7 Landbouw- en Visserijraad d.d. 24 mei 2022

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 24 mei 2022 (21501-32, nr. 1425).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022. Ik heet de minister van harte welkom in ons midden. Ik heet ook welkom de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie groen licht heeft gegeven om staatssteun uit het Europees Visserijfonds, per bedrijf €35.000, aan de visserij in Nederland te geven;

overwegende dat de tegemoetkoming noodzakelijk is om de vissersvloot voor een financiële catastrofe te behoeden;

verzoekt de regering gebruik te maken van de mogelijkheid om Nederlandse vissers via het Europese Visserijfonds een staatssteun ter hoogte van €35.000 per bedrijf toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1427 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel agrarische bedrijven financieel kwetsbaar zijn en worden getroffen door de huidige mondiale ontwikkelingen;

overwegende dat bedrijven zonder compensatie financieel lijden onder forse kostprijsstijgingen en deze veelal niet worden gecompenseerd door hogere opbrengstprijzen;

verzoekt de regering om maximaal gebruik te maken van de ruimte in de GLB-crisisreserve en van cofinanciering om ondernemers die dat nodig hebben te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1428 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lidstaten als België, Frankrijk en Duitsland wel gebruikmaken van de geboden ruimte in het staatssteunkader om de Nederlandse glastuinbouw zo veel mogelijk te compenseren voor de opgelopen energieprijzen;

overwegende dat er zonder deze compensatie een oneerlijke concurrentie op de Europese interne markt wordt veroorzaakt;

verzoekt de regering om gebruik te maken van de geboden ruimte in het staatssteunkader om de Nederlandse glastuinbouw zo veel als mogelijk te compenseren voor de opgelopen energieprijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en Van Haga.

Zij krijgt nr. 1429 (21501-32).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Tjeerd de Groot, D66. Bent u er klaar voor? U bent er zelfs klaar mee. Dat klinkt niet veelbelovend.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Dit is een belangrijk punt. Op alle vragen die gesteld worden in de commissies die gaan over Europese Zaken krijgt de Kamer gewoon antwoord. Sterker nog: dan krijgen alle leden antwoord. Wij stellen dezelfde vragen als de VVD. De VVD krijgt antwoord. En tegen D66 wordt gezegd: nee, deze vragen gaan niet over specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad op 24 mei, maar ze zullen op korte termijn beantwoord worden. Ik begrijp natuurlijk dat er weinig tijd is, maar als we een fysiek debat hebben, is er ook weinig tijd.

Dus ik wil de minister vragen om de vragen die de D66-fractie heeft gesteld, toch te beantwoorden. Ik nodig de minister uit om de vragen erbij te pakken en om straks in zijn reactie al die vragen langs te gaan, in het bijzonder de vragen over glyfosaat — wanneer worden de twee moties met dezelfde strekking, die beide door de Kamer zijn aangenomen, uitgevoerd? — en de vragen over de besteding van de 8 miljoen euro voor dierlijke sectoren. Die analyse ontbreekt volledig.

Aan de ene kant spreken we in het coalitieakkoord af om te kijken of wij de omvang van de veehouderij in overeenstemming kunnen brengen, en aan de andere kant zegt deze of een andere minister dat we vrolijk 8 miljoen euro gaan uitstrooien — iets met duurzaamheid. En de vragen van de VVD worden wel beantwoord, maar die van D66 niet. Ik vind dat allemaal niet fraai. Maar de minister is er nu, dus er is alle gelegenheid om de vragen nu te beantwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie kritiek heeft geuit op het Nederlands Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB, onder andere omdat Nederland geen kwantitatieve doelen stelt voor de verschillende natuur- en milieuopgaven;

constaterende dat zonder concrete doelen, streefwaarden of indicatoren voor klimaat, luchtkwaliteit, waterkwaliteit, gebruik van landbouwgif en gebruik van meststoffen de voortgang op deze dossiers überhaupt niet gemeten kan worden;

verzoekt de regering kwantitatieve doelen voor de genoemde onderwerpen toe te voegen aan het NSP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vestering en Bromet.

Zij krijgt nr. 1430 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie 500 miljoen euro aan crisisgelden uittrekt om de voedselzekerheid te borgen die door de oorlog in Oekraïne wordt bedreigd;

overwegende dat hierbij volgens de Europese Commissie voorrang moet worden gegeven aan bedrijven die op een duurzame manier produceren;

constaterende dat de minister van Landbouw van plan is om de bijdrage voor Nederland, 8 miljoen euro, te gebruiken als inkomensondersteuning voor veehouders met grote aantallen varkens en kippen;

