Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 59, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 59, item 3 |
Aan de orde is het tweeminutendebat EU-voorstel digitaal covidcertificaat (CD 09/03).
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u bij ons bent. Aan de orde is thans het tweeminutendebat EU-voorstel digitaal covidcertificaat. We hebben een negental deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Omtzigt. Hij gaat één minuut lang het woord tot ons richten.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over de informatievoorziening aan de Kamer. Die is absoluut niet op orde. Dat kan in dit dossier niet en dat kan in de toekomst niet. Het spijt me om haar te moeten indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer te laat en niet goed geïnformeerd is over deze conceptverordeningen en het onderhandelingsproces;
keurt de informatievoorziening in dit dossier af;
en verzoekt het Presidium en de commissie Europese Zaken op korte termijn voorstellen te doen waardoor de Kamer effectief grip krijgt op voorstellen die snel doorgevoerd worden in Brussel,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dat is een verzoek aan het Presidium, dus de minister hoeft daar verder geen oordeel over te geven.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
En het is een oordeel over hoe het gegaan is: wij keuren de informatievoorziening af. Wij hebben pas gisteren formeel deze richtlijn gehad. Ik snap dat dat allemaal aan het begin van de periode gebeurd is, maar dit is een zwaar dossier, dat gaat over de coronapas, die hier buitengewoon omstreden is. De Kamer had echt weken eerder geïnformeerd moeten worden over het gegeven dat daarover onderhandeld werd.
De tweede gaat over de uitkomst van de onderhandelingen als dat nog mogelijk is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterend dat het EUDCC leidt tot zeer vergaande en fundamentele inperking van rechten en dat daardoor miljoenen Nederlanders niet zonder test over de grens kunnen reizen in de EU;
verzoekt de regering met een groep van gelijkgezinde landen te bewerkstelligen dat het EUDCC alleen nog gebruikt wordt als er een nieuwe variant van concern is, als objectief vastgesteld is door het ECDC dat er een zeer ernstige situatie is, en als landen intern strenge maatregelen genomen hebben, en indien dat niet in of met de verordening geregeld kan worden, tegen de verlenging van de verordening te stemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Belang van Nederland is tegen die coronapas. Het maakt ons niet uit of dat in Nederland is of in de EU; wij zijn er gewoon tegen. Daarom de volgende twee moties.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dan de tweede motie.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Dan mevrouw Van den Berg van de fractie van het CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We kunnen ons er als CDA wat bij voorstellen dat je een technisch kader beschikbaar wil houden voor ongewisse situaties, maar we vinden het wel heel belangrijk dat duidelijk wordt bepaald wie wanneer wat kan inzetten en hoe dat juridisch is geregeld. Verder is het in ieder geval goed dat we het zo kort mogelijk doen en dat er in februari volgend jaar alweer een nieuw weegmoment komt.
Voorzitter. We hebben met name moeite met het feit dat jongeren die willen gaan reizen nu eigenlijk toch een booster moeten gaan nemen, terwijl onze eigen Gezondheidsraad zegt dat dat niet nodig is. Ik heb de volgende twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het onwenselijk is als jongeren van 12 tot 18 jaar zich gedwongen voelen zich te laten boosteren enkel en alleen omdat zij anders lastig internationaal kunnen reizen;
constaterende dat in de Europese Verordening 2021/953 van 14 juni 2021 betreffende het digitale EU-covidcertificaat in overweging 36 staat dat directe of indirecte discriminatie van personen die niet tot de doelgroep van vaccins behoren voorkomen moet worden;
verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat overweging 36 van de Europese verordening wordt aangepast, zodanig dat duidelijk wordt dat ook voorkomen moet worden dat jongeren van 12 tot 18 jaar zich gedwongen voelen een booster te laten zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Zoals ik al zei, hebben wij er problemen mee … We moeten heel duidelijk weten wie wanneer welk besluit mag nemen, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er geen onduidelijkheid moet zijn of de bevoegdheid van de Europese Commissie in de verordening voldoende grondslag was voor de Commissie om de gedelegeerde handeling vast te stellen;
overwegende dat er een zaak aanhangig is gemaakt bij het Gerecht van het Europees Hof van Justitie van de EU waarbij burgers de geldigheid van de vastgestelde gedelegeerde handeling betwisten;
verzoekt de regering de Kamer de komende tijd proactief en tijdig op de hoogte te houden van iedere relevante ontwikkeling op dit terrein en eventuele vervolgstappen hierbij,
en gaat over tot de orde van de dag.
