlandse burgers worden vastgelegd, daarom aan strengere veiligheidsvereisten zou moeten voldoen;

constaterende dat Defensie afziet van apparatuur uit deze landen vanwege verhoogde veiligheidsrisico's;

verzoekt de regering bij aanbestedingen voor dergelijke apparatuur aan veiligheidsvereisten een zwaarder belang toe te kennen en te streven naar apparatuur uit Nederland of op z'n minst uit landen binnen de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 1081 (29628).

De heer Van Nispen (SP):

En dan tot slot, voorzitter. De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer er meerdere malen op heeft gewezen dat de politiecijfers een incompleet beeld geven van de huidige politiesterkte;

overwegende dat de verwachting van het kabinet dat de politiesterkte in 2024 weer op orde is, ten grondslag ligt aan belangrijke beleidsmatige beslissingen en het daarom van belang is dat deze verwachting klopt en eventueel tijdig wordt bijgesteld;

overwegende dat bij het berekenen van de capaciteit van de Politieacademie vooral gekeken wordt naar het beschikbare budget en niet, of veel minder, naar de behoefte aan nieuwe instroom;

verzoekt de regering binnen twee weken te rapporteren over:

  • -de (externe) instroomcijfers bij de Politieacademie in relatie tot de verwachte instroom;

  • -de uitvalcijfers bij de Politieacademie in relatie tot de verwachte uitvalcijfers;

  • -de onvoorziene uitstroomcijfers in de operationele sterkte, minus aspiranten, in relatie tot de verwachte onvoorziene uitstroomcijfers;

verzoekt de regering tevens de Algemene Rekenkamer te vragen onderzoek te doen naar of er voldoende opvolging is gegeven aan het rapport Politie ter Plaatse en de politie nu meer inzicht heeft in de daadwerkelijke politiesterkte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 1082 (29628).

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, ik vervang de heer Azarkan, die het commissiedebat heeft gedaan. Een viertal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een vervolgstudie van het adviesbureau Kantar naar voren komt dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond gemiddeld genomen minder vertrouwen hebben in de politie;

verzoekt de regering te onderzoeken wat hieraan ten grondslag ligt en een plan van aanpak op te stellen om het vertrouwen in de politie te herstellen voor mensen met een niet-westerse migratieachtergrond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 1083 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een oud-politiechef die in 2019 racisme aankaartte bij de nationale politie, werd ontslagen;

overwegende dat deze casus het zoveelste voorbeeld is van een klokkenluider die misstanden meldt, maar vervolgens zelf het veld moet ruimen;

verzoekt de regering klokkenluiders bij de politie in bescherming te nemen en in deze casus de klokkenluider bij te staan om te komen tot een goede afloop,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 1084 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport van Bureau Beke blijkt dat fatale incidenten vaker voorkomen bij mensen met een niet-westerse achtergrond;

verzoekt de regering onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de aanleiding van de fatale incidenten waarbij mensen met een niet-westerse achtergrond om het leven kwamen binnen de context van politieoptreden, en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 1085 (29628).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, tot slot. De heer Van Nispen refereerde er net ook aan: de Rekenkamer heeft geconstateerd dat er door de risicoclassificatiealgoritmen bij de politie een mogelijkheid is op vooringenomenheid. Er is de mogelijkheid van discriminatie. Wij willen dat dit wordt doorgelicht en dat die eventuele vooringenomenheid eruit wordt gehaald, want wij accepteren geen discriminatie. Vandaar de volgende motie, die ik samen met mevrouw Mutluer van de PvdA indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Rekenkamer risicoclassificatiealgoritmen bij de politie een risico op vooringenomenheid bevatten;

verzoekt de regering om deze algoritmen met spoed door te lichten en te ontdoen van mogelijke risico's op vooringenomenheid, en de resultaten binnen een maand aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Mutluer.

Zij krijgt nr. 1086 (29628).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. De mensen die dag in, dag uit werken aan onze veiligheid, verdienen zelf een veilige werkomgeving. De Landelijke Eenheid van de politie is dat al te lang niet. Drie zelfdodingen in twee jaar tijd hebben dat pijnlijk duidelijk gemaakt. En niemand verwacht een cultuuromslag van de ene op de andere dag, maar de manier waarop er tot nu toe met problemen is omgegaan, getuigt van weinig zelflerend vermogen bij de politie. Daarom dient D66 vandaag een voorstel in om de commissie-Schneiders actief toezicht te laten houden op hoe haar eigen aanbevelingen worden uitgevoerd.