spreekt uit dat de crisisgelden moeten worden ingezet voor bedrijven die daadwerkelijk bijdragen aan voedselzekerheid en niet aan voedselschaarste,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 1431 (21501-32).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de teelt van eiwitgewassen voor menselijke consumptie zeer grote maatschappelijke voordelen heeft, omdat het stikstof bindt, de bodemvruchtbaarheid en de biodiversiteit bevordert, en omdat het gezonde eiwitten voor mensen beschikbaar maakt zonder dat er dieren voor nodig zijn;

overwegende dat verschillende Europese lidstaten de teelt van eiwitgewassen in hun Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB gaan stimuleren en Nederlandse akkerbouwers daar nauwelijks mee kunnen concurreren indien Nederland dat niet doet;

verzoekt de regering de teelt van eiwitgewassen bestemd voor menselijke consumptie extra te stimuleren door hier meer punten aan toe te kennen in de ecoregeling van het NSP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vestering.

Zij krijgt nr. 1432 (21501-32).

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Campen, VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Bij het betreden van de plenaire zaal kregen we het bericht dat de minister bekend heeft gemaakt dat hij op korte termijn begint met pilots met betrekking tot vaccinatie van pluimvee, in het kader van de vogelgriep. Dat is ontzettend belangrijk. We gaan momenteel door een van de zwaarste vogelgriepepidemieën in West-Europa. De VVD heeft eerder samen met D66 en andere partijen moties ingediend en vragen gesteld om die vaccinatie mogelijk te maken. Het is belangrijk voor de boer, belangrijk voor de dieren zelf en belangrijk voor de consument. Het voornemen van de minister is dus heel goed.

We lezen verder ook dat de Europese Commissie zich op dit moment beraadt op de mogelijkheden en wat er allemaal nog voor nodig is. Op dat moment wordt mijn fractie natuurlijk altijd weer wat somberder! Dat weet de minister inmiddels ook wel en mijn vraag aan hem is dan ook: wat valt er te verwachten van de Europese Commissie en wanneer kunnen we daadwerkelijk op het erf en in de stallen gaan beginnen met het vaccineren van pluimvee? Wat ons betreft is er namelijk zo snel mogelijk geen sprake meer van vogelgriepepidemieën, want daar moeten we vanaf.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie meegebracht over de ecoregeling. Ik dien haar niet in en in plaats daarvan vraag ik om een toezegging. Het gaat over een ecoregeling die tot nu toe voor de akkerbouw niet aantrekkelijk lijkt. Verder lijken we hiermee ook kansen te missen als het gaat om de eiwittransitie en de duurzame voedselproductie. De NAV Akkerbouw heeft een hele duidelijke brief naar de minister gestuurd en mijn vraag aan de minister is of hij nog een uiterste inspanning wil doen om de ecoregeling juist te gebruiken voor wat wij willen: de eiwittransitie, het vastleggen van CO2, bijvoorbeeld met niet-kerende grondbewerking, en duurzame voedselproductie in de akkerbouw. Kan dat met behulp van de ecoregeling aantrekkelijker gemaakt worden voor de akkerbouw?

Ik vraag dus om de toezegging de ecoregeling daar nog eens heel goed op te bekijken. Ik leg nu geen uitspraak aan de Kamer voor. Ik doe het gewoon zo.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank aan de collega om dit nog eens rustig te bekijken. Over het algemeen is het zo dat hoe aantrekkelijker een regeling is, hoe makkelijker het is en hoe minder het ingrijpt in de bedrijfsvoering. Zou de heer Grinwis daarop kunnen reflecteren? Waarom komt hij nu met dit voorstel vanuit de akkerbouw?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat lijkt mij duidelijk. De ecoregeling in het kader van het NSP is uitgewerkt in ik meen wel twintig ecoactiviteiten. Uit de botsproeven en de pilots die er zijn gedaan, is duidelijk geworden dat het voor de melkveehouderij interessant is om in te stappen, maar voor de akkerbouw niet of niet genoeg. Dat komt doordat we kansen missen in die ecoregeling. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het bevorderen van CO2-opslag in de bodem door niet-kerende grondbewerking en de eiwittransitie, maar ik heb ook nog andere voorbeelden genoemd. Dus mijn oproep aan de minister is: neem die brief van NAV Akkerbouw en, breder, de inzet van BO Akkerbouw serieus. Kijk nog eens heel goed naar de ecoregeling. Zijn die ecoactiviteiten inderdaad zo ingericht dat het ook aantrekkelijk is voor de akkerbouw en voor een akkerbouwer om in te stappen en mee te doen? Ik denk dat als de minister hier nog een inspanning doet, het juist aantrekkelijker wordt voor akkerbouwers om een stapje extra te zetten door mee te doen aan die ecoregeling, zeker als ze daar ook voor beloond worden.