Heel goed. Er is nog een vraag van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik snap beide moties. Ze liggen precies in de lijn van het betoog van mevrouw Van den Berg tijdens het debat. Over de eerste motie heb ik de volgende vraag. Ik snap dat je overweging 36 weg wilt halen, maar om ervoor te zorgen dat het coronabewijs er niet meer is voor kinderen of dat zij geen booster meer hoeven, moeten ook de velden aangepast worden. Dan moet je dus eigenlijk zeggen dat er geen coronatoegangsbewijs is voor kinderen tot 18 jaar, of je zou moeten zeggen dat jongeren onder de 18 geen booster moeten hebben. Maar dat moet je ook in de verordening zelf vastleggen. Moet ik de motie zo interpreteren dat de CDA-fractie vindt dat ook in de verordening zelf moet vastliggen dat jongeren geen booster moeten krijgen, of vindt de CDA-fractie dat dat alleen in de overweging moet staan?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Wij willen dus dat die overweging wordt aangepast waarin ook over kinderen wordt gesproken. Dan maken we dat in feite explicieter met betrekking tot die jongeren met booster. Dan zegt meneer Omtzigt: maar dit is een overweging, dus meer een advies, en wat betekent dat specifiek voor de velden? Ik denk dat de minister heel goed weet wat onze inzet is. Wij willen dit graag van tafel, maar ik denk dat het aan de minister is om te kijken hoever hij daarmee kan komen. Wij zouden het heel fijn vinden als in ieder geval de eerste stap wordt genomen. Als je het er in de velden uit zou kunnen krijgen, dan zou dat natuurlijk nog mooier zijn. Maar de minister staat niet alleen; hij staat tussen 26 andere mensen.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Als je alleen de overweging weghaalt en je laat het veld staan, dan zeg je het iets mooier. Wij hebben hier niet overwegingen bij wet, terwijl ze dat in de EU wel mooi hebben opgeschreven. De manier waarop ze dat doen is prima, maar er verandert dan niks. Dus gaat het CDA wel instemmen met een verordening waarbij de overweging weggehaald is maar waarbij 12- tot 18-jarigen nog steeds geboosterd moeten worden om door Europa te kunnen reizen?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Zoals ik het begrijp, maar misschien heb ik het technisch niet goed in mijn hoofd zitten, zal als de overweging wordt aangepast en de velden niet, dit kunnen betekenen dat veel landen ervan af gaan zien, in de zin dat je een ander gesprek en een andere discussie krijgt. Het gaat erom dat het dan in meer landen mogelijk wordt om als jongere te gaan reizen onder de booster ...
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
… maar …
De voorzitter:
O, sorry, maakt u uw zin af. Ik viel u in de rede. Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Oké. Dan de tweede vraag van meneer Omtzigt: wat gaan we met de verordening doen? We hebben al aangegeven dat we met de booster echt een probleem hebben, maar, zoals de Engelsen zeggen, "when the shit hits the fan", je weet niet hoe ongewis het virus kan zijn. Dan is het goed om in ieder geval nog het technisch kader te hebben, maar wij willen wel heel duidelijk weten wie wanneer wat mag besluiten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het is nog geen half elf en de "shit hits the fan" al. Moeten we het niet een keer over onze omgangsvormen hebben, zou ik dan zeggen. Het woord is aan onze lady in red, mevrouw Bikker van de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Een tweetal moties namens mijn fractie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet zich inzet om te voorkomen dat het DCC voor reizen binnen de EU niet onnodig wordt gebruikt;
overwegende dat de Nederlandse Gezondheidsraad concludeert dat er geen medisch-wetenschappelijke reden is om boostervaccinatie aan te bieden aan alle 12- tot en met 17-jarigen, maar wel de mogelijkheid van boostervaccinatie adviseert voor adolescenten met een ernstige afweerstoornis en adolescenten die een booster willen om kwetsbare familieleden te beschermen;
verzoekt het kabinet om zich in Europees verband in te spannen om in lijn met dit advies van de Gezondheidsraad waar epidemiologisch mogelijk in elk geval minderjarigen uit te zonderen voor het gebruik van het DCC,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU-verordening digitaal covidcertificaat (DCC) niet onvoorwaardelijk met een jaar wordt verlengd, maar deze kan worden ingetrokken indien de noodzaak niet meer bestaat;
overwegende dat de Europese Commissie uiterlijk op 1 februari 2023 aan het Europees Parlement en de Raad een beoordeling van de verlenging van het DCC zal sturen en op basis daarvan een voorstel voor verlenging of bekorting ervan wordt gemaakt;
overwegende dat het kabinet zich inzet om te voorkomen dat het DCC voor reizen binnen de EU onnodig wordt gebruikt;
verzoekt het kabinet op tijd te definiëren wat het onder het begrip "noodzaak" verstaat, en ruim voor het Europees besluit in februari 2023 de Kamer te informeren over de weging van die noodzaak en de proportionaliteit om te bezien of de verordening kan worden ingetrokken of moet worden voortgezet, zodat de Kamer goed geïnformeerd hierover kan debatteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Eigenlijk — ik heb nu nog wat tijd over, dus ik kan het toelichten — sluit de eerste motie aan bij wat collega Van den Berg indiende, de inspanning om die verordening daarop gewijzigd te krijgen. Ik heb de verschillende adviezen van de gezondheidsraden in de verschillende landen een klein beetje gezien, niet alles gelezen — daar moet ik ook eerlijk over zijn — en het beeld wisselt. Indien dat ingewikkeld is, wil ik de minister aanmoedigen om juist met de landen die er wat meer hetzelfde over denken in ieder geval een bondje te sluiten, zodat onze minderjarigen ook deze zomer en dit najaar goed op pad kunnen en waar mogelijk het DCC dus niet nodig hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Maeijer van de fractie van de PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Wie op vakantie of zakenreis wil of misschien over de grens boodschappen wil doen, zit in bijna alle EU-lidstaten en daarbuiten nog vast aan het Europees digitaal covidcertificaat. Alleen met een groen vinkje ben je welkom, een groen vinkje dat schijnveiligheid biedt, dat reizen belemmert, wat kan aanzetten tot vaccinatiedrang. En dat, voorzitter, mogen we nooit normaal gaan vinden. Het verlengen van het juridisch kader hiervoor, wat het mogelijk maakt om het DCC in te zetten voor het geval dat, normaliseert dus iets wat niet normaal is. En we moeten er dus van af. Want als het nu niet gebeurt, wanneer dan wel? De PVV roept de minister dan ook op niet in te stemmen met de verlenging van de verordening van het Europees digitaal covidcertificaat en hiervoor medestanders te zoeken, zodat de Europese Commissie niet haar zin krijgt. Om die reden heb ik een motie van de heer Van Haga medeondertekend.
Voorzitter, ik zei gister al dat ik me afvroeg wat de zin nog was van het debat, want het idee van het debat van gister was het medebepalen van de onderhandelingsinzet. Maar nadat de Kamer vorige week na herhaaldelijk aandringen een aantal brandende brieven heeft gekregen, bleek er ineens al een politiek akkoord te liggen over dat mandaat. Precies dus waar het debat gisteren mijns inziens over had moeten gaan. Dat kan gewoon echt niet. Om die reden heb ik een motie van de heer Omtzigt medeondertekend.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Azarkan van de fractie van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Dit gaat niet over een technisch kader. Dit gaat erover dat wij op allerlei plekken in Nederland, maar ook in Europa gevraagd worden om een digitaal certificaat te laten zien voordat je toegang krijgt tot de horeca, tot het zwembad, tot een ander land. Dit gaat ook over het oprekken van de grenzen. Dit gaat over de inperkingen van onze vrijheid.
Voorzitter. Het viel me op dat als je kijkt naar wat de noodzakelijkheid is hiervoor, die er eigenlijk gewoon niet meer is. We hebben in Europa afgesproken dat er alleen reisbeperkingen worden opgelegd als er een ernstige bedreiging is van de openbare orde. Dan alleen mag er tijdelijk grenstoezicht plaatsvinden. Dat betekent dat we met elkaar iets wat tijdelijk bedacht is, op een gegeven moment moeten afschaffen als het niet meer noodzakelijk is. Wat ik niet lees, wat ik eigenlijk zelden zie, is wat die omstandigheden zijn en onder welke voorwaarden dit nu afgeschaft wordt. Daar wordt heel vaag over gedaan.
Om die reden heb ik een motie.
De voorzitter:
Maar voordat het zover is, wil ik even het woord geven aan mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De heer Azarkan en ik hebben allebei geregeld onze twijfels geuit over hoe nuttig een ctb bijvoorbeeld is. Dat gaat over inzet in de horeca. Maar hier gaat het — en daardoor was ik even verrast over de start van de bijdrage van de heer Azarkan — over een digitaal covidcertificaat dat alleen gaat over het reizen tussen de landen. Over de andere dingen gaan wij gelukkig als land zelf en is er geen Europese bevoegdheid. Dat zou ik graag zo houden. Mijn vraag aan de heer Azarkan: pleit hij ervoor dat je in Europees verband ook hierover, over horeca en toegang en dat soort dingen, afspraken moet maken? Ik mag hopen van niet.
De heer Azarkan (DENK):
Ook over dit punt spraken wij gisteren in het debat. Ik sprak de minister aan door te zeggen dat hij zich heel klein maakte. We hebben in Nederland opvattingen, bijvoorbeeld over de staatsschuld van andere landen. We kunnen daarover wel degelijk spreken met andere landen die we kunnen overtuigen dat dit tegen datgene is waarvoor Europa bedacht is, namelijk de vrijheid om te kunnen reizen. Het zou toch te belachelijk zijn. Ze mogen in andere landen inderdaad van alles vinden, alleen staat er ook dat ze de burgers van het land op dezelfde wijze moeten behandelen als burgers van andere landen. Ik vraag van de minister dat hij zich daarvoor hardmaakt, dat we dat dus niet normaliseren en het met elkaar niet normaal vinden dat andere landen allerlei beperkingen gaan opleggen en dat wij dan achterover zitten. Ik vind dat de minister zich daar in Europees verband hard voor moet maken.
De voorzitter:
Prima.
De heer Azarkan (DENK):
Ik begrijp volkomen dat hij daar inderdaad niet over gaat, maar hij mag zich er wel hard voor maken.
De voorzitter:
Uw motie.
De heer Azarkan (DENK):
Ik heb één motie.
Heel goed, dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Het zal duidelijk zijn, we hebben het in het debat ook gezegd, wij zijn natuurlijk mordicus tegen dit Europese reiscertificaat. Voor ons is het een opmaat, een kader dat het mogelijk gaat maken om miljoenen Europeanen in feite tot tweederangsburgers te degraderen. Het is wat ons betreft ook heel veelzeggend dat de EU zich niet in wereldwijd verband inzet voor het afschaffen van dit soort reisbeperkingen, dat had natuurlijk ook gekund, maar dit nu met stoom en kokend water probeert door te drukken. Wij zijn heel bezorgd, dat hebben we ook gezegd in het debat, dat het niet tijdelijk is — dat zei de heer Azarkan net ook; ik vond het trouwens een hele goede motie van hem — en dat het uitgebreid zal worden, dat dit eigenlijk een opmaat is voor verdere integratie. Daar heb ik dus twee moties voor die we kort willen voorlezen. Hopelijk is de Kamer het daarmee eens is en kunnen we daarmee een dam opwerpen. De eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nederlandse regering gaat instemmen met de verlenging van het EU-voorstel Digital Covid Certificate;
overwegende dat de EU dit jaar de European Digital Identity gaat lanceren;
verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de European Digital Identity in Nederland nooit zal worden gekoppeld aan het Digital Covid Certificate,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
En dan de tweede en laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het EU Digital Covid Certificate en de European Digital Identity een opmaat zijn naar verdergaande integratie en centralisatie van persoonsgegevens op één plek;
overwegende dat overheden op zowel nationaal als internationaal niveau hiermee erg voorzichtig zouden moeten zijn;
verzoekt de regering om uit te sluiten dat het EU Digital Covid Certificate en de European Digital Identity gebruikt worden om een sociaal kredietsysteem op te tuigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Heel goed. De minister heeft gevraagd om tien minuten bedenktijd, dus ik schors tot 10.45 uur.
De vergadering wordt van 10.35 uur tot 10.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Kuipers:
Dank u wel, voorzitter. In respons op de moties zeg ik dat de motie op stuk nr. 3323 aan uw Kamer is. Het is niet aan mij om daar een uitspraak over te doen.
De motie op stuk nr. 3324 is ontraden, in de zin van via de verordening regelen.
De motie op stuk nr. 3325 is een spreekt-uitmotie.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
In de motie op stuk nr. 3324 staat niet dat het in de verordening geregeld moet worden, maar in of met de verordening. Het kan in de verordening geregeld worden en het kan in de toelichting op de verordening geregeld worden.
Minister Kuipers:
De verordening is het kader, dus de inzet wordt daarin niet geregeld. Ik wil me hier wel degelijk voor inzetten bij de herziening van de Raadsaanbeveling die hierover gaat.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, maar het moet gewoon waterdicht zijn dat het niet wordt gebruikt als er geen nieuwe variant of concern is of er niet iets heel ernstigs aan de hand is, en alleen als landen interne maatregelen nemen. Daarmee bedoel ik dat ze intern het coronatoegangsbewijs gebruiken en dus niet, zoals Nederland, het aan de grens wel gebruiken en binnenskamers niet.
Minister Kuipers:
Zoals aangegeven wil ik mij daar zeker hard voor maken, maar ik kan dat niet in de verordening zelf regelen.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Er staat "in of bij", maar goed, het is aan de regering.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3326.
Minister Kuipers:
De motie op stuk nr. 3326 is ontraden.
De motie op stuk nr. 3327 is eveneens ontraden.
De motie op stuk nr. 3328 is oordeel Kamer, waarbij ik wel de opmerking maak dat er beperkingen zijn aan hetgeen ik kan communiceren over een zaak die onder de rechter is.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik kom nog even terug op de motie op stuk nr. 3327. Die is ontraden. Misschien heb ik wat gemist, maar ik heb geen toelichting gehoord.
Minister Kuipers:
Overweging 36 gaat over discriminatie, maar die kan hier niet op worden toegepast. Vaccins zijn wel degelijk bedoeld om jongeren en zelfs kinderen te beschermen. Dat zeggen ook verschillende adviezen in verschillende landen, zoals gisteren is besproken en vanochtend weer even ter sprake kwam. Alleen al daarom is overweging 36 hier niet van toepassing. Die kan hier ook niet op worden aangepast. Ik wil me er wel degelijk voor inzetten dat jongeren uitgezonderd worden van de booster.
De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 3329.
Minister Kuipers:
De motie op stuk nr. 3329 is oordeel Kamer als ik haar zo mag interpreteren dat het gaat over het uitzonderen van jongeren ten aanzien van de booster. Dan is het oordeel Kamer. Ik zie mevrouw Bikker knikken.
De motie op stuk nr. 3330 is eveneens oordeel Kamer. Daarbij wijs ik er wel op dat het rapport van de Commissie in februari komt en de besluitvorming pas later.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat begrijp ik. Het lijkt mij wel goed om op dat moment een goed geïnformeerd debat in de Kamer te hebben, ook in het licht van het haastproces dat we nu doormaken. Ik verwijt dat de minister niet; het is een Europees haastproces. Juist daarom zou ik het zeer waarderen als we op dat moment een geordend en goed geïnformeerd debat hebben.
Minister Kuipers:
Zeker.
De motie op stuk nr. 3331 is eveneens oordeel Kamer, met dezelfde kanttekening ten aanzien van de timing die ik zonet maakte bij de motie op stuk nr. 3330. De evaluatie is in februari '23.
De motie op stuk nr. 3332 is ontraden.
De motie op stuk nr. 3333 is eveneens ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover het debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We stemmen vandaag nog over deze moties. Ik schors een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-59-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.