24 Eindrapport onderzoek naar de toepassing van artikel 13b Opiumwet

Aan de orde is het tweeminutendebat Eindrapport over het onderzoek naar de toepassing van artikel 13b Opiumwet (34763, nr. 16).

De voorzitter:

Thans is aan de orde het tweeminutendebat Eindrapport over het onderzoek naar de toepassing van artikel 13b Opiumwet. Wij hebben drie sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is de heer Van Nispen van de fractie van de SP. Het woord is aan hem.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het sluiten van een woning is een buitengewoon ingrijpend middel. Dat kan alleen als er écht wat aan de hand. Als er volop gedeald wordt in een woning, als er sprake is van ernstige overlast voor de buurt of als bijvoorbeeld gebruikers de deur platlopen, natuurlijk, dan doe je dat. Dat was de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever, maar in de praktijk pakt het echt heel anders uit. Dat blijkt ook uit het onderzoeksrapport, de evaluatie. Dat leidt tot schrijnende situaties, zelfs zo schrijnend dat de maatregel niet meer in verhouding staat tot de geconstateerde overtreding in heel veel gevallen. Er zijn huisuitzettingen van gezinnen met kinderen voor minimale aangetroffen hoeveelheden, zonder waarschuwing et cetera.

Het is een lokale afweging, maar ik vind dat wij ons er niet al te makkelijk van af kunnen maken als we constateren dat het maatwerk zoek is en dat de wet niet gebruikt wordt zoals we die bedoeld hadden. We kunnen natuurlijk de wet afschaffen. We kunnen de wet aanpassen, maar we moeten er in ieder geval voor zorgen dat er op de korte termijn iets gaat veranderen. Daarom dien ik de volgende motie in samen met de heer Sneller van D66.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de jurisprudentie en evaluatie van artikel 13b Opiumwet ("Wet Damocles") volgt dat meer maatwerk geleverd moet worden bij de toepassing van de bevoegdheid tot het sluiten van panden en woningen;

overwegende dat dit maatwerk in ieder geval vraagt om het nadrukkelijk afwegen van de gevolgen voor betrokkenen (in het bijzonder voor minderjarige kinderen) en de hoeveelheid drugs voordat wordt overgegaan tot het sluiten van een pand;

overwegende dat om de proportionaliteit van sluiting als sanctie te borgen ook de verwachte effectiviteit van minder vergaande maatregelen expliciet dient te worden afgewogen en dat voor sluiting vrijwel altijd een waarschuwing (desnoods als last onder dwangsom) dient te worden gegeven;

overwegende dat de wetgever de sluitingsbevoegdheid als ultimum remedium in het leven heeft geroepen, maar dat in de praktijk sluitingen vaker niet dan wel als ultimum remedium worden ingezet in de strijd tegen drugshandel;

voorts overwegende dat de mate waarin gemeenten maatwerk betrachten sterk verschilt en dat een landelijk kader voor de omgang met de sluitingsbevoegdheid vooralsnog ontbreekt;

verzoekt de regering een landelijk kader op te stellen voor gemeenten om tot een meer uniform beleid ten aanzien van de bevoegdheid om panden te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet te komen in lijn met bovenstaande uitgangspunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Sneller.

Zij krijgt nr. 17 (34763).

Er is een vraag van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Een interessant betoog, meneer Van Nispen. Ik dacht ook: laat ik in dit kader ook nog even reclame maken voor het veiligheidsplan dat de SP een paar weken geleden lanceerde. Een van de punten daarin is namelijk de veiligheid van kwetsbare wijken. Nu is dit bij uitstek een middel waarmee een burgemeester de overlast bij drugspanden, waar niemand naast wil wonen, die niemand in de straat wil hebben, tegen kan gaan, waarmee hij ervoor kan zorgen dat de wijk veilig is. Hoe verhoudt dit voorstel zich dan tot uw eigen plan, waarin u pleit voor het borgen van de veiligheid in kwetsbare wijken?