De voorzitter:

De heer De Groot tot slot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Met die uitleg ben ik bereid om daarover mee te denken. Maar als ik deze vraag via u aan de minister mag stellen, dan zou ik hem willen vragen of het zin heeft. Het moet ook wel zin hebben, want het zijn ecoregelingen. Het moet niet te makkelijk zijn, want de tijd van greenwashing onder het Europese landbouwbeleid moet echt voorbij zijn.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik snap de vraag van de heer De Groot, maar ik neem afstand van het door hem gebruikte begrip "greenwashing". Ik vind dat de ecoregeling juist die zaken bij akkerbouwers en in de landbouw moet bevorderen die wij graag willen en dat zijn bijvoorbeeld niet-kerende grondbewerking en de eiwittransitie. Dat moeten we bevorderen en niet afremmen of afstraffen. Dat is mijn pleidooi en dat zie ik niet als greenwashing. Dat vind ik een legitieme inzet voor iets wat we allemaal willen bevorderen, volgens mij ook de heer De Groot en D66.

De voorzitter:

Dank u wel. Nee, meneer De Groot. Volgens mij hebt u het voldoende bediscussieerd en bent u het ook nog eens met elkaar eens. Laten we dat vieren met elkaar!

Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland geen onderscheid wordt gemaakt tussen sierteelt en groente of fruit met betrekking tot het afschakelplan;

overwegende dat het verbouwen van groente en fruit van groot nationaal belang is;

verzoekt de regering om in het afschakelplan een onderscheid te maken tussen sierteelt en groente of fruit, waarbij het verbouwen van groente of fruit voorrang krijgt in het verbruiken van gas, gezien het grote nationale belang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1433 (21501-32).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

En de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de boeren het voedsel produceren en de handel moet zorgen dat het daar terechtkomt waar het nodig is;

constaterende dat de wereldhandel in granen, oliezaden en andere belangrijke landbouwproducten in handen is van een zeer kleine groep concerns en dat deze baat heeft bij schaarste en onzekerheid;

overwegende dat dit nadelig is voor boeren en consumenten wereldwijd;

overwegende dat het vergroten van de transparantie, zoals beschreven in de beantwoording van het SO, uit zichzelf geen oplossing biedt;

verzoekt de minister Europees steun te zoeken voor sterkere bestuurlijke instrumenten die direct regulerend kunnen ingrijpen in deze markt, daar waar deze faalt door te sterke posities van een te kleine groep marktpartijen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Thijssen.

Zij krijgt nr. 1434 (21501-32).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Boswijk, CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Wij hebben het in dit huis heel vaak over kringlooplandbouw. De meesten van ons willen daar natuurlijk naartoe. Alleen, het grootste lek in de hele kringloop zijn wij mensen zelf. Wij gaan elke dag naar het toilet, meerdere keren waarschijnlijk, en daarmee spoelen wij enorm veel grondstoffen weg die schaars zijn en zelfs opraken. Het zou zonde zijn als we die niet kunnen gebruiken. Er zijn al een aantal pilots in Nederland aan de gang van boeren die daar een rol in spelen. Het zou ook mooi zijn als dat kan aansluiten bij hun verdienmodel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat momenteel kostbare nutriënten, zoals fosfaat, stikstof en kali, verloren gaan, omdat we menselijke mest door de wc spoelen, waarna het centraal wordt verwerkt in rioolwaterzuiveringsinstallaties;

overwegende dat we deze nutriënten momenteel onder andere halen uit Rusland en Marokko en produceren met behulp van fossiele brandstoffen;

overwegende dat deze nutriënten uit menselijke mest gebruikt kunnen worden door boeren om duurzaam voedsel te produceren en dat dit bijdraagt aan kringlooplandbouw;

overwegende dat het recyclen van menselijke mest bij zou kunnen dragen aan het sluiten van de voedselkringloop;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier gerecyclede nutriënten uit menselijke mest kunnen worden toegevoegd aan de voedselkringloop en welke kansen dit ook kan bieden voor boeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Tjeerd de Groot, Van Campen en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1435 (21501-32).

De heer Boswijk (CDA):

Dan heb ik ten slotte nog een vraag — die hadden wij ook gesteld in onze bijdrage — over de verschillende soorten biodiversiteitsmonitoring en de KPI's die daaruit voortkomen. Er is een brede consensus in het bedrijfsleven, bij boeren, de wetenschap, maar ook bij ngo's zoals het WNF, dat het veel beter is om KPI's te stellen en boeren te belonen dan om maatregelen te nemen. Alleen, wij zien dat er een warhoop aan verschillende soorten biodiversiteitsmonitoring is en dat er verschillende instanties aan werken. Het zou mooi zijn als we dat kunnen stroomlijnen naar één monitor. Hoe kijkt de minister daarnaar en is hij daar ook over in gesprek met de sector?

Dat was 'm. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn aan de kant van de Kamer. De minister heeft aangegeven ongeveer een kwartier nodig te hebben om zich voor te bereiden. Ik schors de vergadering tot 16.45 uur.

