4 Vragenuur: Vragen Peters

Vragen van het lid Peters aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht "Bijna kwart leerkrachten zit thuis, geen vervangers te vinden".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van harte welkom, én de heer Peters van het CDA. Hij heeft een mondelinge vraag over het bericht "Bijna kwart leerkrachten zit thuis, geen vervangers te vinden". Het woord is aan de heer Peters van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Gisteren meldde nu.nl wat iedereen met een kruimeltje verstand van het onderwijs op z'n klompen aan had kunnen voelen komen. Steeds meer leerlingen en leraren testen positief op corona en daardoor is er eigenlijk van een normale lessituatie nauwelijks sprake meer. Bijna een kwart van de leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zit volgens de Algemene Vereniging Schoolleiders inmiddels thuis en 90% van de ondervraagde schooldirecteuren zegt in een peiling onder 4.000 schoolleiders geen vervanging voor hen te kunnen vinden. Dat blijft niet zonder gevolgen, niet voor de organisatie, niet voor de docenten, niet voor de werkdruk en zeker niet voor de leerlingen en hun leervorderingen.

Voorzitter. Dat het lerarentekort niet opgelost wordt in het vragenuurtje, dat is me wel duidelijk. Dat de minister hier niet bij wet corona kan verbieden ook. Mijn aandacht gaat dan ook vooral uit naar de leervorderingen. Ik maak me daar grote zorgen over.

Voorzitter. Om de leerachterstanden weg te werken heeft de Kamer miljarden beschikbaar gesteld via de zogenaamde NPO-gelden. Dat is geld dat binnen twee jaar gebruikt zou moeten worden. Dat kan natuurlijk helemaal niet. Dat kon al nooit en de roep vanuit het onderwijsveld was vanaf het begin dan ook niet voor niets dat een periode van twee jaar daarvoor veel en veel te kort zou zijn.

Mijn eerste vraag is dan ook simpel. Kan de minister aangeven in hoeverre scholen onder de huidige omstandigheden überhaupt toekomen aan het verstandig uitgeven van die NPO-middelen? Leerachterstanden inhalen terwijl je personeel ziek thuis zit, lijkt mij lastig. Klopt mijn beeld dan dat een groot deel van het geld noodgedwongen op de plank blijft liggen of erger nog onder tijdsdruk noodgedwongen wordt ingezet voor de inhuur van commerciële bureautjes, zonder dat bekend is wat de resultaten daarvan zijn?

Voorzitter. Samen met de SGP heeft het CDA vorig jaar een motie ingediend om de termijn voor de besteding van de NPO-gelden, de gelden van het Nationaal Programma Onderwijs, met twee jaar te verlengen. Die motie is nipt aangenomen, alleen mijn toenmalige coalitiegenoten waren daar om onbegrijpelijke redenen tegen. Ik zou van de minister willen weten of dit nu hét moment is om die motie alsnog ten volle uit te voeren en om alles op alles te zetten om die termijn van twee jaar te verlengen met nog eens twee jaar. Dit zou scholen enorm helpen en leerlingen nog meer.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Wiersma:

Voorzitter, dank. En ook dank aan de heer Peters voor deze vragen. Het is een terechte zorg, die wij allen hebben over zowel de besmettingen als over de achterstanden in het onderwijs. Want corona en alle maatregelen daaromheen vragen heel veel van onze samenleving. In het onderwijs wordt op dit moment met man en macht gewerkt om lessen door te laten gaan en ook om zo goed mogelijk onderwijs te geven. Zeker als je in de afgelopen periode met de ene schoolsluiting na de andere te maken hebt gehad, is dat weer schakelen. Ik wil ook hier zeggen dat het echt, écht, bewonderenswaardig is hoe dat in het onderwijs gebeurt op heel veel plekken. Het lukt ook op heel veel plekken, maar dat betekent niet dat het makkelijk is.

Sterker nog, het betekent ook dat het op heel veel plekken niet lukt. En daar wijst de heer Peters op. Het wordt op steeds meer scholen moeilijker, want ook heel veel docenten zitten nu thuis. Het is heel moeilijk, of je nou leerling bent of leraar, om te zien dat je rooster leeggehaald wordt of dat je toch moet overschakelen op dat digitale onderwijs, iets waar je toch al wel een beetje klaar mee was. Ik snap dat heel goed. Laat staan hoe vervelend het is om nu ziek te worden van het virus. Voor al die docenten geldt dat die angst er ook elke dag is.

Tegelijkertijd is het geen verrassing, voorzitter, want we hebben als kabinet met de steun van heel veel scholen, de steun van politieke partijen en de steun van leerlingen en ouders besloten om de scholen echt open te houden. Dat heeft het OMT ook geadviseerd. Het OMT zegt dat dat kan en dat is een weloverwogen keuze. Die keuze brengt natuurlijk wel risico's met zich mee. Maar scholen nog langer sluiten brengt ook heel veel risico's met zich mee voor leerlingen en hun toekomst. Daar wijst de heer Peters terecht op. De besmettingen die we zien, zijn in lijn met de voorspellingen, maar het is een heel ingewikkelde situatie in het onderwijs. Dat bevestigt het onderzoek van de AVS, de schoolleiders, nog eens. Wij willen vanuit het kabinet dus niet toekijken hoe dat nu verder doorzet, want op heel veel scholen zie je dat de besmettingen doorzetten. Wij willen helpen waar dat kan.

Wij moeten zo veel mogelijk doorgaan met lessen maar het ook veilig houden voor leraren. Daar doen we een aantal zaken voor. 4 miljoen zelftesten per week geven wij aan scholen om dat te kunnen doen. Ik wil ook nog kijken naar een extra mogelijkheid om ouders van schoolgaande kinderen die onvoldoende geld hebben om een zelftest te betalen, te voorzien van een zelftest. Dat wil ik daarbovenop doen.

Wij hebben ook de quarantaineregels versoepeld. Zo hoeven leraren die onlangs zijn geboosterd niet in quarantaine, maar ook leerlingen hoeven niet meer automatisch bij drie of meer besmettingen naar huis. Dat heeft ook geholpen om klassen open te houden.

Dan ventilatie. Het is belangrijk dat de klaslokalen veilig zijn. Vorige week heb ik een actieplan aangekondigd, zodat er in elk klaslokaal een CO2-meter komt, maar zodat er ook een hulpdienst komt als je extra hulp nodig hebt om de ventilatie goed te regelen. Inmiddels zijn er al 200 aanvragen gedaan en staat die hulplijn roodgloeiend. Dat laat zien dat het nodig en belangrijk is.

Dan de vraag van de heer Peters over het Nationaal Programma Onderwijs. Die begrijp ik goed. Ik sta positief tegenover een verlenging. Er zijn meerdere moties in de Kamer geweest die vragen om dat een of twee jaar te doen. Ik ben nu aan het kijken hoe we dat precies kunnen doen, maar ook hoe we dat kunnen koppelen aan het regeerakkoord, dat ook een heleboel ambities heeft. Ik kom daar binnen twee weken op terug, dus dat doe ik snel.

De heer Peters (CDA):

Dat is prachtig om te horen, ook voor de mensen in het onderwijs, die het in principe erg zwaar hebben. Ik heb thuis ook een onderwijsdame die gek wordt van de onzekerheid: mag ik wel naar school of niet; wordt ik weer positief getest? En een moeder van haar moet ook maar zorgen dat die klassen gedraaid worden. Die maakt zich daar grote zorgen om. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij positief staat tegenover de verlenging van twee jaar. Heel positief. Dank je wel daarvoor.

Maar dat is een antwoord op een van mijn twee vragen. De andere vraag was of er enig zicht is op de huidige bestedingen van de NPO-gelden. Klopt mijn beeld dat die middelen op de plank blijven liggen omdat er gewoon geen personeel is voor de uitvoering of dat men noodgedwongen onder tijdsdruk commerciële bureautjes inzet? Als dat zo is, dan zou ik die twee weken nog lang vinden. Dan zou ik zeggen: roep nu dat het verlengd gaat worden. Dan gaat het nog een stukje sneller.

Minister Wiersma:

Voor de duidelijkheid: ik heb gezegd dat ik positief tegenover een verlenging sta. Maar er zijn meerdere geluiden vanuit de Kamer: verleng het met één jaar; verleng het met twee jaar. Daar kom ik binnen twee weken op terug. Ik zag de heer Peters al incasseren dat het een verlenging van twee jaar was, maar ik wil dat nog even goed met het onderwijs zelf bekijken. Maar het punt is terecht, want een belangrijke voorwaarde om de achterstanden in te halen is continuïteit van onderwijs, van fysiek onderwijs, op school, met interactie in de klas, zodat je vragen kunt stellen, waar je antwoord op krijgt. Op die manier leer je het meest en haal je weer in wat je misschien de afgelopen twee jaar niet hebt kunnen krijgen in het onderwijs.

Die voorwaarde staat onder druk. Dat zegt de heer Peters terecht. Mijn ervaring is dat sommige scholen heel goede plannen hebben gemaakt maar dat dat geld nu blijft liggen. Maar er zijn ook scholen die zeggen: ik ben nu eigenlijk weer bezig met het organiseren van het onderwijs, met het uitvoeren van die goede plannen, maar tegelijkertijd kom ik bij het organiseren van dat onderwijs weer heel veel dingen tegen, ook achterstanden, waar ik het geld ook voor aan het inzetten ben. Dan is het even zoeken, want wij vertrouwen scholen dat ze het besteden aan waar het het meest nodig is. Maar ik ben nu wel onder elkaar aan het zetten wat dat dan betekent. Gaat het naar de plannen die eerst zijn gemaakt? Gaat het naar nieuwe plannen? Hoe zitten die plannen in elkaar en kunnen we daar ook voor de Kamer inzicht in krijgen?

Ik kom uiterlijk in april met een voortgangsbrief hierover. Ik neem ook het punt van die commerciële bureaus van de heer Peters mee. Ik hoor ook regelmatig op de reclame van die commerciële bureaus. Het zou zomaar kunnen dat zij denken dat er geld te halen is. In sommige gevallen, als de school heel nadrukkelijk zoekt, kan het zomaar zijn dat ze iemand buiten de klas inhuren om dat te kunnen doen. Ik ben op scholen geweest die zoiets doen. Ze kijken hoe ze dat geld neer kunnen zetten om bijvoorbeeld emotionele of sociale achterstanden weg te werken. Daar hoeft op zichzelf niks mis mee te zijn, maar we moeten denk ik heel scherp zijn op het model dat de heer Peters noemt. Dat zal ik dus meenemen in de rapportage die we naar de Kamer sturen. Dat zeg ik hem toe.

De voorzitter:

De heer Peters, tot slot.

De heer Peters (CDA):

Ik ben alleen maar blij. Ik hoor duidelijk toezeggingen, of het nou met één jaar of met twee jaar verlengd gaat worden. Het wordt wel twee jaar, maar dan na het debat met de Kamer. Dat incasseer ik dan maar verder. Dat is de ene toezegging. Daar ben ik heel blij mee.