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel voor de reclame voor het SP-plan. Ik raad dat iedereen aan. Dat is inderdaad een uitstekend plan, waarin wij pleiten voor veilige buurten. Maar mevrouw Michon kent ook dat voorbeeld van die autistische man van 43 jaar die 5 gram aanwezig had in zijn woning. Dat was geen drugspand. Zonder waarschuwing werd zijn woning gesloten en die man stond op straat. Daar is niemand bij geholpen, de buurt al helemaal niet. Die schiet daar helemaal niks mee op. Gezinnen met kinderen komen op straat te staan, moeten hun huis uit, waar helemaal niet gedeald wordt, waar helemaal geen sprake is van overlast. Mevrouw Michon heeft in de kern gelijk dat die Wet Damocles goed kan zijn en dat die, indien goed toegepast, kan zorgen voor het wegnemen van overlast in buurten, maar in heel veel situaties gaat het mis in de uitvoering. Daar proberen wij de vinger op te leggen. Ik denk dat mevrouw Michon dat eigenlijk ook wel weet.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nu gaat de heer Van Nispen casuïstiek aanhalen waarom deze wet niet deugt, terwijl de kern van de wet juist is dat het maatwerk is en proportioneel moet zijn. Dat kan ook getoetst worden door de rechter. Als de burgemeester daar te ver in gaat, wordt hij door de rechter op de vingers getikt. Ik zou dus echt aan de heer Van Nispen willen vragen om dat lokale primaat hier hoogtij te laten vieren en niet via de Kamer zo'n belangrijk middel voor de burgemeester de nek om te draaien.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben echt uiterst verbaasd, want dit is precies niet wat we hier doen. We draaien dat middel niet de nek om. Er is een evaluatie — misschien heeft mevrouw Michon die niet gelezen — waarin staat dat het juist niet leidt tot maatwerk, dat het middel te vaak niet proportioneel wordt toegepast. Daar hebben we een uitgebreid schriftelijk overleg over gehad. De minister zegt eigenlijk dat ze het allemaal lokaal laat. Dat is blijkbaar een beetje het standpunt van de VVD. Als je geen casuïstiek erbij haalt, dan ben je dus blind voor wat er in de praktijk gebeurt. Volgens mij is dat het domste wat we kunnen doen. Dat is precies wat we wel moeten doen. Zorg nou voor maatwerk. Als wij ons hier in het nationale parlement niet met een nationale wet mogen bemoeien — het is artikel 13b van de Opiumwet — dan weet ik niet wat we hier wel doen. We hebben toch wel wat geleerd van onder andere de toeslagenaffaire?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Michon-Derkzen van de fractie van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Voordat ik aan mijn betoog begin, wil ik zeggen dat ik het ongemakkelijk vind dat de heer Van Nispen hier de toeslagenaffaire noemt. Dat is namelijk van een volstrekt andere orde dan waar we het hier over hebben. Ik zeg hier dat ik vind dat je juist burgemeesters in staat moet stellen om dat maatwerk te leveren en dat de Kamer een terughoudende rol heeft. Er wordt mij dan verweten dat ik geen oog heb voor de toeslagenaffaire. Daar neem ik echt afstand van.

Voorzitter. Niemand wil in een straat wonen waar een drugspand staat. Je wilt al helemaal niet dat je buurman in zijn huis drugs produceert en dealt. Om dit aan te pakken, bestaat artikel 13b van de Opiumwet. Bij deze Wet Damocles zijn maatwerk en proportionaliteit zeer van belang. De Wet Damocles is voor lokale bestuurders, voor burgemeesters, een effectief instrument gebleken. Zij hebben dat gewoon hard nodig. Ik onderstreep hier nog maar eens dat het gaat om maatwerk en proportionaliteit. Dat zei ik net al.

Voorzitter. We kunnen de georganiseerde drugscriminaliteit niet alleen met het strafrecht aanpakken. Bestuursrechtelijke middelen zijn noodzakelijk, en die hebben we ook. Dat zie je bijvoorbeeld bij de Wet Bibob, die effectiever wordt. Het wetsvoorstel moeten we wat mij betreft zo snel mogelijk hier plenair behandelen. Maar is er meer nodig? Hoe helpen wij vanuit dit huis de burgemeesters die deze drugscriminaliteit dag in, dag uit aankijken?