De vergadering wordt van 16.28 uur tot 16.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Staghouwer:

Dank, mevrouw de voorzitter. Ik heb een aantal vragen en daarna moties. De heer Van Campen had een vraag over de vaccins. Er wordt natuurlijk voortdurend geprobeerd om daar versnelling in aan te brengen. Ik ben — dat heb ik al vaker benadrukt — in overleg met de Franse collega waar het gaat om de uitrol van de vaccins, om de proeven die we gaan doen. We gaan dat zelf doen. Ik hoop elke dag weer dat ik geen bericht krijg dat er weer een vogelgriepsituatie is, maar ook vandaag moest ik weer een handtekening zetten omdat er toch weer een bedrijf, weliswaar met een kleine hoeveelheid dieren, besmet was. Ik heb toch weer een handtekening moeten zetten. Alles is erop gericht om zo snel mogelijk naar die proeven te gaan, naar die praktijkproeven, om te kijken wat een werkbaar vaccin is. Ik doe er dus alles aan — ik heb dat al vaker gezegd — en ik zal het aanstaande dinsdag, als ik daar mogelijkheid toe zie, ook weer aankaarten in de Landbouw- en Visserijraad.

Dan de vragen van de heer De Groot van D66.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb toch even een verduidelijkingsvraag. U doet er alles aan, minister. Dat is heel fijn en goed om te horen. Ik wil ook graag weten of dan ook alle adviezen van de commissie-Bekedam worden opgevolgd.

Minister Staghouwer:

Waar het gaat om vaccineren, probeer ik dat natuurlijk zo goed mogelijk via het rapport-Bekedam te doen. Ik heb daar met uw Kamer al een aantal keren discussie over gevoerd. Bekedam heeft een heldere stip gezet en heeft een aantal maatregelen afgekondigd. Wij proberen als kabinet langs die maatregelen zaken te implementeren. Daar hoort een groot aantal zaken bij: gebiedsgerichte aanpak, risicospreiding, risicovermindering, hygiëne, enzovoort, enzovoort. Daar hoort ook vaccinatie bij.

Dan naar de vragen van de heer De Groot van de D66-fractie. Het moet mij toch van het hart dat de heer De Groot mij aanspreekt — ik snap zeker wat hij bedoelt — op de beantwoording van de vragen die gesteld zijn. Ik zou heel graag op alle vragen van de heer De Groot een antwoord willen geven, maar ik moet het ook doen met een bepaalde capaciteit, ik moet het doen met medewerkers die tijd en ruimte moeten hebben om vragen te beantwoorden en ik moet het doen met de agendering van de Kamer. Ik moet voor elke Landbouw- en Visserijraad een agenda en een appreciatie naar uw Kamer sturen en dan een debat voeren met uw Kamer. Heel veel vragen die gesteld worden, regarderen niet direct de agenda de Landbouw- en Visserijraad. Dat betekent dat ik af en toe gewoon in een tijdsklem zit. Ik wil dus met liefde alle antwoorden geven, maar er ontbreekt ook af en toe tijd. Dan kiezen we er niet voor om op partij te selecteren — dat is absoluut niet aan de orde — maar dan proberen we wel de vragen die zo dicht mogelijk bij de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zitten te beantwoorden.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, de heer De Groot van D66.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik heb in mijn inbreng gezegd dat ik er begrip voor heb dat het een korte periode is om de vragen te beantwoorden. Dan verwacht je ook niet een uitgebreide brief. Dat doen wij ook niet. Als wij een debat hebben, is er natuurlijk ook maar een relatief korte periode om de vragen te beantwoorden. De vragen die zijn gesteld, betreffen wel Europese onderwerpen die op agenda staan, of niet letterlijk op de agenda staan, maar wel op de agenda kunnen komen. Concreet, de 8 miljoen crisisreserve: de VVD stelt een soortgelijke vraag en die wordt wel beantwoord. We zien ook dat ander commissies het wel doen. Anders moeten we dit in de LNV-commissie met elkaar bespreken. Ik heb de minister gehoord, maar ik heb toch het verzoek om wel in te gaan op juist die vragen. Ik weet dat het lastig is, dat er een beperkte capaciteit is, maar op deze manier kunnen wij ons werk dan weer niet doen.

Minister Staghouwer:

Nogmaals, ik wil graag met uw Kamer in debat, maar daar heb ik gewoon voorbereidingstijd voor nodig. Natuurlijk kan ik de vragen van de heer De Groot over glyfosaat en de landbouwcrisisreserve beantwoorden. Maar kijk, de heer De Groot … Nee, laat ik er gewoon een antwoord op geven. Als dat onvoldoende is, komt de heer De Groot daar nogmaals op terug. Ik heb al toegezegd dat ik die vragen gewoon keurig netjes ga beantwoorden. Het gaat over glyfosaat. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over de aangenomen moties. Ik heb gezegd dat ik er schriftelijk op terug zal komen. Ik doe dat zo snel mogelijk. Ik ben van plan om dat uiterlijk volgende week te doen.

Het gaat verder over de landbouwcrisisreserve en over de vraag onder welke voorwaarden die moet worden ingezet. Dit is met name gericht op de vergroening. Dat betekent ook dat ik die 8 miljoen langs die lijn probeer in te zetten. Daarbij houd ik rekening met grondgebondenheid. Dat betekent ook dat varkens en pluimvee daaronder vallen. Onder andere de betalingsrechten probeer ik daar naar voren te halen. Ik heb u daarover ook geïnformeerd in mijn brief aan uw Kamer. Als daar een debat over gevoerd moet worden, ben ik graag bereid om dat debat met uw Kamer te voeren.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja, dat lijkt me noodzakelijk want grondgebondenheid is nog niet gedefinieerd, en varkens en kippen zijn niet grondgebonden. En wat verstaat de minister dan onder vergroening? Dat is in ieder geval mij niet duidelijk. We moeten denk ik voorkomen dat we cadeautjes gaan geven zonder echte voorwaarden.

Minister Staghouwer:

Dat is ook niet de doelstelling van het kabinet. De doelstelling is om met name de bedrijven die de omslag willen maken, die grond onder hun bedrijf hebben en die naar een verduurzamingsslag toe willen, daarbij een steuntje — het is maar een klein steuntje — in de rug te geven langs de lijn en de criteria van de Europese Commissie.

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie zei: er zijn te veel biodiversiteitsmonitors. De heer Boswijk vroeg: kunnen we dat in overleg met de sector stroomlijnen naar één? Ik snap de vraag. Er lopen inderdaad een aantal van die monitoringssystemen naast elkaar. De ontwikkeling is nog niet volledig. Aan de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw wordt nog gewerkt. Een van de onderdelen onder het bedrijfsmodel van de boer kan natuurlijk die biodiversiteitsmonitor zijn. Hoe vertaal je dat nu naar de KPI's? Hoe vertaal je dat naar wat een bedrijf kan toevoegen? De heer Boswijk roept mij op: probeer dat nou zo veel mogelijk te stroomlijnen. Ik wil natuurlijk best met de sectoren kijken hoe dat kan, al moet u niet denken dat dat gelijk volgende week geregeld is; dat is een utopie. Uniformering tussen melkveehouderij en akkerbouw? Ik weet niet of je dat zou moeten willen. Maar we gaan nu heel erg sterk op die inhoud in. Ik stel voor dat ik dit punt van de CDA-fractie meeneem. Ik zal kijken hoe ik daar in de sectoren antwoord op kan krijgen.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de minister. Tegelijkertijd is het natuurlijk wel een heel belangrijk instrument. Het zet immers de boer meteen aan het stuur, kan bijdragen aan zijn verdienmodel en maakt het ook meteen inzichtelijk. Kan de minister dit misschien ook als actiepunt meenemen in zijn perspectiefbrief? Ik snap dat dit niet van vandaag op morgen geregeld kan worden, maar ik denk dat het wel een van de vele knoppen is waar we aan kunnen gaan draaien. Dit is daar een onderdeel van. Ik zei al: van de sectorpartijen tot aan het Wereld Natuur Fonds staat men hier eigenlijk achter. Dus het zou mooi zijn als we die kunnen verbinden en als we uiteindelijk naar één systeem toe zouden kunnen gaan. Als we weer allemaal systeempjes naast elkaar krijgen, gaat iedereen weer afhaken. Dus het zou mooi zijn als de overheid daar een rol in zou kunnen spelen.

Minister Staghouwer:

Ik neem de suggestie van de heer Boswijk mee en ik kijk of dat ergens een plek kan krijgen.

De fractie van de ChristenUnie had het over de slag naar duurzame voedselproductie, eiwittransitie. Zij vroeg hoe we er nou voor zorgen dat de ecoregelingen daar zo goed mogelijk op toegerust zijn. Ik zeg de heer Grinwis namens het kabinet toe dat ik mijn uiterste best ga doen om die ecoregelingen voldoende aantrekkelijk te maken. Ik zal de Kamer voor de zomer informeren over de praktijktoets daarin. Op basis daarvan zal ik bepalen wat nodig is. Ik snap het punt heel erg goed en het is ook mijn ambitie om daar zeker een aantrekkelijke regeling voor te maken, om zo die transitie ook te versnellen.

Mevrouw de voorzitter. Ik ga naar de moties. De motie op stuk nr. 1427 van mevrouw Van der Plas van de BoerBurgerBeweging verzoekt om gebruik te maken van de EMFAF-regeling voor steun voor de vissers. Ik heb in een eerder debat al aangegeven hoe het kabinet daarover denkt. Dit is dezelfde argumentatie. Ik besef zeker dat er iets aan de hand is in de visserij en dat de prijzen voor gasolie hoog zijn. Ik constateer ook dat de prijzen van de vis inmiddels op een wat hoger niveau liggen dan in het verleden. Aan de andere kant zie ik ook de grote problemen. Ik heb vandaag nog twee gesprekken gevoerd met mensen van de visserij. Ik ben echt op de hoogte van de actuele situatie. Ik probeer natuurlijk mee te denken, maar ik heb op dit moment geen mogelijkheid om daar op deze manier zo veel geld voor uit te trekken. Dus de motie op stuk nr. 1427 ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1428.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er nog een interruptie van mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Kan de minister toelichten waarom hij daar nu geen mogelijkheid voor ziet? Dat fonds is er namelijk gewoon. De Europese Commissie heeft daar toestemming voor gegeven. Andere landen doen het ook. Waarom zou het hier dan niet kunnen?

Minister Staghouwer:

Het is niet zo dat er veel landen zijn die deze regeling toepassen. Frankrijk is daar wel een voorbeeld van, maar de andere landen niet. Het kabinet heeft de overweging gemaakt dat de situatie rond de gasolieprijzen niet op extra steun kan rekenen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, tot slot.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat vind ik een beetje een raar antwoord van de minister. Een paar weken geleden heeft de minister het volgende gezegd. Ik zeg het even kort door de bocht, want het was een heel artikel. Het kwam erop neer dat hij zei: de visserij moet eerst verduurzamen voordat we dit gaan doen, en dan moet ik eerst nog maar eens even goed gaan kijken. Nu hoor ik een heel ander antwoord van de minister. In de wetenschap — de minister weet dat ook — dat de ontzettend duurzame manier van vissen, het pulsvissen, gewoon is afgeschaft. Die waren dus al heel duurzaam bezig. Ik vind het een beetje raar dat dat eerst wordt gezegd en dat er nu een ander antwoord komt.

Minister Staghouwer:

Volgens mij zijn mijn antwoorden heel constant. Ik heb aangegeven dat ik het ongelofelijk jammer vind dat pulsvisserij niet meer kan plaatsvinden. Pulsvisserij betekent een enorme brandstofbesparing. Ik heb ook aangegeven dat ik mij in Brussel inzet waar dat kan om te kijken of dit weer op de agenda zou kunnen komen. Dat betekent wel dat je daar een heel zorgvuldig proces voor moet voeren, anders weet je bij voorbaat zeker dat het niet gaat lukken. Ten aanzien van de argumentatie rond de gasolie heb ik net het argument van het kabinet gegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog met de volgende motie, die op stuk nr. 1428.

Minister Staghouwer:

Zeker. De motie op stuk nr. 1428 gaat over het geven van compensatie aan agrarische bedrijven die financieel kwetsbaar zijn. Daarvoor geldt dezelfde argumentatie. Ook deze motie ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1429 over het gegeven dat de lidstaten België, Frankrijk en Duitsland gebruikmaken van het staatssteunkader. De motie verzoekt de glastuinbouw — daar gaat het in dit geval om — te compenseren voor de energieprijzen. Ook deze motie ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 1430 van mevrouw Vestering over het Nationaal Strategisch Plan en de kwantitatieve doelen. Die ontraadt het kabinet ook. Dat heeft te maken met het feit dat Nederland geen nationale Green Deal-doelen heeft opgenomen. Daar is geen juridische basis voor. Ik wacht de voorstellen van de Commissie daarom af. Dat is ook de reden waarom ik de motie nu ontraad. Ik kan mevrouw Vestering wel melden dat er wordt gewerkt aan een plan voor monitoring en evaluatie, ook voor de bijdrage aan de groene doelen. Dit plan wordt in het najaar aan uw Kamer toegezonden.

De motie op stuk nr. 1431 is een spreekt-uitmotie. Daar hoeft geen appreciatie van het kabinet op gegeven te worden.

Dan de motie op stuk nr. 1432 van mevrouw Vestering. Die motie verzoekt de teelt van eiwitrijke gewassen bestemd voor menselijke consumptie extra te stimuleren. Ik zou deze motie oordeel Kamer willen geven als ik de motie op de volgende manier mag interpreteren. Ik neem dit mee als wens, zeg ik met nadruk, in de herziening van de punten op basis van de uitkomsten van de praktijktoets en de gesprekken met de sector, de ngo's en de experts. Ik zal deze herziening dan ook voor de zomer met uw Kamer delen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Vestering of zij zich kan vinden in die appreciatie. Dat is het geval. Dan krijgt de motie op stuk nr. 1432 oordeel Kamer.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb daar toch een vraag over. Als je bij de een wat plaatst, haal je bij de ander wat weg, als ik het goed begrijp. Ik zou de minister daarom willen vragen: waar gaat dit ten koste van en wie moeten daar de prijs voor betalen? Ik dacht dat er een zorgvuldig tot stand gekomen Nationaal Strategisch Plan ligt, maar het lijkt erop dat de minister daar nu toch in gaat bewegen.