De andere vraag wordt duidelijk bekeken, namelijk: wat gebeurt er op dit moment met het geld? Daar krijg ik in april antwoord op. En daarbij is ook het tweede deel toegezegd. Ik ben dus erg blij. Dank u vriendelijk.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Peters. Er zijn een aantal vervolgvragen. Allereerst de heer Bisschop van de SGP, dan de heer De Hoop van de PvdA, mevrouw Paul van de VVD, mevrouw Westerveld van GroenLinks, mevrouw Simons van BIJ1 en tot slot de heer Van Meenen van D66. Gaat uw gang.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan de minister voor de toezegging om in ieder geval serieus te kijken naar wat de motie ook vroeg, namelijk verlenging van die termijn. Als de minister op werkbezoek is bij scholen, dan zal het signaal bijna eenduidig zijn: zorg ervoor dat die termijn verlengd wordt, want dan kunnen we het geld efficiënter en beter besteden. De vraag is of dat in één of twee jaar moet. Ik zou de minister daarbij willen adviseren: laat dat aan de scholen. De ene school kan op dit moment meer wegzetten op een functionele manier dan een andere school. Dan is betere besteding in een iets langere termijn, veruit te prefereren boven een keurslijf van "het moet in dit jaar". Mijn vraag aan de minister is: hoe gaat hij dit communiceren? Alle scholen zien namelijk nog steeds die twee jaar als een soort donkere wolk boven hun beleid hangen. Hoe en op welke termijn gaat de minister de scholen hiervan op de hoogte stellen, zodat ze daar duidelijkheid en zekerheid over hebben?

Minister Wiersma:

Eerder is aan de Kamer aangegeven dat we hierover in april duidelijkheid willen geven, dus bij de volgende voortgangsrapportage. Ik zei net al dat ik sterk overweeg om het veel sneller te doen, dus binnen nu en twee weken. Dat is dus een stuk sneller, precies vanwege het argument dat de heer Bisschop noemt, namelijk dat scholen nu te maken hebben met een hele ingewikkelde situatie. Daarbij moeten ze natuurlijk plannen voor de komende tijd. Ze zijn meer bezig met het organiseren dan het geven van onderwijs. Ik vind het echt ongelofelijk knap hoe ze dat nu doen. Maar we zien op steeds meer plekken dat het bijna niet te houden is. Dan moet je dus ook iets bieden op korte termijn, zodat ze de komende jaren aan zowel vertraging als achterstand vorm kunnen geven. Ik doe dat in heel nauwe samenwerking met het onderwijs. Dat geldt overigens op dit punt, maar ook op het punt van ventilatie. We kijken met het onderwijs wat daar nodig is en we bieden meteen hulp als daar een verzoek om is. Dat zijn we nu aan het uitwerken. Ik hoop snel met de uitwerking naar de Kamer te kunnen komen.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik vind dat de minister nog een beetje te veel op de korte termijn zit in zijn beantwoording. Dit komt natuurlijk voort uit het grote probleem: het lerarentekort. Dat loopt op naar 10.000 in 2027. Mijn vraag aan de minister is eigenlijk: weet hij hoe vaak het woord "lerarentekort" voorkomt in het regeerakkoord van dit kabinet?

Minister Wiersma:

Ik dacht dat de heer De Hoop zou vragen: waarom heeft u het nog niet opgelost na vier weken? Op zichzelf is dat ook een terechte vraag. Wat de vraag ook is, ik vind het lerarentekort — dat zie je nu ook weer, maar dat zie je op heel veel vlakken — een ongelofelijke sta-in-de-weg van goed onderwijs en een normale werkdruk. Je moet goed onderwijs kunnen geven aan je leerlingen. Hoe het ook staat en waar het ook staat; het is voor mij heel duidelijk, zonneklaar, dat het lerarentekort een grote aanpak behoeft. Ik kom daar ook bij de Kamer op terug, want het is een aanpak die we al best wat jaren hebben lopen. Ik vind het verstandig dat de Kamer haar licht laat schijnen op die aanpak. Wat is nou goed gegaan? Wat is niet goed gegaan? Wat loont wel? Wat is niet verstandig? We hebben een hele trits aan maatregelen om het vak aantrekkelijker te maken. Die gaan bijvoorbeeld over de loonkloof. Maar we hebben ook een aantal andere maatregelen in het regeerakkoord staan over kansengelijkheid en kwaliteit. Dat hangt echt met elkaar samen. Ik vind het belangrijk dat ik daarvoor eerst naar de Kamer kom, zodat we daarover van gedachten kunnen wisselen. Ik hoop dat we daar dan wat langer over kunnen praten dan we nu doen bij deze korte mondelinge vraag.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik vroeg het omdat het maar één keer genoemd is in het regeerakkoord. Ter vergelijking: het vestigingsklimaat wordt vijf keer genoemd. De aanjager, Merel van Vroonhoven, heeft een hele waslijst met oplossingen. De enige concrete oplossing die in het regeerakkoord stond, was het uitbreiden van contracten. Als de minister naar de Kamer komt, zou ik graag in een brief lezen welke oplossingen de minister meeneemt van de hele waslijst van Van Vroonhoven om het lerarentekort aan te pakken. Dat kan vast niet allemaal in de drie jaar dat hij hier zit, maar het is echt belangrijk dat we als Kamer weten wat hij daar concreet uit meeneemt.