Voorzitter. Ik realiseer me heel goed dat er tal van agenten zijn, op de werkvloer maar ook aan de top, die zich al keihard inzetten om die cultuur te veranderen. Tegen hen zou ik willen zeggen: ga zo door! Het voorstel dat ik vandaag indien, doet daar niets aan af, maar moedigt dat juist aan. Mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verschillende onderzoeken al sinds 2020 wijzen op een onveilige werksituatie bij de Landelijke Eenheid en aandringen op het veranderen van de leiderschapscultuur;

constaterende dat de korpsleiding van de nationale politie nog niet in staat is gebleken die verandering te bewerkstelligen;

overwegende dat de minister van Justitie en Veiligheid, naar aanleiding van een verzoek van de Kamer, de commissie-Schneiders heeft gevraagd voor minimaal een jaar toezicht te houden op de voortgang bij de Landelijke Eenheid;

van mening dat dit toezicht alleen effectief kan zijn als de Kamer daar niet alleen over geïnformeerd wordt maar de commissie ook voldoende bevoegdheden krijgt om op de werkvloer te kunnen zien of de onveiligheid daadwerkelijk afneemt;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de commissie-Schneiders alle bevoegdheden krijgt die nodig zijn om vooruitgang binnen de Landelijke Eenheid actief te monitoren, het oordeel van de werkvloer daarin mee te nemen en openbaar en dwingend advies uit te brengen wanneer blijkt dat de onveilige situatie voort blijft bestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Helder, Van Nispen en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 1087 (29628).

Ik dank u zeer. Een interruptie van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb een verhelderende vraag via u, voorzitter. Ik snap de lijn van collega Van der Werf. We hebben ons heel erg kritisch uitgelaten over alle incidenten die nu plaatsvinden. Mijn vraag heeft betrekking op de uitlating die door een van de ondertekenaars van deze motie is gedaan over ondercuratelestelling van de top. Op welke wijze moeten wij deze motie interpreteren? Wat is dan toezicht? Is dat ondercuratelestelling, waarbij de top ontslag moet nemen? Of is het wat u net hebt voorgelezen? Misschien kunt u dat ophelderen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank voor deze vraag. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat werknemers op de werkvloer merken dat er verandering komt, dat als ze een probleem hebben en naar hun chef lopen, die naar hen luistert en dat oppakt. Het maakt mij niet zo heel veel uit wie er in die organisatie bovenaan staat, als die maar doet wat er moet gebeuren.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Volledig eens. Als u dat zegt, sta ik pal naast u. Mijn vraag is: zegt u met deze motie dat de top letterlijk onder curatele wordt gesteld? De consequentie daarvan kan dan zijn dat de top zegt: er is geen vertrouwen, ik stap op.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik heb de gelegenheid te baat genomen om mijn eigen woorden te kiezen, en daar blijf ik bij.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan zie ik niet mevrouw Simons, die op de sprekerslijst staat. Pardon, ik sla mevrouw Michon over. Dat kan natuurlijk niet. Het woord is aan mevrouw Michon van de VVD. Excuses. Gaat uw gang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb de motie meegetekend die zojuist door mevrouw Van der Werf is ingediend. Ook ik gebruik daarin graag mijn eigen woorden. Zoals ik ook in het bericht heb gezegd waarover mevrouw Mutluer het had, gaat het mij en mijn fractie uitdrukkelijk om de mensen die dag in, dag uit het belangrijke werk doen dat bij de Landelijke Eenheid gebeurt. Ik vind dat we alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat zij dat werk in een veilige omgeving kunnen doen.

Voorzitter. In hetzelfde debat hadden we het over de groene boa en de samenwerking van de groene boa met de politie. We constateerden dat de groene boa nogal alleen staat, eigenlijk letterlijk en figuurlijk. We hadden van de minister twee dagen voor dat commissiedebat een brief gekregen over de groene boa en de ontwikkelingen daarin. We constateerden in dat debat dat gelukkig ook de minister de analyse deelt, maar de urgentie en de oplossingsrichting, daar zou ik met twee moties nog wel wat kracht bij willen zetten. Vandaar de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de groene boa als toezichthouder een essentiële rol heeft in het veilig en leefbaar houden van het buitengebied, niet als vervanging van het werk van de politie, maar als aanvulling op het werk van de politie;

constaterende dat criminaliteit zich steeds vaker en steeds heftiger manifesteert in de Nederlandse buitengebieden, zoals drugsdumpingen, grootschalige hennepteelt, stroperij et cetera;

constaterende dat het aantal groene boa's met een vuurwapen in de afgelopen drie jaar met bijna de helft is afgenomen;

constaterende dat circa de helft van de groene boa's aangeeft zich niet veilig te voelen tijdens het werk;

overwegende dat het kabinet een visie op boa's en een AMvB over de uitrusting van de boa in voorbereiding heeft;

van mening dat groene boa's hun werkzaamheden veilig en verantwoord moeten kunnen uitoefenen, met adequate en voldoende uitrusting;

verzoekt de regering om de criteria voor het behoud dan wel de toekenning van een wapen aan de groene boa te wijzigen, waarbij naast bekwaamheidseisen, het uitgangspunt is dat een groene boa zijn specifieke taak veilig moet kunnen uitvoeren, en de Kamer hierover kort na de zomer van 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Knops.

Zij krijgt nr. 1088 (29628).

Dank u wel.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Er zitten dus nog wel twee spelfouten in.

De voorzitter:

Oké. Ik dank u.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Die ga ik nu aanpassen. Ik heb nog een motie over groene boa's.

De voorzitter:

Ja, maar dat gaat niet meer lukken, want u bent nu al over uw tijd heen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Maar een motie mag ik altijd uitspreken, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, hoor. Echt niet. Het is een tweeminutendebat.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt.

De voorzitter:

Nee, maar toch is het zo.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nou, mooi is dat. Oké, dan is dat het.

De voorzitter:

Ja. Dan is het woord aan mevrouw Mutluer. Gaat uw gang.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij zijn er genoeg woorden geuit over de Landelijke Eenheid van de nationale politie en dat het hartstikke belangrijk is dat we aan cultuurverandering doen. Op het wegkijken van leidinggevenden willen we echt actie ondernemen. Daarvoor heb ik de volgende motie voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de commissie-Schneiders en in andere onderzoeken is vastgesteld dat er bij de Landelijke Eenheid van de nationale politie sprake is van knelpunten in onder andere het leiderschap en de aansturing;

van mening dat voor een goed functioneren van de politie goed leiderschap en sturing van de operationele eenheden noodzakelijk is;

van mening dat in de financieringswijze van de nationale politie rekening moet worden gehouden met het belang van leiderschap;

verzoekt de regering te laten onderzoeken of de financieringswijze van de politie voldoende ruimte biedt voor formatie-inrichting van leiderschap en leiderschapsontwikkeling, en daar eventueel conclusies aan te verbinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 1089 (29628).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb twee andere moties die de groene boa's betreffen. Daar hebben we ons hard voor gemaakt samen met onder anderen collega Michon. Ook daar heb ik twee moties voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inzet van groene boa's van het grootste belang is voor toezicht en handhaving in het landelijk gebied;

overwegende dat er een groeiend tekort is aan groene boa's;

van mening dat samenwerking tussen groene boa's en politie nodig is voor een goede en veilige taakuitvoering;

van mening dat er een samenwerkingsagenda politie-groene boa's moet komen maar dat daar al te lang over wordt gesproken;

verzoekt de regering het initiatief te nemen om ervoor te zorgen dat er op korte termijn een samenwerkingsagenda komt en tevens te bewerkstelligen dat een gezamenlijke werkwijze wordt afgesproken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 1090 (29628).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De andere motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de boa als toezichthouder een belangrijke rol heeft voor de leefbaarheid en veiligheid, als aanvulling op de taken van de politie;

constaterende dat de boa voor de uitoefening van zijn taak dringend behoefte heeft aan een verbeterde informatiepositie;

verzoekt de regering om het voor de boa mogelijk te maken om het rijbewijzenregister van de RDW te raadplegen, en de Kamer hierover kort na de zomer van 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 1091 (29628).

Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik zie uw strenge blik, dus ik begin met het indienen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat groene boa's belangrijk werk verrichten in het beheer van het buitengebied en ter ondersteuning van de politie;

overwegende dat de veiligheid van boa's vooropstaat, maar dat dat vanwege lange aanrijtijden van de politie en de uitrusting van boa's niet gegarandeerd kan worden;

voorts constaterende dat groene boa's in de samenwerking met politie tegen problemen in de informatievoorziening op lopen omdat zij niet in de systemen van de politie kunnen;

overwegende dat dit voor vertraging in het onderzoek en tot onveilige situaties voor groene boa's kan leiden;

verzoekt de regering te bevorderen dat groene boa's veilig te werk kunnen gaan en daarbij de toegang tot systemen, informatiedeling met de politie en passende uitrusting te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 1092 (29628).

De heer Bisschop (SGP):

De tweede motie. Ik realiseer me dat die complementair is aan een aantal andere moties die ingediend zijn rondom de groene boa. Ik hoop dat daardoor de positie van in ieder geval de groene boa's maar eigenlijk breder in het hele veiligheidsstelsel beter uitgewerkt kan worden. Voorzitter. Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie grote capaciteitsproblemen kent;

overwegende dat het kabinet en de politie hebben vastgesteld dat eind 2027 aan de norm van 10% politievrijwilligers ten opzichte van de beroepssterkte moet worden voldaan;

overwegende dat er op dit moment geen concrete acties gekoppeld zijn aan deze norm;

verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen om deze norm voor eind 2027 te behalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 1093 (29628).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dat waren mijn moties. Dank.

De voorzitter:

Ik heb het gehoord. Ik dank u zeer.

De vergadering wordt van 17.56 uur tot 18.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Justitie en Veiligheid voor haar termijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat ik meteen doorga naar de moties, omdat we in het commissiedebat uitvoerig stilgestaan hebben bij het belang van dit onderwerp. We zetten met elkaar alles op alles om ervoor te zorgen dat al die mensen die daar voor onze veiligheid bezig zijn, dat zo veilig mogelijk kunnen doen. Daarover, en ook over een paar andere onderwerpen, zijn een aantal moties ingediend. Ik ga dus meteen maar beginnen. Als de Kamerleden het goedvinden, zeg ik bij oordeel Kamer gewoon "oordeel Kamer". Af en toe geef ik een interpretatie of leg ik uit waarom een motie geen oordeel Kamer krijgt.

De motie op stuk nr. 1080 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1081 is staand beleid, dus die zou ik willen overnemen als de indiener dat goedvindt.

De motie op stuk nr. 1082 wordt ontraden. Misschien is het wel goed om erbij te zeggen dat ik wel begrijp waar in deze motie naar wordt gezocht. Wellicht helpt dit. We berichten hierover vóór de zomer in het halfjaarbericht. We komen daar dus nader over te spreken, ook in het volgende commissiedebat.

De heer Van Nispen (SP):

De motie maakt me eigenlijk niet eens uit. Ik wil gewoon dat we de cijfers goed krijgen. Dat is het punt. Ik vind het dus niet eens een probleem dat het niet kan binnen twee weken. Die termijn van twee weken staat in de motie. Het gaat erom dat ik de cijfers tot nu toe, in de halfjaarberichten, onvoldoende vind. En waarom? Omdat daarin bijvoorbeeld niet de onverwachte uitstroomcijfers tot nu toe zaten. Die vind ik heel erg relevant. Anders weten we namelijk nog steeds niet wat nou de nettotoename is van agenten; die toename willen we allemaal. Dus als de minister inhoudelijk haar voordeel kan doen met de motie, dan ben ik nog bereid om de motie aan te houden ook; dat is allemaal goed. Die twee weken maakt mij ook al niet uit. Als we dan uiteindelijk maar wel preciezere cijfers krijgen van de onverwachte uitstroom en de netto-instroom, dus van de toename van agenten, dan we tot nu toe hebben gehad.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij geeft de heer Van Nispen een hele goede duiding van waar hij naar op zoek is. Dus als we kunnen afspreken dat ik mijn best ga doen om die cijfers ook in de rapportage te krijgen, dan kan ik in huis ophalen wat we wel en niet hebben. Dan komen we vanzelf wat dichterbij. Ik snap namelijk waar de heer van Nispen naar op zoek is. Dus als hij de motie zou willen aanhouden tot de halfjaarrapportage, dan ga ik mijn best doen om te kijken hoever we kunnen komen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (29628, nr. 1082) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Misschien kan ik dan meteen de toezegging doen waar de heer Van Nispen naar vroeg met betrekking tot het Criminaliteits Anticipatie Systeem. Dat kan ik toezeggen. Dat wordt dus ook vervolgt.

Dan de motie op stuk nr. 1083 van de heer Baarle. Die zou ik willen combineren met de motie op stuk nr. 1085, ook van de heer Van Baarle. Ik zou willen vragen of beide moties aangehouden kunnen worden. In het debat met de heer Azarkan heb ik al gezegd dat ik de intentie van de moties begrijp, maar ik moet kijken hoe we het vorm kunnen geven. Als ik nu meteen "oordeel Kamer" zeg, zou dat impliceren dat ik al wist hoe we het kunnen doen. Dus als hij de moties zou willen aanhouden, zodat wij kunnen kijken … Ik zal ervoor zorgen dat ik in ieder geval vóór het volgende commissiedebat een reactie heb. Dan heb ik het niet uitgewerkt, maar dan hebben we wel goed kunnen nadenken over de manier waarop we dit kunnen onderzoeken, wat de opties zijn en hoe we het kunnen aanpakken. Als hij daar dan niet tevreden mee is, zou hij de moties op stukken nrs. 1083 en 1085 altijd nog kunnen indienen. Anders moet ik de moties ontraden. Maar ik zou heel graag de tijd hebben om er even goed naar te kunnen kijken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik proef bij de minister inderdaad de bereidheid om er goed naar te kijken, dus het is voor ons geen probleem om de moties even aan te houden. Dan zien we de reactie tegemoet.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn moties (29628, nrs. 1083 en 1085) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Veel dank. Dan de motie op stuk nr. 1084, ook van de heer Van Baarle. Die moet ik ontraden, omdat dat echt aan de korpschef als werkgever is. Daar kan ik niet in treden als minister.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 1086. Die ontraad ik, maar het gevraagde komt in de halfjaarberichten terug. Eigenlijk komt het een beetje op hetzelfde neer als wat de heer Van Nispen vroeg. Ik moet wel zeggen dat de kopie slecht was. Dit was dus voor zover ik het nog wist en het kon lezen.

De heer Van Baarle (DENK):

Allereerst compliment voor de minister dat ze in staat is om mijn hiërogliefen te ontcijferen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb een vergelijkbaar handschrift, dus ik ben geoefend denk ik.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat schept een band. Wat minder een band schept — dat bedoel ik niet persoonlijk — is dat de motie wordt ontraden, maar dat begrijpt de minister. Ik begrijp niet zo waarom de motie wordt ontraden. Omdat de Rekenkamer aangeeft dat er sprake is van mogelijke vooringenomenheid, lijkt me toch dat je dan het doorlichten daarvan en het onderzoeken of dat inderdaad klopt met urgentie oppakt. Dan is het toch geen probleem om dat binnen een maand aan de Kamer te laten weten? Bij mogelijke discriminatie moeten alle toeters en bellen afgaan, want dat kunnen we nooit accepteren. De minister kan toch wel binnen een maand aangeven wat de resultaten zijn van een mogelijke doorlichting?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We komen wel op dit onderwerp terug in het halfjaarbericht en dat is voor de zomer. Het is niet helemaal binnen een maand, maar het duurt ook weer geen maanden. Ik zou eigenlijk willen vragen om te motie aan te houden. Anders ontraad ik haar. Ik zou haar in ieder geval daarin terug willen laten komen, omdat het verhaal iets genuanceerder ligt. Discriminatie ligt overigens nooit genuanceerd, maar naar dit verhaal specifiek moeten we even goed kijken. Daarom wil ik het in het halfjaarbericht terug laten komen.

De heer Van Baarle (DENK):

Tot slot. Ik kan ermee leven als de minister zou zeggen: laat dit terugkomen in de halfjaarrapportage. Als ik in de motie niet "binnen een maand" zou zeggen, maar "in de halfjaarrapportage", gebeurt er volgens mij wat ik graag wil en doe ik er recht aan dat de minister er graag in die rapportage op terug wil komen. Zouden we dan met elkaar een mooie deal hebben, in het kader van de constructieve samenwerking in dit huis?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Bijna. Want als ik het goed heb, wordt in de tweede zin van het dictum gevraagd om het met spoed door te lichten. Juist bij dat deel wil ik kijken hoe we het gaan doen en wat we er precies mee gaan doen. Ik weet dus niet of we het echt gaan doorlichten. Dus als de heer Van Baarle met een aangepaste motie wil komen, waar dat ook niet in staat en waarin hij zegt "laat dit onderwerp terugkomen in de halfjaarrapportage" heb ik in ieder geval de ruimte om daarnaar te kijken. Zoals zij nu voorligt, ontraad ik haar. Maar mocht zij aangepast zijn voor de stemmingen, zijn dit in ieder geval de elementen die ik mee kan geven.

De voorzitter:

Ja, ten slotte dan.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank voor de ruimte. Ik wil nog gemeld hebben dat we nog even kijken naar de formulering in de richting van de stemming, om te zien of we eruit kunnen komen.

De voorzitter:

Fijn. Dat wachten we af. Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, voorzitter. Nog richting de heer Van Baarle: het gaat er dus om dat de thematiek terugkomt in het haljaarbericht. Volgens mij is dat, althans als ik me het debat dat we hebben gehad goed herinner, waar hij naar op zoek is. Dus niet een apart onderzoek, maar de thematiek komt wel terug en daar kunnen de heer Van Baarle en zijn collega's natuurlijk weer van alles van vinden.

Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 1087. Dat is een motie van een aantal Kamerleden en die gaat over de Landelijke Eenheid. We hebben er lang over gesproken en ik denk ook niet dat dit het laatste gesprek of het laatste debat erover was en wellicht is het ook niet de laatste motie. Ik begrijp de intentie van de motie. In de overwegingen staat dat de korpsleiding van de nationale politie nog niet in staat is gebleken de verandering te bewerkstelligen. Om die reden moet ik haar ontraden, want ik wil echt met kracht afstand nemen van de overweging dat de korpsleiding nog niet in staat is of niet in staat zou zijn de noodzakelijke veranderingen in de leiderschapscultuur te bewerkstelligen. Er zijn goede stappen gezet. Die hebben we ook hier in mijn termijn al een paar keer met elkaar behandeld en die zijn ook al besproken met mijn voorganger. Ik heb er vertrouwen in dat de korpsleiding goede vervolgstappen gaat zetten.

Ik begon met dat ik wel begrip heb voor de intentie van de motie. Ik stipte de overweging aan, maar ik ga nu naar het dictum, naar wat wordt verzocht aan het kabinet. Dat is de geest van de motie en die onderschrijf ik wel. Het is goed als de commissie-Schneiders de vooruitgang monitort en hiervoor de benodigde toegang en informatie krijgt. Dat heb ik ook in het debat duidelijk aangegeven. Ik begrijp ook dat de Kamer daarnaar op zoek is. De commissie-Scheiders brengt advies uit aan de korpschef en aan mij, en ieder hebben we onze eigen rol hierin. Ik zal vervolgens uiteraard de Kamer informeren. Dat is de route zoals die hoort. Ik heb goed gehoord wat de Kamer daar wenst. De commissie-Schneiders monitort en neemt geen bevoegdheden over. Zij bepaalt zelf wat openbaar kan worden en wat vertrouwelijk moet blijven. Daarbij geldt natuurlijk als uitgangspunt de regel: "openbaar, tenzij". Dat hebben we in het debat ook even met elkaar gedeeld. Het is wellicht goed om hier nog te benadrukken dat dit natuurlijk ook te maken heeft met het feit dat iedereen op de werkvloer zich ook comfortabel moet voelen bij alles wat ze bij de commissie willen aankaarten en bespreken. Dat betekent dus ook dat zij moeten weten dat het vertrouwelijk moet kunnen blijven als de mensen op de werkvloer dat willen.

Het is wellicht nog goed om voor de indiener/indieners nog één ding toe te voegen. Ik begon ermee, te wijzen op wat ik onwenselijk vind in de overweging van de motie, en op waar ik het ook niet mee eens ben. Als de indieners dat aanpassen en ik de motie zo mag interpreteren dat er daarin van uit wordt gegaan dat de commissie-Schneiders aan mij rapporteert en ik aan de Kamer, met de elementen over de openbaarheid en de vertrouwelijkheid, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Anders moet ik haar echt ontraden, vanwege wat ik net in de toelichting zei.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik denk dat de constatering dezelfde blijft. Ik heb wel goed gehoord wat de minister over het dictum zei. Wij, de indieners, hebben natuurlijk niet bedoeld dat allerlei informatie ongewenst gedeeld zou moeten worden. Ik denk dat de commissie-Schneiders zelf heel goed kan inschatten wat handig is en wat niet, juist ook om die vertrouwelijkheid op de werkvloer te borgen. Op die manier kun je mensen ook daadwerkelijk uitnodigen om het achterste van hun tong te laten zien. De minister kan er dus van op aan dat dat de bedoeling was.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zolang de motie deze vorm houdt, ontraad ik haar vanwege die overweging. Ik ga echter wel aan de slag met het dictum. Mogelijk worden de overwegingen van de motie in de komende dagen nog aangepast. We delen wat er staat in het dictum. Maar ik spreek hier wel vertrouwen uit in de korpsleiding. Bij de overwegingen zitten we er dus net iets anders in.

De motie op stuk nr. 1088 krijgt oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 1089 vraagt mevrouw Mutluer de regering te laten onderzoeken of de financieringswijze van de politie voldoende ruimte biedt voor formatie-inrichting van leiderschap en leiderschapsontwikkeling. Die motie moet ik ontraden want een onderzoek naar de financieringswijze is volgens mij op dit moment niet iets wat we nodig hebben. We zijn momenteel namelijk al samen met de politie aan het kijken hoe binnen de huidige financiering en de wijze van financiering maatwerk voor de Landelijke Eenheid beter kan, en beter kan worden. Daar hoort ook leiderschap bij. En als het echt raakt aan keuzes voor het loon- en functiegebouw, zeg ik: dat is onderwerp van gesprek tussen de partners en daar meng ik mij niet in. Ik hoop dat ik mevrouw Mutluer heb kunnen meegeven dat dit dus wel belangrijke elementen zijn die wel een plek hebben in het proces. Maar we doen het om deze redenen niet zoals hier wordt voorgesteld.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil de minister meegeven dat ik deze signalen van de politie-eenheid zelf krijg. Er wordt op dit moment een lumpsumbedrag toegekend. De realiteit is dat er wel wat richtlijnen worden gegeven. Strikt genomen kun je nog kiezen wat je met dat bedrag doet. Maar omdat de capaciteitsdruk in de uitvoering heel groot is, wint die altijd. Is de minister het daarmee eens? Toch zijn wij met elkaar volgens mij tot de conclusie gekomen dat leiderschap en leiderschapsontwikkeling cruciaal zijn. Zij zijn geen noodzakelijk kwaad, maar eigenlijk randvoorwaardelijk voor het goed functioneren van de teams en het creëren van die gezonde cultuur. Is de minister het daarmee eens? En zou het dan niet, juist vanwege die argumenten, heel logisch zijn om te kijken of wij nog iets aan die leiderschapsontwikkeling moeten doen? Ik vraag alleen maar om een onderzoek, of om de commissie-Schnieders te verzoeken om dat mee te nemen in haar eindverslag. Dat is eigenlijk de kern en de geest van de motie.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat dat heel dicht bij elkaar ligt. Ik zie daar dus niet een heel groot gat ontstaan. Dit is namelijk ook echt een onderdeel van de gesprekken met de korpsleiding. In al die onderzoeken die nu gaande zijn, komt men natuurlijk ook met concrete aanbevelingen, ook op dit soort elementen. Dat hebben we tijdens het debat ook uitvoerig met elkaar gedeeld. En inderdaad, de politie wordt lumpsum gefinancierd, maar dat geeft juist ruimte voor maatwerk. Zodra we gaan oormerken en dit bijvoorbeeld vanuit de Kamer zouden gaan bepalen, verdwijnt die ruimte. Het beheer, de politiechefs kunnen dus ook echt kiezen voor meer investeren in leiderschap of materieel. Dus ik denk dat op verschillende plekken de intentie van mevrouw Mutluer terugkomt. En die zal straks ook terugkomen op een wijze waarbij zij kan zien wat ermee gebeurd is.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer wil hier nog op reageren. Houd u het kort, mevrouw Mutluer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daarmee doel ik bijvoorbeeld op de aanbevelingen en hoe we daarop gaan handelen. Maar goed, we hebben dit uitvoerig in het commissiedebat behandeld.

De voorzitter:

Zo is het.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De praktijk leert dat er geen of weinig geld naar leiderschapsontwikkeling gaat, omdat de uitvoering heel veel capaciteit vraagt. Ik wil van de minister een concrete toezegging op basis waarvan ik kan besluiten of ik de motie wel of niet aanhoud. Ik wil dat ze de commissie toch gaat vragen om naar die wijze te kijken: wat gebeurt er nu met de financiering van die leiderschapsontwikkeling en is er meer nodig om de cultuurverandering die we willen voor elkaar te krijgen? Daar zou ik een toezegging op willen hebben, zodat ik kan besluiten wat ik doe met de motie.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik begrijp het. De commissie-Schneiders gaat ook echt in op cultuur en leiderschap. Het rapport komt vrij snel naar uw Kamer en daarin staat ook heel concreet wat er met die aanbevelingen gedaan gaat worden. Mijn advies zou zijn om daar heel even op te wachten. De commissie-Schneiders zal daar ook uitvoerig op ingaan. Dan zouden we samen kunnen kijken wat we daarvan vinden. Dan is men er ook echt in gedoken in hoe dat beter kan. De commissie-Schneiders doet namelijk niet alleen een constatering, maar gaat ook met concrete aanbevelingen komen. Ik wil ze niet voorschrijven wat ze gaan onderzoeken en wat daaruit gaat komen, maar ik me zomaar voorstellen dat deze specifieke elementen daar onderdeel van uitmaken.

De voorzitter:

Goed. Mevrouw Mutluer, wat doet u dan met de motie?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik vind dit echt een ontzettend belangrijk onderwerp. Hier gaan we bovenop zitten. Voorlopig houd ik de motie aan, maar weet dat ik die terug laat komen op het moment dat het niet wordt geregeld.

De voorzitter:

We wachten het af. Ik dank u zeer.

Op verzoek van mevrouw Mutluer stel ik voor haar motie (29628, nr. 1089) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We hebben het gehoord. Dank u wel.

De motie op stuk nr. 1090 van mevrouw Mutluer en mevrouw Michon-Derkzen krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1091 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 1092 van de heer Bisschop krijgt oordeel Kamer. Die motie gaat over de groene boa's, die veilig hun werk moeten kunnen doen.

Dan zijn we als het goed is bij de laatste motie, die op stuk nr. 1093. De motie gaat over politievrijwilligers en vraagt mij om na de zomer met een plan van aanpak te komen om ervoor te zorgen dat de norm voor eind 2027 behaald is. Ik zou willen vragen of ik haar zo mag lezen dat het een streven is. Ik deel helemaal met de heer Bisschop dat politievrijwilligers onmisbaar en ongelofelijk belangrijk zijn en dat we dit met elkaar willen behalen. Ik heb hem in het debat toegelicht dat het tempo waarmee we politievrijwilligers kunnen opleiden lager is dan ik eigenlijk zou willen, omdat we voorrang moeten geven aan de beroepskrachten, juist vanwege de krapte waar we het ook veel met elkaar over hebben. Ik begrijp dat de heer Bisschop zegt: dat zal wel, maar ik laat deze niet zomaar gaan. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we alles op alles gaan zetten, maar wel met de opmerking dat we helaas keuzes moeten maken, dan komt dit sowieso terug in de stukken die we gaan sturen — dat hebben we toegezegd — over onder andere politievrijwilligers.

De voorzitter:

En wat is dan uw oordeel?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Met dit verhaal is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat is een heel verleidelijk aanbod, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Buitengewoon, voorzitter. Ik zou bijna bezwijken voor de verleiding!

Wat de minister zegt, is datgene wat het kabinet zelf al als intentie heeft uitgesproken. Deze motie wil onderstrepen dat daar gewoon een plan van aanpak voor moet komen. Wij zijn de laatste om een bewindspersoon af te rekenen op het niet kunnen behalen door overmachtsituaties enzovoorts, maar dan hebben we er een verhaal bij. Daarom zou ik toch in overweging willen geven om deze formulering te accepteren, zodat we zien dat er inderdaad actie wordt ondernomen. Het is een inspanningsverplichting, maar die moet dan wel nader uitgewerkt worden. Dat dat geen resultaatsverplichting is, snappen wij ook, maar dan moet daar wel het goede verhaal bij zitten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Hier kan ik goed mee leven. We maken een plan van aanpak, waarbij we alles op alles gaan zetten en ernaar streven om dat in 2027 te halen.

De voorzitter:

Heeft de motie dan oordeel Kamer?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, met de uitleg van de heer Bisschop.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee eindigt dit tweeminutendebat. Ik dank de minister van Justitie en Veiligheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 19.07 uur. Doe eens gek: drie kwartier. Ik wens u een smakelijke maaltijd met spekjes!

De vergadering wordt van 18.23 uur tot 19.08 uur geschorst.

Naar boven