Minister Staghouwer:

Dat is niet zo. Ik zeg dat ik de wens meeneem in de herziening van de punten. Ik ga in gesprek met de sectoren en dan gaan we kijken of dat in balans te brengen is. Dat is mijn interpretatie. Dan kom ik voor de zomer met de herziening.

De heer Van Campen (VVD):

Betekent dit dan dat als de richting die mevrouw Vestering voorstelt daadwerkelijk tot verwerking komt in het Nationaal Strategisch Plan, de minister cofinanciering gaat bieden op de plek waar hij dat weghaalt?

Minister Staghouwer:

Dat kan ik op dit moment niet zeggen; dat begrijpt de heer Van Campen waarschijnlijk heel goed. We zijn bezig met het bouwwerk van dat Nationaal Strategisch Plan. We hebben het ingediend. We hebben vragen gekregen van de Commissie. We kijken nu wat voor antwoorden we daarop kunnen geven. We proberen zo maximaal mogelijk het systeem in te richten. Ik vind dat mevrouw Vestering een interessante richting opbrengt en ga kijken of daar steun voor is bij de sectoren, niet alleen bij de agrarische sector, maar ook bij de ngo's en de experts. Dan komen we met een weging.

Dan de motie op stuk nr. 1433, die gaat over het afschakelplan met betrekking tot de sierteelt en groente en fruit. Het kabinet ontraadt deze motie, want in Nederland wordt geen onderscheid gemaakt tussen sierteelt en groente en fruit. Dit is volgens mij ook al eerder met mevrouw Bromet gewisseld.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Nee, helemaal niet. Maar de motie vraagt juist om wél een onderscheid te maken tussen groente en fruit en sierteelt omdat het heel vaak gaat over voedselzekerheid en omdat we gas wel willen gebruiken voor het produceren van voedsel, maar, als het nodig is in een afschakelplan, niet voor bloemen. De uitleg kan zijn "ontraden, want er wordt geen onderscheid gemaakt", maar de motie vraagt om dat onderscheid te gaan maken. Ik zou dus graag van de minister willen horen wat het argument is om dat onderscheid niet te maken.

Minister Staghouwer:

Het kabinet zegt: wij maken dat onderscheid niet. Dat heeft er ook mee te maken dat in de glastuinbouw over de hele breedte de gasprijzen hoog zijn. Ik ben samen met de minister voor Klimaat en Energie bezig met het bouwwerk om de glastuinbouw zo goed mogelijk naar verduurzaming toe te leiden. Wij zien op dit moment nog niet de noodzaak om het genoemde onderscheid te maken. Dat is de argumentatie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Sierteelt die niet op gas draait, kan gewoon doorgaan. Maar als je in de volle breedte naar het gasverbruik in Nederland moet kijken en daarbij moet kiezen tussen het verwarmen van huizen in de winter, het telen van bloemen of het produceren van voedsel, dan vind ik het niet meer dan logisch dat daarover bij zo'n afschakelplan, dat echt aan de orde is en dat wordt voorbereid, wordt nagedacht.

Minister Staghouwer:

Ik snap heel goed wat mevrouw Bromet zegt, maar zij krijgt geen ander antwoord.

Dan de motie van GroenLinks waarin de regering wordt verzocht te zoeken naar sterkere instrumenten om in te grijpen in de markt. Het gaat dan met name over de graanmarkt.

De voorzitter:

Dat is de achtste motie.

Minister Staghouwer:

De achtste motie, de motie op stuk nr. 1434. Ik snap heel goed wat mevrouw Vestering namens haar partij hiermee bedoelt. Ik moet zeggen dat …

De voorzitter:

De motie is van mevrouw Bromet.

Minister Staghouwer:

Ach. Mevrouw Bromet, excuus.

De voorzitter:

En van de heer Thijssen.

Minister Staghouwer:

Zeker. Sorry. Ik ga me niet weer vergissen, mevrouw Bromet.