Minister Wiersma:

Dat is een goed punt. Elke waslijst van iemand, wie dan ook, die ideeën heeft om het op te lossen, is zeer welkom. Die ga ik meenemen in de overwegingen en het plan dat ik vervolgens naar de Kamer stuur.

De voorzitter:

Mevrouw Paul van de VVD en dan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Paul (VVD):

De heer Peters zei heel terecht dat we het lerarentekort niet in dit vragenuurtje gaan oplossen, maar het is wel belangrijk dat het ter sprake komt. Ik ben blij dat de minister dit ook als een belangrijke opdracht voor hemzelf en voor de Kamer ziet. Ik beluisterde in de beantwoording van de minister ook dat hij gaat kijken naar een verlenging van het Nationaal Programma Onderwijs. Ik begrijp dat. De coronatoestanden duren veel langer dan we een tijd geleden konden bedenken.

De voorzitter:

En uw vraag aan de minister?

Mevrouw Paul (VVD):

Mijn vraag is heel concreet: wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat met name de huidige generatie leerlingen onder het NPO, die hier enorm onder te lijden heeft gehad, hiervan gaat profiteren? Want dat was de reden waarom de timing heel strak was, niet om streng te doen, maar om ervoor te zorgen dat de huidige generatie ervan profiteert.

Minister Wiersma:

De vraag, of eigenlijk de angst, is: hoe voorkom je dat we zo meteen bij scholen minder urgentie zien voor deze leerlingen omdat je het geld over een langere termijn mag spreiden? Dat is precies een van de punten die ik in de gesprekken met scholen bespreek. Ik wil hen uitdagen om na te denken over de vraag hoe je dit op een goede maar ook verantwoorde manier kunt doen. Nu zeggen scholen: ik ben in deze beperkte tijd soms drukker geweest met het organiseren van onderwijs dan met lesgeven en met het wegwerken van achterstanden, dus ik wil daar ruimte voor.

Vervolgens is van mijn kant de vraag: hoe gaan we er dan voor zorgen dat dat geld terechtkomt waar het terecht moet komen, namelijk bij de leerling die het het hardst nodig heeft. Dat werken we nu uit. Ik kom spoedig naar de Kamer zodat we daarover ook in deze zaal het gesprek verder kunnen voeren. Maar het staat buiten kijf dat het niet mag afdoen aan de urgentie. Dat punt is helder en dat ben ik met mevrouw Paul eens. Het is geen reden om te zeggen: we kijken over twee jaar wel verder. Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik nog geen school heb gesproken die er zo naar kijkt. We mogen ook wel vertrouwen hebben in de scholen en leraren, die als geen ander weten wat nodig is en wanneer dat nodig is.

Mevrouw Paul (VVD):

Ik ben blij met de laatste toevoeging van de minister, want mijn vraag was niet ingegeven door wantrouwen richting de scholen. Ik zie hoe ze allemaal hun best doen, dus daar komt het niet door. Ik denk dat het belangrijk is — dat is ook mijn vraag aan de minister — om, los van de uitval die nu plaatsvindt, te kijken welke barrières scholen ervaren om de NPO-gelden goed in te zetten, zoals administratieve lasten of andere zaken die complicerend werken, en hoe de minister daarbij kan helpen.

Minister Wiersma:

Dat is een goeie suggestie, dus die neem ik mee. Een van de verzoeken van het onderwijs aan het kabinet was: zorg voor snellere duidelijkheid hierover, ook over dit plan en over hoe we die acties de komende jaren door kunnen zetten. Dat is ook de reden dat ik daar versneld toe wil besluiten en ook dat ik de samenhang met het regeerakkoord belangrijk vind, want ook daar is heel veel geld voor beschikbaar. Het zou natuurlijk wel heel verstandig zijn om het werken aan kansenongelijkheid en het weg proberen te werken van achterstanden met elkaar te laten samenhangen, zodat dat niet twee hele verschillende sporen zijn. In de school is het ook niet verschillend. Die hebben daar direct mee te maken en die wil ik daar ook mee helpen. Maar het valt of staat wel met dat we hun vragen wat daar het beste werkt. Dat is precies waarom ik hier in de Kamer nu niet een toezegging doe over de lengte. Ik wil het eerst met het onderwijs precies uitwerken en dan terugkomen naar de Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, GroenLinks. Dan mevrouw Simons.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Een heel belangrijk onderdeel om te voorkomen dat leraren thuis komen te zitten, is natuurlijk investeren in goede ventilatie. Daar hameren een heel aantal partijen, waaronder die van ons, al heel erg lang op in deze Kamer. Vorige week kondigde de minister een actieplan aan. Onderdeel van dat actieplan is dat in elk klaslokaal een CO2-meter moet hangen. Het geld dat daarvoor beschikbaar komt, komt in de lumpsum, dus in de grote pot met geld. Mijn concrete vraag aan de minister is: gaat hij ervoor zorgen dat op hele korte termijn in ieder klaslokaal in Nederland een CO2-meter hangt? En zo ja, aan welke datum denkt hij dan?

Minister Wiersma:

Er is lang discussie geweest over ventilatie en over wie wat moet doen. Eerlijk gezegd is die discussie niet weg. Ik heb geprobeerd die discussie een stap verder te brengen door er gewoon een actie aan te koppelen: er moet een CO2-meter in de klas komen. Nee, ik heb nu geen wet waar dat in staat, maar ik ga wel kijken of ik het bijvoorbeeld in een accountantsverklaring of op een andere manier kan regelen. Ik kom dus terug naar de Kamer om te kijken hoe we dat kunnen borgen. Dat is één.

Twee. Ik heb ook gezegd dat je iemand op die school wil hebben als er acute nood is. Daar is nu een loket voor. Er zijn nu al 200 aanvragen, en bezoeken aan die scholen worden nu gepland. Mijn indruk is dus dat scholen dat loket in ieder geval kunnen vinden. Daar ben ik heel blij mee. Dan is de hulp ook nabij. Daar komen ongetwijfeld weer gedoetjes uit waar we mee aan de slag moeten. Dat weet mevrouw Westerveld ook. Ik hoop dat de aanpak ervoor zorgt dat we dat gedoetje aangaan en oplossen.

Ik heb ook gezegd dat we nog een soort maatwerkoplossing zoeken. Dat klinkt heel ambtelijk, maar dat komt neer op het volgende. We hebben nu een subsidieregeling om ventilatie op een school te regelen. Heel veel scholen zeggen: het is niet genoeg. Heel veel gemeenten zeggen: het is niet genoeg. Ze wijzen dan allemaal naar mij en dan mag ik het oplossen. Ik heb gezegd dat ik het heel belangrijk vind, dus dan moeten we toch kijken hoe we het kunnen oplossen. Ik werk met hen dus ook nog extra mogelijkheden uit om daaraan tegemoet te kunnen komen. Laat ik hier toch maar zeggen dat het de verantwoordelijkheid van scholen en gemeenten is om dit goed te regelen en dat het op heel veel plekken al op orde had moeten zijn. Ik ben dus wel geschrokken van hoe het er daar voor staat, maar dat is geen reden om niks te doen. Sterker nog: dat is reden om meer te doen.

De voorzitter:

Mevrouw Simons ziet af van haar vraag, volgens mij omdat mevrouw Westerveld dezelfde vraag stelde. Dat herinner ik mij ook nog uit coronadebatten. Dan geef ik het woord aan de heer Van Menen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Er zijn al een heleboel vragen gesteld die ik me ook had voorgenomen te stellen, maar er blijven altijd nog vragen over. Natuurlijk is het heel goed dat er gewerkt wordt aan het terugdringen van het lerarentekort, want dat zit hier natuurlijk ook achter. Dat ben ik op zich eens met de Partij van de Arbeid, zij het dat ik het iets minder zuur breng. Mijn oproep is dus vooral om het regeerakkoord uit te gaan voeren. Ik ben ook blij met de andere maatregelen die hier al ter sprake zijn gekomen.

De voorzitter:

En uw vraag aan de minister?

De heer Van Meenen (D66):

Mijn vraag aan de minister is de volgende. Kijk, de leerlingen worden ook getroffen. De leraren worden getroffen, maar ook de leerlingen. Hun hart bloedt ongetwijfeld voor hen. We hebben het recent gehad over hoe we de examens goed kunnen laten verlopen. Mijn vraag gaat over de overgang naar het voortgezet onderwijs. Is de minister nu doende om met scholen in gesprek te gaan, juist over die groepen 8, die brede brugklassen en dat kansrijk adviseren? Hoe staat het daarmee? Gaan we daar echt tastbare resultaten van zien? Want ik denk dat dat heel hard nodig is.

Minister Wiersma:

Dank voor die vraag. "De heer De Hoop" en "zuur" gaan voor mij niet samen, maar ik weet dat de heer Van Meenen het ook niet zo bedoelt. Ik zag het als een zorg, die ik zelf ook heb. Dus daar gaan we gebroederlijk proberen de schouders onder te zetten.

Het specifieke punt van de overgang naar het voortgezet onderwijs is een terecht punt. We hebben in ieder geval mogelijk gemaakt dat open dagen ook weer fysiek kunnen. Dat is één. We hebben een aantal maatregelen genomen voor de eindexamens. Daar hebben het hier in de Kamer eerder over gehad. Dat is twee. Ook is vandaag in de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de doorstroomtoets aangenomen. Dat is eigenlijk de eindtoets — sommigen kennen het als Cito-toets — maar dat wordt straks de doorstroomtoets. Die zorgt ervoor dat iedereen zich op eenzelfde moment aanmeldt voor het voortgezet onderwijs, zodat het niet kan zijn dat je later een bijstelling in je advies krijgt maar je de school van keuze dan al kwijt bent.

De punten die de heer Van Meenen noemt, zijn soms heel nadrukkelijk onderdeel van het regeerakkoord, soms van het Nationaal Programma Onderwijs. Die twee wil ik juist bij elkaar brengen. Dan zijn we niet op twee verschillende panelen iets aan het proberen, maar proberen we met slagkracht iets te bereiken waardoor het én voor de kwaliteit én voor de kansengelijkheid beter is. Maar goed, dat zijn wel containers waar je op zichzelf nog niet meteen van weet: waar gaan we dan naartoe? Dat is precies waarom ik het met het onderwijs concreet maak, zodat ik het op korte termijn in de Kamer wel concreet kan laten zien. Ik kan dan ook uw suggesties ontvangen om het nog beter te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik dank de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van harte voor zijn aanwezigheid hier. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en dan gaan we daarna stemmen.

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.01 uur geschorst.

Naar boven