Ik heb daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bestuurlijke instrumenten zoals de Wet Damocles en de Wet Bibob een belangrijke bijdrage leveren in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit;

overwegende dat de toepassing van bestuursrechtelijke instrumenten zoals artikel 13b Opiumwet altijd vraagt om maatwerk en proportionele inzet;

overwegende dat het aan burgemeesters zelf is om te beoordelen of een situatie in hun gemeente vereist dat zij bestuurlijke instrumenten inzetten;

overwegende dat het WODC-onderzoek naar de Wet Damocles concludeert dat het toepassen van de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet effectief is in het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling;

verzoekt de regering in overleg met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) te treden om te onderzoeken of het bestuursrechtelijk instrumentarium van burgemeesters nog toereikend is bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, en de Kamer hierover uiterlijk in mei te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Kuik.

Zij krijgt nr. 18 (34763).

Dank u wel. De laatste spreker aan de zijde van de Kamer is de heer Sneller van de fractie van D66.

De heer Sneller (D66):

"Ik vind het wonderlijk dat we mensen dakloos maken, maar eigenlijk geen idee hebben of dat helpt." Dit zei professor Vols van de Rijksuniversiteit Groningen, die de evaluatie heeft uitgevoerd, dit weekend bij RTV Noord. Daarom heb ik de volgende motie, samen met collega Van Nispen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de evaluatie van artikel 13b Opiumwet ("Wet Damocles") concludeert dat weinig bekend is over de effecten van de toepassing van de bevoegdheid om panden/woningen te sluiten;

overwegende dat deze onduidelijkheid betrekking heeft op de gevolgen voor bewoners van het gesloten pand, omwonenden, de wijk, verhuurders en ondernemers, maar dat ook slechts beperkt zicht bestaat op de mate waarin de sluitingsbevoegdheid bijdraagt aan daadwerkelijk herstel van de openbare orde en de aanpak van drugscriminaliteit;

voorts overwegende dat deze informatie noodzakelijk is om een gedegen oordeel te kunnen vellen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de bevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet;

verzoekt de regering om op korte termijn samen met gemeenten en woningbouwcorporaties een plan van aanpak op te stellen hoe de gevolgen van de Wet Damocles adequaat kunnen worden gemonitord;

verzoekt de regering tevens om een jaar na toezending van dit plan van aanpak te rapporteren aan de Kamer over de effectiviteit van deze wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 19 (34763).

De heer Sneller (D66):

Ik wil nog even kort reflecteren op de discussie over de toeslagenaffaire. Juist de werkgroep van de Raad van State die ging over de juridische reflectie, heeft gekeken naar de toepassing van artikel 13b uit de Opiumwet en heeft vervolgens de advocaat-generaal van de Raad van State om voorlichting gevraagd. Vorige week is er uitspraak gedaan in die zaken, juist om de evenredigheidstoetsing voller te maken. Ik ga niet mediëren tussen u beiden, maar de uitspraken van de Raad van State van vorige week nemen wel degelijk een nieuwe afslag. Ze zijn wel degelijk ingegeven door de ervaringen en de marginale toetsing door de bestuursrechter naar aanleiding van de toeslagenaffaire.

De voorzitter:

Maar over die affaire praten we nog wel een andere keer verder. Kan het heel kort, mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, één afsluitende opmerking. Ik ben ook zeer te spreken over de afslag die de Raad van State heeft genomen. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Maar het verschil is nu juist dat in deze casus over de Wet Damocles de omwonenden de slachtoffers zijn. De omwonenden van het pand waar drugs gedeald wordt, zijn de slachtoffers.

De voorzitter:

Oké. Helder.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat is wat mij betreft het grote verschil met de toeslagenaffaire.

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Michon ziet dan wat slachtoffers over het hoofd. Die wonen nu op een camping.

De voorzitter:

Tot zover. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Ik stel voor dat ik meteen tot de moties overga. We hebben nog een lange middag en dit was een overzichtelijk debat met overzichtelijke moties.

De motie op stuk nr. 17, van de SP, ga ik ontraden. Artikel 13b van de Opiumwet ziet op een bevoegdheid van de burgemeester en daarmee gaat de burgemeester over het gemeentelijk beleid. Wij kunnen daar vanuit hier dus niet in gaan treden. Voor de burgemeester blijft de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet altijd een afweging tussen enerzijds het belang van het stoppen van drugsovertredingen en het voorkomen van herhaling en anderzijds de gevolgen voor betrokkenen. Dat werd net ook genoemd in het onderlinge debat. Het kan gebeuren dat een drugsovertreding dermate ernstig is dat een waarschuwing of een last onder dwangsom niet volstaat en er direct moet worden overgegaan tot sluiting. De burgemeester zal dat dan in het besluit goed moeten motiveren.