Voorzitter. Ik snap heel goed wat mevrouw Bromet hiermee bedoelt. Ik heb al eerder in het debat aangegeven dat die marktordening natuurlijk heel kwetsbaar is. Als vier partijen in de wereld de prijsfluctuatie kunnen bepalen, dan moet je je afvragen of dat wel een geëigend systeem is. Alleen, vanuit mijn positie in Nederland, Den Haag, ben ik niet in staat om die internationale markt te beïnvloeden. Als mevrouw Bromet mij vraagt of ik ervoor kan zorgen dat in de Europese LNV-Raad toch eens een discussie wordt gevoerd over de vraag hoe we in de marktordening minder afhankelijk kunnen zijn van dit soort grote spelers, dan ben ik natuurlijk best bereid om er eens even over na te denken hoe ik dat het beste kan aanpakken, want het gaat wel over het wereldvoedselsysteem. Dat snap ik heel erg goed. Maar ik moet ook heel helder en duidelijk aangeven dat ik daarover op dit moment aan de Kamer geen toezegging kan doen. Dus vandaar op dit moment: ontraden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We hebben hier toch de minister van Landbouw staan? Dat dacht ik. Het lijkt net alsof alles wat de Kamer vraagt langs de minister heen gaat en dat hij er niks aan kan doen. Nou, hij is juist wel de minister. Hij zegt nota bene: ik kan in Europa die discussie aangaan. Dat vraagt de motie ook. Het gaat erom dat gespeculeerd wordt met voedsel en dat in de wereld honger dreigt te ontstaan. Dat is toch wel een onderwerp om een Europese discussie over te voeren, lijkt mij.

Minister Staghouwer:

Zeker, zeker. Waar ik dat kan, zal ik dat zeker doen, want ook ik begrijp uw zorg. Als er geen Europese aandacht is voor de voedselsituatie en wij er niet voor zorgen dat we in de komende jaren middelen en mogelijkheden gebruiken, dan kan het in gebieden in de wereld, met name in het Midden-Oosten en Afrika, fout gaan. Dat begrijp ik ook. Dus, jazeker. Als ik de motie zo mag verstaan dat u zegt "probeer nu zo veel mogelijk om dit gesprek ook in Brussel te voeren", dan is mijn antwoord: oordeel Kamer.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat was precies de bedoeling.

Minister Staghouwer:

Dan is dat het oordeel van het kabinet.

De voorzitter:

Dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 1435.

Minister Staghouwer:

Dan de interessante motie van …

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, excuus. Eerst houdt de minister een heel betoog waarin hij zegt dat hij niet kan ingrijpen in internationale markten. Ik zou dan toch willen weten wat maakt dat hij nu afwijkt van zijn oorspronkelijke standpunt. Mevrouw Bromet mag vinden dat de minister dat doet. Dat is prima. Daarvoor zitten we hier met elkaar in dit parlement. Het kabinet kan daar anders over denken, maar wat maakt dan dat de minister nu toch meegaat met collega Bromet?

Minister Staghouwer:

Ik heb net uitgelegd dat het ook mijn zorg is, niet alleen maar op nationale schaal, maar ook op Europese schaal en op wereldschaal. Kijk, wij moeten zien te voorkomen dat een wereldwijde voedselvraag op ons afkomt die ervoor zorgt dat in de wereld allerlei stromen op gang komen die onbeheersbaar zijn. En als het de verantwoordelijkheid is van de minister van Landbouw van Nederland om op Europese schaal dat gesprek te voeren, dan ben ik best bereid om dat te doen. Dat is de toezegging aan mevrouw Bromet.

De voorzitter:

De heer Van Campen, tot slot.

De heer Van Campen (VVD):

Aan welke bestuurlijke instrumenten denkt de minister dan, zou ik hem willen vragen.

Minister Staghouwer:

Dat weet ik niet. Het gaat om het gesprek voeren. Dat heb ik toegezegd, en daar ben ik graag toe bereid.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste motie, de negende, die op stuk nr. 1435.

Minister Staghouwer:

Dan de interessante motie van de heer Boswijk, namens de CDA-fractie. Ik moet zeggen dat ik dit een zeer sympathieke gedachte vind. Het gaat natuurlijk om de verwerking van humane reststromen, zal ik maar zeggen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het gaat om humane mest die teruggewonnen kan worden met hoogwaardige terugwintechnieken, en zelfs ook zo dat het onverwerkt toepassen van humane mest risico's met zich meebrengt ... Dat moet echt uitgesproken worden, want we moeten er niet aan denken dat we een situatie krijgen dat er allerlei menselijke medicijnresten of antibioticaresten op de akkers gaan belanden, want dat is echt niet de bedoeling. Dus als het gaat om hoogwaardige terugwintechnieken, echt onder die voorwaarde, dan laat ik deze motie over aan het oordeel van uw Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de heer Boswijk ook ja knikken, dus hij kan zich vinden in deze interpretatie.

Minister Staghouwer:

Mevrouw de voorzitter, dat was het aan mij gestelde.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording. En ik wil de leden bedanken, de mensen die dit debat gevolgd hebben op de publieke tribune en op een andere manier.

Ik schors de vergadering voor ongeveer een kwartier, en dan starten we met de stemmingen.

De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.25 uur geschorst.

Naar boven