9 Milieuraad d.d. 17 maart 2022

Aan de orde is het tweeminutendebat Milieuraad d.d. 17 maart 2022 (CD 08/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Milieuraad van 17 maart 2022. Ik heet de minister voor Natuur en Stikstof van harte welkom bij ons, evenals de woordvoerders in de zaal en de mensen die dit debat volgen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren voor haar inbreng.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Allereerst wil ik de minister bedanken. We hebben een goed debat gevoerd. Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet pleit voor een verdubbeling van de implementatietermijn van twaalf maanden die in de Europese ontbossingsverordening is opgenomen;

constaterende dat dit zou leiden tot verdere vertraging van de evaluatie die twee jaar na inwerkingtreding plaatsvindt, waarbij cruciale elementen aan de verordening zullen worden toegevoegd;

overwegende dat om verdere natuurverwoesting te voorkomen een zo snel mogelijke implementatie van belang is;

verzoekt de regering het voorstel van de Europese Commissie voor een implementatietermijn van twaalf maanden te steunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen.

Zij krijgt nr. 852 (21501-08).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Europese ontbossingsverordening een landenbenchmarkingsysteem is opgenomen dat gebieden categoriseert in laag, gemiddeld of hoog risico op het produceren van niet-ontbossingsvrije grondstoffen;

constaterende dat afhankelijk van dit risico de voorwaarden waar het gepaste zorgvuldigheidsproces aan moet voldoen, variëren;

constaterende dat het kabinet aangeeft dat dit een prikkel kan zijn voor bedrijven om gebieden met een hoger risico te verlaten voor gebieden waar minder strenge regels gelden;

verzoekt de regering er in Europees verband voor te pleiten om de laagrisicocategorie te laten vervallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen.

Zij krijgt nr. 853 (21501-08).

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Dan heb ik nog twee vragen over de certificering. Dat kwam ook aan bod tijdens het debat, maar ik wil het graag iets explicieter weten. Het kabinet geeft aan dat inspanningen van bedrijven om vrijwillige certificatieschema's te gebruiken kunnen worden belemmerd door de huidige opzet van de verordening. Welke belemmeringen ziet het kabinet dan precies? Hoe schat het kabinet de risico's in dat door certificering toe te voegen, dit niet alleen robuuste certificering toelaat, maar ook de weg vrij wordt gemaakt voor zwakkere systemen en standaarden dan in de verordening worden voorgesteld?

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Thijssen van de PvdA.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik heb toch even een procedurele vraag. We hadden eerder deze week het debat over de Milieuraad. Toen heeft minister Jetten gevraagd: moet ik erbij zijn of niet? Daarop hebben we gezegd: het hoeft niet. Maar ik ben toch op moties gekomen die vooral op die minister slaan, dus ik weet eigenlijk niet hoe dat nu dan moet. Dat gaat dan dus niet, denk ik.

De voorzitter:

Is het onderdeel geweest van het debat? Dat is het belangrijkste.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, dat wel.

De voorzitter:

Dan kunt u ze indienen. Dat is het allerbelangrijkste: dat ze te maken hebben met het onderwerp en dat er een debat over is geweest.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel. Ik hoop dat het dan ook lukt met afstemming met de minister.

De voorzitter:

Alleen kost het dan misschien iets meer tijd om een appreciatie te geven, dat zou kunnen. Maar ga uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet ten aanzien van de ESR-opgave (Effort Sharing Regulation) meer convergentie tussen lidstaten bepleit, wat neerkomt op een lager ambitieniveau voor Nederland wat betreft emissiereductie in onder andere de gebouwde omgeving en mobiliteitssector;

van mening dat de klimaatcrisis en de noodzaak om onafhankelijk te worden van Russisch gas niet vragen om minder maar om méér ambitie;

verzoekt de regering het standpunt over de ESR-verordening zodanig aan te passen dat het ESR-doel voor Nederland ten minste op het niveau blijft zoals voorgesteld door de Europese Commissie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 855 (21501-08).

De heer Thijssen (PvdA):

En een tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie voorstelt om de gratis ETS-rechten pas in 2035 volledig af te bouwen;

verzoekt de regering om in Europees verband te pleiten voor snellere afbouw van gratis ETS-rechten in combinatie met snellere invoering van een koolstofheffing aan de Europese buitengrens;

verzoekt de regering om in Europees verband tevens te pleiten voor een verbreding van de koolstofheffing aan de Europese buitengrens naar de chemische industrie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 854 (21501-08).

Dank u wel.

De heer Thijssen (PvdA):

Dan moet ik nu terug naar mijn commissiedebat. Dat is er ook nog.

De voorzitter:

Het leven van een Kamerlid is druk, hè. Dan geef ik het woord aan mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Wanneer we als Europa minder afhankelijk willen zijn van autoritaire grootmachten, dan wordt het tijd dat we werk maken van een circulaire economie, waarbij we inzetten op zo min mogelijk gebruik van primaire grondstoffen en zo veel mogelijk inzetten op secundaire grondstoffen, grondstoffen putten uit ons afval. Juist op Europees niveau kunnen de verschillende lidstaten elkaar versterken, samenwerken en de circulaire economie strategisch versnellen. Daartoe heb ik een motie voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne Europa in een nieuwe geopolitieke realiteit heeft gestort;

van mening dat deze realiteit het belang benadrukt dat Europa zijn afhankelijkheid voor cruciale grondstoffen zo snel mogelijk afbouwt;

overwegende dat de overgang naar een circulaire economie kan helpen om grondstoffen beter veilig te stellen door bijvoorbeeld hergebruik en recycling;

overwegende dat de Europese Commissie recent een plan heeft aangekondigd om de afhankelijkheid van olie en gas af te bouwen door verduurzaming toe te passen, maar hierin niet wordt ingegaan op andere grondstoffen;

verzoekt de regering in Europa aan te dringen om ook voor het veiligstellen van andere grondstoffen een strategie op te stellen waarbij het strategisch versnellen van de circulaire economie centraal staat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hagen.

Zij krijgt nr. 856 (21501-08).

Was getekend door mevrouw Hagen, denk ik.

Mevrouw Hagen (D66):

Zeker.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Een tweetal moties. De eerste gaat over de Boswet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU-verordening voor ontbossingsvrije producten op dit moment niet geldt voor alle grondstoffen en producten die bossen en ecosystemen in gevaar brengen;

constaterende dat de impact van rubber en maïs op de ontbossing op mondiaal niveau goed gedocumenteerd is en de Europese Commissie zelf in 2013 al concludeerde dat die impact significant is;

overwegende dat een mogelijk verschuivingseffect, bijvoorbeeld van soja naar maïs, er niet voor zorgt dat ontbossing gestopt wordt;

verzoekt de regering om er in Europees verband voor te pleiten om rubber en maïs direct op te nemen in de ontbossingsverordening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.

Zij krijgt nr. 857 (21501-08).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En een tweede motie naar aanleiding van de discussie over de gasprijzen en energiearmoede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gasprijzen naar een recordniveau zijn gestegen;

overwegende dat dit zorgt voor hoge energierekeningen en onzekerheid over de toekomst bij huishoudens;

verzoekt de regering de gasprijzen voor consumenten te bevriezen, waarbij de energieleveranciers worden gecompenseerd, en ook in EU-verband voor een maximumgasprijs te pleiten;

verzoekt de regering alle mogelijkheden in kaart te brengen om een windfall tax in te voeren, zodat degenen die disproportioneel profiteren van de enorme gasprijzen op rechtvaardige wijze worden belast,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Klaver.

Zij krijgt nr. 858 (21501-08).

Dank u wel, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De minister heeft aangegeven dat ze ongeveer tien minuten à een kwartier nodig heeft om zich voor te bereiden, dus ik schors de vergadering in ieder geval tot 15.40 uur.

De vergadering wordt van 15.30 uur tot 15.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Milieuraad. Ik geef de minister het woord om haar appreciatie te geven van de moties. Het woord is aan de minister.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen door te zeggen dat ik heel erg blij ben met dit tweeminutendebat, want dat geeft mij de kans om hier een keer te staan. Eens moet de eerste keer zijn, dus dank daarvoor. Ik wil beginnen met de vragen van de Partij voor de Dieren en ik zal daarna de moties appreciëren.

De eerste vraag ging over inspanningen en belemmeringen. Ik krijg te horen van het bedrijfsleven dat ze al bang zijn voor belemmeringen. In het huidige voorstel voor de ontbossingsverordening speelt vrijwillige certificering geen directe rol. De kern is dat bedrijven moeten aantonen dat hun producten vrij zijn van ontbossing of bosachteruitgang. Dat doen ze via het in de verordening wettelijk voorgeschreven stelsel van zorgvuldigheidseisen, de zogenaamde due diligence. Dit kan voor bedrijven die nu wel gebruikmaken van vrijwillige certificeringssystemen een reden zijn om daarmee te stoppen omdat er nu onvoldoende meerwaarde is om daarmee door te gaan. De verordening is namelijk leidend.

Dan was er nog een vraag over de risico's. De zwakke systemen zullen hiermee vanzelf uitvallen. De verordening en de bepalingen zijn namelijk leidend en verplichtend, niet de certificaten. De verordening velt geen oordeel over certificaten. Het is aan bedrijven zelf om te bepalen of en welk certificaat zij gebruiken om daarmee aan te tonen dat zij menen aan hun duediligenceverplichting te hebben voldaan. Toezicht op en handhaving van het gebruik van certificaten vinden plaats door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de eisen die in de verordening zijn opgenomen. In ons geval zijn dat de Douane en de NVWA.

Dan ga ik door naar de moties. De motie op stuk nr. 852 over de implementatietermijn moeten we ontraden, omdat het simpelweg niet haalbaar is. We zoeken waar we sneller kunnen en als het sneller kan, dan zullen we dat zeker doen.

De tweede motie, over de risico...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, mevrouw Teunissen heeft daar een vraag over.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb even een verduidelijkende vraag. Waarom zou het niet haalbaar zijn? Als Nederland pleit voor de verlenging van de implementatietermijn, dan betekent dat dat we er feitelijk voor pleiten dat alle lidstaten die implementatietermijn verlengen, alleen omdat Nederland niet zou kunnen voldoen. Daarom is de vraag extra belangrijk: waarom zouden we niet aan die implementatietermijn van twaalf maanden kunnen voldoen?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

We hebben ervaringen opgedaan met bijvoorbeeld de Houtverordening. Het kost ontzettend veel tijd en het is ook enorm ingewikkeld om het allemaal in te regelen. Dan kijk ik met name naar de Douane en de NVWA. We doen er álles aan om te kijken of dat sneller kan. Als het sneller kan, zullen we dat zeker niet nalaten. Maar de ervaringen met de Houtverordening leren ons dat die termijn van twaalf maanden gewoon niet realiseerbaar is.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de tweede motie, op stuk nr. 853.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De motie op stuk nr. 853 over de risicocategorieën ontraad ik. Hiervan valt in dit stadium van voorstel voor een verordening simpelweg geen goed voorbeeld te geven. Benchmarking is in principe een essentieel onderdeel van het effectief en efficiënt functioneren van de verordening, maar kan ook positief of negatief uitwerken, zowel ten aanzien van de uitvoerbaarheid van de verordening voor onze controlerende autoriteiten als de kosten voor bedrijven. Ook kan het conflicterend uitwerken in WTO-kader. Daarnaast kan het juist negatieve effecten hebben op kleine producenten, juist in die gebieden waar het eigenlijk best wel goed gaat.

Dan de moties op de stukken nrs. 854, 855 en 858. Ik heb begrepen dat de stemming hierover dinsdag is. En gezien het feit dat ...

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar mijn ondersteuning. Wij gaan heel even uitzoeken of dat het geval is. Volgens mij wilt u zeggen dat er dan nog schriftelijk op terug wordt gekomen. Is dat uw voorstel?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Exact, omdat de minister voor Klimaat en Energie in het commissiedebat heeft gehoord dat hij hier niet bij aanwezig hoeft te zijn en de stemmingen dinsdag zouden zijn. Daarom willen wij voorstellen dat hij de moties zelf schriftelijk apprecieert vóór de stemmingen van aanstaande dinsdag.

De voorzitter:

Ik krijg net door dat we dat zo gaan doen. Dat betekent dat er een schriftelijke appreciatie komt van de moties op de stukken nrs. 854, 855 en 858 en dat we daar dinsdag aanstaande over gaan stemmen.

Dan de motie op stuk nr. 856.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De motie op stuk nr. 856 over het veiligstellen van grondstoffen krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 857 over het toevoegen van rubber en mais moeten wij ontraden, omdat verdere uitbreiding nu te veel risico's geeft waardoor de uitvoerbaarheid van de verordening in gevaar komt.

De voorzitter:

We gaan kijken of mevrouw Kröger het daarmee eens is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Op welke risico's doelt de minister?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ik kijk met name naar de risico's voor de uitvoering. Ik wil eerst de basis op orde hebben. Dus we beginnen met cacao, rundvlees, koffie, soja en hout. Die basis moet op orde zijn. Die maatregelen hebben ook het meeste effect. Het vraagt enorm veel van de uitvoering. Ik wil deze basis op orde hebben, hiervan leren, en dan zo snel mogelijk doorpakken naar de andere producten.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, tot slot.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De minister ziet er vastberaden uit. Ik vind het een ongelofelijk gemiste kans, dus we brengen de motie gewoon in stemming.

De voorzitter:

Dan wordt de motie op stuk nr. 857 ontraden. Volgens mij zijn we daarmee gekomen aan het einde van dit tweeminutendebat. Ik dank de minister voor haar beantwoording, ik dank de woordvoerders en ik dank de mensen die dit debat gevolgd hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor ongeveer tien minuten. Dan gaan we stemmen. Heel fijn dat deze minister daarbij aanwezig wil zijn.

De vergadering wordt van 15.49 uur tot 16.01 uur geschorst.

Naar boven