Voorzitter. De recente uitspraak van de Raad van State laat zien dat bestuursrechters meer indringend de evenredigheidstoets zullen uitvoeren. Het advies van de staatsraden van juli jongstleden gaf daar al goede aanknopingspunten voor en daar heeft mijn ambtsvoorganger ook met de burgemeesters over gesproken. Het aandachtspunt is in die zin dus helder en is ook besproken. Zoals u in de beleidsreactie heeft kunnen lezen, is reeds door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een stappenplan opgesteld voor de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet. Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het WODC-onderzoek en conform de beleidsreactie wordt het ook aangepast.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Gelukkig slaat de minister een iets andere toon aan dan de woordvoerder van de VVD-fractie. Uit het feit dat de rechters het kennelijk nodig achten om een strengere koers te varen, kunnen we toch afleiden dat er iets niet goed ging? Als er geen probleem was, als er prima maatwerk was en als het allemaal proportioneel gebeurde, conform de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever, dan had de rechter dit ook niet hoeven corrigeren en die nieuwe lijn uit hoeven stippelen.

Ik vind het jammer dat de minister de motie ontraadt, want eigenlijk gaan we achteroverleunen tot het lokale bestuur in al die gevallen door de rechter gecorrigeerd wordt. Ik zeg: wijzig de wet en leg duidelijk vast wat de bedoeling is van de wetgever óf, en met deze motie gaan we eigenlijk een stap minder ver, kom met een duidelijk kader om te laten zien hoe wij als wetgever die wet bedoeld hebben. Kom met meer maatwerk, meer proportionaliteit en waarschuw in de gevallen waar het kan. Als er echt gedeald wordt en er overlast is, dan moet je natuurlijk sluiten. Daar is geen enkel misverstand over. Maar in al die andere gevallen is een waarschuwing meer op zijn plaats. Zo'n kader zou daarin kunnen voorzien.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat we op deze manier die goede voorbeelden met elkaar delen en een vorm van een kader meegeven, maar anders dan de heer Van Nispen bedoelt. Volgens mij is dat ontzettend belangrijk. Ik heb de lokale praktijk in mijn vroegere werk gezien. Ik weet dat er lokaal inderdaad heel veel maatwerk wordt toegepast en op een hele goede manier. We hebben het hier eigenlijk helemaal niet gehad over hoe bijvoorbeeld de zorg is aangehaakt bij de hele keten. Wellicht heeft u dat met mijn voorganger in het debat hierover wel besproken. Het gebeurt niet vaak dat een burgemeester zomaar zegt: ik ga nu sluiten. Het is goed om daarvan te leren hoe het maatwerk eruitziet, maar laten we dat niet vanuit hier helemaal inkleuren. Ik hoop dat de heer Van Nispen met dit antwoord in ieder geval ziet dat we die stappen op een andere manier zetten. Ik ontraad deze motie, in de vorm waarin zij is opgesteld, maar ik denk dat we naar vergelijkbare elementen op zoek zijn.

De tweede motie, de motie op stuk nr. 18, is van de VVD. Ze verzoekt de regering in overleg te treden met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters om te onderzoeken of het bestuursrechtelijk instrumentarium van burgemeesters nog toereikend is bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, en de Kamer hierover uiterlijk in mei te informeren. Dat zal ik doen. Dat is dus oordeel Kamer.

Dan heb ik hier nog één motie van de heren Sneller en Van Nispen, op stuk nr. 19. Zij vragen de regering om samen met gemeenten en woningbouwcorporaties een plan van aanpak op te stellen hoe de gevolgen van deze wet adequaat kunnen worden gemonitord, en om een jaar na toezending van dit plan van aanpak aan de Kamer te rapporteren over de effectiviteit van deze wet. Deze motie geef ik oordeel Kamer. Ik denk dat ik daar niet veel meer over hoef uit te leggen; ik moet gewoon aan de slag daarmee.

De voorzitter:

Heel goed! Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de moties. Ik schors een enkel ogenblik en dan gaan we door met het debat over de zelfdoding van een undercoveragent.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven