3 Examens in het voortgezet onderwijs

Aan de orde is het tweeminutendebat Examens in het voortgezet onderwijs (CD d.d. 26/01).

De voorzitter:

We gaan vrolijk verder. Aan de orde is het tweeminutendebat Examens in het voortgezet onderwijs. Een hartelijk woord van welkom aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Fijn dat u bij ons bent. Er zijn drie deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Paul van Meenen van de fractie van D66. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, hartelijk dank. We hebben een goed debat met elkaar gehad. Er is nog veel werk geweest. We hebben een prachtige technische briefing gehad — of prachtig, een interessante technische briefing. Die heeft mijn fractie ertoe geleid dat wij geconstateerd hebben dat het CvTE doende is om in 2023 extra herkansingen voor certificaatdeelnemers te realiseren. Daar zijn we blij mee. Ik wacht dat natuurlijk gespannen af en ik hoop echt dat dat goed komt.

Resteert voor mij één punt en dat is de duimregeling. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer begin 2021 de motie-Van Meenen c.s. heeft aangenomen die beoogde om deelcertificaatkandidaten in vso en vavo minimaal twee jaar toegang te geven tot de duimregeling (35570-VIII, nr. 187);

constaterende dat deze motie tot op heden niet is uitgevoerd;

overwegende dat ook dit jaar leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs recht hebben op deze regeling en leerlingen in het vso alleen als zij dit examenjaar hun diploma zouden behalen;

van mening dat dit onwenselijk is omdat in het vso onze meest kwetsbare leerlingen zitten, die ook het afgelopen jaar weer hard geraakt zijn door de coronacrisis en er een deel van de leerlingen is die dit jaar delen van hun examen afleggen maar pas volgend examenjaar voor hun diploma opgaan;

verzoekt de regering staatsexamenkandidaten, inclusief vso-leerlingen, in 2023 recht te geven op de duimregeling, waarbij met terugwerkende kracht een duim gelegd kan worden op een resultaat uit 2020, 2021 of 2022, als zij op die manier hun diploma kunnen halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Paul, Peters, De Hoop en Westerveld.

Zij krijgt nr. 510 (31289).

Heel goed. Dank u wel. Een vraag van mevrouw Paul.

Mevrouw Paul (VVD):

Ik zie de heer Van Meenen even opkijken. No worries, mijn steun aan de motie staat en blijft. Maar ik wil graag even iets aan de minister meegeven namens collega Peters van het CDA, die hier niet aanwezig is. In het debat heeft de minister luid en duidelijk doorgekregen dat hij tegen de duimregeling is. Hij wilde graag meegeven dat dat nog steeds staat. Hij is tegen de duimregeling, maar voor gelijke behandeling en daarom is hij voor de motie.

De heer Van Meenen (D66):

Zo is het. Ik aanvaard in principe elk argument dat ertoe leidt dat mijn motie ondersteund wordt, maar het is inderdaad helemaal juist wat mevrouw Paul zegt. Zo heb ik het ook van meneer Peters begrepen.

De voorzitter:

Ik snap er niets van, maar voor de insiders zal het allemaal duidelijk zijn.

De heer Van Meenen (D66):

Dat houden we ook graag zo. Je moet het onderwijs een beetje ...

De voorzitter:

Exclusief houden. Heel goed. Mevrouw Paul van de fractie van de VVD.

Mevrouw Paul (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Van mijn kant geen moties, maar een oproep aan de minister om er alles aan te doen om te zorgen dat we volgend jaar niet weer hier staan om de exameneisen, de criteria aan te passen. Het is belangrijk dat we die op volle kracht kunnen blijven uitvoeren, ook volgend jaar. Met dat in gedachten een herhaalde oproep aan de minister om er alles aan te doen om de toepassing van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen en eventuele belemmeringen weg te halen die scholen in de weg staan om die middelen in te zetten. Uiteindelijk willen we die inzetten voor de leerlingen die het nodig hebben, of het nou gaat om het wegwerken van leerachterstanden of het aanpakken van psychische en sociale problemen. Dat is een herhaalde oproep en ik heb geen moties daarbij.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer De Hoop van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Een motie voor het voortgezet speciaal onderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de deadline voor het opgeven van extra voorzieningen tijdens de afnamedagen van schriftelijke en mondelinge examens al is verstreken;

overwegende dat Leerlingenbelang VSO momenteel bezig is om een zwartboek samen te stellen vanwege de hoeveelheid klachten hierover mede in verband met examinatoren die niet of slechts last minute hierover worden geïnformeerd;

verzoekt de regering om de uitvoering van de extra voorzieningen in samenspraak met LBVSO dit jaar nauwlettend te monitoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Van Meenen.

Zij krijgt nr. 511 (31289).

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Kan de minister reeds de moties becommentariëren? Ik schors een enkel minuutje.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Wiersma:

Voorzitter, veel dank. Ik zeg vooral veel dank aan de leden van de Kamer. Dat zeg ik omdat wij een heel goed debat hebben gehad, maar ook omdat wij in dat debat, dat overigens mijn eerste debat met de Kamer was, een heel goed gesprek hebben gehad over de onderwerpen die hier nu terugkomen. Ik kijk daar dus heel positief op terug. Ik vond het ook een mooi proces om met elkaar van gedachten te wisselen: gewoon transparant zijn over de ingewikkeldheden die ik heb gezien en het gesprek voeren over hoe we die kunnen oplossen. Dat hebben we beiden gehad; de heer Van Meenen verwees daar net ook naar. Dus dank daarvoor.

Ik zal eerst nog ingaan op de herkansingen en vervolgens op de duimregeling en de moties.

In de afgelopen weken, dus ook sinds het debat dat we hebben gehad op 26 januari, hebben we samen met het CVTE gekeken naar de mogelijkheden om in 2022 alsnog herkansingen voor deelcertificaatkandidaten te realiseren. De Kamer heeft daar ook een briefing over gehad. We hebben daar nu een aantal inspanningen aan toegevoegd, bijvoorbeeld een wervingscampagne. Daar hebben we gisteren ook een filmpje voor opgenomen; dat gaat vandaag online. We gaan dus een campagne starten om mensen ertoe op te roepen examinator te worden voor de staatsexamens. Ik hoop dat velen daar gehoor aan geven.

We hebben wel moeten concluderen dat het, ook als deze campagne heel succesvol is, nog steeds heel lastig en voor 2022 dus eigenlijk onmogelijk zal zijn om de herkansingen voor deelcertificaatkandidaten te realiseren. Dat komt door een stapeling van factoren. De examinatoren zijn er daar wel één van, maar we moeten bijvoorbeeld ook de resultaten van deze kandidaten goed kunnen registreren. En zo'n aanpassing lukt ook niet meteen op korte termijn. We hebben wel gezegd dat we kijken hoe je dat voor 2023 wel mogelijk kunt maken. Dat is nadrukkelijk de wens van de Kamer, maar ook die van mij. Het CVTE werkt daar dus hard aan. Zoals ik dat ook in mijn brief van gisteren heb aangekondigd, ga ik de Kamer daar voor de zomer over informeren.

Dan de duimregeling. In het debat, en nu weer, heb ik nadrukkelijk gehoord wat de wens van de Kamer is. In het commissiedebat hebben we geschetst dat er rond het toepassen van die duimregeling wel een dilemma is. Mevrouw Paul verwees daar eigenlijk net naar namens collega Peters, die zei: is het nou wel of niet verstandig? Tegelijkertijd is het een beetje gelijke monniken, gelijke kappen en kijken we wat we voor deze specifieke doelgroep nou wel kunnen doen als die herkansingen niet lukken. Dat zit heel nadrukkelijk in de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 510. Daar ben ik blij mee, dus die motie omarm ik graag. Ik geef haar oordeel Kamer.

Daarbij merk ik op dat we nog goed moeten bekijken hoe we daar op een goede en verantwoorde manier uitvoering aan kunnen geven. Dat vereist overleg met het vso-veld, om te kijken naar de afbakening van de doelgroep, en er is overleg nodig met het vavo, omdat, zoals de heer Van Meenen ook weet, daar ook sprokkelaars zijn. We moeten dat dus uitzoeken, ook met het CVTE en met DUO. Zeker nu deze motie vergeleken met de eerdere motie van de heer Van Meenen is aangescherpt, moeten we er wel echt voor zorgen dat leerlingen die recht hebben op de duimlegging, die ook krijgen als hun resultaten in het systeem worden gezet en een uitslag moet worden bepaald. Dus wij komen hierop terug. Ik zou de Kamer adviseren om nog voor de zomer een debat te voeren over de examens, ook voor 2023. Dan kunnen we deze daar ook in meenemen en kan ik de Kamer daarover updaten. Maar ik omarm die motie, dus oordeel Kamer.

Dan is nog één motie over, die van de heer De Hoop en de heer Van Meenen op stuk nr. 511. Die verzoekt om de uitvoering van de extra voorzieningen in samenspraak met LBVSO dit jaar nauwlettend te monitoren. Laat ik daarop zeggen dat het heel belangrijk is dat staatsexamenkandidaten die om extra voorzieningen hebben gevraagd voor een examen, daar ook gebruik van kunnen maken. En dit is uiteraard ook een prioriteit van het CvTE. Kandidaten moeten voorafgaand aan het examen doorgeven welke voorzieningen zij nodig hebben, zoals bijvoorbeeld een tolk, zodat hier in de planning ook rekening mee gehouden kan worden.

Zowel het CvTE als OCW heeft meermaals aan LBVSO om inzicht gevraagd in die concrete klachten waarnaar wordt verwezen. Volgens hen zijn het er vele, soms honderden. Maar het beeld dat zij neerzetten, strookt nog niet met het beeld dat wij hebben. Dat is vervelend, want als er klachten zijn, wil je die ook zien en oplossen. Dus tot op heden hebben wij die concrete klachten niet ingezien. Dat betekent niet dat ze er niet zijn, maar wel dat wij de wens hebben om dan ook echt te kunnen helpen. Dat is een verzoek. Dus als LBVSO bereid is om inzicht te geven in die concrete klachten vanuit de achterban, dan kunnen wij die ook in ontvangst nemen en bespreken met het CvTE. Dat zou ik graag doen. En ik vraag überhaupt het CvTE om hier extra scherp op te zijn. Maar daarmee kan ik de motie zeker oordeel Kamer geven.

Zo kom ik aan het eind van mijn bijdrage aan het debat, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk gewaardeerd. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over beide moties. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Ik schors een enkel ogenblik tot het volgende debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven